I.R.A. Md vcifiaal van dm da§ Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind De Valera en de INDISCHE BANKBILJETTEN De onbekende Verloofde a r DINSDAG 7 JULI 1936 Naar een coalitie met Cosgrave Maneschijn romantisch, maar gevaarlek! Geding om een portret Cricketsensatïe ATT T~* A n/^KTMT1 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p l7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7kH m bij een ongeval met p OCI| m A I .1 .r. A nl II 1j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog DOOR LEMAIRE I (Van onzen Londenschen correspondent) Het conflict tusschen de Iersche regee ring en de I(rish) R(epublican) A(rmy) heeft ook in Engeland weder belangstelling gaande gemaakt voor de gebeurtenissen in den Vrijstaat waaraan men in de laatste maanden ter nauwernood eenige aandacht geschonken had. De I.R.A. is in werkelijkheid natuurlijk geen „leger", maar een strijdbaar georgani seerde en vaak zeer vechtlustige vereeniging van Republikeinen. Zijn overwinning bij twee algemeene verkiezingen heeft Mr. de Valera ongetwijfeld voor een groot deel aan de be drijvigheid van deze over heel 't land ver spreide organisatie te danken gehad, maar zelfs gedurende den stembusstrijd zag hij zich gedwongen deze lastige bondgenooten in toom te houden, aangezien anders de tegenpartij zich terecht erover had kunnen beklagen dat de strijd onder unfaire omstandigheden ge voerd werd. Het was bovendien sinds jaren duidelijk dat de I.R.A.wat zij ook gedaan mocht hebben om Mr. de Valera aan de macht te brengen, voor een democratische en parlementaire re geering geen gewenscht bondgenoot was. De meerderheid in deze organisatie schijnt niets anders van Mr. de Valera te verwachten dan dat deze, als hoofd der regeering, den bevelen der I.R.A. gehoorzamen zou. Zij ver langde een zoo spoedig mogelijke uitroeping der Republiek, en het uittreden van den Vrij staat uit het Britsche Gemeenebest. Naar wat Dractisch mogelijk was, vroeg zij niet. Erger nog was het dat zich bij de I.R.A. alle moge lijke ontevredenen aangesloten hadden, wier eenig doel scheen te zijn revolutionnaire ver houdingen uit te lokken, en dan hun slag te slaan. Het nominaal-katholieke karakter der I.R.A. ging meer en meer verloren; ontelbare communisten sloten zich bij 't „Leger" aan, en de Iersche hiërarchie die, aangezien in den Vrijstaat alle partijen en groepen zich op zuiver-katholiek standpunt stellen, nimmer partij kiest in den politieken strijd, zag zich herhaaldelijk gedwongen ernstig te waarschu wen tegen de I.R.A. Van samenwerking tusschen deze organi satie en de regeering was dan ook sinds lang geen sprake meer, en tot voor weinige maan den scheen het dat de I.R.A., dank zij de promptheid waarmee de speciale rechtbanken allen, die zich aan ordeverstoringen schuldig gemaakt hadden, bestraften, geen rol van be- teekenis meer speelde. Sinds eenigen tijd evenwel heeft de I.R.A. den kop weder opgestoken. De moord op vice- admiraal Somerville te Cork, die drie maanden geleden groot opzien baarde, werd waarschijn lijk gepleegd door leden der I.R.A. Zoowel de regeering als de rechterlijke overheden traden onmiddellijk met groote doortastendheid op, maar waren klaarblijkelijk zeer onaangenaam verrast door 't feit dat de I.R.A. minder machteloos geworden was dan men algemeen gehoopt had. Ook buitenstaanders konden er niet aan twijfelen dat tusschen de Iersche re geering en diegenen, wier anti-Britsche agi tatie tot den moord geleid had, slechts vijand schap bestond, en zelfs de felst anti-Iersche bladen in Engeland lieten na Mr. de Valera's kabinet ook maar indirect verantwoordelijk te stellen voor de misdaad. Zoo roerig werden weer de leiders van het „Leger" dat het voor de regeering een levens kwestie werd het politieke en nationale leven van dezen noodlottigen invloed te zuiveren. Uit tal van uitlatingen van Mr. de Valera is gebleken dat hij een vergelijk met Engeland wenscht, en te Londen gaan geruchten vol gens welke de Britsche regeering geneigd zou zijn zekere concessies