De stereoscopische film 2 3 Peer Gynt in Oslo OVER NIEUWE POËZIE WOENSDAG 8 JULI 1936 Werkelijkheid overtroefd Jan Vercammen Een liefdeslied per radio Een daverend succes UNKER OOG RECHTER OOG GEZIEN DOOR GEZIEN DOOR HET UNKER OOG HET RECHTER OOG GROENE X INKT Ted Lewis speelt tijdens rechtszittingen k R00DÊ Y INKT Nu de eerste stereoscopische film (re liëffilm, perspectieffilm, drie-di mensionale film) is vertoond, heeft men dan eindelijk een indruk van wat men zich geruimen tijd vaaglijk heeft voorge steld en menigeen zal het wel vergaan zijn als ondergeteekende, die van tijd tot tijd opschrok of zijn gekleurden bril maar lie ver van zijn neus nam om zich te ver meien in het verschrikte gestommel om hem heen. Het is een sensationeel geval, deze drie dimensionale film, die definitief schijnt te willen breken met het platte vlak, dat tot dusver het afzetgebied van de filmprojec tie was. Men realiseere zich het verschil. Tot nog toe kenden we de twee-dimensionale film, de platte film, waarop de geprojecteerde figuren schaduwen, schimmen der werke lijkheid waren. Wij namen ze op in de hoogte en de breedte. Thans voegt zich een derde afmeting bij de reeds bestaande, n.l. de diepte en we nemen de figuren waar met het linker- en het rechter-oog. die de beelden apart zien en tot een totaal beeld vereenigen. De indruk is niet langer meer een schaduw, die zich vergroot of verkleint, al naar gelang zij op ons toe schijnt te komen of van ons weg schijnt te gaan, doch de werkelijkheid zelf en méér dan dat. Want niet alleen zien we de beelden in hun reëelen verschijnings vorm op het doek, doch treden van het doek af en schijnen de zaal binnen te komen. Zij worden niet langer meer be grensd door het kader dat het projectie doek omsluit, doch bewegen zich vrij in de ruimte, zoodat men zich verbaast, dat het beeld zich geheel uit zijn omgeving los maakt en op een bepaald oogenblik geen omgeving meer heeft. En zoo ziet men een waterstraal, een muziekinstrument, een schommelende juf frouw, een bal, een geweerloop op zich toe komen met het angstig gevoel, dat zij zich in uw oog zullen boren. Aan dezen indruk ontkomt men niet en men begint te besef fen, dat de stereo-film tot ondraaglijke sensaties in staat moet zijn. Hoe deze in drukken tot stand komen, moge volgen uit de technische uiteenzetting, die wij hier onder afdrukken en die correspondeert met de vier geteekende figuren. Het menschelijke oog vertoont zeer veel ge lijkenis met een camera. Het heeft een lens en een lichtgevoelige plaat of netvlies, waarop het omgekeerde beeld van dat, wat men waar neemt, ontstaat. Dat het beeld wordt omge keerd is voor onze studie niet belangrijk, wij kunnen dit dan ook gevoeglijk voorbijgaan. Op figuur 1 kijken een paar menschenoogen naar een blok hout. Een onderzoek zal u doen ervaren, dat het rechter-oog meer van den eenen kant van het blok ziet en het linker-oog meer van den anderen kant. Wat het linker en wat het rechter-oog ziet, ziet u op figuur 2. Deze beide verschillende indrukken der oogen worden door de hersenen ontvangen en tot één enkelen indruk vereenigd. Het opmerkelijke is hierbij, dat hierdoor niet een vlak beeld ont staat, doch een beeld, waaraan het element der diepte is toegevoegd de derde dimensie bij die van breedte en hoogte. Thans zien wij in plaats van de beide men schenoogen van figuur 2 twee camera's een camera voor het linker-oog en een voor het rechter-oog en photografeeren het blok hout met beide oogen. Het beeld, dat th-ns ont staat, ziet er precies uit als figuur 2. Nu bren gen wij het beeld van het linker-oog roodge kleurd op een filmstrook, dat van het rechter oog in groene kleur en drukken beide fllm- strooken over elkaar af, zooals u uit figuur 3 kunt zien. Wij bekijken de aldus samengestelde film strook r.u eens niet gewoon, maar door een bril, die een rood gelatine-filter voor het rech ter-oog en een groen gelatine-filter voor het linker-oog heeft. Het rechter-oog, dat door den rooden filter ziet, kan het roodgekleurde btjeld van het linker-oog niet zien de filter maakt het on zichtbaar, daar deze dezelfde