ffldvM&aal mn den da%
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland
Katholiek Zuid-
Afrika
F 750 verlieS van beide armen, beide beenen of beide oogen
F 750 doodelijken afloop 250*
Zigeunerinnetje
SPELLING-SPEL
ZATERDAG 25 JULI 1936
Zijn opbloei
Beeldje van Praxiteles
gevonden
Pyramidon
Postduiven en radiogolven
Gevaarlijk geneesmiddel
zuster^De* zuster telefoon-
nummers i
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllll".".."""»
DOOR ANNY VON PANHUIS
lllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllH
De Nederlandsche Pers, met name de ka
tholieke, heeft in cle laatste jaren nog al
dikwijls de aandacht van het publiek ge
vestigd op Zuid-Afrika en al zijn aantrekke
lijkheden. Men prijst niet ten onrechte zijn
verrukkelijk en gezond klimaat, zijn bijna
eeUwigdurenden zomer, zijn ideale winters, die
een heerlijke opfrissching bieden na een pe-
Tioclg van soms al te straffe hitte, zijn rijkdom
®an primitief inboorlingenleven, zijn wonderen
van natuurschoon en de boeiende betoovering
uitgaat van zün nog bijna ongerepte wil
dernissen, waar men volop gelegenheid heeft
de wilde dieren in hun natuurlijke vrijheid te
bespieden, al wordt hierbij wel eens vergeten
dat Zuid-Afrika voor het grootste gedeelte een
tamelijk dor en eentonig land is, waar men
t'ren, soms zelfs dagen per spoor of auto kan
leizen zonder iets te ontmoeten wat het oog
van een Europeesch toerist kan boeien.
Ook tracht men de sympathie van ons, Ne
derlanders, aan te wakkeren voor onze broe
ders van den Dietschen stam aan gene zijde
yan den evenaar, door te wijzen op cle bekoor
lijkheden van hun taal en op de nauwe banden
die ons aan het Afrikaansche volk verbinden, al
ïiordt ook hierbij wel eens over het hoofd ge
zien dat de doorsnee-Afrikaner maar matig
Eecüend is van onze Nederlandsche kuituur, en
dat men daarginds, ofschoon heel ten onrechte,
hiet zonder reden het oude Nederlandsch „Afri-
kansch" gedoopt heeft. Is het ooit in het hoofd
fan Noord- of Zuid-Amerikanen opgekomen hun
Hngelsch, Spaansch of Portugeesch „Ameiri-
kaansch" te noemen?
Maar bovenal wordt reclame gemaakt voor
de zeer gunstige economische toestanden, die
bepaalde centra van het Afrikaansche Sub
continent heerschen. En hiertegen kunnen we
geen bedenkingen aanvoeren, mits zij, die op
verhuizing naar het beloofde land reflecteeren,
aan drie noodzakelijke vereischten voldoen, n.l.:
dat zij jong en gezond zijn; dat zij een beroep
hebben geleerd en grondige vakkennis bezitten,
en dat zij een kleine geldelijke reserve achter
Zich hebben.
Het doel van dit artikel is echter niet de ma-
terieele welvaart van Zuid-Afrika nader toe te
lichten. Er is tot nu toe in onze pers te weinig
gesproken over cle godsdienstige toestanden van
Zuid-Afrika, met name over de ontwikkeling
Van het katholieke leven. Toch is de bekend
making van den grooten opbloei van het ka
tholicisme in dat land een niet te onderschat
ten factor voor velen, die zich voorstellen daar
heen te emigreren. De meesten die zich tot
ons wendden om inlichtingen over de toestan
den in hun toekomstige tweede vaderland,
stelden zeer veel belang in hetgeen hun over
het bloeiende katholieke leven ervan werd mee
gedeeld. Er waren er zelfs onder die uitdruk
kelijk vroegen of er ook gelegenheid bestond
Voor het geregeld beleven van hun godsdienst
plichten en voor een degelijke katholieke op
voeding van hun kinderen.
Het is niet te verwonderen dat Zuid-Afrika
op stuk van godsdienst bij de katholieke bevol
king van Nederland nog steeds een ietwat twij
felachtige faam bezit. Men kent hier de Zuid-
Afrikaansche bevolking, de Boeren van Trans
vaal, zooals men ze gaarne, ofschoon heel onvol
ledig, benaamt, als overwegend en eenigszins
fanatiek protestantsch. Doch men kent ze maar
ten halve en men generaliseert gemakkelijk toe
standen, die men slechts gedeeltelijk kent. Men
vergeet dat sinds den Boerenoorlog, die in
1902 besloten werd, er heel wat veranderd is in
Zuid-Afrika, ook op godsdienstig gebied. En al
blijft dit land voorloopig nog overwegend pro
testantsch we nemen hier „protestantsch"
in zijn meest uitgebreiden zin toch is het
katholieke leven er in de laatste jaren tot zulk
een bloei gekomen, dat het meer dan de moeite
waard is hierop de aandacht te vestigen en een
overzicht te geven van wat er op katholiek ge
bied in de Unie van Zuid-Afrika tegenwoordig
gepresteerd wordt.
