1 <Kdm&aal van den da§ Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland 1 Haagsche hofjes ISXÈÊiÊÊSsSSÈÊgSS DINSDAG 14 JULI 1936 Oud stedenschoon, dat menigeen niet kent De badplaats Brighton Wang-Lun De onbekende Verloofde De badplaats Brighton ondergaat een indrukwekkende moderniseering j Bij snelverkeer geen alcohol DOOR LEMAIRE TT Wie hier, in de Residentie, over het oude, oneffen plaveisel van de smalle stoepen langs de Prinsengracht loopt, het ka kelbonte, drukke marktleven voorbij, waar tin gelende trams zich een weg doorheen banen en waar politiekehngen-met-de-pet in groepjes bij elkaar luidruchtig de vraagstukken van den dag bespreken, wie op een mooien Zaterdagmiddag hier langs loopt weet hij, hoe dicht hier in zijn nabijheid een van de mooiste punten van oud-Den Haag ligt, een stuk stadsschoon, dat van de honderd geboren Hagenaars er mogelijk niet één ooit goed heeft bekeken? Hier liggen niet ver van elkaar de oude Haag sche hofjes, gedeeltelijk nog in hun heel oor- spronkelijken toestand, gedeeltelijk zóó geres taureerd, dat zij, met behoud van hun stijlvol karakteristiek, meer moderne geriefelijkheden bieden aan de oudjes, die ze nog heden ten dage bewonen. Tot de eerste groep de hofjes, die nog ge heel in hun oorspronkeltjken staat bleven be hoort het Holje van Nieuwkoop, zoo genoemd naar den stichter, die eigenaar was van de heerlijkheden Nieuwkoop, Achthuizen en Noor den. Het Hofje van Nieuwkoop werd gebouwd in de tweede helft van de zeventiende eeuw naar het ontwerp van Pieter Post. Aan de Prinsen gracht gaf een groote monumentale poort, die den eentonigen buitenmuur brak, toegang tot het inwendige. Engelenfiguren, die men nu nog ziet, hebben eens de wapenschilden gedragen van den stichter en zijn gade; in den tijd der Fransche Revolutie echter vielen deze wapen schilden ton offer aan de algemeene razzia tegen alles, wat van adel was of aan den adel herinnerde. Thans blijft de groote poort ge sloten en is de ingang aan de Warmoeziers- straat. Bij 't binnentreden van het hofje treffen het eerst en het meest de stilte en de rust, die tus- schen deze pittoreske nuisjes hangen. De gevel tjes doen wel wat somber aan, doch de fleur van het tuintje, waarin naast floxen, geraniums en margrieten hier en daar heel gemoedereerd erwten en boonen opschieten, laat toch van het geheel een vriendelijken indruk achter. Hier prijken in den gevel aan het stijlvolle regenten huis nog wél de wapens van den Heer van Nieuwkoop. Zestig oude vrouwtjes zitten hier in deze klei ne woninkjes samen. Zij hebben ieder een ka mertje, een bovenkamertje en een zoldertje tot hun beschikking. Ze beredderen allen hun eigen huishoudentje, koken hun eigen potje en ge nieten zooveel gezelligheid, vrijheid en onaf hankelijkheid als vrouwtjes van hun leeftijd maar begeeren kunnen. Niet ver van het Hofje van Nieuwkoop ligt, aan de Varkensmarkt, het Hooftshofje. Ook dit doet een tikje somber aan. Het is ook wat klei ner. .Hooge deuren geven hier toegang tot de kleine huisjes, die ook geheel in hun oorspron- keiijken Lodewijk XIV-stijl zijn behouden. Aanstonds heel wat vriendelijker spreken twee andere oude Hofjes dat van Cornelia van Wouw en dat van den Heiligen Geest. Het eerste ligt aan de Lange Beestenmarkt. Het werd in 1647 gesticht en opgetrokken in Hollandschen Renaissancestijl. Aan drie kanten omsluiten de aardige trapgeveltjes het binnen plein, waarop vier keurig aangelegde bloemper ken, door de bewoonsters zelf