te doen indien zij hier door den weg kan banen tot duurzamen vrede en vriendschap met Ierland. Mr. de Valera ziet de algemeene verkiezingen niet zonder eenige bezorgdheid naderen. Hij is thans lang genoeg aan 't bewind geweest om bij een stem busstrijd de nadeelen te ondervinden, waaraan zelfs de beste regeering zich niet onttrekken kan, n.l. tot zondebok gemaakt te worden voor al wat in de afgeloopen jaren de nationale lotgevallen minder gunstig beïnvloed heeft. Malcontenten zelfs al is 't hun persoonlijk tegengeloopen zijn licht geneigd zich hier voor aan de stembus te wreken op het heer- schende regime. De regeering zal bij de ver kiezingen den soms wat erg hardhandigen, maar doeltreffenden steun der I.R.A. missen en, erger dan dat, de uiterste Republikeinen waarschijnlijk onder haar tegenstanders tellen. Splitsing onder voormalige bondgenooten is vaak oorzaak van de overwinning der partij die zij vroeger gezamenlijk verslagen hebben. Nu zal Mr. de Valera gedurende een verkie zingscampagne ongetwijfeld kunnen beweren dat hij de binnenlandsche industrie zoozeer aangemoedigd heeft dat de economische oorlog tegen Engeland den Vrijstaat wel geschaad, maar geenszins tot capitulatie gedwongen heeft. Hiertegenover staat evenwel dat hij aan de verwachtingen der echte Republikeinen niet beantwoord heeft; ofschoon hij langs wet- gevenden weg tal van banden met Groot-Brit- tannië verbroken heeft, is de constitutioneele band blijven bestaan. De Vrijstaat is nog steeds geen Republiek, en in November nog verwierp de Dail een motie waarin de regeering voor de keus gesteld werd öf de Republiek uit te roe pen öf haar republikeinsche pretenties te laten varen. Wij hebben steeds beweerd dat de politiek der regeering de juiste is, al ware 't slechts omdat door uitroeping der republiek alle kan sen op hereeniging van Ulster met Zuid-Ier- land verkeken zouden zijn. Maar erkend moet worden dat dit een argu ment is waarmee men wel in 't Parlement, maar niet op verkiezingsvergaderingen kan aankomen. Mr. de Valera bevindt zich dus in de minder benijdenswaardige positie dat hij bestookt wordt van links en van rechts n.l. door diegenen die hem verwijten dat hij repu blikein is, en door hen die met evenveel recht tegen hem inbrengen dat hii niet bewezen heeft 't te zijn. Voor de regeering zou 't dus een groot voor deel zijn indien zij den kiezers resultaten kon voorleggen wat betreft het conflict met Enge land. Doch ook om een andere, ofschoon hier mee nauw verband houdende reden. Ofschoon Mr. de Valera Vrijdag een verbod uitgevaar digd heeft tegen de I.R.A., en de chef van den- staf van dit „Leger", Maurice Twomey, ge arresteerd werd, is het duidelijk dat de ver boden organisatie er niet aan denkt zich van het openbare tooneel te laten verdringen. Zii heeft zich georganiseerd tot een politieke partij, de Cumann na Poblachta, die volkomen wettig is en niet verboden kan worden. In Ier land zijn partijen steeds zeer snel opgekomen en zeer snel ondergegaan. In hoe korten tijd werd twintig jaren geleden de machtige Na tionalistische partij van John Redmond niet weggespoeld door de vloedgolf van Sinn Fein, en hoe diep is later niet Cosgrave's partij ge vallen. De mogelijkheid bestaat dat in een verkiezingsstrijd Cumann na Poblachta een geweldige macht zou vormen, en dat De Valera door haar radikaal zou worden weggevaagd. Te Dublin is dan ook sprake dat het hoofd der regeering streeft naar een bondgenoot schap met Mr. Cosgrave, daar er. mensche- lijkerwijs gesproken, bijna geen kans bestaat dat zulk een coalitie verslagen zou worden. Zulk een samengaan zou echter alleen dan mogelijk zijn indien eerst het geschil met Engeland bijgelegd werd, want 't is dit ge schil (of eigenljjk: de beginselen die eraan ten grondslag liggen) dat de beide partijen van elkaar scheidt. De onlusten, welke Zondag te Dublin plaats gehad hebben in verband met het verbod van een I.R.A.