VB HULDE AAN MINISTER DECKERS STEUN AAN KOOLZAAD OOGST 1937 m S HlÉS aiAH WOENSDAG 29 JULI 1936 Naar aanleiding van zijn maat regelen betreffende bacon- bereiding OUD-MINISTER WELTER TE BRISTOL Rede over Ned.-Indi'è gehouden MISBRUIK VAN GOEDEN NAAM Een waarschuwing van Pater v. d. Schoot ONZE PELGRIMS NAAR LOURDES De reis frad een zeer gunstig verloop Postvluchten Binnenkort een beschikking te verwachten FRIESLAND EN AMELAND VERBONDEN? Voorstel tot aanleg van een dam Goudvoorraad Ned. Bank DE ARBEIDSBEURS TE TERNEUZEN Vragen over bemiddeling ten behoeve van het buitenland DE EERSTE KAMER BIJEEN Goedkeuring van enkele wetsontwerpen SCHAKEN Euwe's nederlaag tegen Bogoljubow Partij met een Engelsche opening Wm I «fÜRf 52. Df4e4, Tb3—bl; 53. Talxbl, Tb4xbl; 54. De4a8t, Kh8—h7; 55. Pc4—e5, m mÊ lötOf Wm A Wm AUTO BOTST TEGEN TRAM Bestuurder werd zwaar gewond DIENSTWEIGERAAR VOOR DEN KRIJGSRAAD Tot 15 maanden gevangenisstraf veroordeeld MINISTER VAN SCHAIK BELEEDIGD Vervolging tegen leider van Zwart Front ZIJN MEERDERE BEDREIGD Beter laat dan nooit Bruckner-feest in Linz Motto: Alles anders dan bij ons! UIT DE STAATSCOURANT Hoog Militair Gerechtshof Onderscheidingen Rijksverzekeringsbank door Victor Bridges Naar aanleiding van een bericht over het ontslag te Uithoorn deelt de Bond van Ned. Pabrikanten van vleeschwaren ons het Vol. gende mede: „Onze bewering, dat voor de slachting van eenige honderden baconvarkens slechts een 12-tal arbeiders noodig zijn, bestrijdt de di rectie der Uithoornsche baconfabrieker; niet, en wordt door haar dus blijkbaar ook als juist erkend. Het is dus vanzelfsprekend, dat door de ver plaatsing van dien arbeid op zichzelf geen ontslag aan 80 personen noodig is, en het uitoefenen van een vleeschwarenbedrijf niet onmogelijk wordt gemaakt. Uit het laatste bericht van de Uitnoorn- sche baconfabrieken moet echter ook het pu bliek wel sterk den indruk hebben gekregen, dat het veel gèmakkelijker is een vleeschwa renbedrijf uit te oefenen met een baconcon- tract, dan zonder zulk een contract. Geldt dit reeds bij een vergoeding van 2.80 per 100 kilogram, zooals de baconbedrijven de laatste drie maanden hebben ontvangen, hoe veel te meer was dit dan het geval, toen de bacon.vleeschwarenfabrieken een aanzienlijk hoogere vergoeding ontvingen per 100 kilogram en bovendien nog een veel grooter aantal var kens slachtten dan thans. De gevolgen zijn toen dan ook niet uitge bleven. De baconvleeschwarenfabrieken konden zich uitbreiden, ten koste van de andere vleeschwarenfabrieken, die hieronder finan cieel zeer sterk hebben geleden en bovendien aan een zeer groot aantal personen ontslag moesten geven, onder wie velen met een lang durig dienstverband en hoofden van gezinnen. Dit heeft ons steeds zeer pijnlijk getroffen, vooral ook door de omstandigheden, waaronder dit alles plaats vond. Wij juichen het daarom ten zeerste toe, dat minister Deckers reeds een belangrijke stap heeft gedaan, om tot verbetering te geraken en wij hopen, dat aan den onge zonden toestand spoedig geheel een einde zal worden gemaakt. In plaats van blaam verdient deze mi nister daarvoor dan ook lof. De van oudsher gevestigde vleeschwaren fabrieken en de duizenden, die daarin voor zich en hun gezinnen een bestaan vinden, zul len er dankbaar voor zijn, terwijl bovendien een bron van ontevredenheid en onrust zal worden weggenomen." De heer Ch. J. I. M. Weiter, voorzitter van den Ondernemersraad voor Ned. Indië, oud minister van Koloniën, heeft Maandag een voordracht gehouden over The Dutch Empire in the far east voor de Empire Summer School aan de Universiteit van Bristol, waar onder de auspiciën van The Royal Empire Society een reeks voordrachten wordt gehouden. Na een korte historische inleiding gaf de heer Weiter een uiteenzetting van de grondsla gen