WAT ZUILEN Wl] ERBIJ ETEN WIJ LEEREN SCHAKEN mkAfi 1 P Smakelijke toevoegingen „DOE HET MET CITROENEN" UIT DE OUDE DOOS Het Pat mpp gpp jgpp p 'Nen ouwerwetschen propmiddag mm mm m I m, mtum wm mm Verzorging van onze handen in nu ill ZONDAG 5 JULI 1936 r Het meest practische schoonheids middel. En zoo eenvoudig als men zich maar denken dan Een dichterlijke ontboezeming over het schaakmat HP mm m wm. W/. Q aa m «a inp ^iip lijf w$m éPê w,ro§ i« m M I HUi HP HP Wm mmmfel BRABANTSCHE BRIEVEN Ter eere van den verjaardag van den Joost Ill llllllllll I III IIIII f 1111 lllllllllll III II1111111II111111 llll III Mil 111 III II Mil II Mill III! Ill 111 Mill I Mil 111 III III III III III IIIIIIIM llllll IMI III 111 II III I llllll IIIM III lllllllll IIIIIIIIIIIIIII1I1IIIIII llllllll llllll Mill Mil III II III I 111 III III llllll IIIIIMM IN IIMIM HIM I Evenmin als wij alle stukken uit onze gar derobe maar lukraak bij elkander kunnen dragen met succes, evenmin kunnen wij alle gerechten, restanten of versche etenswaren succesvol bij elkaar opdienen. De huisvrouw, die uitgestudeerd is in rest- verwerking, is bij wijze van spreken haar ge wicht in goud waard in deze dagen! Menige mislukte maaltijd is precies een fa milie, waarvan alle leden afzonderlijk best ge nietbaar zijn, maar allen tezamen een beetje zwaar op de maag liggen, omdat zij onder ling niet harmonieeren. Natuurlijk kunt gij gebakken aardappelen bij gekookte visch geven, maar het smaakt niet zoo goed als gekookte aardappelen. Gij kunt bij een broodpudding, als ge geen wijnsaus wilt opdienen, limonadesaus geven, maar een warme vanillesaus .smaakt er on eindig beter bij. Wanneer wij preisoep geven, dan kan daar na geen koude sla met prei aangemaakt volgen. Na machtig, vet eten als gebakken spek met boonen of stamppot geven wij geen vetten pannekoek. maar iets frisch, bv. rabarber. Ten gerieve van de huisvrouw, die niet uit blinkt in het bedenken en toepassen van de juiste aanvulling bij bepaald vleesch of bepaal de groente, geven wij hieronder een lijstje van smakelijke combinaties: Bij soepvleesch (al of niet uitgetrokken) ge ven wij: selderijsaus, mosterdsaus of uiensaus met wortelen. Ansjovisbroodjes worden opgediend met hal ve hardgekookte eieren. Een restant droge rijst bakken wij op met uien en kaantjes. Is het maar een klein beetje, dan vullen wij er tomaten mede na de rijst vermengd te heb ben met geraspte kaaskorstjes. Bij gebakken lever geven wij spinazie. Dienen wij spinazie met spiegeleieren op zonder vleeschgerecht, dan geven wij bruine boter daarbjj. By ham (warme gekookte of gerookte co mestibles) geven wy tuinboonen of rauwe sla. Smakeiyk is ook een rand van .spinazie met gesnipperde gerookte ham in het midden. Bij vleesch-uit-blik past tomatensaus met witte boonen. Bij ossenvleesch eten wij bij voorkeur groene groenten als andyvie, stoofsla, raapstelen enz., terwijl de fynere smaak van de bloemkool en de zoete smaak van worteltjes, peultjes en dop erwten beter passen by wit vleesch. Bij gestoofde pruimen wordt veelal droge ryst opgediend en by rabarber een dikke va- nillevla of zoete rystebry (koud). Bij schapebout worden kleine St. Jansuitjes meegebraden. Wentelteefjes zyn veel smakelyker met een weinig geraspte citroenschil. Aangelengde gemberstroop als saus bij droge lijst of by een brood- of