I.R.A.
Md vcifiaal van dm da§
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind
De Valera en de
INDISCHE BANKBILJETTEN
De onbekende Verloofde
a
r
DINSDAG 7 JULI 1936
Naar een coalitie met
Cosgrave
Maneschijn romantisch,
maar gevaarlek!
Geding om een portret
Cricketsensatïe
ATT T~* A n/^KTMT1 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p l7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7kH m bij een ongeval met p OCI| m
A I .1 .r. A nl II 1j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
DOOR LEMAIRE
I
(Van onzen Londenschen correspondent)
Het conflict tusschen de Iersche regee
ring en de I(rish) R(epublican) A(rmy)
heeft ook in Engeland weder belangstelling
gaande gemaakt voor de gebeurtenissen in den
Vrijstaat waaraan men in de laatste maanden
ter nauwernood eenige aandacht geschonken
had. De I.R.A. is in werkelijkheid natuurlijk
geen „leger", maar een strijdbaar georgani
seerde en vaak zeer vechtlustige vereeniging
van Republikeinen. Zijn overwinning bij twee
algemeene verkiezingen heeft Mr. de Valera
ongetwijfeld voor een groot deel aan de be
drijvigheid van deze over heel 't land ver
spreide organisatie te danken gehad, maar
zelfs gedurende den stembusstrijd zag hij zich
gedwongen deze lastige bondgenooten in toom
te houden, aangezien anders de tegenpartij
zich terecht erover had kunnen beklagen dat
de strijd onder unfaire omstandigheden ge
voerd werd.
Het was bovendien sinds jaren duidelijk dat
de I.R.A.wat zij ook gedaan mocht hebben
om Mr. de Valera aan de macht te brengen,
voor een democratische en parlementaire re
geering geen gewenscht bondgenoot was.
De meerderheid in deze organisatie schijnt
niets anders van Mr. de Valera te verwachten
dan dat deze, als hoofd der regeering, den
bevelen der I.R.A. gehoorzamen zou. Zij ver
langde een zoo spoedig mogelijke uitroeping
der Republiek, en het uittreden van den Vrij
staat uit het Britsche Gemeenebest. Naar wat
Dractisch mogelijk was, vroeg zij niet. Erger
nog was het dat zich bij de I.R.A. alle moge
lijke ontevredenen aangesloten hadden, wier
eenig doel scheen te zijn revolutionnaire ver
houdingen uit te lokken, en dan hun slag te
slaan. Het nominaal-katholieke karakter der
I.R.A. ging meer en meer verloren; ontelbare
communisten sloten zich bij 't „Leger" aan,
en de Iersche hiërarchie die, aangezien in den
Vrijstaat alle partijen en groepen zich op
zuiver-katholiek standpunt stellen, nimmer
partij kiest in den politieken strijd, zag zich
herhaaldelijk gedwongen ernstig te waarschu
wen tegen de I.R.A.
Van samenwerking tusschen deze organi
satie en de regeering was dan ook sinds lang
geen sprake meer, en tot voor weinige maan
den scheen het dat de I.R.A., dank zij de
promptheid waarmee de speciale rechtbanken
allen, die zich aan ordeverstoringen schuldig
gemaakt hadden, bestraften, geen rol van be-
teekenis meer speelde.
Sinds eenigen tijd evenwel heeft de I.R.A.
den kop weder opgestoken. De moord op vice-
admiraal Somerville te Cork, die drie maanden
geleden groot opzien baarde, werd waarschijn
lijk gepleegd door leden der I.R.A. Zoowel de
regeering als de rechterlijke overheden traden
onmiddellijk met groote doortastendheid op,
maar waren klaarblijkelijk zeer onaangenaam
verrast door 't feit dat de I.R.A. minder
machteloos geworden was dan men algemeen
gehoopt had. Ook buitenstaanders konden er
niet aan twijfelen dat tusschen de Iersche re
geering en diegenen, wier anti-Britsche agi
tatie tot den moord geleid had, slechts vijand
schap bestond, en zelfs de felst anti-Iersche
bladen in Engeland lieten na Mr. de Valera's
kabinet ook maar indirect verantwoordelijk te
stellen voor de misdaad.
Zoo roerig werden weer de leiders van het
„Leger" dat het voor de regeering een levens
kwestie werd het politieke en nationale leven
van dezen noodlottigen invloed te zuiveren.
Uit tal van uitlatingen van Mr. de Valera is
gebleken dat hij een vergelijk met Engeland
wenscht, en te Londen gaan geruchten vol
gens welke de Britsche regeering geneigd zou
zijn zekere concessies te doen indien zij hier
door den weg kan banen tot duurzamen vrede
en vriendschap met Ierland. Mr. de Valera
ziet de algemeene verkiezingen niet zonder
eenige bezorgdheid naderen. Hij is thans lang
genoeg aan 't bewind geweest om bij een stem
busstrijd de nadeelen te ondervinden, waaraan
zelfs de beste regeering zich niet onttrekken
kan, n.l. tot zondebok gemaakt te worden voor
al wat in de afgeloopen jaren de nationale
lotgevallen minder gunstig beïnvloed heeft.