der Nederlandsche koloniale politiek en de economische beteekenis van Ned. Indië, mede beschouwd in verband met de economische re laties met Engeland en zijn overzeesche gebie den. Spr. gaf vervolgens een overzicht van de huidige financieele positie van Indië en het verband met de uitkomsten van het 'bedrijfs leven aldaar en besloot zijn rede met een be schouwing over de koloniale taak van de oud ste twee koloniseerende mogendheden, die uit sluitend gericht is op de bevordering van het geestelijk en materieel welzijn der door haar be stuurde volkeren. Pater Max van der Schoot O. P. M., direc teur van het Kolpingshuis, Zuid Oost Buiten singel 138 te Den Haag verzoekt ons opname van de volgende waarschuwing: Er loopen individuen rond, die misbruik ma ken van mijn naam. Laat ik voorop zeggen, dat ze nooit in ons huis gewoond hebben. Ze beweren van wel, maar het is niet zoo! Ge woonlijk geweigerd. Ons Kolpingshuis heeft 'n goeden naam en dien willen we hoog houden. Meermalen heb ik al telefoontjes gehad over deze aangelegenheidvan heinde en ver. In verschillende plaatsen: in Limburg, in Gelderland laatst, in Zuid en Noord Holland waart er sedert lang een rond, die zich voor- Stelt als een broer van me. Hij doet in si garen. En vele goede kennissen hebben sigaren gekocht en.... zijn er in geloopen en loopen er misschien nog in. Ik vind het 'n piëteit volle daad, die ze, zooals men dan later be weert, gesteld hebben uit sympathie voor mij maar ze zijn er in geloopen. Dat is ook voor mij geen pretje. 'n Ander doet 't nog prachtiger. Hij belt u opstelt zich voor „U spreekt met den directeur van het Kolpingshuis Zuid Oost Buitensingel 138". En dan zal er aanstonds 'n zekere „Hensen" of „Schouten" bij u aanko men of u hem dan, om wille van mij, niet uit. zijn financieelen nood wilt helpen. Als u goed geloovig is, staat die heer enige oogenblikken later voor u, door mij aanbevo len!? Maarik ken hem niet. Hij zelf heeft opgebeld. En u loopt er in. Was het één keer gebeurd, ik zou nog geen waarschuwend artikeltje schrijven. Maar het gebeurt tien keer achter een. 't Gebeurt met den naam van anderen misschien ook, Wordt u eens op deze manier opgebeld, zeg dan dat de pater den man maar stuurt, maar bel ook de politie op. Dat kan 'n aangename kennismaking worden. Opgepast als ze uit Den Bosch komen- daar schijnt 'n heel complot te zitten, 't Spijt me voor Den Bosch, maar daarvan weten meer deren mee te praten. Heuschwe hebben slecjhts nette hee- ren in ons huis en ik zal uw charitatieve hulp niet telefonisch inroepen, u zeker geen klap- loopers op uw dak sturen. Uit Lourdes wordt gemeld, dat Dinsdag om 10.55 uur de eerste ziekentrein van de Ned. Na tionale Bedevaart aldaar is aangekomen. De andere treinen liepen achtereenvolgens enkele uren later binnen. Het weer was voor het overbrengen der zie ken uiterst gunstig; zoowel Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers, Bisschop van Haarlem, die de reis in den eersten trein meemaakte als de medici waren over de reis ten zeerste voldaan. De Edelvalk is op de thuisreis te Bagdad aan gekomen. De ideale reiswagen. Met betrekking tot den uitzaai van koolzaad voor den oogst 1937 deelt men ons van bevoeg de zijde mede, dat over eenigen tijd een beschik king zal afkomen, waarbij de steun aan dien oogst wordt geregeld. Het voornemen bestaat, den uitzaai van kool zaad aan te moedigen door een hoogeren prijs dan voor het gewas 1936 in het uitzicht te stel len. De voor den oogst 1937 te betelen oppervlakte zal niet worden beperkt; iedere teler is vrij in het bepalen van de door hem te bezaaien opper vlakte. Evenals voor den oogst 1936 het geval zal zijn, zullen voor den ogst 1937 steunbedragen per H A. worden vastgesteld, afhankelijk van den marktprijs ten tijde van den verkoop van het zaad; de