VB
HULDE AAN MINISTER
DECKERS
STEUN AAN KOOLZAAD
OOGST 1937
m S HlÉS
aiAH
WOENSDAG
29 JULI 1936
Naar aanleiding van zijn maat
regelen betreffende bacon-
bereiding
OUD-MINISTER WELTER
TE BRISTOL
Rede over Ned.-Indi'è gehouden
MISBRUIK VAN GOEDEN
NAAM
Een waarschuwing van Pater
v. d. Schoot
ONZE PELGRIMS NAAR
LOURDES
De reis frad een zeer gunstig
verloop
Postvluchten
Binnenkort een beschikking te
verwachten
FRIESLAND EN AMELAND
VERBONDEN?
Voorstel tot aanleg van een dam
Goudvoorraad
Ned. Bank
DE ARBEIDSBEURS TE
TERNEUZEN
Vragen over bemiddeling ten
behoeve van het buitenland
DE EERSTE KAMER BIJEEN
Goedkeuring van enkele
wetsontwerpen
SCHAKEN
Euwe's nederlaag tegen
Bogoljubow
Partij met een Engelsche opening
Wm
I «fÜRf
52. Df4e4, Tb3—bl; 53. Talxbl, Tb4xbl;
54. De4a8t, Kh8—h7; 55. Pc4—e5,
m mÊ
lötOf
Wm A Wm
AUTO BOTST TEGEN TRAM
Bestuurder werd zwaar gewond
DIENSTWEIGERAAR VOOR
DEN KRIJGSRAAD
Tot 15 maanden gevangenisstraf
veroordeeld
MINISTER VAN SCHAIK
BELEEDIGD
Vervolging tegen leider van
Zwart Front
ZIJN MEERDERE BEDREIGD
Beter laat dan nooit
Bruckner-feest in Linz
Motto: Alles anders dan bij ons!
UIT DE STAATSCOURANT
Hoog Militair Gerechtshof
Onderscheidingen
Rijksverzekeringsbank
door Victor Bridges
Naar aanleiding van een bericht over het
ontslag te Uithoorn deelt de Bond van Ned.
Pabrikanten van vleeschwaren ons het Vol.
gende mede:
„Onze bewering, dat voor de slachting van
eenige honderden baconvarkens slechts een
12-tal arbeiders noodig zijn, bestrijdt de di
rectie der Uithoornsche baconfabrieker; niet,
en wordt door haar dus blijkbaar ook als
juist erkend.
Het is dus vanzelfsprekend, dat door de ver
plaatsing van dien arbeid op zichzelf geen
ontslag aan 80 personen noodig is, en het
uitoefenen van een vleeschwarenbedrijf niet
onmogelijk wordt gemaakt.
Uit het laatste bericht van de Uitnoorn-
sche baconfabrieken moet echter ook het pu
bliek wel sterk den indruk hebben gekregen,
dat het veel gèmakkelijker is een vleeschwa
renbedrijf uit te oefenen met een baconcon-
tract, dan zonder zulk een contract.
Geldt dit reeds bij een vergoeding van 2.80
per 100 kilogram, zooals de baconbedrijven de
laatste drie maanden hebben ontvangen, hoe
veel te meer was dit dan het geval, toen de
bacon.vleeschwarenfabrieken een aanzienlijk
hoogere vergoeding ontvingen per 100 kilogram
en bovendien nog een veel grooter aantal var
kens slachtten dan thans.
De gevolgen zijn toen dan ook niet uitge
bleven. De baconvleeschwarenfabrieken konden
zich uitbreiden, ten koste van de andere
vleeschwarenfabrieken, die hieronder finan
cieel zeer sterk hebben geleden en bovendien
aan een zeer groot aantal personen ontslag
moesten geven, onder wie velen met een lang
durig dienstverband en hoofden van gezinnen.
Dit heeft ons steeds zeer pijnlijk getroffen,
vooral ook door de omstandigheden, waaronder
dit alles plaats vond.
Wij juichen het daarom ten zeerste toe,
dat minister Deckers reeds een belangrijke
stap heeft gedaan, om tot verbetering te
geraken en wij hopen, dat aan den onge
zonden toestand spoedig geheel een einde
zal worden gemaakt.
In plaats van blaam verdient deze mi
nister daarvoor dan ook lof.
De van oudsher gevestigde vleeschwaren
fabrieken en de duizenden, die daarin voor
zich en hun gezinnen een bestaan vinden, zul
len er dankbaar voor zijn, terwijl bovendien
een bron van ontevredenheid en onrust zal
worden weggenomen."
De heer Ch. J. I. M. Weiter, voorzitter van
den Ondernemersraad voor Ned. Indië, oud
minister van Koloniën, heeft Maandag een
voordracht gehouden over The Dutch Empire
in the far east voor de Empire Summer School
aan de Universiteit van Bristol, waar onder de
auspiciën van The Royal Empire Society een
reeks voordrachten wordt gehouden.