werkelijk met smaak onderhouden, om de steenen pomp heen liggen. Het eenige, dat aan den oorspronkebj- ken staat ontbreekt en dat geldt eigenlijk ook voor de andere hofjes is het raam, het echte, oude typische kruisraam. Hier zit er nog één mooi, wit glas in lood. Men kan zich echt voorstellen hoe prachtig oit karakteristieke raam in het geheel past. Een prachtig stuk oude kunst valt nog te be wonderen in de Regentenkamer, waartoe een mooi-geviamde oude eiken deur toegang geeft en waar nog een oud-Hollandsche schouw, steunend op terracotta-pilaren, in den ernst van haar sobere beeldhouwwerk neerziet op meubels, die zoo.... modern zijn. De aardigste verrassing, die het Cornelia van Wouw-hofje den stedeling biedt is wel de boomgaard, die zich erachter bevindt. Een wer kelijke rijke boomgaard met perelaren en appelboomen, met een vijgeboom, die zwaar staat van de vruchten en een fraaie moerbei langs den muur. Wist ge, Hagenaar, dat mid den in uw centrum een boomgaard ligt achter een oude-vrouwenhofje? Van alle Haagsche hofjes echter spant de kroon het Heilige-Geest-hofje op de Pavil joensgracht, tegenover de Stille Veerkade, waar Spinoza's oude huisje ligt. Vlak bij het stand beeld van den wijsgeer ligt de ingang van het hofje. Het werd in 1616 gesticht en in 1935 onder de hoogst bekwame leiding van architect B. van Heyningen gerestaureerd. Zijn naam dankt dit hofje aan de omstan digheid. aat vroeger in Den Haag de dienst der weldadigheid was opgedragen aan de Hei lige Geest Meesters, die geleidelijk in het bezit van yerschillende kleine armenhuisjes kwamen, over de heele stad verspreid. Enkele stonden o.a. nog op de plaats, waar thans het paleis van wijlen de Koningin-Moeder is gebouwd. Om al deze huisjes nu bij elkaar te krijgen, werd dit groote complex, dit hofje, gesticht op de bezitting van de familie Doublet. Thans nog drie eeuwen later is dit een der schoonste plekjes van de Residentie. Hier leeft men nog heelemaal in den ouden tijd. De frischroode geveltjes, met de oude trapjes bekroond, de roode pannendaken, de De trapgeveltjes en de roode daken en het gezellige praatje over de onderdeur in het Heilige Geest-hofje te Den Haag luiken en de kleine vensters en daartusschen met eenige waardigheid het regentenhuis, dat alles ademt de rust van den ouderdom. En hoe gezellig leeft dit alles! De deuren in de huisjes zijn weer in tweeën verdeeld, in een onder- en een bovendeur. Een van beide kan worden opengezet. Een praatje over de onderdeur hoort tot de gemoedelijkheden vein het dage- lijksche leven der bewoonsters van deze „een- mans"- of liever „eenvrouws"-huisjes. De restauratie van dit hofje heeft vooral het interieur der afzonderlijke woninkjes gerief lijker gemaakt. Onmiddellijk achter de onder en bovendeur waar men zich nog met een heuschen klopper aandient ligt 't keukentje. Klein, maar frisch en comfortabel. Echt zoo iets voor oudjes, die wel graag bedrijvig zijn, maar niet meer zooveel kunnen loopen. Men kan hier, in dit keukentje, niet veel loopen, alleen maar draaien. Met de eene hand kan men het gas aansteken en tegelijk met de an dere de kraan boven het makkelijke gootsteen tje opendraaien zóó klein is alles. Maar ge rieflijk is het. Er is met iedere plaatsruimte in één woord gewoekerd. Vlak achter de keu ken ligt de W.C. Ook een heele vooruitgang! Vraagt men het den vrouwtjes zelf, dan gaan ze daarop 't meest trotsch! Een trap leidt naar boven. Ook weer heelemaal op oude menschen