De Locarno-bespreking te Londen lusteloos De jongste spelling-wijziging In slaapkamer overvallen DE „N"-KWES WEL ACCOORDEN, GEEN HARMONIE m A DONDERDAG 23 JULI 1935 Een onderhoud met minister Slotemaker de Bruine over het nieuwe besluit Onderscheid tusschen spelling en taal De buigings-n Taal en school ,Hijof „zij" Noord en Zuid Groote brand in Indië 77 huisjes afgebrand Intern. Euch. Congres Notarieel examen Examen hoofdakte Inwoner van Winterswijk ernstig gewond 6 mannen gearresteerd KUNST VAN HEDEN ZEILONGEVAL ED. VERKADE Goed afgeloopen MOTORRIJDER TEGEN BOOM GEBOTST Duo-rijdster zwaar gewond Het Vaticaan noch Italië heele- maal gerust over het Duitsch- Oostenrijksch accoord Opportuniteitspolitiek ER ZUN T'JDEN DAT CiE U 5TEED5 doe en ÜJ5TEL005 CjEVOELT.... ÜW ETEN SMAAKT UNIE! NEEM DAN IEDEREN VR'JDACjEN ZATERDAG) 10F2I1.5.S.CAO1ET5 EN '5 ZONDACjS Z'JT C|E WEER. FRI5CM EN MONTER Alweer de spelling! Bakkenzuiger te water gelaten Aan de gevolgen overleden 4 Nu het spellingbesluit verschenen is, hebben wij ons tot den minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, prof. dr. J. R. Slote maker de Bruine, gewend met de vraag, ons een onderhoud over de spelling te willen toe staan. De bewindsman verklaarde zich daartoe gaarne bereid en gaf de volgende uiteenzet ting: Ik maak onderscheid tusschen spelling en taal. Ik zie het belang van de eerste zeer goed in, maar ik vind de tweede veel belangrijker. De régels, die de spelling raken zijn regel 1 tot 3 over de e, o en sch; van regel 4 tot 6, zou de invloed op de taal zeer belangrijk kun nen zijn. Ik ben dankbaar, bij een onbetwist bare autoriteit als prof. Schrijnen een uitla ting te hebben gevonden, waaruit blijkt, dat hij deze scheiding volkomen verdedigbaar acht. („Onze Taaltuin" 1934 blz. 44 e.v.). Ik stond voor de vraag, of ik de regeürg, die eenmaal was tot stand gekomen, door een an dere zou vervangen. Daarvoor moeten zeer af doende redenen aanwezig zijn. Dit is liet geval bij regel 4 tot 6, maar bij regel 1 tot 3 was dit niet het geval. Vooral heb ik gelet op de economische ge volgen, die dreigen zouden, als de bedeelde re. gels gewijzigd worden. Ik moest besluiten, met betrekking tot de eerste drie regels geen wijziging voor te stel len. De vierde regel handelt over de verbu'gings- uitgangen e en en, bijvoorbeeld: mijn, mijne, mijnen, een, eene, eenen. In de regeling.Terp- stra mogen deze uitgangen altijd worden weg gelaten. Minister Marchant heeft hierop twee wijzigingen aangebracht. Hij heeft de moge lijkheid'van het weglaten omgezet in een ver plichting, maar aan den anderen kant heeft hij de bedoelde uitgangen behouden in staande uitdrukkingen. Ik acht dit laatste een verbe tering, omdat daardoor de rijkdom van de taal vorming wordt bewaard. Ik acht aan den an deren kant beter, dat de weglating wordt toe gelaten en niet wordt voorgeschreven, omdat er dan ruimte is voor 'n langzame vervorming, dus zonder gevaar noch voor verstarring, noch voor forceering. Ik heb evenwel nog een an. dere aanvulling aangebracht. Het heet nu, dat de bedoelde uitgangen mo gen worden weggelaten, behalve in staande uitdrukkingen en dat bedoel ik nu be halve in bijzondere taal en bijzonderer. stijl. Het groote voordeel lijkt mij, dat de kinde ren nu leeren, dat er nog ander en fraaier Nederlandsch is, dan datgene, waarin de al. gemeene omgangstaal zich uitdrukt. Zij zullen dat andere straks ontmoeten in de literatuur en zij moeten langzamerhand daarheen groeien. Het bestaan van veel nuanceering in onze