MdmïAaal van den da§ B Tuimelt je en Kruimeltje in het Kahouterland De stalen stoel Zigeunerinnetje Rijk en Kroning BUITEN WONE WOENSDAG 29 JULI 1936 De komende plechtigheden in Londen Voor- en nadeelen Collectieve verzekering kennen dat je paardenmiddel I Een insecten-praatje <#3 <3? Van Frankrijk begint de victorie AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR ANNY VON PANHUIS lllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllilllllllH"" (Bijzondere Correspondentie.) De Engelsche Koning heeft een Kronings commissie benoemd, welke onder voor zitterschap staat van den Hxvtog van York, en samengesteld is uit persoonlijkheden Uit het Vereenigd Koninkrijk en de Dominions. Groot Brittannië zal in de commissie ver tegenwoordigd zijn door de reeds onlangs be noemde commissie uit de Privy Council, waar van de Hertog van York eveneens voorzitter, de Hertog van Norfolk onder-voorzitter, de Aartsbisschoppen van Canterbury en York, de Lord Kanselier, de Eerste Minister, de Lord President van den Raad (Mr. Ramsay Mac- Donald), de Kanselier der Schatkist, Mr. Lloyd George (de eenige ex-Premier, die niet deel uitmaakt van de Regeering) en andere Privy Councilors leden zijn. Twee Dominions zijn niet in de Kronings commissie vertegenwoordigd, n.l. Newfoundland, dat sinds enkele jaren geen eigen regeering heeft, doch door Koninklijke Commissarissen bestuurd wordt, en de Iersche Vrijstaat. Ook Indië is niet vertegenwoordigd, aangezien de kroning van den Souverein tot Keizer van Indië afzonderlijk plaats heeft. Wel zal, even als bij vorige kroningen, Indië door een groot aantal vorsten bij de plechtigheden te Londen vertegenwoordigd zijn; aangezien de Indische keizerskroon afhankelijk is van de Engelsche Koningskroon. Dat ditmaal voor 't eerst in de geschiedenis des Rijks de kroningscommissie samengesteld is uit delegaties der verschillende Rijkslanden, houdt natuurlijk verband hiermede dat door het Statuut van Westminster de constitutio- neele betrekkingen tusschen Groot-Brittannië en de Dominions een ingrijpende verandering ondergaan hebben. De oude'suprematie van het z.g. Rytaparlement (d.i. het Parlement van Westminster) die reeds lang een fictie geweest was, bestaat thans zelfs niet meer in theorie, ofschoon de titel bewaard gebleven is. In 1911 toen George V gekroond werd, was zijn koning schap over elk der Dominions afhankelijk van zijn souvereiniteit over het Vereenigd Konink rijk. Door zijn kroning tot Koning van Groot Brittannië werd hij automatisch gekroond sou verein van elk der Dominions. Nu volgens veler oordeel de Kroon nog slechts den eenigen formeelen constitutioneelen band vormt tusschen de landen van 't Britsche Rijk, is het van belang dat deze band zoo hecht mogelijk worde. Werd, gelijk vroeger, de Souve. rein door zijn kroning tot Koning van Groot- Brittannië automatisch gekroond Koning van elk der Dominions, dan zou dat koningschap even automatisch vervallen, wanneer een hun ner zich van 't Britsche Rijk wilde afscheiden. De kroon zou dus in werkelijkheid in 't ge heel geen band vormen. Thans zal in Mei theo retisch ieder Dominion zijn eigen Koning kro nen. Door uittreding uit het Britsche Gemeene- best zou dus het koningschap in het uittreden de Dominion niet komen te vervallen, maar hierdoor wordt uittreding ook onmogelijk, ten zij zij samengaat met uitroeping der Republiek, d.w.z. met een anti-monarchale revolutie. Dit verklaart gedeeltelijk waarom de Iersche Vrijstaat niet in de Kroningscommissie ver tegenwoordigd wil zijn. Dat land en zijn Re geering erkennen, zij 't op uiterst passieve wijze, de nominale souvereiniteit des konings. Zij zullen dit blijven doen zoolang het niet mogelijk is de betrekkingen met Groot-Brit tannië binnen het kader des Rijks te verbreken. Voor hen is het koningschap van Edward VIII over Ierland het onvermijdelijk gevolg van de formeel en contractueel nog' steeds tusschen Engeland en den Vrijstaat heerschende consti- tutioneele verhoudingen. Men kan dus niet van hen verwachten dat zij den door hen niet ge- wenschten koning speciaal ook tot souverein