MdmïAaal van den da§
B
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kahouterland
De stalen stoel
Zigeunerinnetje
Rijk en Kroning
BUITEN WONE
WOENSDAG 29 JULI 1936
De komende plechtigheden
in Londen
Voor- en nadeelen
Collectieve verzekering
kennen dat je paardenmiddel I
Een insecten-praatje
<#3 <3?
Van Frankrijk begint de victorie
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR ANNY VON PANHUIS
lllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllilllllllH""
(Bijzondere Correspondentie.)
De Engelsche Koning heeft een Kronings
commissie benoemd, welke onder voor
zitterschap staat van den Hxvtog van
York, en samengesteld is uit persoonlijkheden
Uit het Vereenigd Koninkrijk en de Dominions.
Groot Brittannië zal in de commissie ver
tegenwoordigd zijn door de reeds onlangs be
noemde commissie uit de Privy Council, waar
van de Hertog van York eveneens voorzitter,
de Hertog van Norfolk onder-voorzitter, de
Aartsbisschoppen van Canterbury en York, de
Lord Kanselier, de Eerste Minister, de Lord
President van den Raad (Mr. Ramsay Mac-
Donald), de Kanselier der Schatkist, Mr. Lloyd
George (de eenige ex-Premier, die niet deel
uitmaakt van de Regeering) en andere Privy
Councilors leden zijn.
Twee Dominions zijn niet in de Kronings
commissie vertegenwoordigd, n.l. Newfoundland,
dat sinds enkele jaren geen eigen regeering
heeft, doch door Koninklijke Commissarissen
bestuurd wordt, en de Iersche Vrijstaat. Ook
Indië is niet vertegenwoordigd, aangezien de
kroning van den Souverein tot Keizer van
Indië afzonderlijk plaats heeft. Wel zal, even
als bij vorige kroningen, Indië door een groot
aantal vorsten bij de plechtigheden te Londen
vertegenwoordigd zijn; aangezien de Indische
keizerskroon afhankelijk is van de Engelsche
Koningskroon.
Dat ditmaal voor 't eerst in de geschiedenis
des Rijks de kroningscommissie samengesteld is
uit delegaties der verschillende Rijkslanden,
houdt natuurlijk verband hiermede dat door
het Statuut van Westminster de constitutio-
neele betrekkingen tusschen Groot-Brittannië
en de Dominions een ingrijpende verandering
ondergaan hebben. De oude'suprematie van het
z.g. Rytaparlement (d.i. het Parlement van
Westminster) die reeds lang een fictie geweest
was, bestaat thans zelfs niet meer in theorie,
ofschoon de titel bewaard gebleven is. In 1911
toen George V gekroond werd, was zijn koning
schap over elk der Dominions afhankelijk van
zijn souvereiniteit over het Vereenigd Konink
rijk. Door zijn kroning tot Koning van Groot
Brittannië werd hij automatisch gekroond sou
verein van elk der Dominions.
Nu volgens veler oordeel de Kroon nog
slechts den eenigen formeelen constitutioneelen
band vormt tusschen de landen van 't Britsche
Rijk, is het van belang dat deze band zoo hecht
mogelijk worde. Werd, gelijk vroeger, de Souve.
rein door zijn kroning tot Koning van Groot-
Brittannië automatisch gekroond Koning van
elk der Dominions, dan zou dat koningschap
even automatisch vervallen, wanneer een hun
ner zich van 't Britsche Rijk wilde afscheiden.
De kroon zou dus in werkelijkheid in 't ge
heel geen band vormen. Thans zal in Mei theo
retisch ieder Dominion zijn eigen Koning kro
nen. Door uittreding uit het Britsche Gemeene-
best zou dus het koningschap in het uittreden
de Dominion niet komen te vervallen, maar
hierdoor wordt uittreding ook onmogelijk, ten
zij zij samengaat met uitroeping der Republiek,
d.w.z. met een anti-monarchale revolutie.
Dit verklaart gedeeltelijk waarom de Iersche
Vrijstaat niet in de Kroningscommissie ver
tegenwoordigd wil zijn. Dat land en zijn Re
geering erkennen, zij 't op uiterst passieve
wijze, de nominale souvereiniteit des konings.
Zij zullen dit blijven doen zoolang het niet
mogelijk is de betrekkingen met Groot-Brit
tannië binnen het kader des Rijks te verbreken.
Voor hen is het koningschap van Edward VIII
over Ierland het onvermijdelijk gevolg van de
formeel en contractueel nog' steeds tusschen
Engeland en den Vrijstaat heerschende consti-
tutioneele verhoudingen. Men kan dus niet van
hen verwachten dat zij den door hen niet ge-
wenschten koning speciaal ook tot souverein
van den Vrijstaat zouden laten kronen, door
deel te nemen aan de werkzaamheden der
Kronings commissie.