Na een korte historische inleiding gaf de
heer Weiter een uiteenzetting van de grondsla
gen der Nederlandsche koloniale politiek en de
economische beteekenis van Ned. Indië, mede
beschouwd in verband met de economische re
laties met Engeland en zijn overzeesche gebie
den.
Spr. gaf vervolgens een overzicht van de
huidige financieele positie van Indië en het
verband met de uitkomsten van het 'bedrijfs
leven aldaar en besloot zijn rede met een be
schouwing over de koloniale taak van de oud
ste twee koloniseerende mogendheden, die uit
sluitend gericht is op de bevordering van het
geestelijk en materieel welzijn der door haar be
stuurde volkeren.
Pater Max van der Schoot O. P. M., direc
teur van het Kolpingshuis, Zuid Oost Buiten
singel 138 te Den Haag verzoekt ons opname
van de volgende waarschuwing:
Er loopen individuen rond, die misbruik ma
ken van mijn naam. Laat ik voorop zeggen,
dat ze nooit in ons huis gewoond hebben. Ze
beweren van wel, maar het is niet zoo! Ge
woonlijk geweigerd. Ons Kolpingshuis heeft 'n
goeden naam en dien willen we hoog houden.
Meermalen heb ik al telefoontjes gehad
over deze aangelegenheidvan heinde en
ver. In verschillende plaatsen: in Limburg, in
Gelderland laatst, in Zuid en Noord Holland
waart er sedert lang een rond, die zich voor-
Stelt als een broer van me. Hij doet in si
garen. En vele goede kennissen hebben sigaren
gekocht en.... zijn er in geloopen en loopen
er misschien nog in. Ik vind het 'n piëteit
volle daad, die ze, zooals men dan later be
weert, gesteld hebben uit sympathie voor mij
maar ze zijn er in geloopen. Dat is ook
voor mij geen pretje.
'n Ander doet 't nog prachtiger. Hij
belt u opstelt zich voor „U spreekt met
den directeur van het Kolpingshuis Zuid Oost
Buitensingel 138". En dan zal er aanstonds 'n
zekere „Hensen" of „Schouten" bij u aanko
men of u hem dan, om wille van mij, niet
uit. zijn financieelen nood wilt helpen.
Als u goed geloovig is, staat die heer enige
oogenblikken later voor u, door mij aanbevo
len!? Maarik ken hem niet. Hij zelf
heeft opgebeld. En u loopt er in.
Was het één keer gebeurd, ik zou nog geen
waarschuwend artikeltje schrijven. Maar het
gebeurt tien keer achter een. 't Gebeurt met
den naam van anderen misschien ook,
Wordt u eens op deze manier opgebeld, zeg
dan dat de pater den man maar stuurt, maar
bel ook de politie op. Dat kan 'n aangename
kennismaking worden.
Opgepast als ze uit Den Bosch komen- daar
schijnt 'n heel complot te zitten, 't Spijt me
voor Den Bosch, maar daarvan weten meer
deren mee te praten.
Heuschwe hebben slecjhts nette hee-
ren in ons huis en ik zal uw charitatieve hulp
niet telefonisch inroepen, u zeker geen klap-
loopers op uw dak sturen.
Uit Lourdes wordt gemeld, dat Dinsdag om
10.55 uur de eerste ziekentrein van de Ned. Na
tionale Bedevaart aldaar is aangekomen. De
andere treinen liepen achtereenvolgens enkele
uren later binnen.
Het weer was voor het overbrengen der zie
ken uiterst gunstig; zoowel Z. H. Exc. Mgr. J.
P. Huibers, Bisschop van Haarlem, die de reis
in den eersten trein meemaakte als de medici
waren over de reis ten zeerste voldaan.
De Edelvalk is op de thuisreis te Bagdad aan
gekomen.
De ideale reiswagen.
Met betrekking tot den uitzaai van koolzaad
voor den oogst 1937 deelt men ons van bevoeg
de zijde mede, dat over eenigen tijd een beschik
king zal afkomen, waarbij de steun aan dien
oogst wordt geregeld.
Het voornemen bestaat, den uitzaai van kool
zaad aan te moedigen door een hoogeren prijs
dan voor het gewas 1936 in het uitzicht te stel
len.
De voor den oogst 1937 te betelen oppervlakte
zal niet worden beperkt; iedere teler is vrij in
het bepalen van de door hem te bezaaien opper
vlakte. Evenals voor den oogst 1936 het geval zal
zijn, zullen voor den ogst 1937 steunbedragen
per H A. worden vastgesteld, afhankelijk van
den marktprijs ten tijde van den verkoop van
het zaad; de uitkeeringen zullen geschieden
over de voor iederen teler afzonderlijk vastge
stelde opbrengst.