van den Vrijstaat zouden laten kronen, door deel te nemen aan de werkzaamheden der Kronings commissie. Maar zelfs indien Ierland thans niet onder een Republikeinsch-gezinde regeering stond; zelfs indien Mr. Cosgrave hoofd van de regee ring van den Vrijstaat gebleven was, zouden zich in verband met de Kroning gToote moei lijkheden voordoen. De kronings- en zalvings plechtigheden worden uitgevoerd door de Aarts bisschoppen van Canterbury en York. Hoe kan door zulke plechtigheden, en door aflegging van den eed tot handhaving der Anglikaan- sche kerk, Edward VIII gekroond worden tot koning van het nagenoeg uitsluitend katholieke Ierland? Zoolang Ierland deel uitmaakte van het Vereenigd Koninkrijk, zoodat zijn bevol king, met de Britsche katholieken, een gods dienstige minderheid vormden, sprak het van zelf dat de Koning den godsdienst beleed der meerderheid, en gekroond werd door den Angli- kaanschen Primaat. Dit spreekt thans voor Groot-Brittannië nog vanzelf, maar de Ieren vormen niet meer een godsdienstige minder heid in het Vereenig<d Koninkrijk, doch een autonoom katholiek volk. Zoolang zij gedwon gen zijn de Engelsche kroon te erkennen, doet het er weinig toe door wien deze den Koning op 't hoofd gezet wordt, maar heeft de kro ningsplechtigheid op zoodanige wijze plaats dat de koning langs symbolischen weg tevens ge kroond wordt tot koning van elk zijner Domi nions, dan zou zelfs een volkomen loyaal Ier land kunnen en moeten verlangen dat, wat den Vrijstaat betreft, de plechtigheid niet voltrok- wen worde door Anglikaansche prelaten. De koning kan niet Anglikaan zijn in Enge land, Presbyteriaan in Schotland en Katholiek in Ierland. Maar hij kan voor Ierland even goed den eed afleggen waarbij hij den Katho lieken godsdienst waarborgt, als hij voor Enge land zweert de „Established Church'' te zullen handhaven en verdedigen. Er is geen enkele poging aangewend om Ier land op dit hoogst belangrijke punt eenige vol doening te schenken. Wij beweren niet dat wanneer zulk 'n poging wel aangewend was, Ierland geen andere redenen zou hebben om de Kroon als symbool van aanhoorigheid by het Rijk te verwerpen. Wel daarentegen ge loeven wij niet alleen het standpunt van lederen Ier, maar ook dat van iederen katholieken En- gelschman weer te geven, wanneer wij zeggen dat onder geen omstandigheid de kronings plechtigheid in Westminster beschouwd kan worden als een waardoor ook een Koning van het Katholieke Ierland geacht kan worden ge kroond te zijn. ^Illllllll Niet alleen onder het groote publiek, maar ook bij velen met ontwikkeld onderschei dingsvermogen, heerscht de opvatting dat het stalen meubel, en vooral de op twee voorpooten veerende stalen buisstoel de meest typische uiting van den „modernen geest" ln het hedendaagsche interieur is, aldus schrijft Ir. A. Boeken in het tijdschrift „De 8 en Op bouw". Metalen stoelen zijn reeds zoo oud als de dag. In de oudheid komen ze voor als rijke bronzen zetels. In de 17e, 18e eeuw worden ze hier en daar, vooral in Frankrijk als tuinmeubelen ge bruikt. In de 19e eeuw worden zij als zoodanig vrij algemeen, Als eenvoudige opklapbare stoe len voor café-terrassen en dergelijke komen ze reeds tientallen jaren algemeen voor in enkele zorgvuldig uitgeknobbelde en in hun eenvoud karakteristieke modellen. Maar de verchroom de stalen buis-stoel met binnenwaarts gebogen buis als een sleetje plat op den grond verscheen omstreeks 1926, aanvankelijk nog in vernikkelde uitvoering. (Werd hij'niet het eerst gepresen teerd door Marcel Breurer, toentertijd aan het Bauhaus van Dessau verbonden?) De „vryzwe- vende" vorm verscheen kort daarop; het auteursrecht op dezen vorm was het onderwerp van jarenlange processen. De meubelcatalogus van de Bijenkorf van 1929 was nog geheel staal- vrij. Thans is de meubelafdeeling daar, evenais in alle andere warenhuizen, rijkelijk van staal voorzien. Een groot aantal fabrieken en fa briekjes oeconcurreeren elkaar heftig met de productie van stalen meubelen met en zonder kwaliteiten, niet alleen van stalen stoelen, maar van alle mogelijke meubelen, waaraan zij