Maar zelfs indien Ierland thans niet onder
een Republikeinsch-gezinde regeering stond;
zelfs indien Mr. Cosgrave hoofd van de regee
ring van den Vrijstaat gebleven was, zouden
zich in verband met de Kroning gToote moei
lijkheden voordoen. De kronings- en zalvings
plechtigheden worden uitgevoerd door de Aarts
bisschoppen van Canterbury en York. Hoe kan
door zulke plechtigheden, en door aflegging
van den eed tot handhaving der Anglikaan-
sche kerk, Edward VIII gekroond worden tot
koning van het nagenoeg uitsluitend katholieke
Ierland? Zoolang Ierland deel uitmaakte van
het Vereenigd Koninkrijk, zoodat zijn bevol
king, met de Britsche katholieken, een gods
dienstige minderheid vormden, sprak het van
zelf dat de Koning den godsdienst beleed der
meerderheid, en gekroond werd door den Angli-
kaanschen Primaat. Dit spreekt thans voor
Groot-Brittannië nog vanzelf, maar de Ieren
vormen niet meer een godsdienstige minder
heid in het Vereenig<d Koninkrijk, doch een
autonoom katholiek volk. Zoolang zij gedwon
gen zijn de Engelsche kroon te erkennen, doet
het er weinig toe door wien deze den Koning
op 't hoofd gezet wordt, maar heeft de kro
ningsplechtigheid op zoodanige wijze plaats dat
de koning langs symbolischen weg tevens ge
kroond wordt tot koning van elk zijner Domi
nions, dan zou zelfs een volkomen loyaal Ier
land kunnen en moeten verlangen dat, wat den
Vrijstaat betreft, de plechtigheid niet voltrok-
wen worde door Anglikaansche prelaten.
De koning kan niet Anglikaan zijn in Enge
land, Presbyteriaan in Schotland en Katholiek
in Ierland. Maar hij kan voor Ierland even
goed den eed afleggen waarbij hij den Katho
lieken godsdienst waarborgt, als hij voor Enge
land zweert de „Established Church'' te zullen
handhaven en verdedigen.
Er is geen enkele poging aangewend om Ier
land op dit hoogst belangrijke punt eenige vol
doening te schenken. Wij beweren niet dat
wanneer zulk 'n poging wel aangewend was,
Ierland geen andere redenen zou hebben om de
Kroon als symbool van aanhoorigheid by het
Rijk te verwerpen. Wel daarentegen ge loeven
wij niet alleen het standpunt van lederen Ier,
maar ook dat van iederen katholieken En-
gelschman weer te geven, wanneer wij zeggen
dat onder geen omstandigheid de kronings
plechtigheid in Westminster beschouwd kan
worden als een waardoor ook een Koning van
het Katholieke Ierland geacht kan worden ge
kroond te zijn.
^Illllllll
Niet alleen onder het groote publiek, maar
ook bij velen met ontwikkeld onderschei
dingsvermogen, heerscht de opvatting
dat het stalen meubel, en vooral de op twee
voorpooten veerende stalen buisstoel de meest
typische uiting van den „modernen geest" ln
het hedendaagsche interieur is, aldus schrijft
Ir. A. Boeken in het tijdschrift „De 8 en Op
bouw".
Metalen stoelen zijn reeds zoo oud als de dag.
In de oudheid komen ze voor als rijke bronzen
zetels. In de 17e, 18e eeuw worden ze hier en
daar, vooral in Frankrijk als tuinmeubelen ge
bruikt. In de 19e eeuw worden zij als zoodanig
vrij algemeen, Als eenvoudige opklapbare stoe
len voor café-terrassen en dergelijke komen ze
reeds tientallen jaren algemeen voor in enkele
zorgvuldig uitgeknobbelde en in hun eenvoud
karakteristieke modellen. Maar de verchroom
de stalen buis-stoel met binnenwaarts gebogen
buis als een sleetje plat op den grond verscheen
omstreeks 1926, aanvankelijk nog in vernikkelde
uitvoering. (Werd hij'niet het eerst gepresen
teerd door Marcel Breurer, toentertijd aan het
Bauhaus van Dessau verbonden?) De „vryzwe-
vende" vorm verscheen kort daarop; het
auteursrecht op dezen vorm was het onderwerp
van jarenlange processen. De meubelcatalogus
van de Bijenkorf van 1929 was nog geheel staal-
vrij. Thans is de meubelafdeeling daar, evenais
in alle andere warenhuizen, rijkelijk van staal
voorzien. Een groot aantal fabrieken en fa
briekjes oeconcurreeren elkaar heftig met de
productie van stalen meubelen met en zonder
kwaliteiten, niet alleen van stalen stoelen, maar
van alle mogelijke meubelen, waaraan zij soms
terecht, maar veel vaker geheel ten onrechte,
meenen stalen pijp te kunnen verwerken. Tot
zoover de geschiedenis van het stalen meubel.
