ffldvM&aal mn den da% Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland Katholiek Zuid- Afrika F 750 verlieS van beide armen, beide beenen of beide oogen F 750 doodelijken afloop 250* Zigeunerinnetje SPELLING-SPEL ZATERDAG 25 JULI 1936 Zijn opbloei Beeldje van Praxiteles gevonden Pyramidon Postduiven en radiogolven Gevaarlijk geneesmiddel zuster^De* zuster telefoon- nummers i AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllll".".."""» DOOR ANNY VON PANHUIS lllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllH De Nederlandsche Pers, met name de ka tholieke, heeft in cle laatste jaren nog al dikwijls de aandacht van het publiek ge vestigd op Zuid-Afrika en al zijn aantrekke lijkheden. Men prijst niet ten onrechte zijn verrukkelijk en gezond klimaat, zijn bijna eeUwigdurenden zomer, zijn ideale winters, die een heerlijke opfrissching bieden na een pe- Tioclg van soms al te straffe hitte, zijn rijkdom ®an primitief inboorlingenleven, zijn wonderen van natuurschoon en de boeiende betoovering uitgaat van zün nog bijna ongerepte wil dernissen, waar men volop gelegenheid heeft de wilde dieren in hun natuurlijke vrijheid te bespieden, al wordt hierbij wel eens vergeten dat Zuid-Afrika voor het grootste gedeelte een tamelijk dor en eentonig land is, waar men t'ren, soms zelfs dagen per spoor of auto kan leizen zonder iets te ontmoeten wat het oog van een Europeesch toerist kan boeien. Ook tracht men de sympathie van ons, Ne derlanders, aan te wakkeren voor onze broe ders van den Dietschen stam aan gene zijde yan den evenaar, door te wijzen op cle bekoor lijkheden van hun taal en op de nauwe banden die ons aan het Afrikaansche volk verbinden, al ïiordt ook hierbij wel eens over het hoofd ge zien dat de doorsnee-Afrikaner maar matig Eecüend is van onze Nederlandsche kuituur, en dat men daarginds, ofschoon heel ten onrechte, hiet zonder reden het oude Nederlandsch „Afri- kansch" gedoopt heeft. Is het ooit in het hoofd fan Noord- of Zuid-Amerikanen opgekomen hun Hngelsch, Spaansch of Portugeesch „Ameiri- kaansch" te noemen? Maar bovenal wordt reclame gemaakt voor de zeer gunstige economische toestanden, die bepaalde centra van het Afrikaansche Sub continent heerschen. En hiertegen kunnen we geen bedenkingen aanvoeren, mits zij, die op verhuizing naar het beloofde land reflecteeren, aan drie noodzakelijke vereischten voldoen, n.l.: dat zij jong en gezond zijn; dat zij een beroep hebben geleerd en grondige vakkennis bezitten, en dat zij een kleine geldelijke reserve achter Zich hebben. Het doel van dit artikel is echter niet de ma- terieele welvaart van Zuid-Afrika nader toe te lichten. Er is tot nu toe in onze pers te weinig gesproken over cle godsdienstige toestanden van Zuid-Afrika, met name over de ontwikkeling Van het katholieke leven. Toch is de bekend making van den grooten opbloei van het ka tholicisme in dat land een niet te onderschat ten factor voor velen, die zich voorstellen daar heen te emigreren. De meesten die zich tot ons wendden om inlichtingen over de toestan den in hun toekomstige tweede vaderland, stelden zeer veel belang in hetgeen hun over het bloeiende katholieke leven ervan werd mee gedeeld. Er waren er zelfs onder die uitdruk kelijk vroegen of er ook gelegenheid bestond Voor het geregeld beleven van hun godsdienst plichten en voor een degelijke katholieke op voeding van hun kinderen. Het is niet te verwonderen dat Zuid-Afrika op stuk van godsdienst bij de katholieke bevol king van Nederland nog steeds een ietwat twij felachtige faam bezit. Men kent hier de Zuid- Afrikaansche bevolking, de Boeren van Trans vaal, zooals men ze gaarne, ofschoon heel onvol ledig, benaamt, als overwegend en eenigszins fanatiek protestantsch. Doch men kent ze maar ten halve en men generaliseert gemakkelijk toe standen, die men slechts gedeeltelijk kent. Men vergeet dat sinds den Boerenoorlog, die in 1902 besloten werd, er heel wat veranderd is in Zuid-Afrika, ook op godsdienstig gebied. En al blijft dit land voorloopig nog overwegend pro testantsch we nemen hier „protestantsch" in zijn meest uitgebreiden zin toch is het katholieke leven er in de laatste jaren tot zulk een bloei