soms terecht, maar veel vaker geheel ten onrechte, meenen stalen pijp te kunnen verwerken. Tot zoover de geschiedenis van het stalen meubel. Laat ons thans het stalen meubel en meer in het bijzonder den stalen buisstoel vergelijken met dien in ander materiaal; een vergelijking maken in technisch en economisch opzicht. Stalen buis is inderdaad gemakkelijker en eenvoudiger dan hout te buigen in de voor stoelen veelal vereischte vormen; de groote constructiedeelen zijn gemakkelijk te lasschen, deze verbindingen kunnen eenvoudiger zijn dan in hout, bamboe of riet; evenwel bepaalt bij de gangbare modellen in normale gevallen de sterkte van de eigenlijke constructie niet in de eerste plaats den gebruiksduur maar de alge- meene staat van onderhoud. Daarentegen le vert de bevestiging van de stoffeering van zit ting en leuning bij de Stalen meubelen altijd moeilijkheden op; eveneens de afwerking van de armleuningen van de fauteuils, en deze is, daar de stalen buis in tegenstelling met hout of riet onaangenaam aan hand en arm is, nooit te missen. Het naar binnen buigen der pooten is niet anders dan als een algemeen verbreid con- Wat heerlijk, als je hutten woont.' s Slechts rust, natuur en vrede, En minstens twee dozijn logé's EE Genieten met je mede! Want als je heerlijk buiten woont, Dan komen ze logeeren, Om van je huis, je tuin, de lucht, De rust te profiteer en. Dan komen ooms en tantes los, EE De nichtjes en de neven, EE De zwagers, vrienden, die je nooit EE Gezien hebt van je leven. EE Ze zwermen 'j zomers om je heen En dwepen met „den buiten", EE Maar 's winters, als je eenzaam bent, Dan kun je naar ze fluiten! EE Dan zie je geen familie meer ee In velden of in wegen, s Dan laten ze je fijn alleen EE In ijs en sneeuw en regen. Dan stuur je invitaties rond EE s Aan vrienden en aan magen, j= Maar dan is niemand, met geen stok, „Den buiten" op te jagen! Ze schrijven brieven, o, zoo lief, Om zich te excuseeren „Thans gaat het niet, we komen ee graag Van 't zomer weer logeeren 1 HERMAN KRAMER illllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli structief misverstand te beschouwen. Op gladde vloeren dompen de stoelen en krukken, terwijl de op den vloer liggende buis aanleiding geeft tot stooten, in tegenstelling tot den gewoonlijk bij houten of rieten stoelen toegepasten verbindings regel op circa 10 c.M. hoogte. Voor het type ge- laschte stoeltjes, die van Ravesteyn wel ge maakt heeft, geldt dit bezwaar niet. Het zoo genaamde vrijzweven van de stoelen zonder achtersteunpunten is in bijzondere gevallen te waardeeren; in het algemeen is dat „vrijzwe vende" o prachtig cerebraal euphemisme -• evenwel een zeer gebrekkig technisch volkomen onjuist surrogaat van een wel overwogen vee ring in de zittingconstructie. Het is moeilijk den prijs van de stalen stoelen en rauteuils te vergelijken met die in hout of riet, aangezien de prijzen van deze laatste in verband met hun kwaliteit en soort uiteen- loopen van minder dan één gulden tot ver scheidene tientallen guldens. Daarbij komt de omstandigheid, dat „men" van twee stoelen die in kwaliteit en gebruikswaarde gelijk zijn, bij voorbeeld stoelen met houten zitting en rug steun, de houten verachtelijk degradeert tot keukenstoel en de stalen, van wege de heer schende mode, gaarne in zijn woonkamer ac cepteert. Door dit onredelijk verschil in waar deering vervalt de mogelijkheid tot zuiver ver gelijken. Zeker is dat de goedkoopste goed bruikbare stoelen niet de stalen buis-stoelen zijn, maar de houten; en dat de goedkoopste goed bruikbare en gemakkelijke fauteuils evenmin de stalen, maar de rieten zijn. Nu is het waar, dat men voorzichtig moet zijn met uit de vergelijking van de eenvoudigste meubelen ook conclusies voor de meer verzorgde en duurdere te willen trekken, toch geeft zulk een vergelijking voor den ontwerper en voor den fabrikant waarde volle aanwijzingen. TJit de bovenstaande punten moge blijken dat het gebruik van stalen buis voor den stoel eigenlijk geen reëele voordeelen heeft, veeleer verscheidene nadeelen. Wat is dan de reden of de oorzaak van de