De steunbedragen zullen zoodanig worden
vastgesteld, dat bij een marktprijs van 6.50
per 100 K.G. of lager, een bedrag van gemiddeld
150 per H.A. zal worden uitgekeerd, terwijl bij
een marktprijs van 13-50 per 100 K.G. of hoo-
ger, geen steun zal worden gegeven. Bij een
marktprijs liggende tusschen de hiervoor ge
noemde bedragen zal de steun naar evenredig
heid worden vastgesteld. Een en ander betee-
kent, dat de telers uiteindelijk een prijs zullen
ontvangen, welke omgerekend per 100 K.G. 1
hooger zal zijn dan die, welken zij voor 't, in het
seizoen 1936/1937 verkochte zaad zullen krijgen,
Ten einde voor den steun in aanmerking te
kunnen komen, zullen de telers zich dienen te
verbinden, om desverlangd hun geheele op
brengst of een gedeelte daarvan, aan de Nederl.
Akkerbouwcentrale te leveren, tegen een prijs
van 13.50 per 100 K.G. gezond, droog, markt-
schoon koolzaad van goede kwaliteit, franco ge
bruikelijke leveringsplaats. Deze centrale ver
plicht zich echter niet, koolzaad af te nemen.
Voor zoover zij de levering dus niet verlangt,
dient de teler zelf een bestemming te zoeken
voor het door hem geteelde zaad.
Zij, die hun koolzaad in de steunregeling wen-
schen te zien opgenomen, moeten zich voor 16
Augustus wenden tot de landbouw-crisis-organi-
satie onder welker werkgebied zij ressorteeren,
ter verkrijging van een aanvraagformulier.
Deze formulieren moeten uiterlijk 31 Augustus
nauwkeurig ingevuld, in het bezit zijn van de
landbouw-crisis-organisaties.
In de Maandag gehouden vergadering van de
Prov. Staten van Friesland werd een voorstel
besproken van den heer Klok (S. D.) of Ged.
Staten bereid zijn, een onderzoek in te stellen
naar de mogelijkheid van het leggen
van een verbinddngsdam, tevens voor land
aanwinning dienende, van den vasten wal naar
Ameland. De heer Klok betoogde, dat niet al
leen het toerisme naar het mooie eiland Ame
land met een dergelijken dam gediend zou zijn,
maar dat men de mogelijkheid scheppen zou
tot inpoldering van 5000 H.A. vruchtbaar land.
Dit zou tevens een prachtig object voor werk
verruiming zijn.
De gedeputeerde De Jong (R. K.) bestreed dit
voorstel, aangezien de regeering er waarschijn
lijk niet voor te vinden zal zijn en bovendien
de kosten te hoog zijn.
Na uitvoerige discussie werd tenslotte een
voorstel-Klok aangenomen, waarbij Ged. Sta
ten uitgenoodigd worden, zich met de regee
ring over de zaak in verbinding te stellen.
Blijkens den jongsten weekstaat steeg de
goudvoorraad van de Nederlandsche Bank in
de afgeloopen berichtperiode met ruim 12 54
millioen.
Het Tweede Kamerlid Kupers heeft aan den
minister van Sociale Zaken gevraagd, of het
bemiddelen ten behoeve van ondernemingen in
het buitenland, waarin een arbeidsconflict be
staat, gelijk de arbeidsbeurs te Terneuzen doet,
niet in strijd is met de kennelijke bedoeling van
de arbeidsbemiddelingswet 1930. Hij zou van den
minister ook willen weten, of de arbeiders, die
op de bovengemelde wijze zijn geworven, daar
toe gedwongen zijn onder de mededeeling, dat
bij eventueele weigering hun geen werkloozen-
steun meer zou worden verleend.
Ten slotte vraagt hij of, ook al zou de Neder
landsche arbeidsbemiddelingswet 1930 niet van
toepassing zijn bij een buitenlandsch conflict,
het niettemin niet noodzakelijk is, dat de Ne
derlandsche arbeidsbeurzen in dergelijke geval
len niet bemiddelen, omdat anders het vertrou
wen in de wijze, waarop de arbeidsbemidde-
lings-instellin'gen haar moeilijke taak vervullen,
ernstig wordt geschaad.
In de Dinsdagavond gehouden vergadering
van de Eerste Kamer deelde de voorzitter me
de, dat cle centrale afdeeling heeft besloten,
in de afdeelingen te doen onderzoeken, on
middellijk na de openbare vergadering, een
reeks wetsontwerpen, waaronder bepalingen
tegen oververmoeidheid van bestuurders van
motorrijtuigen en wettelijke bepalingen om
trent handelsagenten en handelsreizigers.