-parade bij Wolfe Tone's graf te Bodenstown, zijn van ernstigen aard geweest, maar de regeering, die gebruik maakte van tanks en vliegmachines, schijnt den toestand volkomen meester te zijn. Toch is 't een be denkelijk teeken dat het, na een lange periode van bijna ongestoorde rust, opnieuw tot bot singen en schietpartijen gekomen is. Wij mogen aannemen dat de linksche repu blikeinen verbitterd zijn door de vriendelijke woorden, den laatsten tijd door Mr. de Valera tot Engeland gericht. Hij heeft zich niet alleen in zeer waardeerende termen met de Britsche politiek te Genève vereenigd, maar bovendien te kennen gegeven dat Ierland nooit zou mee doen aan sancties tegen Engeland, indien dat land door den Volkenbond .schuldig" bevonden werd. De reden ligt voor de hand: Ierland is geheel afhankelijk van zijn uitvoer op Groot- Brittannië. Hij heeft ook gezegd, dat Engeland Ierland steeds tegen een aanval zal bescher men, onverschillig of de Vrijstaat deel uit maakt van 't Britsche Rijk of niet. 't Is im mers een levensbelang voor Groot-Brittannië dat geen andere mogendheid vasten voet krijgt in Ierland, of ook maar schepen kan zenden naar de Iersche wateren. Mr. de Valera is voorstander van een defen sief verbond, en van algemeene samenwerking met Engeland. Hiermede bedoelt hij waar schijnlijk dat Ierland, na uit het Britsche Ge meenebest getreden te zijn, daarin opnieuw, doch geheel vrijwillig, zou worden opgenomen. Vermoedelijk stelt hij zich dan een verhouding voor, gelijk op 't oogenblik nog niet in 't Britsche Rijk bestaat, en waarbij een Iersche Republiek niet onder de Kroon zou staan, doch stige stralen. Door bestraling van bacteriën en chemische verbindingen kon men zich een in blik verschaffen in de werkingswijze der nieu we stralensoort. Ons blijft tenminste de schrale troost, dat de oud-vaderlandsche regenwolken toch zeker driehonderd van de driehonderdvijfenzestig da gen zoo vriendelijk zijn ons tegen de verwoes tende werking van de manestralen te bescher men. H. v. M Eamon de Valera, zooals hij lederen morgen door de straten van Dublin naar zijn bureau wandelt deze voor internationale en rijksaangelegen heden ten volle zou erkennen. Men beweert dat deze denkbeelden in Lon- densche regeeringskringen niet al te onvrien delijk ontvangen zijn, ondanks 't feit dat zij groote vijandschap gaande gemaakt hebben bij die conservatieven die vreezen dat zulk een plan alleen uitgevoerd zou kunnen worden door vereeniging' van Ulster met Zuid-Ierland. Dat de republikeinen, die fel anti-Britsch zijn, Mr. de Valera's uitlatingen hoog opne men, is begrijpelijk. Maar de verhoudingen zijn thans zoo dat de President der Iersche regee ring zich niet veroorloven kan hen langer te ontzien. Ten allen tijde heeft de maneschijn zich mogen verheugen in de sympathie van beklemde harten en dwepende zielen. Doch de schennende hand der wetenschap sloeg haar hand ook aan dit paradijs der ro mantiek. Zij onderzocht en kwam tot de fatale ontdekking, dat wandelen in den maneschijn geenszins een ongevaarlijke liefhebberij mag genoemd worden. Op grond van onderzoekingen, verricht door Pohl en von Pringsheim, lijkt het waarschijnlijk, dat van de zon uitgaande stralen van korte golflengte, die op hemellichamen zonder damp kring vallen, daar een merkbare verandering ondergaan. Tot onderzoekingen in deze rich ting was de maan buitengewoon geschikt. Waar nemingen die sinds 1920 verricht werden, on dersteunden deze meening. Beschadigend'? in vloeden, uitgaande van de manestralen, lieten zich aantoonen bij uitgestreken witkalk, waar aan kleurstoffen waren toegevoegd, aan stuk ken marmer, weefsel van dierlijke en plant aardige vezels, aan natuur- en kunstzijde en -wol. Deze straling liet zich door glasplaten niet afschermen. De beschadiging was grooter, dan die door onmiddellijk van de zon afkom- Er is thans een ernstig onderzoek ingesteld naar de waarheid der reeds eerder gepu bliceerde beschuldiging tegen de Javasche Bank, als zou deze een foto van een Inheemsch persoon buiten diens medeweten en alzoo zon der diens toestemming hebben gebruikt voor het cliché der nieuwste bankbiljetten van 