Laat ons thans het stalen meubel en meer in
het bijzonder den stalen buisstoel vergelijken
met dien in ander materiaal; een vergelijking
maken in technisch en economisch opzicht.
Stalen buis is inderdaad gemakkelijker en
eenvoudiger dan hout te buigen in de voor
stoelen veelal vereischte vormen; de groote
constructiedeelen zijn gemakkelijk te lasschen,
deze verbindingen kunnen eenvoudiger zijn dan
in hout, bamboe of riet; evenwel bepaalt bij de
gangbare modellen in normale gevallen de
sterkte van de eigenlijke constructie niet in de
eerste plaats den gebruiksduur maar de alge-
meene staat van onderhoud. Daarentegen le
vert de bevestiging van de stoffeering van zit
ting en leuning bij de Stalen meubelen altijd
moeilijkheden op; eveneens de afwerking van
de armleuningen van de fauteuils, en deze is,
daar de stalen buis in tegenstelling met hout of
riet onaangenaam aan hand en arm is, nooit
te missen.
Het naar binnen buigen der pooten is niet
anders dan als een algemeen verbreid con-
Wat heerlijk, als je hutten woont.'
s Slechts rust, natuur en vrede,
En minstens twee dozijn logé's
EE Genieten met je mede!
Want als je heerlijk buiten woont,
Dan komen ze logeeren,
Om van je huis, je tuin, de lucht,
De rust te profiteer en.
Dan komen ooms en tantes los,
EE De nichtjes en de neven,
EE De zwagers, vrienden, die je nooit
EE Gezien hebt van je leven.
EE Ze zwermen 'j zomers om je heen
En dwepen met „den buiten",
EE Maar 's winters, als je eenzaam bent,
Dan kun je naar ze fluiten!
EE Dan zie je geen familie meer
ee In velden of in wegen,
s Dan laten ze je fijn alleen
EE In ijs en sneeuw en regen.
Dan stuur je invitaties rond EE
s Aan vrienden en aan magen, j=
Maar dan is niemand, met geen stok,
„Den buiten" op te jagen!
Ze schrijven brieven, o, zoo lief,
Om zich te excuseeren
„Thans gaat het niet, we komen ee
graag
Van 't zomer weer logeeren
1 HERMAN KRAMER
illllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
structief misverstand te beschouwen. Op gladde
vloeren dompen de stoelen en krukken, terwijl
de op den vloer liggende buis aanleiding geeft
tot stooten, in tegenstelling tot den gewoonlijk bij
houten of rieten stoelen toegepasten verbindings
regel op circa 10 c.M. hoogte. Voor het type ge-
laschte stoeltjes, die van Ravesteyn wel ge
maakt heeft, geldt dit bezwaar niet. Het zoo
genaamde vrijzweven van de stoelen zonder
achtersteunpunten is in bijzondere gevallen te
waardeeren; in het algemeen is dat „vrijzwe
vende" o prachtig cerebraal euphemisme -•
evenwel een zeer gebrekkig technisch volkomen
onjuist surrogaat van een wel overwogen vee
ring in de zittingconstructie.
Het is moeilijk den prijs van de stalen stoelen
en rauteuils te vergelijken met die in hout of
riet, aangezien de prijzen van deze laatste in
verband met hun kwaliteit en soort uiteen-
loopen van minder dan één gulden tot ver
scheidene tientallen guldens. Daarbij komt de
omstandigheid, dat „men" van twee stoelen die
in kwaliteit en gebruikswaarde gelijk zijn, bij
voorbeeld stoelen met houten zitting en rug
steun, de houten verachtelijk degradeert tot
keukenstoel en de stalen, van wege de heer
schende mode, gaarne in zijn woonkamer ac
cepteert. Door dit onredelijk verschil in waar
deering vervalt de mogelijkheid tot zuiver ver
gelijken.
Zeker is dat de goedkoopste goed bruikbare
stoelen niet de stalen buis-stoelen zijn, maar de
houten; en dat de goedkoopste goed bruikbare
en gemakkelijke fauteuils evenmin de stalen,
maar de rieten zijn. Nu is het waar, dat men
voorzichtig moet zijn met uit de vergelijking
van de eenvoudigste meubelen ook conclusies
voor de meer verzorgde en duurdere te willen
trekken, toch geeft zulk een vergelijking voor
den ontwerper en voor den fabrikant waarde
volle aanwijzingen.
TJit de bovenstaande punten moge blijken dat
het gebruik van stalen buis voor den stoel
eigenlijk geen reëele voordeelen heeft, veeleer
verscheidene nadeelen.
