De Industrie-financiering de stad TOT OPRICHTING VAN NV. BESLOTEN ZATERDAG 18 JULI 1936 EERSTE KAMER Minister Gelissen ziet teekenen, die wijzen op het welslagen der industriepolitiek Amsterdams Raadhuis er door Actieve handelspolitiek gevraagd Nieuw stadhuis voor Amsterdam Prins Boudewijn op de Kaag Hij mag zelf de motorboot besturen PLANNEN VOOR INDIË'S DEFENSIE De heer Knottenbelt vraagt waar zij blijven ROOS PROTECTOR HULP AAN DE ZOETWATER- VISSCHERIJ Nederlanders bij Wesel gewond Ernstig auto-ongeluk in Duitschland GEÏSOLEERD KAMP BIJ ZANDVOORT Vragen van het Tweede Kamerlid Kupers HET HANDELSVERKEER MET ITALIË Onderzoek naar een mogelijke hervatting VACATURE REKENKAMER Aanbevelingslijst naar Tweede Kamer gezonden Zeven glaasjes op En achter het stuur Vermoeidheid en alcohol Ned. Landhuishoudkundig congres A De Tarakan te IJmuiden verwacht De kindermishandeling te Mill De kleine kon zijn leed niet aan zijn vader klagen De deur uit Vader wist van niets Marechaussee gedood Door vrachtauto gegrepen en tegen den grond gesmakt WIELRIJDER DOOR AUTO GEGREPEN Ernstig verkeersongeluk te Amerongen NEDERLANDSCHE KERKDIEF GEARRESTEERD ZESJARIG KIND OVERREDEN Plotseling den weg overgestoken HET ONGELUK TE BEILEN Telegram van minister De Wilde UIT DE STAATSCOURANT Burgemeester V oogdijraad Gevangeniswezen Onderwijs Stoomwezen Posterijen ONDER DEN GROND door CharlesFowley DEN HAAG, 17 Juli 1936 Met 24 tegen 8 stemmen heeft de Eer ste Kamer haar goedkeuring gehecht aan het ontwerp tot oprichting van de N. V. Maatschappij voor Industriefinanciering. De drie aanwezige liberalen, wier woordvoerder, de heer GELDERMAN, gisteren de stich ting van een blijvende industriebank niet noodig verklaarde, drie Christelijk Histori- schen, de heeren DE GIJSELAER, VAN DER HOEVEN en TER HAAR, van wie de laat ste op dit gebied in het geheel geen taak voor den Staat achtte weggelegd, alsmede de twee N. S. B.-ers verklaarden zich tegen. De heer de Marchant et d'Ansembourg zag geen heil in den maatregel, omdat naar zijne meening ook de Limburgsche industriebank niet veel presteert, en smaalde overigens zoo'n beet je in zijn typisch taaltje, dat het ontwerp staats-socialistisch is, omdat de Staat zich op het terrein van het particulier initiatief be geeft, maar tegelijk ook liberalistisch, omdat men zoo ouderwetsch is, van de te stichten in dustrieën ook nog rendabiliteit te vragen. MINISTER GELISSEN was door de denigree- rende beweringen van den Nationaal-socialist lichtelijk in zijn wiek geschoten en voerde de- -zen tegemoet, dat de industriebank in Limburg reeds zes nieuwe industrieën heeft helpen stich ten en dat industrialisatie nu eenmaal niet zoo eenvoudig is als b. v. het zaaien van boeren kool. Het is natuurlijk al heel wat gemakke lijker, wanneer men de industrie opbouwt met gelden, die men leent, doch dit men niet van plan is terug te betalen, of wanneer men voor de in- dustrifinanciering zulke ingewikkelde methodes toepast, dat het den geldschieters practisch on mogelijk is, hun gelden ooit terug te krijgen. De Minister heeft overigens nog eens een ver dienstelijke paraphrase geleverd op wat hij reeds in de Tweede Kamer over de noodzaak van industrieuitbreiding in ons dichtbevolkt land gezegd heeft. Hij zag ook in de afneming van het aantal werkloozen, in de toenemende winstmoge lijkheden voor de industrieele bedrijven, in den in omvang toegenomen uitvoer gunstige teekenen, die vertrouwen wettigen in het welslagen van de industriepolitiek. De Katholieke afgevaardigde BLOMJOUS had verklaard, alleen met het ontwerp te kunnen meegaan, als tegelijk een radicale en spoedige verandering in onze handelspolitiek werd ge bracht, als de invoerrechten werden verhoogd en voortaan bij verdragsonderhandelingen alleen nog die artikelen, die wij zelf niet of in onvol doende mate produceeren, als ruilobject zouden worden beschouwd. Minister Gelissen, die toegaf, dat de in dustrie-politiek door de handelspolitiek moet worden bevorderd, merkte den heer Blomjous op, dat men bij onderhandelingen nu eenmaal met z'n tweeën is en de andere partij zijn wil niet kan opleggen. Maar tevens verklaarde hij, indien dit voor de industrialisatie mocht noo dig