5. Het is meer dan interessant de feiten, die de Javasche Bank onwillens in een minder aan gename positie hebben gebracht, aan een na dere beschouwing te onderworpen. De gegevens, verstrekt door Mr. Singgih, procureur van den door de Javasche Bank zich benadeeld geachten persoon, luiden in het kort als volgt: Kort na de le uitgifte der bovenbedoelde bank biljetten op 1 April j.l. werd een Wajangspeler der Sriw'edari de naam van den Soloschen dierentuin annex vermakelijkheden wier.s naam hangende het onderzoek nog niet ge noemd kan worden door zijn superieur, een lid van het Wajang-comité, op de hoogte gebracht van het feit, dat zijn beeltenis op de nieuwste bankbiljetten gedrukt stond. Op de desbetreffende vraag, of zulks met zijn Voorkennis gebeurd was, volgde het ont kennend antwoord van den Wajang-speler en vervolgens het verhaal dat hij, toen hij enkele jaren geleden nog te Batavia een Wajangrol moest vervullen, door Dr. P., een bekenden Orientalist te Batavia, op zekeren nacht ge wekt was met het korte verzoek mee te gaan naar een fotograaf, die hem, gekleed in zijn vertolking van Sombo een Wajangfiguur zou vereeuwigen. „Barangkali nanti djadi oewang" (het zal misschien geld kunnen worden) was een der zinnen, die genoemde speler, toen hij meeging, had opgevangen, natuurlijk niet vermoedend, dat later zijn foto op een bankbiljet zou prij ken. Voor het poseeren zou hij zelf geen cent hebben ontvangen, noch van Dr. P., noch van de Javasche Bank. Bovengenoemd lid van l»et Wajang-comité der Sriwedari, heeft na het verhaal van den Wajangspeler te hebben gehoord, dezen toen verwezen naar voornoemden Mr. S„ die nu voor hem recht zal eischen. Men begrijpt, dat de Javasche Bank te Batavia, die zoo het politie onderzoek de waarheid der mededeelingen van den Wajang-speler zou bevestigen, op de een of andere manier aan de foto moet zijn geko men, nu in een penibele situatie is aangeland. Immers, behalve overtreding van art. 35 der AuteursvJet, zou de Javasche Bank zich bo vendien Iïfebben bezondigd aan onrechtmatige daad, waartegen in civilibus geëischt zou kun nen worden: vernietiging der nieuwe bankbil jetten met verbod van verdere uitgifte en/of de uitkeering van een flinke schadevergoeding aan den benadeelde. Hetgeen natuurlijk voor de Javasche Bank een financieelen strop kan beteekenen. Tenmin ste, als het onderzoek ten gunste van den be nadeelde mocht uitvallen. Dit onderzoek is na melijk op last van den procyreur-generaal in gesteld, toen de directie der Javasche Bank, die door eischer's procureur was aangeschreven, zich tot hem om hulp had gewend. Met bran dend ongeduld wacht jnen thans genoemd on derzoek af. Archi, Nancy is vandaag jarig," zei me vrouw Flaxman. „Ik weet het kindlief," zei d'r man, „ik heb haar al gefeliciteerd en een mooi cadeautje gegeven." „Ze is zoo blij! Ze heeft vanmorgen een macht van cadeautjes gekregen, het eene al mooier dan het andere. Ze is vandaag dan ook 21 geworden, zooals je weet. Maar dat van Philias Sampson zal wel dé kroon spannen." „Zoo, maar het is natuurlijk nog niet ge komen. Dat dacht ik wel. Die jonge Sampson komt altijd te laat, hij, die er het eerst moest zijn. Het lijkt wel of Nancy hem achterna moet loopen." Mevrouw Flaxman lachte een beetje verlegen. „Daar denkt ze niet aan, Archi. Ik verzeker je, dat ze graag met hem alleen wil wezen, als hij met z'n geschenk voor den dag komt. Je weet zelf wel, hoe dat met verliefde jongelui gaat. Misschien zijn ze wel overeengekomen, wat hij haar zal geven." „Dat kan me niets schelen. Dat jonge mensch schijnt geheimen voor me te hebben. Maar ik let op hem met z'n draaierijen en geheimzin nigheid. Ik zal een oogje op hem houden, dat verzeker ik je." Z'n vrouw zuchtte. „Ik ben bang," zei ze zacht, „dat Philias denkt, dat je niet veel met hem op hebt," „Dat heb ik ook niet. Ik zeg je ronduit, dat hij me veel te onverschillig, t& nonchalant is. Hij xomt te laat als hij ergens is gevraagd, hij mist dikwijls den trein, hij laat Nancy wachten." „Hij zal wel op tijd