Wat is dan de reden of de oorzaak van de
heerschende hausse in staal? Mijns inziens
moet het antwoord hierop luiden; In de eerste
plaats een zuiver aesthetische maar overigens
ongefundeerde voorkeur voor het glanzende
metaal.
Dit antwoord houdt geen verwijt in, slechts
een waarschuwing dat men goed moet beseffen
dat indien men blanke metalen buizen aan zijn
meubelen verwerkt, dit niet zakelijk is of ra
tioneel, functioneel juist, of wat voor leuze men
ook mag aanvoeren, maar dat men dit geheel
alleen om het mooie, of juister nog, om het
effect van het glanzende metaal doet.
Al moge dan in dezen tijd net stalen meubel
hoogtij vieren een feest dat nog wel een tijd
je duren zal Ir. Boeken ziet daarin op den
langen duur weinig toekomst. De mode zal wel
overgaan; dat doen alle modes. Dan ziet hij
meer toekomst in het houten of rieten meu
bel, wellicht in geheel anderen vorm en bewer
king dan tegenwoordig. Hij zegt dit niet van
het standpunt van een algemeene voorziening
van practische en economische zitmeubelen
het is te betwijfelen of zulk een standpunt wel
juist zou zijn. Maar hij zegt dit van het stand
punt van iemand die juist vanuit de basis van
't practische en economische zitmeubel of
meubel in het algemeen wil komen tot een
karakteristieke en schoone uiting van het beste
van den geest van den tegenwoordigen tijd.
Wij zien Aalto in Finland den profeet van
het houten meubel, zooals Giedion hem eens
noemde reeds met merkwaardige gebogen
triplex en multiplex meubelen komen, al gaat
hij zich nog wel eens te veel aan het „vrijzwe
vende" te buiten. Ida Falkenberg legt zich blij
kens enkele reeds geslaagde modellen, met sue
ces toe op het rieten meubel, al hebben haar
stoelen voorloopig nog heel ernstige concur
renten aan de bestaande handelsmodellen in
rieten fauteuils.
Wij hebben hierbij te bedenken dat door de
zoo algemeene richting van de belangstelling op
het stalen meubel de hedendaagsche ontwer
pers zich veel en veel te weinig hebben toege
legd op het houten of rieten meubel, waardoor
de meubelkunst behoudens in de goede model
len die de industrie langs de lijn der geleidelijk
heid verkregen heeft, nog eigenlijk niet tot wer
kelijk karakteristieke hedendaagsche vormen
gekomen is.
Het bestuur van de fascistische partij heeft
met het „Istituto Nazionale delle Assicurazioni"
een overeenkomst gesloten, waarbij 700.000
graanmaaiers en rijstsnijdsters op het leven zul
len worden verzekerd. De verzekeringssom be
draagt 10.000 lire per persoon. De middelen voor
de premiebetaling worden verschaft door de
corporatie van de landarbeiders.
(De Verzekeringssbode).
Rottan fauteuil met open vlechtwerk van
Ida Falkenberg. Zal deze meubelsoort de
stalen meubels weer vervangen?
ob en Ben togen samen in pension, een
gemeenschappelijke zitkamer met ge
bloemd behang en twee aparte slaap
kamertjes. 'tWas wat je noemt.
Natuurlijk ha d dit bij-elkaar-wonen z'n mee
en z'n tegen. Om maar eens een voorbeeld te
noemenBob was eenvoudig weg van een
meisje, dat naar den naam van Kitty luisterde.
En zooals het bij verliefden dikwijls gaat;
Bob liet geen gelegenheid onbenut om de
boordevolheid van zijn hart naar Ben over te
hevelen. Ben op zijn beurt hield uit principe
de vrouwen op tien meter afstand. Het kon
dan ook niet uitblijven, dat Bob tijdens zijn
liefdesontboezemingen in Ben niet altijd den
geduldigen toehoorder vond.
Fuif me liever op 'n Hollandsche nieuwe,
dan eeuwig te wauwelen over de volmaakt
heden van Kitty! zei Ben met een geeuw.
Ze zal ook geen haar beter zijn dan alle
anderen!
Zoo ging het dag in dag uit. De gevolgen
van Ben's vasthoudendheid bleven niet uit.
Bob's rotsvaste geloof in Kitty begon er door
te wankelen. Bij wien zou dat niet het geval
zijn, als je iederen dag moet hooren: Zij zal
je heusch niet alles vertellen! en: Jy gelooft
ook alles!Daarom kwam Bob op het
idee Kitty op de proef te stellen.
Een zakenreis van eenige dagen vond Bob
een geweldige smoes. Bekend mag immers ver
ondersteld worden, dat de gelegenheid den dief
maakt. Ben zou in dien tyd de trouw van Kitty
op de proef moeten stellen.