taal wordt aldus van het begin af vast gelegd. Dit is niet alleen het geval in regel 4; voor regel 5 en 6 geldt hetzelfde. De spelling-besluiten handelen over het examen. Hieruit kan de onjuiste gevolgtrek king worden gemaakt, dat taal en spelling moeten worden ingericht met het oog op de school. Dat is intusscben naar mijn overtui. ging een volkomen verkeerde opvatting. De taal moet zich niet richten naar de school, maar de school moet zich richten naar de taal. Wie het anders zegt, bedreigt ons met vervlak king en verarming. Daarnaast kan dan onver let blijven gelden, dat het onderwijs zoodanig ingericht moet worden, dat de leerlingen lang- zaam.aan in de schoonheid en de verschei denheid der taalvormen worden ingeleid. In regel 5 wordt de naamvalsuitgang-n prin cipieel bewaard. Dat is een beslissing, die eeni- ge deining veroorzaken zal. Er wordt een ze kere vrijheid gelaten, maar niet bij mannelijke personen en mannelijke dieren dit is in de lijn van mijn ambtsvoorganger. Ik heb daar in de lijn van den heer Terpstra bijgevoegd „leeuw", en ik heb bijgevoegd „kennelijk man nelijke zelfstandigheden". Principieel wordt de „n" gehandhaafd. Een en ander hierin is in derdaad conservatiever dan de spellingregels Augustus 1934." Wanneer men reeds destijds gehandeld heeft, alsof principieel de geslachten waren verdwe nen, clan valt dit toch wel onder het algemee- ner bedoelde vonnis: „dat de toestand voor de jeugd onhoudbaar is geworden, ligt aan de on derwijzers, die de vereenvoudiging op de lagere school sinds jaren alreeds geheel of gedeeltelijk in praktijk hebben gebracht, of die maar luk raak lieten schrijven." Dit is een uitspraak van prof. Schrijnen. Behoud van de geslachten beteekent intus- schen niet, dat wij hier niet ruimte zouden kunnen laten voor geleidelijke taalvervorming. Maar dan moet er aan die vervorming be wust leiding gegeven worden: Ik heb dan ook aan de Belgische regeering voorgesteld, om het geheele vraagstuk van de geslachten en de voor naamwoordelijke aanduiding in studie te geven aan een commissie, die zou worden samenge steld door de Kon. Vlaamsche Academie van Kunst en Letteren en de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen. Aldus zal, naar mijn over tuiging, een gang van zaken verkregen worden, die in breeden kring bevrediging brengen zal. Nu regel 6. Hier wordt de pronominale aan duiding behandeld. De heeren Terpstra en Mar chant noemden in dit vertiand het beschaafd taalgebruik. Ik heb dat overgenomen; alleen heb ik in plaats van „spraakgebruik" geschre ven „taalgebruik", een wijziging die trouwens in de lijn ligt van hetgeen mijn ambtsvoorgan ger reeds heeft te kennen gegeven en die be teekent, dat de taal en niet datgene, wat men. spreekt, uitgangspunt zijn moet. De leerlingen zullen zich, tengevolge van de wijziging, evenals bij de geslachten ook bij de pronominale aanduiding moeten leeren richten naar regels. En verstarring van de taal dreigt hier zoomin als bij de geslachten, wanneer de nieuwe commissie haar werk mag doen. Eco nomisch valt van de door mij aangebrachte wijziging alleen dit te zeggen, dat uitgevers Minister Slotemaker de Bruine mij de bewijzen hebben gezonden, dat voorstan ders van de nieuwe spelling inzake de voor naamwoordelijke aanduiding zich stipt gedra gen overeenkomstig datgene, wat volgens de nieuwe redactie van regei 6 gelden zal. Wanneer de maatstaf van het geslacht niet meer gebruikt wordt zoodat de „n" niet meer criterium is, dan is in feite, naar mijn inzien, het geslacht