Malcontenten zelfs al is 't hun persoonlijk
tegengeloopen zijn licht geneigd zich hier
voor aan de stembus te wreken op het heer-
schende regime. De regeering zal bij de ver
kiezingen den soms wat erg hardhandigen,
maar doeltreffenden steun der I.R.A. missen
en, erger dan dat, de uiterste Republikeinen
waarschijnlijk onder haar tegenstanders tellen.
Splitsing onder voormalige bondgenooten is
vaak oorzaak van de overwinning der partij
die zij vroeger gezamenlijk verslagen hebben.
Nu zal Mr. de Valera gedurende een verkie
zingscampagne ongetwijfeld kunnen beweren
dat hij de binnenlandsche industrie zoozeer
aangemoedigd heeft dat de economische oorlog
tegen Engeland den Vrijstaat wel geschaad,
maar geenszins tot capitulatie gedwongen
heeft. Hiertegenover staat evenwel dat hij aan
de verwachtingen der echte Republikeinen niet
beantwoord heeft; ofschoon hij langs wet-
gevenden weg tal van banden met Groot-Brit-
tannië verbroken heeft, is de constitutioneele
band blijven bestaan. De Vrijstaat is nog steeds
geen Republiek, en in November nog verwierp
de Dail een motie waarin de regeering voor de
keus gesteld werd öf de Republiek uit te roe
pen öf haar republikeinsche pretenties te
laten varen.
Wij hebben steeds beweerd dat de politiek
der regeering de juiste is, al ware 't slechts
omdat door uitroeping der republiek alle kan
sen op hereeniging van Ulster met Zuid-Ier-
land verkeken zouden zijn.
Maar erkend moet worden dat dit een argu
ment is waarmee men wel in 't Parlement,
maar niet op verkiezingsvergaderingen kan
aankomen. Mr. de Valera bevindt zich dus in
de minder benijdenswaardige positie dat hij
bestookt wordt van links en van rechts n.l.
door diegenen die hem verwijten dat hij repu
blikein is, en door hen die met evenveel recht
tegen hem inbrengen dat hii niet bewezen
heeft 't te zijn.
Voor de regeering zou 't dus een groot voor
deel zijn indien zij den kiezers resultaten kon
voorleggen wat betreft het conflict met Enge
land. Doch ook om een andere, ofschoon hier
mee nauw verband houdende reden. Ofschoon
Mr. de Valera Vrijdag een verbod uitgevaar
digd heeft tegen de I.R.A., en de chef van den-
staf van dit „Leger", Maurice Twomey, ge
arresteerd werd, is het duidelijk dat de ver
boden organisatie er niet aan denkt zich van
het openbare tooneel te laten verdringen. Zii
heeft zich georganiseerd tot een politieke
partij, de Cumann na Poblachta, die volkomen
wettig is en niet verboden kan worden. In Ier
land zijn partijen steeds zeer snel opgekomen
en zeer snel ondergegaan. In hoe korten tijd
werd twintig jaren geleden de machtige Na
tionalistische partij van John Redmond niet
weggespoeld door de vloedgolf van Sinn Fein,
en hoe diep is later niet Cosgrave's partij ge
vallen. De mogelijkheid bestaat dat in een
verkiezingsstrijd Cumann na Poblachta een
geweldige macht zou vormen, en dat De Valera
door haar radikaal zou worden weggevaagd.
Te Dublin is dan ook sprake dat het hoofd
der regeering streeft naar een bondgenoot
schap met Mr. Cosgrave, daar er. mensche-
lijkerwijs gesproken, bijna geen kans bestaat
dat zulk een coalitie verslagen zou worden.
Zulk een samengaan zou echter alleen dan
mogelijk zijn indien eerst het geschil met
Engeland bijgelegd werd, want 't is dit ge
schil (of eigenljjk: de beginselen die eraan ten
grondslag liggen) dat de beide partijen van
elkaar scheidt.
De onlusten, welke Zondag te Dublin plaats
gehad hebben in verband met het verbod van
een I.R.A.-parade bij Wolfe Tone's graf te
Bodenstown, zijn van ernstigen aard geweest,
maar de regeering, die gebruik maakte van
tanks en vliegmachines, schijnt den toestand
volkomen meester te zijn. Toch is 't een be
denkelijk teeken dat het, na een lange periode
van bijna ongestoorde rust, opnieuw tot bot
singen en schietpartijen gekomen is.