kl ar heeft. Maar het rechter-oog ziet het groene beeld van het rechter-oog precies hetzelfde, als toen 't naar 't werkelijke blok hout op figuur 1 keek. Hetzelfde geldt voor het linker-oog, dat door den groenen gelatine-filter kijkt en het groene beeld van het rechter-oog niet kan zien, aan gezien filter en beeld dezelfde kleur hebben. Maar het linker-oog ziet het roode beeld van het linker-oog hetzelfde beeld, als toen het naar het werkelijke blok hout op figuur 1 keek. Het resultaat is hetzelfde, als wanneer men op het werkelijke blok hout kijkt een in de hersenen ontstaan beeld, dat de derde dimensie heeft alleen, dit drie-dimensionale beeld is op kunstmatige wijze geschapen. By de opnamen van „Audioscopie" werden twee filmcamera's gelijktijdig gebruikt, wifer lenzen op zoodanigen afstand van elkaar waren aangebracht, dat deze overeenkwam met den afstand der oogen van elkaar. Van de gepho- .o i co tographeerde scène bestaan dus twee negatie ven. Een daarvan is het beeld van het linker oog, het andere dat van het rechter-oog. De beide negatieven worden afgedrukt op één filmpositief, het eene met groenen inkt, het an dere met rooden inkt. Wanneer nu dit filmposi tief in de bioscoop op de gewone manier op het doek wordt geprojecteerd, en het publiek het door den rood-groenen bril bekijkt, heeft leder toeschouwer den indruk een drie-dimen sionale film te zien. Met deze techniek worden bewonderenswaar dige resultaten b.reikt. Het blok hout, waarvan hier sprake is, kan (oogenschynjyk) van het doek steeds verder naar voren worden gescho ven, tot ongeveer een Meter van den toeschou wer af, hoewel hij misschien wel 60 Meter van het doek verwijderd zit (figuur 4). Tot zoover de technische kant van het wonderlijke geval. Het lijkt niet oppor tuun reeds nu de mogelijkheden te over wegen, waartoe een aesthetische toepas sing van de nieuwe vinding leiden kan. Voorloopig zal de filmindustrie zich daar ook weinig van aantrekken en zeker zal de techniek een oplossing moeten vinden voor het hulpinstituut dat gekleurde bril heet. Met name zou het op dit oogenblik een uiterst verwarrenden indruk maken, wan neer men een logisch gecomponeerde film geheel in drie dimensies zou vertoonen, daar de derde dimensie veel minder opvalt bij de beweging die zich van links naar rechts en omgekeerd dan wel van achter naar voren en omgekeerd voltrekt. Men heeft bij het filmpje, dat thans wordt ver toond, met opzet karakteristieke bewegin gen gekozen, die den nadruk op de derde afmeting leggen. -Bij een regelmatige han deling, zooals die voorkomt in de meeste speelfilms en waarbij geen opzet in de be weging der figuren aanwezig is, waarin men dus de beweging in alle richtingen waarneemt, kunnen zich de meest verras sende maar ook hinderlijkste gevallen voordoen, die alle evenwicht verstoren om dat de eene beweging in weerwil van de derde dimensie nochtans in het platte vlak plaats heeft, terwijl de onmiddellijk daaraan voorafgaande of daarop volgende uit het vlak treedt en alle verband met de handeling ruw en radicaal verbreekt. Doch dit alles is techniek en techniek kan verbeterd en bedwongen worden. Zeker is, dat de stero-film nog in het allereerste begin van haar ontwikkeling staat en dat men nog in de verste verte niet vermoeden kan, op welke wijze zij den artistieken filmer nieuwe elementen in handen zal spelen. Het wachten is dus op de volgende expe rimenten, die meer houvast zullen bieden dan het curieuze filmpje, dat we thans te aanschouwen kregen. Dbg. Aldus ongeveer stelle men zich een bioscoop zaal voor bij de vertooning van een stereoscopische film. De man op het doek spuit een syphon spuitwater naar de toeschouwers, die een zoo sterken indruk van deze gebeurtenis krijgen, dat zij van schrik opspringen Betrekkeiyk kort na het uiteenvallen van de R u i m t e-Groep, die in de Vlaam- sche letterkunde Marnix Gijsen, Wies Moens, Paul van Ostayen, Paul Verbruggen, en den wat ouderen Karei van den Oever met elkander verbond, kwam er een nieuwe dich- ter-constellatie aan het woord, zonder al te nauw verband, wier hoofdorgaan het maand blad De