1
<Kdm&aal van den da§
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland
1
Haagsche hofjes
ISXÈÊiÊÊSsSSÈÊgSS
DINSDAG 14 JULI 1936
Oud stedenschoon, dat
menigeen niet kent
De badplaats Brighton
Wang-Lun
De onbekende Verloofde
De badplaats Brighton ondergaat
een indrukwekkende
moderniseering
j
Bij snelverkeer geen alcohol
DOOR LEMAIRE
TT
Wie hier, in de Residentie, over het oude,
oneffen plaveisel van de smalle stoepen
langs de Prinsengracht loopt, het ka
kelbonte, drukke marktleven voorbij, waar tin
gelende trams zich een weg doorheen banen en
waar politiekehngen-met-de-pet in groepjes bij
elkaar luidruchtig de vraagstukken van den dag
bespreken, wie op een mooien Zaterdagmiddag
hier langs loopt weet hij, hoe dicht hier in
zijn nabijheid een van de mooiste punten van
oud-Den Haag ligt, een stuk stadsschoon, dat
van de honderd geboren Hagenaars er mogelijk
niet één ooit goed heeft bekeken?
Hier liggen niet ver van elkaar de oude Haag
sche hofjes, gedeeltelijk nog in hun heel oor-
spronkelijken toestand, gedeeltelijk zóó geres
taureerd, dat zij, met behoud van hun stijlvol
karakteristiek, meer moderne geriefelijkheden
bieden aan de oudjes, die ze nog heden ten
dage bewonen.
Tot de eerste groep de hofjes, die nog ge
heel in hun oorspronkeltjken staat bleven be
hoort het Holje van Nieuwkoop, zoo genoemd
naar den stichter, die eigenaar was van de
heerlijkheden Nieuwkoop, Achthuizen en Noor
den. Het Hofje van Nieuwkoop werd gebouwd in
de tweede helft van de zeventiende eeuw naar
het ontwerp van Pieter Post. Aan de Prinsen
gracht gaf een groote monumentale poort, die
den eentonigen buitenmuur brak, toegang tot
het inwendige. Engelenfiguren, die men nu nog
ziet, hebben eens de wapenschilden gedragen
van den stichter en zijn gade; in den tijd der
Fransche Revolutie echter vielen deze wapen
schilden ton offer aan de algemeene razzia
tegen alles, wat van adel was of aan den adel
herinnerde. Thans blijft de groote poort ge
sloten en is de ingang aan de Warmoeziers-
straat.
Bij 't binnentreden van het hofje treffen het
eerst en het meest de stilte en de rust, die tus-
schen deze pittoreske nuisjes hangen. De gevel
tjes doen wel wat somber aan, doch de fleur van
het tuintje, waarin naast floxen, geraniums en
margrieten hier en daar heel gemoedereerd
erwten en boonen opschieten, laat toch van het
geheel een vriendelijken indruk achter. Hier
prijken in den gevel aan het stijlvolle regenten
huis nog wél de wapens van den Heer van
Nieuwkoop.
Zestig oude vrouwtjes zitten hier in deze klei
ne woninkjes samen. Zij hebben ieder een ka
mertje, een bovenkamertje en een zoldertje tot
hun beschikking. Ze beredderen allen hun eigen
huishoudentje, koken hun eigen potje en ge
nieten zooveel gezelligheid, vrijheid en onaf
hankelijkheid als vrouwtjes van hun leeftijd
maar begeeren kunnen.
Niet ver van het Hofje van Nieuwkoop ligt,
aan de Varkensmarkt, het Hooftshofje. Ook dit
doet een tikje somber aan. Het is ook wat klei
ner. .Hooge deuren geven hier toegang tot de
kleine huisjes, die ook geheel in hun oorspron-
keiijken Lodewijk XIV-stijl zijn behouden.
Aanstonds heel wat vriendelijker spreken
twee andere oude Hofjes dat van Cornelia
van Wouw en dat van den Heiligen Geest.
Het eerste ligt aan de Lange Beestenmarkt.
