De Locarno-bespreking te
Londen
lusteloos
De jongste spelling-wijziging
In slaapkamer
overvallen
DE „N"-KWES
WEL ACCOORDEN, GEEN
HARMONIE
m
A
DONDERDAG 23 JULI 1935
Een onderhoud met minister
Slotemaker de Bruine over
het nieuwe besluit
Onderscheid tusschen
spelling en taal
De buigings-n
Taal en school
,Hijof „zij"
Noord en Zuid
Groote brand in Indië
77 huisjes afgebrand
Intern. Euch. Congres
Notarieel examen
Examen hoofdakte
Inwoner van Winterswijk
ernstig gewond
6 mannen gearresteerd
KUNST VAN HEDEN
ZEILONGEVAL ED. VERKADE
Goed afgeloopen
MOTORRIJDER TEGEN BOOM
GEBOTST
Duo-rijdster zwaar gewond
Het Vaticaan noch Italië heele-
maal gerust over het Duitsch-
Oostenrijksch accoord
Opportuniteitspolitiek
ER ZUN T'JDEN
DAT CiE U 5TEED5
doe en ÜJ5TEL005
CjEVOELT....
ÜW ETEN
SMAAKT UNIE!
NEEM DAN IEDEREN
VR'JDACjEN ZATERDAG)
10F2I1.5.S.CAO1ET5
EN '5 ZONDACjS
Z'JT C|E WEER.
FRI5CM EN MONTER
Alweer de spelling!
Bakkenzuiger te water gelaten
Aan de gevolgen overleden
4
Nu het spellingbesluit verschenen is, hebben
wij ons tot den minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen, prof. dr. J. R. Slote
maker de Bruine, gewend met de vraag, ons
een onderhoud over de spelling te willen toe
staan.
De bewindsman verklaarde zich daartoe
gaarne bereid en gaf de volgende uiteenzet
ting:
Ik maak onderscheid tusschen spelling en
taal. Ik zie het belang van de eerste zeer goed
in, maar ik vind de tweede veel belangrijker.
De régels, die de spelling raken zijn regel 1
tot 3 over de e, o en sch; van regel 4 tot 6,
zou de invloed op de taal zeer belangrijk kun
nen zijn. Ik ben dankbaar, bij een onbetwist
bare autoriteit als prof. Schrijnen een uitla
ting te hebben gevonden, waaruit blijkt, dat
hij deze scheiding volkomen verdedigbaar acht.
(„Onze Taaltuin" 1934 blz. 44 e.v.).
Ik stond voor de vraag, of ik de regeürg, die
eenmaal was tot stand gekomen, door een an
dere zou vervangen. Daarvoor moeten zeer af
doende redenen aanwezig zijn. Dit is liet geval
bij regel 4 tot 6, maar bij regel 1 tot 3 was
dit niet het geval.
Vooral heb ik gelet op de economische ge
volgen, die dreigen zouden, als de bedeelde re.
gels gewijzigd worden.
Ik moest besluiten, met betrekking tot de
eerste drie regels geen wijziging voor te stel
len.
De vierde regel handelt over de verbu'gings-
uitgangen e en en, bijvoorbeeld: mijn, mijne,
mijnen, een, eene, eenen. In de regeling.Terp-
stra mogen deze uitgangen altijd worden weg
gelaten. Minister Marchant heeft hierop twee
wijzigingen aangebracht. Hij heeft de moge
lijkheid'van het weglaten omgezet in een ver
plichting, maar aan den anderen kant heeft
hij de bedoelde uitgangen behouden in staande
uitdrukkingen. Ik acht dit laatste een verbe
tering, omdat daardoor de rijkdom van de taal
vorming wordt bewaard. Ik acht aan den an
deren kant beter, dat de weglating wordt toe
gelaten en niet wordt voorgeschreven, omdat
er dan ruimte is voor 'n langzame vervorming,
dus zonder gevaar noch voor verstarring, noch
voor forceering. Ik heb evenwel nog een an.
dere aanvulling aangebracht.
Het heet nu, dat de bedoelde uitgangen mo
gen worden weggelaten, behalve in staande
uitdrukkingen en dat bedoel ik nu be
halve in bijzondere taal en bijzonderer. stijl.