heerschende hausse in staal? Mijns inziens moet het antwoord hierop luiden; In de eerste plaats een zuiver aesthetische maar overigens ongefundeerde voorkeur voor het glanzende metaal. Dit antwoord houdt geen verwijt in, slechts een waarschuwing dat men goed moet beseffen dat indien men blanke metalen buizen aan zijn meubelen verwerkt, dit niet zakelijk is of ra tioneel, functioneel juist, of wat voor leuze men ook mag aanvoeren, maar dat men dit geheel alleen om het mooie, of juister nog, om het effect van het glanzende metaal doet. Al moge dan in dezen tijd net stalen meubel hoogtij vieren een feest dat nog wel een tijd je duren zal Ir. Boeken ziet daarin op den langen duur weinig toekomst. De mode zal wel overgaan; dat doen alle modes. Dan ziet hij meer toekomst in het houten of rieten meu bel, wellicht in geheel anderen vorm en bewer king dan tegenwoordig. Hij zegt dit niet van het standpunt van een algemeene voorziening van practische en economische zitmeubelen het is te betwijfelen of zulk een standpunt wel juist zou zijn. Maar hij zegt dit van het stand punt van iemand die juist vanuit de basis van 't practische en economische zitmeubel of meubel in het algemeen wil komen tot een karakteristieke en schoone uiting van het beste van den geest van den tegenwoordigen tijd. Wij zien Aalto in Finland den profeet van het houten meubel, zooals Giedion hem eens noemde reeds met merkwaardige gebogen triplex en multiplex meubelen komen, al gaat hij zich nog wel eens te veel aan het „vrijzwe vende" te buiten. Ida Falkenberg legt zich blij kens enkele reeds geslaagde modellen, met sue ces toe op het rieten meubel, al hebben haar stoelen voorloopig nog heel ernstige concur renten aan de bestaande handelsmodellen in rieten fauteuils. Wij hebben hierbij te bedenken dat door de zoo algemeene richting van de belangstelling op het stalen meubel de hedendaagsche ontwer pers zich veel en veel te weinig hebben toege legd op het houten of rieten meubel, waardoor de meubelkunst behoudens in de goede model len die de industrie langs de lijn der geleidelijk heid verkregen heeft, nog eigenlijk niet tot wer kelijk karakteristieke hedendaagsche vormen gekomen is. Het bestuur van de fascistische partij heeft met het „Istituto Nazionale delle Assicurazioni" een overeenkomst gesloten, waarbij 700.000 graanmaaiers en rijstsnijdsters op het leven zul len worden verzekerd. De verzekeringssom be draagt 10.000 lire per persoon. De middelen voor de premiebetaling worden verschaft door de corporatie van de landarbeiders. (De Verzekeringssbode). Rottan fauteuil met open vlechtwerk van Ida Falkenberg. Zal deze meubelsoort de stalen meubels weer vervangen? ob en Ben togen samen in pension, een gemeenschappelijke zitkamer met ge bloemd behang en twee aparte slaap kamertjes. 'tWas wat je noemt. Natuurlijk ha d dit bij-elkaar-wonen z'n mee en z'n tegen. Om maar eens een voorbeeld te noemenBob was eenvoudig weg van een meisje, dat naar den naam van Kitty luisterde. En zooals het bij verliefden dikwijls gaat; Bob liet geen gelegenheid onbenut om de boordevolheid van zijn hart naar Ben over te hevelen. Ben op zijn beurt hield uit principe de vrouwen op tien meter afstand. Het kon dan ook niet uitblijven, dat Bob tijdens zijn liefdesontboezemingen in Ben niet altijd den geduldigen toehoorder vond. Fuif me liever op 'n Hollandsche nieuwe, dan eeuwig te wauwelen over de volmaakt heden van Kitty! zei Ben met een geeuw. Ze zal ook geen haar beter zijn dan alle anderen! Zoo ging het dag in dag uit. De gevolgen van Ben's vasthoudendheid bleven niet uit. Bob's rotsvaste geloof in Kitty begon er door te wankelen. Bij wien zou dat niet het geval zijn, als je iederen dag moet hooren: Zij zal je heusch niet alles vertellen! en: Jy gelooft ook alles!Daarom kwam Bob op het idee Kitty op de proef te stellen. Een zakenreis van eenige dagen vond Bob een geweldige smoes. Bekend mag immers ver ondersteld worden, dat de gelegenheid den dief maakt. Ben zou in dien tyd de trouw van Kitty op de proef moeten stellen. Daar Bob tot nu toe zorgvuldig vermeden had het meisje