Tot beter begrip van hetgeen volgen gaat, zij
opgemerkt, dat de ,Unie van Zuid-Afrika" be
staat uit de vier provincies: Kaapkolonie, Natal,
Oranje-Vrijstaat en Transvaal. Kerkelijk om
vat „Zuid-Afrika" behalve deze vier provincies
nog de drie protektoraten Bechuanaland, Ba-
sutoland en Swaziland, alsmede geheel Zuid-
West-Afrika en Zuid-Rhodesië. De hier vol
gende cijfers zijn ontleend aan de uitgave van
1936 van het „Catholic Directory of South Afri
ca", en hebben betrekking op al de gebieden
die oncter het kerkelijk gebied of de Apostoli
sche Delegatie van Zuid-Afrika vallen.
Indien men nu weet dat het in 1937 honderd
jaar geleden zal zijn sinds het Vikariaat van
Kaapstad officieel werd opgericht, en dat in
1838 de eerste katholieke kerk te Rondebosch
bij Kaapstad gebouwd werd, zal het misschien
eenigszins vreemd klinken dat op de ruim twee
millioen Europeanen slechts 76 duizend en op
de ruim 8 millioen inboorlingen slechts 336 dui
zend katholieken zijn, of ruim 3 pCt. voor de
Europeanen en even 4 pCt. voor de inboorlin
gen. Bij het beoordeelen van deze cijfers moet
men echter in het oog houden, dat Zuid-Afrika
èn om zijn enorme uitgestrektheid, èn om de
zeer gebrekkige middelen van verkeer, althans
tot ongeveer 30 jaar geleden, èn om de eigen
aardige mentaliteit zijner bevolking èn, niet
het minst, om de verscheidenheid van rassen
en talen, een zeer moeilijk te bearbeiden gebied
was en nog steeds is; een gebied dat aan de
krachtsinspanning der eerste priesters buiten
gewoon hooge eischen stelde. Een land, dat on
geveer een derde van geheel Europa beslaat,
kon door een handjevol katholieke priesters on
mogelijk in een vlugger tempo worden bewerkt,
vooral niet als men weet dat niet alleen de
regeeringen der beide Bóeren-republieken
Transvaal en Oranje-Vrijstaat, maar ook, of
schoon in mindere mate, die der overige pro
vincies allesbehalve vriendelijk gezind waren
tegenover alles wat katholiek was. 1) De vroegste
actie op katholiek gebied bleef dan ook heel
lang beperkt tot de Kaapkolonie, Natal, Basuto-
land en Rhodesië. Hier vindt men de oudste
katholieke kerken en instituten en ook de best-
georganiseerde missies voor de inboorlingen..
Daar in de overige provincies van het Zuid-
Afrikaansche land de vestiging van katholieke
priesters officieel dikwijls zeer bemoeilijkt
werd, is het te begrijpen dat daar van een
eigenlijk gezegde actie van katholieke zijde
nauwelijks sprake kon zijn. Het eenig mogelijke
was dat een priester, verbonden aan een statie,
in een nabijgelegen plaats van de Kaapkolonie
of Natal, een bezoek bracht aan een streek waar
nog geen priester woonde, en zoo, bij uitzonde
ring, en slechts eenige keeren per jaar, geeste
lijke hulp bracht aan de katholieken die onder
zijn bereik lagen. Het gevolg hiervan was dat
de provincies Transvaal en Oranje-Vrijstaat
het langst van geregelde geestelijke verzorging
verstoken bleven en dat honderden katholieken
in die streken op ver afgelegen „farms" wo
nend, ofwel alle geloof verloren of zich, dik
wijls te goeder trouw, bij hun protestantsche
broeders aansloten.
Langzamerhand werden de toestanden beter
en vooral in de eerste jaren na den Boeren
oorlog, dus na 1902, begonnen de katholieke
priesters zich vrijer te bewegen. De oorlog had
vele katholieke Ieren naar Zuid-Afrika ge
bracht, en dezen werden op geestelijk gebied
verzorgd door aalmoezeniers, die overal toe
gang hadden en van de gelegenheid gebruik
wisten te maken om ook katholieken burgers, die
in steden of op het platteland verspreid woon
den, geestelijke hulp te verleenen. Op sommige
plaatsen, o. a. te Kroonstad en Harrismith,
beide in dén Oranje-Vrijstaat, waar nog geen
katholieke kerken bestonden, bouwden de sol
daten zeiven kleine bedehuizen, die nu nog In
gebruik zijn, en maakten zoo het begin van
nieuwe katholieke centra. Ook na den oorlog
bleven velen, die in het expeditie-leger gediend
hadden, in het land en vestigden zich daar op
boerenplaatsen of in de steden, zoodoende het
aantal katholieken aanmerkelijk versterkend.