vervallen. Dan kunnen wij straks twijfelen, of wij van de poes wel moeten zeg gen: „zij zet haar staart op" en of wij wel licht van den haat binnenkort mogen zeggen: „zij bederft ons leven". Ik kan zulk een taai vergroeiing niet voor mijn rekening nemen. Ik houd mij overtuigd, dat ik bij mijn stre ven om het onderwijs te doen werken met vaste gegevens, die aan de jonge menschen geestes- discipline bijbrengen, eigenlijk volkomen han del in de lijn en naar ik hoop in den geest van mijn ambtsvoorganger, die immers zijn groo te bezwaar tegen de tuchteloosheid en de slor digheid van het schrijven van het Nederlandsch zoo duidelijk heeft geformuleerd en die zoo scherp opkwam tegen de gedachte bij de jeugd: „het komt er niet meer opaan, hoe ik schrijf." En dat de regels 5 en 6 in onderling verband tot regelloosheid bij het onderwijs zouden kun nen aanleiding geven, dat zal, naar ik vermoed, nu niet meer worden betwist. Daarmee was de zaak voor mij uitgemaakt: de regels moesten gewijzigd worden; de opdracht aan de commis sie evenzeer. Het laatste kan echter slechts ge schieden na overleg met België, want de com missie is door de twee regeeringen ingesteld. Voorshands stelde Brussel mij voor, den arbeid der commissie op te schorten. Natuurlijk moeten Nederland en België beide zelfstandig hun houding bepalen, maar gelijk heid van handelen acht ik wel gewenscht. Dit ligt voor de hand, want een breeder taalgebied versterkt de positie van de taal. Onlangs ben ik in adressen er weer op gewe zen, dat een regeling van geslacht en voornaam woordelijke aanduiding, die zoowel in Noord als in Zuid bevredigt, niet te vinden is. Maar ik ben niet bereid, die stelling zoo maar voetstoots te aanvaarden. Een splitsing op dit gebied zou ik betreuren. Ik geloof dat er thans bevrediging zijn zal op het gebied van spelling en taal. Natuurlijk zal de kring, die den naamvals-uit- gang n in het geheel niet geschreven wil zifen, niet bevredigd zijn; waarschijnlijk zet deze zijn streven voort. Maar ik geloof niet, dat het Ne- derlandsche volk in zijn meerderheid dit streven waardeert. Tegenover den kring, die zulk een radicale wijziging voorstaat, staan niet rpinder bevoegde kringen, die van tegenovergesteld ge voelen duidelijk blijk gegeven hebben. Twee en twintig hoogleerahen uit Nijmegen hebben aan mijn ambtsvoorganger geschreven, dat zij „in de algeheele afschaffing der buigings-n een nood lottig gevaar zien voor de gunstige ontwikkeling der Nederlandsche taal, die behalve een leervak voor het onderwijs, ook nog is een deel van het erfgoed onzer vaderen, een nationale cultuur schat en een instrument voor wetenschap en kunst". De groote meerderheid van de Kon. Vlaam sche Academie heeft mij in Maart delen weterf, dat zij de huidige regels 5 en 6 niet kan goed keuren, en in andere wetenschappelijke kringen wordt hetzelfde gevoelen verdedigd. Als ik echter van dien eenen kring afzie, die niet bevredigd zijn zal, dan vlei ik mü, dat er nu rust zal komen. De schrijfwijze inzake e, o en sch zal, naar ik vertrouw, vrij spoedig wennfen. Een aantasting van de taal is voorkomen; taalgroei wordt niet belem merd, economische bezwaren zijn geheel of grootendeels ondervangen. Aangezien ons volk zeker geen voortdurende moeilijk heden wenscht op het erf van spelling en taal, heb ik de beste verwachtingen voor de toekomst. BUITENZORG, 23 Juli. (Aneta.) De regee ring ontving telegrafisch bericht, dat in kam pong Boba Besar, op Flores, 77 huisjes zijn afgebrand. De schade wordt geschat op ƒ5700. Het