ingesteld; zoo gemakkelijk mogelijk. Boven ligt dan nog een frissche slaapkamer en een berg ruimte. Beneden ligt natuurlijk nog de zit-, eet-, huis-, woonkamer. Ook hier zijn nog enkele kruisramen aan wezig. Zij weiden door den restaurateur met groote moeite in eere hersteld. Zij sieren het Regentenhuis, waarvan het interieur geheel en al is herbouwd zóó, als het naar alle waar schijnlijkheid in vroeger dagen is geweest. Een oude balkenzoldering, een schouw met witte tegels, een oud schilderij, voorstellende de be deeling der armen, een kaarseniuchter, een prachtig-eikenhouten tafel, kortom alles is hier in zoo fijn mogelijke stijlzuiverheid hersteld. Hoeveel moeite doet men zich niet vaak om idyllische hoekjes in oude steden op te speu ren! En noe weinig weet men van het bestaan van deze heekjes, deze hofjes, waar een wel- dadigè, ernstige sfeer hangt, waar niets noopt tot haast en onrust, waar harmonie in het leven ligt en blijheid en tevredenheid, die op ieder, die er binnentreedt, aanstonds als de oude, zware poort zich achter hem gesloten heeft, toegemoet komt! „Geloof en Weten schap" heeft velen Hagenaars een openbaring gedaan toen het hierheen onder de voortreffe lijke leiding van architect van Heyningen zelf een excursie organiseerde. Hier ligt een stuk echt-Hollandsch stedenschoon, geboren uit een echt-Hollandsche opvatting van den plicht der liefdadigheid jegens den ouden medemensch. N. Hp. De vroede vaderen van de groote zee- en pretstad Brighton mogen gelukgewenscht worden met de merkwaardige resultaten van hun financieel beleid. Deze grootste en volkrijkste badplaats ter wereld wendt sinds eenige jaren energieke pogingen tot moderniseering aan hetgeen wel nocdig is, want de Promenade langs zee wordt grootendeels begrensd door huizen die hun eeuwfeest reeds goed en wel achter den rug hebben, en die dus meer een hulde zijn aan de soliditeit, waarmee vorige generaties bouwden dan aan de voortvarendheid waarmee latere generaties verbouwden. Ook zijn vele der hoofdstraten veel te nauw voor het ver keer van automobielen, die op Zon- en feest dagen de stad bij tienduizenden overweldigen. Zeer grootsche hervormingsplannen zijn ge maakt en hebben zelfs een begin van uitvoe ring gekregen in den vorm van tien- en twaalf verdiepingen hooge flatgebouwen die in elk geval eerlijk genoeg zijn niet den schijn te willen ophouden dat men te Brighton nog „buiten" is, en in de verbreeding van wegen. Met de voornaamste wegverbreeding die der Western road werd tien jaren geleden een aanvang gemaakt en deze is thans zoo goed als voltooid. De kosten waren zeer hoog, daar eigendommen aan den weg moesten worden aangekocht. Het laatste deel, dat door 't mid den der stad loopt, en niet veel langer is dan 300 meters, kostte wat den eigenlijken aanleg betreft, slechts f 50.000, doch bovendien moest „Och, waren alle menschen wijs.." (Dat is heelemaal niet noodig, als ze achter het stuur maar 'n klein beetje beter wilden opletten, dan konden we al héél tevreden zijn I) £950.000 uitgegeven worden voor de aan te koopen perceelen. Het zijn de kosten van onteigening welke te Londen groote plannen tot stadsverbetering en straatverbreeding menigmaal doen mislukken. Het duurt immers vaak zeer lang vóór de leeg gekomen terreinen verkocht, of de daarop ge bouwde huizen verhuurd worden. Bovendien zijn meestal de prijzen, die bij onteigening be taald worden, zoo hoog, dat de gemeente niet hopen kan de kosten ook maar eenigszins goed te