Het groote voordeel lijkt mij, dat de kinde
ren nu leeren, dat er nog ander en fraaier
Nederlandsch is, dan datgene, waarin de al.
gemeene omgangstaal zich uitdrukt. Zij zullen
dat andere straks ontmoeten in de literatuur
en zij moeten langzamerhand daarheen
groeien. Het bestaan van veel nuanceering in
onze taal wordt aldus van het begin af vast
gelegd. Dit is niet alleen het geval in regel 4;
voor regel 5 en 6 geldt hetzelfde.
De spelling-besluiten handelen over het
examen. Hieruit kan de onjuiste gevolgtrek
king worden gemaakt, dat taal en spelling
moeten worden ingericht met het oog op de
school. Dat is intusscben naar mijn overtui.
ging een volkomen verkeerde opvatting. De
taal moet zich niet richten naar de school,
maar de school moet zich richten naar de taal.
Wie het anders zegt, bedreigt ons met vervlak
king en verarming. Daarnaast kan dan onver
let blijven gelden, dat het onderwijs zoodanig
ingericht moet worden, dat de leerlingen lang-
zaam.aan in de schoonheid en de verschei
denheid der taalvormen worden ingeleid.
In regel 5 wordt de naamvalsuitgang-n prin
cipieel bewaard. Dat is een beslissing, die eeni-
ge deining veroorzaken zal. Er wordt een ze
kere vrijheid gelaten, maar niet bij mannelijke
personen en mannelijke dieren dit is in de
lijn van mijn ambtsvoorganger. Ik heb daar in
de lijn van den heer Terpstra bijgevoegd
„leeuw", en ik heb bijgevoegd „kennelijk man
nelijke zelfstandigheden". Principieel wordt de
„n" gehandhaafd. Een en ander hierin is in
derdaad conservatiever dan de spellingregels
Augustus 1934."
Wanneer men reeds destijds gehandeld heeft,
alsof principieel de geslachten waren verdwe
nen, clan valt dit toch wel onder het algemee-
ner bedoelde vonnis: „dat de toestand voor de
jeugd onhoudbaar is geworden, ligt aan de on
derwijzers, die de vereenvoudiging op de lagere
school sinds jaren alreeds geheel of gedeeltelijk
in praktijk hebben gebracht, of die maar luk
raak lieten schrijven."
Dit is een uitspraak van prof. Schrijnen.
Behoud van de geslachten beteekent intus-
schen niet, dat wij hier niet ruimte zouden
kunnen laten voor geleidelijke taalvervorming.
Maar dan moet er aan die vervorming be
wust leiding gegeven worden: Ik heb dan ook
aan de Belgische regeering voorgesteld, om het
geheele vraagstuk van de geslachten en de voor
naamwoordelijke aanduiding in studie te geven
aan een commissie, die zou worden samenge
steld door de Kon. Vlaamsche Academie van
Kunst en Letteren en de Kon. Ned. Academie
van Wetenschappen. Aldus zal, naar mijn over
tuiging, een gang van zaken verkregen worden,
die in breeden kring bevrediging brengen zal.
Nu regel 6. Hier wordt de pronominale aan
duiding behandeld. De heeren Terpstra en Mar
chant noemden in dit vertiand het beschaafd
taalgebruik. Ik heb dat overgenomen; alleen
heb ik in plaats van „spraakgebruik" geschre
ven „taalgebruik", een wijziging die trouwens
in de lijn ligt van hetgeen mijn ambtsvoorgan
ger reeds heeft te kennen gegeven en die be
teekent, dat de taal en niet datgene, wat men.
spreekt, uitgangspunt zijn moet.
De leerlingen zullen zich, tengevolge van de
wijziging, evenals bij de geslachten ook bij de
pronominale aanduiding moeten leeren richten
naar regels. En verstarring van de taal dreigt
hier zoomin als bij de geslachten, wanneer de
nieuwe commissie haar werk mag doen. Eco
nomisch valt van de door mij aangebrachte
wijziging alleen dit te zeggen, dat uitgevers
Minister Slotemaker de Bruine
mij de bewijzen hebben gezonden, dat voorstan
ders van de nieuwe spelling inzake de voor
naamwoordelijke aanduiding zich stipt gedra
gen overeenkomstig datgene, wat volgens de
nieuwe redactie van regei 6 gelden zal.