biunenlandsch bestuur trof maatregelen tot verleening van steun aan de getroffenen, o. a. zijn deze vrijgesteld- van het verleenen van heerendiensten en het betalen van belasting. Evenals voor de vroegere Internationale Eucharistische Congressen is het Eucharistisch Bureau te Amsterdam bereid om alle mogelijke informaties te verschaffen betreffende het Int. Euch. Congres te Manilla. Als congresschip is officieel aangewezen de J. P. Coen van de Maatschappij „Nederland" te Amsterdam. Voor nadere gegevens wende men zich aller eerst tot het Eucharistisch Bureau te Amster dam, Bagijrihof 32, waarvan de directeur is Pater Fr. Duynstee O.E.S.A. 's-GRAVENHAGE Geslaagd voor deel I de heeren M. A. Hibma te Midlum en J. J. van der Stadt te Zaandam en voor deel II: de heer D. Botje te Groningen. i 'sGRAVENHAGE. Geëxamineerd 8 Candida- ten. Geslaagd mej. N. Nagtigal te Leiden en de heeren L. L. W. J. Lenders en J. H. Braun, bei den te 's Gravenhage. Afgewezen 5. De Olympische vlag wordt door den burgemeester van Los Angeles overhan digd aan den leider der Amerikaansche Olympische ploeg William Mac Garland, die deze vlag naar Berlijn zal over brengen Ter gelegenheid van den nationalen eestdag in België werd o.m. het „Te Deum" gezongen, in de St. Gudule. Kroonprins Boudewijn en Prinses Char lotte begeven zi ch naar de kerk Woensdagavond laaf is een nog niet be kende man de woning van den heer K. J. te Winterswijk binnengedrongen. Hij stel. dê zich op in de slaapkamer van den be. woner en ging dezen,, toen hij zich ter ruste wilde begeven, met een hard voor werp te lijf. K. liep verschillende bloeden de wonden op en moest in het ziekenhuis te Winterswijk worden opgenomen. Gemeentepolitie en marechaussee werden on. middellijk van het voorgevallene op de hoogte gebracht en stelden met gebruik van een po litiehond terstond een uitgebreid onderzoek in. Nog denzelfden nacht werden zes mannen, die zich in een woning te Winterswijk ophielden, gearresteerd. Het onderzoek is nog niet ge ëindigd. De toestand van den heer K. J. was van. morgen redelijk wel. Inzake den overval te Winterswijk vernemen wij nader het volgende: Toen de heer M. S. K., wonende op den hoek van de Wilhelminastraat en de Gasthuisstraat met zijn huishoudster omstreeks middernacht van een verjaardagpartij thuis kwamen, be merkten zij, dat het electrische licht zijn dienst weigerde. De heer K. begaf zich toen in het donker naar boven en kreeg daar plotseling een klap op het hoofd. Er ontstond een wor steling met den onbekenden indringer. De huis houdster sloeg een ruit stuk en begon „moord" te roepen. Op het hulpgeroep schoten de bu- Ed. Verkade heeft met zijn echtgenoote een hachelijk avontuur gehad op het Ottermeer, dat goed is afgeloopen. Met een boeier op dit meer zeilend, werd hij overvallen door wind vlagen, die zijn boot omsloegen. Gelukkig zijn de heer en mevr. Verkade de zwemkunst mees ter. Eenigen tijd wisten zij zich op de omge keerde boot drijvend te houden totdat mevrouw Verkade zwemmend de kust wilde bereiken. In middels kwam er een andere zeilboot opdagen, waarin bleek te zitten de bekende tooneelspeler en filmacteur Otto Treszier met zijn zoon, die ook ten onzent is opgetreden. Deze nam den heer en mevrouw Verkade in zijn boot op en bracht ze behouden aan land. ren toe en ook de dadelijk gewaarschuwde po litie en marechaussee waren weldra ter plaatse. De indringer was inmiddels door een achter deur verdwenen. Met gebruikmaking van een politiehond wist men echter zijn spoor te vol gen. Dit leidde