blijken, niet voor protectiemaatregelen te zullen terugdeinzen. Uiteindelijk, zoo erkende hij, kan men beter zorg dragen voor de voorziening van de bin- nenlandsche markt dan speculeeren op terug keer van den internationalen vrijhandel Wat den industrieelen export betreft, heeft Minister Gelissen de mededeeling gedaan, dat er, om dezen te vergemakkelijken, overleg gaande is tusschen de regeering en het bank wezen terzake van de exportcredietgaranties. Een crisisinstelling, aldus de minister, zal de industriebank niet zijn, reden, waarom het ontwerp ook niet van tijdelijken aard is, gelijk de vrijzinnig-democraat WERKER gewcnscht had. Maar wél hoopt de Minister en hierin verschilde hij met den sociaal-democraat DANZ dat te zijner tijd het particulier initiatief deze taak van de Overheid zal over namen. Na een weemoedig woord van den vrij zinnig-democraat prof. van Embden en een overbodige verklaring van den N. S. B.-er van Vessem over de overwinning van de nationale gedachte over den ouden, particulajristischen geest van Amsterdam heeft de Eerste Kamer nog zonder hoof- lijke stemming goedgekeurd de bekende overeenkomst waardoor het Paleis op den Dam Rijks-eigendom wordt en de gemeen te Amsterdam voor rekening van het Werk fonds een nieuw stadhuis mag bouwen. Minister OUD was het met zijn partijgenoot VAN EMBDEN eens, dat het een sombere tijd in 's lands geschiedenis geweest is, waarin het Amsterdamsche stadhuis paleis werd van Lo- dewijk Napoleon. Van den anderen kant ech ter werd eenige jaren daarna in datzelfde pa leis Willem I tot souverein vorst der Neder landen uitgeroepen, zijn de volgende Oranje koningen en ook onze xegeerende Koningen uit dat paleis naar de plechtige inhuldiging in de Nieuwe Kerk uitgereden, herinnert het pa-' leis aan de roemrijkste jaren der republiek en is het om al die redenen een begeerenswaar- dig bezit voor de natie als geheel. De Minister prees zich gelukkig, dat hij na langdurige on derhandelingen met Amsterdams burgervader erin geslaagd is, den eigendom van dit histo risch monument definitief voor het Rijk te kunnen waarborgen op condities, die ook voor de hoofdstad aannemelijk zijn. Vrijdag heeft Prins Boudewijn van België, vergezeld van zijn beide speelkameraadjes Sa bine en Jan Hein van clen Mortel, een bezoek gebracht aan de gemeente Warmond. Voor die gelegenheid was door den heer Albert Ouds hoorn, eigenaar van de bekende jachthaven ,.'t Fort" welwillend het motorjacht „Tarzan" beschikbaar gesteld. Hiermee werd een boottochtje gemaakt over rle mooie Kager plassen, waaraan ook werd deelgenomen door den heer en mevrouw van den Mortel en de gouvernante van het Prinsje, mej. de Jongh. De boot werd bestuurd door den heer Ouds- hoom, doch op verzoek van het Prinsje heeft cteze onder diens leiding een gedeelte van de plassen afgestoomd. Na den tocht werd een bezoek gebracht aan de sociëteit „De Kaag", waar het gezelschap door het bestuur van de Kon. roei-, zeil- en motorsportvereeniiging „De Kaag" werd ont vangen. Te ruim 6 uur werd op de jachthaven ,,'t Fort" geland, waarna het gezelschap den terug tocht naar Noordwijk aanvaardde. Het Prinsje was opgetogen over den mooien watertocht waarvan hij tijdens het varen herhaalde ma len blijk gaf. Het Eerste Kamerlid Knottenbelt heeft aan minister Colün gevraagd, of de minister thans nader kan mededeelen, wanneer zijn in de M. van A. op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer nopens de begrooting van Ned. Indië 1936 uitgesproken vertrouwen, dat hij ten aanzien van het luchtwapen en de vloot, ook in verband met het rapport der commissieKan, nog voor het einde van het zittingsjaar aan de Staten-Gene- raal zijn plannen zou kunnen kenbaar maken, zal worden verwezenlijkt. De heer John S. de Krey te Amsterdam Is er in geslaagd een beveiligingsmiddel samen te stellen voor bloemen en tuinplanten, genaamd Roos Protector. Verschillende succesvolle de monstraties, o.a. op het Volkstuincomplex Klein Danzig, in den schooltuin van de Voor bereidende School aan de Meeuwenlaan hebben bewezen, dat het hier een onfeilbaar middel betreft ter voorkoming van en ter be veiliging tegen den zoozeer gevreesden rozen- schimmel. Ook bladluis, rupsen, groenluis