Na 1910, toen de Unie van Zuid-Afrika ge
constitueerd was, breidden zich de vrijheden
voor de katholieke geestelijkheid meer en meer
uit. De grootere steden van ouderen datum,
zooals Kaapstad, Durban en Port Elizabeth,
zagen" het aantal harer kerken toenemen, en
in Johannesburg, dat toen nog in zijn eersten
groei was, was reeds een kerk verrezen. Pen
sionaten en colleges, bediend door Zusters en
Broeders, werden geopend, en hadden een niet
geringen invloed ten gunste eener meer ver
draagzame mentaliteit onder de niet-katholieke
kinderen, die er hun opvoeding genoten, en op
hun ouders en familieleden. De voorooraeelen
tegen het katholiek geloof en zijn bedienaren
werden, voor een gedeelte althans, geheel over
wonnen of zoodanig verzwakt dat men de ka
tholieken als normale en goede burgers begon
te erkennen. Ook op het platte land, in de.
voornaamste stadjes begonnen geleidelijk ka
tholieke kerken te verrijzen.
Eindelijk, toen in 1923 de eerste Apostolische
Delegaat naar Zuid-Afrika kwam, beleefde het
katholicisme in Zuid-Afrika een nieuwen op
bloei, die sindsdien zich tot een frisch en krach
tig leven heeft ontwikkeld. Mgr. B. J. Gijlswijk
O. P., door de H. Congregatie der Propaganda
voor dezen gewichtigen post aangewezen, heeft
in de jaren, die sedert zijn vestiging in Zuid-
Afrika zijn verloopen, een zeer krachtigen stoot
j gegeven aan de ontwikkeling van het katho-
licisme, zoowel onder de Europeesche als onder
de zwarte en gekleurde bevolking. Zijn onver
flauwde belangstelling en zijn aanmoedigend
woord heeft in het hart van menig priester
nieuw vuur en frissche energie ontstoken, en
den moed er in weten te houden bij hen, die
wel eens dreigden dezen te verliezen in de vele
Er is niet veel standvastigs meer
In 't onstandvastig leven,
Den Haag doet telkens weer zijn best
Daar staaltjes van te geven:
Zóó is een spelling nieuw, en oud,
EE Pas versch, en weer versleten,
ee Je moet wat juist was aangeleerd
Nog vlugger weer vergeten.
Wanneer je je onfeilbaar dacht
In 't schrijven en in 't spellen
Dan zal jg zoon van zeven jaar
Je anders wat vertellen!
Die kijkt al op z'n ouders neer
En laat ze stiekem kletsen,
Want och, die spellen nog zoo gek,
't Zijn van die ouderwetschen
Maar nu zit hij toch zelf ook vast, s
Hij kan opnieuw beginnen,
Totdat ze aan 't Departement
Wat anders weer verzinnen.
Kon ooit een taal, die 't volk toch |j
bindt,
Een land zóó erg verdeelen?
Het is nu toch geen spellen meer,
Maar hoogstens nog een spelen!
O, hooge heeren in Den Haag,
ee Schei uit met 't Marchandeer en,
We zijn het beu, elk jaar opnieuw
Een spelling te gaan leeren!
HERMAN KRAMER
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
teleurstellingen bij hun werk ondervonden. Voor
al door het verdeelen en verkavelen der vroe
ger veel te uitgestrekte missiegebieden, en door
het stichten van nieuwe kerkelijke territoriën
heeft Z. Exc. de Apostolische Delegaat enorm
veel bijgedragen tot de ontwikkeling van het
katholieke leven. Op het oogenblik telt de Apos
tolische Delegatie van Zuid-Afrika, die te
Bloemfontein haar zetel heeft, 22 missie-terri-
toiriën, waaronder veertien Vikariaten, zeven
Prefecturen en een onafhankelijke missie.
J. P. TER MAAT O.P.
S. Dominicus College, Nijmegen.
1) Onder de officieeïe personen die, ofschoon
niet-katholiek, een gunstige gezindheid toon
den, dient vooral Cecil Rhodes genoemd te wor
den' die door zijn vrijgevigheid veel gedaan
heeft om de uitbreiding van het katholicisme
in Zuid-Afrika te bevorderen.
Aan den voet van den Acropolis te Athene
is tijdens uitgravingen een ivoren beeldje ge
vonden, voorstellende een jongeman in leu
nende houding, dat naar men meent het werk
moet zijn van den beroemden Griekschen
beeldhouwer Praxiteles, die leefde ongeveer
360 jaar v. Chr. Met uitzondering van den
linker-benedenarm, is het beeldje uit één stuk
ivoor. De fraaie uitdrukking van het gelaat, de
weergave van het haar en de spieren dragen
alle de kenmerken van het werk van Praxiteles.