Het werd in 1647 gesticht en opgetrokken in
Hollandschen Renaissancestijl. Aan drie kanten
omsluiten de aardige trapgeveltjes het binnen
plein, waarop vier keurig aangelegde bloemper
ken, door de bewoonsters zelf werkelijk met
smaak onderhouden, om de steenen pomp heen
liggen. Het eenige, dat aan den oorspronkebj-
ken staat ontbreekt en dat geldt eigenlijk
ook voor de andere hofjes is het raam, het
echte, oude typische kruisraam. Hier zit er nog
één mooi, wit glas in lood. Men kan zich
echt voorstellen hoe prachtig oit karakteristieke
raam in het geheel past.
Een prachtig stuk oude kunst valt nog te be
wonderen in de Regentenkamer, waartoe een
mooi-geviamde oude eiken deur toegang geeft
en waar nog een oud-Hollandsche schouw,
steunend op terracotta-pilaren, in den ernst
van haar sobere beeldhouwwerk neerziet op
meubels, die zoo.... modern zijn.
De aardigste verrassing, die het Cornelia
van Wouw-hofje den stedeling biedt is wel de
boomgaard, die zich erachter bevindt. Een wer
kelijke rijke boomgaard met perelaren en
appelboomen, met een vijgeboom, die zwaar
staat van de vruchten en een fraaie moerbei
langs den muur. Wist ge, Hagenaar, dat mid
den in uw centrum een boomgaard ligt achter
een oude-vrouwenhofje?
Van alle Haagsche hofjes echter spant de
kroon het Heilige-Geest-hofje op de Pavil
joensgracht, tegenover de Stille Veerkade, waar
Spinoza's oude huisje ligt. Vlak bij het stand
beeld van den wijsgeer ligt de ingang van het
hofje. Het werd in 1616 gesticht en in 1935
onder de hoogst bekwame leiding van architect
B. van Heyningen gerestaureerd.
Zijn naam dankt dit hofje aan de omstan
digheid. aat vroeger in Den Haag de dienst
der weldadigheid was opgedragen aan de Hei
lige Geest Meesters, die geleidelijk in het bezit
van yerschillende kleine armenhuisjes kwamen,
over de heele stad verspreid. Enkele stonden
o.a. nog op de plaats, waar thans het paleis
van wijlen de Koningin-Moeder is gebouwd.
Om al deze huisjes nu bij elkaar te krijgen,
werd dit groote complex, dit hofje, gesticht op
de bezitting van de familie Doublet.
Thans nog drie eeuwen later is dit een
der schoonste plekjes van de Residentie.
Hier leeft men nog heelemaal in den ouden
tijd. De frischroode geveltjes, met de oude
trapjes bekroond, de roode pannendaken, de
De trapgeveltjes en de roode daken en het gezellige praatje over de onderdeur in
het Heilige Geest-hofje te Den Haag
luiken en de kleine vensters en daartusschen
met eenige waardigheid het regentenhuis, dat
alles ademt de rust van den ouderdom. En hoe
gezellig leeft dit alles! De deuren in de huisjes
zijn weer in tweeën verdeeld, in een onder- en
een bovendeur. Een van beide kan worden
opengezet. Een praatje over de onderdeur
hoort tot de gemoedelijkheden vein het dage-
lijksche leven der bewoonsters van deze „een-
mans"- of liever „eenvrouws"-huisjes.
De restauratie van dit hofje heeft vooral het
interieur der afzonderlijke woninkjes gerief
lijker gemaakt. Onmiddellijk achter de onder
en bovendeur waar men zich nog met een
heuschen klopper aandient ligt 't keukentje.
Klein, maar frisch en comfortabel. Echt zoo
iets voor oudjes, die wel graag bedrijvig zijn,
maar niet meer zooveel kunnen loopen. Men
kan hier, in dit keukentje, niet veel loopen,
alleen maar draaien. Met de eene hand kan
men het gas aansteken en tegelijk met de an
dere de kraan boven het makkelijke gootsteen
tje opendraaien zóó klein is alles. Maar ge
rieflijk is het. Er is met iedere plaatsruimte
in één woord gewoekerd. Vlak achter de keu
ken ligt de W.C. Ook een heele vooruitgang!
