De Industrie-financiering
de stad
TOT OPRICHTING VAN
NV. BESLOTEN
ZATERDAG 18 JULI 1936
EERSTE KAMER
Minister Gelissen ziet teekenen,
die wijzen op het welslagen
der industriepolitiek
Amsterdams Raadhuis
er door
Actieve handelspolitiek
gevraagd
Nieuw stadhuis voor
Amsterdam
Prins Boudewijn op
de Kaag
Hij mag zelf de motorboot besturen
PLANNEN VOOR INDIË'S
DEFENSIE
De heer Knottenbelt vraagt waar
zij blijven
ROOS PROTECTOR
HULP AAN DE ZOETWATER-
VISSCHERIJ
Nederlanders bij Wesel
gewond
Ernstig auto-ongeluk in
Duitschland
GEÏSOLEERD KAMP BIJ
ZANDVOORT
Vragen van het Tweede Kamerlid
Kupers
HET HANDELSVERKEER
MET ITALIË
Onderzoek naar een mogelijke
hervatting
VACATURE REKENKAMER
Aanbevelingslijst naar Tweede
Kamer gezonden
Zeven glaasjes op
En achter het stuur
Vermoeidheid en alcohol
Ned. Landhuishoudkundig congres
A
De Tarakan te IJmuiden verwacht
De kindermishandeling
te Mill
De kleine kon zijn leed niet aan
zijn vader klagen
De deur uit
Vader wist van niets
Marechaussee gedood
Door vrachtauto gegrepen en
tegen den grond gesmakt
WIELRIJDER DOOR AUTO
GEGREPEN
Ernstig verkeersongeluk
te Amerongen
NEDERLANDSCHE KERKDIEF
GEARRESTEERD
ZESJARIG KIND OVERREDEN
Plotseling den weg overgestoken
HET ONGELUK TE BEILEN
Telegram van minister De Wilde
UIT DE STAATSCOURANT
Burgemeester
V oogdijraad
Gevangeniswezen
Onderwijs
Stoomwezen
Posterijen
ONDER DEN GROND
door CharlesFowley
DEN HAAG, 17 Juli 1936
Met 24 tegen 8 stemmen heeft de Eer
ste Kamer haar goedkeuring gehecht aan
het ontwerp tot oprichting van de N. V.
Maatschappij voor Industriefinanciering. De
drie aanwezige liberalen, wier woordvoerder,
de heer GELDERMAN, gisteren de stich
ting van een blijvende industriebank niet
noodig verklaarde, drie Christelijk Histori-
schen, de heeren DE GIJSELAER, VAN DER
HOEVEN en TER HAAR, van wie de laat
ste op dit gebied in het geheel geen taak
voor den Staat achtte weggelegd, alsmede de
twee N. S. B.-ers verklaarden zich tegen.
De heer de Marchant et d'Ansembourg zag
geen heil in den maatregel, omdat naar zijne
meening ook de Limburgsche industriebank niet
veel presteert, en smaalde overigens zoo'n beet
je in zijn typisch taaltje, dat het ontwerp
staats-socialistisch is, omdat de Staat zich op
het terrein van het particulier initiatief be
geeft, maar tegelijk ook liberalistisch, omdat men
zoo ouderwetsch is, van de te stichten in
dustrieën ook nog rendabiliteit te vragen.
MINISTER GELISSEN was door de denigree-
rende beweringen van den Nationaal-socialist
lichtelijk in zijn wiek geschoten en voerde de-
-zen tegemoet, dat de industriebank in Limburg
reeds zes nieuwe industrieën heeft helpen stich
ten en dat industrialisatie nu eenmaal niet zoo
eenvoudig is als b. v. het zaaien van boeren
kool. Het is natuurlijk al heel wat gemakke
lijker, wanneer men de industrie opbouwt met
gelden, die men leent, doch dit men niet van plan
is terug te betalen, of wanneer men voor de in-
dustrifinanciering zulke ingewikkelde methodes
toepast, dat het den geldschieters practisch on
mogelijk is, hun gelden ooit terug te krijgen.
De Minister heeft overigens nog eens een ver
dienstelijke paraphrase geleverd op wat hij
reeds in de Tweede Kamer over de noodzaak
van industrieuitbreiding in ons dichtbevolkt
land gezegd heeft.
Hij zag ook in de afneming van het aantal
werkloozen, in de toenemende winstmoge
lijkheden voor de industrieele bedrijven, in
den in omvang toegenomen uitvoer gunstige
teekenen, die vertrouwen wettigen in het
welslagen van de industriepolitiek.
De Katholieke afgevaardigde BLOMJOUS had
verklaard, alleen met het ontwerp te kunnen
meegaan, als tegelijk een radicale en spoedige
verandering in onze handelspolitiek werd ge
bracht, als de invoerrechten werden verhoogd
en voortaan bij verdragsonderhandelingen alleen
nog die artikelen, die wij zelf niet of in onvol
doende mate produceeren, als ruilobject zouden
worden beschouwd.