van zyn hart met Ben in ken nis te brengen hy kende hem langer dan vandaag was Ben op een beschrijving van Kitty aangewezen, zij was slank en blond, met groote blauwe oogen. En prompt dertien over acht kwam ze uit den personeelingang van het groote warenhuis. Ben had met het oog op de belangrykheid van zijn opdracht besloten methode nummer zes toe te passen. Methode nummer zes had namelijk nog nooit gefaald; op zyn specialen wensch wordt zy niet aan de openbaarheid prijs gegeven. Methode nummer zes lukte ook thans. Na een dikke twintig minuten zaten Kitty en Ben in een gezellig cafétje en voerden diepzinnige gesprekken als; Vindt u tennissen ook zoo mieters? of; Toen ik gisteren in m'n nien wen two-seater reed Ben bezat heelemaal geen kar, maar de ge wichtigheid van dit geval in aanmerking ge nomen, geloofde hij beslist tot zoo'n klein leugentje zijn toevlucht te moeten nemen. Een eigen auto maakt altyd indruk op 'n vrouw. Met uitzondering van Kitty, die er vry Sibe risch onder scheen te blijven. Ze liet enkel een rijtje bijzonder mooie tandjes zien en glim lachte met ondeugende oogjes, alsof ze zeggen wilde: Schep niet zoo op! Ben werd een tikje onzeker. In zijn theorie over de vrouwen scheen, nu hy tegenover dit frissche meisje zat, een bedenkelpk lek te zit' ten. Daarom deed hy maar het verstandigste wat hij doen kon: hij gaf zich zooals hij was en liet alle methodes varen. Met het gevolg dat er zich een gesprek ontspon, dat beide partijen interessant begonnen te vinden. Stapel verliefd ging Ben dien avond naar huis en ontweek de onbescheiden vragen van zijn vriend Bob. De volgende dagen toonden een merkwaardige verandering by hem. Kort om, na een dag of vyf stond 't voor Bob vast, dat deze Kitty de vrouw was, naar wie hy on bewust z'n heele leven gezocht had. En ook Kitty scheen niet ongenegen ja te zeggen, wanneer haar een bepaalde vraag gesteld zou worden. Bob liep met een ongerust hart rond en zonk tot een ellendig hoopje tezamen, toen hy de feiten ervoer, zyn Kittyen deze verstokte vry gezel?? Hy kon 't zich maar niet indenken. Op kookpunt gekomen, besloot hy Kitty geducht onder handen te nemen. Het onderhoud verliep eenigszins anders dan hij zich had voorgesteld. Eer Bob aan het woord kon komen, ging Kitty tot het offensief over. Zij vond het een grof schandaal, een za kenreis voor te wenden en dan met andere meisjes in een café te gaan zitten. Ja, hy hoef de geen verontschuldiging te maken, ze wist alles! Ze zou echter de laatste zyn, om een man achterna te loopen en voor haar part mocht hy met het mormel met die dame, verbeterde zy ironisch gelukkig worden. Bob kneep zich in den arm, of hij niet droomde. Dat alles had hy toch zoo ongeveer willen zeggen.... Moest hy werkelpk aanne men, dat Kitty zoo geraffineerd was, om de rollen eenvoudig om te draaien? Aarzelend waagde hij het den naam van zijn vriend m 't debat te brengen. Met je vriend heb ik niets te maken. Wil je Het misschien ont- mijn vriendin en ww/ j collega op straat hebt aangespro- ken en met haar hebt loopen flirten? 't Werd Bob groen, geel en paars voor de oogen. Hoe heet je vriendin dan? vroeg hy stotterend. Kitty, net als ik. Doe maar niet of je dat niet weet. Je bent nu dikwyis genoeg met- haar uit geweest. O wat ben ik biy op het idee gekomen te zijn je op de proef te stellen! Dicnzelfden avond waren er vier gelukkige menschen. En twee hunner beloofden plechtig nooit weer tot zoo'n paardenmiddel hun toe vlucht te nemen. Toen Tuimeltje voelde, dat het tonnetje stil bleef liggen en rondkeek, zag hy welke verwoesting hy had aangericht. Hy was dwars door een huisje van boomschors gerold en de arme beestjes die heel erg geschrokken waren, renden op het tonnetje toe en gaven het opnieuw een heelen harden duw, waarna ze verder naar Kruimeltje renden en om schade vergoeding vroegen. Maar Kruimeltje moest daar niets van hebben en zette het op een loopen. En terwijl Kruimeltje naar het paleis liep dreef Tuimeltje door een grooten vyver en probeerde zwemmende aan den kant te komen. Maar hy had immers nooit geen zwemmen geleerd er. zonk