Vraagt men het den vrouwtjes zelf, dan gaan ze
daarop 't meest trotsch! Een trap leidt naar
boven. Ook weer heelemaal op oude menschen
ingesteld; zoo gemakkelijk mogelijk. Boven ligt
dan nog een frissche slaapkamer en een berg
ruimte. Beneden ligt natuurlijk nog de zit-,
eet-, huis-, woonkamer.
Ook hier zijn nog enkele kruisramen aan
wezig. Zij weiden door den restaurateur met
groote moeite in eere hersteld. Zij sieren het
Regentenhuis, waarvan het interieur geheel en
al is herbouwd zóó, als het naar alle waar
schijnlijkheid in vroeger dagen is geweest. Een
oude balkenzoldering, een schouw met witte
tegels, een oud schilderij, voorstellende de be
deeling der armen, een kaarseniuchter, een
prachtig-eikenhouten tafel, kortom alles is hier
in zoo fijn mogelijke stijlzuiverheid hersteld.
Hoeveel moeite doet men zich niet vaak om
idyllische hoekjes in oude steden op te speu
ren! En noe weinig weet men van het bestaan
van deze heekjes, deze hofjes, waar een wel-
dadigè, ernstige sfeer hangt, waar niets noopt
tot haast en onrust, waar harmonie in het
leven ligt en blijheid en tevredenheid, die op
ieder, die er binnentreedt, aanstonds als de
oude, zware poort zich achter hem gesloten
heeft, toegemoet komt! „Geloof en Weten
schap" heeft velen Hagenaars een openbaring
gedaan toen het hierheen onder de voortreffe
lijke leiding van architect van Heyningen zelf
een excursie organiseerde. Hier ligt een stuk
echt-Hollandsch stedenschoon, geboren uit een
echt-Hollandsche opvatting van den plicht der
liefdadigheid jegens den ouden medemensch.
N. Hp.
De vroede vaderen van de groote zee- en
pretstad Brighton mogen gelukgewenscht
worden met de merkwaardige resultaten
van hun financieel beleid.
Deze grootste en volkrijkste badplaats ter
wereld wendt sinds eenige jaren energieke
pogingen tot moderniseering aan hetgeen
wel nocdig is, want de Promenade langs zee
wordt grootendeels begrensd door huizen die
hun eeuwfeest reeds goed en wel achter den
rug hebben, en die dus meer een hulde zijn
aan de soliditeit, waarmee vorige generaties
bouwden dan aan de voortvarendheid waarmee
latere generaties verbouwden. Ook zijn vele
der hoofdstraten veel te nauw voor het ver
keer van automobielen, die op Zon- en feest
dagen de stad bij tienduizenden overweldigen.
Zeer grootsche hervormingsplannen zijn ge
maakt en hebben zelfs een begin van uitvoe
ring gekregen in den vorm van tien- en
twaalf verdiepingen hooge flatgebouwen die in
elk geval eerlijk genoeg zijn niet den schijn te
willen ophouden dat men te Brighton nog
„buiten" is, en in de verbreeding van wegen.
Met de voornaamste wegverbreeding die
der Western road werd tien jaren geleden
een aanvang gemaakt en deze is thans zoo goed
als voltooid. De kosten waren zeer hoog, daar
eigendommen aan den weg moesten worden
aangekocht. Het laatste deel, dat door 't mid
den der stad loopt, en niet veel langer is dan
300 meters, kostte wat den eigenlijken aanleg
betreft, slechts f 50.000, doch bovendien moest
„Och, waren alle menschen wijs.."
(Dat is heelemaal niet noodig, als
ze achter het stuur maar 'n klein
beetje beter wilden opletten, dan
konden we al héél tevreden zijn I)
£950.000 uitgegeven worden voor de aan te
koopen perceelen.
Het zijn de kosten van onteigening welke te
Londen groote plannen tot stadsverbetering en
straatverbreeding menigmaal doen mislukken.
Het duurt immers vaak zeer lang vóór de leeg
gekomen terreinen verkocht, of de daarop ge
bouwde huizen verhuurd worden. Bovendien
zijn meestal de prijzen, die bij onteigening be
taald worden, zoo hoog, dat de gemeente niet
hopen kan de kosten ook maar eenigszins goed
te maken. Verder wordt bij straatverbreeding
een groot deel van de terreinen, waarop de hui
zen gestaan hebben, bij den weg gevoegd. Dit
vertegenwoordigt steeds een zeer aanzienlijken
schadepost. Zoo bedroeg de waarde van het
terrein, dat over een afstand van ruim 300 me
ters bij den weg gevoegd werd, £220.000.