naar het huis, bewoond door zekeren P., dat meteen door de politiemannen werd omsingeld. In de donkere huiskamer trof fen zij zes personen aan. Van hen wees de politiehond zekeren F., Nederlander van af komst, wonende te Bocholtz, als den indringer in de woning van den heer K. aan. Het zestal werd in arrest gesteld. K. heeft bij de worsteling verschillende ver wondingen opgeloopen, welke opname in het ziekenhuis wenschelijk maakten. Zijn toestand was vanmorgen redelijk wel. Aangezien alle arrestanten tot eenzelfde partij behooren en in de woning van den heer K. niets wordt vermist, heeft men den sterken indruk, dat deze overval op den heer K., die Israëliet is, een politieken achtergrond heeft. Woensdagavond is op den Hengeloscheweg nabij Enschede een motorrijder, die zijn meis je op de duo had, tegen een boom gereden. Het meisje werd daarbij -zoo ernstig gewond, dat zij naar het R.K. Ziekenhuis te Enschede moest worden overgebracht, waar haar de H.H. Sacramenten der Stervenden zijn toegediend. Het ongeluk gebeurde nabij café Assink. De motorrijder, de 27-jarige J. K. uit Bome reed in de richting Enschede en haalde een voor hem rijdenden vrachtauto in. Juist zou hij dien wagen passeeren, toen K. bemerkte, dat de vrachtauto naar links uithaalde en dat de richtingaanwijzer eveneens naar links wees. Het wa.s- hem niet meer mogelijk op de gewone wijze langs den vrachtauto te komen en daar om draaide K. zijn stuur om, teneinde rechts te passeeren. Daardoor botste hij tegen de achterzijde van den vrachtauto en reed vervol gens tegen een boom. Vervolgens kwam de mo tor met een tweeden boom in aanraking, waar tegen het voertuig bleef liggen. De duo-rijdster schoot over den bestuurder heen en bleef bewusteloos op den grond liggen. Het was de 22-jarige mej. O. O., eveneens uit Borne. Zij bloedde hevig uit haar mond, terwijl zij bovendien een wonde aan den schouder had bekomen. De motorrijder had een been gebroken. Zijn toestand was niet zoo ernstig. Beide gewonden werden naar het R.K. Ziekenhuis te Enschede overgebracht. Hun toestand was echter van dien aard, dat beiden geen verhoor kon wor den afgenomen. Na informatie vernamen wij hedenmorgen, dat de toestand van de duo-passagiere nog zorgwekkend is en dat de patiënte vrijwel den geheelen tijd buiten bewustzijn verkeert. Mej. O. heeft een zware hersenschudding opgeloopen alsmede een schedelbasisfractuur. De bestuurder van den vrachtauto heeft slechts even na het ongeluk naar de gewonden op den weg omgezien en is toen doorgereden. Dezen man wordt in zijn eigen belang ver zocht zich te melden bij den commissaris van politie te Enschede, evenals ooggetuigen, die het ongeluk zagen gebeuren. (Van onzen Romeinschen correspondent.) De bespreking van drie der Locarno- mogendheden te Londen wordt in Rome al met een even kil oog bezien als het accoord, dat men te Montreux in afwezigheid van Italië heeft gesloten. Men is er weinig over gesticht, dat de andere mogendheden meenen, de zaken van Europa zonder Italië te kunnen beredderen. Italië is ongeduldig, zijn plaats weer in te nemen in wat men euphemistisch de Europeesche „samenwerking" pleegt te noe men. En ofschoon het aan zijn prestige ver schuldigd meende te zijn, als voorwaarde voor zijn deelneming aan de loopende conferenties de volledige opruiming van de sancties en hun nasleep te eischen, voelt het zich in de vrij willige afzondering toch niet thuis. Mussolini heeft liever het initiatief dan het toekijken. En in het Duitsch-Oostenrijksch aocoord met -zijn