Wij mogen aannemen dat de linksche repu
blikeinen verbitterd zijn door de vriendelijke
woorden, den laatsten tijd door Mr. de Valera
tot Engeland gericht. Hij heeft zich niet alleen
in zeer waardeerende termen met de Britsche
politiek te Genève vereenigd, maar bovendien
te kennen gegeven dat Ierland nooit zou mee
doen aan sancties tegen Engeland, indien dat
land door den Volkenbond .schuldig" bevonden
werd. De reden ligt voor de hand: Ierland is
geheel afhankelijk van zijn uitvoer op Groot-
Brittannië. Hij heeft ook gezegd, dat Engeland
Ierland steeds tegen een aanval zal bescher
men, onverschillig of de Vrijstaat deel uit
maakt van 't Britsche Rijk of niet. 't Is im
mers een levensbelang voor Groot-Brittannië
dat geen andere mogendheid vasten voet krijgt
in Ierland, of ook maar schepen kan zenden
naar de Iersche wateren.
Mr. de Valera is voorstander van een defen
sief verbond, en van algemeene samenwerking
met Engeland. Hiermede bedoelt hij waar
schijnlijk dat Ierland, na uit het Britsche Ge
meenebest getreden te zijn, daarin opnieuw,
doch geheel vrijwillig, zou worden opgenomen.
Vermoedelijk stelt hij zich dan een verhouding
voor, gelijk op 't oogenblik nog niet in 't
Britsche Rijk bestaat, en waarbij een Iersche
Republiek niet onder de Kroon zou staan, doch
stige stralen. Door bestraling van bacteriën en
chemische verbindingen kon men zich een in
blik verschaffen in de werkingswijze der nieu
we stralensoort.
Ons blijft tenminste de schrale troost, dat de
oud-vaderlandsche regenwolken toch zeker
driehonderd van de driehonderdvijfenzestig da
gen zoo vriendelijk zijn ons tegen de verwoes
tende werking van de manestralen te bescher
men.
H. v. M
Eamon de Valera, zooals hij lederen morgen
door de straten van Dublin naar zijn bureau
wandelt
deze voor internationale en rijksaangelegen
heden ten volle zou erkennen.
Men beweert dat deze denkbeelden in Lon-
densche regeeringskringen niet al te onvrien
delijk ontvangen zijn, ondanks 't feit dat zij
groote vijandschap gaande gemaakt hebben bij
die conservatieven die vreezen dat zulk een
plan alleen uitgevoerd zou kunnen worden
door vereeniging' van Ulster met Zuid-Ierland.
Dat de republikeinen, die fel anti-Britsch
zijn, Mr. de Valera's uitlatingen hoog opne
men, is begrijpelijk. Maar de verhoudingen zijn
thans zoo dat de President der Iersche regee
ring zich niet veroorloven kan hen langer te
ontzien.
Ten allen tijde heeft de maneschijn zich
mogen verheugen in de sympathie van
beklemde harten en dwepende zielen.
Doch de schennende hand der wetenschap
sloeg haar hand ook aan dit paradijs der ro
mantiek. Zij onderzocht en kwam tot de fatale
ontdekking, dat wandelen in den maneschijn
geenszins een ongevaarlijke liefhebberij mag
genoemd worden.
Op grond van onderzoekingen, verricht door
Pohl en von Pringsheim, lijkt het waarschijnlijk,
dat van de zon uitgaande stralen van korte
golflengte, die op hemellichamen zonder damp
kring vallen, daar een merkbare verandering
ondergaan. Tot onderzoekingen in deze rich
ting was de maan buitengewoon geschikt. Waar
nemingen die sinds 1920 verricht werden, on
dersteunden deze meening. Beschadigend'? in
vloeden, uitgaande van de manestralen, lieten
zich aantoonen bij uitgestreken witkalk, waar
aan kleurstoffen waren toegevoegd, aan stuk
ken marmer, weefsel van dierlijke en plant
aardige vezels, aan natuur- en kunstzijde en
-wol. Deze straling liet zich door glasplaten
niet afschermen. De beschadiging was grooter,
dan die door onmiddellijk van de zon afkom-
Er is thans een ernstig onderzoek ingesteld
naar de waarheid der reeds eerder gepu
bliceerde beschuldiging tegen de Javasche
Bank, als zou deze een foto van een Inheemsch
persoon buiten diens medeweten en alzoo zon
der diens toestemming hebben gebruikt voor
het cliché der nieuwste bankbiljetten van 5.