Het gemeentebestuur heeft evenwel gemeend
veel te moeten wagen om iets te kunnen win
nen. De waarde van den grond aan de ver-
breede straat liep snel op, en voor de winkel
huizen en flats, welke de gemeente daar bou
wen liet, kunnen thans huurprijzen gevraagd
worden, veel hooger dan die welke eenige jaren
geleden betaald werden. Het gevolg hiervan is
dat niet alleen de 220.000, welke het aan den
weg toegevoegde terrein gekost heeft, vol
komen gedekt zijn maar dat het heele werk
de gemeente waarschijnlijk geen penny kosten
zal, 't is zelfs mogelijk dat zij er nog aan ver
dienen zal, maar in ieder geval heeft zij de
£1.000.000 „eruit".
Zij past hetzelfde experiment thans op an
dere straten toe; deze werden verdubbeld en
verdrievoudigd in breedte. Bouwgrond ter
waarde van tienduizenden ponden wordt ver
breed, maar de nieuwe huizen aan de ver-
breede straten en wegen worden gekocht of
verhuurd nog vóór zij gereed zijn, en aange
zien er thans maar éénverbreede straat is,
waar nog huizen onverhuurd staan, ziet 't er
naar uit dat de inderdaad indrukwekkende
modemiseering, welke Brighton ondergaat, en
welke nog jaren lang zal voortduren, de ge
meente geen penny kosten zal.
Vlak tegenover het standbeeld van Spi
noza ligt de ingang van het Heilige
Geest-hofje. In de regentenkamer daar
boven zijn de oude kruisramen hersteld
Wang-Lun heeft een huisje en een
tuintje aan de heldere rivier, die rim
pelloos de zonnestralen kaatst. Een
kerseboom spiegelt trotsch zijn bloemendos in
het zilveren watervlak. Wang-Lun leeft hier
rustig en tevreden met zijn vrouw Chaia-We.
Rijk zijn ze niet, maar ze hebben niet veel
noodig. En Wang heeft zijn gansche leven lang
gespaard. Honderden, vele honderden vracht
jes heeft hij gepikold en zuinig gedaan met
zijn loontje. Nu rust hij en heeft een vredig
bestaan met zijn Chaia-We. Zij kan het best
van alle vrouwen uit de wijk de zure rijstkoek
jes bakken.
Wang is tevreden over het leven en zit eiken
dag in zijn tuintje, onder het bamboes-prieeltje
en hij kijkt naar de rivier, waar de jonken
glijden en hij mijmert over de wijze woorden
van Konfutsé betreffende het leven. Hij zit
er in een glanzende zijden kimono! De obi,
die om zijn heupen strak gespannén zit,
is geen gewone, geen alledaagsche.
Wang-Lun filosofeert den dag door.
Toen is er een dag,gekomen, dat zijn rust
werd verstoord. Chaia bleef liggen op haar
rustbed, met gesloten oogen. Zij sprak woor
den, die zij anders nooit gesproken zou heb
ben: zij was weer theeschenkster en riep om
rijstkoekjes. Dat was lang geleden haar werk
geweest. Maar het gespaarde geld deed haar
dit vergeten.
Wang keek ongerust naar haar koortsig
gloeiende gezicht. Hij was bang. Want Chaia-
We, zijn huisvrouw, was altijd rustig en be
daard geweest. En nu schreeuwde zij en woel
de rond.
Ze zou misschien wel sterven, dacht Wang
Dat zou wel erg voor hem zijn. Maar ach, het
leven is kort en eenmaal komt er een eind
aan. Ook bij Chaia. En Wang dacht een dok
ter te moeten halen. Owee. Een goed dokter
was duur. En zoo erg veel geld.tja. Hij
wist precies hoeveel munten in zijn gelakte
doosje waren. Mooie, glimmende zilveren mun
ten. Hij gunde zijn Chaia een goed dokter,
maar den goeden dokter gunde hij zijn zilver
stukken niet.