uitkeeringen zullen geschieden over de voor iederen teler afzonderlijk vastge stelde opbrengst. De steunbedragen zullen zoodanig worden vastgesteld, dat bij een marktprijs van 6.50 per 100 K.G. of lager, een bedrag van gemiddeld 150 per H.A. zal worden uitgekeerd, terwijl bij een marktprijs van 13-50 per 100 K.G. of hoo- ger, geen steun zal worden gegeven. Bij een marktprijs liggende tusschen de hiervoor ge noemde bedragen zal de steun naar evenredig heid worden vastgesteld. Een en ander betee- kent, dat de telers uiteindelijk een prijs zullen ontvangen, welke omgerekend per 100 K.G. 1 hooger zal zijn dan die, welken zij voor 't, in het seizoen 1936/1937 verkochte zaad zullen krijgen, Ten einde voor den steun in aanmerking te kunnen komen, zullen de telers zich dienen te verbinden, om desverlangd hun geheele op brengst of een gedeelte daarvan, aan de Nederl. Akkerbouwcentrale te leveren, tegen een prijs van 13.50 per 100 K.G. gezond, droog, markt- schoon koolzaad van goede kwaliteit, franco ge bruikelijke leveringsplaats. Deze centrale ver plicht zich echter niet, koolzaad af te nemen. Voor zoover zij de levering dus niet verlangt, dient de teler zelf een bestemming te zoeken voor het door hem geteelde zaad. Zij, die hun koolzaad in de steunregeling wen- schen te zien opgenomen, moeten zich voor 16 Augustus wenden tot de landbouw-crisis-organi- satie onder welker werkgebied zij ressorteeren, ter verkrijging van een aanvraagformulier. Deze formulieren moeten uiterlijk 31 Augustus nauwkeurig ingevuld, in het bezit zijn van de landbouw-crisis-organisaties. In de Maandag gehouden vergadering van de Prov. Staten van Friesland werd een voorstel besproken van den heer Klok (S. D.) of Ged. Staten bereid zijn, een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van het leggen van een verbinddngsdam, tevens voor land aanwinning dienende, van den vasten wal naar Ameland. De heer Klok betoogde, dat niet al leen het toerisme naar het mooie eiland Ame land met een dergelijken dam gediend zou zijn, maar dat men de mogelijkheid scheppen zou tot inpoldering van 5000 H.A. vruchtbaar land. Dit zou tevens een prachtig object voor werk verruiming zijn. De gedeputeerde De Jong (R. K.) bestreed dit voorstel, aangezien de regeering er waarschijn lijk niet voor te vinden zal zijn en bovendien de kosten te hoog zijn. Na uitvoerige discussie werd tenslotte een voorstel-Klok aangenomen, waarbij Ged. Sta ten uitgenoodigd worden, zich met de regee ring over de zaak in verbinding te stellen. Blijkens den jongsten weekstaat steeg de goudvoorraad van de Nederlandsche Bank in de afgeloopen berichtperiode met ruim 12 54 millioen. Het Tweede Kamerlid Kupers heeft aan den minister van Sociale Zaken gevraagd, of het bemiddelen ten behoeve van ondernemingen in het buitenland, waarin een arbeidsconflict be staat, gelijk de arbeidsbeurs te Terneuzen doet, niet in strijd is met de kennelijke bedoeling van de arbeidsbemiddelingswet 1930. Hij zou van den minister ook willen weten, of de arbeiders, die op de bovengemelde wijze zijn geworven, daar toe gedwongen zijn onder de mededeeling, dat bij eventueele weigering hun geen werkloozen- steun meer zou worden verleend. Ten slotte vraagt hij of, ook al zou de Neder landsche arbeidsbemiddelingswet 1930 niet van toepassing zijn bij een buitenlandsch conflict, het niettemin niet noodzakelijk is, dat de Ne derlandsche arbeidsbeurzen in dergelijke geval len niet bemiddelen, omdat anders het vertrou wen in de wijze, waarop de arbeidsbemidde- lings-instellin'gen haar moeilijke taak vervullen, ernstig wordt geschaad. In de Dinsdagavond gehouden vergadering van de Eerste Kamer deelde de voorzitter me de, dat cle centrale afdeeling heeft besloten, in de afdeelingen te doen onderzoeken, on middellijk na de openbare vergadering, een