komen, daar twijfel ik niet aan." „Daar zou ik maar niet zoo vast op rekenen. Het juiste oogenblik laat dat soort achterblij vers meestal in den steek. Dat zal hij dezer dagen wel ondervinden. „Hij is een aardige jongen," zei mevrouw Flaxman weer. „Best mogelijk maar dat neemt niet weg, dat ik er het mijne van zal zeggen, wanneer de tijd daartoe gekomen is. Enfin. Op het oogenblik behoeven we ons niet druk om hem te maken. Nancy zal wel weten waar ze hem vinden kan. Hij zal wel onverschilliger worden en daardoor Nancy in de gelegenheid stellen eens rond te zien, totdat ze iemand gevonden heeft die haar meer aanstaat. Dan zal hij z'n dwaasheid inzien en probeeren alles goed te maken, maar dan ls het te laat." Nadat mijnheer Archi Flaxman dit rood van kwaadheid gezegd had, maakte hij zich ge reed om z'n morgenwandeling te maken. ,Je zorgt toch, dat je vanavond vrij bent?" vroeg z'n vrouw. „Op Nancy's verjaardag? Natuurlijk." „Het zou zoo aardig zijn als we.... ais we dan meteen Nancy's verloving konden publiek maken. Juist op haar verjaardag zou...." Mijnheer Flaxman liet haar niet uitspreken. „Neen," zei hij op vasten toon, „neen Muriel, „ik wil niet onder den indruk van het oogenblik daartoe gedwongen worden. Sampson moet maar wachten totdat het mij schikt. Wanneer hij zorgt dat ik tevreden over hem ben, als hij toont de man te zijn aan wien ik m'n dochter kan toevertrouwen, dan zullen we verder zien. Dat is mijn laatste woord." Zeer tevreden over zich zelf, verliet mijnheer Flaxman z'n woning om z'n morgenwandeling te maken. De twee schuldigen zagen hem aankomen nog voor hij hen zag. Ze wandelden langzaam op 't trottoir en zagen er nu juist niet uit als menschen, die iets op hun geweten hadden. Ondanks z'n gewoonte om laat te komen, maakte Philias Sampson niet den indruk dat hij Nancy dien morgen had laten wachten. „Hij zou er niet in toegestemd hebben, Nancy," zei hij. „Neen, dat geloof ik ook niet." Toen mijnheer Flaxman hen zag, bleef hij op eenige meters afstand staan. Hij fronste z'n wenkbrauwen en begon. „Ik moet je zeggen, jongmensch, dat je er een vreemde manier op na houdt om je gene genheid voor m'n dochter te toonen. Het is van daag een zeer gewichtige dag voor haar; ze ls nu meerderjarig geworden en moest toch de deur uitgaan om te zien waar je bleef." „We hadden afgesproken om elkaar hier te ontmoeten, mijnheer." „Zoo? Inderdaad? Ik wil wedden, dat je niet op tijd was." „Och vader, wees nu niet zoo lastig," liet z'n dochter zich hoo- ren. „Philias was E E volstrekt niet te 1 laat. We kwa- E "jU men hier tege- E 7 7 lijk bij elkaar." JrTHCYlkü-CMSCn Mijnheer Flax- E E man keek in 't rond en z'n oog viel op een koperen plaat op de deur van het gebouw waarvoor ze stonden. De haren van z'n kort geknipten knevel tril den. Ze stonden voor het bureau van den Bur gerlijken Stand. „Nu begrijp ik. wat dit alles beteekent," friep hij driftig. „Dat komt mijn eer en gezag te na! Jullie stonden op het punt om zonder m'n toe stemming te trouwen! Ik verlang de waarheid, de zuivere waarheid, jongmensch!" „Het is zooals U zegt, mijnheer Flaxman." „Dat dacht ik wel. Kom met me mee, Nancy. Je behoeft je niet te dërangeeren, Sampson, om de uitnoodiging voor het diner aan te ne men, dat ik vanavond ter eere van mijn doch ters verjaardag geef." „Maar vader, Philias moet op dat diner tegen woordig zijn!" „Volstrekt niet. Gelukkig dat ik juist op tijd hier kwam, juist op het oogenblik, dat jullie dat gebouw wilden „Neen, vader, het was dat oogenblik niet." Al sprekend stak Nancy een slank vingertje in de hoogte, waaraan een trouwring schitterd?. „We kwamen er juist uit." Nadat de kaboutertjes afscheid hadden genomen, zouden de wurmen maar eens naar binnen kruipen. Een voor een kropen ze ieder in een gat, maar toen ze een eindje over de helft waren, konden ze niet meer voor- of achteruit. De gaten waren veel te klein en nu was het de beurt van de wurmen om te smeeken om hulp. Maar het leek er op of de kaboutertjes dit verwacht hadden en vlug renden ze