bitterkoekjespudding vormt een aangename variatie op een over bekend gerecht. Gekookte visch met kaassaus en harde eie ren met kerriesaus worden veelal door de huis- genooten zeer op prijs gesteld. Het is weer eens iets anders dan gewone ge smolten boter of zoo maar een gebakken ei. Roerei vermengen wij met gehakte peterselie of gesnipperde ham of spek of geraspte kaas, aspergepunten of garnalen. Gebakken ryst- en griesmeelkoekjes winnen aanmerkelijk aan smakelijkheid door het toe voegen van een klein kluitje jam of marme lade. - Het hier vermelde is niets nieuws, het is slechts een opsomming van smakelijke toevoe gingen die het dagelyksch menu ten goede ko men. Ons artikel „Doe het met citroenen", waar in de citroen als een natuurlyk en uiterst onschadelijk schoonheidsmiddel en by uitstek gezond tevens, werd aangeduid, heeft volop de belangstelling gevonden, welke het verdiende. In Amerika weet men de eigen- schappen van den citroen hoogelyk te waar- deeren en de practische vrouw, huisvrouw of niet, verstaat de kunst er partij van te trek ken. Ons bereikten eenige vragen, waarvan de beantwoording in onderstaande nadere aan duidingen is neergelegd. Voor de verzorging van de huid gebruike men gelijke deeien glycerine en citroensap. Men be- schouwe dit meer als een massage-middel dan als een soort vloeibare zeep, al heeft zeer zeker tevens een reiniging van de huid volkomen plaats. Men vermen- ge eenigie lepeltjes citroensap met een gelijk aantal lepeltjes glycerine, wat gemakkelijk in een fleschje of potje kan wor den bewaard, en voor het ge bruik gereed gehouden. Men kan natuurlyk ook méér nemen dan een paar lepeltjes: als het maar gelyke deelen zijn. Het spreekt wel vanzelf, dat men goed doet te zorgen voor ge regelde verversching, zoodat niet teveel ineens moet worden gemaakt. Ook houde men alles zuiver en stofvrij. Voor de handen, die met al lerlei huishoudelijken arbeid in aanraking komen, hebbe men altijd in keuken en badkamer een halven citroen gereed lig gen. Dit wil geenszins zeggen, dat men telkens als men zich de handen reinigt, een nieuwen halven citroen of 'n deel daar van nemen moet. Men legge een halven citroen gereed om telkens als dit by het reinigen der handen noodig is, de nut tige werking van het citroen sap, van de vrucht zelf, het sap dus, of van de schil met altijd eenig vleesch er aan, aan de handen en vooral aan de vin gers te kunnen doen onder gaan. Men ziet zelf wel, wan neer verversching van den hal ven citroen of van het citroen partje of van wat van de vrucht overbleef, gewenscht is. De on dervinding is ook hier de moe der van alle wijsheid. Zomerjapon van donkerblauw met bonte bouquetten be drukte crêpe de chine. Twee breede platte lussen, met een bloem van de stof afgewerkt, vormen de versiering van van een zachten tandenborstel, de taille citroensap en frisch water Voor de verzorging van de tanden maken men gebruik om na te spoelen. Het is echter noodig, dat men daarom goede tandpasta of tandcrême of tandpoeder met een har den tandenborstel geenszins geheel achter wege laat. Men passé bij de gewone tanden- borstelpractijk een behandeling met citroensap toe. Hiervoor kan men een citroenpartje ge reed hebben liggen. Het behoeft wel geen be toog, dat men het citroenpart bestemd voor in wrijven der handen niet moet gebruiken ook voor de