Het eenige tot dusver bekende authentieke
werkstuk van Praxiteles is de groep van Her
mes en Dionysos, welke in 1877 werd ontdekt
temidden van ruïnes in den tempel van Hera
te Olympia.
„Och, waren alle menschen wijs.."
(Dat is heelemaal niet noodig, als
ze achter het stuur maar 'n klein
beetje beter wilden opletten, dan
konden we al héél tevreden zijn I)
Niet lang geleden werd het publiek opge
schrikt omtrent het gevaar, dat aan het
gebruik van een aantal geneesmiddelen
verbonden zou zijn. Het betrof hier niet medi
camenten, die gewoonlijk door den arts worden
voorgeschreven en waarvoor deze dus de verant
woording draagt, maar een aantal hoofdpijn- en
slaapmiddelen, die zelfs bij den drogist zonder
recept verkrijgbaar zijn en algemeen gebruikt
worden.
Het is in het algemeen goed om sensationeele
berichten vooral op medisch gebied met
eenige reserve te aanvaarden. Niet alleen verliest
de populaire berichtgeving van een wetenschap
pelijke verhandeling de hierin gebruikelijke be
wijsvoering en daarmede de critische instelling,
maar bovendien volgen op de wetenschappelijke
mededeeling verdere publicaties, controle en on
derzoek, waardoor het oordeel vaak belangrijk
gewijzigd wordt.
Zoo ook in het hier bedoelde geval. Nu 'n aan
tal mededeelingen over het gevaar van het ge
regeld gebruik van pyramidon en de vele hier
mede verwante geneesmiddelen verschenen zijn,
overziet men het vraagstuk beter en is het goed
het publiek in te lichten, vooral nu het eenmaal
een waarschuwing kreeg.
De ziekte, die door het pyramidon, en door
vele z.g. barbituurzuurverbindingen wordt veroor
zaakt, was reeds in 1922 bekend en werd agranu
locytose genoemd. Deze naam beteekent, dat het
hoofdsymptoom der ziekte bestond in het ont
breken of althans verminderen van de granu
locyte^ de gekorrelde witte bloedcellen. De
witte bloedlichaampjes van ons bloed hebben een
belangrijke rol te vervullen. Zij zijn het immers,
die den strijd aanbinden tegen alle vreemde in
dringers, vooral de bacteriën dus, die ons li
chaam bedreigen.
In de klinieken vond men nu gevallen van
angina, (keelontsteking) die een zeer kwaad
aardig verloop hadden en onder teekenen van
algemeene bloedvergiftiging vaak met den dood
eindigden. Het bloedonderzoek leerde, dat bij
deze patiënten het aantal witte bloedlichaamp
jes sterk verminderd was. Aanvankelijk dacht
men, dat deze bacteriebestrijders in den strijd
waren ten gronde gegaan en wel zóó snel en in
zulk èen aantal, dat het lichaam het verlies door
productie van nieuwe cellen niet kon aanvullen.
Spoedig bleek echter, dat de primaire oorzaak
in een beschadiging van het beenmerg moest
worden gezocht, waardoor de aanmaak der witte
bloedcellen gestoord en de gevoeligheid voor een
lichte infectie vergroot werd. De storing van het
beenmerg en de daarmede gepaard gaande ver
mindering van het aantal witte bloedcellen kan
langen tijd onopgemerkt blijven en door zeer ver
schillende oorzaken ontstaan. Chronische vergif
tigingen met benzol en hiervan afgeleide verbin
dingen, pyramidon, antipyrine, veronal, dial en
vele andere slaap- en kalmeeringsmiddelen, die
van barbituurzuur zijn gevormd, maar ook
röntgen- en radiumstralen veroorzaken agranu
locytose. Zontscheff publiceerde een statistiek,
waaruit bleek, dat vooral in Noord-Amerika en
Duitschland de meeste gevallen waren geconsta
teerd, d.w.z. in die landen waar het gebruik
van de genoemde geneesmiddelen het meest is
verbreid.
Het is begrijpelijk, dat dé ontdekking van het
gevaar aan het onbeperkt gebruik van de zoo
verbreide middelen in medische kringen en bij
het publiek grooten indruk heeft gemaakt, te
meer daar de pharmaceutische fabrieken telkens
weer nieuwe pijnstillende en slaapwekkende spé
cialités in den handel brengen, die bijna zonder
uitzondering met de grondstoffen verwant zijn,
die de ziekte van het beenmerg veroorzaken.
De vele publicaties, die in de laatste jaren
over dit onderwerp verschenen, hebben nu ge
toond, dat er een groot verschil in gevoelig-
Emest Durand ging nog eens de kamers
door, keek rond of de mannen van den
verhuiswagen ook iets vergeten hadden,
en nam zijn hoed, den hoed met den rouwrand.
Hü sloot de deur, draaide den sleutel twee
maal om. Hjj hoopte, dat hij daarmee ook z'n
vroeger leven had afgesloten. Het was nu voor
bij, de herinnering moest nu ook verdwijnen.