Minister Gelissen, die toegaf, dat de in
dustrie-politiek door de handelspolitiek moet
worden bevorderd, merkte den heer Blomjous
op, dat men bij onderhandelingen nu eenmaal
met z'n tweeën is en de andere partij zijn wil
niet kan opleggen. Maar tevens verklaarde hij,
indien dit voor de industrialisatie mocht noo
dig blijken, niet voor protectiemaatregelen te
zullen terugdeinzen.
Uiteindelijk, zoo erkende hij, kan men beter
zorg dragen voor de voorziening van de bin-
nenlandsche markt dan speculeeren op terug
keer van den internationalen vrijhandel
Wat den industrieelen export betreft, heeft
Minister Gelissen de mededeeling gedaan, dat
er, om dezen te vergemakkelijken, overleg
gaande is tusschen de regeering en het bank
wezen terzake van de exportcredietgaranties.
Een crisisinstelling, aldus de minister, zal
de industriebank niet zijn, reden, waarom het
ontwerp ook niet van tijdelijken aard is, gelijk
de vrijzinnig-democraat WERKER gewcnscht
had. Maar wél hoopt de Minister en hierin
verschilde hij met den sociaal-democraat
DANZ dat te zijner tijd het particulier
initiatief deze taak van de Overheid zal over
namen.
Na een weemoedig woord van den vrij
zinnig-democraat prof. van Embden en
een overbodige verklaring van den N. S.
B.-er van Vessem over de overwinning
van de nationale gedachte over den ouden,
particulajristischen geest van Amsterdam
heeft de Eerste Kamer nog zonder hoof-
lijke stemming goedgekeurd de bekende
overeenkomst waardoor het Paleis op den
Dam Rijks-eigendom wordt en de gemeen
te Amsterdam voor rekening van het Werk
fonds een nieuw stadhuis mag bouwen.
Minister OUD was het met zijn partijgenoot
VAN EMBDEN eens, dat het een sombere tijd
in 's lands geschiedenis geweest is, waarin het
Amsterdamsche stadhuis paleis werd van Lo-
dewijk Napoleon. Van den anderen kant ech
ter werd eenige jaren daarna in datzelfde pa
leis Willem I tot souverein vorst der Neder
landen uitgeroepen, zijn de volgende Oranje
koningen en ook onze xegeerende Koningen
uit dat paleis naar de plechtige inhuldiging in
de Nieuwe Kerk uitgereden, herinnert het pa-'
leis aan de roemrijkste jaren der republiek en
is het om al die redenen een begeerenswaar-
dig bezit voor de natie als geheel. De Minister
prees zich gelukkig, dat hij na langdurige on
derhandelingen met Amsterdams burgervader
erin geslaagd is, den eigendom van dit histo
risch monument definitief voor het Rijk te
kunnen waarborgen op condities, die ook voor
de hoofdstad aannemelijk zijn.
Vrijdag heeft Prins Boudewijn van België,
vergezeld van zijn beide speelkameraadjes Sa
bine en Jan Hein van clen Mortel, een bezoek
gebracht aan de gemeente Warmond. Voor die
gelegenheid was door den heer Albert Ouds
hoorn, eigenaar van de bekende jachthaven
,.'t Fort" welwillend het motorjacht „Tarzan"
beschikbaar gesteld.
Hiermee werd een boottochtje gemaakt over
rle mooie Kager plassen, waaraan ook werd
deelgenomen door den heer en mevrouw van
den Mortel en de gouvernante van het Prinsje,
mej. de Jongh.
De boot werd bestuurd door den heer Ouds-
hoom, doch op verzoek van het Prinsje heeft
cteze onder diens leiding een gedeelte van de
plassen afgestoomd.
Na den tocht werd een bezoek gebracht aan
de sociëteit „De Kaag", waar het gezelschap
door het bestuur van de Kon. roei-, zeil- en
motorsportvereeniiging „De Kaag" werd ont
vangen.
Te ruim 6 uur werd op de jachthaven ,,'t
Fort" geland, waarna het gezelschap den terug
tocht naar Noordwijk aanvaardde. Het Prinsje
was opgetogen over den mooien watertocht
waarvan hij tijdens het varen herhaalde ma
len blijk gaf.
Het Eerste Kamerlid Knottenbelt heeft aan
minister Colün gevraagd, of de minister thans
nader kan mededeelen, wanneer zijn in de M.
van A. op het Voorloopig Verslag der Tweede
Kamer nopens de begrooting van Ned. Indië 1936
uitgesproken vertrouwen, dat hij ten aanzien van
het luchtwapen en de vloot, ook in verband met
het rapport der commissieKan, nog voor het
einde van het zittingsjaar aan de Staten-Gene-
raal zijn plannen zou kunnen kenbaar maken,
zal worden verwezenlijkt.