consequenties voor de Duitsch-Italiaansche samenwerking, zocht Italië ongetwijfeld geen verstarring van twee fronten, maar veeleer een middel, om een krachtig initiatief te kunnen ontplooien op een wijder Europeesch plan. Het Duitsch-Oostenrijksch accoord blijft ove rigens nog vrij onduidelijk in zijn definitieve strekking. Terwijl men in Duitschland, naar o.a. onze Berlfjnsche correspondent mededeelde, het accoord wegens de concessies van Hitier als een succes van Mussolini beschouwt, leeft in Italië onder de officieele tevredenheidsbe tuigingen de bezorgdheid, dat het op den duur een succes voor Hitier zal blijken en een eerster stap op den weg naar den „Anschluss". Men vraagt zich n.l. af, of de nauwere rela ties tusschen Duitschland en Oostenrijk niet noodwendig zullen leiden tot een doordrenking van dit laatste land met de nationaal-socialis- tische, d.w.z. rassistische en groot-Duitsche ideeën en neigingen. De Oostenrijksche pers zal voortaan de eigenaardigheden van het na- tionaal-socialistische Duitschland moeten eer biedigen en met een zekeren schroom bespre ken. De vijf Oostenrijksche kranten, die wor den uitgekozen om in Duitschland te mogen worden ingevoerd, zullen daarin het voorbeeld geven. De ideëele tegenstelling, die ongetwijfeld de grootste barrière tusschen de beide Duitsche staten vormt, zal dus min of meer op den ach tergrond raken. Van den anderen kant zal in een levendiger reisverkeer tusschen Duitschland en Oosten rijk de volle kracht van de propaganda, waar in de dictaturen uitmunten, zich doen gelden. Wanneer zelfs Rusland indruk weet te maken op de toeristen, die het veertien dagen komen bezoeken en practisch een propaganda-tentoon stelling te zien krijgen, kan Duitschland den stamverwanten toeristen zeker een nazi-hart onder den riem steken. Sommigen vreezen in elk geval, dat de Ita- liaansche invloed in Oostenrijk voor den Duit- schen meer en meer zal moeten wijken, en dat Duitschland door Oostenrijk héén ook in den Balkan Italië een toenemende concurren tie zal kunnen aandoen. Wat het religieus-cultureele gebied betreft, wordt een dergelijke bezorgdheid ook in het Vaticaan gevoeld. Tegenover de juist in de laatste maanden weer heftige anti-katholieke gestes van het nationaal-socialistische Duitsch land zou men het zeker niet gelukkig achten, wanneer de katholieke pers in Oostenrijk vrijwel de eenige katholieke bladen, die nog in de Duitsche taal verschijnen, zichzelf een muilkorf van vriendelijke égards zou moe ten aanbinden, en aldus bij de eigen bevolking den indruk wekken, dat er geen vuiltje aan de lucht is. Daarbij komt dan nog, dat uit het secundai re effect van het Duitsch-Oostenrjjksche ac coord, nl. de toenadering tusschen Duitschland en Italië, ook voor de Italiaansche pers, die in elk opzicht de politieke bedoelingen der regee ring dient, een dergelijke vergoelijkende of al thans negeerende houding kan voortvloeien. Hoezeer men zich ten Vaticane verheugt over elke bijdrage tot vreedzamer verhoudingen in de Europeesche landen, kan men zich toch niet verblijden, wanneer de sluier der diplomatie ge spreid wordt over het onrecht, dat de. Kerk in Duitschland lijdt. Om naar het niet-Vaticaansche Rome terug te keeren: Mussolini heeft blijk baar zijn goedkeuring aan het Duitsch- Oostenrijksche accoord op de eerste plaats daarom gegeven, w'ijl het een levensnood wendigheid voor de Bondsrepubliek was, die de inwendige spanningen en de economische représailles van den grooten broer niet lan ger meer kon verdragen. Maar de