gekomen, dat het meer dan de moeite waard is hierop de aandacht te vestigen en een overzicht te geven van wat er op katholiek ge bied in de Unie van Zuid-Afrika tegenwoordig gepresteerd wordt. Tot beter begrip van hetgeen volgen gaat, zij opgemerkt, dat de ,Unie van Zuid-Afrika" be staat uit de vier provincies: Kaapkolonie, Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal. Kerkelijk om vat „Zuid-Afrika" behalve deze vier provincies nog de drie protektoraten Bechuanaland, Ba- sutoland en Swaziland, alsmede geheel Zuid- West-Afrika en Zuid-Rhodesië. De hier vol gende cijfers zijn ontleend aan de uitgave van 1936 van het „Catholic Directory of South Afri ca", en hebben betrekking op al de gebieden die oncter het kerkelijk gebied of de Apostoli sche Delegatie van Zuid-Afrika vallen. Indien men nu weet dat het in 1937 honderd jaar geleden zal zijn sinds het Vikariaat van Kaapstad officieel werd opgericht, en dat in 1838 de eerste katholieke kerk te Rondebosch bij Kaapstad gebouwd werd, zal het misschien eenigszins vreemd klinken dat op de ruim twee millioen Europeanen slechts 76 duizend en op de ruim 8 millioen inboorlingen slechts 336 dui zend katholieken zijn, of ruim 3 pCt. voor de Europeanen en even 4 pCt. voor de inboorlin gen. Bij het beoordeelen van deze cijfers moet men echter in het oog houden, dat Zuid-Afrika èn om zijn enorme uitgestrektheid, èn om de zeer gebrekkige middelen van verkeer, althans tot ongeveer 30 jaar geleden, èn om de eigen aardige mentaliteit zijner bevolking èn, niet het minst, om de verscheidenheid van rassen en talen, een zeer moeilijk te bearbeiden gebied was en nog steeds is; een gebied dat aan de krachtsinspanning der eerste priesters buiten gewoon hooge eischen stelde. Een land, dat on geveer een derde van geheel Europa beslaat, kon door een handjevol katholieke priesters on mogelijk in een vlugger tempo worden bewerkt, vooral niet als men weet dat niet alleen de regeeringen der beide Bóeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat, maar ook, of schoon in mindere mate, die der overige pro vincies allesbehalve vriendelijk gezind waren tegenover alles wat katholiek was. 1) De vroegste actie op katholiek gebied bleef dan ook heel lang beperkt tot de Kaapkolonie, Natal, Basuto- land en Rhodesië. Hier vindt men de oudste katholieke kerken en instituten en ook de best- georganiseerde missies voor de inboorlingen.. Daar in de overige provincies van het Zuid- Afrikaansche land de vestiging van katholieke priesters officieel dikwijls zeer bemoeilijkt werd, is het te begrijpen dat daar van een eigenlijk gezegde actie van katholieke zijde nauwelijks sprake kon zijn. Het eenig mogelijke was dat een priester, verbonden aan een statie, in een nabijgelegen plaats van de Kaapkolonie of Natal, een bezoek bracht aan een streek waar nog geen priester woonde, en zoo, bij uitzonde ring, en slechts eenige keeren per jaar, geeste lijke hulp bracht aan de katholieken die onder zijn bereik lagen. Het gevolg hiervan was dat de provincies Transvaal en Oranje-Vrijstaat het langst van geregelde geestelijke verzorging verstoken bleven en dat honderden katholieken in die streken op ver afgelegen „farms" wo nend, ofwel alle geloof verloren of zich, dik wijls te goeder trouw, bij hun protestantsche broeders aansloten. Langzamerhand werden de toestanden beter en vooral in de eerste jaren na den Boeren oorlog, dus na 1902, begonnen de katholieke priesters zich vrijer te bewegen. De oorlog had vele katholieke Ieren naar Zuid-Afrika ge bracht, en dezen werden op geestelijk gebied verzorgd door aalmoezeniers, die overal toe gang hadden en van de gelegenheid gebruik wisten te maken om ook katholieken burgers, die in steden of op het platteland verspreid woon den, geestelijke hulp te verleenen. Op sommige plaatsen, o. a. te Kroonstad en Harrismith, beide in dén Oranje-Vrijstaat, waar nog geen katholieke kerken bestonden, bouwden de sol daten zeiven kleine bedehuizen, die nu nog In gebruik zijn, en maakten zoo het begin van nieuwe katholieke centra. Ook na den oorlog bleven velen, die in het expeditie-leger gediend hadden, in het land en vestigden zich daar op boerenplaatsen of in