De heer John S. de Krey te Amsterdam Is
er in geslaagd een beveiligingsmiddel samen te
stellen voor bloemen en tuinplanten, genaamd
Roos Protector. Verschillende succesvolle de
monstraties, o.a. op het Volkstuincomplex
Klein Danzig, in den schooltuin van de Voor
bereidende School aan de Meeuwenlaan
hebben bewezen, dat het hier een onfeilbaar
middel betreft ter voorkoming van en ter be
veiliging tegen den zoozeer gevreesden rozen-
schimmel. Ook bladluis, rupsen, groenluis en
oorkruipers worden door Roos Protector on
schadelijk gemaakt.
Het middel tast bloemen en planten niet
aan; integendeel fleuren deze na behandeling
op en hervinden hun frissche kleur. Demon
straties met Roos Protector kan men aan
vragen 2e Oosterparkstraat 166huis, tel. 51338
en 52920.
Het Tweede Kamerlid Drop heeft aan den
minister van Landbouw en Visscherij een aan
tal vragen gesteld inzake de zoetwatervisscherij,
besluitend met cte vraag, of de minister bereid
is, zoo noodig in overleg met de ministers van
Sociale Zaken en van Handel, Nijverheiöl en
Scheepvaart, na te gaan, of een betere vorm
van steunverleening kan worden gevonden,
waardoor daadwerkelijk en het bedrijf en de
visschers geholpen worden en waardoor tevens
kan worden bereikt, dat cle gemeentebesturen
van Woudrichem, Gorinchem, Ammerstol, Har-
dinxveld en Heerewaarden in de gelegenheid
worden gesteld, hetzij krachtens deze, hetzij
volgens andere steungrondslagen en regelin
gen voor de ingezetenen bij de visscherij be
trokken te doen wat noodig is, nu deze inge
zetenen niet in staat zijn zonder steunverlee
ning in hun levensonderhoud te voorzien.
Donderdagavond zijn Jhr. mr. L. von Bön-
ninghausen en zijn echtgenoote uit Arnhem
ernstig gewond bij een auto-ongeluk bij Wesel.
Zij reden in hun auto van Münster naar Wesel,
toen het ongeval, waaromtrent bijzonderheden
nog ontbreken, plaats had. De slachtoffers zijn
in het ziekenhuis te Wesel opgenomen. Mr.
von Bönninghausen brak een sleutelbeen, een
pols en een been. Mevrouw von B. kreeg een
bekkenfractuur en lichte hersenschudding.
Het Tweede Kamerlid Kupers heeft aan den
minister van Binnenlandsche Zaken gevraagd,
of het den minister bekend is, dat ten gevolge
van gerezen moeilijkheden tusschen de besturen
van de gemeenten Zandvoort en Bloemendaal,
een tentenkamp, gelegen aan het Noordzee
strand ten Noorden van de bebouwde kom der
gemeente Zandvoort, verstoken is van recht-
streeksche en behoorlijk begaanbare communi
catiemogelijkheden met de in de nabijheid ge
legen groote wegen.
Ten gevolge daarvan zijn niet slechts honder
den kampeerders gedupeerd, doch ook in geval
van nood valt 't tentenkamp voor doktershulp,
reddingswerk e.d. slechts zeer bezwaarlijk en
met groote vertraging te bereiken, hetgeen o. a.
op Zondag 5 Juli 1936 bij twee verdrinkingsge-
vallen gebleken is.
Is de minister niet van meening, zoo vraagt
hij, dat aan dezen gevaarlijken en hoogst onge-
wenschten toestand zoo spoedig mogelijk een
einde dient te komen en zoo ja, wil de minister
dar. zijn invloed aanwenden, opdat de desbetref
fende gemeentebesturen onverwijld tot het tref
fen van afdoende maatregelen ter zake over
gaan?
Nu de sancties tegen Italië zijn opgeheven, is
er ook voor Nederland aanleiding te onderzoeken
in hoeverre er, eventueel op de basis van het
bestaande handelsverdrag, mogelijkheid bestaat
tot het hervatten van de economische en com-
mercieele relaties met Italië.
Ten einde hieromtrent voorloopige oriëntee
ring voor onze regeering mogelijk te maken,
hebben, naar de Telegraaf meldt, mr. A. van
Kleffens, administrateur aan 't departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart, en dr. F. L.
Rutgers, namens het departement van Koloniën,
zich naar Rome begeven om daar in ambtelijke
en handelskringen hun voelhorens uit te ste
ken.
De Algemeene Rekenkamer heeft, ter vervul
ling van de vacatureAlting von Geusau in haar
college de volgende aanbevelingslijst aan de
Tweede Kamer doen toekomen.
1. D. D. Norel, inspecteur der directe belastin
gen te Haarlem, plaatsvervangend lid van het
college.
2. Th. Sanders, directeur der Nederlandsche
staatsloterij te 's-Gravenhage, plaatsvervangend
lid van het college.
3. W. de Vries Gzn., te Amsterdam, gepension-
neerd directeur van den gouvernementsaccoun-
tantdienst in Nederlandsch-Indië.
4. Dr. O. Bakker, accountant bij het Centraal
Bureau voor de Statistiek te 's-Gravenhage.
5. Mr. dr. H. H. Schippers, inspecteur der Re
gistratie en Domeinen te 's-Gravenhage.