Vervolgens werden een aantal wetsontwer
pen, waaronder dat betreffende toelating van
bezitters van het diploma, bedoeld in het ko
ninklijk besluit van 21 December 1923, tot de
examens in de vereenigde faculteiten der
rechtsgeleerdheid en der letteren en wijsbe
geerte zonder debat goedgekeurd, waarna de
vergadering werd verdaagd tot hedenochtend
11 uur.
Hieronder volgt de partij van Bogoljubow
tegen dr. Euwe uit de zevende ronde:
Een groote blunder, toe te schrijven aan de
vermoeidheid van den wereldkampioen, die,
zonder vacantie te nemen, aan dit toumooi ging
deelnemen.
Dit is de tweede groote fout in dit toumooi.
In zijn partij tegen Fine maakte hü eveneens
een blunder, waardoor hem de winst ontging.
Deze fout echter was fataler, daar het hem de
partij kostte.
Stand na: 36Tb8xb5??
Zwart: Euwte
Wit: E. Bogoljubow.
Zwart: dr. Euwe.
Engelsche opening
1. c2c4, e7e5; 2. Pbl—e3, Pg8—f6; 3. g2—g3,
d7d5;
Dit is sterker dan de solide opstelling met g6
en Lg7.
4. c4xd5, Pf6Xd55. Lfl—g2, Pd5—b6; 6.
Pgl—f3, Pb8c6; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. a2—a4,
a7a5
ZWart mocht a5 en a6 niet toelaten.
9. d2d3, Lc8e610. b2—b3, 0—0; 11. Lel—b2,
f7—f6; 12. Pc3b5, Pc6b4; 13. Tal—cl, c7—C6;
14. Pb5a3, Dd8d715. Pa3—c4, Pb6xc4; 16.
b3 X c4, Tf8d817. Pf3—d2, Dd7—c7; 18.
Pd2—b3, Dc7—b6; 19. Lb2—al, Td8—d7;
20. Pb3—d2, Ta8d8;
Zwart is zeer goed uit de opening gekomen
en staat zelfs nog iets beter. Hij heeft behalve
de open d-lijn ook meer bewegingsvrijheid.
21. Ddl—b3, Db6a622. Tfl—dl, Da6—a7;
23. Db3—bl, Td8—b8; 24. Tdl—fl, Td7—d8;
25. Tel—c3, b7—b5;
Na eenige voorbereidingen getroffen te heb
ben, gaat zwart over tot het openen van het
spel.
26. Dbl—dl, Pb4a227. Tc3—c2, Pa2—b4;
28. Tc2—cl, Pb4a2;
Deze herhaling van zetten doet zwart om
tijd te winnen.
29. Tel—c2, Pa2—b4; 30. Tc2—cl, Da7—a6;
31. Tel—c3, Le7—f8; 32. Tc3—cl, Da6—a7; 33.
Tel—c3, Lf8c5; 34. a4xb5, c6Xb5; 35. c4xb5,
Pb4a2; 36. Tc3—c2, Tb8xb5??
L
Wit: Bogoljubow
37. Tc2>^a2, Le6xa2; 38. Ddl—a4, Td8—b8;
Het stuk is niet te redden.
39. Da4xa2t, Kg8—h8; 40. Lg2—c6, Tb5—b6;
41. Lc6a4, Lc5—d4; 42. Lalxd4, e5xd4; 43.
Pd2—c4, Tb6b4; 44. La4—c6, Da7—c7; 45.
Lc6f3,, a5u4
Zwart heeft nog eenige hoop op zijn vrijen
a-pion.
46. Kgl—g2, h7h6?
Deze zet schijnt niet goed te zijn. De witte
looper krijgt nu de heerschappij op de witte
velden en daarom verdiende g7g6 de voor
keur.
47. h2h4, Dc7d748. h4—h5;
Wit maakt direct gebruik van de door h7—h6
ontstane zwakte.
48Tb4b3; 49. Tfl—al, Tb8—b4; 50.
Da2—d2, Dd7c7; 51. Dd2—f4, Dc7—d7;
Na Dame-ruil zou wit zonder moeite het eind
spel winnen.
Hier gaf dr. Euwe zijn zet af.
Stand na: 55. Pc4e5
Zwart: Euwe
abcde fgh
Wit: Bogoljubow
Het paard mag niet genomen worden wegens
Le4t, g6, Df8, alles ten koste van de Dame en
het mat is niet te dekken. Op f6f5 wint Pg6.
5 5Dd7c7; 56. Da8—e8.
Eenvoudiger ware Le4t, g6, Df8, enz.
5 6f6xe5; 57. De8—f8.
Dreigt mat door Le4.
5 7Tbl—b6; 58. Lf3—d5, Tb6—e6. Met
de stille hoop Lxe6, Dc6t en Dxe6. 59.