de steden, zoodoende het aantal katholieken aanmerkelijk versterkend. Na 1910, toen de Unie van Zuid-Afrika ge constitueerd was, breidden zich de vrijheden voor de katholieke geestelijkheid meer en meer uit. De grootere steden van ouderen datum, zooals Kaapstad, Durban en Port Elizabeth, zagen" het aantal harer kerken toenemen, en in Johannesburg, dat toen nog in zijn eersten groei was, was reeds een kerk verrezen. Pen sionaten en colleges, bediend door Zusters en Broeders, werden geopend, en hadden een niet geringen invloed ten gunste eener meer ver draagzame mentaliteit onder de niet-katholieke kinderen, die er hun opvoeding genoten, en op hun ouders en familieleden. De voorooraeelen tegen het katholiek geloof en zijn bedienaren werden, voor een gedeelte althans, geheel over wonnen of zoodanig verzwakt dat men de ka tholieken als normale en goede burgers begon te erkennen. Ook op het platte land, in de. voornaamste stadjes begonnen geleidelijk ka tholieke kerken te verrijzen. Eindelijk, toen in 1923 de eerste Apostolische Delegaat naar Zuid-Afrika kwam, beleefde het katholicisme in Zuid-Afrika een nieuwen op bloei, die sindsdien zich tot een frisch en krach tig leven heeft ontwikkeld. Mgr. B. J. Gijlswijk O. P., door de H. Congregatie der Propaganda voor dezen gewichtigen post aangewezen, heeft in de jaren, die sedert zijn vestiging in Zuid- Afrika zijn verloopen, een zeer krachtigen stoot j gegeven aan de ontwikkeling van het katho- licisme, zoowel onder de Europeesche als onder de zwarte en gekleurde bevolking. Zijn onver flauwde belangstelling en zijn aanmoedigend woord heeft in het hart van menig priester nieuw vuur en frissche energie ontstoken, en den moed er in weten te houden bij hen, die wel eens dreigden dezen te verliezen in de vele Er is niet veel standvastigs meer In 't onstandvastig leven, Den Haag doet telkens weer zijn best Daar staaltjes van te geven: Zóó is een spelling nieuw, en oud, EE Pas versch, en weer versleten, ee Je moet wat juist was aangeleerd Nog vlugger weer vergeten. Wanneer je je onfeilbaar dacht In 't schrijven en in 't spellen Dan zal jg zoon van zeven jaar Je anders wat vertellen! Die kijkt al op z'n ouders neer En laat ze stiekem kletsen, Want och, die spellen nog zoo gek, 't Zijn van die ouderwetschen Maar nu zit hij toch zelf ook vast, s Hij kan opnieuw beginnen, Totdat ze aan 't Departement Wat anders weer verzinnen. Kon ooit een taal, die 't volk toch |j bindt, Een land zóó erg verdeelen? Het is nu toch geen spellen meer, Maar hoogstens nog een spelen! O, hooge heeren in Den Haag, ee Schei uit met 't Marchandeer en, We zijn het beu, elk jaar opnieuw Een spelling te gaan leeren! HERMAN KRAMER iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii teleurstellingen bij hun werk ondervonden. Voor al door het verdeelen en verkavelen der vroe ger veel te uitgestrekte missiegebieden, en door het stichten van nieuwe kerkelijke territoriën heeft Z. Exc. de Apostolische Delegaat enorm veel bijgedragen tot de ontwikkeling van het katholieke leven. Op het oogenblik telt de Apos tolische Delegatie van Zuid-Afrika, die te Bloemfontein haar zetel heeft, 22 missie-terri- toiriën, waaronder veertien Vikariaten, zeven Prefecturen en een onafhankelijke missie. J. P. TER MAAT O.P. S. Dominicus College, Nijmegen. 1) Onder de officieeïe personen die, ofschoon niet-katholiek, een gunstige gezindheid toon den, dient vooral Cecil Rhodes genoemd te wor den' die door zijn vrijgevigheid veel gedaan heeft om de uitbreiding van het katholicisme in Zuid-Afrika te bevorderen. Aan den voet van den Acropolis te Athene is tijdens uitgravingen een ivoren beeldje ge vonden, voorstellende een jongeman in leu nende houding, dat naar men meent het werk moet zijn van den beroemden Griekschen beeldhouwer Praxiteles, die leefde ongeveer 360 jaar v. Chr. Met uitzondering van den linker-benedenarm, is het beeldje uit één stuk ivoor. De fraaie uitdrukking van het gelaat, de weergave van het haar en de spieren dragen alle de kenmerken van het werk van Praxiteles. Het eenige tot dusver bekende authentieke werkstuk van Praxiteles is de groep van Her mes en Dionysos, welke in 1877 werd ontdekt