Tydsstroom geweest is, doc-t zij thans in de nieuwe tüdschriften Volk, Vormen en Dietbrand haar stem hoo- ren. Deze groep wordt door weinig kenmerken vereenigd, André Demedts, Pieter G. Buckincx. André de Marest, Paul Rogghe, de klooster broeder Albe, Paul van Vree behooren ertoe, en vormen met den dichter Jan Vercammen een ietwat onafhankelijke pléjade, eerder on derscheiden door een zekere vrijmoedigheid in het hanteeren van den versvorm dan door een groote gemeenschappeiykheid van artis tieke overtuiging. In deze groep is Jan 'Vercammen, die in Januari 1936 toetrad tot de redactie van De Gemeenschap wel bij uitstek de zanger van het gelukkige huwelijk (een moeilijk on derwerp voor den lyricus) en van het eenvou dige geloof, zyn beelden bbjven verwant aan de gevoels-metaphoriek van Wies Moens, maar zijn dichtvorm, aanvankeiyk breed-hymnisch. en overeenkomend met Pransche voorbeelden, die invloed hadden ondergaan van Paul Clau- del, werd allengs strakker, en den laatsten tijd trok deze jonge dichter de aandacht als ver taler van exotische liederen, hetgeen uiter aard een zeker raffinement van de prosodische techniek eischt, naast een oorspronkelijke macht over de taal. Zijn dichtbundel Het Tweede Land, uitgegeven by Steenlahdt te Kortrük, heeft reeds drie voorgangers gehad in de bundels Eksode, Reven en Credo, zoodat men nauwelijks meer van jeugdwerk in den strik ten zin kan gewagen. De nog jeugdige dichter, die hier het woord voert, beschikt reeds over ervaring, zelfs over een duidelijk onderscheid baren eigen toon; hy heeft zich reeds een toe komst gemaakt en een reputatie verworven, hij heeft een naam op te houden, en eventueel te verliezen. De jonge katholieke poëzie in Vlaanderen, zoo vroegtijdig door het zwygen harer voornaam ste vertegenwoordigers tot een stilstand ge leid, verwacht van Vercammen en zijn school de stuwkracht en het doorzettingsvermogen, die over haar beteekenis zullen beslissen. Hij is dus, hoewel nog jong, en hoewel geen ge boren „leidersfiguur" (zooals dat tegenwoordig maar al te spoedig heet, zoodra een jongeman met de vuist op tafel kan slaan) een man, naar wien men uitziet om de kansen van de dichtkunst in Zuid-Nederland te schatten. Hij is daarenboven, biykens zijn prille bundels, een man met een buitengewoon dichteriyk levens besef, wiens gemoed het zuiverst te vergeiyken valt met dat der Brabantsche en Limburgsche jongeren uit de allerlaatste jaren, de landelijk vervoerden, de feestelijk verrukten, de onbe- zorgden, de joyeuzen en de enthousiasten, voor wie de kentering van het expressionisme voor- by schijnt, en die met groot vertrouwen, soms ook met veelbelovend talent, den duisteren komenden tyd tegemoet gaan, liever een lied op de lippen dan zorgen in het hoofd of vra- g enin het hart dragend. Dit is een benydens- waardig dichtersgeslacht. Het kniest en criti- castert niet, het houdt niet alledag uitver koop van geestelijke waarden of opruiming van oude droomen. Het grijpt den dag, en tracht met dezelfde lyrische stoutmoedigheid ook het eeuwige te grüpen. Het kent en geniet de dich- teriyke metaphysiek van het gelukkige oogen blik, het stoeit met de zon, speelt met de ster ren en maakt wysjes uit de muziek der sferen. Het bekommert zich niet om stoffelijke of spi- ritueele nooden. Het zaait noch het maait, en het kleedt zyn dichtkunst met alle heerlyk- heden van de natuur, waarmede het vertrouwd is als met moeder of kind. Avondstilte, scha duw en zon, bloeiende boomgaarden bekoren deze generatie weer: We weten 't nu zoo gaat de dichter naar een ryken dood Maar dit vreugdevolle verschiet van het nieuwe dichterschap is niet zonder geheimen. De warme mysteries van leven, liefde en dood, tydeiyk door den rampzaligen oorlog uit het geheugen verdrongen voor de waarneming eener harde, knagende realiteit, herwonnen de aandacht en het vertrouwen van de jongsten, zoodat men gaarne, zelfs opgelucht luistert naar het aarzelend geluid van hun hooge stemmen, die niet langer verbeten vloeken of klagen, doch helder zingen willen. Hoe teeder spreekt deze Vercammen over de liefde van den jongen man