tandverzorging. Wel kan het partje of de halve citroen, wanneer dit voor de tanden niet al te veel sap meer geeft, worden aange wend voor huidinwrijving (en inwryving van de nagelranden en zwarte vingers of zwart- met-groeven-dreigende vingers) Nogeens: het gebruik zelf leert hier heel veel, zoo niet alles. Men houde den citroen in eere én zooveel mogelijk bij de hand. Het is een natuurlyk schoonheids- en gezondheidsmiddel, dat te weinig wordt gewaardeerd, misschien wel omdat het niet voldoende gekend was. We mo gen eens lachen als een of andere filmster met haar beide elleboogpunten in een paar halve citroenen zit, maar het is toch zoo gek r.iec. Ruwe ellebogen worden zacht en sJaaf door alweer den citroen er aan te pas te brengen op de zooeven genoemde wyze. Geloof maar gerust, dat heel wat schoonheden, filmsterren of niet, rijkelyk, maar niettemin met verstand (natuur lyk!) de eigenschappen van den citroen, voor uitwendig gebruik, weten te waardeeren. Dat we hier zeggen, „voor uitwendig gebruik", wil niet zeggen, dat we iets op het inwendig ge bruik zouden willen aanmerken. Integendeel! Het is alleen maar, dat men nog te weinig van het uitwendig gebruik wist. Blijkens correspon dentie, die we ontvingen, zal hierin nu wel ver andering komen. Veel succes met dit geschenk van de natuur! Men zegt dat de edele Palameed Het eerst dit spel bedacht, Waarbij men krijgsmanslagen smeedt En toch geen vyand slacht. Een spel dat overleg en list En kunst in zich bevat, Terwyl de zege wordt beslist Door 't juichende schaakmat. Want dan, als op het houten veld De Koning weerloos staat, Als hem des vijands stout geweld Geen plaats tot aftocht laat. Als zich geen helper meer vertoont Van allen, die hy had. Dan is de zegepraal bekroond En hij, hij is schaakmat. Manhaftig rukt van eiken kant De stryd'bre heirkracht op. Elk biedt den kloeksten tegenstand En voert zyn kunst ten top. Men peinst en loert en mikt en treft, Op iederen zet gevat, En dekt zich, daar hij 't wee beseft Van 't zoo geducht schaakmat. Zoo rukken paard, pion, kasteel En raadsheer dapper aan, De koningin neemt ook haar deel In 't kampen op die baan. Lang worstelt elk en manoeuvreert En geeft noch kans noch vat, Totdat de slimste triomfeert En juichend roept: schaakmat. Schaakmat, o ijzingwekkend woord Van akelig bang geluid. Voor hem, die 't, overwonnen, hoort, Die 't in zyn voorspoed stuit! Daar ligt nu 't fijn gesponnen plan, Zoo lustig aangevat. Hy is verschalkt, niets komt er van, Door 't schromelyk schaakmat. Aardig zomerjaponnetje van wit met zwart bedrukte cloquéstof. Halsafwerking van zwart bandfluweel in een platten strik gelegd, waarvan de uiteinden lussen vormen, die elkander dakpansgewijze bedekken En toch, mijn vriend, is 't hier beneen Niet alles zulk een spel? Men lache en springe, of klage en ween', Men spele slecht of wel, Van d' eersten man tot d' armsten rot. Dien 't wereldrond bevat. De heer en knecht, en wijz' en zot, 't Wordt alles eens schaakmat. Toen Alexander 't koene plan Der aardbeheersching spon, Toen waarlijk dacht die dwaze man, Dat hij het spel gewon. Toen greep een kille koorts hem aan En hoeveel moed hy had, Daar lag de trotschaard, 't was gedaan: Opeens was hy schaakmat. De wyze, die in 't onderzoek Der letteren vaster speelt, En bij 't geschryf van boek op boek, Zich reeds al wys