temidden van ruïnes in den tempel van Hera te Olympia. „Och, waren alle menschen wijs.." (Dat is heelemaal niet noodig, als ze achter het stuur maar 'n klein beetje beter wilden opletten, dan konden we al héél tevreden zijn I) Niet lang geleden werd het publiek opge schrikt omtrent het gevaar, dat aan het gebruik van een aantal geneesmiddelen verbonden zou zijn. Het betrof hier niet medi camenten, die gewoonlijk door den arts worden voorgeschreven en waarvoor deze dus de verant woording draagt, maar een aantal hoofdpijn- en slaapmiddelen, die zelfs bij den drogist zonder recept verkrijgbaar zijn en algemeen gebruikt worden. Het is in het algemeen goed om sensationeele berichten vooral op medisch gebied met eenige reserve te aanvaarden. Niet alleen verliest de populaire berichtgeving van een wetenschap pelijke verhandeling de hierin gebruikelijke be wijsvoering en daarmede de critische instelling, maar bovendien volgen op de wetenschappelijke mededeeling verdere publicaties, controle en on derzoek, waardoor het oordeel vaak belangrijk gewijzigd wordt. Zoo ook in het hier bedoelde geval. Nu 'n aan tal mededeelingen over het gevaar van het ge regeld gebruik van pyramidon en de vele hier mede verwante geneesmiddelen verschenen zijn, overziet men het vraagstuk beter en is het goed het publiek in te lichten, vooral nu het eenmaal een waarschuwing kreeg. De ziekte, die door het pyramidon, en door vele z.g. barbituurzuurverbindingen wordt veroor zaakt, was reeds in 1922 bekend en werd agranu locytose genoemd. Deze naam beteekent, dat het hoofdsymptoom der ziekte bestond in het ont breken of althans verminderen van de granu locyte^ de gekorrelde witte bloedcellen. De witte bloedlichaampjes van ons bloed hebben een belangrijke rol te vervullen. Zij zijn het immers, die den strijd aanbinden tegen alle vreemde in dringers, vooral de bacteriën dus, die ons li chaam bedreigen. In de klinieken vond men nu gevallen van angina, (keelontsteking) die een zeer kwaad aardig verloop hadden en onder teekenen van algemeene bloedvergiftiging vaak met den dood eindigden. Het bloedonderzoek leerde, dat bij deze patiënten het aantal witte bloedlichaamp jes sterk verminderd was. Aanvankelijk dacht men, dat deze bacteriebestrijders in den strijd waren ten gronde gegaan en wel zóó snel en in zulk èen aantal, dat het lichaam het verlies door productie van nieuwe cellen niet kon aanvullen. Spoedig bleek echter, dat de primaire oorzaak in een beschadiging van het beenmerg moest worden gezocht, waardoor de aanmaak der witte bloedcellen gestoord en de gevoeligheid voor een lichte infectie vergroot werd. De storing van het beenmerg en de daarmede gepaard gaande ver mindering van het aantal witte bloedcellen kan langen tijd onopgemerkt blijven en door zeer ver schillende oorzaken ontstaan. Chronische vergif tigingen met benzol en hiervan afgeleide verbin dingen, pyramidon, antipyrine, veronal, dial en vele andere slaap- en kalmeeringsmiddelen, die van barbituurzuur zijn gevormd, maar ook röntgen- en radiumstralen veroorzaken agranu locytose. Zontscheff publiceerde een statistiek, waaruit bleek, dat vooral in Noord-Amerika en Duitschland de meeste gevallen waren geconsta teerd, d.w.z. in die landen waar het gebruik van de genoemde geneesmiddelen het meest is verbreid. Het is begrijpelijk, dat dé ontdekking van het gevaar aan het onbeperkt gebruik van de zoo verbreide middelen in medische kringen en bij het publiek grooten indruk heeft gemaakt, te meer daar de pharmaceutische fabrieken telkens weer nieuwe pijnstillende en slaapwekkende spé cialités in den handel brengen, die bijna zonder uitzondering met de grondstoffen verwant zijn, die de ziekte van het beenmerg veroorzaken. De vele publicaties, die in de laatste jaren over dit onderwerp verschenen, hebben nu ge toond, dat er een groot verschil in gevoelig- Emest Durand ging nog eens de kamers door, keek rond of de mannen van den verhuiswagen ook iets vergeten hadden, en nam zijn hoed, den hoed met den rouwrand. Hü sloot de deur, draaide den sleutel twee maal om. Hjj hoopte, dat hij daarmee ook z'n vroeger leven had afgesloten. Het was nu voor bij, de herinnering moest nu ook