6. H. J. Claasen, te 's-Gravenhage, eervol ont
slagen administrateur bij het hoofdbestuur
der P. T. T. (eerder referendaris bij de Al
gemeene Rekenkamer).
Op 23 Mei des avonds 10 uur in de duisternis
reden op den weg Bilthoven-Soestdijk tusschen
den ouden tol en het nieuwe weggedeelte twee
auto's in tegenovergestelde richting.
De bestuurder van den wagen, die naar Bilt-
hoven ging was de verdachte, de 23-jarige ba
ron van B. van D., die betrokken werd in een
botsing met den anderen auto.
De kracht waarmede beide wagens tegen el
kaar kwamen was zoo hevig, dat de laatste
wagen een slag omdraaide en vervolgens tegen
een boom reed.
Baron van B. van D. was inmiddels ook het
stuur van zijn wagen niet meer meester en
reeds eerst zestig meter verder tegen het ge
boomte.
Een heer, die per fiets van Soestdijk naar
Bilthoven reed, was bij het gebeurde tegen
woordig en deed Vrijdagmiddag voor het
Utrechtsche kantongerecht, nadat de zitting
een week was geschorst, de volgende verklarin
gen:
„Geheel rechts van den weg kwam mij een
auto uit Bilthoven tegemoet, die zoo geweldig
rechts hield, dat ik blij was dat er tusschen
het rijwielpad en den rijweg nog boomen ston
den
Anderhalve seconde na het passeeren van
dezen wagen hoorde ik een klap, de botsing
tusschen beide wagens dus en het volgende
oogenblik zat er naast mij een luxe wagen te
gen een boom.
Ik rende er naar toe, trachtte het portier
open te krijgen en rook een dranklucht. Zoo
dra ik bemerkte, dat zich hier geen gewonden
onder de passagiers bevonden, begaf ik mij
naar den anderen boom op 60 meter afstand,
waar twee personen ernstige blessuren hadden
opgeloopen."
Op een vraag van den kantonrechter of het
ook mogelijk was dat de wagen komende uit
Bilthoven plotseling was uitgeweken naar links,
verklaarde getuige dat hij dit wegens den kor
ten tijd tusschen passeeren en botsing niet mo
gelijk achtte. Een der dames, inzittende van den
geramden wagen, wees er op, dat verdachte
midden op den weg had gereden, althans het
licht kwam recht op haar af, wat natuurlijk
nog niets zegt, zoolang niet onomstootelijk vast
staat, dat cte tegenligger van den verdachte
rechts reed.
Wat den verdachte zelf betreft, hij had op
dien dag zeven glazen sterken drank naar bin
nen gewerkt en was dus met een aardig alco
holgehalte in zijn geestvermogens achter het
stuur gaan zitten.
„Verdachte zag er zeer typisch uit, aan zijn
oogen en zijn geheele gezicht was duidelijk te
merken." aldus de getuige-deskundige B. van
S. uit Bilthoven, „dat hij sterken drank had
genomen."
Evenwel was aan de handelwijze en cte ge
sprekken van verd. niets te bespeuren van eeni-
gen invloed, waarop de verdediger mr. Wesse-
ling het denkbeeld opperde, dat die eigenaar
dige gelaatsexpressie wel eens het gevolg van
vermoeidheid kon zijn.
De kantonrechter die zeer zeker vermoeid
heid en alcohol als twee even groote gevaren
gezien zal hebben waarmee men zich dus niet
op reis moet begeven, ging op deze juridische
spitsvondigheid niet in.
De ambtenaar van het O. M. achtte op grond
van de getuigenverklaringen en vooral op de
bekentenis van de zeven glazen door verdachte
zelf, het primair ten laste gelegde bewezen
dat ligt opgesloten in clen prachtigen elite-zin:
Baron van B. van D. verkeerde op het tijdstip
van het ongeval op een dusdanige wijze onder
den invloed van sterken drank, dat hij niet in
staat was althans niet in staat werd geacht naar
behooren een auto te besturen.
Voor eventueele twijfels hieraan, die niet ge
heel onverantwoord bij den verdediger ont
stonden vond de ambtenaar dat ook het se
cundair ten laste gelegde was komen vast te
staan, dat verd. niet voldoende voor het hem
tegemoetkomend verkeer was uitgeweken. De
eisch luidde 14 dagen hechtenis en het ontne
men van het rijbewijs voor den tijd van een
jaar.
Mr. Wesseling betrok in zijn eersten aanval
op het requisitoir van het O. M. de „zeven
glazen", waardoor men zich niet al te veel moet
laten suggereeren en waarbij men cte persoon
lijke omstandigheden niet moet uitschakelen.
Bovendien beriep pl. er zich op, dat wel
iedere getuige op de dranklucht had gewezen,
maar niemand op den invloed.
Wat het secundair ten laste gelegde betreft,
Mr. Wesseling wees op de omstandigheid waar
op de tegenpartij had autogereden, met z'n
drieën voorin en achtte ook dit niet bewezen.