reeks wetsontwerpen, waaronder bepalingen tegen oververmoeidheid van bestuurders van motorrijtuigen en wettelijke bepalingen om trent handelsagenten en handelsreizigers. Vervolgens werden een aantal wetsontwer pen, waaronder dat betreffende toelating van bezitters van het diploma, bedoeld in het ko ninklijk besluit van 21 December 1923, tot de examens in de vereenigde faculteiten der rechtsgeleerdheid en der letteren en wijsbe geerte zonder debat goedgekeurd, waarna de vergadering werd verdaagd tot hedenochtend 11 uur. Hieronder volgt de partij van Bogoljubow tegen dr. Euwe uit de zevende ronde: Een groote blunder, toe te schrijven aan de vermoeidheid van den wereldkampioen, die, zonder vacantie te nemen, aan dit toumooi ging deelnemen. Dit is de tweede groote fout in dit toumooi. In zijn partij tegen Fine maakte hü eveneens een blunder, waardoor hem de winst ontging. Deze fout echter was fataler, daar het hem de partij kostte. Stand na: 36Tb8xb5?? Zwart: Euwte Wit: E. Bogoljubow. Zwart: dr. Euwe. Engelsche opening 1. c2c4, e7e5; 2. Pbl—e3, Pg8—f6; 3. g2—g3, d7d5; Dit is sterker dan de solide opstelling met g6 en Lg7. 4. c4xd5, Pf6Xd55. Lfl—g2, Pd5—b6; 6. Pgl—f3, Pb8c6; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. a2—a4, a7a5 ZWart mocht a5 en a6 niet toelaten. 9. d2d3, Lc8e610. b2—b3, 0—0; 11. Lel—b2, f7—f6; 12. Pc3b5, Pc6b4; 13. Tal—cl, c7—C6; 14. Pb5a3, Dd8d715. Pa3—c4, Pb6xc4; 16. b3 X c4, Tf8d817. Pf3—d2, Dd7—c7; 18. Pd2—b3, Dc7—b6; 19. Lb2—al, Td8—d7; 20. Pb3—d2, Ta8d8; Zwart is zeer goed uit de opening gekomen en staat zelfs nog iets beter. Hij heeft behalve de open d-lijn ook meer bewegingsvrijheid. 21. Ddl—b3, Db6a622. Tfl—dl, Da6—a7; 23. Db3—bl, Td8—b8; 24. Tdl—fl, Td7—d8; 25. Tel—c3, b7—b5; Na eenige voorbereidingen getroffen te heb ben, gaat zwart over tot het openen van het spel. 26. Dbl—dl, Pb4a227. Tc3—c2, Pa2—b4; 28. Tc2—cl, Pb4a2; Deze herhaling van zetten doet zwart om tijd te winnen. 29. Tel—c2, Pa2—b4; 30. Tc2—cl, Da7—a6; 31. Tel—c3, Le7—f8; 32. Tc3—cl, Da6—a7; 33. Tel—c3, Lf8c5; 34. a4xb5, c6Xb5; 35. c4xb5, Pb4a2; 36. Tc3—c2, Tb8xb5?? L Wit: Bogoljubow 37. Tc2>^a2, Le6xa2; 38. Ddl—a4, Td8—b8; Het stuk is niet te redden. 39. Da4xa2t, Kg8—h8; 40. Lg2—c6, Tb5—b6; 41. Lc6a4, Lc5—d4; 42. Lalxd4, e5xd4; 43. Pd2—c4, Tb6b4; 44. La4—c6, Da7—c7; 45. Lc6f3,, a5u4 Zwart heeft nog eenige hoop op zijn vrijen a-pion. 46. Kgl—g2, h7h6? Deze zet schijnt niet goed te zijn. De witte looper krijgt nu de heerschappij op de witte velden en daarom verdiende g7g6 de voor keur. 47. h2h4, Dc7d748. h4—h5; Wit maakt direct gebruik van de door h7—h6 ontstane zwakte. 48Tb4b3; 49. Tfl—al, Tb8—b4; 50. Da2—d2, Dd7c7; 51. Dd2—f4, Dc7—d7; Na Dame-ruil zou wit zonder moeite het eind spel winnen. Hier gaf dr. Euwe zijn zet af. Stand na: 55. Pc4e5 Zwart: Euwe abcde fgh Wit: Bogoljubow Het paard mag niet genomen worden wegens Le4t, g6, Df8, alles ten koste van de Dame en het mat is niet te dekken. Op f6f5 wint Pg6. 5 5Dd7c7; 56. Da8—e8. Eenvoudiger ware Le4t, g6, Df8, enz. 5 6f6xe5; 57. De8—f8. Dreigt mat door Le4. 5 7Tbl—b6; 58. Lf3—d5, Tb6—e6. Met de stille hoop Lxe6, Dc6t en Dxe6. 59. Df8f5f. Zwart geeft op. „Heerlijk zoo'n zonsondergang in het gebergte, daarvan kan men den heelen dag genieten". Dinsdagmiddag reed de automobilist K., wo nende te Amsterdam, over den rijksweg Am sterdamAmersfoort. Toen de heer K., die uit d-e richting Laren kwam, het kruispunt Thie- rensweg, waar het uitzicht zeer ruim is, gena derd was, zag hij te laat, dat de motorwagen van de Gooische tram uit de richting Naarden kwam. Hij trachtte een botsing te voorkomen door uit alle macht te remmen, doch de wagen slipte door het gladde wegdek, maakte een halven slag om en botste tegen het voorbalcon van den tramwagen. De heer K. werd in be- wusteloozen toestand