verbeeldt. Ontmoet een vraagstuk, dat zyn brein, Hoe scherp, toch niet bevat. Wat wysheids-schaker hij mocht zijn, Daar zit hy nu schaakmat. De maagd, dïe fier den min trotseert En eiken aanval tart, Van 't knaapje, dat het al regeert, Ja zelfs dien schaker smart, Verliest toch eindelijk haar spel, Wat fierheid zij bezat. Cupido mikt en treft zoo wel, Zij mint en is schaakmat. Of kroont geluk ons overleg, Dan komt die koude man, Die, wat men spottend van hem zegg', Toch ernstig schaken kan: Hij draalt niet lang en heeft terstond Het juiste stuk gevat. En helpt geen plan, geen slimme vond, 't Is aanstonds maar schaakmat. Doch hij, die, als de nood genaakt, Niet voor die neêrlaag beeft, En, hoe of waar hy heeft geschaakt, Zich niet te schamen heeft. Legt zich nog eens blijmoedig neer Op 't bord, waarvoor hij zat. Want, waar hy komt speelt niemand meer, Daar kent men geen schaakmat. In de vorige serie lessen zijn de volgende on derwerpen behandeld: 't spel en bord, waarde en gang der stukken, rochade, schaa.sr geven en schaak opheffen, het mat en in de twee laatste rubrieken werden twee vormer van remise besproken, te weten: remise door voort durend schaak en remise door het d iemaa' herhalen van een reeks zetten. De interessantste en vaak verrassende vorm van remise is het pat. Een party is pat als de aan den zet zynde speler, wiens koning niet schaak staat, geen stuk kan verzetten zonder zyn eigen koning in schaak te brengen Dat is nooit geoorloofd. Dus is deze speler in de on mogelijkheid om een zet te doen, waardoor de party dan onbeslist of remise is. Hier volgt de eenvoudigste patstand. abcde fgh Het is duidelijk, dat zwart die aan zet is, geen zet kan doen, zonder zijn eigen koning in schaak te brengen. Als wit aan zet was. dan zou wit gemakkelijk winnen door Kd6 of K16 te spelen. Bijv. 1. Kd6, Kf7; 2. Kd7 en niets kan wit thans beletten door promotie vaa den pion op e8 een dame te halen en te winnen. In den hier volgenden stand is het spel, in dien zwart aan zet is, eveneens remise door pat. Noch de zwarte koning, noch de vier ge pende officieren kunnen verzet worden, zonder den eigen koning in schaak te brengen. bede fgh Zoodra een speler tot het besef komt, dat zyn spel niet meer te winnen is, moet hij trachten een uitweg te vinden door het spel remise te houden. In het volgende fraaie eindspel van een be roemden Spaanschen eindspel-componist wordt aangetoond, hoe een schijnbaar verloren partij door pat remise wordt gehouden. H. RINCK, Barcelona. Wit begint en maakt remise. De oplossing luidt: 1. Kf2g3, h7b5. 2. e2e4. Khlgl. Gedwongen. Speelt zwart d6d5 dan slaat wit door e4xd5 den pion en 'oopt de witte pion door naar de 8ste iyn om e promoveeren. 3. e4e5, d6ve5 en wit staat pat. JOS. DUVERGé, Amsterdam r/-wr, vw. '/m*. abcde fgh In bovenstaanden stand staat zwart pat; maar niet zwart doch wit is aan zet. Doet wit nu een afwachtenaen tempozet, dan is het spel remise. Wit kan echter in twee zetten den zwarten koning mat zetten. Maar hoe? Willen de lezers dit vraagstukje zelf oplossen? Het is noodzakelijk, het pat, waarin zwart zich be vindt, door den eersten zet op te heffen (De volgende week wordt de oplossing medege deeld. Men zende geen oplossingen in). Er zyn nog eenige vormen van remise te vermelden. Wanneer de twee koningen zonder meer overblijven, is