De ambtenaar persisteerde bij zijn requisi
toir en de kantonrechter deed terstond uit
spraak.
Deze, mr. Olthof, veroordeelde verd. tot 10
dagen hechtenisstraf en de ontzegging van de
bevoegdheid tot rijden voor den tijd van zes
maanden.
Het 88ste Ned. Landhuishoudkundig Congres
zal op 27 en 28 Augustus a.s. in de Schouw
burgzaal van de Vereeniging „Groote Sociëteit"
te Enschede worden gehouden.
Over de sociale beteekenis en de tegenwoor
dige positie van het kleine landbouwbedrijf
spreekt dr. ir. J. H. F. Deckers, rijkslandbouw-
consulent te St. Oedenrode; over het orde-
ningsvraagstuk spreekt prof. H. A. Kaag, hoog
leeraar aan de R. K. Handelshoogeschool te
Tilburg.
i tiller
Meneer Dikmans betreedt voor het
eerst het balcon van zijn pas gebouwd
huis om naar den brievenbesteller te kii-
ken.
Het ss. Tarakan van de Mij. Nederland wordt
Zaterdagochtend om half zeven van zijn eerste
jeugdreis naar Noorwegen te IJmuiden aan den
steiger van de hoogovens verwacht.
Omtrent het afschuwelijke geval van kinder
mishandeling te Mill meldt men ons nog:
In het uitgestrekte Peelgebied op de St.
Hubertsche heide onder de gemeente Mill en
St. Hubert gingen sinds lang geruchten, over
een ernstig geval van kindermishandeling en
verwaarloozing, dat daar bij voortduring werd
gepleegd. Bewoners van de buurtschap bemerk
ten, dat een ruim 3-jarig zoontje van de fa
milie v. G. den ganschen dag, geheel vervuild
en uitgehongerd rondzwierf. Het kind behoort
tot een gezin van elf kinderen, waarvan de
jongste één jaar en de oudste 18 jaar is. Op
onverklaarbare wijze koestert de moeder, die
voor haar andere kinderen niet slecht is, een
haat tegen dit ventje, dat de zondenbok in huis
is. Het lot van dit kind is dan ook allertreu
rigst. Het knaapje wordt nooit in den familie
kring geduld. De ontaarde moeder heeft zich
niet ontzien, den armen kleine zelfs in de meest
bittere koude op de vliering op te sluiten, waar
het stumpertje den geheelen dag moest door
brengen.
Werd het kereltje niet op den zolder opge
sloten, dan werd het reeds des morgens vroeg
de deur uitgezet, met de boodschap, dat het den
geheelen dag niet meer terug mocht komen.
Zelfs water werd het onthouden en de arme
kleine zag zich daarom genoodzaakt het water
uit slooten en plassen te drinken. Bovendien
kreeg het kind bijna geen eten en omwonenden
constateerden tot hun verontwaardiging, dat
het ventje rauwe aardappels van den akker
opat. Toen hij eens om meer brood vroeg, werd
hij met een gloeienden pook mishandeld. Deze
marteling moest zijn 14-jarig broertje op bevel
van de moeder uitvoeren. De handen van het
kind waren na deze wreede bewerking geheel
met brandwonden overdekt.
Het is ongelooflijk, met welk een duivelsch
genoegen deze vrouw haar eigen kind pijnigde
en van zich afstootte. En toch, de feiten heb
ben het bewezen en de politie heeft geconsta
teerd, dat de geruchten geenszins overdreven
zijn geweest.
De 3-jarige kleine werd zelfs door de vrouw
op het land aan het werk gezet, waar hij zijn
broertjes moest helpen onkruid wieden. Ge
schiedde dit niet goed genoeg naar den zin van
de moeder, dan bleef de gebruikelijke tuchti
ging niet uit.
Men vraagt zich af, hoe het mogelijk was, dat
de vader aan dit sinister bedrijf geen paal en
perk heeft gesteld. Overdag was de man van
huis, daar hij den geheelen dag in de werk
verschaffing is. Zijn andere kinderen hebben
het schandelijke gedrag hunner moeder nooit
te zijner kennis gebracht, bevreesd als zij wa
ren voor eventueele wraak. En de kleine Hen
drik was nog niet genoeg de spraakkunst
meester om zijn kinderleed aan zijn vader te
kunnen vertellen.
Andere heidebewoners echter, die reeds ge-
ruimen tijd deze droeve kindertragedie hadden
waargenomen, gevoelden zich gedrongen de
politie eens in deze zaak te mengen. De Kon.
Maréchaussée uit Grave en de gemeenteveld
wachter van Mill togen op onderzoek uit en
kwamen tot de ontstellende zekerheid, dat men
hier allerminst met achterklap of lasterpraatjes
te doen had, doch dat de feiten waarlijk ten
hemel schreiden. Het is aan het licht gekomen,
dat de mishandelingen steeds overdag hebben
plaats gehad, terwijl het kind des avonds, wan
neer de vader thuis was, met rust werd gelaten.