en oorkruipers worden door Roos Protector on schadelijk gemaakt. Het middel tast bloemen en planten niet aan; integendeel fleuren deze na behandeling op en hervinden hun frissche kleur. Demon straties met Roos Protector kan men aan vragen 2e Oosterparkstraat 166huis, tel. 51338 en 52920. Het Tweede Kamerlid Drop heeft aan den minister van Landbouw en Visscherij een aan tal vragen gesteld inzake de zoetwatervisscherij, besluitend met cte vraag, of de minister bereid is, zoo noodig in overleg met de ministers van Sociale Zaken en van Handel, Nijverheiöl en Scheepvaart, na te gaan, of een betere vorm van steunverleening kan worden gevonden, waardoor daadwerkelijk en het bedrijf en de visschers geholpen worden en waardoor tevens kan worden bereikt, dat cle gemeentebesturen van Woudrichem, Gorinchem, Ammerstol, Har- dinxveld en Heerewaarden in de gelegenheid worden gesteld, hetzij krachtens deze, hetzij volgens andere steungrondslagen en regelin gen voor de ingezetenen bij de visscherij be trokken te doen wat noodig is, nu deze inge zetenen niet in staat zijn zonder steunverlee ning in hun levensonderhoud te voorzien. Donderdagavond zijn Jhr. mr. L. von Bön- ninghausen en zijn echtgenoote uit Arnhem ernstig gewond bij een auto-ongeluk bij Wesel. Zij reden in hun auto van Münster naar Wesel, toen het ongeval, waaromtrent bijzonderheden nog ontbreken, plaats had. De slachtoffers zijn in het ziekenhuis te Wesel opgenomen. Mr. von Bönninghausen brak een sleutelbeen, een pols en een been. Mevrouw von B. kreeg een bekkenfractuur en lichte hersenschudding. Het Tweede Kamerlid Kupers heeft aan den minister van Binnenlandsche Zaken gevraagd, of het den minister bekend is, dat ten gevolge van gerezen moeilijkheden tusschen de besturen van de gemeenten Zandvoort en Bloemendaal, een tentenkamp, gelegen aan het Noordzee strand ten Noorden van de bebouwde kom der gemeente Zandvoort, verstoken is van recht- streeksche en behoorlijk begaanbare communi catiemogelijkheden met de in de nabijheid ge legen groote wegen. Ten gevolge daarvan zijn niet slechts honder den kampeerders gedupeerd, doch ook in geval van nood valt 't tentenkamp voor doktershulp, reddingswerk e.d. slechts zeer bezwaarlijk en met groote vertraging te bereiken, hetgeen o. a. op Zondag 5 Juli 1936 bij twee verdrinkingsge- vallen gebleken is. Is de minister niet van meening, zoo vraagt hij, dat aan dezen gevaarlijken en hoogst onge- wenschten toestand zoo spoedig mogelijk een einde dient te komen en zoo ja, wil de minister dar. zijn invloed aanwenden, opdat de desbetref fende gemeentebesturen onverwijld tot het tref fen van afdoende maatregelen ter zake over gaan? Nu de sancties tegen Italië zijn opgeheven, is er ook voor Nederland aanleiding te onderzoeken in hoeverre er, eventueel op de basis van het bestaande handelsverdrag, mogelijkheid bestaat tot het hervatten van de economische en com- mercieele relaties met Italië. Ten einde hieromtrent voorloopige oriëntee ring voor onze regeering mogelijk te maken, hebben, naar de Telegraaf meldt, mr. A. van Kleffens, administrateur aan 't departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, en dr. F. L. Rutgers, namens het departement van Koloniën, zich naar Rome begeven om daar in ambtelijke en handelskringen hun voelhorens uit te ste ken. De Algemeene Rekenkamer heeft, ter vervul ling van de vacatureAlting von Geusau in haar college de volgende aanbevelingslijst aan de Tweede Kamer doen toekomen. 1. D. D. Norel, inspecteur der directe belastin gen te Haarlem, plaatsvervangend lid van het college. 2. Th. Sanders, directeur der Nederlandsche staatsloterij te 's-Gravenhage, plaatsvervangend lid van het college. 3. W. de Vries Gzn., te Amsterdam, gepension- neerd directeur van den gouvernementsaccoun- tantdienst in Nederlandsch-Indië. 4. Dr. O. Bakker, accountant bij het Centraal Bureau voor de Statistiek te 's-Gravenhage. 5. Mr. dr. H. H. Schippers, inspecteur der Re gistratie en Domeinen te 's-Gravenhage. 