Df8f5f.
Zwart geeft op.
„Heerlijk zoo'n zonsondergang in het
gebergte, daarvan kan men den heelen
dag genieten".
Dinsdagmiddag reed de automobilist K., wo
nende te Amsterdam, over den rijksweg Am
sterdamAmersfoort. Toen de heer K., die uit
d-e richting Laren kwam, het kruispunt Thie-
rensweg, waar het uitzicht zeer ruim is, gena
derd was, zag hij te laat, dat de motorwagen
van de Gooische tram uit de richting Naarden
kwam. Hij trachtte een botsing te voorkomen
door uit alle macht te remmen, doch de wagen
slipte door het gladde wegdek, maakte een
halven slag om en botste tegen het voorbalcon
van den tramwagen. De heer K. werd in be-
wusteloozen toestand en zwaar gewond naar
de Mlajella-stichting te Bussum vervoerd.
Voor den Krijgsraad stond terecht J. A. R.,
19 jaar, uit Hoogezand, in garnizoen te Amers
foort, thans gedetineerd, die op 1 Juli bij zijn
inlijving weigerde de mij|aire uniform aan te
trekken, en als reden opgaf, „dat hij niet wilde
worden opgeleid tot moordenaar."
Hij wilde evenmin zijn dienstplicht vervullen
in een anderen tak van staatsdienst.
De eisch luidde tien maanden gevangenisstraf,
met aftrek van voorarrest en ontslag uit den
dienst.
De uitspraak was vijftien maanden gevange
nisstraf; overigens conform den eisch.
In Zwart Front, weekblad van het Ned. volks-
fascisme van Zaterdag j.l„ komt, een door den
leider der beweging, A. M„ geteekend artikel
voor, waarin de minister van Justitie, mr. J.
van Schaik, er van beschuldigd wordt in zijn
vroegere functie van rechtskundig adviseur van
den R. K. Bond van Arbeiders in de Steenfa
brieken, een diefstal van 60.000 ten nadeele
van dezen bond te hebben gesancrionneerd.
Deze 60.000 zouden verduisterd zijn door den
toenmaligen administrateur J. Zdie daarna
met goedvinden van mr. van. Schaik ons land
zou hebben verlaten, zonder dat het gestolene
werd aangezuiverd of tegen hem een aanklacht
werd ingediend.
Naar de N. R. Ct. verneemt, heeft de officier
van justitie bij de rechtbank te Breda in een en
ander aanleiding gevonden tegen den schrijver
een strafvervolging wegens smaadschrift te ge
lasten.
P. J. H., 26 jaar, uit Amsterdam, in dienst
bij het eerste halfregiment huzaren, thans gede
tineerd, stond voor den Krijgsraad terecht, om
dat hij op 16 Juni te Utrecht geweigerd had
aan een dienstbevel te voldoen en met gebalde
vuisten bedreigingen had geuit tegen den meer
dere, die hem het dienstbevel had gegeven.
Hij werd veroordeeld tot den tijd van zijn
voorarrest.
Op den Venneperweg in Haarlemmermeer
liep een man, zekere T. voorheen varens
gezel, thans zwervende liedjes te verkoopen.
Een voorbijganger nam het signalement van
T. goed op, was er toen van overtuigd dat hij
voor zich had denzelfden persoon die 3 jaren ge
leden een rijwiel van hem geleend en nooit
terugbezorgd had en waarschuwde de politie.
Deze hield den man aan en bracht hem naar
Hoofddorp, alwaar hij bekende het rijwiel ver
kocht en de opbrengst ten eigen bate aange
wend te hebben. Hij werd ter beschikking van
de Justitie gesteld.
Eerst en vóór alles: Linz is geen Salzburg. Er
is een essentieel onderscheid tusschen die twee
zomersche muziekcentra in Ober-Ostenreich.
Beide zijn provinciestadjes en als men het klei
ne Bayreuth in Beieren, niet zoo ver hier van
daan, er ook nog bij rekent, staat men voor
een cultuurverschijnsel, dat wel sterk spreekt
voor de zeldzame muzikale traditie in dit be
genadigd landje. Niet alleen, dat twee van Gods
wonderkinderen, Mozart en Bruckner, hier ge
boren zijn en geleefd hebben, doch dat ze hier
geboren werden, moet zijn oorzaak gevonden
hebben in den algemeen muzikalen aanleg van
dit volk.
Maar verder staat Linz lijnrecht tegenover
Salzburg.
In Mozarts geboortestad wordt geen speciale
Mozart-cultus gepleegd, doch het groote-stads-
muziekleven uit Weenen wordt voor eenige
maanden eenvoudig verlegd naar het idyllisch
gelegen Salzburg en het wordt nog toegespitst
tot een aller-eerste-rangs star-systeem, dat in
de toppraestaties onder Toscanini en Rein-
harat culmineert.