Thans is het woord aan de justitie om nader
te oordeelen wat verder met den kleinen Hendrik
zal gebeuren. De vader, die thans van het ge
beurde volledig op de hoogte is, heeft het kind
voorloopig persoonlijk onder zijn hoede geno
men. Tegen de hardvochtige moeder is een
vervolging ingesteld.
De 30-jarige T. J. A. Dam, marechaussee van
de brigade Venlo, is met zijn motorrijwiel in
Geldem in de Rijnprovincie door een vracht
auto aangereden en aan de gevolgen bezweken.
Dam, die in de Duitsche grensplaats zijn
verlof doorbracht, wilde uit een zijweg den
hoofdweg oprijden. Op het kruispunt werd hij
door een Duitschen vrachtauto gegrepen en
over den weg geslingerd.
In zorgwekkenden toestand, met een dub
bele schedelfractuur, werd hij naar het St.
Antonius Hospitaal te Geldem overgebracht,
waar hij enkele uren na aankomst aan zijn
verwondingen bezweek.
Het motorrijwiel is totaal vernield.
Vrijdagmiddag had op den Rijksbetonweg te
Amerongen een ernstig ongeluk plaats
De 44.jarige heer de T., die met zijn rijwiel
juist van zijn woning kwam rijden, en den
weg wilde oversteken, werd door een luxe auto
gegrepen en tegen den grond gesmakt.
De ongelukkige, die met de botsing tegen
de ruit van den auto werd geslingerd, werd
opgenomen met een gebroken arm en ern
stige hoofdwonden.
Naar zijn woning overgebracht, bleek hij bij
nader onderzoek ook inwendige kneuzingen te
hebben bekomen.
Geneeskundige hulp was spoedig ter plaatse.
Te Raevels, nabij Weelde (België) is door de
gendarmerie een zekere R. uit Tilburg gear
resteerd. De man is gevankelijk naar Turnhout
overgebracht. Hij was in het bezit van geld en
juweelen, die gestolen waren uit kapellen te
Weelde, Raevels en Turnhout.
Vrijdagmiddag is te Wageningen het zesjarig
meisje B. M. Vos uit een woonwagen, dat plotse
ling van achter een kar den weg overstak, door
een benzine-auto van de Shell aangereden. Hoe
wel de chauffeur onmiddellijk remde, kon hij
het ongeluk niet meer voorkomen.
Het kind kreeg een schedelbreuk en is in
hoogst zorgwekkenden toestand naar het zieken
huis „Ziekenzorg" vervoerd.
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft
het volgende telegram gezonden aan het ge
meentebestuur van Bellen:
„Met de droeve ramp, welke uw gemeente
trof, ben ik zeer begaan. Terwijl ik uw bestuur
mijn deelneming betuig, verzoek ik u, tevens
namens mij, de familieleden der getroffenen van
mijn diep medegevoelen in kennis te stellen."
Met ingang van 1 Augustus 1936 is benoemd
tot burgemeester der gemeente Zwartsluis D.
de Koning.
De nieuw-benoemde burgemeester van Zwart
sluis is thans secretaris-ontvanger dier ge
meente.
Aan G. D. Goedhuis is op verzoek eervol ont
slag verleend als lid van den Voogdijraad te
Zutphen.
Benoemd tot lid van het college van regen
ten over de gevangenissen te Haarlem: W. B.
Smit, arts, dir. gem. geneesk. dienst te Haar
lem.
W. Kramer te Wageningen is tot wederop-
zeggens toegelaten als privaat-docent in de
faculteit der letteren en wijsbegeerte aan de
Rijksuniversiteit te Utrecht, om onderwijs te
geven in cte methodologie en didactiek van het
onderwijs in de Nederlandsche taal.
Met 9 Juli is benoemd tot hoofdingenieur
voor het stoomwezen ir. J. J. P. Cattel, inge
nieur le kl. voor het stoomwezen, te 'sGra-
venhage.
Resp. met 1 Augustus zijn benoemd tot re
ferendaris 2de klasse der P., T. en T. H. W.
Bosman, G. Kruimer, N. Smid, G. F. Mollen-
kramer, W. van Empel, M. J. Drenthen, L.
T. B. Brancl, H. Hilferink, A. J. J. Duijnstee,
J. C. Smith, J. H. Hissink, T. Perry, D. F.
Choufoer, thans adj.-referendaris der P., T. en
T.
Met 1 September 1936 is aangewezen als di
recteur van het P. en T.-kantoor te Almelo de
referendaris der P. T. en T. A. J. van Dru-
nen, thans dir. P. T. en T.-kantoor te Bever
wijk.
26
Op zekeren dag bevond Jacques zich in een
zeer nauw straatje, dat in een soort van diepen
kelder eindigde. Moedig trad hij in dit donkere
doolhof. Door enorme waterplassen en modder
poelen moest hij waden en juist was hij van
plan, terug te keeren, toen hij niet ver van de
plaats waar hij zich bevond, e'en zwak licht ach
ter een doorschijnend papier bespeurde. Het was
de winkel van een barbier. Zijn huis bevond zich
onder een rots en lag te midden van moerassen,
die 'n verschrikkelijke lucht verspreidden. Jac
ques wist zeer goed, dat in een Ohineesche stad
de „ti-teou-tsiang" of barbier veracht wordt.