6. H. J. Claasen, te 's-Gravenhage, eervol ont slagen administrateur bij het hoofdbestuur der P. T. T. (eerder referendaris bij de Al gemeene Rekenkamer). Op 23 Mei des avonds 10 uur in de duisternis reden op den weg Bilthoven-Soestdijk tusschen den ouden tol en het nieuwe weggedeelte twee auto's in tegenovergestelde richting. De bestuurder van den wagen, die naar Bilt- hoven ging was de verdachte, de 23-jarige ba ron van B. van D., die betrokken werd in een botsing met den anderen auto. De kracht waarmede beide wagens tegen el kaar kwamen was zoo hevig, dat de laatste wagen een slag omdraaide en vervolgens tegen een boom reed. Baron van B. van D. was inmiddels ook het stuur van zijn wagen niet meer meester en reeds eerst zestig meter verder tegen het ge boomte. Een heer, die per fiets van Soestdijk naar Bilthoven reed, was bij het gebeurde tegen woordig en deed Vrijdagmiddag voor het Utrechtsche kantongerecht, nadat de zitting een week was geschorst, de volgende verklarin gen: „Geheel rechts van den weg kwam mij een auto uit Bilthoven tegemoet, die zoo geweldig rechts hield, dat ik blij was dat er tusschen het rijwielpad en den rijweg nog boomen ston den Anderhalve seconde na het passeeren van dezen wagen hoorde ik een klap, de botsing tusschen beide wagens dus en het volgende oogenblik zat er naast mij een luxe wagen te gen een boom. Ik rende er naar toe, trachtte het portier open te krijgen en rook een dranklucht. Zoo dra ik bemerkte, dat zich hier geen gewonden onder de passagiers bevonden, begaf ik mij naar den anderen boom op 60 meter afstand, waar twee personen ernstige blessuren hadden opgeloopen." Op een vraag van den kantonrechter of het ook mogelijk was dat de wagen komende uit Bilthoven plotseling was uitgeweken naar links, verklaarde getuige dat hij dit wegens den kor ten tijd tusschen passeeren en botsing niet mo gelijk achtte. Een der dames, inzittende van den geramden wagen, wees er op, dat verdachte midden op den weg had gereden, althans het licht kwam recht op haar af, wat natuurlijk nog niets zegt, zoolang niet onomstootelijk vast staat, dat cte tegenligger van den verdachte rechts reed. Wat den verdachte zelf betreft, hij had op dien dag zeven glazen sterken drank naar bin nen gewerkt en was dus met een aardig alco holgehalte in zijn geestvermogens achter het stuur gaan zitten. „Verdachte zag er zeer typisch uit, aan zijn oogen en zijn geheele gezicht was duidelijk te merken." aldus de getuige-deskundige B. van S. uit Bilthoven, „dat hij sterken drank had genomen." Evenwel was aan de handelwijze en cte ge sprekken van verd. niets te bespeuren van eeni- gen invloed, waarop de verdediger mr. Wesse- ling het denkbeeld opperde, dat die eigenaar dige gelaatsexpressie wel eens het gevolg van vermoeidheid kon zijn. De kantonrechter die zeer zeker vermoeid heid en alcohol als twee even groote gevaren gezien zal hebben waarmee men zich dus niet op reis moet begeven, ging op deze juridische spitsvondigheid niet in. De ambtenaar van het O. M. achtte op grond van de getuigenverklaringen en vooral op de bekentenis van de zeven glazen door verdachte zelf, het primair ten laste gelegde bewezen dat ligt opgesloten in clen prachtigen elite-zin: Baron van B. van D. verkeerde op het tijdstip van het ongeval op een dusdanige wijze onder den invloed van sterken drank, dat hij niet in staat was althans niet in staat werd geacht naar behooren een auto te besturen. Voor eventueele twijfels hieraan, die niet ge heel onverantwoord bij den verdediger ont stonden vond de ambtenaar dat ook het se cundair ten laste gelegde was komen vast te staan, dat verd. niet voldoende voor het hem tegemoetkomend verkeer was uitgeweken. De eisch luidde 14 dagen hechtenis en het ontne men van het rijbewijs voor den tijd van een jaar. Mr. Wesseling betrok in zijn eersten aanval op het requisitoir van het O. M. de „zeven glazen", waardoor men zich niet al te veel moet laten suggereeren en waarbij men cte persoon lijke omstandigheden niet moet uitschakelen. Bovendien beriep pl. er zich op, dat wel iedere getuige op de dranklucht had gewezen, maar niemand op den invloed. Wat het secundair ten laste gelegde betreft, Mr. Wesseling wees op de omstandigheid waar op de tegenpartij had autogereden, met z'n drieën voorin en achtte ook dit niet bewezen. De ambtenaar persisteerde bij zijn requisi toir en de kantonrechter deed terstond uit