maken. Verder wordt bij straatverbreeding een groot deel van de terreinen, waarop de hui zen gestaan hebben, bij den weg gevoegd. Dit vertegenwoordigt steeds een zeer aanzienlijken schadepost. Zoo bedroeg de waarde van het terrein, dat over een afstand van ruim 300 me ters bij den weg gevoegd werd, £220.000. Het gemeentebestuur heeft evenwel gemeend veel te moeten wagen om iets te kunnen win nen. De waarde van den grond aan de ver- breede straat liep snel op, en voor de winkel huizen en flats, welke de gemeente daar bou wen liet, kunnen thans huurprijzen gevraagd worden, veel hooger dan die welke eenige jaren geleden betaald werden. Het gevolg hiervan is dat niet alleen de 220.000, welke het aan den weg toegevoegde terrein gekost heeft, vol komen gedekt zijn maar dat het heele werk de gemeente waarschijnlijk geen penny kosten zal, 't is zelfs mogelijk dat zij er nog aan ver dienen zal, maar in ieder geval heeft zij de £1.000.000 „eruit". Zij past hetzelfde experiment thans op an dere straten toe; deze werden verdubbeld en verdrievoudigd in breedte. Bouwgrond ter waarde van tienduizenden ponden wordt ver breed, maar de nieuwe huizen aan de ver- breede straten en wegen worden gekocht of verhuurd nog vóór zij gereed zijn, en aange zien er thans maar éénverbreede straat is, waar nog huizen onverhuurd staan, ziet 't er naar uit dat de inderdaad indrukwekkende modemiseering, welke Brighton ondergaat, en welke nog jaren lang zal voortduren, de ge meente geen penny kosten zal. Vlak tegenover het standbeeld van Spi noza ligt de ingang van het Heilige Geest-hofje. In de regentenkamer daar boven zijn de oude kruisramen hersteld Wang-Lun heeft een huisje en een tuintje aan de heldere rivier, die rim pelloos de zonnestralen kaatst. Een kerseboom spiegelt trotsch zijn bloemendos in het zilveren watervlak. Wang-Lun leeft hier rustig en tevreden met zijn vrouw Chaia-We. Rijk zijn ze niet, maar ze hebben niet veel noodig. En Wang heeft zijn gansche leven lang gespaard. Honderden, vele honderden vracht jes heeft hij gepikold en zuinig gedaan met zijn loontje. Nu rust hij en heeft een vredig bestaan met zijn Chaia-We. Zij kan het best van alle vrouwen uit de wijk de zure rijstkoek jes bakken. Wang is tevreden over het leven en zit eiken dag in zijn tuintje, onder het bamboes-prieeltje en hij kijkt naar de rivier, waar de jonken glijden en hij mijmert over de wijze woorden van Konfutsé betreffende het leven. Hij zit er in een glanzende zijden kimono! De obi, die om zijn heupen strak gespannén zit, is geen gewone, geen alledaagsche. Wang-Lun filosofeert den dag door. Toen is er een dag,gekomen, dat zijn rust werd verstoord. Chaia bleef liggen op haar rustbed, met gesloten oogen. Zij sprak woor den, die zij anders nooit gesproken zou heb ben: zij was weer theeschenkster en riep om rijstkoekjes. Dat was lang geleden haar werk geweest. Maar het gespaarde geld deed haar dit vergeten. Wang keek ongerust naar haar koortsig gloeiende gezicht. Hij was bang. Want Chaia- We, zijn huisvrouw, was altijd rustig en be daard geweest. En nu schreeuwde zij en woel de rond. Ze zou misschien wel sterven, dacht Wang Dat zou wel erg voor hem zijn. Maar ach, het leven is kort en eenmaal komt er een eind aan. Ook bij Chaia. En Wang dacht een dok ter te moeten halen. Owee. Een goed dokter was duur. En zoo erg veel geld.tja. Hij wist precies hoeveel munten in zijn gelakte doosje waren. Mooie, glimmende zilveren mun ten. Hij gunde zijn Chaia een goed