Zijn zaak dient meestal als opiumkit voor het
volk en is dikwijls een zeer beruchte schuil
plaats. Hoe groot het gevaar ook was, dat hij
als vreemdeling herkend kon worden, besloot
Jacques toch alles te wagen, daar hij iets ge
heimzinnigs op het spoor meende te zijn en een
eigenaardig voorgevoel had. Nauwelijks had hij
zijn voet op den drempel gezet, of de barbier
verscheen. Het was een oude, afzichtelijke Chi
nees met uitstekende beenderen, onder een per
kamenten huid. De jonge man maakte een ge
biedend gebaar, dat geheimhouding moest be-
teekenen. Daarna zei hij heel zacht, dat hij van
het Ya-men kwam en door een plotselinge inge
ving voegde hij daar fluisterend aan toe: „Ya-
teou! (Slavinnen!)" Tegelijkertijd liet hij een
goudstuk schitteren voor de begeerige oogen
van den barbier. Deze boog tot op den grond fen
liet Bermond binnen. Het eerste vertrek was zoo
donker, dat Jacques onmogelijk herkend kon
worden. Voorafgegaan door den barbier, kwam
hij aan een tweede kamertje, dat langer was.
Daar lagen verscheidene Chineezen op den
grond uitgestrekt, bleek en onbeweeglijk, de bam-
boepijp nog tusschen de lippten geklemd. Was de
woning slechts een gewone opiumkit? „Ya-teou!
Ya-teou!" herhaalde de barbier, om te bewijzen
dat hjj het bevel van zijn bezoeker goed ver
staan had. Hij verzekerde zich ervan, dat geen
enkele der opiumschuivers hem bespiedde en
drukte toen op een paneel, dat langzaam opzij
schoof. Een klein donker vertrekje werd zicht
baar. Toen het paneel achter hen gesloten was,
bleef de jonge man stilstaan en vroeg zich af,
of de Chinees hem niet in dit duistere hol had
gebracht om hem des te gemakkelijker te kun
nen neerslaan. Maar bijna tegelijkertijd verlicht
te een zwak licht het vertrek; de barbier had
een papieren lantaarn aangestoken. Bermond
bekeek de vuile kamer, die zeer vochtig was. Er
hing een zware verstikkende lucht, ook daar had
men opium geschoven. Jacques was plotseling
weer vol aandacht. De Chinees had weer een
paneel opgelicht en toonde e'en kleinen kelder,
nog vuiler en donkerder dan alles wat Bermond
tot dusver gezien had. Op den bodem van dezen
kelder zag Jacques iets, dat op een menschelijk
lichaam leek. Het was een blanke vrouw, die
even onbeweeglijk als de opiumschuivers, gelijk
een doode op een vieze mat lag uitgestrekt. Ver
stijfd van schrik bleef Bermond staan. De bar
bier raapte een zweep op én ging naar het gat.
Jacques hoorde hoe de Chinees de vrouw min
der om haar te wekken dan wel om haar tot
het leven te roepen eenige slagen gaf. „K'i la!
K'i la (Sta op! Sta op!)" bromde hij. Op de ruwe
slagen antwoordde een gekerm, zóó zwak, dat
het van een stervende scheen te komen. Jac
ques snelde naar voren en trok den barbier wild
achteruit. Hij gaf hem den ander goudstuk en
beval in het Chineesch: „Laat mij met haar al
leen en ga heen!" Gewend aan de orders en
grillen van zijn klanten te gehoorzamen, liet de
Chinees zijn zweep vallen en vertrok.
In het duister tastend, ging Jacques op zijn
knieën zitten. Voorzichtig greep hij de handen
van 't ongelukkige schepsel en trachtte haar uit
den donkeren kelder naar zich toe te trekken.
Uit onverschilligheid of zwakte deed zij geen
enkele poging om hem te helpen. Op een vlugge
beweging van Jacques kreunde zij echter op
een zoo hartverscheurende manier, dat Jacques
zijn hart voelde breken. Hij liet haar handen
weer los en trok de mat waarop zij lag, voor
zichtig naar zich toe. Ten slotte slaagde hij erin,
de mat met de vrouw naar het midden van het
vertrek te sleepen. Daar, onder den schijn van
de lantaarn, herkende hij met een kreet van
afgrijzen Evelyne Stone! Maar een Evelyne, die
verschrikkelijk veranderd was! Men had haar al
haar diamanten afgerukt, een deel van haar
kostbare kleeren was verscheurd. Vuile lompen
had men haar toegeworpen om zich mee te be
dekken. Haar oogen wanen gesloten. Zij ademde
heel zwak en scheen den dood nabij. Haar wan
gen waren vaalbleek en de oogleden opgezwol
len van de tranen. De fijne dunne lippen waren
nu vast opeengeklemd door 't vreeselijke lijden
en de mondhoeken trokken naar beneden,
waardoor het gelaat van Evelyne een bit
tere en wilde uitdrukking kreeg, als van een
krankzinnige. Haar prachtige zwarte haren,
waarop zij zoo trotsch was geweest, dat zij ze
nooit had willen laten kortknippen, hingen over
den sneeuwwitten hals en de schouders, die vol
striemen en kneuzingen zatten.