al dieper en dieper het water in. Verdiende loon, hoorde hy de torretjes nog schreeuwen en verdween toen in de diepte. Het water van de sloot ging geweldig op en neer. En al de dieren die in de sloot leefden, hadden wel in de gaten, dat er iets bijzonders aan de hand was. Nieuwsgierig keken ze naar alle kanten en spoedig wist heel de sloot, dat er een kaboutertje hulpeloos ronddreef. Maar er was redding mo. gelyk, want niemand zou het gelooven, maar daar stond zijn oude vrienei Kikker Karei voor hem en zonder iets te zeggen r.am hy Kruimeltje beet en trok hem naar de Kikkerwe reld toe. Lezer, kent ge reeds het Duitsche raadsel tje dat zoo oud is als het onsterfelijke: konden elkaar niet vier even hard Vier .oude wijven krygen ze liepen alle rarara wat is dat? Hier is het: Er liebt sie sehr. Sie liebt ihn nicht Dnd mocht' ihn geme haben! Wie freut sie sich Wenn sie ihn kriegt! De oplossing luidt heel netjes gezegd pulex irritans, oftewel op z'n goed vader- landsch de vloo. De vloó heeft in Duitschland, om zoo te zeg gen, langen tijd in het brandpunt der belang stelling gestaan. In het jaar 1931 ontdekte men in ziekenhuizen en klinieken dat de patiënten voortaan zonder de vermaarde roode sproeten waren, welke eenigszins onsmakelyk als vlooienpikken plegen aangeduid te worden. Hooggeleerde heeren hielden zich met dit raadsel bezig en by hun onderzoek kwamen ze tot de ontdekking dat zelfs de straathonden van hun al oude kwaal bevryd waren. Er viel niet aan te twyfelen: de pulex irri tans, de vloo, was uitgestorven! Het verschijnsel deed zich overigens niet al leen in Duitschland voor. Heel Europa raakte geleidelyk zonder vlooien. De biologische we reld wond zich daar erger over op dan de „man of the street". Er werden groote en dikke boe ken over geschreven. De opvatting dat de Spaansche griep een epidemie onder de vlooien veroorzaakt had, was de meest algemeene, maar daarom nog niet onbestreden. Een insecten-kundig instituut in de om geving van Berlijn een der grootste ter wereld trachtte nog op het allerlaatste oogenblik „te redden wat er te redden viel". De zeldzame bezitters van de laatste nog leven de vlooien konden er hun „no paying guests" kwyt voor tien mark per stuk! Zelfs Goethe raakte door het verdwynen van de vloo in de verdrukking. Hoe toch moest een leeraar het opgroeiende geslacht de diepe schoonheid van regelen als deze onthullen? Es war einmal en König, Der hatt" einen grossen Floh, Den liebt er gar nicht wenig, Wie seinen eignen Sohn. En nu schijnt plots de, nu ja, cultureele be hoefte aan vlooien rijkelyk gedekt te gaau worden. In Frankrijk begon de victorie. Fran- sche kranten staan vol advertenties van mid delen tegen vlooien. Fransche tydschriften be vatten lange artikelen over deze vlooien, die uit Azië via Indo-China en Marseille ingevoerd worden en allerlei ziekten kunnen overbrengen. Het insecten-kundig instituut in de omgeving van Berlyn en ook de Duitsche bladen die weer een levendige belangstelling aan den dag leg gen voor de vloo, zijn intusschen weinig geest driftig gestemd. Dat wat zich aan Duitsch- lands Westelijke grenzen opdringt, is niet onze goede Europeesche kampioen hoog- en vèr- springen, doch een of ander Aziatisch onge dierte, waarvan nog bewezen moet worden dat het ook maar één druppel Arisch bloed in zijn aderen heeft. Er zijn de laatste jaren heel wat sentimen- teele woorden aan de vloo gewyd. Doch het zal lang duren voor hetgeen Azië thans zoo kwis tig invoert, de populariteit geniet der vlooien van Goethe en Grimmelhausen. ATT T A DrUVTlVTUfC op dit bIad zÜn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen U *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^0 - bij een ongeval met ft /f>(| A I .1 .r, A r»V_/| li r. ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A i UV/« doodelyken afloop bij verlies van een hand, een voet of een oog. illlllllllllllll iiiiiimmmi iliiiiimuiiii minimum minimum minimum 10 De terugkeer van zyn broer zou zijn en mijn Paaschfeest zyn het feest der opstanding voor ons beiden." Droge, tranenlooze snikken deden haar schou ders schokken. Josefa stond roerloos, met gevouwen handen naast haar, de sluier werd weggetrokken van de droeve tragedie, die Dittborn overscha duwde, en waarvan zy tot dusver niet het minste vermoeden had gehad. Een aarzelend begrij pen, waarom het zoo stil en somber op Dittborn was, steeg in haar op. Nu werd het haar duide lijk, waarom de bewoners met niemand om gingen, waarom het oude huis nooit vroolyke gasten ontving. Een warme golf van medelij den overspoelde alle andere gedachten, en ter wijl ze op de teenen een paar stappen dichterby kwam, zei ze week: Misschien komt hy toch wel weer gauw bij terug, uw zoon, naar wien u zoo'n heimwee hebt. Ik hoop het met myn heele hart voor u." Tranen glinsterden in haar donkere oogen. De barones keek ontroerd naar haar op. „U hebt een goed en gevoelig hartje, juf frouw Burger, en ik ben u heel dankbaar voor uw deelneming. Moge uw wensch in vervulling gaan, dat zou voor my het beste, het groot ste, hét heerlykste zyn, dat me in myn leven nog zou kunnen overkomen." Ze streek zich vluchtig met haar zakdoek over de oogen. „Ik ben vaak zoo hopeloos onrustig, en dan spring ik maar op m'n paard en storm door de bosschen, totdat het beest bek af is en mijn honden het opgeven, nog langer mee te rennen." Ze glimlachte mat. „Weet u, lieve kind, sinds u hier bent, heb ik nog maar zel den een van m'n woeste ritten gemaakt, u bent zoo'n lief gezelschap voor me, dat die koortsige onrust me lang niet meer zoo licht te pakken krygt als vroeger. Uw frissche, opgewekte jeugd werkt buitengewoon kalmeerend op me." Op Josefa's gezichtje stond duidelijk de vreugde te lezen, waarmee die waardeerende woorden haar vervulden. Ze had de oudere vrouw, wier goed, edel karakter ze kende, en met wier verdriet ze zoo innig meevoelde, zoo graag den een of anderen grooten dienst be wezen ze had zoo graag iets willen doen om haar rust te geven, haar op te beuren. Maar dat ging boven haar macht. In ieder geval wilde ze echter voorstellen, de deur, die zich achter haar bed bevond, te laten openmaken, zoodat ze 's nachts dadeiyk naar de barones zou kunnen gaan, als die weer door haar angstige droomen gekweld werd. Spontaan sprak ze dan ook die gedachte uit, en betreurde het slechts, niet méér te kunnen doen. Mevrouw von Dittborn schudde het hoofd. „Lieve juffrouw Burger, uw voorstel, dat pleit voor uw goed hart, kan ik onmogelyk aannemen. U hebt op uw leeftijd een rustigen, ongestoorden slaap noodig, en ik weet zeker, dat u dien geen enkelen nacht meer zoudt vinden, omdat u altyd naar bed zoudt gaan met de gedachte, dat ik u juist dien nacht noodig zou kunnen hebben. Neen, neen, daar kan geen sprake van zijn." Ze schudde nogmaals energiek het hoofd. „Geen sprake van. Maar ik beloof u, wanneer ik me na een zwaren droom weer eens zoo angstig en beklemd voel, dan zal ik naar u toe komen door het bewuste kleine deurtje, dat u, zooals ik hoor, achter het gor dijn ontdekt hebt. Het is laag en leelyk en daarom gemaskeerd," voegde ze er bij, „in mün kamer is er precies zoo een. Ze geven allebei toegang tot een kleine kamer met één raam, die dienst doet als garderobe en waar mijn kleerkasten staan." Josefa wilde zich niet zoo gauw gewonnen geven, maar de barones weigerde volstrekt, haar aanbod aan te nemen en zoo moest ze zich daar ten slotte wel by neerleggen. Maar van dien dag af was ze zoo mogelijk nog voor komender dan vroeger. Ook Malte Dittborn bekeek ze nu met andere oogen, ze had innig medelyden met hem. Hij was zoo ernstig, zoo teruggetrokken, zoo werkzaam en onvermoeid. Wanneer zyn tyd niet in beslag genomen werd door het beheer van het landgoed, zat hy voor zyn schrijftafel en werkte aan zyn boek over de mark Brandenburg. Zy moest er aldoor aan denken, wie wel die vrouw kon geweest zijn, die tusschen de beide broers was getreden hoe zij er wel uitgezien zou hebben. Mooi was ze zeker geweest, want voor Malte Dittborn kon ze zich enkel maar een heel, heel mooie vrouw voorstellen. En wan neer zij zich in gedachten een voorstelling van haai' maakte, werd die fantasie-gestalte zoo sprookjesachtig