weg. Voordat Tuimeltje en Kruimeltje in het paleis aankwamen ontmoetten ze enkele andere kaboutertjes, die eens een gezellig dagje wilden hebben. We gaan eens kijken of we nergens kunnen binnendringen, zeiden ze lachend tegen de twee deug nieten en daar moest Tuimeltje natuurlijk bij zijn. Het duurde niet lang of ze kwamen in een groote keuken en begonnen direct verstoppertje te spelen. Tuimeltje kroop voor de aardig heid in een pan met groene erwten. Juist hadden ze de grootste pret, toen de deur van de keuken open werd gemaakt en iemand de pan met erwten op het gasstelletje zette. Toen werd de deksel op de pan gedaan en daar zat Tuimeltje nu met zijn gekke streken. De meid hield een lucifer onder het gasstelletje en plof, daar sloegen de vlammen onder de pan uit. De kaboutertjes waren ineens van de pret genezen en daar begon Tuimeltje om hulp te roepen. Ik heb het zoo warm, gilde hij, doe de deksel open, maar dat ging zoo ineens maar niet, want het was een echt waagstuk zoo dicht bij de vlammen te komen. Dezer dagen had in Lord's Cricket Grounds de testmatch IndiëEngeland plaats. Een week daarvoor scheepte zich L. Amamath, een der bekendste Indische cricketers, aan boord van de Kaisar-I-Hind in, en thans be. vindt hij zich op den terugweg naar Indië. Hij is bij wijze van tuchtmaatregel naar huis gestuurd. Dit incident, zonder voorbeeld in de geschie denis van cricket, zou in de sportkringen van elk land opzien gebaard hebben, maar aange zien in Engeland ook de zuigelingen en de grootmoeders tot de sportkringen behooren, is de sensatie hier een nationale geworden. Op het Oval-terrein, waar de Indiërs tegen Surrey speelden, lekte het groote nieuws uit. De manager van het Indische team had Amar- nath gelast onmiddellijk naar Indië terug te keeren na een incident dat zich had voorge daan in een der kleedkamers van Lord's, waar de Indiërs tegen de Minor Counties speelden. De manager is een Engelschman, majoor J. Brithain Jones. Hij heeft niets anders willen uitlaten dan dat Amarnath naar huis terug gestuurd is bij wijze van tuchtmaatregel. De zaak berust nu verder bij den Indischen Raad van Toezicht. De captain, de Maharaj Kumar van Viviara- gram, heeft geweigerd iets te zeggen. Het schijnt evenwel dat de Indische officials ten volle instemmen met het besluit van ma joor Jones. Over dit besluit verwondert men zich des te meer, daar het Indische team tengevolge van het feit dat een aantal leden buiten gevecht gesteld werden, reeds zoo gedund was dat een andere cricketer C. S. Nayudu in allerijl per vliegmachine uit Indië moest overkomen. Bovendien is Amamath een schitterend spe ler, als batsman en ook als bowler. In de Test match tegen de MCC te Bombay, in 1933-34, deed hij prachtig werk, en op den huidigen toer van zijn team stond hij bovenaan met 613 runs voor een gemiddelde van 32.26. Alleen Nis- sar had twee wickets meer genomen. De vorige maand maakte hij te Brentwood tegen Essen twee afzonderlijke honderdtallen. Zijn wegzending moet dus wel zeer ernstige oorzaken hebben, en schijnt een bevestiging te zijn van geruchten volgens welke „onrust" heerschte onder de Indische cricketers. Zij hebben tot nu toe in Engeland bijna geen succes gehad, en nog slechts één match ge wonnen, n.l. die tegen de Minor Counties. Van Bombay uit werd kritiek uitgeoefend op de leiding van het team door den Maharaj. Uit enkele woorden, door Amamath losge laten vóór zijn vertrek uit Southampton blijkt dat hij weggezonden is omdat zijn optreden tegen den captain na bovengenoemde match als ongepast beschouwd werd. Hij was als ze vende batsman het veld ingestuurd, tien mi nuten voor het eind van het spel, en toen hij daarna slecht gehumeurd de kleedkamer bin nenkwam, wierp hij zijn bat en zijn beonbe- scherming in een hoek. Wat hij hierbij zeide, is niet bekend gemaakt, maar hij zelf heeft aangevoerd dat zijn woorden bestemd waren voor de andere spelers en niet voor den captain. Zoodra hij in Indië terug is, zal hy zich won den tot den Nawab van Bhopal, die president is van den Raad van Toezicht, om dezen alle feiten voor te leggen en „hem te verte len waarom wij zooveel matches verloren hebben." 