Op zijn knieën naast haar, herhaalde Jacques
verscheidene malen op zeer zachten toon: „Een
vriend spreekt met u, mevrouw Stone; ik ben
Jacques Bermond, de secretaris van uw man.
Ik heb u overal gezochten nu ik u gevon
den heb, gaan wij heen uit deze verwenschte
holen."
Evelyne scheen niets te hooren. Bermond
bleef doorpraten, daar hij wist, dat het besef,
dat zij niet meer alleen was, maar een helper,
een vriend had, Evelyne wel weer wat kracht
zou geven.
„Uw man stuurt mij," probeerde Jacques. „Uw
man, Charlie Stone, herinnert u zich niet, Char
lie Stone!"
Een diepe zucht ontsnapte aan Evelyne's borst,
alsof haar geest plotseling uit de onpeilbare
dieptten van den dood door dezen naam weer
naar het leven werd geroepen. Zij draaide lang
zaam en smartelijk haar hoofd naar Jacques toe.
Haar zware oogleden gingen open. Bermond zag
haar prachtige oogen, die ondanks al haar
smart niets van hun schoonheid en schittering
hadden verloren. Haar verkleurde lippen gin
gen langzaam vaneen en zacht stamelde zij, met
de grootste moeite: „Charlie.... mijngoede
CharlieDeze naam versterkte Evelyne
in haar strijd tegen de verschrikkelijke onver
schilligheid en gevoelloosheid, die zich van haar
meester gemaakt hadden. Zij richtte zich eenigs-
zins op en keerde zich geheel naar den man, die
tot haar sprak.
Bermond nam met de grootste voorzichtigheid
haar hand en bracht die aan zijn lippen. Hij
hoopte door dit bewijs van eerbied, dat Evelyne
zoo dikwijls ontvangen had, haar geheugen weer
op te wekken. De jonge man constateerde met
vreugde, dat haar ademhaling krachtiger werd.
De verschrikkelijke gevoelloosheid, waarin zij
verkeerde, werd veroorzaakt door haar zwakte en
ook grootendeels door het gebrek aan lucht in
den kelder en den opiumrook, die overal hing.
Jacques scheurde een van de papieren ruiten
weg, om wat lucht in de kamer te laten komen.
Daarna ging hij weer naar de mat terug. Me
vrouw Stone ademde nu vrijer. Zij keek Jacques
aan, met haar groote oogen vol verwondering. Ze
scheen te zoeken naar een gedachte of herinne
ring, die steeds weer vervaagde en zich niet liet
vatten. Opeens werden Evelyne's mooie oogen
dof van droefheid en onder een stroom van her
inneringen, die plots opleefden, sprongen de tra
nen te voorschijn en rolden brandend over haar
doodsbleeke, strakke wangten. Beschaamd over
haar kleeding verborg zij haar gezicht in beide
handen en begon hevig te snikken; haar geheele
lichaam schudde van de krampachtige schokken.
Jacques zat heel dicht bij haar, zwijgend, ver
stomd van ontroering. Wie zou zich kunnen in
denken, dat dit bleeke geknakte schepsel nog
slechts eenige dagen geleden de schoonste, rijk
ste en meest gevierde vouw van Kowa was
een koningin die zich baadde in weelde? Eve
lyne richtte zich nu geheel op, etenigszins ver
licht door haar tranen. Zij drukte de hand van
Jacques en zei met matte stem: „Mijn goede
Charlie!Laat hem komenIk zou
hem zoograag willen zien!" Bermond legde
haar uit wat er voorgevallen was, hoe hij in de
onderaardsche stad was doorgedrongen en hoe
hij hoopte, haar zoowel als Janine spoedig weer
naar Stone-House te kunnen brengen! „O neen!
Niet spoedig!" riep de jonge vrouw, die op
nieuw door een hevigen angst werd aangegre
pen. „11c wil niet langer in dit afschuwelijke
huis blijven! Breng mij dadelijk weg! Laat mij
niet alleen met dezen beestachtigen Chinees, die
mij slaat en schopt!Ik smeek uverlaat
mij niet!"
Bermond had de grootste moeite om Evelyne
tot bedaren te brengen. Hij legde haar nogmaals
uit, dat hij haar niet mee kon nemen zonder
eerst met den barbier onderhandeld te hebben.
Een ontvoering zou een schandaal veroorzaken
en de heele wijk op stelten zetten. De aanwezig
heid van een blanke zou dan in een oogwenk
in de heele Chineesche stad bekend zijn! En zij,
drie blanken te midden van deze haatdragende
massa Chineezen, zouden onmiddellijk vermoord
worden. Nefen, hij moest handelen in overleg
met Tao. (Wordt vervolgd)