en zwaar gewond naar de Mlajella-stichting te Bussum vervoerd. Voor den Krijgsraad stond terecht J. A. R., 19 jaar, uit Hoogezand, in garnizoen te Amers foort, thans gedetineerd, die op 1 Juli bij zijn inlijving weigerde de mij|aire uniform aan te trekken, en als reden opgaf, „dat hij niet wilde worden opgeleid tot moordenaar." Hij wilde evenmin zijn dienstplicht vervullen in een anderen tak van staatsdienst. De eisch luidde tien maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest en ontslag uit den dienst. De uitspraak was vijftien maanden gevange nisstraf; overigens conform den eisch. In Zwart Front, weekblad van het Ned. volks- fascisme van Zaterdag j.l„ komt, een door den leider der beweging, A. M„ geteekend artikel voor, waarin de minister van Justitie, mr. J. van Schaik, er van beschuldigd wordt in zijn vroegere functie van rechtskundig adviseur van den R. K. Bond van Arbeiders in de Steenfa brieken, een diefstal van 60.000 ten nadeele van dezen bond te hebben gesancrionneerd. Deze 60.000 zouden verduisterd zijn door den toenmaligen administrateur J. Zdie daarna met goedvinden van mr. van. Schaik ons land zou hebben verlaten, zonder dat het gestolene werd aangezuiverd of tegen hem een aanklacht werd ingediend. Naar de N. R. Ct. verneemt, heeft de officier van justitie bij de rechtbank te Breda in een en ander aanleiding gevonden tegen den schrijver een strafvervolging wegens smaadschrift te ge lasten. P. J. H., 26 jaar, uit Amsterdam, in dienst bij het eerste halfregiment huzaren, thans gede tineerd, stond voor den Krijgsraad terecht, om dat hij op 16 Juni te Utrecht geweigerd had aan een dienstbevel te voldoen en met gebalde vuisten bedreigingen had geuit tegen den meer dere, die hem het dienstbevel had gegeven. Hij werd veroordeeld tot den tijd van zijn voorarrest. Op den Venneperweg in Haarlemmermeer liep een man, zekere T. voorheen varens gezel, thans zwervende liedjes te verkoopen. Een voorbijganger nam het signalement van T. goed op, was er toen van overtuigd dat hij voor zich had denzelfden persoon die 3 jaren ge leden een rijwiel van hem geleend en nooit terugbezorgd had en waarschuwde de politie. Deze hield den man aan en bracht hem naar Hoofddorp, alwaar hij bekende het rijwiel ver kocht en de opbrengst ten eigen bate aange wend te hebben. Hij werd ter beschikking van de Justitie gesteld. Eerst en vóór alles: Linz is geen Salzburg. Er is een essentieel onderscheid tusschen die twee zomersche muziekcentra in Ober-Ostenreich. Beide zijn provinciestadjes en als men het klei ne Bayreuth in Beieren, niet zoo ver hier van daan, er ook nog bij rekent, staat men voor een cultuurverschijnsel, dat wel sterk spreekt voor de zeldzame muzikale traditie in dit be genadigd landje. Niet alleen, dat twee van Gods wonderkinderen, Mozart en Bruckner, hier ge boren zijn en geleefd hebben, doch dat ze hier geboren werden, moet zijn oorzaak gevonden hebben in den algemeen muzikalen aanleg van dit volk. Maar verder staat Linz lijnrecht tegenover Salzburg. In Mozarts geboortestad wordt geen speciale Mozart-cultus gepleegd, doch het groote-stads- muziekleven uit Weenen wordt voor eenige maanden eenvoudig verlegd naar het idyllisch gelegen Salzburg en het wordt nog toegespitst tot een aller-eerste-rangs star-systeem, dat in de toppraestaties onder Toscanini en Rein- harat culmineert. En als men zooiets doet in het centrum van Europa in een, om natuur en traditie „gehei ligd" toeristenland als dit, dan slaagt het, door dat het veramerikaanscht wordt en voor een gedeelte door het snobisme moet bestaan. Daar behoeven de kunstenaars zich echter niets van aan te trekken, die kunnen rustig hun toppraestaties leveren. Nu Linz! Natuur en traditie zijn ook hier de aantrek kelijke factoren, want in een a-romantische om geving, zou een