Terwijl hij door de gang naar de straatdeur
liep, zag hü naast de telefoon een blaadje pa
pier hangen, een gewoon blaadje papier van
een blocnote. Er waren cijfers op geschreven,
cijfers met inkt, met blauw en rood en zwart
potlood. Eensklaps brachten deze cijfers hem
ailes weer voor den geest, wat hij vergeten
wilde. Zij vertelden een greep uit een men-
schenleven, den mooien roman van een kort
stondig geluk opeen blaadje papier.
Ernest Durand trok het papier van den spij
ker en ging er weer mee in de kamer. Hij zette
zich op de breede vensterbank en begon te
lezen.
Het eerste nummer was 56344 en er achter
stond; Désirée. Het was een mooie naam, de
mooiste naam dien hü kende, omdat het de
naam was van z'n verloofde. Hü had het ge
noteerd, omdat het telefoonnummer van d'r
ouders indertijd was veranderd. Dat was een
maand of zeven vóór hun huwelük, toen hü het
huis al gekocht en betrokken had. Er onder
stond het nummer van een bloemenwinkel. Hij
had haar dikwijls bloemen gestuurd.... het
was een mooie tijd.
Het volgend nummer was dat van de Bank,
met een hoofdletter en flink onderstreept.
Want die Bank beteekende werk, salaris, eigen
haard, geluk. Later was het nummer doorge
streept en door een ander vervangen. De Bank
was gefailleerd, en na een korten maar moei
lijken tijd, had hij een andere positie gevonden.
Daar was het nummer van den meubelmaker
23476, den behanger, de naaister, den kleer
maker. de tijd van hun huwelijk naderde.
De rütuigverhuurder, het reisbureau.
De schouwburg, nummer 76354; dat was een
prettig nummer. Ze waren nu pas getrouwd en
gingen Zondagsavonds veel naar den schouw
burg, waar ze stil naast elkaar zaten en ge
noten, één in bewondering voor de schoonheid
aan genen kant van het voetlicht. Zij deden
alty'd een zorgvuldige keus uit de stukken.
heid tusschen de verschillende menschen be
staat. Terwül de meeste personen geen nadeel
van de genoemde stoffen ondervinden, zün er
enkelen, die er zeer gevoelig voor zijn. Schil
ling onderzocht, in opdracht van het Duitsche
instituut voor volksgezondheid, de werking der
medicamenten bij 80 menschen, zonder ook
maar in een geval een vermindering van het
aantal witte bloedcellen te vinden. Zontscheff
geeft een overzicht van 100 gevallen, waarbü
in 4550 dagen 121200 gram pyramidon zon
der eenig nadeelig gevolg gebruikt werd.
Daartegenover staan echter ook berichten om
trent een daling van het aantal witte bloed
lichaampjes na een zeer kort en matig gebruik
van een der medicamenten en zelfs na een
enkele dosis.
De conclusie, waartoe men komt, is dat het
gebruik der genoemde medicamenten geen ge
vaar oplevert als het op voorschrift van een
arts geschiedt, die indien hij dit noodig oor
deelt het bloedbeeld kan controleeren.
Het z.g. vrüe gebruik van slaapmiddelen, enz,
vooral in onmatige hoeveelheden en gedurende
langen tüd voortgezet, kan in sommige gevallen
ernstige gevolgen hebben. Hoewel een overge
voeligheid van het beenmerg voor deze vergiften
zelden voorkomt, is het toch goed het bestaan
hiervan te weten. Het behoeft geen aanleiding
te zün tot overdreven angstigheid of tot het
verwerpen van geneesmiddelen, die voor den
mensch van groot belang zün geworden. Wel
wake men voor onnoodig en onmatig gebruik en
raadplege bü allen twijfel zijn huisarts.
De naam van een vriend met nummer 19713.
Hij kwam hen dikwijls bezoeken, verdween
toen plotseling. Hij had te groot geleefd en was
geruïneerd. Wie zich aan een ander spiegelt
had de jonge man toen tegen z'n vrouw ge
zegd.
Dan kwam er tii
iets nieuws in
llllllllllllllllllltlltllllllllllllllllllilllM
met de vriende-
lüke oogen. die
altijd zacht en
kalm door 't huis
liep. Onder haar nummer stond dat van den
dokter.
Voor 't eerst volgde nu de naam van een
familielied: Moeder. Dat was héér moeder. Ze
wilde gedurende de eerste maanden van hun
huwelijk niet komen, maar toen kwam ze
spoedig, omdat ze haar nu noodig hadden.
Weer de naam en het telefoonnummer van
een dokter, een specialist.
Het volgend nummer had moeder genoteerd.
Het was het nummer van een dagblad. Er
moest een advertentie geplaatst worden, want
de dienstbode was wegens huwelük vertrokken:
De apotheker. Het gelaat van Ernest Durand
betrok in pünlijke herinnering. Het was een
angstige tüd geweest; de dokter was dikwüls
gekomen.
pe groentenman 61224; de kruidenier 17930.