spraak. Deze, mr. Olthof, veroordeelde verd. tot 10 dagen hechtenisstraf en de ontzegging van de bevoegdheid tot rijden voor den tijd van zes maanden. Het 88ste Ned. Landhuishoudkundig Congres zal op 27 en 28 Augustus a.s. in de Schouw burgzaal van de Vereeniging „Groote Sociëteit" te Enschede worden gehouden. Over de sociale beteekenis en de tegenwoor dige positie van het kleine landbouwbedrijf spreekt dr. ir. J. H. F. Deckers, rijkslandbouw- consulent te St. Oedenrode; over het orde- ningsvraagstuk spreekt prof. H. A. Kaag, hoog leeraar aan de R. K. Handelshoogeschool te Tilburg. i tiller Meneer Dikmans betreedt voor het eerst het balcon van zijn pas gebouwd huis om naar den brievenbesteller te kii- ken. Het ss. Tarakan van de Mij. Nederland wordt Zaterdagochtend om half zeven van zijn eerste jeugdreis naar Noorwegen te IJmuiden aan den steiger van de hoogovens verwacht. Omtrent het afschuwelijke geval van kinder mishandeling te Mill meldt men ons nog: In het uitgestrekte Peelgebied op de St. Hubertsche heide onder de gemeente Mill en St. Hubert gingen sinds lang geruchten, over een ernstig geval van kindermishandeling en verwaarloozing, dat daar bij voortduring werd gepleegd. Bewoners van de buurtschap bemerk ten, dat een ruim 3-jarig zoontje van de fa milie v. G. den ganschen dag, geheel vervuild en uitgehongerd rondzwierf. Het kind behoort tot een gezin van elf kinderen, waarvan de jongste één jaar en de oudste 18 jaar is. Op onverklaarbare wijze koestert de moeder, die voor haar andere kinderen niet slecht is, een haat tegen dit ventje, dat de zondenbok in huis is. Het lot van dit kind is dan ook allertreu rigst. Het knaapje wordt nooit in den familie kring geduld. De ontaarde moeder heeft zich niet ontzien, den armen kleine zelfs in de meest bittere koude op de vliering op te sluiten, waar het stumpertje den geheelen dag moest door brengen. Werd het kereltje niet op den zolder opge sloten, dan werd het reeds des morgens vroeg de deur uitgezet, met de boodschap, dat het den geheelen dag niet meer terug mocht komen. Zelfs water werd het onthouden en de arme kleine zag zich daarom genoodzaakt het water uit slooten en plassen te drinken. Bovendien kreeg het kind bijna geen eten en omwonenden constateerden tot hun verontwaardiging, dat het ventje rauwe aardappels van den akker opat. Toen hij eens om meer brood vroeg, werd hij met een gloeienden pook mishandeld. Deze marteling moest zijn 14-jarig broertje op bevel van de moeder uitvoeren. De handen van het kind waren na deze wreede bewerking geheel met brandwonden overdekt. Het is ongelooflijk, met welk een duivelsch genoegen deze vrouw haar eigen kind pijnigde en van zich afstootte. En toch, de feiten heb ben het bewezen en de politie heeft geconsta teerd, dat de geruchten geenszins overdreven zijn geweest. De 3-jarige kleine werd zelfs door de vrouw op het land aan het werk gezet, waar hij zijn broertjes moest helpen onkruid wieden. Ge schiedde dit niet goed genoeg naar den zin van de moeder, dan bleef de gebruikelijke tuchti ging niet uit. Men vraagt zich af, hoe het mogelijk was, dat de vader aan dit sinister bedrijf geen paal en perk heeft gesteld. Overdag was de man van huis, daar hij den geheelen dag in de werk verschaffing is. Zijn andere kinderen hebben het schandelijke gedrag hunner moeder nooit te zijner kennis gebracht, bevreesd als zij wa ren voor eventueele wraak. En de kleine Hen drik was nog niet genoeg de spraakkunst meester om zijn kinderleed aan zijn vader te kunnen vertellen. Andere heidebewoners echter, die reeds ge- ruimen tijd deze droeve kindertragedie hadden waargenomen, gevoelden zich gedrongen de politie eens in deze zaak te mengen. De Kon. Maréchaussée uit Grave en de gemeenteveld wachter van Mill togen op onderzoek uit en kwamen tot de ontstellende zekerheid, dat men hier allerminst met achterklap of lasterpraatjes te doen had, doch dat de feiten waarlijk ten hemel schreiden. Het is aan het licht gekomen, dat de mishandelingen steeds overdag hebben plaats gehad, terwijl het kind des avonds, wan neer de vader thuis was, met rust werd gelaten. Thans is het woord aan de justitie om nader te oordeelen wat verder met den kleinen Hendrik zal