tot zyn jonge vrouw, en over het bedaren van onrust en onlust, zoodra hy vertoeven mag in haar lief gezelschap, zoodra hij zich bergen mag in het gevoel van boven- aardsche veiligheid, dat haar nabyzyn hem geeft! Hoe voelt hij zich thuis in zün eigen omgeving, benydenswaardig gevoel, aan de dichters van de twintiger jaren, die door vroe ge wanhoop werden versomberd, en naar binnen gekeerd, zoo zelden gegund: Nu weven onze wilgen weer hun zilverkleed met deze wilde weligheid der zon met de' arbeid van de zaaiers op het veld Het is misschien een gelukkige waarheid, dat deze jongste dichters plattelandsmenschen zün, die hun eigen wilgenboomen hebben, en geen bezitlooze grootstadbewoners, geen razen de nomaden van het snelverkeer, zooals die der iets oudere school, in haar eerste j'eugd ge- epateerd door fel schitterende lichtreclames, en in haar latere jaren teruggewezen op de brandende stilten van de ziel en haar een zaamheid, of op het verzetvolle sarcasme tegen deze vernietigende wereld, die alles inspant om de schoonheid te verijdelen. Ook in de dichtkunst van Jan Vercammen is het gerucht dier wereld doorgedrongen, langs krantenberichten, en hy kon den zelf moord eener gevierde zangeres tot onderwerp van een poëtisch tüdsbeeld maken, hierin de mindere blüvend van zyn mederedacteur A. J. D. van Oosten, maar zün idyllische vitaliteit wordt door de waarneming van het verbijste rende nauweiyks gestoord. Hy is in hoogeren zin tevreden met zyn lot en maakt het leven tot een onafgebroken Huwelijksdag: Het was een dag met ongebroken uren en, zonder morgen, was hy zonder val: hy was alleen een zuiver duren en louter licht was allerzyds zijn wal. In zulk een dag leeft de muze van Jan Ver cammen haar landelyke leven. De stemkracht van den dichter schünt nog niet de volte te hebben bereikt. Er zit nog groei in zyn talent. Maar de zuiverheid van het sentiment is ver zekerd. Uit den geheelen bundel stygt een lyrisch-verrukte toon op, die bij de jonge dich ters weerklank wekt, en die de voorwaarde levert tot een bloei der poëzie. Dit is de groot-' ste waarde van zijn beminnelijk werk. De vorm is wel eens gekunsteld, soms te dartel, maar vrij van de namaak-blijdschap, die de nieuwe school bedreigt. Hü is een eeriyk zanger van het schoone des levens. A. v. D. Eigenlijk heeft de film weinig uit te staan met een radio-liefdeslied, hoewei er on ophoudelijk in wordt gezongen en be mind. Het gaat meer om een lied dat gestolen is door een slechtaardig muziekuitgever, die graag geld verdient aan andermans geestes producten. Deze heer heeft een aanbieding ge kregen van Ollie Watts, een jong, doch, naar men in de film beweert, zeer begaafd compo nist. Ollie heeft, begeleid door een gitaar, het lied voorgezongen en de uitgever heeft het met afgryzen van de hand gewezen. Maar en ziehier de verdorvenheid van den uitgever de volgende week reeds zingt heel Broadway den schlager van Ollie. De slechte man heeft het lied laten copieeren en zegt nu dat het zijn eigen compositie is. Vanzelfsprekend is Ollie verschrikkelijk kwaad, want hij heeft pas een radio wedstrijd voor amateurs gewonnen en hy heeft tijdens dezen wedstrijd de blonde Vir ginia Bruce leeren kennen, waardeeren en be minnen. Dus wil Ollie een groot man worden om met Virginia te kunnen trouwen. Edoch een groot man worden is niet voldoende. Hem ontbreekt bovendien het adres van Virginia. Wel heeft ze beweerd dat ze Jones heet, maar dat is onjuist. Ollie heeft twee vrienden en wel doeners, die iets met taxi's en oud-stryders hebben te maken. De vrienden speelden eens in een militaire kapel en zijn derhalve be vriend met Ted Lewis en een kolonel, zy ont moeten den kolonel, die het wederzien wil vie ren en daarom de geheele kapel, alsmede Ollie op een feest uitnoodigt. En wat ziet de goede Ollie nu? Virginia Bruce alias juffrouw Jones is de dochter van den- kolonel. Hij vindt het een beetje raar, maar hy is toch aangenaam verrast wanneer Virginia zyn muziek wil hel pen uitgeven. Doch dan komt het reeds ge melde incident met het gestolen lied. Virginia twyfelt aan Ollie en Ollie vlucht van