het spel natuurlyk remise. Ook indien een der koningen slechts door een paard of een raadsheer ondersteund wordt. Zelfs als een der spelers twee paarden ter beschikking heeft, is de partij remise, als de ontbloote ko ning de juiste vluchtvelden kiest. Ten slotte nog een theoretische bepaling, die is genomen om misbruiken te voorkomen. Een partij is remise, indien een speler bewijst, dat 50 zetten van weerskanten zijn gespeeld, zonder dat een stuk is genomen of zonder dat een pion is vooruitgezet. Indien er geen kans op winst of remise is, geve men de party op. Sportief jegens de te genpartij Er rest nog te vermelden, dat bij wedstryden de winnaar van een party met één punt be loond wordt. Wordt de partij remise, dan gaat de puntenlyst van beide spelers i/2 pur.t voor uit. bede fgh Goed onderhouden handen zyn een van de eerste vereischten voor de werkende vrouw. Zoowel de verkoopster als de typiste moet tegenwoordig een welverzorgd uiterlijk vertoonen, wil zij kans van slagen hebben. Dit wil niet zeggen, dat het uiterlijk van meer belang is dan de kundigheden, doch mee tellen doet het zeker. De benoodigdheden zijn niet kostbaar. Een goede buigzame nagelvijl met een rond einde, liefst van been, in ieder geval niet van metaal, aan een zijde afgeplat, nagelhoutje, watten, nagelschuurpapier, vaseline en water- stofperoxyde. Nagels mogen niet worden geknipt met een schaartje, doch moeten steeds worden byge- vijid, wil men een goeden vorm verkrijgen. Het maantje op den nagel komt mooi te zien, wanneer men met den nagel van de andere hand het randje terugduwt. De juiste vorm van de nagels is ovaalrond. Wanneer men een heel vuil werkje te ver richten heeft, dan verdient het aanbeveling, de nagels in zachtezeep te zetten, zoodat er geen vuil onder de nagels kan komen, daar de zeep dit belet. Men kan de nagels polijsten of lakken. Met het laatste moet men voorzichtig zyn, want hard glimmende nagels zien er al spoedig een tikje ordinair uit. Meniex, Ota den Joost te plazieren, ge kent 'm, dat weduwman- neke uit Oosterhout, reiziger op de fiets in worsterijen en aanverwanten, om hum dan te plazie ren, zou de propclub vorigen Zondag niet gaan schieten. In plek daarvan, zouwen we 'nen middag feestelyk proppen, ter eere van den Joost zynen verjaardag. Vijfen vijftig wierd ie, deuzen, al dertig jaren onge slagen weareldkampioenWat nog al Iets zeg gen wil op den dag van vandaag, nou geenen Zondag meer passeert zonder 'n stuk of tien nieuwe weareldrecordsDen Joost schijnt in dertijd dan ook nie gevochten te hebben veur éen of twee tienden van 'n secondeke, hy hakte geen splinterke, hy hakte heele spaan ders af. Van 't ouwe record liet ie nie veul anders over, dan 'n zooike brandhout! En 't geheim van zyn taaie, onverwoestbare kam pioenschap zal 'm wel zitten in 't feit, dat den Joost 'nen gebóren en geenen opgefókten sportman was! Daar is veul, hemelsbreed verschil, tusschen de van God gegeven eigenschappen en talen ten en die welke door den mensch worden op gekweekt. 't Verschil is zóó groot, dat de menschen van deuze kunstmatige weareld, waarin veur God en zyn Natuur haast geen plek meer overbleef, zelfs vyandig staan teu- genover 't aangeborene; teugenover het deur God aangewezene. Training! Alles training, da's 'n soortement van nieuw geloof. 