Moeder had ze opgeschreven, omdat ze de
nummers niet kende. Want de vrouw des hui
zes kon de huishouding niet meer voeren. Ze
was ziek.
Nu werd het oog van den jongen man on
weerstaanbaar getrokken naar een nummer,
zoowat midden van 't blaadje. Hij had het
eerst overgeslagen. Hü hoorde het haar nog
zeggen, toen ze de eerste maal dit nummer had
opgebeld: blauw bekleed en een grooten
sluier er overheen, 's Middags hadden ze de
wieg in den winkel bekeken.
Het volgend nummer kon de jonge man niet
lezen. Voor z'n oogen trok een waas van tra
nen, die hy terug drong. Dit nummer had moe
der aangevraagd; hü had het niet kunnen
zeggen, gewoon of het een boodschap was: twee
kisten, één gewone maat, één voor een baby.
Daaronder weer het nummer van een rütuig
verhuurder: een lijkwagen.
Hü was aan 't laatste nummer gekomen, dat
van 't woningbureau. Hij wilde z'n huis als te
koop opgeven.
Ernest Durand vouwde het blaadje papier op,
kuste het, borg het zorgvuldig in z'n porte
feuille en verliet voor goed de ledige woning.
In twee minuten had hy twee jaar van zijn
leven opnieuw doorleefd, de twee mooiste en
smartelükste, die nu voor altijd in den ruste
loos voortsnellenden tijdstroom waren ver
dwenen.
zooaxst
Ml&e TIKT
200 thct T
ÖIJ JAMSe-fM NIj"
Bü den apotheker hield de ster stil en liet Tuimeltje en
Kruimeltje op het dak neervallen. „Je moet zelf maar zien, dat
Je binnenkomt", zei de ster met een ondeugend gezicht, „ik
moet zien dat ik weer op mijn plaats kom, anders krijg ik het
met de maan aan den stok, en zoo vlug, dat de kaboutertjes
hem nauwelüks konden volgen, ging ie weer weg. De kabouter
tjes sprongen nu door een open raam naar binnen en kwamen
boven op een lampekap terecht.
Daar kwam de apothekersvrouw binnen. Ze keek kwaad naar
de lampekap, die hard heen en weer schommelde en bromde,
dat ze nog nooit een huis had gezien waar het zoo hard tochtte.
„Ik begrüP niet wie er aan die kap is geweest", schreeuwde ze
en smeet de deur weer achter zich dicht. „Daar zün we vanaf",
lachte Tuimeltje, maar hü had het nis
Want even daarna kwam de vrouw terug met een grooten
stoffer in haar handen en daarmede wilde ze de kap weer
stil gaan hangen. Maar de kaboutertjes hadden het niets op
dien stoffer begrepen en juist voor de vrouw het harde ding de
hoogte inhief, waren ze langs het koord geklauterd, dat aan
den zolder hing.
Een van de raadselachtige zaken in de na
tuur is de verwonderlijke oriënteeringszin van
postduiven. In gesloten manden getranspor
teerd, per spoor of per vliegmachine, over af
standen van honderden kilometers, zün zy' bü
loslating in staat, na even te hebben rondge
cirkeld in de omgeving, feilloos juist de rich
ting van hun honk te kiezen.
Hoe valt dit wonderbaarlijk vermogen dezer
vogels te verklaren? Veel is hierover nage
dacht, maar men meende wel altüd in het
duister te zullen blüven rondtasten.
Het is mogelijk, dat wij misschien een stap
vooruit in de goede richting zullen doen. Bel
gische en Italiaansche „duivenmelkers" deden
reeds meerdere malen de ervaring op, dat ra
diogolven in staat waren postduiven hun koers
te doen kwütraken Voor eenigen tüd lieten de
Fransche legerautoriteiten onderzoekingen ver
richten naar de waarheid van de bewering als
zouden electromagnetische golven storend in
werken op den oriënteeringszin van post
duiven.
Reeds eerder had men in Frankrük een
proefneming in deze richting gedaan en wel te
Parijs en op het Champ de Mars.
Den laatsten keer liet men 200 postduiven
op, die als gewoonlük zich direct op weg naar
hun huis begaven. Volgens afspraak begon een
naburige zender vyf minuten na het vrülaten
der duiven zün uitzending, met het gevolg, dat
de duiven van de ingeslagen richting afweken
en tüdens den duur der uitzending rond de
antennemasten heen cirkelden. Na het onder
breken van de uitzending sloegen de duiven de
oorspronkelyke richting weer in.
Men mag uit de resultaten van beide expe
rimenten de conclusie trekken, dat de oriën
teeringszin van postduiven inderdaad door
radiogolven gestoord wordt. Tevens vindt men
misschien hierin een aanwijzing in welke rich
ting een verklaring van dit merkwaardige ver
mogen dezer duiven gezocht moet worden.