droefe nis. De vrienden vinden hem, helpen hem met geld en bezweren hem een proces in te span nen. Ollie stemt toe en gaat bewijzen dat de uitgever nooit de componist geweest kan zyn. Hij heeft zyn melodie namelijk gecomponeerd naar oude Amerikaansche volkswysjes. HIJ roept derhalve heele volksstammen op. India nen, negers en houthakkers komen in de rechtszaal en zingen, begeleid door de geüni formeerde band van Ted Lewis in het getuigen- bankje. De liederen schallen door het ge rechtsgebouw en zelfs voor Amerika is het een sensationeele vertooning. Natuuriyk wint Ollie het proces en het meisje. Het min of meer vreemde geval kan gezien worden. Jan Vercammen (Speciale correspondentie) OSLO, Juni 1936. Geen wonder, dat men in Noorsche scho len, huizen en hoeven, naast den dich ter Bjömson, den voorvechter van Noor wegens onafhankelijkheid, het portret van Ib sen aan den muur vindt, den genialen schepper van het diepzinnige, eeuwig-menschelüke en klassieke Peer Gynt, door welk werk hy zich op één lyn gesteld heeft met Shakespeare en Goethe. Sinds 1901 beleeft Oslo nu een derde re prise, nadat de rollen vijftien jaar onaer 't stof hebben gelegen. En de opvoering heeft ongekend groot succes. Avond aan avond wordt voor volle zalen gespeeld en reeds meer dan vyftien maal voor geheel uitverkochte zaal. Uit alle deelen van 't land stroomt 't pu bliek naar Oslo en men heeft er urenlange reizen voor over om 't stuk te zien. Velen zien 't zelfs meer dan een keer. En ondanks de lange, lichte zomeravonden biyft Peer Gynt gaan, vier vyf maal per week. 't Succes is zeker op de eerste plaats te dan ken aan 't prachtige werk van Ibsen, maar op de tweede en zeker even groote plaats aan den Peer Gynt vertolker Alfred Maurstad, by wien Ibsens fyn kunstwerk in meesteriyke han den is. In een recensie (H. Blad 17 Mei) over de film Peer Gynt, lezen we, dat we „nooit op 't tooneel een Peer Gynt gezien hebben, zoo vol maakt de zoekende droomer en daarnaast de zelfbewuste Streber als Hans Albers...." Onmiddellijk moeten we toegeven, datwe niet vergeiykenderwyze kunnen oordeelen, om dat de Peer Gynt-film hier in Noorwegen niet te zien is. Die werd, na enkele malen gedraaid te hebben geboycot. De Noren duldden die mishandeling niet van Ibsens kunstwerk. Maar dat Maurstad's sjiel Ibsens schepping van heel dichtbü benadert, is zeker: en dat al leen een geboren Noor den bijna onspeelbaren Peer Gynt kan vertolken, zich als Peer Gynt „kan geven", is even zeker. Toen Ibsen Peer Gynt schreef, bedoelde hy 't niet voor 't tooneel, maar als leesstuk: aan een opvoering dacht hij niet. Later uitte hy tegen een Duitsch vertaler, dat opvoering mis schien mogelijk zou zyn, maar dan met schrapping van de vierde acte (Peer Gynts wereldomzwervingen en de allegorieën), die vervangen zou moeten worden door muziek met Engelsche, Fransche en Duitsche motieven. By de opvoering van nu is de vierde acte echter op meesteriyke wyze in scène gezet, maar vervalt de vijfde acte, met de schipbreuk en de rede van den prest by 't graf van den dienstweigeraar, omdat bij de generale repetitie bleek, dat de opvoering te lang duurde. Met korte pauzen neemt 't stuk nu reeds meer dan vier uur in beslag. Al is 't dan niet oorspronkeiyk als zoodanig bedoeld, toch leent Peer Gynt zich prachtig voor 't tooneel. Maar Peer Gynt zien, zonder 't gelezen te hebben, is in een land reizenj zonder de taal te kennen, want in zooverre is 't een leesstuk, dat men alléén uit de opvoering niet de heele volheid vat van Ibsen's vonkelenden humor, lijnen geest, van z'n prachtig cynisme en z'n diepmenschelijke ontleding. Is Peer Gynt eigenlijk een drama, een ko medie of een sprookjesspel? Met welke ver schillende benamingen men 't betiteld vindt. Noch 't een, noch 't ander is Peer Gynt. 't Is een menschenleven: 't bestaan, zooals een mensch 't beleeft, zcoals 't voor ieder van ons is; een bonte revue van tragiek, van hochsteim- mung, van heimeiyke fantasie, van brandende liefde, van zich vry en los van alles voelen, van inkeer, 't Leven bestaat immers niet uit enkele langgerekte scènes, maar uit elkaar snel vol gende, korte, bonte, wisselende actes en in den opbouw daarvan heeft Ibsen zich geniaal ge toond. 