Hij keek nog eens naar Chaia. Toen is Wang
naar Li-Tai-Pi gegaan, den bekwamen ge
neesheer.
Deze heeft Chaia onderzocht en toen heb
ben zijn oogen zorglijk gestaan.
„Wang-Lun, het leven is kort. Eens moet
het eindigen. En voor Chaia is nu het einde
gekomen."
,Wee mij," antwoordde Wang, „en zal uw
kundigheid de gezondheid van Chaia mijn
vrouw niet kunnen redden en doen weder-
keeren.
Vele kruiden wassen er, Wang-Lun. Slechts
één zal haar kunnen reddenmisschien....
Ik zal doen wat in mijn macht is."
Wang keek treurig. En hij rekende....
„Doe wat ge kunt, vader der wetenschap
als ge haar gezond maakt, zal ik u honderd
zilverstukken geven. Als ge haar niet gezond
maakt, doch sterven laat, zal ik er u vijftig
geven."
Wang-Lun zit weer onder het bamboes-
prieeitje en mijmert. Hij draagt een wit ge
waad. Chaia is van hem heengegaan.
Het leven is kort
Li-Tai-Pi komt den stoffigen weg af en dan
staat hij ineens voor Wang
„Ik groet u. Ban de droefheid uit uw hart.
Het is onmogelijk tegen de beschikking te
strijden. Ge moet man zijn."
„Vader der wetenschap, ik weet het," ant
woordt Wang en kijkt ver over het watervlak.
„Wat wilt ge met mij bespreken?"
„Sta mij toe, Wang-Lun, uw geheugen te
helpen. Als ge terug gaat in uw gedachten, tot
voor drie wekentopn was ik voor het eerst
bij uw Chaia. En, als ge het mij permitteert,
toen spraken wij
„Ik weet het," sprak Wang en knikte. „Ik
weet het, wat ik u zeide."
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiimiiimimmin*
Maar toen de kaboutertjes goed en wel van hun angsten be
komen waren, vond de rat het tijd eens iets te zeggen. Jullie
vrienden zijn aan den overkant, zei de rat met een knipoogje;
zal ik jullie er eens over brengen? Nou dat was nog eens lief,
vond Tuimeltje en plons.... daar gingen ze het water in. De
kaboutertjes kriebelden den rat overal, maar deze scheen er
niets om te geven en zwom rustig door.
Ze waren nog pas aan den overkant gekomen en de rat was
al weer teïuggezwommen, toen ze de torrenfamilie alleen terug
zagen komen. Waar zijn onze vrienden, vroegen Tuimeltje en
Kruimeltje verwonderd. Die konden ons huisje niet meer maken,
schreiden de torretjes en we zijn zoo bang voor het onweder.
Kom maar op onze ruggen zitten en laat de kleintjes dit touw
vasthouden, zei Tuimeltje, dan zullen we jullie wel ergens
binnen zien te krijgen. In een wip zaten de kaboutertjes van
alle kanten vol torren.
Gelukkig waren de kleintjes nog al vlug ter been. Ze liepen
zoo hard ze konden mee, maar konden er toch niets aan doen,
toen ineens een groote roofvogel uit de boomen op hen af
kwam en de torretjes wilde oppeuzelen. Gelukkig kon Tuimeltje
de vogel nog bijtijds met zijn bijl dreigen en zoo werden de
diertjes in een hollen boom gebracht, waar ze niet meer nat
konden regenen.
„Wat geeft het of men veel geld heeft er
men is niet gezond," peinsde de dokter en hij
zeide het overluid.
„Ik weet het," zeide *Wang nog eens.
„En het is gerechtigheid doen zijn woord
te houden," zeide Li-Tai.
„Uw mond spreekt woorden van wijsheid
kundige meester," zuchtte Wang. „Ik wil mijn
schuld aan u kwijten.... Zeg mij, kent ge
mijn uitspraak nog?"
„Jawel," sprak Li, „jawel. Als ik Chaia ge
zond zou maken, zoudt gij mij honderd zilver
stukken geven.... Als ik haar niet gezond
maakte, doch sterven liet, ontving ik er vijf
tig
„Er straalt waarheid uit uw woorden, Li-
Tai-Pi. En mijn mond heeft geen onwaarheid
gesproken."