dokter, maar den goeden dokter gunde hij zijn zilver stukken niet. Hij keek nog eens naar Chaia. Toen is Wang naar Li-Tai-Pi gegaan, den bekwamen ge neesheer. Deze heeft Chaia onderzocht en toen heb ben zijn oogen zorglijk gestaan. „Wang-Lun, het leven is kort. Eens moet het eindigen. En voor Chaia is nu het einde gekomen." ,Wee mij," antwoordde Wang, „en zal uw kundigheid de gezondheid van Chaia mijn vrouw niet kunnen redden en doen weder- keeren. Vele kruiden wassen er, Wang-Lun. Slechts één zal haar kunnen reddenmisschien.... Ik zal doen wat in mijn macht is." Wang keek treurig. En hij rekende.... „Doe wat ge kunt, vader der wetenschap als ge haar gezond maakt, zal ik u honderd zilverstukken geven. Als ge haar niet gezond maakt, doch sterven laat, zal ik er u vijftig geven." Wang-Lun zit weer onder het bamboes- prieeitje en mijmert. Hij draagt een wit ge waad. Chaia is van hem heengegaan. Het leven is kort Li-Tai-Pi komt den stoffigen weg af en dan staat hij ineens voor Wang „Ik groet u. Ban de droefheid uit uw hart. Het is onmogelijk tegen de beschikking te strijden. Ge moet man zijn." „Vader der wetenschap, ik weet het," ant woordt Wang en kijkt ver over het watervlak. „Wat wilt ge met mij bespreken?" „Sta mij toe, Wang-Lun, uw geheugen te helpen. Als ge terug gaat in uw gedachten, tot voor drie wekentopn was ik voor het eerst bij uw Chaia. En, als ge het mij permitteert, toen spraken wij „Ik weet het," sprak Wang en knikte. „Ik weet het, wat ik u zeide." iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiimiiimimmin* Maar toen de kaboutertjes goed en wel van hun angsten be komen waren, vond de rat het tijd eens iets te zeggen. Jullie vrienden zijn aan den overkant, zei de rat met een knipoogje; zal ik jullie er eens over brengen? Nou dat was nog eens lief, vond Tuimeltje en plons.... daar gingen ze het water in. De kaboutertjes kriebelden den rat overal, maar deze scheen er niets om te geven en zwom rustig door. Ze waren nog pas aan den overkant gekomen en de rat was al weer teïuggezwommen, toen ze de torrenfamilie alleen terug zagen komen. Waar zijn onze vrienden, vroegen Tuimeltje en Kruimeltje verwonderd. Die konden ons huisje niet meer maken, schreiden de torretjes en we zijn zoo bang voor het onweder. Kom maar op onze ruggen zitten en laat de kleintjes dit touw vasthouden, zei Tuimeltje, dan zullen we jullie wel ergens binnen zien te krijgen. In een wip zaten de kaboutertjes van alle kanten vol torren. Gelukkig waren de kleintjes nog al vlug ter been. Ze liepen zoo hard ze konden mee, maar konden er toch niets aan doen, toen ineens een groote roofvogel uit de boomen op hen af kwam en de torretjes wilde oppeuzelen. Gelukkig kon Tuimeltje de vogel nog bijtijds met zijn bijl dreigen en zoo werden de diertjes in een hollen boom gebracht, waar ze niet meer nat konden regenen. „Wat geeft het of men veel geld heeft er men is niet gezond," peinsde de dokter en hij zeide het overluid. „Ik weet het," zeide *Wang nog eens. „En het is gerechtigheid doen zijn woord te houden," zeide Li-Tai. „Uw mond spreekt woorden van wijsheid kundige meester," zuchtte Wang. „Ik wil mijn schuld aan u kwijten.... Zeg mij, kent ge mijn uitspraak nog?" „Jawel," sprak Li, „jawel. Als ik Chaia ge zond zou maken, zoudt gij mij honderd zilver stukken geven.... Als ik haar niet gezond maakte, doch sterven liet, ontving ik er vijf tig „Er straalt waarheid uit uw woorden, Li- Tai-Pi. En mijn mond heeft geen onwaarheid