't Is, of hy den mensch in heel z'n wonder lijke, fijne samenstelling wil blootleggen en tegelyk de heele, oneindige wereld wil omvat ten: of hy den jongen, krachtigen, vitalen Peer Gynt boven op den aardbol zet, zinne beeld van de menschenwereld. De aardbol, die in Ibsens werkkamer (te zien in 't Bygdö Museum buiten Oslo) een groote plaats in neemt. Ibsen legt den man, den zoeker Peer Gynt (en zyn we niet allen zoekers!), tot in 't diepst van zichzelf bloot voor ons en men kan dit. boeiende snel van diepe menscheiykheid niet zien, zonder meegesleept te worden, na te denken, ontroerd te worden, zonder zich, tot diep in zichzell, bewust „mensch" te voelen. In 1875 schreef Grieg: de opvoering van Peer Gynt kan goed doen in Kristiania, waar 't materialisme de overhand krijgt en verstikt, wat heilig en hoog moet zyn: ik geloof, dat men den menschen een spiegel voor moet hou den, waarin 't egoïsme zichzelf ziet en zoo'n spiegel is Peer Gynt. 't Is wonderbaarlijk, zooals Grieg Ibsen heeft kunnen volgen in z'n compositie. Wat zou Peer Gynt zijn, zonder de muziek en wat is de Griegsche Gynt-muziek, waarvan brokken overbekend zijn, misbruikt als illustratie van banale fiim-romantiek, losgemaakt van de by- behoorende scènes: de wanhoop van Ingrid, de verleide bruid, in 't onderaardsche hol van de trollen 1), bij Aase's sterfbed. 't Verwonderlijke is, dat Grieg er zich met de grootste moeite toe gezet heeft om de mu ziek te schryven en hier alleen toe is overge gaan, na Ibsens voortdurend aandringen. In de gepubliceerde briefwisseling tusschen Grieg en Björnstjerne Björnson, lezen we, dat Grieg vanuit Kopenhagen aan laatstgenoemden schrijft: „Ik was net samen met Hans Ander sen, die over je spreekt met de oude bewon dering, terwyl hy zich tot Ibsen hoegenaamd niet aangetrokken voelt en hy Peer Gynt 't ergste vindt, dat hij gelezen heeft. Ik voor mij kan niet anders dan 't bewonderen, hoe 't sprankelt van geest en gal van 't begin tot 't einde, maar mijn sympathie zal 't nooit heb ben. Het is geen vrye keuze, dat ik hier de muziek voor schrijf, Ibsen dwingt meIk moet muziek componeeren voor dit meest on muzikale onderwerp. Het is me een nacht merrie." En ondanks dit, heeft Grieg zooiets prach tigs tot stand kunnen brengen, boeit hy ons direct al in 't grillige voorspel, waarin we terug vinden, wat Ibsen ons later in 't stuk zal geven: bont Noorsch folklorisme, de willekeur en de kracht van Peer Gynt, de weeke, zachte melodieën van Solveig's teeren zang. Het stuk Peer Gynt is grillig en boeiend, als de Noorsche natuur en 't heeft een diep door dringenden Noorschen inslag. En men kan zich niet voorstellen, dat 't beter tot z'n recht kan komen, dan opgevoerd in Noorwegen, in scène gezet en gespeeld door Noorsche kunstenaars, nog geheel daargelaten de moeiiykheid van de taai-overzetting. Want Ibsens ragfyne humor en geest zitten aan de woorden en zinnen vast geklonken en iedere vertaling moet werken als een grove zeef, waardoor de fyne geestigheid tusschen de mazen wegglipt. Alfred Maurstad is de ideale Peer Gynt-ver- tolker, want wie kan zoo volkomen „zichzelf" zyn, in de tweezydige Peer Gynt-rol van boerenjongen en man van de wereld, als hy, de boerenzoon van 't Westlandsche Noorwegen, die als jongen opgroeide iy de wilde Noorsche natuur en daarna tot man van beschaving ge vormd werd aan de onderofficierenschool ln Bergen. Vanaf de allereerste scène boeit hy ons in z'n volmaakte spel als Peer, de fantast, de droomer, die zyn handen niet uitsteekt naar werk, maar in oude, gescheurde kleeren rond gaat en op z'n rug ligt aan den rand van 't bosch om in de drijvende wolken in de lucht z'n koninkryk te zien. Peer, de onrustige, die volgens geen enkel plan of principe leeft, maar door 't leven springt van oogenblik tot oogen blik, zooals een gems van steen op steen, en in zyn heerschzucht Ingrid op haar bruidsdag ontvoert, maar haar den dag daarna verlaat, omdat hy zich niet binden wil. Peer, die voor niemand bang is en zich op z'n dooie