gebeuren. De vader, die thans van het ge beurde volledig op de hoogte is, heeft het kind voorloopig persoonlijk onder zijn hoede geno men. Tegen de hardvochtige moeder is een vervolging ingesteld. De 30-jarige T. J. A. Dam, marechaussee van de brigade Venlo, is met zijn motorrijwiel in Geldem in de Rijnprovincie door een vracht auto aangereden en aan de gevolgen bezweken. Dam, die in de Duitsche grensplaats zijn verlof doorbracht, wilde uit een zijweg den hoofdweg oprijden. Op het kruispunt werd hij door een Duitschen vrachtauto gegrepen en over den weg geslingerd. In zorgwekkenden toestand, met een dub bele schedelfractuur, werd hij naar het St. Antonius Hospitaal te Geldem overgebracht, waar hij enkele uren na aankomst aan zijn verwondingen bezweek. Het motorrijwiel is totaal vernield. Vrijdagmiddag had op den Rijksbetonweg te Amerongen een ernstig ongeluk plaats De 44.jarige heer de T., die met zijn rijwiel juist van zijn woning kwam rijden, en den weg wilde oversteken, werd door een luxe auto gegrepen en tegen den grond gesmakt. De ongelukkige, die met de botsing tegen de ruit van den auto werd geslingerd, werd opgenomen met een gebroken arm en ern stige hoofdwonden. Naar zijn woning overgebracht, bleek hij bij nader onderzoek ook inwendige kneuzingen te hebben bekomen. Geneeskundige hulp was spoedig ter plaatse. Te Raevels, nabij Weelde (België) is door de gendarmerie een zekere R. uit Tilburg gear resteerd. De man is gevankelijk naar Turnhout overgebracht. Hij was in het bezit van geld en juweelen, die gestolen waren uit kapellen te Weelde, Raevels en Turnhout. Vrijdagmiddag is te Wageningen het zesjarig meisje B. M. Vos uit een woonwagen, dat plotse ling van achter een kar den weg overstak, door een benzine-auto van de Shell aangereden. Hoe wel de chauffeur onmiddellijk remde, kon hij het ongeluk niet meer voorkomen. Het kind kreeg een schedelbreuk en is in hoogst zorgwekkenden toestand naar het zieken huis „Ziekenzorg" vervoerd. De minister van Binnenlandsche Zaken heeft het volgende telegram gezonden aan het ge meentebestuur van Bellen: „Met de droeve ramp, welke uw gemeente trof, ben ik zeer begaan. Terwijl ik uw bestuur mijn deelneming betuig, verzoek ik u, tevens namens mij, de familieleden der getroffenen van mijn diep medegevoelen in kennis te stellen." Met ingang van 1 Augustus 1936 is benoemd tot burgemeester der gemeente Zwartsluis D. de Koning. De nieuw-benoemde burgemeester van Zwart sluis is thans secretaris-ontvanger dier ge meente. Aan G. D. Goedhuis is op verzoek eervol ont slag verleend als lid van den Voogdijraad te Zutphen. Benoemd tot lid van het college van regen ten over de gevangenissen te Haarlem: W. B. Smit, arts, dir. gem. geneesk. dienst te Haar lem. W. Kramer te Wageningen is tot wederop- zeggens toegelaten als privaat-docent in de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, om onderwijs te geven in cte methodologie en didactiek van het onderwijs in de Nederlandsche taal. Met 9 Juli is benoemd tot hoofdingenieur voor het stoomwezen ir. J. J. P. Cattel, inge nieur le kl. voor het stoomwezen, te 'sGra- venhage. Resp. met 1 Augustus zijn benoemd tot re ferendaris 2de klasse der P., T. en T. H. W. Bosman, G. Kruimer, N. Smid, G. F. Mollen- kramer, W. van Empel, M. J. Drenthen, L. T. B. Brancl, H. Hilferink, A. J. J. Duijnstee, J. C. Smith, J. H. Hissink, T. Perry, D. F. Choufoer, thans adj.-referendaris der P., T. en T. Met 1 September 1936 is aangewezen als di recteur van het P. en T.-kantoor te Almelo de referendaris der P. T. en T. A. J. van Dru- nen, thans dir. P. T. en T.