En als men zooiets doet in het centrum van
Europa in een, om natuur en traditie „gehei
ligd" toeristenland als dit, dan slaagt het, door
dat het veramerikaanscht wordt en voor een
gedeelte door het snobisme moet bestaan.
Daar behoeven de kunstenaars zich echter
niets van aan te trekken, die kunnen rustig
hun toppraestaties leveren.
Nu Linz!
Natuur en traditie zijn ook hier de aantrek
kelijke factoren, want in een a-romantische om
geving, zou een dergelijke opzet onmogelijk
zijn. Maar verder loopen de richtingen abso
luut uiteen, want hier maakt men zich in
waarlijk heilige geestdrift op, om Bruckners
kunst te „propageeren", als ik dit droge woord
eens gebruiken mag.
Neen, ze willen dan ook inderdaad meer dan
propageeren; hier in Linz met het ontzaglijke
klooster St. Florian (waarvan ik u meer zal ver
halen) waar de jonge Bruckner leefde en on-
uitwischbare indrukken opdeed voor zijn gan-
sche leven, hier wil men Bruckner leeren be
leven en beminnen. Bruckner is een wonder,
zeggen ze: een wonder is niet te beredeneeren,
slechts te aanvaarden.
En daarom is hier een ongekende begeeste
ring van de zijde der regeering voor deze zaak.
De buitenlandsche pers is hier niet de gast van
een of ander comité, neen van de regeering zel
ve, men wordt officieel ontvangen door den
burgemeester der stad Linz, ja door den Lan-
deshauptmann van Ober-Oostenrijk zelf, Dr.
Heinrich Gleissner en als die man spreekt, voelt
men, dat daar geen woord ambtshalve wordt ge
zegd. Iedereen is diep onder den indruk van de
waarheid en oprechtheid van zulk een rede, elk
woord is gevoeld, elk woord is gemeend en deze
hooge ambtenaar (men zou hem kunnen vergelij
ken met den commissaris der Koningin uit onze
provincies) blijkt een degelijk Bruckner-ken-
ner te zijn. Er valt een diepe stilte en eerbie
dig en bewonderend luistert men naar deze taal.
Dat is iets anders dan het koude: „Kunst is
geen regeeringszaak!" Maar een ander volk
brengt ook een andere regeering voort. Dezelfde
natie waaruit een Mozart, een Schubert, een
Bruckner ontsproten zijn, toont nu, in deze tij
den van armoede en ellende, nog zooveel liefde
voor de kunst, dat Weenen, de te groote hoofd
stad van een verminkt en hevig onder de cri
sis lijdend volk, toch het brillante kunstcen
trum van vroeger gebleven is.
Religie, schoonheid en traditie blijken hier
cultuurgoederen te zijn, waarvoor men de zwaar
ste offers brengt en wanneer de vertegenwoordiger
der regeering, hier, de sympathieke Dr. Hein
rich Gleissner, met zulk een gloed en overtui
ging, met zulk een hartstochtelijke liefde zich
werpt in den strijd voor het behoud dezer aller
kostelijkste cultuurgoederen, dan voelt men zich
als buitenlander, dus buiten alle chauvinisme om.
hevig ontroerd en stemt van ganscher harte in
met den kreet: „Leve Oostenrijk!" en in stilte
denkt men dan: „Het gemartelde, katholieke
Oostenrijk."
THEO VAN DER BIJL.
Bij K. B. is aangewezen bij het Hoog Mi
litair Gerechtshof te 's Gravenhage:
1 tot. president: mr. E. Jellinghaus, thans
lid van het Hoog Militair Gerechtshof, tevens
president van het gerechtshof te 's Graven
hage;
2 tot lid: mr. dr. W. A. J. M. Fick, thans
raad in het Hoog Militair Gerechtshof, tevens
raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlan.
den.
Bij K. B. is toegekend de aan de orde van
Oranje Nassau verbonden eere-medaille in
brons aan mej. P. Midavaine, huishoudster bij
de familie Von Brucken Fock, te Heemstede.
Bij K. B. is aan dr. V. M. W. Winters, arts
te Bleyerheide-Kerkrade, verlof verleend tot.
het aannemen van zijn benoeming tot ridder
in de orde van het Legioen van Eer van
Frankrijk
Bij K. B. is met ingang van 1 Augustus
1936 benoemd tot assistent-controleerend ge
neeskundige bij de rijksverzekeringsbank in
tijdelijken dienst R. Ledeboer, oogar+s te
's Gravenhage.