verdwijnen. Terwijl hij door de gang naar de straatdeur liep, zag hü naast de telefoon een blaadje pa pier hangen, een gewoon blaadje papier van een blocnote. Er waren cijfers op geschreven, cijfers met inkt, met blauw en rood en zwart potlood. Eensklaps brachten deze cijfers hem ailes weer voor den geest, wat hij vergeten wilde. Zij vertelden een greep uit een men- schenleven, den mooien roman van een kort stondig geluk opeen blaadje papier. Ernest Durand trok het papier van den spij ker en ging er weer mee in de kamer. Hij zette zich op de breede vensterbank en begon te lezen. Het eerste nummer was 56344 en er achter stond; Désirée. Het was een mooie naam, de mooiste naam dien hü kende, omdat het de naam was van z'n verloofde. Hü had het ge noteerd, omdat het telefoonnummer van d'r ouders indertijd was veranderd. Dat was een maand of zeven vóór hun huwelük, toen hü het huis al gekocht en betrokken had. Er onder stond het nummer van een bloemenwinkel. Hij had haar dikwijls bloemen gestuurd.... het was een mooie tijd. Het volgend nummer was dat van de Bank, met een hoofdletter en flink onderstreept. Want die Bank beteekende werk, salaris, eigen haard, geluk. Later was het nummer doorge streept en door een ander vervangen. De Bank was gefailleerd, en na een korten maar moei lijken tijd, had hij een andere positie gevonden. Daar was het nummer van den meubelmaker 23476, den behanger, de naaister, den kleer maker. de tijd van hun huwelijk naderde. De rütuigverhuurder, het reisbureau. De schouwburg, nummer 76354; dat was een prettig nummer. Ze waren nu pas getrouwd en gingen Zondagsavonds veel naar den schouw burg, waar ze stil naast elkaar zaten en ge noten, één in bewondering voor de schoonheid aan genen kant van het voetlicht. Zij deden alty'd een zorgvuldige keus uit de stukken. heid tusschen de verschillende menschen be staat. Terwül de meeste personen geen nadeel van de genoemde stoffen ondervinden, zün er enkelen, die er zeer gevoelig voor zijn. Schil ling onderzocht, in opdracht van het Duitsche instituut voor volksgezondheid, de werking der medicamenten bij 80 menschen, zonder ook maar in een geval een vermindering van het aantal witte bloedcellen te vinden. Zontscheff geeft een overzicht van 100 gevallen, waarbü in 4550 dagen 121200 gram pyramidon zon der eenig nadeelig gevolg gebruikt werd. Daartegenover staan echter ook berichten om trent een daling van het aantal witte bloed lichaampjes na een zeer kort en matig gebruik van een der medicamenten en zelfs na een enkele dosis. De conclusie, waartoe men komt, is dat het gebruik der genoemde medicamenten geen ge vaar oplevert als het op voorschrift van een arts geschiedt, die indien hij dit noodig oor deelt het bloedbeeld kan controleeren. Het z.g. vrüe gebruik van slaapmiddelen, enz, vooral in onmatige hoeveelheden en gedurende langen tüd voortgezet, kan in sommige gevallen ernstige gevolgen hebben. Hoewel een overge voeligheid van het beenmerg voor deze vergiften zelden voorkomt, is het toch goed het bestaan hiervan te weten. Het behoeft geen aanleiding te zün tot overdreven angstigheid of tot het verwerpen van geneesmiddelen, die voor den mensch van groot belang zün geworden. Wel wake men voor onnoodig en onmatig gebruik en raadplege bü allen twijfel zijn huisarts. De naam van een vriend met nummer 19713. Hij kwam hen dikwijls bezoeken, verdween toen plotseling. Hij had te groot geleefd en was geruïneerd. Wie zich aan een ander spiegelt had de jonge man toen tegen z'n vrouw ge zegd. Dan kwam er tii iets nieuws in llllllllllllllllllltlltllllllllllllllllllilllM met de vriende- lüke oogen. die altijd zacht en kalm door 't huis liep. Onder haar nummer stond dat van den dokter. Voor 't eerst volgde nu de naam van een familielied: Moeder. Dat was héér moeder. Ze wilde gedurende de eerste maanden van hun huwelijk niet komen, maar toen kwam ze spoedig, omdat ze haar nu noodig hadden. Weer de naam en het telefoonnummer van een dokter, een specialist. Het volgend nummer had moeder genoteerd. Het was het nummer van een dagblad. Er moest een advertentie geplaatst worden, want de dienstbode was wegens huwelük vertrokken: De apotheker. Het