dergelijke opzet onmogelijk zijn. Maar verder loopen de richtingen abso luut uiteen, want hier maakt men zich in waarlijk heilige geestdrift op, om Bruckners kunst te „propageeren", als ik dit droge woord eens gebruiken mag. Neen, ze willen dan ook inderdaad meer dan propageeren; hier in Linz met het ontzaglijke klooster St. Florian (waarvan ik u meer zal ver halen) waar de jonge Bruckner leefde en on- uitwischbare indrukken opdeed voor zijn gan- sche leven, hier wil men Bruckner leeren be leven en beminnen. Bruckner is een wonder, zeggen ze: een wonder is niet te beredeneeren, slechts te aanvaarden. En daarom is hier een ongekende begeeste ring van de zijde der regeering voor deze zaak. De buitenlandsche pers is hier niet de gast van een of ander comité, neen van de regeering zel ve, men wordt officieel ontvangen door den burgemeester der stad Linz, ja door den Lan- deshauptmann van Ober-Oostenrijk zelf, Dr. Heinrich Gleissner en als die man spreekt, voelt men, dat daar geen woord ambtshalve wordt ge zegd. Iedereen is diep onder den indruk van de waarheid en oprechtheid van zulk een rede, elk woord is gevoeld, elk woord is gemeend en deze hooge ambtenaar (men zou hem kunnen vergelij ken met den commissaris der Koningin uit onze provincies) blijkt een degelijk Bruckner-ken- ner te zijn. Er valt een diepe stilte en eerbie dig en bewonderend luistert men naar deze taal. Dat is iets anders dan het koude: „Kunst is geen regeeringszaak!" Maar een ander volk brengt ook een andere regeering voort. Dezelfde natie waaruit een Mozart, een Schubert, een Bruckner ontsproten zijn, toont nu, in deze tij den van armoede en ellende, nog zooveel liefde voor de kunst, dat Weenen, de te groote hoofd stad van een verminkt en hevig onder de cri sis lijdend volk, toch het brillante kunstcen trum van vroeger gebleven is. Religie, schoonheid en traditie blijken hier cultuurgoederen te zijn, waarvoor men de zwaar ste offers brengt en wanneer de vertegenwoordiger der regeering, hier, de sympathieke Dr. Hein rich Gleissner, met zulk een gloed en overtui ging, met zulk een hartstochtelijke liefde zich werpt in den strijd voor het behoud dezer aller kostelijkste cultuurgoederen, dan voelt men zich als buitenlander, dus buiten alle chauvinisme om. hevig ontroerd en stemt van ganscher harte in met den kreet: „Leve Oostenrijk!" en in stilte denkt men dan: „Het gemartelde, katholieke Oostenrijk." THEO VAN DER BIJL. Bij K. B. is aangewezen bij het Hoog Mi litair Gerechtshof te 's Gravenhage: 1 tot. president: mr. E. Jellinghaus, thans lid van het Hoog Militair Gerechtshof, tevens president van het gerechtshof te 's Graven hage; 2 tot lid: mr. dr. W. A. J. M. Fick, thans raad in het Hoog Militair Gerechtshof, tevens raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlan. den. Bij K. B. is toegekend de aan de orde van Oranje Nassau verbonden eere-medaille in brons aan mej. P. Midavaine, huishoudster bij de familie Von Brucken Fock, te Heemstede. Bij K. B. is aan dr. V. M. W. Winters, arts te Bleyerheide-Kerkrade, verlof verleend tot. het aannemen van zijn benoeming tot ridder in de orde van het Legioen van Eer van Frankrijk Bij K. B. is met ingang van 1 Augustus 1936 benoemd tot assistent-controleerend ge neeskundige bij de rijksverzekeringsbank in tijdelijken dienst R. Ledeboer, oogar+s te 's Gravenhage. Hoe het ook zij; mijn reis was een mislukking en zooals ik Billy had verteld, waren mijn mid delen tot den laatsten penning uitgeput, zonder dat ik een stap verder was gekomen, dan toen Ik begonnen was. Ik was over de mislukking niet verdrietig. Mijn rusteloos leven had mij zeer on geschikt gemaakt voor de eentonige eerbied waardigheden van Londen en ik was begonnen de straten, de menschen en werkelijk alles om mij heen met een vreeselijken steeds aangroei- enden