't Robuste van de Schepping zelve, da's te écht veur de moderne namaak! Training! Training van 't lichaam en trai ning van den geest. Training van de spieren en training van de harsens. Zie maar in de kranten van deuze zomer dagen. Kolommen van examens. Kolommen van gebroken records. Of dat allegaar athleten zijn? Athleten van geest, athleten van spieren? Allez! Veur bekaans 100 pCt. is 't materiaal waar van op 'nen goeien dag den een of anderen „Joost" brandhout hakt! Training! 't Is d' uitkomst veur de middelmatigheid Sterker: 't is de kroning van de middelmatig heid! Waaruit 'nen „Joost" z'n eigen zoo moei zaam ontworstelt. Want hy vecht nie veur 'n „record" alleen! Hy vecht meteen teugen de heele weareld van de middelmatighedens. Dat leste doet ie er dan meteen „efkens" by! Maarr't zijn kearels van staal, zulke „Joosten", gehard in 't vuur van de hel, die de middelmatige duvels zoo heet kunnen sto ken. Gehard ook in de bloedstremmende kou, die van 't egoisme en den wangunst der mid delmatigheid uitgaat. Maar den Joost! 'k Heb alty 'n warm plekske in m'n hart, veur deuzen eenzamen kearel, die van dag tot dag van 't eene naar 't andere durp trekt, op z'n ouwe, piepende fietske, dat nie veul méér woerd is, dan den belastingpenning, die er mee 'n touwke aanbungelt. 'k Heb altij compassie mee 'm, al zou 'k hum dat nie geren laten merken. Want 't is 'n yzerhard, 'n stalen keareltje, gehard deur 't „leven" eigens, ïyk wy de heete afgunst en de kouwe trouweloos heid van onzen evennaaste noemen. En by zul- ken, als zoo'nen Joost, mot ge nie mee kui smoesjes aankomen! Hy was dan jarig, wa 'k goed onthouwen had, daar zijnen jaardag geiyk valt met eenen, die 'k nie vergeten kan „Fielp" had ik gezeed van de week: „Zus- en zoo en convoceert den Joost." ,,'t Zou poddome tijd worren ook," vond den Fielp. „Dat den Joost verjaart, Fielp?" „Neeë, dat er weer 's gepropt wordt! Juilie mee oew schietrommel, ge leert oew proppen er eelegaar mee haf!" „Nie vergeten, Fielp!" „VergetenBen ik zoo vergeethachtig soms? 'k Zal 'm subiet convlecureeren!" En toen den Joost Zondagmiddag kwam aan gestampt, toen wapperde uit de „Gouwen Koei" de vlag! Op z'n plaats aan 't tafeltje stond al 'n ijskoud kruikske dubbel gerste en 'n pakske mee tien dure sigaren ernaast. „Wa 's hier te doen," zoo kwam ie binnen en onderwijle schoof ie 't bolhoedeke op den kraag van z'n jaske en veegde z'n veurhoofd droog. „Ge zy toch jarig," zee den Jaan, die altij bly is, als ie denkt veur 'n ander 'n nieuwke te hebben. Den Joost vergat efkens mee z'nen zakdoek te vrijven, hy hield 'm efkens op één plek van z'nen kop, sjuust of ie daarop gevallen was, en toen hakkelde-n-ie: „jijja.... jarig?? Eh eh den hoevelsten is 't van daag?" „Den achtentwinstige," kwekte den Jaan, die weer bly was. Langzaam, langzaam begost den Joost te lachen. Op de manier, zooals de zon wel 'ns deur 'n wolkske komt schijnen, zoo begost den lach te glanzen over den Joost zijnen donke ren kop. „Vrek, guilie hebt gelijk," zee-t-ie ein- delyk. Toen wierd ie geïnstalleerd als 'nen nieuwen burgemeester achter z'n kruikske bier en z'n sigaren. Den Fielp stond op. 