A ongevallen* verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
7
„Hoe bevalt het verhaal u?" vroeg de oudere
vrouw dadelük daarop.
„Veel litteraire waarde heeft het natuurlijk
niet," antwoordde Josefa, zonder zich te be
denken, „maar als ontspanningslectuur is het
bijzonder goed geslaagd. Ik vind 't tenminste
erg spannend."
„Bent u zelf bügeloovig?" klonk het uit den
hoek van de kamer, waar het schemeriger
was dan op de plaats, waar Josefa zat.
„Nee!" riep het jonge meisje, bijna te luid.
„Niet in 't minst! Ik lach om al dien nonsens,
te beginnen bij de „spin in den morgen" en te
eindigen met geesten en spoken."
Het schoot haar door den geest, dat het
immers ook op Dittborn heette te spoken,
maar ze durfde niet reppen van de opmerkin
gen, die de Kruschina's daaromtrent gemaakt
hadden, of het artikel met foto's in het
geïllustreerde tydschrift.
„U gelooft dus, dat er voor alles, wat op
ons den indruk van iets spookachtigs en
griezeligs zou kunnen maken, een natuurlyke
verklaring te vinden is?" ging de barones met
een zekere hardnekkigheid voort.
Josefa schoof een leeswijzertje, dat zich in
het boek bevond, tusschen de bladen. De
vraag overrompelde haar een beetje; je kon er
büna de conclusie uit trekken, dat mevrouw
von Dittborn 't niet heelemaal met zichzelf
eens was, of er spoken bestonden of niet!
„Ja, heel zeker geloof ik dat. Hoe onwer-
kelyk of geheimzinnig iets ons ook mag lüken,
als men de zaak ernstig onderzoekt, vindt men
gewoonlük een heel bevredigende en doodeen
voudige verklaring."
De tafzüden japon van de slotvrouwe rit
selde even.
„Dus er is u in uw leven nog nooit iets over
komen, dat u van streek bracht door z'n ge
heimzinnige onverklaarbaarheid?"
Josefa lachte zachtjes. „Nooit, en als er eens
'n spooksel of 'n overjarige geest in m'n buurt
kwam, zou ik ze zóó grondig onder handen
nemen, dat hun alle lust tot spoken verging."
De barones stond op en kwam in den licht
cirkel van Josefa's lamp staan.
„Bent u werkelijk zoo moedig, lieve kind?"
zei ze ernstig. „Maar u is nog jong, er zou
u best nog iets kunnen overkomen, dat uw
opgeruimde zekerheid aan 't wankelen brengt."
Ze deed een stap dichter naar het jonge meisje
toe. „We zullen morgen maar verder lezen, ik
voel me een beetje moe, en u zelf zult na
de lange reis ook wel een paar extra uren
nachtrust kunnen gebruiken."
Josefa stond dadelük op. „Dan wensch ik u
goeden nacht, mevrouw."
De statige vrouw nam haar hand tusschen
de hare. „Ik hoop dat u den .eersten nacht
onder het dak van Dittborn goed en rustig
slaapt. En onthoud goed wat u droomt,"
voegde ze er lachend by, „want wat men den
eersten nacht in een vreemd huis droomt,
heet in vervulling te gaan!"
Daarmee was Josefa's taak voor dien avond
afgeloopen en even later stond ze in haar
vriendelijke slaapkamer. Ze stak alle schemer
lampjes aan, die hier en daar aan den muur
bevestigd waren, en pakte toen de laatste
vakjes van haar koffer uit. Dat wilde ze nog
klaar hebben, zoodat ze den volgenden dag
niet meer zou hoeven te ruimen en redderen.
Meermalen moest ze hartgrondig gapen; ze
voelde nu zelf toch ook, dat ze geducht moe
was, van de lange reis en de vele nieuwe in
drukken, die ze sedert haar aankomst op het
kasteel had opgedaan.
De koffer was leeg; nu zou ze ook maar
meteen gaan slapen. Ze kleedde zich vlug uit
en nestelde zich met een zucht van welbehagen
tusschen de koele lakens van het vorstelük
bed.
Bijna dadelük sliep ze, diep en zwaar, en in
haar droom zag ze een reusachtig wit paard,
en de barones stond schuw en angstig in een
hoek gedrukt, terwül zy zelf het dier met luid
zweepgeknal op de vlucht dreef. En terwül het
wegstormde, stiet de barones een lichten kreet
uit.
Josefa ontwaakte met een schok uit den
zwaren droom en ging verwonderd en nog
slaapdronken rechtop zitten. Had ze niet wer
kelijk een gedempten schreeuw gehoord? Al
haar zenuwen waren tot het uiterste gespan
nen, terwül ze, ademloos luisterend, overeind
bleef zitten.