officieele tevredenheid en heimelijke bezorgdheid in Berlijn en Rome bewijzen, dat beide ten aan zien van Oostenrijk een compromis hebben gesloten, waarvan de stabiliteit en de practi- sche werking nog zullen moeten blijken. Het Oostenrijksche accoord heeft dan ook' vooral een effect op korten termijn. Duitsch land zoowel als Italië toonden daarmee de activiteit en de vruchtbaarheid van hun diplomatie op een tijdstip, dat sommigen in Europa het buiten hen wilden stellen. Door het pijnlijke Oostenrijksche punt tijdelijk te verdooven, verzekerden zij zichzelf en elkander een grootere beweeglijkheid in het diploma tieke spel om de politieke organisatie van Europa- Het komt ons voor, dat dit de strekking van het accoord ten opzichte van de Duitsch-Ita- iiaansche samenwerking is. Noch Italië, noch Duitschland beoogt waarschijnlijk een duur zaam verbond tegen of ook maar afzijdig van de anderen; maar beide willen zich bevrijden van de Oostenrijksche rem; om in de algemee- ne discussie met meer vrijheid en nadruk hun eigen woord te kunnen spreken. Een andere vraag is echter, of de Duitsch-Ita liaansche samenwerking in feite niet verder zal gaan dan deze veronderstelde beperkte bedoelin gen. De mogelijkheid «van 'n Duitsch-Italiaan sche samenwerking was steeds een kaart in het spel van Rome, een kaart, die men liet zien, maar totnutoe niet uitspeelde. Men koketteerde gaarne een weinig met el kaar, als men van een ander een geschenk wilde hebben. Maar elk spel heeft de nei ging om werkelijkheid te worden. En het Duitsch-Oostenrijksche accoord heeft deze werkelijkheid tusschen Italië en Duitschland dichterbij gebracht dan ooit. Immers het ver dere effect van dit accoord hangt niet meer alleen van Duitschland en Italië af, maar ook van de reactie der anderen. En het gevaar van een frontenvorming is zeker niet denkbeeldig'. Het accoord van Montreux, zoo spoedig op het Duitsch-Oostenrijksche gevolgd, toont juist het gevaar, dat de beweegl 'kheid van een di plomatieke geste vastloopt in een vaste posi tie. De kalmte, waarmee men zich te Montreux over Italië's afwezigheid en reserves heeft heengezet, en anderzijds de meegaandheid, waarmee Engeland tenslotte de Fransch-Rus- sische bedoelingen heeft aanvaard, vormen een stap verder op den fatalen weg. En het staat te bezien, of de Londensche conferentie niet een schrede, hoe klein ook, in dezelfde rich ting zal blijken. De accoorden van deze maand vormen dus nog geen melodie. In de atmosfeer van wan trouwen, waarvan Europa vol is, bergen zij zelfs het gevaar van een verstarring der tegen gestelde posities. De taak van de algemeene conf ren tie, waarop Londen aanstuurt, zou zijn om uit deze enge bochten in breed water te ko men, waar niet alleen de opgetuigde vredessche- pen van Hitler's 25-jarenplari en het construc tieve ontwerp, dat Mussolini heet voor te berei den, van stapel gelaten kunnen worden, maar waar ook nog éénmaal een poging wordt gedaan om allen dezelfde taal te spreken. In de huidige gedrukte atmosfeer, waarin de wapenen zich tot topzwaarte opéénstapelen en het uitzicht op den vrede verdekken, heb ben de Italianen zich nauwelijks van harte kunnen verheugen over het ophouden der sanc ties. Gfo" kunt niet gezond blijven, als van dag tot dag zich in Uw ingewanden vergiftige afval-stoffen ophoopen, want die hebben 'n bijzonder schadelijke werking op Uw gestel. Tenslotte begint Ge U „zoomoe", „zoo mat" en „zoo lusteloos" te gevoelen en last te krijgen van allerlei onprettige verschijnselen, zonder dat Ge beseft, waar het U hapert Neem eiken Vrijdag en Zaterdag een M.S.S.