Wanneer de maatstaf van het geslacht niet
meer gebruikt wordt zoodat de „n" niet meer
criterium is, dan is in feite, naar mijn inzien,
het geslacht vervallen. Dan kunnen wij straks
twijfelen, of wij van de poes wel moeten zeg
gen: „zij zet haar staart op" en of wij wel
licht van den haat binnenkort mogen zeggen:
„zij bederft ons leven". Ik kan zulk een taai
vergroeiing niet voor mijn rekening nemen.
Ik houd mij overtuigd, dat ik bij mijn stre
ven om het onderwijs te doen werken met vaste
gegevens, die aan de jonge menschen geestes-
discipline bijbrengen, eigenlijk volkomen han
del in de lijn en naar ik hoop in den geest
van mijn ambtsvoorganger, die immers zijn groo
te bezwaar tegen de tuchteloosheid en de slor
digheid van het schrijven van het Nederlandsch
zoo duidelijk heeft geformuleerd en die zoo
scherp opkwam tegen de gedachte bij de jeugd:
„het komt er niet meer opaan, hoe ik schrijf."
En dat de regels 5 en 6 in onderling verband
tot regelloosheid bij het onderwijs zouden kun
nen aanleiding geven, dat zal, naar ik vermoed,
nu niet meer worden betwist. Daarmee was de
zaak voor mij uitgemaakt: de regels moesten
gewijzigd worden; de opdracht aan de commis
sie evenzeer. Het laatste kan echter slechts ge
schieden na overleg met België, want de com
missie is door de twee regeeringen ingesteld.
Voorshands stelde Brussel mij voor, den arbeid
der commissie op te schorten.
Natuurlijk moeten Nederland en België beide
zelfstandig hun houding bepalen, maar gelijk
heid van handelen acht ik wel gewenscht. Dit
ligt voor de hand, want een breeder taalgebied
versterkt de positie van de taal.
Onlangs ben ik in adressen er weer op gewe
zen, dat een regeling van geslacht en voornaam
woordelijke aanduiding, die zoowel in Noord als
in Zuid bevredigt, niet te vinden is. Maar ik
ben niet bereid, die stelling zoo maar voetstoots
te aanvaarden. Een splitsing op dit gebied zou
ik betreuren.
Ik geloof dat er thans bevrediging zijn zal op
het gebied van spelling en taal.
Natuurlijk zal de kring, die den naamvals-uit-
gang n in het geheel niet geschreven wil zifen,
niet bevredigd zijn; waarschijnlijk zet deze zijn
streven voort. Maar ik geloof niet, dat het Ne-
derlandsche volk in zijn meerderheid dit streven
waardeert. Tegenover den kring, die zulk een
radicale wijziging voorstaat, staan niet rpinder
bevoegde kringen, die van tegenovergesteld ge
voelen duidelijk blijk gegeven hebben. Twee en
twintig hoogleerahen uit Nijmegen hebben aan
mijn ambtsvoorganger geschreven, dat zij „in de
algeheele afschaffing der buigings-n een nood
lottig gevaar zien voor de gunstige ontwikkeling
der Nederlandsche taal, die behalve een leervak
voor het onderwijs, ook nog is een deel van het
erfgoed onzer vaderen, een nationale cultuur
schat en een instrument voor wetenschap en
kunst".
De groote meerderheid van de Kon. Vlaam
sche Academie heeft mij in Maart delen weterf,
dat zij de huidige regels 5 en 6 niet kan goed
keuren, en in andere wetenschappelijke kringen
wordt hetzelfde gevoelen verdedigd.
Als ik echter van dien eenen kring afzie,
die niet bevredigd zijn zal, dan vlei ik mü,
dat er nu rust zal komen. De schrijfwijze
inzake e, o en sch zal, naar ik vertrouw, vrij
spoedig wennfen. Een aantasting van de taal
is voorkomen; taalgroei wordt niet belem
merd, economische bezwaren zijn geheel of
grootendeels ondervangen. Aangezien ons
volk zeker geen voortdurende moeilijk
heden wenscht op het erf van spelling en
taal, heb ik de beste verwachtingen voor de
toekomst.