De gordijnen van het bed waren geheel
teruggeslagen, evenals die aan de ramen,
welke wyd open stonden. De heldere maan
wierp een breede, blauw-witte streep over het
vloerkleed.
Het leek nu doodstil in het nachtelijk huis.
Maar ondanks die geruststellende stilte kon
Josefa den slaap niet meer vatten. De eigenaar
dige en onrustige droom bracht haar de toe
spelingen van haar reisgenooten en de geheim
zinnige waarschuwingen van den ouden knecht
weer voor den geest, en hoewel ze zichzelf
er om uitlachte, hief ze elk oogenblik het
hoofd van het kussen, in de meening, een ge
ritsel of gekraak te hooren. Haar hart klopte
sneller dan gewoonlijk en ze vond het benauwd-
warm in de kamer, ondanks den koelen herfst
nacht.
Na een poosje tobben klom Josefa uit bed.
Ze zou toch kunnen zweren, dacht ze, dat ze
werkelük een kreet gehoord had; het geluid had
nog een oogenblik deel uitgemaakt van haar
droom en haar toen gewekt. Weer stak ze alle
lichten aan.
Ze overtuigde zich eerst, dat de deuren
naar de gang beide gesloten waren; toen
maakte zij de kamer weer donker en keek door
het raam scherp uit in het park.
Het was of ze neerzag over een zilveren
meer, zóó sprookjesachtig werd heel de om
geving belicht door de volle maan, die lang
zaam voortgleed aan een volkomen wolkenloozen
hemel. De kleinste voorwerpen in de slaap
kamer waren duidelük te onderscheiden, zóó
hel was haar schijnsel dezen nacht.
Josefa liep langzaam naar de züden drape
rie achter het hoofdeinde van haar bed; ze
herinnerde aich opeens, dat ze door de gong
voor het avondmaal gestoord was in haar onder
zoek naar de nis, die zich mogelü'k daarachter
bevond. Die kreet, die lichte, gesmoorde en toch
zoo bange kreet, klonk haar als een echo nog
steeds in de ooren.
Weer maakte ze licht en schoof met vaste
hand de rijkgeplooide zijde terug. Verbaasd
staarde ze naar een lage, breede deur, die
aan haar kant noch een klink, noch een
sleutelgat vertoonde en daarom aan de andere
zijde met een grendel gesloten moest zijn, want,
hoe stevig ze ook drukte, de deur week geen
milimeter van haar plaats.
Dat was toch wel een beetje vreemd met
die verstopte deur, die niet eens een knop had
om ze aan te vatten maar och, tenslotte had
't misschien niets bijzonders te beteekenen. In
oude en vaak verbouwde huizen vindt men zoo
dikwijls van die doorgangen, die nergens meer
heen leiden, of vertrekjes, die alleen nog maar
door een luik in een andere kamer te bereiken
zijn! Ze hoefde morgen slechts de moeite te
nemen, eens te informeeren waar die deur uit
kwam, dan kreeg ze zeker een bevredigend
antwoord. Het kon ook best zün, dat er aan
den anderen kant een groote kast vóór stond.
Toch niet leuk, zoo'n poortje vlak achter je
bed, dat je zelf niet kon afsluiten en dat van
de andere zijde blijkbaar geopend kon wor
den.... Onzin wat mankeerde haar eigen-
lük, dat ze hier midden in den nacht speur
tochten hield en zich zenuwachtig het hoofd
brak met dingen, waar natuurlük hoegenaamd
niets geheimzinnigs in stak! En dat nu ze zoo
moe was en een goede nachtrust best ge
bruiken kon! Vastberaden knipte ze het licht
uit, nu voor de laatste maal, en dook onder
de dekens. Nu nergens meer aan denken
ze voelde zich eenvoudig geradbraakt van slaap
en vermoeienis. Binnen het kwartier lukte het
haar, den slaap opnieuw te vatten, en ze sliep
ongestoord tot den morgen.
HOOFDSTUK V
Er werd op Dittborn geen gemeenschappehjk
ontbüt gebruikt; ieider nam dat op zijn kamer.
Een keurig, vriendelük binnenmeisje bracht
koffie en gesorteerd brood op een blad, met
honing, koud vleesch en goudgele kaas.
„Mevrouw de barones vraagt of de juffrouw
om tien uur bü haar wil zijn," berichtte het
meisje.
Toen Josefa stipt op het genoemde uur bij
mevrouw Dittborn aanklopte, begroette deze
haar met een vriendelijk glimlachje. Ze zat
half liggend tegen de kussens van een divan
geleund, en Josefa vond, dat ze er erg bleek
en afgemat uitzag.
„Ik lüd nu en dan aan de afschuwelüke
migraine," verklaarde mevrouw von Dittborn.
Ze streek langzaam met de hand over het voor
hoofd. „Ik heb het momenteel weer eens echt
ouderwetsch te pakken; den heelen nacht heb
ik geen oog dichtgedaan."
(Wordt vervolgd.)