-kantoor te Bever wijk. 26 Op zekeren dag bevond Jacques zich in een zeer nauw straatje, dat in een soort van diepen kelder eindigde. Moedig trad hij in dit donkere doolhof. Door enorme waterplassen en modder poelen moest hij waden en juist was hij van plan, terug te keeren, toen hij niet ver van de plaats waar hij zich bevond, e'en zwak licht ach ter een doorschijnend papier bespeurde. Het was de winkel van een barbier. Zijn huis bevond zich onder een rots en lag te midden van moerassen, die 'n verschrikkelijke lucht verspreidden. Jac ques wist zeer goed, dat in een Ohineesche stad de „ti-teou-tsiang" of barbier veracht wordt. Zijn zaak dient meestal als opiumkit voor het volk en is dikwijls een zeer beruchte schuil plaats. Hoe groot het gevaar ook was, dat hij als vreemdeling herkend kon worden, besloot Jacques toch alles te wagen, daar hij iets ge heimzinnigs op het spoor meende te zijn en een eigenaardig voorgevoel had. Nauwelijks had hij zijn voet op den drempel gezet, of de barbier verscheen. Het was een oude, afzichtelijke Chi nees met uitstekende beenderen, onder een per kamenten huid. De jonge man maakte een ge biedend gebaar, dat geheimhouding moest be- teekenen. Daarna zei hij heel zacht, dat hij van het Ya-men kwam en door een plotselinge inge ving voegde hij daar fluisterend aan toe: „Ya- teou! (Slavinnen!)" Tegelijkertijd liet hij een goudstuk schitteren voor de begeerige oogen van den barbier. Deze boog tot op den grond fen liet Bermond binnen. Het eerste vertrek was zoo donker, dat Jacques onmogelijk herkend kon worden. Voorafgegaan door den barbier, kwam hij aan een tweede kamertje, dat langer was. Daar lagen verscheidene Chineezen op den grond uitgestrekt, bleek en onbeweeglijk, de bam- boepijp nog tusschen de lippten geklemd. Was de woning slechts een gewone opiumkit? „Ya-teou! Ya-teou!" herhaalde de barbier, om te bewijzen dat hjj het bevel van zijn bezoeker goed ver staan had. Hij verzekerde zich ervan, dat geen enkele der opiumschuivers hem bespiedde en drukte toen op een paneel, dat langzaam opzij schoof. Een klein donker vertrekje werd zicht baar. Toen het paneel achter hen gesloten was, bleef de jonge man stilstaan en vroeg zich af, of de Chinees hem niet in dit duistere hol had gebracht om hem des te gemakkelijker te kun nen neerslaan. Maar bijna tegelijkertijd verlicht te een zwak licht het vertrek; de barbier had een papieren lantaarn aangestoken. Bermond bekeek de vuile kamer, die zeer vochtig was. Er hing een zware verstikkende lucht, ook daar had men opium geschoven. Jacques was plotseling weer vol aandacht. De Chinees had weer een paneel opgelicht en toonde e'en kleinen kelder, nog vuiler en donkerder dan alles wat Bermond tot dusver gezien had. Op den bodem van dezen kelder zag Jacques iets, dat op een menschelijk lichaam leek. Het was een blanke vrouw, die even onbeweeglijk als de opiumschuivers, gelijk een doode op een vieze mat lag uitgestrekt. Ver stijfd van schrik bleef Bermond staan. De bar bier raapte een zweep op én ging naar het gat. Jacques hoorde hoe de Chinees de vrouw min der om haar te wekken dan wel om haar tot het leven te roepen eenige slagen gaf. „K'i la! K'i la (Sta op! Sta op!)" bromde hij. Op de ruwe slagen antwoordde een gekerm, zóó zwak, dat het van een stervende scheen te komen. Jac ques snelde naar voren en trok den barbier wild achteruit. Hij gaf hem den ander goudstuk en beval in het Chineesch: „Laat mij met haar al leen en ga heen!" Gewend aan de orders en grillen van zijn klanten te gehoorzamen, liet de Chinees zijn zweep vallen en vertrok. In het duister tastend, ging Jacques op zijn knieën zitten. Voorzichtig greep hij de handen van 't ongelukkige schepsel en trachtte haar uit den donkeren kelder naar zich toe te trekken. Uit onverschilligheid of zwakte deed zij geen enkele poging om hem te helpen. Op een vlugge beweging van Jacques kreunde zij echter op een zoo hartverscheurende manier, dat Jacques zijn hart voelde breken. Hij liet haar handen weer los en trok de mat waarop zij lag, voor zichtig naar zich toe. Ten slotte slaagde hij erin, de mat met de vrouw naar het midden van het vertrek te sleepen. Daar, onder den schijn van de lantaarn, herkende hij met een kreet van afgrijzen Evelyne Stone! Maar een Evelyne, die verschrikkelijk veranderd was! Men had haar al haar diamanten afgerukt, een deel van haar kostbare kleeren was verscheurd. Vuile lompen had men haar toegeworpen om zich mee te be dekken. Haar oogen wanen gesloten. Zij ademde heel zwak en scheen den dood nabij. Haar wan gen waren vaalbleek en de oogleden opgezwol len van de tranen. De fijne dunne lippen waren nu vast opeengeklemd door 't vreeselijke lijden en de mondhoeken trokken naar beneden, waardoor het gelaat van Evelyne een bit tere en wilde uitdrukking kreeg, als van een