Daar Bob tot nu toe zorgvuldig vermeden
had het meisje van zyn hart met Ben in ken
nis te brengen hy kende hem langer dan
vandaag was Ben op een beschrijving van
Kitty aangewezen, zij was slank en blond, met
groote blauwe oogen. En prompt dertien over
acht kwam ze uit den personeelingang van het
groote warenhuis.
Ben had met het oog op de belangrykheid
van zijn opdracht besloten methode nummer
zes toe te passen. Methode nummer zes had
namelijk nog nooit gefaald; op zyn specialen
wensch wordt zy niet aan de openbaarheid
prijs gegeven.
Methode nummer zes lukte ook thans. Na
een dikke twintig minuten zaten Kitty en Ben
in een gezellig cafétje en voerden diepzinnige
gesprekken als; Vindt u tennissen ook zoo
mieters? of; Toen ik gisteren in m'n nien
wen two-seater reed
Ben bezat heelemaal geen kar, maar de ge
wichtigheid van dit geval in aanmerking ge
nomen, geloofde hij beslist tot zoo'n klein
leugentje zijn toevlucht te moeten nemen. Een
eigen auto maakt altyd indruk op 'n vrouw.
Met uitzondering van Kitty, die er vry Sibe
risch onder scheen te blijven. Ze liet enkel
een rijtje bijzonder mooie tandjes zien en glim
lachte met ondeugende oogjes, alsof ze zeggen
wilde: Schep niet zoo op!
Ben werd een tikje onzeker. In zijn theorie
over de vrouwen scheen, nu hy tegenover dit
frissche meisje zat, een bedenkelpk lek te zit'
ten. Daarom deed hy maar het verstandigste
wat hij doen kon: hij gaf zich zooals hij was
en liet alle methodes varen. Met het gevolg
dat er zich een gesprek ontspon, dat beide
partijen interessant begonnen te vinden.
Stapel verliefd ging Ben dien avond naar
huis en ontweek de onbescheiden vragen van
zijn vriend Bob. De volgende dagen toonden
een merkwaardige verandering by hem. Kort
om, na een dag of vyf stond 't voor Bob vast,
dat deze Kitty de vrouw was, naar wie hy on
bewust z'n heele leven gezocht had. En ook
Kitty scheen niet ongenegen ja te zeggen,
wanneer haar een bepaalde vraag gesteld zou
worden.
Bob liep met een ongerust hart rond en
zonk tot een ellendig hoopje tezamen, toen
hy de feiten ervoer, zyn Kittyen deze
verstokte vry gezel?? Hy kon 't zich maar niet
indenken. Op kookpunt gekomen, besloot hy
Kitty geducht onder handen te nemen.
Het onderhoud verliep eenigszins anders dan
hij zich had voorgesteld. Eer Bob aan het
woord kon komen, ging Kitty tot het offensief
over. Zij vond het een grof schandaal, een za
kenreis voor te wenden en dan met andere
meisjes in een café te gaan zitten. Ja, hy hoef
de geen verontschuldiging te maken, ze wist
alles! Ze zou echter de laatste zyn, om een
man achterna te loopen en voor haar part
mocht hy met het mormel met die dame,
verbeterde zy ironisch gelukkig worden.
Bob kneep zich in den arm, of hij niet
droomde. Dat alles had hy toch zoo ongeveer
willen zeggen.... Moest hy werkelpk aanne
men, dat Kitty zoo geraffineerd was, om de
rollen eenvoudig om te draaien? Aarzelend
waagde hij het den naam van zijn vriend m
't debat te brengen.
Met je vriend
heb ik niets te
maken. Wil je Het
misschien ont-
mijn vriendin en ww/ j
collega op straat
hebt aangespro-
ken en met haar hebt loopen flirten?
't Werd Bob groen, geel en paars voor de
oogen. Hoe heet je vriendin dan? vroeg hy
stotterend.
Kitty, net als ik. Doe maar niet of je
dat niet weet. Je bent nu dikwyis genoeg met-
haar uit geweest. O wat ben ik biy op het
idee gekomen te zijn je op de proef te stellen!
Dicnzelfden avond waren er vier gelukkige
menschen. En twee hunner beloofden plechtig
nooit weer tot zoo'n paardenmiddel hun toe
vlucht te nemen.
Toen Tuimeltje voelde, dat het tonnetje stil bleef liggen en
rondkeek, zag hy welke verwoesting hy had aangericht. Hy
was dwars door een huisje van boomschors gerold en de
arme beestjes die heel erg geschrokken waren, renden op het
tonnetje toe en gaven het opnieuw een heelen harden duw,
waarna ze verder naar Kruimeltje renden en om schade
vergoeding vroegen. Maar Kruimeltje moest daar niets van
hebben en zette het op een loopen.
En terwijl Kruimeltje naar het paleis liep dreef Tuimeltje
door een grooten vyver en probeerde zwemmende aan den
kant te komen. Maar hy had immers nooit geen zwemmen
geleerd er. zonk al dieper en dieper het water in. Verdiende
loon, hoorde hy de torretjes nog schreeuwen en verdween
toen in de diepte.