gesproken." Wang gaat zijn huisje in en keert terug met een klein kistje en hij neemt weer plaats naast den geneesheer. Wang wijst op het doosje. „Antwoord mij," spreekt hij nu en doet het kistje open. „Antwoord mij op mijn vragen." De zilverstukken blikkeren in het zonlicht en Li strijkt zich over den kalen schedel. „Hebt ge mijn vrouw gezond gemaakt, Li- Tai-Pi?" Wang's vingers streelen de zilverstukken en hij laat ze klinken.... Helaas," spreekt de dokter, „he. j laas... wat baat imijn kundigheid tegen het lot helaashet leven is kort.... en eens koomt het einde De zilverstukken klikken in de hand van Wang en hij ziet den geneesheer aan. „Heb ge mijn vrouw dan laten sterven.... Laten stervenLi-Tai-Pi? Hebt ge haar dood laten gaan Ll-Tai-Pi kijkt verschrikt en srekt afwe rend de handen uit. „Zeg dat niet, Wang-Lun, zeg dat niet „Hebt ge haar laten doodgaanvraagt Wang. „By mijn vaderenneen, Wang-Lun neen, ik heb integendeel al mijn kennis aan gewend." Rinkelend klikken de zilverstukken uit de hand van Wang terug in het kistje. Hij sluit het met een slag. „Gij hebt haar niet gezond gemaakt.... gij hebt haar niet dood laten gaan.... waarvoor moet ik u dan mijn zilverstukken geven.... Waarvoor dan Li zucht en legt een vinger langs zijn neus. Hij wrijft en denkt. Wang is opgestaan. Wang gaat naar binnen en als hij terugkomt is Li-Tai-Pi reeds weggegaan. Wang zit en snuift de geuren van den ker senbloesem. Hij is tevreden met het leven. Hij filosofeert weer. De dokter is een man van eer en een denker. Een jonk glijdt om de bocht van de rivier en strak staat het spiegelbeeld van den kerse boom op het watervlak. De vaderen zullen den dokter voorspoed ge venhij is een man van eer.... h(j kent onderscheid. Wang is ingedut. Op den stoffigen weg loopt langzaam de dokter. Hij moet naar een zieke. „Ik kan hem genezen, Who-Tiaj. Maar geef mij eerst vijf en twintig zilverstukkenIk kan dan hier reeds mijn medicijnen koopen. Er is haast.... Het leven is kort.... Ik heb de kruiden niet bij mij. Geef mij nu eerst de zilverstukken. Gij zult leeren van deze ziekte van uw zoon. Gij zult er van leeren.... Ik heb van ziekten ook veel geleerd...." Alcoholgebrui kende autobestuurders en (doo- delijke) ongelukken zijn onafscheidelijk, want vei ligheid eischt nuchter- heid! - Bezint, voor gij InIUp begint i I I F1 A D KT 1VTif*C °p dit blad zün ingevolge de verzekeringsyoorwaarden tegen 17 7^0 - bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^S0 - biJ een ongeval met l-l /n(| f-\ a iA Bal "I ll It r. ongevallen verzekerd voor een der volgfende uitkeeringen I %J\I» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i %J\Jm doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. I 43 Zoo iets moest mij overkomen om mijn droe vige gedachten af te leiden, want zou ik het bekennen?.... sedert eenige dagen kreeg ik aanvallen van wanhoop. Robert schreef niet meer en ik was er blij om, want er bestond voor mij slechts een wezen op de wereld en hij ontweek en ontvluchtte mij! Hij zou dien dag op Saint-Flavien komen tegelijk met den dokter. Michel, die vroegtijdig te paard was weggereden om een verren rit te maken, zou met de twee heeren terugkomen voor de lunch. Mijn verbazing bij het ontvangen van de kaart van mijnheer Chourier deed mij even die vreugde en mijn verdriet vergeten. Ik be keek de kaart, ik begreep er niets van en pro beerde niet eens om er iets van te begrijpen. Ik was verbijsterd, dat was alles. Ik moest er met iemand