weerzin te beschouwen, 't Is waar, dat New-York even onaangenaam of misschien nog erger zou zijn, maar ik had geen plan, om lang in die hel van oorverdoovend geraas te blijven. In de eerste plaats zouden mijn geldmiddelen het niet veroorloofd hebben en bovendien begon mij die woeste jacht naar weelde te hinderen. Als ik binnen enkele dagen een sympathiek ka pitalist zou vinden, nu dan was het goed an ders zou ik mijn hoofd niet verder over de zaak breken. Laat het goud dan maar liggen waar het is, tot een reiziger het vindt, die beter in staat is dan ik, om het te exploiteerén. Het le- vén is ten slotte toch hoofdzaak en ik was niet voornemens mijn tijd te verknoeien met wach ten voor kantoordeuren, conferenties te houden met rijke, welgedane heeren in rok terwijl de ge heele wereld met al haar vroolijkheid en avon turen voor mij lag. Toen ik onder een lantaren stilhield en over den kaaimuur leunde staarde ik naar de lich ten van een kleine stoomboot die snel de Theems afvoer. Er maakte zich een wild verlangen van mij meester om deze verstikkende atmosfeer van zoogenaamde beschaving te ontvluchten. Het scheen mij toe, of ik den smaak van het zoute zeewater op mijn lippen proefde en wederom den warmen zachten ademtocht van de open Pam pas rook. Mijn hart sloeg sneller en harder en onwillekeurig neuriede ik een bekend Zuid-Ame- rikaansch liedje van zee en zon én vlakten en avonturen. Ja dat was het, waaraan ik behoefte had en bovenal het ruwe leven met zijn vroolijkheid en zorgen ver weg van deze adembenemende straten waar het menschenhart ingebeeld én kouder wordt. Ik trok mijn armen terug en haalde diep adem. „Mijn God" mompelde ik half luid, „ik heb hier voor altijd genoeg van!" „Ik feliciteer u," klonk een stem. II Ik heb mijn zenuwen tamelijk goed onder be dwang, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik bij dat onverwachte antwoord een schok kreeg. Toén ik mij omdraaide stond ik tegenover een groot, breedgeschouderd man, zijn avondcostuum half zichtbaar onder een lange, gele overjas. Een oogenblik kwam zijn voorkomen mij eigen aardig bekend voor en ik staarde hem verbaasd aan, terwijl ik mij trachtte te herinneren, waar ik hem al meer gezien kon hebben. Toen opeens drong de werkelijkheid in haar volle klaarheid tot mij door. „Allemachtig!" zei ik, „is u een spiegel" Behalve zijn kleeding was de man mijn vol maakt evenbeeld! Hij glimlachte op eigenaardige wijze; alleen maar door een licht krullen van zijn lippen, doch de koude blauwe oogen, die elk détail van mij in zich opnamen, verhelderden of verwijdden zich niet. „Een hoogst merkwaardige gelijkenis," sprak hij rustig; „ik wist niet, dat ik er zoo goed uit zag." Ik maakte een buiging. „En ik heb nooit ge weten, dat ik zoo keurig geleed was," ant woordde ik op half schertsenden toon. „Zelfs onze stemmen," mompelde hij. „Wie was die gek, die durfde beweren dat er geen mirakelen meer gebeuren?" Ik schudde mijn hoofd. „De gelijkenis schijnt ook in wederzijdsche onbekendheid te bestaan," zei ik. Er volgden eenige oogenblikkfèn van stilte, ge durende welke wij elkaar met dezelfde open hartige nieuwsgierigheid en belangstelling opna men. Toen haalde hij een fijn gouden kaartjes étui uit zijn zak. „Mijn naam is Stuart Northcote; misschien heeft u dién wel eens gehoord," sprak hij, ter wijl hij mij een kaartje overhandigde. Ik geloof niet, dat ik mijn verrassing deed blij ken, ofschoon de hemel weet, ho egroot die was. Evenals bijna iedereen in Londen, had ik na tuurlijk van Stuart Northcote gehoord. Trou wens ik zou dat moeilijk hebben kunnen ont kennen, aangezien alle kranten vol gestaan hadden van zijn weelde en rijkdom, sinds hij op geheimzinnige wijze in het begin van het „sea son" als uit de lucht was komen vallen en het paleis van Lord Lammersfield in Park-Lane