Hoe het ook zij; mijn reis was een mislukking
en zooals ik Billy had verteld, waren mijn mid
delen tot den laatsten penning uitgeput, zonder
dat ik een stap verder was gekomen, dan toen
Ik begonnen was. Ik was over de mislukking niet
verdrietig. Mijn rusteloos leven had mij zeer on
geschikt gemaakt voor de eentonige eerbied
waardigheden van Londen en ik was begonnen
de straten, de menschen en werkelijk alles om
mij heen met een vreeselijken steeds aangroei-
enden weerzin te beschouwen, 't Is waar, dat
New-York even onaangenaam of misschien nog
erger zou zijn, maar ik had geen plan, om lang
in die hel van oorverdoovend geraas te blijven.
In de eerste plaats zouden mijn geldmiddelen
het niet veroorloofd hebben en bovendien begon
mij die woeste jacht naar weelde te hinderen.
Als ik binnen enkele dagen een sympathiek ka
pitalist zou vinden, nu dan was het goed an
ders zou ik mijn hoofd niet verder over de zaak
breken. Laat het goud dan maar liggen waar
het is, tot een reiziger het vindt, die beter in
staat is dan ik, om het te exploiteerén. Het le-
vén is ten slotte toch hoofdzaak en ik was niet
voornemens mijn tijd te verknoeien met wach
ten voor kantoordeuren, conferenties te houden
met rijke, welgedane heeren in rok terwijl de ge
heele wereld met al haar vroolijkheid en avon
turen voor mij lag.
Toen ik onder een lantaren stilhield en over
den kaaimuur leunde staarde ik naar de lich
ten van een kleine stoomboot die snel de Theems
afvoer. Er maakte zich een wild verlangen van
mij meester om deze verstikkende atmosfeer van
zoogenaamde beschaving te ontvluchten. Het
scheen mij toe, of ik den smaak van het zoute
zeewater op mijn lippen proefde en wederom den
warmen zachten ademtocht van de open Pam
pas rook. Mijn hart sloeg sneller en harder en
onwillekeurig neuriede ik een bekend Zuid-Ame-
rikaansch liedje van zee en zon én vlakten en
avonturen.
Ja dat was het, waaraan ik behoefte had en
bovenal het ruwe leven met zijn vroolijkheid
en zorgen ver weg van deze adembenemende
straten waar het menschenhart ingebeeld én
kouder wordt. Ik trok mijn armen terug en
haalde diep adem.
„Mijn God" mompelde ik half luid, „ik heb
hier voor altijd genoeg van!"
„Ik feliciteer u," klonk een stem.
II
Ik heb mijn zenuwen tamelijk goed onder be
dwang, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik
bij dat onverwachte antwoord een schok kreeg.
Toén ik mij omdraaide stond ik tegenover een
groot, breedgeschouderd man, zijn avondcostuum
half zichtbaar onder een lange, gele overjas.
Een oogenblik kwam zijn voorkomen mij eigen
aardig bekend voor en ik staarde hem verbaasd
aan, terwijl ik mij trachtte te herinneren, waar
ik hem al meer gezien kon hebben. Toen opeens
drong de werkelijkheid in haar volle klaarheid
tot mij door.
„Allemachtig!" zei ik, „is u een spiegel"
Behalve zijn kleeding was de man mijn vol
maakt evenbeeld!
Hij glimlachte op eigenaardige wijze; alleen
maar door een licht krullen van zijn lippen,
doch de koude blauwe oogen, die elk détail van
mij in zich opnamen, verhelderden of verwijdden
zich niet.
„Een hoogst merkwaardige gelijkenis," sprak
hij rustig; „ik wist niet, dat ik er zoo goed uit
zag."
Ik maakte een buiging. „En ik heb nooit ge
weten, dat ik zoo keurig geleed was," ant
woordde ik op half schertsenden toon.
„Zelfs onze stemmen," mompelde hij. „Wie
was die gek, die durfde beweren dat er geen
mirakelen meer gebeuren?"
Ik schudde mijn hoofd. „De gelijkenis schijnt
ook in wederzijdsche onbekendheid te bestaan,"
zei ik.
Er volgden eenige oogenblikkfèn van stilte, ge
durende welke wij elkaar met dezelfde open
hartige nieuwsgierigheid en belangstelling opna
men. Toen haalde hij een fijn gouden kaartjes
étui uit zijn zak.
„Mijn naam is Stuart Northcote; misschien
heeft u dién wel eens gehoord," sprak hij, ter
wijl hij mij een kaartje overhandigde.
Ik geloof niet, dat ik mijn verrassing deed blij
ken, ofschoon de hemel weet, ho egroot die was.