gemak voelt tusschen de wanstaltige trollen in hun griezelig, halfdonker, onderaardsch hol, maar die de diepste levenswaarheden niet onder de oogen durft te zien, zoodat hy aan z'n moeders doodsbed niet over dood wil denken of spre ken, maar „speelt", dat hy haar naar den hemel rijdt. In al z'n fantastischheid is dit de prachtigste en meest aangrypende scène. De liefde en 't begrypen tusschen Peer en z'n moeder, die haar zoon opgevoed heeft met sprookjes en wonderlijke vertelsels worden hier geniaal uitgespeeld, als Peer, die in den houten stoel voor naar bed z'n paard ziet, naast haar, op 't bed zittend, met teugels in de hand, Sint Petrus met fonkelende oogen toespreekt, dat hij z'n moeder moet binnenlaten. Dit is super- spel: men vergeet, dat 't spel is en beleeft t als werkelijkheid. Er gaat een huiver door de donkere zaal. En toch is ook deze scène in haar details zoo specifiek Noorsch: Peer's schildering van den hemel, met wyn en koffie en moeder Aase's bevende vraag.,og kaker" (zyn er ook koekjes by de koffie?). Want wat is een Noor sche feestelijkheid zonder koffie en wat is kof fie zonder „kaker". Peer, de fantasievolle, de stemmingsmensch, de onvervaarde, maar die terugdeinst voor een besluit, de van dag op dag levende, die 't in zijn doel en laten met de christelyke moraal niet zoo nauw neemt, maar leeft in een aan- doeniyk en kinderlijk vertrouwen op God, dat hy o.a. zoo geestig speelt, als hij alleen in de woestyn, op z'n knieën en met z'n handen ge vouwen naar den hemel, roept en smeekt en vleit om hulp: Peer is, volgens Ibsen-vorschers, het Noorsche karakter ten voeten uit getee- kend. Maar 't is beter te zeggen: gecaricatu- riseerd. Peer immers is de dichter, de kunste naar, in wien de mensch sterker leeft dan in anderen. Even prachtig als 't spel is de ensceneering met de voortdurend wisselende decors, de meeste met Noorsche natuurtafereelen, ge schilderd door Oliver Neerland. Byzonder ar tistiek is de scène, waarin Peer samen met de groengekleede dochter van den trollenkoning op laag boschgroeisel zit tegen een blauw wa- zigen achtergrond met fantastische berkjes. En in 't hol van de trollen, waar in 't geheimzin nige halfdonker vreemde, groene figuren met lange, slyn.ige armen de wonderlykste, gril ligste dansen uitvoeren, als bewegend zeewier, dan als woest waaiende boomen, op de bege leiding van Griegs onheilspellende „Trolltog".. Alleen een Noorsche mentaliteit kan zooiets creëeren, kan zich zoo prachtig indenken, hofc 't er in de wereld van geesten en heksen uit ziet, en hoe, onaesthetisch en toch wlld-lok- kend, een trollenprinses aan een menschen- man probeert te behagen. 't Is ondoenlyk om dit prachtige tooneelspel, vol folklore, Noorsche natuurtafereelen, alle gorieën en psychologische ontledingen in een enkel artikel weer te geven. Maar we moeten nog onze bewondering uiten en over de decors en over het spel van Maurstad in de laatste acten. 't Geheimzinnige, stille, angstaanjagen de Noorsche bosch en de zelfinkeer van den gryzen Peer Gynt, die van z'n veelbewogen le ven niets overhoudt, evenmin als van den bol, dien hy blad na blad afpelt, tot hij met leege handen op den boomstronk blyft zitten. Z'n beklemmende angst, als hy, struikelend met moede, oude voeten, z'n handen uitstrekt en roept: „Is er dan niemand, r.iemayd op aarde en in den hemel". De vele monologen verzwaren 't spelen van de Peer Gynt-rol, maar Maurstad geeft de .soms bladzyde-lange verzen met een bezieling en een inspiratie, die de spanning geen mo ment doen verflauwen. Ibsen creëerde een fyn geslepen edelsteen, toen hy Peer Gynt schreef. Door Alfred Maur stad's spel wordt 't een in-goud-geyat juweel. We willen Maurstad graag persooniyk spre ken. Dat is niet moeilyk: in Noorwegen gaan alle deuren met de grootste gastvrijheid open. „Hjertelig velkomme" zegt Maurstad als hy ons ontvangt op de veranda van z'n ruim, wit houten huis, dat even buiten Oslo ligt tusschen dennen en geurende berkjes. De ontvangst is Noorsch: verbluffend gastvry, met koffie, veel soorten gebak, likeur. En met uitzicht over de stille, blauwe