Wang gaat zijn huisje in en keert terug
met een klein kistje en hij neemt weer plaats
naast den geneesheer.
Wang wijst op het doosje.
„Antwoord mij," spreekt hij nu en doet het
kistje open. „Antwoord mij op mijn vragen."
De zilverstukken blikkeren in het zonlicht
en Li strijkt zich over den kalen schedel.
„Hebt ge mijn vrouw gezond gemaakt, Li-
Tai-Pi?"
Wang's vingers streelen de zilverstukken en
hij laat ze klinken....
Helaas," spreekt
de dokter, „he. j
laas... wat baat
imijn kundigheid
tegen het lot
helaashet
leven is kort....
en eens koomt
het einde
De zilverstukken klikken in de hand van
Wang en hij ziet den geneesheer aan.
„Heb ge mijn vrouw dan laten sterven....
Laten stervenLi-Tai-Pi? Hebt ge haar
dood laten gaan
Ll-Tai-Pi kijkt verschrikt en srekt afwe
rend de handen uit.
„Zeg dat niet, Wang-Lun, zeg dat niet
„Hebt ge haar laten doodgaanvraagt
Wang.
„By mijn vaderenneen, Wang-Lun
neen, ik heb integendeel al mijn kennis aan
gewend."
Rinkelend klikken de zilverstukken uit de
hand van Wang terug in het kistje. Hij sluit
het met een slag.
„Gij hebt haar niet gezond gemaakt.... gij
hebt haar niet dood laten gaan.... waarvoor
moet ik u dan mijn zilverstukken geven....
Waarvoor dan
Li zucht en legt een vinger langs zijn neus.
Hij wrijft en denkt. Wang is opgestaan.
Wang gaat naar binnen en als hij terugkomt
is Li-Tai-Pi reeds weggegaan.
Wang zit en snuift de geuren van den ker
senbloesem. Hij is tevreden met het leven. Hij
filosofeert weer.
De dokter is een man van eer en een denker.
Een jonk glijdt om de bocht van de rivier
en strak staat het spiegelbeeld van den kerse
boom op het watervlak.
De vaderen zullen den dokter voorspoed ge
venhij is een man van eer.... h(j kent
onderscheid.
Wang is ingedut.
Op den stoffigen weg loopt langzaam de
dokter. Hij moet naar een zieke.
„Ik kan hem genezen, Who-Tiaj. Maar geef
mij eerst vijf en twintig zilverstukkenIk
kan dan hier reeds mijn medicijnen koopen.
Er is haast.... Het leven is kort.... Ik heb
de kruiden niet bij mij. Geef mij nu eerst de
zilverstukken. Gij zult leeren van deze ziekte
van uw zoon. Gij zult er van leeren.... Ik
heb van ziekten ook veel geleerd...."
Alcoholgebrui kende
autobestuurders en (doo-
delijke) ongelukken zijn
onafscheidelijk, want vei
ligheid eischt nuchter-
heid! - Bezint, voor gij InIUp
begint
i I I F1 A D KT 1VTif*C °p dit blad zün ingevolge de verzekeringsyoorwaarden tegen 17 7^0 - bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^S0 - biJ een ongeval met l-l /n(|
f-\ a iA Bal "I ll It r. ongevallen verzekerd voor een der volgfende uitkeeringen I %J\I» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i %J\Jm doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
I
43
Zoo iets moest mij overkomen om mijn droe
vige gedachten af te leiden, want zou ik het
bekennen?.... sedert eenige dagen kreeg ik
aanvallen van wanhoop. Robert schreef niet
meer en ik was er blij om, want er bestond
voor mij slechts een wezen op de wereld en
hij ontweek en ontvluchtte mij!
Hij zou dien dag op Saint-Flavien komen
tegelijk met den dokter. Michel, die vroegtijdig
te paard was weggereden om een verren rit te
maken, zou met de twee heeren terugkomen
voor de lunch.
Mijn verbazing bij het ontvangen van de
kaart van mijnheer Chourier deed mij even
die vreugde en mijn verdriet vergeten. Ik be
keek de kaart, ik begreep er niets van en pro
beerde niet eens om er iets van te begrijpen.
Ik was verbijsterd, dat was alles.