Het is meer dan interessant de feiten, die
de Javasche Bank onwillens in een minder aan
gename positie hebben gebracht, aan een na
dere beschouwing te onderworpen. De gegevens,
verstrekt door Mr. Singgih, procureur van den
door de Javasche Bank zich benadeeld geachten
persoon, luiden in het kort als volgt:
Kort na de le uitgifte der bovenbedoelde bank
biljetten op 1 April j.l. werd een Wajangspeler
der Sriw'edari de naam van den Soloschen
dierentuin annex vermakelijkheden wier.s
naam hangende het onderzoek nog niet ge
noemd kan worden door zijn superieur, een lid
van het Wajang-comité, op de hoogte gebracht
van het feit, dat zijn beeltenis op de nieuwste
bankbiljetten gedrukt stond.
Op de desbetreffende vraag, of zulks met
zijn Voorkennis gebeurd was, volgde het ont
kennend antwoord van den Wajang-speler en
vervolgens het verhaal dat hij, toen hij enkele
jaren geleden nog te Batavia een Wajangrol
moest vervullen, door Dr. P., een bekenden
Orientalist te Batavia, op zekeren nacht ge
wekt was met het korte verzoek mee te gaan
naar een fotograaf, die hem, gekleed in zijn
vertolking van Sombo een Wajangfiguur
zou vereeuwigen.
„Barangkali nanti djadi oewang" (het zal
misschien geld kunnen worden) was een der
zinnen, die genoemde speler, toen hij meeging,
had opgevangen, natuurlijk niet vermoedend,
dat later zijn foto op een bankbiljet zou prij
ken. Voor het poseeren zou hij zelf geen cent
hebben ontvangen, noch van Dr. P., noch van
de Javasche Bank.
Bovengenoemd lid van l»et Wajang-comité
der Sriwedari, heeft na het verhaal van den
Wajangspeler te hebben gehoord, dezen toen
verwezen naar voornoemden Mr. S„ die nu voor
hem recht zal eischen. Men begrijpt, dat de
Javasche Bank te Batavia, die zoo het politie
onderzoek de waarheid der mededeelingen van
den Wajang-speler zou bevestigen, op de een
of andere manier aan de foto moet zijn geko
men, nu in een penibele situatie is aangeland.
Immers, behalve overtreding van art. 35 der
AuteursvJet, zou de Javasche Bank zich bo
vendien Iïfebben bezondigd aan onrechtmatige
daad, waartegen in civilibus geëischt zou kun
nen worden: vernietiging der nieuwe bankbil
jetten met verbod van verdere uitgifte en/of de
uitkeering van een flinke schadevergoeding
aan den benadeelde.
Hetgeen natuurlijk voor de Javasche Bank
een financieelen strop kan beteekenen. Tenmin
ste, als het onderzoek ten gunste van den be
nadeelde mocht uitvallen. Dit onderzoek is na
melijk op last van den procyreur-generaal in
gesteld, toen de directie der Javasche Bank, die
door eischer's procureur was aangeschreven,
zich tot hem om hulp had gewend. Met bran
dend ongeduld wacht jnen thans genoemd on
derzoek af.
Archi, Nancy is vandaag jarig," zei me
vrouw Flaxman.
„Ik weet het kindlief," zei d'r man, „ik
heb haar al gefeliciteerd en een mooi cadeautje
gegeven."
„Ze is zoo blij! Ze heeft vanmorgen een
macht van cadeautjes gekregen, het eene al
mooier dan het andere. Ze is vandaag dan ook
21 geworden, zooals je weet. Maar dat van
Philias Sampson zal wel dé kroon spannen."
„Zoo, maar het is natuurlijk nog niet ge
komen. Dat dacht ik wel. Die jonge Sampson
komt altijd te laat, hij, die er het eerst moest
zijn. Het lijkt wel of Nancy hem achterna moet
loopen."
Mevrouw Flaxman lachte een beetje verlegen.
„Daar denkt ze niet aan, Archi. Ik verzeker
je, dat ze graag met hem alleen wil wezen, als
hij met z'n geschenk voor den dag komt. Je
weet zelf wel, hoe dat met verliefde jongelui
gaat. Misschien zijn ze wel overeengekomen,
wat hij haar zal geven."
„Dat kan me niets schelen. Dat jonge mensch
schijnt geheimen voor me te hebben. Maar ik
let op hem met z'n draaierijen en geheimzin
nigheid. Ik zal een oogje op hem houden, dat
verzeker ik je."
Z'n vrouw zuchtte.
„Ik ben bang," zei ze zacht, „dat Philias
denkt, dat je niet veel met hem op hebt,"
„Dat heb ik ook niet. Ik zeg je ronduit, dat
hij me veel te onverschillig, t& nonchalant is. Hij
xomt te laat als hij ergens is gevraagd, hij mist
dikwijls den trein, hij laat Nancy wachten."
„Hij zal wel op tijd komen, daar twijfel ik
niet aan."
„Daar zou ik maar niet zoo vast op rekenen.
Het juiste oogenblik laat dat soort achterblij
vers meestal in den steek. Dat zal hij dezer
dagen wel ondervinden.