BUITENZORG, 23 Juli. (Aneta.) De regee
ring ontving telegrafisch bericht, dat in kam
pong Boba Besar, op Flores, 77 huisjes zijn
afgebrand. De schade wordt geschat op ƒ5700.
Het biunenlandsch bestuur trof maatregelen
tot verleening van steun aan de getroffenen,
o. a. zijn deze vrijgesteld- van het verleenen van
heerendiensten en het betalen van belasting.
Evenals voor de vroegere Internationale
Eucharistische Congressen is het Eucharistisch
Bureau te Amsterdam bereid om alle mogelijke
informaties te verschaffen betreffende het
Int. Euch. Congres te Manilla.
Als congresschip is officieel aangewezen de
J. P. Coen van de Maatschappij „Nederland" te
Amsterdam.
Voor nadere gegevens wende men zich aller
eerst tot het Eucharistisch Bureau te Amster
dam, Bagijrihof 32, waarvan de directeur is
Pater Fr. Duynstee O.E.S.A.
's-GRAVENHAGE Geslaagd voor deel I
de heeren M. A. Hibma te Midlum en J. J. van
der Stadt te Zaandam en voor deel II: de heer
D. Botje te Groningen.
i
'sGRAVENHAGE. Geëxamineerd 8 Candida-
ten. Geslaagd mej. N. Nagtigal te Leiden en de
heeren L. L. W. J. Lenders en J. H. Braun, bei
den te 's Gravenhage. Afgewezen 5.
De Olympische vlag wordt door den
burgemeester van Los Angeles overhan
digd aan den leider der Amerikaansche
Olympische ploeg William Mac Garland,
die deze vlag naar Berlijn zal over
brengen
Ter gelegenheid van den nationalen eestdag in België werd o.m. het „Te
Deum" gezongen, in de St. Gudule. Kroonprins Boudewijn en Prinses Char
lotte begeven zi ch naar de kerk
Woensdagavond laaf is een nog niet be
kende man de woning van den heer K. J.
te Winterswijk binnengedrongen. Hij stel.
dê zich op in de slaapkamer van den be.
woner en ging dezen,, toen hij zich ter
ruste wilde begeven, met een hard voor
werp te lijf. K. liep verschillende bloeden
de wonden op en moest in het ziekenhuis
te Winterswijk worden opgenomen.
Gemeentepolitie en marechaussee werden on.
middellijk van het voorgevallene op de hoogte
gebracht en stelden met gebruik van een po
litiehond terstond een uitgebreid onderzoek in.
Nog denzelfden nacht werden zes mannen, die
zich in een woning te Winterswijk ophielden,
gearresteerd. Het onderzoek is nog niet ge
ëindigd.
De toestand van den heer K. J. was van.
morgen redelijk wel.
Inzake den overval te Winterswijk vernemen
wij nader het volgende:
Toen de heer M. S. K., wonende op den hoek
van de Wilhelminastraat en de Gasthuisstraat
met zijn huishoudster omstreeks middernacht
van een verjaardagpartij thuis kwamen, be
merkten zij, dat het electrische licht zijn dienst
weigerde. De heer K. begaf zich toen in het
donker naar boven en kreeg daar plotseling
een klap op het hoofd. Er ontstond een wor
steling met den onbekenden indringer. De huis
houdster sloeg een ruit stuk en begon „moord"
te roepen. Op het hulpgeroep schoten de bu-
Ed. Verkade heeft met zijn echtgenoote een
hachelijk avontuur gehad op het Ottermeer,
dat goed is afgeloopen. Met een boeier op dit
meer zeilend, werd hij overvallen door wind
vlagen, die zijn boot omsloegen. Gelukkig zijn
de heer en mevr. Verkade de zwemkunst mees
ter. Eenigen tijd wisten zij zich op de omge
keerde boot drijvend te houden totdat mevrouw
Verkade zwemmend de kust wilde bereiken. In
middels kwam er een andere zeilboot opdagen,
waarin bleek te zitten de bekende tooneelspeler
en filmacteur Otto Treszier met zijn zoon, die
ook ten onzent is opgetreden. Deze nam den
heer en mevrouw Verkade in zijn boot op en
bracht ze behouden aan land.
ren toe en ook de dadelijk gewaarschuwde po
litie en marechaussee waren weldra ter plaatse.