gelaat van Ernest Durand betrok in pünlijke herinnering. Het was een angstige tüd geweest; de dokter was dikwüls gekomen. pe groentenman 61224; de kruidenier 17930. Moeder had ze opgeschreven, omdat ze de nummers niet kende. Want de vrouw des hui zes kon de huishouding niet meer voeren. Ze was ziek. Nu werd het oog van den jongen man on weerstaanbaar getrokken naar een nummer, zoowat midden van 't blaadje. Hij had het eerst overgeslagen. Hü hoorde het haar nog zeggen, toen ze de eerste maal dit nummer had opgebeld: blauw bekleed en een grooten sluier er overheen, 's Middags hadden ze de wieg in den winkel bekeken. Het volgend nummer kon de jonge man niet lezen. Voor z'n oogen trok een waas van tra nen, die hy terug drong. Dit nummer had moe der aangevraagd; hü had het niet kunnen zeggen, gewoon of het een boodschap was: twee kisten, één gewone maat, één voor een baby. Daaronder weer het nummer van een rütuig verhuurder: een lijkwagen. Hü was aan 't laatste nummer gekomen, dat van 't woningbureau. Hij wilde z'n huis als te koop opgeven. Ernest Durand vouwde het blaadje papier op, kuste het, borg het zorgvuldig in z'n porte feuille en verliet voor goed de ledige woning. In twee minuten had hy twee jaar van zijn leven opnieuw doorleefd, de twee mooiste en smartelükste, die nu voor altijd in den ruste loos voortsnellenden tijdstroom waren ver dwenen. zooaxst Ml&e TIKT 200 thct T ÖIJ JAMSe-fM NIj" Bü den apotheker hield de ster stil en liet Tuimeltje en Kruimeltje op het dak neervallen. „Je moet zelf maar zien, dat Je binnenkomt", zei de ster met een ondeugend gezicht, „ik moet zien dat ik weer op mijn plaats kom, anders krijg ik het met de maan aan den stok, en zoo vlug, dat de kaboutertjes hem nauwelüks konden volgen, ging ie weer weg. De kabouter tjes sprongen nu door een open raam naar binnen en kwamen boven op een lampekap terecht. Daar kwam de apothekersvrouw binnen. Ze keek kwaad naar de lampekap, die hard heen en weer schommelde en bromde, dat ze nog nooit een huis had gezien waar het zoo hard tochtte. „Ik begrüP niet wie er aan die kap is geweest", schreeuwde ze en smeet de deur weer achter zich dicht. „Daar zün we vanaf", lachte Tuimeltje, maar hü had het nis Want even daarna kwam de vrouw terug met een grooten stoffer in haar handen en daarmede wilde ze de kap weer stil gaan hangen. Maar de kaboutertjes hadden het niets op dien stoffer begrepen en juist voor de vrouw het harde ding de hoogte inhief, waren ze langs het koord geklauterd, dat aan den zolder hing. Een van de raadselachtige zaken in de na tuur is de verwonderlijke oriënteeringszin van postduiven. In gesloten manden getranspor teerd, per spoor of per vliegmachine, over af standen van honderden kilometers, zün zy' bü loslating in staat, na even te hebben rondge cirkeld in de omgeving, feilloos juist de rich ting van hun honk te kiezen. Hoe valt dit wonderbaarlijk vermogen dezer vogels te verklaren? Veel is hierover nage dacht, maar men meende wel altüd in het duister te zullen blüven rondtasten. Het is mogelijk, dat wij misschien een stap vooruit in de goede richting zullen doen. Bel gische en Italiaansche „duivenmelkers" deden reeds meerdere malen de ervaring op, dat ra diogolven in staat waren postduiven hun koers te doen kwütraken Voor eenigen tüd lieten de Fransche legerautoriteiten onderzoekingen ver richten naar de waarheid van de bewering als zouden electromagnetische golven storend in werken op den oriënteeringszin van post duiven. Reeds eerder had men in Frankrük een proefneming in deze richting gedaan en wel te Parijs en op het Champ de Mars. Den laatsten keer liet men 200 postduiven op, die als gewoonlük zich direct op weg naar hun huis begaven. Volgens afspraak begon een naburige zender vyf minuten na het vrülaten der duiven zün uitzending, met het gevolg, dat de duiven van de ingeslagen richting afweken en tüdens den duur der uitzending rond de antennemasten heen cirkelden. Na het onder breken van de uitzending sloegen de duiven de oorspronkelyke richting weer in. Men mag uit de resultaten van beide expe rimenten de conclusie trekken, dat de oriën teeringszin van postduiven inderdaad door radiogolven gestoord