„Hij is een aardige jongen," zei mevrouw
Flaxman weer.
„Best mogelijk maar dat neemt niet weg, dat
ik er het mijne van zal zeggen, wanneer de tijd
daartoe gekomen is. Enfin. Op het oogenblik
behoeven we ons niet druk om hem te maken.
Nancy zal wel weten waar ze hem vinden kan.
Hij zal wel onverschilliger worden en daardoor
Nancy in de gelegenheid stellen eens rond te
zien, totdat ze iemand gevonden heeft die haar
meer aanstaat. Dan zal hij z'n dwaasheid inzien
en probeeren alles goed te maken, maar dan ls
het te laat."
Nadat mijnheer Archi Flaxman dit rood
van kwaadheid gezegd had, maakte hij zich ge
reed om z'n morgenwandeling te maken.
,Je zorgt toch, dat je vanavond vrij bent?"
vroeg z'n vrouw.
„Op Nancy's verjaardag? Natuurlijk."
„Het zou zoo aardig zijn als we.... ais we
dan meteen Nancy's verloving konden publiek
maken. Juist op haar verjaardag zou...."
Mijnheer Flaxman liet haar niet uitspreken.
„Neen," zei hij op vasten toon, „neen Muriel,
„ik wil niet onder den indruk van het oogenblik
daartoe gedwongen worden. Sampson moet
maar wachten totdat het mij schikt. Wanneer
hij zorgt dat ik tevreden over hem ben, als hij
toont de man te zijn aan wien ik m'n dochter
kan toevertrouwen, dan zullen we verder zien.
Dat is mijn laatste woord."
Zeer tevreden over zich zelf, verliet mijnheer
Flaxman z'n woning om z'n morgenwandeling te
maken.
De twee schuldigen zagen hem aankomen
nog voor hij hen zag. Ze wandelden langzaam
op 't trottoir en zagen er nu juist niet uit als
menschen, die iets op hun geweten hadden.
Ondanks z'n gewoonte om laat te komen,
maakte Philias Sampson niet den indruk dat
hij Nancy dien morgen had laten wachten.
„Hij zou er niet in toegestemd hebben, Nancy,"
zei hij.
„Neen, dat geloof ik ook niet."
Toen mijnheer Flaxman hen zag, bleef hij
op eenige meters afstand staan. Hij fronste z'n
wenkbrauwen en begon.
„Ik moet je zeggen, jongmensch, dat je er
een vreemde manier op na houdt om je gene
genheid voor m'n dochter te toonen. Het is van
daag een zeer gewichtige dag voor haar; ze ls
nu meerderjarig geworden en moest toch de deur
uitgaan om te zien waar je bleef."
„We hadden afgesproken om elkaar hier te
ontmoeten, mijnheer."
„Zoo? Inderdaad? Ik wil wedden, dat je niet
op tijd was."
„Och vader, wees nu niet zoo lastig," liet z'n
dochter zich hoo-
ren. „Philias was E E
volstrekt niet te 1
laat. We kwa- E "jU
men hier tege- E 7 7
lijk bij elkaar." JrTHCYlkü-CMSCn
Mijnheer Flax- E E
man keek in 't
rond en z'n oog viel op een koperen plaat op
de deur van het gebouw waarvoor ze stonden.
De haren van z'n kort geknipten knevel tril
den. Ze stonden voor het bureau van den Bur
gerlijken Stand.
„Nu begrijp ik. wat dit alles beteekent," friep
hij driftig. „Dat komt mijn eer en gezag te na!
Jullie stonden op het punt om zonder m'n toe
stemming te trouwen! Ik verlang de waarheid,
de zuivere waarheid, jongmensch!"
„Het is zooals U zegt, mijnheer Flaxman."
„Dat dacht ik wel. Kom met me mee, Nancy.
Je behoeft je niet te dërangeeren, Sampson,
om de uitnoodiging voor het diner aan te ne
men, dat ik vanavond ter eere van mijn doch
ters verjaardag geef."
„Maar vader, Philias moet op dat diner tegen
woordig zijn!"
„Volstrekt niet. Gelukkig dat ik juist op tijd
hier kwam, juist op het oogenblik, dat jullie
dat gebouw wilden
„Neen, vader, het was dat oogenblik niet."
Al sprekend stak Nancy een slank vingertje
in de hoogte, waaraan een trouwring schitterd?.
„We kwamen er juist uit."
Nadat de kaboutertjes afscheid hadden genomen, zouden de
wurmen maar eens naar binnen kruipen. Een voor een kropen
ze ieder in een gat, maar toen ze een eindje over de helft
waren, konden ze niet meer voor- of achteruit. De gaten waren
veel te klein en nu was het de beurt van de wurmen om te
smeeken om hulp. Maar het leek er op of de kaboutertjes dit
verwacht hadden en vlug renden ze weg.