over spreken en toe vallig kwam Francoise in de bibliotheek. „Lieveling," schreeuwde ik zoo hard ik kon. „Schat, er is mij iets overkomen! Zoek niet, raad niet, je zou het toch niet vinden!Een gepensionneerde onderwijzer zendt mij honderd stuivers als belooning voor mijn eerlijkheid.... Daar, lees!" De verbazing van Francoise was niet min der groot dan de mijne, maar dan glimlachte zij even. „Het is een vergissing," zei zij, mij de kaart teruggevend. „Natuurlijk, dat moet het zijn, want ik heb toch niet meer dan één portefeuille in mijn geheele leven gevondenEn het was niet die van mijnheer Chourier, officier van de academie. Weet je wat ik zal doen? Ik zal hem een briefje schrijven en hem zijn bankbiljet terugsturen." „Juist, dat moet je doen," zei Francoise. Maar op de kaart stond geen adres. Daar za ten wij, heel verlegen hoe nu te han delen. „Kijk eens naar het poststempel," zei Francoise. „Gevlekt, niet te ontcijferen!" „Laten wij eens nazien in het adresbroek van de leden der academie der lettres, de onderwijzeres van het dorp zal dat wel in be zit hebben." Die raad leek mij niet goed, mijnheer Chou rier is gepensionneerd, misschien reeds sedert jaren en zijn adres wordt niet meer vermeld. En dan, als ik hem dat biljet van vijf francs teruggezonden heb, is het geheim daarmede niet opgelostWat zeg ik daar: geheim? Er is geen geheim het is eenvoudig een ver gissing. „Me dunkt, dat de schrijvers aan het politie bureau knoeiers zijn. Zij schijnen de registers niet goed bij te houden! Francoise, weet je wat lis zal doen? Ik zal naar het politiebureau schrijven. Michel zal mij wel zeggen, hoe ik dat moet doen." Francoise vond mijn idee uitstekend, maar ik was er niet bijzonder tevreden mee. Er waren sedert eenigen tijd te vreemde dingen ge beurdBijvoorbeeld, de brieven van Robert de Beaufeu in den zak van den dokter.... Dat had mij een raren indruk gegeven, ik kon er mij niet van losmaken. Ik had er behoefte aan, er met Michel over te spreken en zoodra ik het getrappel van zijn paard hoorde, holde ik naar de voordeur. Hij was in gezelschap van den dokter, maar Georges was niet bij hem. „Wel?" vroeg ik, „waar blijft de derde ruiter?" „Hfj is een boodschap van zijn vader gaan brengen naar de Blauwe Hoeve, maar hij komt dadelijk hier," zei de dokter. „Hij komt, hoor," voegde er Michel aan toe op den toon, waarmee men een ongerust kind tevreden stelt, Natuurlijk.... ik voelde mü rood worden tot in mijn nek en ik had den dokter wel kunnen ranselen, toen hij bij het zien van mijn vuur rood gezicht even zachtjes begon te fluiten. Een stalknecht kwam om de paarden in ont vangst te nemen en zenuwachtig als ik was, begon ik te schaterlachen en zei: „Als u wist, wat voor een mooi cadeau ik zooeven ontvan gen heb! Ik geef het u te raden, maar u zult het niet vinden!" Om te plagen liet ik de verklaring nogal op zich wachten en dan kondigde ik op geheim zinnige wijze aan: „Ik heb geld ontvangen, of beter gezegd een bankbiljet van een schitte renden officier...." „Maar, Denise...." „Der academie des lettres, gepensionneerd onderwijzer." En ik reikte hun de kaart over van mijnheer Chourier. Het effect was verbluffend: Michel, zijn mond en oogen wijd open, schudde van een homerischen schaterlach, een lach, die tranen over zijn wangen deed biggelenDe dokter lachte ook, maar wei een beetje benepen en ik stond daar boos en zonder te begrijpen. Toen Michel een beetje bedaard was, zei hij tot den dokter: „Ik had het wel