had gehuurd. Ik nam echter zijn kaartje zonder eenig blijk van emotie aan, alsof het ontmoeten van millionnairs dagelijksch werk voor mij was. „Mijn eigen naam is John Burton," zei ik. „Eien visitekaartjesétui behoort op het oogenblik niet tot mijn inventaris." Hij boog. „Nu mijnheer Burton," begon hij, als met zichzelf overleggend, „aangezien het toeval ons op deze wijze bij elkaar heeft ge bracht, zou het jammer zijn als wij niet nader met elkaar kennis maakten. Als u niet gepres seerd is, hij hield evén op zou u mij mis schien wel het genoegen willen doen met mij te gaan soupeerén." Ik weet niet, wat het was ik denk iets in zijn stem maar hoe het ook zij, het klonk mij of hij vreeselijk verlangend was, dat ik zijn uit- noodiging zou aannemen. Ik wilde hem echter op de proef stellen. ,,'t Is zeer vriendelijk van u," zei ik met een glimlachje, „maar ik heb zoo juist gedineerd." Hij weerde mijn bezwaar met een handbewe ging af. „Nu, een flesch wijn dan. Tenslotte ont moet men toch niet iederten dag zijn dubbel ganger." Hij wenkte een juist voorbij rijdende taxi. Toen het voertuig naar ons omzwenkte, schoot een der menschelijke wrakken op de taxi toe, alsof hij de deur voor ons wilde openen. Ik keek juist op dat oog'enblik naar Northcote en ik stond verbaasd van de plotselinge verandering, welke bij hem plaats greep. Hij zag er uit als iemand, wien een vreeselijk gevaar boven het hoofd hangt. Bliksemsnel gleed zijn hand in zijn zijzak met een gebaar, dat aan duidelijkheid niets te wenschen overliet. „Pak je weg," zei hij ruw. De landlooper, verwonderd door den toon, waarop hij sprak, bleef plotseling in het schijn sel van het electriseh licht stilstaan. „Neem mij niet kwalijk, meneer," teemde hij, „ik wilde alleen maar de deur voor u open doen, meneer." De koude blauwe oogen vestigden zich een oogenblik nauwkeurig onderzoekend op het in dividu. „O, dat is goed, vriend," sprak hij met geheel andere stem, „hier." Hij wierp een halve kroon op het trottoir en de verraste landlooper bukte zich om het geldstuk op te rapen. Terwijl hij dit deed, stapte Northcote vooruit en hield het portier voor mij open. „Wil u maar instappen, mijnheer Burton," sprak hij én terwijl ik plaats nam, hoorde ik hem tot den chauffeur zeggen: „Restaurant Mi lan." Daarop stapte hij ook in én sloeg het por tier achter zich dicht. Toen wij wegreden, zag ik het bleeke gelaat van den landlooper, die buiten het schijnsel van het licht stond en ons nastaarde. Northcote had vermoedelijk bemerkt, dat zijn opwinding mij niet was ontgaan, want hij lachte gedwon gen. „Ik heb een hekel aan die kerels," sprak hij. ,,'t Is eigenlijk dwaasheid mén moet eigen lijk medelijden met die arme drommels hebben maar ik weet niet waarom, doch ik kan het niet hebben, dat zij in mijn nabijheid komen." Zijn woorden klonken redelijk en natuurlijk genoeg, maar zij overtuigden mij niet ln het minst. Ik heb te veel menschen in levénsgevaar gezien, om mij in de verschijnselen te vergissen. Aangezien het geval mij niet aanging, maakte ik geen bemerking op zijn gezegde en gaf het gesprek een andere wending. „Ik vrees, dat ik voor „Milan" niet goed ge noeg gekleed ben," zei ik. „Ik weet niet of u dat hindert." Hij haalde zijn schouders op. „Wij zullen een aparte kamer nemen," ant woordde hü, „dat is aangenamer." Ik zat er juist aan te denken, hoe jammer het was, dat ik mijn hongerige maag bij Pa- relli zoo noodeloos had gevuld, toen de taxi den hoek omsloeg en het „Strand" opreed. North cote stak zijn hoofd uit het raampje en gaf den chauffeur eenige aanwijzingen, welke ik niet verstond. Een oogenblik later werdén ze mü echter duidelijk, want juist voor wij aan het prachtige restaurant kwamen, hielden wü stil voor een kleinen zij-ingang. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 3