krankzinnige. Haar prachtige zwarte haren, waarop zij zoo trotsch was geweest, dat zij ze nooit had willen laten kortknippen, hingen over den sneeuwwitten hals en de schouders, die vol striemen en kneuzingen zatten. Op zijn knieën naast haar, herhaalde Jacques verscheidene malen op zeer zachten toon: „Een vriend spreekt met u, mevrouw Stone; ik ben Jacques Bermond, de secretaris van uw man. Ik heb u overal gezochten nu ik u gevon den heb, gaan wij heen uit deze verwenschte holen." Evelyne scheen niets te hooren. Bermond bleef doorpraten, daar hij wist, dat het besef, dat zij niet meer alleen was, maar een helper, een vriend had, Evelyne wel weer wat kracht zou geven. „Uw man stuurt mij," probeerde Jacques. „Uw man, Charlie Stone, herinnert u zich niet, Char lie Stone!" Een diepe zucht ontsnapte aan Evelyne's borst, alsof haar geest plotseling uit de onpeilbare dieptten van den dood door dezen naam weer naar het leven werd geroepen. Zij draaide lang zaam en smartelijk haar hoofd naar Jacques toe. Haar zware oogleden gingen open. Bermond zag haar prachtige oogen, die ondanks al haar smart niets van hun schoonheid en schittering hadden verloren. Haar verkleurde lippen gin gen langzaam vaneen en zacht stamelde zij, met de grootste moeite: „Charlie.... mijngoede CharlieDeze naam versterkte Evelyne in haar strijd tegen de verschrikkelijke onver schilligheid en gevoelloosheid, die zich van haar meester gemaakt hadden. Zij richtte zich eenigs- zins op en keerde zich geheel naar den man, die tot haar sprak. Bermond nam met de grootste voorzichtigheid haar hand en bracht die aan zijn lippen. Hij hoopte door dit bewijs van eerbied, dat Evelyne zoo dikwijls ontvangen had, haar geheugen weer op te wekken. De jonge man constateerde met vreugde, dat haar ademhaling krachtiger werd. De verschrikkelijke gevoelloosheid, waarin zij verkeerde, werd veroorzaakt door haar zwakte en ook grootendeels door het gebrek aan lucht in den kelder en den opiumrook, die overal hing. Jacques scheurde een van de papieren ruiten weg, om wat lucht in de kamer te laten komen. Daarna ging hij weer naar de mat terug. Me vrouw Stone ademde nu vrijer. Zij keek Jacques aan, met haar groote oogen vol verwondering. Ze scheen te zoeken naar een gedachte of herinne ring, die steeds weer vervaagde en zich niet liet vatten. Opeens werden Evelyne's mooie oogen dof van droefheid en onder een stroom van her inneringen, die plots opleefden, sprongen de tra nen te voorschijn en rolden brandend over haar doodsbleeke, strakke wangten. Beschaamd over haar kleeding verborg zij haar gezicht in beide handen en begon hevig te snikken; haar geheele lichaam schudde van de krampachtige schokken. Jacques zat heel dicht bij haar, zwijgend, ver stomd van ontroering. Wie zou zich kunnen in denken, dat dit bleeke geknakte schepsel nog slechts eenige dagen geleden de schoonste, rijk ste en meest gevierde vouw van Kowa was een koningin die zich baadde in weelde? Eve lyne richtte zich nu geheel op, etenigszins ver licht door haar tranen. Zij drukte de hand van Jacques en zei met matte stem: „Mijn goede Charlie!Laat hem komenIk zou hem zoograag willen zien!" Bermond legde haar uit wat er voorgevallen was, hoe hij in de onderaardsche stad was doorgedrongen en hoe hij hoopte, haar zoowel als Janine spoedig weer naar Stone-House te kunnen brengen! „O neen! Niet spoedig!" riep de jonge vrouw, die op nieuw door een hevigen angst werd aangegre pen. „11c wil niet langer in dit afschuwelijke huis blijven! Breng mij dadelijk weg! Laat mij niet alleen met dezen beestachtigen Chinees, die mij slaat en schopt!Ik smeek uverlaat mij niet!" Bermond had de grootste moeite om Evelyne tot bedaren te brengen. Hij legde haar nogmaals uit, dat hij haar niet mee kon nemen zonder eerst met den barbier onderhandeld te hebben. Een ontvoering zou een schandaal veroorzaken en de heele wijk op stelten zetten. De aanwezig heid van een blanke zou dan in een oogwenk in de heele Chineesche stad bekend zijn! En zij, drie blanken te midden van deze haatdragende massa Chineezen, zouden onmiddellijk vermoord worden. Nefen, hij moest handelen in overleg met Tao. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 3