Voordat Tuimeltje en Kruimeltje in het paleis aankwamen
ontmoetten ze enkele andere kaboutertjes, die eens een gezellig
dagje wilden hebben. We gaan eens kijken of we nergens
kunnen binnendringen, zeiden ze lachend tegen de twee deug
nieten en daar moest Tuimeltje natuurlijk bij zijn. Het duurde
niet lang of ze kwamen in een groote keuken en begonnen
direct verstoppertje te spelen. Tuimeltje kroop voor de aardig
heid in een pan met groene erwten.
Juist hadden ze de grootste pret, toen de deur van de keuken
open werd gemaakt en iemand de pan met erwten op het
gasstelletje zette. Toen werd de deksel op de pan gedaan en
daar zat Tuimeltje nu met zijn gekke streken. De meid hield
een lucifer onder het gasstelletje en plof, daar sloegen de
vlammen onder de pan uit. De kaboutertjes waren ineens van
de pret genezen en daar begon Tuimeltje om hulp te roepen.
Ik heb het zoo warm, gilde hij, doe de deksel open, maar dat
ging zoo ineens maar niet, want het was een echt waagstuk
zoo dicht bij de vlammen te komen.
Dezer dagen had in Lord's Cricket Grounds
de testmatch IndiëEngeland plaats. Een
week daarvoor scheepte zich L. Amamath,
een der bekendste Indische cricketers, aan
boord van de Kaisar-I-Hind in, en thans be.
vindt hij zich op den terugweg naar Indië.
Hij is bij wijze van tuchtmaatregel naar huis
gestuurd.
Dit incident, zonder voorbeeld in de geschie
denis van cricket, zou in de sportkringen van
elk land opzien gebaard hebben, maar aange
zien in Engeland ook de zuigelingen en de
grootmoeders tot de sportkringen behooren, is
de sensatie hier een nationale geworden.
Op het Oval-terrein, waar de Indiërs tegen
Surrey speelden, lekte het groote nieuws uit.
De manager van het Indische team had Amar-
nath gelast onmiddellijk naar Indië terug te
keeren na een incident dat zich had voorge
daan in een der kleedkamers van Lord's, waar
de Indiërs tegen de Minor Counties speelden.
De manager is een Engelschman, majoor J.
Brithain Jones. Hij heeft niets anders willen
uitlaten dan dat Amarnath naar huis terug
gestuurd is bij wijze van tuchtmaatregel. De
zaak berust nu verder bij den Indischen Raad
van Toezicht.
De captain, de Maharaj Kumar van Viviara-
gram, heeft geweigerd iets te zeggen.
Het schijnt evenwel dat de Indische officials
ten volle instemmen met het besluit van ma
joor Jones.
Over dit besluit verwondert men zich des te
meer, daar het Indische team tengevolge van
het feit dat een aantal leden buiten gevecht
gesteld werden, reeds zoo gedund was dat een
andere cricketer C. S. Nayudu in allerijl
per vliegmachine uit Indië moest overkomen.
Bovendien is Amamath een schitterend spe
ler, als batsman en ook als bowler. In de Test
match tegen de MCC te Bombay, in 1933-34,
deed hij prachtig werk, en op den huidigen
toer van zijn team stond hij bovenaan met 613
runs voor een gemiddelde van 32.26. Alleen Nis-
sar had twee wickets meer genomen.
De vorige maand maakte hij te Brentwood
tegen Essen twee afzonderlijke honderdtallen.
Zijn wegzending moet dus wel zeer ernstige
oorzaken hebben, en schijnt een bevestiging te
zijn van geruchten volgens welke „onrust"
heerschte onder de Indische cricketers. Zij
hebben tot nu toe in Engeland bijna geen
succes gehad, en nog slechts één match ge
wonnen, n.l. die tegen de Minor Counties. Van
Bombay uit werd kritiek uitgeoefend op de
leiding van het team door den Maharaj.
Uit enkele woorden, door Amamath losge
laten vóór zijn vertrek uit Southampton blijkt
dat hij weggezonden is omdat zijn optreden
tegen den captain na bovengenoemde match
als ongepast beschouwd werd. Hij was als ze
vende batsman het veld ingestuurd, tien mi
nuten voor het eind van het spel, en toen hij
daarna slecht gehumeurd de kleedkamer bin
nenkwam, wierp hij zijn bat en zijn beonbe-
scherming in een hoek. Wat hij hierbij zeide,
is niet bekend gemaakt, maar hij zelf heeft
aangevoerd dat zijn woorden bestemd waren
voor de andere spelers en niet voor den captain.
Zoodra hij in Indië terug is, zal hy zich won
den tot den Nawab van Bhopal, die president
is van den Raad van Toezicht, om dezen alle
feiten voor te leggen en „hem te verte len
waarom wij zooveel matches verloren hebben."