bekoorlijk, dat alle werkelyk- heid daarbij in het niet verzinken moest. Haar blik rustte thans vaak onderzoekend op het ernstige, strengbelynde mannenge- zicht, en ze voelde zich bijna gelukkig ge stemd, wanneer soms heel zelden slechts een vluchtig glimlachje zijn trekken verhel derde. Tot nog toe had ze, zoolang ze op Dittborn woonde, nog geen streek op haar viool gedaan. De vioolkist, die ze in haar koffer zorgvuldig tusschen haar kleeren had verpakt, stond nog ongeopend boven op haar kast, zooals zy ze den eersten dag had neergezet. Vaak had ze toege luisterd, wanneer de barones zich aan den vleugel zette en speelde, en naast haar groote technische vaardigheid voelde zy zich een erbarmelyke dilettante. Maar dat belette niet, dat zy vaak weemoedig en verlangend naar het langwerpige zwarte foudraal boven op de kast moest kijken. Tot eindelijk dat verlangen haar te machtig werd, weer eens met de vingertop pen de snaren neer te drukken en aan het geliefde instrument weeke accoorden of woeste, wervelende zigeunerdansen te ontlokken. Op een middag reed de barones, als naar gewoonte alleen en slechts door haar trouwe honden begeleid, het bosch in. Toen haalde Josefa de viool voor den dag en als liefkoozend 1 omspande haar hand den slanken hals der Amati, die nog van haar moeder afkomstig was. Haar moeder moest viool hebben kunnen spe len, dat de harten der toehoorders opsprongen in wilde vreugde of ineenkrompen van onuit sprekelijke smart. Met een teeren glimlach keek Josefa neer op het kleine instrument. Haar vader had haar zoo dikwijls van het spel harer moeder verteld; hij was nooit moe geworden, te beschryven, met welk een beheer- sching en meesterschap de geliefde doode den strijkstok over de snaren liet glijden. Het schuimende, onbeteugelde temperament van haar ras had in haar wild, meesleepend spel geklonken, maar ook het grenzenloos heimwee en verlangen, dat de zigeuners met zich om dragen van hun geboorte tot hun dood, omdat zy heel een leven lang veracht en verstootten moeten rondzwerven van plaats tot plaats, van land tot land. Maar haar vader had verder verteld, hoe het vrije natuurkind zich ondanks alle liefde voor man en dochtertje nooit zoo heelemaal gelukkig had kunnen voelen in haar veilig, rustig tehuis, en was weggekwynd van heimwee naar het wisselende nomadenleven. „Als een kaars die langzaam opbrandt en ten slotte uit dooft," had haar vader zich uitgedrukt. Toen zij nog een klein meisje was, zong haar vader haar soms melodieën voor, die zijn aangebeden vrouw dikwijls had ge speeld. En haar kinderhandjes trachtten op het instrument die melodieën te vinden, en de aanleg daartoe zat haar vermoedelijk ook wel in het bloed en zoo leerde Josefa Burger, behalve de brave sonaten en salon stukjes, die zij bij dirigent Kruschina moest instudeeren, ook vreemde, lokkende zigeuner melodieën spelen, en ze speelde die liever, dan de brave sonates en salonstukjes. De E-snaar was gesprongen; ze spande een nieuwe op en stemde de viool, Knak, knak, knarsten de schroeven, als wilde het instru ment protesteeren tegen de lange verwaarloo- zing. Zooiets was het niet gewend, want in het kleine Oostenrijksche stadje ging bijna geen dag voorby, zonder dat Josefa een uur of lan ger viool speelde. Mevrouw von Duckhardt luisterde er altijd zoo graag naar. Vast drukte ze de viool tegen haar linker schouder en duwde haar ronde kin op het bruine hout. Een reeks dartele, klaterende loopjes klonk door de stille kamer. Gelukkig, haar vingers waren nog bruikbaar, en nog niet al te stijf en onhandig geworden. Wat deed dat goed, zich weer eens te kunnen uiten in klanken zoo de macht te hebben over een gansche schaar van blijde tonen! Josefa beloofde zichzelf, dat ze van nu af vaker spelen zou, zoodra mevrouw von Ditt born was uitgereden, of voor inkoopen naar Berlijn reisde, hetgeen den laatsten tyd ook nogal eens gebeurde. Malte Dittborn moest eveneens uit de buurt zyn, zooals nu het geval was: ze had hem daarstraks met den rent meester in de bygebouwen zien verdwynen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9