Het water van de sloot ging geweldig op en neer. En al de
dieren die in de sloot leefden, hadden wel in de gaten, dat
er iets bijzonders aan de hand was. Nieuwsgierig keken ze
naar alle kanten en spoedig wist heel de sloot, dat er een
kaboutertje hulpeloos ronddreef. Maar er was redding mo.
gelyk, want niemand zou het gelooven, maar daar stond zijn
oude vrienei Kikker Karei voor hem en zonder iets te zeggen
r.am hy Kruimeltje beet en trok hem naar de Kikkerwe
reld toe.
Lezer, kent ge reeds het Duitsche raadsel
tje dat zoo oud is als het onsterfelijke:
konden elkaar niet
vier even hard
Vier .oude wijven
krygen ze liepen alle
rarara wat is dat?
Hier is het:
Er liebt sie sehr.
Sie liebt ihn nicht
Dnd mocht' ihn geme haben!
Wie freut sie sich
Wenn sie ihn kriegt!
De oplossing luidt heel netjes gezegd
pulex irritans, oftewel op z'n goed vader-
landsch de vloo.
De vloó heeft in Duitschland, om zoo te zeg
gen, langen tijd in het brandpunt der belang
stelling gestaan. In het jaar 1931 ontdekte men
in ziekenhuizen en klinieken dat de patiënten
voortaan zonder de vermaarde roode sproeten
waren, welke eenigszins onsmakelyk als
vlooienpikken plegen aangeduid te worden.
Hooggeleerde heeren hielden zich met dit
raadsel bezig en by hun onderzoek kwamen ze
tot de ontdekking dat zelfs de straathonden
van hun al oude kwaal bevryd waren.
Er viel niet aan te twyfelen: de pulex irri
tans, de vloo, was uitgestorven!
Het verschijnsel deed zich overigens niet al
leen in Duitschland voor. Heel Europa raakte
geleidelyk zonder vlooien. De biologische we
reld wond zich daar erger over op dan de „man
of the street". Er werden groote en dikke boe
ken over geschreven. De opvatting dat de
Spaansche griep een epidemie onder de vlooien
veroorzaakt had, was de meest algemeene,
maar daarom nog niet onbestreden.
Een insecten-kundig instituut in de om
geving van Berlijn een der grootste ter
wereld trachtte nog op het allerlaatste
oogenblik „te redden wat er te redden viel".
De zeldzame bezitters van de laatste nog leven
de vlooien konden er hun „no paying guests"
kwyt voor tien mark per stuk!
Zelfs Goethe raakte door het verdwynen van
de vloo in de verdrukking. Hoe toch moest een
leeraar het opgroeiende geslacht de diepe
schoonheid van regelen als deze onthullen?
Es war einmal en König,
Der hatt" einen grossen Floh,
Den liebt er gar nicht wenig,
Wie seinen eignen Sohn.
En nu schijnt plots de, nu ja, cultureele be
hoefte aan vlooien rijkelyk gedekt te gaau
worden. In Frankrijk begon de victorie. Fran-
sche kranten staan vol advertenties van mid
delen tegen vlooien. Fransche tydschriften be
vatten lange artikelen over deze vlooien, die
uit Azië via Indo-China en Marseille ingevoerd
worden en allerlei ziekten kunnen overbrengen.
Het insecten-kundig instituut in de omgeving
van Berlyn en ook de Duitsche bladen die weer
een levendige belangstelling aan den dag leg
gen voor de vloo, zijn intusschen weinig geest
driftig gestemd. Dat wat zich aan Duitsch-
lands Westelijke grenzen opdringt, is niet onze
goede Europeesche kampioen hoog- en vèr-
springen, doch een of ander Aziatisch onge
dierte, waarvan nog bewezen moet worden dat
het ook maar één druppel Arisch bloed in zijn
aderen heeft.
Er zijn de laatste jaren heel wat sentimen-
teele woorden aan de vloo gewyd. Doch het zal
lang duren voor hetgeen Azië thans zoo kwis
tig invoert, de populariteit geniet der vlooien
van Goethe en Grimmelhausen.
ATT T A DrUVTlVTUfC op dit bIad zÜn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen U *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^0 - bij een ongeval met ft /f>(|
A I .1 .r, A r»V_/| li r. ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A i UV/« doodelyken afloop
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
illlllllllllllll
iiiiiimmmi
iliiiiimuiiii
minimum
minimum
minimum
10
De terugkeer van zyn broer zou zijn en mijn
Paaschfeest zyn het feest der opstanding
voor ons beiden."
Droge, tranenlooze snikken deden haar schou
ders schokken.