voorspeld, dat moest den een of anderen dag gebeuren." „Begrijp jij er dan iets van?" vroeg ik. „Het moet een vergissing zijn of wel een flauwe mop. Ik ben van plan te schrijven naar het politiebureau." „Uitstekend...." zei de dokter. „Komaan, Paul," bromde Michel, nog vuur rood door zijn inspanning bij het lachen, „ga nu niet meer wat nieuws verzinnen! Hier heb ben wij de ontknooping, die wij zochten, de grappige, onverwachte ontknooping als in een kluchtspel!" Iets vaags scheen de duisternis, waar ik mij tegen verzette, te doen wijken, maar ik wilde het niet zien. „Wacht nog even," zei de dokter, maar Michel hernam: „Denise, mijn lief nichtje, mijn arme, beleedigde Denise, je zult waar schijnlijk woedend zijn. Wjj moeten je iets ver schrikkelijks bekennen." „Ik heb geen zin mij kwaad te maken," zei ik moedeloos. „O, des te beter!" Wij waren onwillekeurig naar een prieeltje gegaan, waar een paar fauteuils om een steenen' tafel stonden. De dokter nam plaats zeggende: „Het moest er van komen en daarom beter vandaag dan morgen." Zich tot mij wendend, maakte hij een bui ging en zei: „Juffrouw Denise, ik heb de eer u voor te stellen den uitvinder van markies de Beaufeu!" ....Ja, om de waarheid te zeggen, dat voor zag ik, dat verwachtte ik.... „Wat een mop!" zei ik.... alleen om maar iets te zeggen. „En ziehier mijn medeplichtige," voegde hij er aan toe op Michel wijzend. „Ons succes heeft onze verwachtingen over troffen, want wij konden niet denken, dat onze grap zoc ver zou gaan," voegde mijn neef er aan toe. „Maar wie wordt hier nu eigenlijk bespotte lijk gemaakt?" vroeg ik met klanklooze stem, „u zegt, markies de Beaufeu „Een Aprilvisch, lieve nicht!" „Noem het niet een visch, maar een wal- visch," voegde zijn vriend er aan toe. „Maar, die portefeuille „Behoort eenvoudig aan mijnheer Chourier." „Onmogelijk! Die initialen, dat markiezen- kroontje...." „Niet onmogelijk! De portefeuille behoort mijnheer Chourier toe, zooals zekere tooneel- kijker met initialen aan juffrouwBrissot....Ik geloof beslist, dat haar wel elegante, maar tweedehandsche hoeden eens behoord hebben aan adellijke damesDe modehuizen, waar die deftige heeren en dames htm inkoopen doen, nemen ook wel een en ander terug, wat dan aan gepensionneerde onderwijzers voor een zoet prijsje kan worden overgedaan." Ik begreep, helaas, eindelijk begreep ik en het hoofd gebogen hoorde ik de spotternijen van den dokter aan, over de elegantie en schoonheid van den eigenaar der portefeuille. „Ik had u toch vijf francs als belooning voorspeld, juffrouw Denise," zei hij ten slotte. Maar mijn beste Michel had medelijden met mij. Op mijn verzoek verklaarde hij mij de mystificatie, waarvan ik het slachtoffer was geworden. Mijn buitengewone opwinding en verbeelding betreffende den eigenaar der por- teleuille hadden die twee monsters, Michel en de dokter, geamuseerd. Van den anderen kant waren zij verontwaardigd over de wijze, waarop ik hun vriend Georges Peral had afgewezen. Om hun vriend te wreken en te mijnen koste te lachen, hadden zij een deftig klinkenden naam uitgevonden, die begon met de initialen in de portefeuille, eigenlijk was Robert de Beaufeu een vondst van den dokter. Zij lieten kaartjes drukken met dien naam en zonden een kameraad van Paul Renaud, onbekend aan ons personeel, naar het hotel Martignac, ter wijl tante, Francoise en ik dien middag kerken waren gaan bezoeken. Het was op 1 Anril. .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9