37
Frangoise en ik zeiden niets. Lekker gedoken
in mijn fauteuil voelde ik mij in staat daal
den nacht door te brengen, onder de sterren,
die in de lucht schitterden.
De chauffeur deed zijn best, maar moest
spoedig erkennen, dat hij er geen kans toe zag
nog verder te rijden. Tante Madeleine verliest
niet zoo gauw haar bedaardheid. Zij overwoog
kalm den toestand en besloot, dat wij te voet
naar Fleurville zouden terugkeeren. Daar zou
den wij probeeren een taxi te vinden, die ons
naar huis zou brengen, zoo niet, dan zouden
Wij in de Albatros overnachten.
Gedurende den dag had Michel er op aan
gedrongen, dat wij den avond in het Casino
zouden doorbrengen, nu keurde hij dan ook
geestdriftig dit plan goed. „Neen, moeder," zei
hij, „laten wij toch niet van avond nog naar
Saint-Flavien gaan: met een taxi zouden wij
gevaar loopen weer een panne te krijgen en
dan met een vreemden chauffeur! Leon moet
hier blijven tot er iemand voorbij komt, die
onzen auto op sleeptouw kan nemen."
„Je hebt geliik." zei tante. Wii vineen dus den
donkeren weg terug, den weg, dien wij zooeven
hadden afgelegd. Tante Madeleine, die niet van
de duisternis houdt, ook niet van de eenzaam
heid op een stillen landweg, voelde zich niet
erg op haar gemak. Zij liep heel voorzichtig
om niet in kuilen te vallen of tegen boom
stronken te botsen en nam ten slotte onze
armen aan om verder te gaan. Michel liep
voor ons uit om zoo gauw mogelijk iemand te
vinden, die Leon zou kunnen helpen.
Tante Madeleine beklaagde zich niet; haar
sterk karakter stelde er een eer in om zonder
zwakheid de kleine miséries van het leven te
verdragen, maar ik begreep wel, dat zij onte
vreden, vermoeid was en verlangd had naar
haar mooie kamer op Saint-Flavien. De ge
dachte aan het bal in het Casino schrikte haar
af en zij was dan ook verrukt, toen Frangoise
en ik weigerden er heen te gaan.
„Wij hebben hier geen baltoilet, tante,"
zei ik.
„En ik ben te vermoeid, mama."
Wij gingen dus direct naar de Albatros.
Michel kwam ons -achterna, nadat hij iemand
uit een garage naar onzen chauffeur had ge
stuurd. Hij maakte zijn toilet een beetje in
orde en verliet ons om in het Casino te gaan
dansen.
Tante, Frangoise en ik verlangden slechts
naar een ding: ons bed. Toch, toen wij in onze
gemeenschappelijke kamer ter ruste waren ge
gaan, wilde Frangoise niet slapen gaan, zon
der mjj de oorzaak van haar blijdschap te
hebben gezegd.
„Nooit is hü zoo opmerkzaam jegens mii ge
weest, nooit heeft hij mij zoo teeder aan
gezien. En ik, verteerd door den wensch om
zekerheid te krijgen.... Denise, als je wist,
wat ik gedaan heb!"
„Wijze Frangoise, ik kan van jou niets anders
verwachten dan verstandige daden."
„Maar geen verstandige woorden. Verbeeld
je, dat hij mij vroeg of wij dit jaar langen
tijd buiten zouden blijven: toen, Denise....
je zult nooit raden, wat ik geantwoord heb!"
„Zeg het mij, schat."
„Ik heb gezegd: Ik weet er niets van, dat
hang-fc af van een huwelijksplan, nu reeds goed
voorbereid en dat natuurlijk geheel mijn leven
zou veranderen
Dat arme meisje, ontdaan bij de gedachte
aan haar vreeselijke stoutmoedigheid, verborg
haar vuurrood gelaat in de dekens. Ondanks
mijn niet te onderdrukken lust om het uit te
schateren, veinsde ik een groote verontwaar
diging. „Heb je dat gezegd, Frangoise? Hoe
heb je het gedurfd!"
Frangoise verhief haar gelaat van uit de
witte lakens.
„Ga voort, ga voort, Frangoise! Wat heeft
Jean je wel geantwoord?"
„Lieve Denise, je weet, dat ik niet aan ver
beelding lijd, je moogt mij dus gelooven als ik
je verzeker, dat ik zijn lippen heb zien tril
lenDenise, nooit heb ik zoo'n blijdschap
gevoeld!"
„En toen?"
„Toen zei hij: Mag ik u feliciteeren, juf
frouw! Hij zei dat heel kalm, ik heb hem be
wonderd."
„Dat was ook bewonderenswaardig!" Het
enthousiasme van mijn nicht amuseerde mij
kostelijk.