Ik moest er met iemand over spreken en toe
vallig kwam Francoise in de bibliotheek.
„Lieveling," schreeuwde ik zoo hard ik kon.
„Schat, er is mij iets overkomen! Zoek niet,
raad niet, je zou het toch niet vinden!Een
gepensionneerde onderwijzer zendt mij honderd
stuivers als belooning voor mijn eerlijkheid....
Daar, lees!"
De verbazing van Francoise was niet min
der groot dan de mijne, maar dan glimlachte
zij even. „Het is een vergissing," zei zij, mij de
kaart teruggevend.
„Natuurlijk, dat moet het zijn, want ik heb
toch niet meer dan één portefeuille in mijn
geheele leven gevondenEn het was niet
die van mijnheer Chourier, officier van de
academie. Weet je wat ik zal doen? Ik zal hem
een briefje schrijven en hem zijn bankbiljet
terugsturen."
„Juist, dat moet je doen," zei Francoise.
Maar op de kaart stond geen adres.
Daar za ten wij, heel verlegen hoe nu te han
delen. „Kijk eens naar het poststempel," zei
Francoise.
„Gevlekt, niet te ontcijferen!"
„Laten wij eens nazien in het adresbroek
van de leden der academie der lettres, de
onderwijzeres van het dorp zal dat wel in be
zit hebben."
Die raad leek mij niet goed, mijnheer Chou
rier is gepensionneerd, misschien reeds sedert
jaren en zijn adres wordt niet meer vermeld.
En dan, als ik hem dat biljet van vijf francs
teruggezonden heb, is het geheim daarmede
niet opgelostWat zeg ik daar: geheim?
Er is geen geheim het is eenvoudig een ver
gissing.
„Me dunkt, dat de schrijvers aan het politie
bureau knoeiers zijn. Zij schijnen de registers
niet goed bij te houden! Francoise, weet je wat
lis zal doen? Ik zal naar het politiebureau
schrijven. Michel zal mij wel zeggen, hoe ik
dat moet doen."
Francoise vond mijn idee uitstekend, maar ik
was er niet bijzonder tevreden mee. Er waren
sedert eenigen tijd te vreemde dingen ge
beurdBijvoorbeeld, de brieven van Robert
de Beaufeu in den zak van den dokter.... Dat
had mij een raren indruk gegeven, ik kon er
mij niet van losmaken.
Ik had er behoefte aan, er met Michel over
te spreken en zoodra ik het getrappel van zijn
paard hoorde, holde ik naar de voordeur. Hij
was in gezelschap van den dokter, maar
Georges was niet bij hem.
„Wel?" vroeg ik, „waar blijft de derde
ruiter?"
„Hfj is een boodschap van zijn vader gaan
brengen naar de Blauwe Hoeve, maar hij
komt dadelijk hier," zei de dokter.
„Hij komt, hoor," voegde er Michel aan toe
op den toon, waarmee men een ongerust kind
tevreden stelt,
Natuurlijk.... ik voelde mü rood worden tot
in mijn nek en ik had den dokter wel kunnen
ranselen, toen hij bij het zien van mijn vuur
rood gezicht even zachtjes begon te fluiten.
Een stalknecht kwam om de paarden in ont
vangst te nemen en zenuwachtig als ik was,
begon ik te schaterlachen en zei: „Als u wist,
wat voor een mooi cadeau ik zooeven ontvan
gen heb! Ik geef het u te raden, maar u zult
het niet vinden!"
Om te plagen liet ik de verklaring nogal op
zich wachten en dan kondigde ik op geheim
zinnige wijze aan: „Ik heb geld ontvangen, of
beter gezegd een bankbiljet van een schitte
renden officier...."
„Maar, Denise...."
„Der academie des lettres, gepensionneerd
onderwijzer." En ik reikte hun de kaart over
van mijnheer Chourier.
Het effect was verbluffend: Michel, zijn
mond en oogen wijd open, schudde van een
homerischen schaterlach, een lach, die tranen
over zijn wangen deed biggelenDe dokter
lachte ook, maar wei een beetje benepen en
ik stond daar boos en zonder te begrijpen.
Toen Michel een beetje bedaard was, zei hij
tot den dokter: „Ik had het wel voorspeld, dat
moest den een of anderen dag gebeuren."