De indringer was inmiddels door een achter
deur verdwenen. Met gebruikmaking van een
politiehond wist men echter zijn spoor te vol
gen. Dit leidde naar het huis, bewoond door
zekeren P., dat meteen door de politiemannen
werd omsingeld. In de donkere huiskamer trof
fen zij zes personen aan. Van hen wees de
politiehond zekeren F., Nederlander van af
komst, wonende te Bocholtz, als den indringer
in de woning van den heer K. aan. Het zestal
werd in arrest gesteld.
K. heeft bij de worsteling verschillende ver
wondingen opgeloopen, welke opname in het
ziekenhuis wenschelijk maakten. Zijn toestand
was vanmorgen redelijk wel.
Aangezien alle arrestanten tot eenzelfde partij
behooren en in de woning van den heer K. niets
wordt vermist, heeft men den sterken indruk,
dat deze overval op den heer K., die Israëliet
is, een politieken achtergrond heeft.
Woensdagavond is op den Hengeloscheweg
nabij Enschede een motorrijder, die zijn meis
je op de duo had, tegen een boom gereden.
Het meisje werd daarbij -zoo ernstig gewond,
dat zij naar het R.K. Ziekenhuis te Enschede
moest worden overgebracht, waar haar de H.H.
Sacramenten der Stervenden zijn toegediend.
Het ongeluk gebeurde nabij café Assink.
De motorrijder, de 27-jarige J. K. uit Bome
reed in de richting Enschede en haalde een
voor hem rijdenden vrachtauto in. Juist zou hij
dien wagen passeeren, toen K. bemerkte, dat
de vrachtauto naar links uithaalde en dat de
richtingaanwijzer eveneens naar links wees. Het
wa.s- hem niet meer mogelijk op de gewone
wijze langs den vrachtauto te komen en daar
om draaide K. zijn stuur om, teneinde rechts
te passeeren. Daardoor botste hij tegen de
achterzijde van den vrachtauto en reed vervol
gens tegen een boom. Vervolgens kwam de mo
tor met een tweeden boom in aanraking, waar
tegen het voertuig bleef liggen.
De duo-rijdster schoot over den bestuurder
heen en bleef bewusteloos op den grond liggen.
Het was de 22-jarige mej. O. O., eveneens uit
Borne.
Zij bloedde hevig uit haar mond, terwijl zij
bovendien een wonde aan den schouder had
bekomen.
De motorrijder had een been gebroken. Zijn
toestand was niet zoo ernstig. Beide gewonden
werden naar het R.K. Ziekenhuis te Enschede
overgebracht. Hun toestand was echter van
dien aard, dat beiden geen verhoor kon wor
den afgenomen.
Na informatie vernamen wij hedenmorgen,
dat de toestand van de duo-passagiere nog
zorgwekkend is en dat de patiënte vrijwel den
geheelen tijd buiten bewustzijn verkeert.
Mej. O. heeft een zware hersenschudding
opgeloopen alsmede een schedelbasisfractuur.
De bestuurder van den vrachtauto heeft
slechts even na het ongeluk naar de gewonden
op den weg omgezien en is toen doorgereden.
Dezen man wordt in zijn eigen belang ver
zocht zich te melden bij den commissaris van
politie te Enschede, evenals ooggetuigen, die
het ongeluk zagen gebeuren.
(Van onzen Romeinschen correspondent.)
De bespreking van drie der Locarno-
mogendheden te Londen wordt in Rome
al met een even kil oog bezien als het
accoord, dat men te Montreux in afwezigheid
van Italië heeft gesloten. Men is er weinig over
gesticht, dat de andere mogendheden meenen,
de zaken van Europa zonder Italië te kunnen
beredderen. Italië is ongeduldig, zijn plaats
weer in te nemen in wat men euphemistisch
de Europeesche „samenwerking" pleegt te noe
men. En ofschoon het aan zijn prestige ver
schuldigd meende te zijn, als voorwaarde voor
zijn deelneming aan de loopende conferenties
de volledige opruiming van de sancties en hun
nasleep te eischen, voelt het zich in de vrij
willige afzondering toch niet thuis. Mussolini
heeft liever het initiatief dan het toekijken.