„Toen," ging zij voort, „heb ik hem gezegd,
dat die gelukwensehen voorbarig waren en op
dat oogenblik hebben wij elkaar aangezien.
Wat heeft hij in mijn oogen gelezen, dat hem
zoo verbijsterde! Ik geloof, dat mijn oogen
mij afschuwelijk verraden hebben, want hij is
opeens heel bleek geworden. Ik heb het hoofd
gebogen en wij hebben niets meer gezegd."
„Is dat alles?"
„Ja, alles."
Ik voor mij vond, dat Frangoise zich al met
weinig tevreden stelde, maar er bestaan zeker
in de liefde van die intuities, die niet bedrie
gen, omdat dit weinige haar al zoo gelukkig
maakte.
„En nu," zei zij, „spreek niet meer, laat mij
mijn geluk genieten."
Zij gaf mij een teeken om de kaars uit te
dooven, verzonk onder de dekens en zooals zij
probeerde ik te slapen.
De slaap kwam echter niet.... Het ruischen
der golven, dat duidelijk waar te nemen was
door het openstaande venster, deed mij het
zalige uur opnieuw beleven, toen ik vlak naast
mij de tegenwoordigheid had meenen te voelen
van mijn onbekenden verloofde. Bij dit geluk
was een weinig pijn, maar ik was te vermoeid
om die vreemde gevoelens te ontleden, die mij
nu eens het hart verruimden, het dan weer
neerdrukten.
Om ons landhuis was alles in slaap gedom
peld, het geluid van de branding onderstreepte
de stilte van den nacht, inplaats van die te
verbreken.
Ik kon niet in slaap komenOpeens
trilden vlak bij mij de snaren van een onzicht
bare viool en de prachtige Bourrée van Bach
danste omhoog naar den sterrenhemel, kwam
mijn kamer binnen, waar ik verrukt en ver
baasd als het ware op mijn bevende lippen
haar ontving. Maar, nadat ik aandachtig ge
luisterd had, vroeg ik mij af, welke trouwe
bode mij in de duisternis van den nacht het
heerlijke genot verschafte, waarnaar ik zoo
verlangd had.
De viool zong dicht bij mij. Zeker was het een
of andere buurman, die dat concert had bijge
woond en nu de sensatie er van weer had
willen ondervinden, waarin hij trouwens won
derlijk goed slaagde. Zijn spel had wel niet
de onvergelijkelijke brio van den kunstenaar,
dien wij dien avond gehoord hadden, maar be
zat meer eer» teedere gratie, een luchtige
charme, die mij volkomen in beslag namen.
Nieuwsgierigheid of wel de wensch om beter
te hooren, bewogen mij stil uit het bed te glij
den om naar het raam te gaan. Ergens in de
verte waren wel eenige lichten te zien, maar in
onze omgeving was alles donker. Toen ik uit
het open venster leunde, kreeg ik de mooie
melodie van de Bourrée als het ware in mijn
gezicht. Geen twijfel, de violist bevond zich in
de Albatros, beneden in de groote kamer....
Maar dan is het GeorgesHoe kon dat, hij
zóu toch per fiets naar huis gaan, dadelijk
nadat wij vertrokken waren!.... Als hii het
niet is, dan is het een weldoend genie, een wel
luidende schaduw, die voor mjj zingt.
De logika en mijn gezond verstand zeggen
mij, dat Georges aan zijn nachtelijken tocht
per fiets heeft verzaakt, maar ik wil daar niet
naar luisteren, ik wil zien en weten.
Frangoise slaapt gerust en droomt waar
schijnlijk van haar Jean, zij kan mij dus niet
zien, dat ik mijn grooten avondmantel omsla
en zachtjes onze kamer verlaatIk loop zoo
stil op de trap, dat de treden niet kraken....
Nu hoor ik duidelijker de Bourrée zingen in
de groote kamer gelijkvloersch, waarvan de
deur half geopend isBevend over mijn
stoutmoedigheid duw ik die verder open en ga
binnen
Is het Georges of Robert, die bij het venster
de viool in de hand klemt met zulk een bezield
gezicht? Ik kan zijn trekken niet goed onder
scheiden, want er is geen ander licht dan dat
der afnemende maan en der flauwe sterren,
maar die uitdrukking van extase kan toch niet
behooren aan den bedaarden Georges! Het is
Robert, die door de luchtruimte mij zijn
levende gedachte overzendt
Toen de laatste noot weerklonken had en de
violist zich omkeerend, mij bemerkte, viel de
kostbare viool op gevaar af van te breken, op
den gronden de dierbare silhouet teekende
zich af tegen den donkeren nacht, met uitge
strekte armenIn mijn grooten lichtblauwen
avondmantel moest ik er uitzien als een ver
schijning.
(Wordt vervolgd)