wordt. Tevens vindt men misschien hierin een aanwijzing in welke rich ting een verklaring van dit merkwaardige ver mogen dezer duiven gezocht moet worden. A ongevallen* verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij verlies van een hand, een voet of een oog. 7 „Hoe bevalt het verhaal u?" vroeg de oudere vrouw dadelük daarop. „Veel litteraire waarde heeft het natuurlijk niet," antwoordde Josefa, zonder zich te be denken, „maar als ontspanningslectuur is het bijzonder goed geslaagd. Ik vind 't tenminste erg spannend." „Bent u zelf bügeloovig?" klonk het uit den hoek van de kamer, waar het schemeriger was dan op de plaats, waar Josefa zat. „Nee!" riep het jonge meisje, bijna te luid. „Niet in 't minst! Ik lach om al dien nonsens, te beginnen bij de „spin in den morgen" en te eindigen met geesten en spoken." Het schoot haar door den geest, dat het immers ook op Dittborn heette te spoken, maar ze durfde niet reppen van de opmerkin gen, die de Kruschina's daaromtrent gemaakt hadden, of het artikel met foto's in het geïllustreerde tydschrift. „U gelooft dus, dat er voor alles, wat op ons den indruk van iets spookachtigs en griezeligs zou kunnen maken, een natuurlyke verklaring te vinden is?" ging de barones met een zekere hardnekkigheid voort. Josefa schoof een leeswijzertje, dat zich in het boek bevond, tusschen de bladen. De vraag overrompelde haar een beetje; je kon er büna de conclusie uit trekken, dat mevrouw von Dittborn 't niet heelemaal met zichzelf eens was, of er spoken bestonden of niet! „Ja, heel zeker geloof ik dat. Hoe onwer- kelyk of geheimzinnig iets ons ook mag lüken, als men de zaak ernstig onderzoekt, vindt men gewoonlük een heel bevredigende en doodeen voudige verklaring." De tafzüden japon van de slotvrouwe rit selde even. „Dus er is u in uw leven nog nooit iets over komen, dat u van streek bracht door z'n ge heimzinnige onverklaarbaarheid?" Josefa lachte zachtjes. „Nooit, en als er eens 'n spooksel of 'n overjarige geest in m'n buurt kwam, zou ik ze zóó grondig onder handen nemen, dat hun alle lust tot spoken verging." De barones stond op en kwam in den licht cirkel van Josefa's lamp staan. „Bent u werkelijk zoo moedig, lieve kind?" zei ze ernstig. „Maar u is nog jong, er zou u best nog iets kunnen overkomen, dat uw opgeruimde zekerheid aan 't wankelen brengt." Ze deed een stap dichter naar het jonge meisje toe. „We zullen morgen maar verder lezen, ik voel me een beetje moe, en u zelf zult na de lange reis ook wel een paar extra uren nachtrust kunnen gebruiken." Josefa stond dadelük op. „Dan wensch ik u goeden nacht, mevrouw." De statige vrouw nam haar hand tusschen de hare. „Ik hoop dat u den .eersten nacht onder het dak van Dittborn goed en rustig slaapt. En onthoud goed wat u droomt," voegde ze er lachend by, „want wat men den eersten nacht in een vreemd huis droomt, heet in vervulling te gaan!" Daarmee was Josefa's taak voor dien avond afgeloopen en even later stond ze in haar vriendelijke slaapkamer. Ze stak alle schemer lampjes aan, die hier en daar aan den muur bevestigd waren, en pakte toen de laatste vakjes van haar koffer uit. Dat wilde ze nog klaar hebben, zoodat ze den volgenden dag niet meer zou hoeven te ruimen en redderen. Meermalen moest ze hartgrondig gapen; ze voelde nu zelf toch ook, dat ze geducht moe was, van de lange reis en de vele nieuwe in drukken, die ze sedert haar aankomst op het kasteel had opgedaan. De koffer was leeg; nu zou ze ook maar meteen gaan slapen. Ze kleedde zich vlug uit en nestelde zich met een zucht van welbehagen tusschen de koele lakens van het vorstelük bed. Bijna dadelük sliep ze, diep en zwaar, en in haar droom zag ze een reusachtig wit paard, en de barones stond schuw en angstig in een hoek gedrukt, terwül zy zelf het dier met luid zweepgeknal op de vlucht dreef. En terwül het wegstormde, stiet de barones een lichten kreet uit. Josefa ontwaakte met een schok uit den zwaren droom en ging verwonderd en nog slaapdronken rechtop zitten. Had ze niet wer kelijk een gedempten schreeuw gehoord? Al haar zenuwen waren tot het uiterste gespan nen, terwül ze, ademloos luisterend, overeind bleef zitten. De gordijnen van het bed