fjord, praten we over Peer Gynt. „Bent u niet moe, na zoo'n avond, want driemaal moet u zich heelemaal anders instel len: eerst als de jonge Peer, dan als man van de wereld en later als oud geworden man?" „Ja, in 't begin was ik „nok saa slitten,'- maar het went." „Welk motief," is onze vraag, „houdt u vast als den rooden draad, die door 't stuk heen loopt, 't „vaer dig selv" (wees jezelf), dat Peer verbasterde in zyn leven tot 't „wees Jezelf genoeg," de egoïst, of 't „gaa utenom Peer" (ga er omheen), dat de stem in 't bosch hem toeroept, 't negatieve, 't willen ontwyken van besluiten en moeiiykheden?" Maurstad bladert in Ibsens werk, vol met imponeerende potloodstrepen.... „Ongetwyfeld bedoelt Ibsen 't laatste als hoofdmotief, want Ibsen's allereerste trek, ais hij ons Peer Gynt voorstelt, is de openingszin, waarmee hy hem teekent: „Peer, du lyver" (Peer, je liegt). Ibsen wil den mensch geven, die zich onttrekt aan de werkelykheid, den aar zelenden aen negatieven En hoewel Peer Gynt als karakter specifiek Noorsch is, is dit een al gemeen menscheiyke eischenschap." We hebben 't over de vertaling. „Neen, vertalen is vrywel onmogelijk," zegt Maurstad, want er gaat veel te veel verloren en buiten Noorwegen is er zooveel in Peer Gynt, dat geen zin heeft. Byvoorbeeld in de scène bij de bergtrollen, waar de trollenkoning zegt, dat Peer Gynt een gelen strik aan zyn staart mag dragen als hoogste eer, wat slaat op een van de kleuren van de Zweedsche vlag en verband houdt met de politiek van dien tyd. En als Peer Gynt van de trollen verlost wordt door 't luiden van de kerkklokken (wat volgens oud Noorsch by geloof de eenige red ding van 't troldom was) is die fyne beeld spraak van koeienbellen en zwartrokbellen niet om te zetten in een andere taal." 't Is drinken aan de bron, om met Maur stad, die z'n rol van alle kanten bestudeerd heeft, van gedachten te wisselen over dit meesterwerk van Ibsen. Hy bladert en citeert met z'n diepe, klankvolle stem brokken ver zen „En dit, is 't u niet opgevallen, dat Peer Gynt altyd antwoordt in slagwoorden. Dat heeft Ibsen gedaan, om een dichter uit dien tyd, die zichzelf voortdurend citeerde, te hekelen." Dan de vrouw in Peer Gynt. 't Stuk opent met moeder Aase, de vrouw, die hem 't leven heeft gegeven en 't eindigt met Solveig, die hem haar liefde geeft, maar ook haar moe derlijkheid en by wie hy als oude man be scherming zoekt, met z'n hoofd in haar schoot, smeekend: „o, verberg me, verberg me," op te vatten als: ik wil weg van de aarde, neem me terug vrouw. Maar de tyd gaat te snel. Maurstad moet naar z'n „werk", en hy heeft een goed half uur noodig om zich te schminken. „Even nog dit," zegt hij en gaat ons voor door de ruime, houten kamer in oud Noorschen styl: „deze wereldkaart is geteekend door Neer land, die de decors voor Peer Gynt geschilderd heeft, voor mijn zes-jarig zoontje." De heele wand is in beslag genomen door een reuze kaart, waarop een wereldhelft ln beeld is gebracht, te beginnen met bovenaan de witbesneeuwde Noordpool, waar Nansen tegenopklimt met z'n hondensleeën en Amund sen landt met z'n vliegtuig en verder in dien styl uitgewerkt, zooals alleen een fantasie van een kunstenaar dat kan, met Napoleon, wyd- beens staand op Sint Helena en onderaan, ln de warme landen, groote kameelen, die drin kenuit de waschtafel, naast de wereld kaart. De geografische decoratie is bedoeld voor een kinderkamer! „Nu moet ik gaan," zegt Maurstad en neemt z'n thermosflesch met „havresuppe", de na tionale lafenis voor sportmenschen, om zich tusschen de bedryven aan te versterken. Voor de hoeveelste maal zal hij spelen van avond? Misschien voor de vyftigste? Die zwa re, moeilijke rol, die tot 't uiterste vergt. Maar hy kan zich sterken aan den eenstem- migen roem en lof uit heel Noorwegen en zelfs van buiten de grenzen, aan de vele persoon lijke uitingen van bewondering en dank van al degenen, wien hij door zyn spel iets waarde vols heeft gegeven. ANNE BIEGEL. 1) Trollen zijn wanstaltige berggeesten, die in Noorsch bygeloof een groote rol spelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 10