En in het Duitsch-Oostenrijksch aocoord met
-zijn consequenties voor de Duitsch-Italiaansche
samenwerking, zocht Italië ongetwijfeld geen
verstarring van twee fronten, maar veeleer een
middel, om een krachtig initiatief te kunnen
ontplooien op een wijder Europeesch plan.
Het Duitsch-Oostenrijksch accoord blijft ove
rigens nog vrij onduidelijk in zijn definitieve
strekking. Terwijl men in Duitschland, naar
o.a. onze Berlfjnsche correspondent mededeelde,
het accoord wegens de concessies van Hitier
als een succes van Mussolini beschouwt, leeft
in Italië onder de officieele tevredenheidsbe
tuigingen de bezorgdheid, dat het op den duur
een succes voor Hitier zal blijken en een eerster
stap op den weg naar den „Anschluss".
Men vraagt zich n.l. af, of de nauwere rela
ties tusschen Duitschland en Oostenrijk niet
noodwendig zullen leiden tot een doordrenking
van dit laatste land met de nationaal-socialis-
tische, d.w.z. rassistische en groot-Duitsche
ideeën en neigingen. De Oostenrijksche pers
zal voortaan de eigenaardigheden van het na-
tionaal-socialistische Duitschland moeten eer
biedigen en met een zekeren schroom bespre
ken. De vijf Oostenrijksche kranten, die wor
den uitgekozen om in Duitschland te mogen
worden ingevoerd, zullen daarin het voorbeeld
geven. De ideëele tegenstelling, die ongetwijfeld
de grootste barrière tusschen de beide Duitsche
staten vormt, zal dus min of meer op den ach
tergrond raken.
Van den anderen kant zal in een levendiger
reisverkeer tusschen Duitschland en Oosten
rijk de volle kracht van de propaganda, waar
in de dictaturen uitmunten, zich doen gelden.
Wanneer zelfs Rusland indruk weet te maken
op de toeristen, die het veertien dagen komen
bezoeken en practisch een propaganda-tentoon
stelling te zien krijgen, kan Duitschland den
stamverwanten toeristen zeker een nazi-hart
onder den riem steken.
Sommigen vreezen in elk geval, dat de Ita-
liaansche invloed in Oostenrijk voor den Duit-
schen meer en meer zal moeten wijken, en
dat Duitschland door Oostenrijk héén ook in
den Balkan Italië een toenemende concurren
tie zal kunnen aandoen.
Wat het religieus-cultureele gebied betreft,
wordt een dergelijke bezorgdheid ook in het
Vaticaan gevoeld. Tegenover de juist in de
laatste maanden weer heftige anti-katholieke
gestes van het nationaal-socialistische Duitsch
land zou men het zeker niet gelukkig achten,
wanneer de katholieke pers in Oostenrijk
vrijwel de eenige katholieke bladen, die nog
in de Duitsche taal verschijnen, zichzelf
een muilkorf van vriendelijke égards zou moe
ten aanbinden, en aldus bij de eigen bevolking
den indruk wekken, dat er geen vuiltje aan
de lucht is.
Daarbij komt dan nog, dat uit het secundai
re effect van het Duitsch-Oostenrjjksche ac
coord, nl. de toenadering tusschen Duitschland
en Italië, ook voor de Italiaansche pers, die in
elk opzicht de politieke bedoelingen der regee
ring dient, een dergelijke vergoelijkende of al
thans negeerende houding kan voortvloeien.
Hoezeer men zich ten Vaticane verheugt over
elke bijdrage tot vreedzamer verhoudingen in
de Europeesche landen, kan men zich toch niet
verblijden, wanneer de sluier der diplomatie ge
spreid wordt over het onrecht, dat de. Kerk in
Duitschland lijdt.
Om naar het niet-Vaticaansche Rome
terug te keeren: Mussolini heeft blijk
baar zijn goedkeuring aan het Duitsch-
Oostenrijksche accoord op de eerste plaats
daarom gegeven, w'ijl het een levensnood
wendigheid voor de Bondsrepubliek was, die
de inwendige spanningen en de economische
représailles van den grooten broer niet lan
ger meer kon verdragen. Maar de officieele
tevredenheid en heimelijke bezorgdheid in
Berlijn en Rome bewijzen, dat beide ten aan
zien van Oostenrijk een compromis hebben
gesloten, waarvan de stabiliteit en de practi-
sche werking nog zullen moeten blijken.