Evenals bijna iedereen in Londen, had ik na
tuurlijk van Stuart Northcote gehoord. Trou
wens ik zou dat moeilijk hebben kunnen ont
kennen, aangezien alle kranten vol gestaan
hadden van zijn weelde en rijkdom, sinds hij op
geheimzinnige wijze in het begin van het „sea
son" als uit de lucht was komen vallen en het
paleis van Lord Lammersfield in Park-Lane
had gehuurd. Ik nam echter zijn kaartje zonder
eenig blijk van emotie aan, alsof het ontmoeten
van millionnairs dagelijksch werk voor mij was.
„Mijn eigen naam is John Burton," zei ik.
„Eien visitekaartjesétui behoort op het oogenblik
niet tot mijn inventaris."
Hij boog. „Nu mijnheer Burton," begon hij,
als met zichzelf overleggend, „aangezien het
toeval ons op deze wijze bij elkaar heeft ge
bracht, zou het jammer zijn als wij niet nader
met elkaar kennis maakten. Als u niet gepres
seerd is, hij hield evén op zou u mij mis
schien wel het genoegen willen doen met mij te
gaan soupeerén."
Ik weet niet, wat het was ik denk iets in
zijn stem maar hoe het ook zij, het klonk mij
of hij vreeselijk verlangend was, dat ik zijn uit-
noodiging zou aannemen.
Ik wilde hem echter op de proef stellen.
,,'t Is zeer vriendelijk van u," zei ik met een
glimlachje, „maar ik heb zoo juist gedineerd."
Hij weerde mijn bezwaar met een handbewe
ging af. „Nu, een flesch wijn dan. Tenslotte ont
moet men toch niet iederten dag zijn dubbel
ganger."
Hij wenkte een juist voorbij rijdende taxi.
Toen het voertuig naar ons omzwenkte, schoot
een der menschelijke wrakken op de taxi toe,
alsof hij de deur voor ons wilde openen. Ik keek
juist op dat oog'enblik naar Northcote en ik
stond verbaasd van de plotselinge verandering,
welke bij hem plaats greep. Hij zag er uit als
iemand, wien een vreeselijk gevaar boven het
hoofd hangt. Bliksemsnel gleed zijn hand in
zijn zijzak met een gebaar, dat aan duidelijkheid
niets te wenschen overliet.
„Pak je weg," zei hij ruw.
De landlooper, verwonderd door den toon,
waarop hij sprak, bleef plotseling in het schijn
sel van het electriseh licht stilstaan.
„Neem mij niet kwalijk, meneer," teemde hij,
„ik wilde alleen maar de deur voor u open doen,
meneer."
De koude blauwe oogen vestigden zich een
oogenblik nauwkeurig onderzoekend op het in
dividu.
„O, dat is goed, vriend," sprak hij met geheel
andere stem, „hier."
Hij wierp een halve kroon op het trottoir
en de verraste landlooper bukte zich om het
geldstuk op te rapen. Terwijl hij dit deed, stapte
Northcote vooruit en hield het portier voor mij
open.
„Wil u maar instappen, mijnheer Burton,"
sprak hij én terwijl ik plaats nam, hoorde ik
hem tot den chauffeur zeggen: „Restaurant Mi
lan." Daarop stapte hij ook in én sloeg het por
tier achter zich dicht.
Toen wij wegreden, zag ik het bleeke gelaat
van den landlooper, die buiten het schijnsel
van het licht stond en ons nastaarde. Northcote
had vermoedelijk bemerkt, dat zijn opwinding
mij niet was ontgaan, want hij lachte gedwon
gen. „Ik heb een hekel aan die kerels," sprak hij.
,,'t Is eigenlijk dwaasheid mén moet eigen
lijk medelijden met die arme drommels hebben
maar ik weet niet waarom, doch ik kan het
niet hebben, dat zij in mijn nabijheid komen."
Zijn woorden klonken redelijk en natuurlijk
genoeg, maar zij overtuigden mij niet ln het
minst. Ik heb te veel menschen in levénsgevaar
gezien, om mij in de verschijnselen te vergissen.
Aangezien het geval mij niet aanging, maakte
ik geen bemerking op zijn gezegde en gaf het
gesprek een andere wending.
„Ik vrees, dat ik voor „Milan" niet goed ge
noeg gekleed ben," zei ik. „Ik weet niet of u
dat hindert." Hij haalde zijn schouders op.
„Wij zullen een aparte kamer nemen," ant
woordde hü, „dat is aangenamer."
Ik zat er juist aan te denken, hoe jammer
het was, dat ik mijn hongerige maag bij Pa-
relli zoo noodeloos had gevuld, toen de taxi
den hoek omsloeg en het „Strand" opreed. North
cote stak zijn hoofd uit het raampje en gaf den
chauffeur eenige aanwijzingen, welke ik niet
verstond. Een oogenblik later werdén ze mü
echter duidelijk, want juist voor wij aan het
prachtige restaurant kwamen, hielden wü stil
voor een kleinen zij-ingang.
(Wordt vervolgd)