„Begrijp jij er dan iets van?" vroeg ik. „Het
moet een vergissing zijn of wel een flauwe
mop. Ik ben van plan te schrijven naar het
politiebureau."
„Uitstekend...." zei de dokter.
„Komaan, Paul," bromde Michel, nog vuur
rood door zijn inspanning bij het lachen, „ga
nu niet meer wat nieuws verzinnen! Hier heb
ben wij de ontknooping, die wij zochten, de
grappige, onverwachte ontknooping als in een
kluchtspel!"
Iets vaags scheen de duisternis, waar ik mij
tegen verzette, te doen wijken, maar ik wilde
het niet zien.
„Wacht nog even," zei de dokter, maar
Michel hernam: „Denise, mijn lief nichtje,
mijn arme, beleedigde Denise, je zult waar
schijnlijk woedend zijn. Wjj moeten je iets ver
schrikkelijks bekennen."
„Ik heb geen zin mij kwaad te maken," zei
ik moedeloos.
„O, des te beter!"
Wij waren onwillekeurig naar een prieeltje
gegaan, waar een paar fauteuils om een
steenen' tafel stonden. De dokter nam plaats
zeggende: „Het moest er van komen en daarom
beter vandaag dan morgen."
Zich tot mij wendend, maakte hij een bui
ging en zei: „Juffrouw Denise, ik heb de eer u
voor te stellen den uitvinder van markies de
Beaufeu!"
....Ja, om de waarheid te zeggen, dat voor
zag ik, dat verwachtte ik....
„Wat een mop!" zei ik.... alleen om maar
iets te zeggen.
„En ziehier mijn medeplichtige," voegde hij
er aan toe op Michel wijzend.
„Ons succes heeft onze verwachtingen over
troffen, want wij konden niet denken, dat onze
grap zoc ver zou gaan," voegde mijn neef er
aan toe.
„Maar wie wordt hier nu eigenlijk bespotte
lijk gemaakt?" vroeg ik met klanklooze stem,
„u zegt, markies de Beaufeu
„Een Aprilvisch, lieve nicht!"
„Noem het niet een visch, maar een wal-
visch," voegde zijn vriend er aan toe.
„Maar, die portefeuille
„Behoort eenvoudig aan mijnheer Chourier."
„Onmogelijk! Die initialen, dat markiezen-
kroontje...."
„Niet onmogelijk! De portefeuille behoort
mijnheer Chourier toe, zooals zekere tooneel-
kijker met initialen aan juffrouwBrissot....Ik
geloof beslist, dat haar wel elegante, maar
tweedehandsche hoeden eens behoord hebben
aan adellijke damesDe modehuizen, waar
die deftige heeren en dames htm inkoopen
doen, nemen ook wel een en ander terug, wat
dan aan gepensionneerde onderwijzers voor een
zoet prijsje kan worden overgedaan."
Ik begreep, helaas, eindelijk begreep ik en
het hoofd gebogen hoorde ik de spotternijen
van den dokter aan, over de elegantie en
schoonheid van den eigenaar der portefeuille.
„Ik had u toch vijf francs als belooning
voorspeld, juffrouw Denise," zei hij ten slotte.
Maar mijn beste Michel had medelijden met
mij. Op mijn verzoek verklaarde hij mij de
mystificatie, waarvan ik het slachtoffer was
geworden. Mijn buitengewone opwinding en
verbeelding betreffende den eigenaar der por-
teleuille hadden die twee monsters, Michel en
de dokter, geamuseerd. Van den anderen kant
waren zij verontwaardigd over de wijze, waarop
ik hun vriend Georges Peral had afgewezen.
Om hun vriend te wreken en te mijnen koste
te lachen, hadden zij een deftig klinkenden
naam uitgevonden, die begon met de initialen
in de portefeuille, eigenlijk was Robert de
Beaufeu een vondst van den dokter. Zij lieten
kaartjes drukken met dien naam en zonden
een kameraad van Paul Renaud, onbekend aan
ons personeel, naar het hotel Martignac, ter
wijl tante, Francoise en ik dien middag kerken
waren gaan bezoeken. Het was op 1 Anril.
.(Wordt vervolgd).