Het Oostenrijksche accoord heeft dan ook'
vooral een effect op korten termijn. Duitsch
land zoowel als Italië toonden daarmee de
activiteit en de vruchtbaarheid van hun
diplomatie op een tijdstip, dat sommigen in
Europa het buiten hen wilden stellen. Door
het pijnlijke Oostenrijksche punt tijdelijk te
verdooven, verzekerden zij zichzelf en elkander
een grootere beweeglijkheid in het diploma
tieke spel om de politieke organisatie van
Europa-
Het komt ons voor, dat dit de strekking van
het accoord ten opzichte van de Duitsch-Ita-
iiaansche samenwerking is. Noch Italië, noch
Duitschland beoogt waarschijnlijk een duur
zaam verbond tegen of ook maar afzijdig van
de anderen; maar beide willen zich bevrijden
van de Oostenrijksche rem; om in de algemee-
ne discussie met meer vrijheid en nadruk hun
eigen woord te kunnen spreken.
Een andere vraag is echter, of de Duitsch-Ita
liaansche samenwerking in feite niet verder zal
gaan dan deze veronderstelde beperkte bedoelin
gen. De mogelijkheid «van 'n Duitsch-Italiaan
sche samenwerking was steeds een kaart in het
spel van Rome, een kaart, die men liet zien,
maar totnutoe niet uitspeelde.
Men koketteerde gaarne een weinig met el
kaar, als men van een ander een geschenk
wilde hebben. Maar elk spel heeft de nei
ging om werkelijkheid te worden. En het
Duitsch-Oostenrijksche accoord heeft deze
werkelijkheid tusschen Italië en Duitschland
dichterbij gebracht dan ooit. Immers het ver
dere effect van dit accoord hangt niet meer
alleen van Duitschland en Italië af, maar ook
van de reactie der anderen. En het gevaar van
een frontenvorming is zeker niet denkbeeldig'.
Het accoord van Montreux, zoo spoedig op
het Duitsch-Oostenrijksche gevolgd, toont juist
het gevaar, dat de beweegl 'kheid van een di
plomatieke geste vastloopt in een vaste posi
tie. De kalmte, waarmee men zich te Montreux
over Italië's afwezigheid en reserves heeft
heengezet, en anderzijds de meegaandheid,
waarmee Engeland tenslotte de Fransch-Rus-
sische bedoelingen heeft aanvaard, vormen een
stap verder op den fatalen weg. En het staat
te bezien, of de Londensche conferentie niet
een schrede, hoe klein ook, in dezelfde rich
ting zal blijken.
De accoorden van deze maand vormen dus
nog geen melodie. In de atmosfeer van wan
trouwen, waarvan Europa vol is, bergen zij
zelfs het gevaar van een verstarring der tegen
gestelde posities. De taak van de algemeene
conf ren tie, waarop Londen aanstuurt, zou zijn
om uit deze enge bochten in breed water te ko
men, waar niet alleen de opgetuigde vredessche-
pen van Hitler's 25-jarenplari en het construc
tieve ontwerp, dat Mussolini heet voor te berei
den, van stapel gelaten kunnen worden, maar
waar ook nog éénmaal een poging wordt gedaan
om allen dezelfde taal te spreken.
In de huidige gedrukte atmosfeer, waarin
de wapenen zich tot topzwaarte opéénstapelen
en het uitzicht op den vrede verdekken, heb
ben de Italianen zich nauwelijks van harte
kunnen verheugen over het ophouden der sanc
ties.
Gfo" kunt niet gezond blijven, als van dag
tot dag zich in Uw ingewanden vergiftige
afval-stoffen ophoopen, want die hebben 'n
bijzonder schadelijke werking op Uw gestel.