Josefa stond roerloos, met gevouwen handen
naast haar, de sluier werd weggetrokken van
de droeve tragedie, die Dittborn overscha
duwde, en waarvan zy tot dusver niet het minste
vermoeden had gehad. Een aarzelend begrij
pen, waarom het zoo stil en somber op Dittborn
was, steeg in haar op. Nu werd het haar duide
lijk, waarom de bewoners met niemand om
gingen, waarom het oude huis nooit vroolyke
gasten ontving. Een warme golf van medelij
den overspoelde alle andere gedachten, en ter
wijl ze op de teenen een paar stappen dichterby
kwam, zei ze week:
Misschien komt hy toch wel weer gauw bij
terug, uw zoon, naar wien u zoo'n heimwee
hebt. Ik hoop het met myn heele hart voor
u." Tranen glinsterden in haar donkere oogen.
De barones keek ontroerd naar haar op.
„U hebt een goed en gevoelig hartje, juf
frouw Burger, en ik ben u heel dankbaar voor
uw deelneming. Moge uw wensch in vervulling
gaan, dat zou voor my het beste, het groot
ste, hét heerlykste zyn, dat me in myn leven
nog zou kunnen overkomen."
Ze streek zich vluchtig met haar zakdoek
over de oogen.
„Ik ben vaak zoo hopeloos onrustig, en dan
spring ik maar op m'n paard en storm door de
bosschen, totdat het beest bek af is en mijn
honden het opgeven, nog langer mee te
rennen." Ze glimlachte mat. „Weet u, lieve
kind, sinds u hier bent, heb ik nog maar zel
den een van m'n woeste ritten gemaakt, u bent
zoo'n lief gezelschap voor me, dat die koortsige
onrust me lang niet meer zoo licht te pakken
krygt als vroeger. Uw frissche, opgewekte jeugd
werkt buitengewoon kalmeerend op me."
Op Josefa's gezichtje stond duidelijk de
vreugde te lezen, waarmee die waardeerende
woorden haar vervulden. Ze had de oudere
vrouw, wier goed, edel karakter ze kende, en
met wier verdriet ze zoo innig meevoelde, zoo
graag den een of anderen grooten dienst be
wezen ze had zoo graag iets willen doen om
haar rust te geven, haar op te beuren. Maar
dat ging boven haar macht. In ieder geval
wilde ze echter voorstellen, de deur, die zich
achter haar bed bevond, te laten openmaken,
zoodat ze 's nachts dadeiyk naar de barones
zou kunnen gaan, als die weer door haar
angstige droomen gekweld werd. Spontaan sprak
ze dan ook die gedachte uit, en betreurde het
slechts, niet méér te kunnen doen.
Mevrouw von Dittborn schudde het hoofd.
„Lieve juffrouw Burger, uw voorstel, dat
pleit voor uw goed hart, kan ik onmogelyk
aannemen. U hebt op uw leeftijd een rustigen,
ongestoorden slaap noodig, en ik weet zeker,
dat u dien geen enkelen nacht meer zoudt
vinden, omdat u altyd naar bed zoudt gaan
met de gedachte, dat ik u juist dien nacht
noodig zou kunnen hebben. Neen, neen, daar
kan geen sprake van zijn." Ze schudde nogmaals
energiek het hoofd. „Geen sprake van. Maar ik
beloof u, wanneer ik me na een zwaren droom
weer eens zoo angstig en beklemd voel, dan zal
ik naar u toe komen door het bewuste kleine
deurtje, dat u, zooals ik hoor, achter het gor
dijn ontdekt hebt. Het is laag en leelyk en
daarom gemaskeerd," voegde ze er bij, „in mün
kamer is er precies zoo een. Ze geven allebei
toegang tot een kleine kamer met één raam,
die dienst doet als garderobe en waar mijn
kleerkasten staan."
Josefa wilde zich niet zoo gauw gewonnen
geven, maar de barones weigerde volstrekt,
haar aanbod aan te nemen en zoo moest ze
zich daar ten slotte wel by neerleggen. Maar
van dien dag af was ze zoo mogelijk nog voor
komender dan vroeger. Ook Malte Dittborn
bekeek ze nu met andere oogen, ze had innig
medelyden met hem. Hij was zoo ernstig, zoo
teruggetrokken, zoo werkzaam en onvermoeid.
Wanneer zyn tyd niet in beslag genomen
werd door het beheer van het landgoed, zat hy
voor zyn schrijftafel en werkte aan zyn boek
over de mark Brandenburg.
Zy moest er aldoor aan denken, wie wel die
vrouw kon geweest zijn, die tusschen de beide
broers was getreden hoe zij er wel uitgezien
zou hebben. Mooi was ze zeker geweest, want
voor Malte Dittborn kon ze zich enkel maar
een heel, heel mooie vrouw voorstellen. En wan
neer zij zich in gedachten een voorstelling van
haai' maakte, werd die fantasie-gestalte zoo
sprookjesachtig bekoorlijk, dat alle werkelyk-
heid daarbij in het niet verzinken moest.