37 Frangoise en ik zeiden niets. Lekker gedoken in mijn fauteuil voelde ik mij in staat daal den nacht door te brengen, onder de sterren, die in de lucht schitterden. De chauffeur deed zijn best, maar moest spoedig erkennen, dat hij er geen kans toe zag nog verder te rijden. Tante Madeleine verliest niet zoo gauw haar bedaardheid. Zij overwoog kalm den toestand en besloot, dat wij te voet naar Fleurville zouden terugkeeren. Daar zou den wij probeeren een taxi te vinden, die ons naar huis zou brengen, zoo niet, dan zouden Wij in de Albatros overnachten. Gedurende den dag had Michel er op aan gedrongen, dat wij den avond in het Casino zouden doorbrengen, nu keurde hij dan ook geestdriftig dit plan goed. „Neen, moeder," zei hij, „laten wij toch niet van avond nog naar Saint-Flavien gaan: met een taxi zouden wij gevaar loopen weer een panne te krijgen en dan met een vreemden chauffeur! Leon moet hier blijven tot er iemand voorbij komt, die onzen auto op sleeptouw kan nemen." „Je hebt geliik." zei tante. Wii vineen dus den donkeren weg terug, den weg, dien wij zooeven hadden afgelegd. Tante Madeleine, die niet van de duisternis houdt, ook niet van de eenzaam heid op een stillen landweg, voelde zich niet erg op haar gemak. Zij liep heel voorzichtig om niet in kuilen te vallen of tegen boom stronken te botsen en nam ten slotte onze armen aan om verder te gaan. Michel liep voor ons uit om zoo gauw mogelijk iemand te vinden, die Leon zou kunnen helpen. Tante Madeleine beklaagde zich niet; haar sterk karakter stelde er een eer in om zonder zwakheid de kleine miséries van het leven te verdragen, maar ik begreep wel, dat zij onte vreden, vermoeid was en verlangd had naar haar mooie kamer op Saint-Flavien. De ge dachte aan het bal in het Casino schrikte haar af en zij was dan ook verrukt, toen Frangoise en ik weigerden er heen te gaan. „Wij hebben hier geen baltoilet, tante," zei ik. „En ik ben te vermoeid, mama." Wij gingen dus direct naar de Albatros. Michel kwam ons -achterna, nadat hij iemand uit een garage naar onzen chauffeur had ge stuurd. Hij maakte zijn toilet een beetje in orde en verliet ons om in het Casino te gaan dansen. Tante, Frangoise en ik verlangden slechts naar een ding: ons bed. Toch, toen wij in onze gemeenschappelijke kamer ter ruste waren ge gaan, wilde Frangoise niet slapen gaan, zon der mjj de oorzaak van haar blijdschap te hebben gezegd. „Nooit is hü zoo opmerkzaam jegens mii ge weest, nooit heeft hij mij zoo teeder aan gezien. En ik, verteerd door den wensch om zekerheid te krijgen.... Denise, als je wist, wat ik gedaan heb!" „Wijze Frangoise, ik kan van jou niets anders verwachten dan verstandige daden." „Maar geen verstandige woorden. Verbeeld je, dat hij mij vroeg of wij dit jaar langen tijd buiten zouden blijven: toen, Denise.... je zult nooit raden, wat ik geantwoord heb!" „Zeg het mij, schat." „Ik heb gezegd: Ik weet er niets van, dat hang-fc af van een huwelijksplan, nu reeds goed voorbereid en dat natuurlijk geheel mijn leven zou veranderen Dat arme meisje, ontdaan bij de gedachte aan haar vreeselijke stoutmoedigheid, verborg haar vuurrood gelaat in de dekens. Ondanks mijn niet te onderdrukken lust om het uit te schateren, veinsde ik een groote verontwaar diging. „Heb je dat gezegd, Frangoise? Hoe heb je het gedurfd!" Frangoise verhief haar gelaat van uit de witte lakens. „Ga voort, ga voort, Frangoise! Wat heeft Jean je wel geantwoord?" „Lieve Denise, je weet, dat ik niet aan ver beelding lijd, je moogt mij dus gelooven als ik je verzeker, dat ik zijn lippen heb zien tril lenDenise, nooit heb ik zoo'n blijdschap gevoeld!" „En toen?" „Toen zei hij: Mag ik u feliciteeren, juf frouw! Hij zei dat heel kalm, ik heb hem be wonderd." „Dat was ook bewonderenswaardig!" Het enthousiasme van mijn nicht amuseerde mij kostelijk. „Toen," ging zij voort, „heb ik hem gezegd, dat die gelukwensehen