-cachet ter inwendige zuivering De M.S.S.-cachets zullen Uw haperende spijs vertering, Uw vertraagde stoelgang herstel len, Uw met vergiftigde afvalstoffen gevulde darmen zacht ledigen, Uw gestel opfrisschen. Ge gaat Un ander mensch voelen. Ge bemerkt vol welbehagen, dat ge U op Zondag-ochtend voor het eerst eens lekker frischen opgewekt gevoelt, vol van levenslust en energie, want: M.S.S.-cachets Maken „Schoon Schip" Per 12 stuks in koker slechts 60 cent. Wanneer komt er rust? Wij beklagen de jeugd, die in deze jaren de Nederlandsche taal „zui ver" moet leeren schrijven. Waar is de tijd gebleven, toen er voor ons, leerlingen van de lagere school, van gymnasium of H. B. S. op het terrein van de spelling feitelijk geen enkele onzeker heid bestond, toen de woorden en woord- vórmen ons voor den geest stonden als mo numenten, onverwrikbaar en onveranderlijk Het is waar: de volledige studie van de spelling, het zieh volkomen vertrouwd ma ken met alle spellingsmoeilijkheden eiseh- te een behoorlijke dosis energie en tijd, maar had men de zaak eenmaal onder de knie, dan was men ook voor heel zijn leven (zoo meende men althans) klaar. Toen, geleidelijk aan, is er onzekerheid komen sluipen in de tot dan toe zoo vast staande spellingsbegrippen, en de jeugd kreeg met twijfels te kampen; het vertrou wen in de vastheid der spelling verdween, waar de jeugd haar leermeesters hoorde twisten over een heele serie verschillende spellingen, pro en contra vereenvoudiging op ongetelde manieren. Er ontstond een zekere anarchie in de spelling, waarin de heer Marchant eenige orde heeft trachten te scheppen ten ge rieve van de vereenvoudigers; maar twéé spellingen bleven naast elkaar voortbe staan; de regeering zelf wilde de nieuwig heid in haar stukken niet eens doorvoeren. En nauwelijks is de jeugd bezig of er tot op zekere hoogte in geslaagd, de spelling- Marchant machtig te worden, of zie, daar komt de regeering met een nieuw spelling besluit. de regeering brengt bij Koninklijk Be sluit van 18 Juli een alweer gewijzigde re geling van de spelling, waarbij de regeling- Marchant ten aanzien van de pronominale aanduiding verlaten wordt; voorts onder gaan de regelen betreffende de verbui- gings-n weer verandering. Wij weten niet, of er nog meer wijzigin gen op komst zijn, maar het ware voor onze jeugd gewenscht, dat er eindelijk eens rust komt op dit gebied. Telkens nieuwe wijziging doet de onze kerheid voortduren. Misschien kan er in gunstiger tijden (thans heeft men waarlijk wel andere zor gen aan het hoofd) eens een nieuwe spel ling worden vastgesteld en dan ook al gemeen doorgevoerd! die de grootst mo gelijke bevrediging schenkt en waarmede de zaak dan ook voor langen tijd afgedaan kan worden geacht. Het telkens opnieuw peuteren aan de spelling lijkt ons echter heel ongewenscht. Van een der hellingen der N.V. Scheepsbouw- werf de Merwede v/h Van Vliet Co. te Har- dinxveld werd heden met goed gevolg te water gelaten een profiel- en bakkenzuiger, ge naamd Hoek van Holland 3. De afmetingen bedragen 35 X 6.70 X 2-75 meter. De Hoek van Holland 2 is gebouwd voor rekening van de N V. J. C. van der Hoeven te 's-Gravenhage. De 43-jarige gehuwde heer J. Neut, te Delf zijl, die Woensdag aldaar om den trein te ha len, de spoorbaan overstak en daarbij door een rangeerenden trein werd gegrepen, is in het Academisch Ziekenhuis te Groningen aan zijn verwondingen overleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9