Haar blik rustte thans vaak onderzoekend
op het ernstige, strengbelynde mannenge-
zicht, en ze voelde zich bijna gelukkig ge
stemd, wanneer soms heel zelden slechts
een vluchtig glimlachje zijn trekken verhel
derde.
Tot nog toe had ze, zoolang ze op Dittborn
woonde, nog geen streek op haar viool gedaan.
De vioolkist, die ze in haar koffer zorgvuldig
tusschen haar kleeren had verpakt, stond nog
ongeopend boven op haar kast, zooals zy ze den
eersten dag had neergezet. Vaak had ze toege
luisterd, wanneer de barones zich aan den
vleugel zette en speelde, en naast haar groote
technische vaardigheid voelde zy zich een
erbarmelyke dilettante. Maar dat belette niet,
dat zy vaak weemoedig en verlangend naar het
langwerpige zwarte foudraal boven op de kast
moest kijken. Tot eindelijk dat verlangen haar
te machtig werd, weer eens met de vingertop
pen de snaren neer te drukken en aan het
geliefde instrument weeke accoorden of woeste,
wervelende zigeunerdansen te ontlokken.
Op een middag reed de barones, als naar
gewoonte alleen en slechts door haar trouwe
honden begeleid, het bosch in. Toen haalde
Josefa de viool voor den dag en als liefkoozend 1
omspande haar hand den slanken hals der
Amati, die nog van haar moeder afkomstig was.
Haar moeder moest viool hebben kunnen spe
len, dat de harten der toehoorders opsprongen
in wilde vreugde of ineenkrompen van onuit
sprekelijke smart.
Met een teeren glimlach keek Josefa neer
op het kleine instrument.
Haar vader had haar zoo dikwijls van het
spel harer moeder verteld; hij was nooit moe
geworden, te beschryven, met welk een beheer-
sching en meesterschap de geliefde doode den
strijkstok over de snaren liet glijden. Het
schuimende, onbeteugelde temperament van
haar ras had in haar wild, meesleepend spel
geklonken, maar ook het grenzenloos heimwee
en verlangen, dat de zigeuners met zich om
dragen van hun geboorte tot hun dood, omdat
zy heel een leven lang veracht en verstootten
moeten rondzwerven van plaats tot plaats, van
land tot land.
Maar haar vader had verder verteld, hoe
het vrije natuurkind zich ondanks alle liefde
voor man en dochtertje nooit zoo heelemaal
gelukkig had kunnen voelen in haar veilig,
rustig tehuis, en was weggekwynd van heimwee
naar het wisselende nomadenleven. „Als een
kaars die langzaam opbrandt en ten slotte uit
dooft," had haar vader zich uitgedrukt.
Toen zij nog een klein meisje was, zong
haar vader haar soms melodieën voor, die
zijn aangebeden vrouw dikwijls had ge
speeld. En haar kinderhandjes trachtten op
het instrument die melodieën te vinden, en
de aanleg daartoe zat haar vermoedelijk ook
wel in het bloed en zoo leerde Josefa
Burger, behalve de brave sonaten en salon
stukjes, die zij bij dirigent Kruschina moest
instudeeren, ook vreemde, lokkende zigeuner
melodieën spelen, en ze speelde die liever, dan
de brave sonates en salonstukjes.
De E-snaar was gesprongen; ze spande een
nieuwe op en stemde de viool, Knak, knak,
knarsten de schroeven, als wilde het instru
ment protesteeren tegen de lange verwaarloo-
zing. Zooiets was het niet gewend, want in het
kleine Oostenrijksche stadje ging bijna geen
dag voorby, zonder dat Josefa een uur of lan
ger viool speelde. Mevrouw von Duckhardt
luisterde er altijd zoo graag naar.
Vast drukte ze de viool tegen haar linker
schouder en duwde haar ronde kin op het
bruine hout. Een reeks dartele, klaterende
loopjes klonk door de stille kamer. Gelukkig,
haar vingers waren nog bruikbaar, en nog niet
al te stijf en onhandig geworden. Wat deed
dat goed, zich weer eens te kunnen uiten in
klanken zoo de macht te hebben over een
gansche schaar van blijde tonen!
Josefa beloofde zichzelf, dat ze van nu af
vaker spelen zou, zoodra mevrouw von Ditt
born was uitgereden, of voor inkoopen naar
Berlijn reisde, hetgeen den laatsten tyd ook
nogal eens gebeurde. Malte Dittborn moest
eveneens uit de buurt zyn, zooals nu het geval
was: ze had hem daarstraks met den rent
meester in de bygebouwen zien verdwynen.
(Wordt vervolgd)