voorbarig waren en op dat oogenblik hebben wij elkaar aangezien. Wat heeft hij in mijn oogen gelezen, dat hem zoo verbijsterde! Ik geloof, dat mijn oogen mij afschuwelijk verraden hebben, want hij is opeens heel bleek geworden. Ik heb het hoofd gebogen en wij hebben niets meer gezegd." „Is dat alles?" „Ja, alles." Ik voor mij vond, dat Frangoise zich al met weinig tevreden stelde, maar er bestaan zeker in de liefde van die intuities, die niet bedrie gen, omdat dit weinige haar al zoo gelukkig maakte. „En nu," zei zij, „spreek niet meer, laat mij mijn geluk genieten." Zij gaf mij een teeken om de kaars uit te dooven, verzonk onder de dekens en zooals zij probeerde ik te slapen. De slaap kwam echter niet.... Het ruischen der golven, dat duidelijk waar te nemen was door het openstaande venster, deed mij het zalige uur opnieuw beleven, toen ik vlak naast mij de tegenwoordigheid had meenen te voelen van mijn onbekenden verloofde. Bij dit geluk was een weinig pijn, maar ik was te vermoeid om die vreemde gevoelens te ontleden, die mij nu eens het hart verruimden, het dan weer neerdrukten. Om ons landhuis was alles in slaap gedom peld, het geluid van de branding onderstreepte de stilte van den nacht, inplaats van die te verbreken. Ik kon niet in slaap komenOpeens trilden vlak bij mij de snaren van een onzicht bare viool en de prachtige Bourrée van Bach danste omhoog naar den sterrenhemel, kwam mijn kamer binnen, waar ik verrukt en ver baasd als het ware op mijn bevende lippen haar ontving. Maar, nadat ik aandachtig ge luisterd had, vroeg ik mij af, welke trouwe bode mij in de duisternis van den nacht het heerlijke genot verschafte, waarnaar ik zoo verlangd had. De viool zong dicht bij mij. Zeker was het een of andere buurman, die dat concert had bijge woond en nu de sensatie er van weer had willen ondervinden, waarin hij trouwens won derlijk goed slaagde. Zijn spel had wel niet de onvergelijkelijke brio van den kunstenaar, dien wij dien avond gehoord hadden, maar be zat meer eer» teedere gratie, een luchtige charme, die mij volkomen in beslag namen. Nieuwsgierigheid of wel de wensch om beter te hooren, bewogen mij stil uit het bed te glij den om naar het raam te gaan. Ergens in de verte waren wel eenige lichten te zien, maar in onze omgeving was alles donker. Toen ik uit het open venster leunde, kreeg ik de mooie melodie van de Bourrée als het ware in mijn gezicht. Geen twijfel, de violist bevond zich in de Albatros, beneden in de groote kamer.... Maar dan is het GeorgesHoe kon dat, hij zóu toch per fiets naar huis gaan, dadelijk nadat wij vertrokken waren!.... Als hii het niet is, dan is het een weldoend genie, een wel luidende schaduw, die voor mjj zingt. De logika en mijn gezond verstand zeggen mij, dat Georges aan zijn nachtelijken tocht per fiets heeft verzaakt, maar ik wil daar niet naar luisteren, ik wil zien en weten. Frangoise slaapt gerust en droomt waar schijnlijk van haar Jean, zij kan mij dus niet zien, dat ik mijn grooten avondmantel omsla en zachtjes onze kamer verlaatIk loop zoo stil op de trap, dat de treden niet kraken.... Nu hoor ik duidelijker de Bourrée zingen in de groote kamer gelijkvloersch, waarvan de deur half geopend isBevend over mijn stoutmoedigheid duw ik die verder open en ga binnen Is het Georges of Robert, die bij het venster de viool in de hand klemt met zulk een bezield gezicht? Ik kan zijn trekken niet goed onder scheiden, want er is geen ander licht dan dat der afnemende maan en der flauwe sterren, maar die uitdrukking van extase kan toch niet behooren aan den bedaarden Georges! Het is Robert, die door de luchtruimte mij zijn levende gedachte overzendt Toen de laatste noot weerklonken had en de violist zich omkeerend, mij bemerkte, viel de kostbare viool op gevaar af van te breken, op den gronden de dierbare silhouet teekende zich af tegen den donkeren nacht, met uitge strekte armenIn mijn grooten lichtblauwen avondmantel moest ik er uitzien als een ver schijning. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9