'n Feest zonder toe spraak is by den Fielp proppen zonder piek! „Joost," begon ie: „jubilaris, 't Is wel 'n bietje de homgekeerde weareld hom den jubi laris by de feestcommissie te laten komen, in plak dat de feestcommissie naar jou toekwam, maar de kwetsie is deus: wy wouwen van deus gelegenheid gebruik maken, hom weer 'nen keer te proppen. Die ufters, die hamper 'nen haas van 'nen eer kunnen honderscheiën den ken wel dat ze 's zomers nie oeven te kaarten om by te blijven, maar van zulke heigenwyze hezelsveulens kan ik hok gin menschen maken." Den Blaauwe applaudisseerde veur deuze ge voelige woorden. „Dus Joost, gefieliesierteerdWij uldigen in jou 'n trouwen kameraad, 'nen gèèven spulder en wy open van erte dat ge nog 'n bussel van jaren ier in hons midden, hoew propke komt speulen! Veur de harigëid ebben we tien goeie sigaren veur hoe neergeleed en 'n kruikske duo- bele, schenkt hoew glas nou heerst 'ns vol, suffert, zooow, goed zoo, 't is nie veul maar toch, maar toch „Weinig," riep den Blaauwe. „Sjuust," zee den Fielp: en uit 'n goei art. Joost," den bakker pakte z'n glaske: „Joost! staan juilie 'ns op, lapzwansen! Joost, ik klink mee hoe hop 'n goeie gezondheid, veule jaren, enen ,,'n Zalig uiteinde," zee den Tiest. ,,'n Goej begin," zee den bakker, die 't heft nie uit z'n handen liet nemen. „Joost, nog maals, namens de feestcommissie, santjes en gewitterallesvanEn ik geef, ruiters is troef!" Meteen zat ie de kaarten al te deelen. Onder wijle feliciteerden wy den Joost nog altij, ook al kregen we daar dan eigenlijk de kans nie veur, van den Fielp. Den Blaauwe voelde z'n eigen daardeur ge raakt in z'nen ponteneur. Dus vroeg ie: „Zeg, papzak, as hier 'nen jubilaris is, meug- de gij dan alleen 'n haanspraak ouwen?" „Ik piek," zee den Fielp ijskoud. „Eeft huwhedelhachtbare me nie verstaan?" vroeg den Blaauwe 'n bietje vuil. „Mot nou mee halle geweld deus heerste kaartmiddagske na vyf weken aan stukskes en brokskes gekletst worren, Blaauwe?" vroeg den Fielp. „Motte gy nou mee halle duvelsche geweld hok spietsen? Gaanw dan, nimt oewen haanloop!" ,,'k Was heelegaar nie van plan te spietsen," zee den Blaauwe: ,,'t is maar bij manier van spreken, ee, Fielp?" Eaten juilie 's voldoen, jongens," noodigde den Joost uit. Maar den Fielp schudde zijnen kop en zee: „gin aar op m'n oofd!" „Ok bij manier van spreken," zee den Jaan toen, die na z'n pensioen veul meer durft te zeggen teugen 't Raadslid, dat zoo kaal is als 'n eerpelschaal. „Zwijg, geaktbal," zee den Fielp superieur: „of ik dien 'n bezuinigjngsveurstel in, in den Raad, tot verlaging van salarissen en pen sioenen." Onmiddellyk paste den Jaan a a n en ge dwee zee-t-ie: „borst". „Joost," ging den Fielp toen opgelucht ver der: „wij ebben de zaak homgekeerd, dus wij tracteeren. En nou veur 't lest: piek!" 't Wierd 'nen ouwerwetschen propmiddag, dus eenen mee veul vuile pico's van den Fielp, mee veul plazier en 'nen half-zatten Jaan, die op 't lest docht, dat hij verjaarde. Want toen z'n spichtige Tonia 'm kwam halen, toen be- weerde-n-ie: „Toontje, Toontje toch; 'nen mensch is toch maar ééns in 't jaar jarig!" Als die twee weg waren, dan zee den Joost: „ik zou haast ook wel veur den tweeden keer willen trouwen, maar éenen kwaaien borrel, en ge raakt van den drank af!" (Ge weet, amico, den Joost heeft 'n helleke gehad, mee z'n over- lejen levensgezellin). „En toch...." zee-t-ie. Wij zwegen. Na 'n tydje vroeg den Blaauwe: „ja?" „En tochzee den Joep: „vandaag had ik op visite gemotten." „Is er van datte?" vroeg den Fielp dalyk en hy hield zyn