Tenslotte begint Ge U „zoomoe", „zoo mat"
en „zoo lusteloos" te gevoelen en last te
krijgen van allerlei onprettige verschijnselen,
zonder dat Ge beseft, waar het U hapert
Neem eiken Vrijdag en Zaterdag een
M.S.S.-cachet ter inwendige zuivering
De M.S.S.-cachets zullen Uw haperende spijs
vertering, Uw vertraagde stoelgang herstel
len, Uw met vergiftigde afvalstoffen gevulde
darmen zacht ledigen, Uw gestel opfrisschen.
Ge gaat Un ander mensch voelen. Ge bemerkt
vol welbehagen, dat ge U op Zondag-ochtend
voor het eerst eens lekker frischen opgewekt
gevoelt, vol van levenslust en energie, want:
M.S.S.-cachets Maken „Schoon Schip"
Per 12 stuks in koker slechts 60 cent.
Wanneer komt er rust?
Wij beklagen de jeugd, die in deze
jaren de Nederlandsche taal „zui
ver" moet leeren schrijven.
Waar is de tijd gebleven, toen er voor
ons, leerlingen van de lagere school, van
gymnasium of H. B. S. op het terrein van
de spelling feitelijk geen enkele onzeker
heid bestond, toen de woorden en woord-
vórmen ons voor den geest stonden als mo
numenten, onverwrikbaar en onveranderlijk
Het is waar: de volledige studie van de
spelling, het zieh volkomen vertrouwd ma
ken met alle spellingsmoeilijkheden eiseh-
te een behoorlijke dosis energie en tijd,
maar had men de zaak eenmaal onder
de knie, dan was men ook voor heel zijn
leven (zoo meende men althans) klaar.
Toen, geleidelijk aan, is er onzekerheid
komen sluipen in de tot dan toe zoo vast
staande spellingsbegrippen, en de jeugd
kreeg met twijfels te kampen; het vertrou
wen in de vastheid der spelling verdween,
waar de jeugd haar leermeesters hoorde
twisten over een heele serie verschillende
spellingen, pro en contra vereenvoudiging
op ongetelde manieren.
Er ontstond een zekere anarchie in de
spelling, waarin de heer Marchant eenige
orde heeft trachten te scheppen ten ge
rieve van de vereenvoudigers; maar twéé
spellingen bleven naast elkaar voortbe
staan; de regeering zelf wilde de nieuwig
heid in haar stukken niet eens doorvoeren.
En nauwelijks is de jeugd bezig of er tot
op zekere hoogte in geslaagd, de spelling-
Marchant machtig te worden, of zie, daar
komt de regeering met een nieuw spelling
besluit.
de regeering brengt bij Koninklijk Be
sluit van 18 Juli een alweer gewijzigde re
geling van de spelling, waarbij de regeling-
Marchant ten aanzien van de pronominale
aanduiding verlaten wordt; voorts onder
gaan de regelen betreffende de verbui-
gings-n weer verandering.
Wij weten niet, of er nog meer wijzigin
gen op komst zijn, maar het ware voor onze
jeugd gewenscht, dat er eindelijk eens rust
komt op dit gebied.
Telkens nieuwe wijziging doet de onze
kerheid voortduren.
Misschien kan er in gunstiger tijden
(thans heeft men waarlijk wel andere zor
gen aan het hoofd) eens een nieuwe spel
ling worden vastgesteld en dan ook al
gemeen doorgevoerd! die de grootst mo
gelijke bevrediging schenkt en waarmede
de zaak dan ook voor langen tijd afgedaan
kan worden geacht.
Het telkens opnieuw peuteren aan de
spelling lijkt ons echter heel ongewenscht.
Van een der hellingen der N.V. Scheepsbouw-
werf de Merwede v/h Van Vliet Co. te Har-
dinxveld werd heden met goed gevolg te water
gelaten een profiel- en bakkenzuiger, ge
naamd Hoek van Holland 3. De afmetingen
bedragen 35 X 6.70 X 2-75 meter. De Hoek van
Holland 2 is gebouwd voor rekening van de
N V. J. C. van der Hoeven te 's-Gravenhage.
De 43-jarige gehuwde heer J. Neut, te Delf
zijl, die Woensdag aldaar om den trein te ha
len, de spoorbaan overstak en daarbij door een
rangeerenden trein werd gegrepen, is in het
Academisch Ziekenhuis te Groningen aan zijn
verwondingen overleden.