waren geheel teruggeslagen, evenals die aan de ramen, welke wyd open stonden. De heldere maan wierp een breede, blauw-witte streep over het vloerkleed. Het leek nu doodstil in het nachtelijk huis. Maar ondanks die geruststellende stilte kon Josefa den slaap niet meer vatten. De eigenaar dige en onrustige droom bracht haar de toe spelingen van haar reisgenooten en de geheim zinnige waarschuwingen van den ouden knecht weer voor den geest, en hoewel ze zichzelf er om uitlachte, hief ze elk oogenblik het hoofd van het kussen, in de meening, een ge ritsel of gekraak te hooren. Haar hart klopte sneller dan gewoonlijk en ze vond het benauwd- warm in de kamer, ondanks den koelen herfst nacht. Na een poosje tobben klom Josefa uit bed. Ze zou toch kunnen zweren, dacht ze, dat ze werkelük een kreet gehoord had; het geluid had nog een oogenblik deel uitgemaakt van haar droom en haar toen gewekt. Weer stak ze alle lichten aan. Ze overtuigde zich eerst, dat de deuren naar de gang beide gesloten waren; toen maakte zij de kamer weer donker en keek door het raam scherp uit in het park. Het was of ze neerzag over een zilveren meer, zóó sprookjesachtig werd heel de om geving belicht door de volle maan, die lang zaam voortgleed aan een volkomen wolkenloozen hemel. De kleinste voorwerpen in de slaap kamer waren duidelük te onderscheiden, zóó hel was haar schijnsel dezen nacht. Josefa liep langzaam naar de züden drape rie achter het hoofdeinde van haar bed; ze herinnerde aich opeens, dat ze door de gong voor het avondmaal gestoord was in haar onder zoek naar de nis, die zich mogelü'k daarachter bevond. Die kreet, die lichte, gesmoorde en toch zoo bange kreet, klonk haar als een echo nog steeds in de ooren. Weer maakte ze licht en schoof met vaste hand de rijkgeplooide zijde terug. Verbaasd staarde ze naar een lage, breede deur, die aan haar kant noch een klink, noch een sleutelgat vertoonde en daarom aan de andere zijde met een grendel gesloten moest zijn, want, hoe stevig ze ook drukte, de deur week geen milimeter van haar plaats. Dat was toch wel een beetje vreemd met die verstopte deur, die niet eens een knop had om ze aan te vatten maar och, tenslotte had 't misschien niets bijzonders te beteekenen. In oude en vaak verbouwde huizen vindt men zoo dikwijls van die doorgangen, die nergens meer heen leiden, of vertrekjes, die alleen nog maar door een luik in een andere kamer te bereiken zijn! Ze hoefde morgen slechts de moeite te nemen, eens te informeeren waar die deur uit kwam, dan kreeg ze zeker een bevredigend antwoord. Het kon ook best zün, dat er aan den anderen kant een groote kast vóór stond. Toch niet leuk, zoo'n poortje vlak achter je bed, dat je zelf niet kon afsluiten en dat van de andere zijde blijkbaar geopend kon wor den.... Onzin wat mankeerde haar eigen- lük, dat ze hier midden in den nacht speur tochten hield en zich zenuwachtig het hoofd brak met dingen, waar natuurlük hoegenaamd niets geheimzinnigs in stak! En dat nu ze zoo moe was en een goede nachtrust best ge bruiken kon! Vastberaden knipte ze het licht uit, nu voor de laatste maal, en dook onder de dekens. Nu nergens meer aan denken ze voelde zich eenvoudig geradbraakt van slaap en vermoeienis. Binnen het kwartier lukte het haar, den slaap opnieuw te vatten, en ze sliep ongestoord tot den morgen. HOOFDSTUK V Er werd op Dittborn geen gemeenschappehjk ontbüt gebruikt; ieider nam dat op zijn kamer. Een keurig, vriendelük binnenmeisje bracht koffie en gesorteerd brood op een blad, met honing, koud vleesch en goudgele kaas. „Mevrouw de barones vraagt of de juffrouw om tien uur bü haar wil zijn," berichtte het meisje. Toen Josefa stipt op het genoemde uur bij mevrouw Dittborn aanklopte, begroette deze haar met een vriendelijk glimlachje. Ze zat half liggend tegen de kussens van een divan geleund, en Josefa vond, dat ze er erg bleek en afgemat uitzag. „Ik lüd nu en dan aan de afschuwelüke migraine," verklaarde mevrouw von Dittborn. Ze streek langzaam met de hand over het voor hoofd. „Ik heb het momenteel weer eens echt ouderwetsch te pakken; den heelen nacht heb ik geen oog dichtgedaan." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 11