knuist-als-'n-zonsvcrduistering onder den Joost z'n neus, 'n geldtellende be weging makend mee vinger en duim. Den Joost knikte. „Zat," zee-t-ie. „Hoe oud is da kindje?" vroeg den Blaauwe. „Zestig," zee den Joost, maar ik mot zeggen: ze ziet er uit as vijfenzeuventig." „Krom," vroeg den Fielp. „As 'nen hoepel," zee den Joost. ,,'Nen baard?" vroeg ik. ,,'n Gèèf kneveltje," zee den Joost enthousiast. „Dus 'n hander gaat er nie mee haan den aal?" stelde den Fielp vast. „Die rustigheid zou 'k wel hebben," knikte den Joost: „tenzytenzij iemand die heel slecht van gezicht was!" „Ik begrijp 't," peinsde den Fielp hardop, deur 't horreke den weg opturend: „hal aar haantrekkelykheid zit in aren spaarpot." „En moeste gy daar vanmiddag op visite, Joost, bij da da meiske-mee-den-baard?" vroeg den Tiest. Den Joost knikte. „Dus wy hebben oew verloving in de weer gestuurd?" vroeg ik. Den Joost knikte. „Bezit ze genogt van datte, Joost, om de worsteryen aan kant te doen en 'n nuuwe fiets te koopen veur oew plazier?" Den Joost knikte. „Ja, da wel! Maar dan mot ik 'nen tandem koopen, zee ze!" „Mot ge ze veur laten rijen," zee den Blaauwe mee 'n slim gezicht. „Mee zo'n rond ruggeske veurop, da 's 'n sportief gezicht en goeie gangmaking." Den Joost lachte zachtjes. Ik zat me inwendig te bedooien. Maar den Fielp zee na veul nadenken: „Neeë, Joost. Dan kunde gij beter alleenig, mee de worsterijen bly ven fietsen!" „Da ok mijn gedacht" antwoordde den Joost droog. „Ik mot kiezen tusschen mijnen baas enneen da troeleke. M'nen baas heb ik dikkels aan gehakt in den worst gewenscht, want dieën kearel behandelde me dikkels as 'nen hond, maar toch.... nou ik kiezen mot.., ik denk toch den baas maar te kiezen." „Dón is 't ok 'nie de ware liefde!" riep den Tiest als 'nen vader, die lang en seerjeus 't wel en wee veur z'nen zoon overwogen had. „Neeë," peinsde den Joost hardop: „ik blijf er 's nachts dan ok nie wakker van, om in de maan te leggen droomen." Wij zwegen. Genoten. „Hebt ge gin portret van 'r in oewen porte- fulli?" vroeg den Blaauwe. „Neeë," teemde den Joost: ,,'t staat op m'n nachtkastje." Toen: „de tijen zyn wei zwaar, jongens. De klanten weten da en de bazen weten da-d-ok! Maar trouwen en kel en alleen om tusschen den druk uit te ko men van patroon en klantenneeë! Dan zou 'k de pest aan m'n eigen krijgen. En dan heb ik liever nog 'n bietje de smoor aan m'nen worstbaas en m'n worstklanten. En'k zorg: zelf nie den hansworst te gaan speulen. Dan wierd me 't zaakje 'n bietje al te worsterig!" „Op da worsterijke geef ik 'n rondje," kwek te den Blaauwe! „Keee! Keee!" En zoo, amico, zoo ont-w o r s t-elde den Joost weer aan 'n helleke. 't Helleke van ver lies aan respect veur z'n eigen, 'n helleke waar baas en klanten hum bekaanst ingetrapt had den! Want.... worst maken en worst kóópen schynen die menschen 'n veul verhevener taak te vinden, dan worst vérkoopen! Zóó verheve ner, dat ze meenen den worstverkooper zoo te mogen tempteeren, dat ie van den zorg zijnen verjaardag en zijn eigen zou gaan vergeten. Maar „toevallig" hebben èn baas èn klanten geen weareldkampioenschap ooit ge haald dus: als ze den harden Joost trappen, bezeeren ze hunnen eigen grooten teen! Vol. Veul groeten van Trui en als alty geen haarke minder van oewen t.a.v. DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8