Osendarp behaalt opnieuw een derden prijs. De hond met menschenverstand Henry Morton Stanley PAARDJE RIJDEN POP IS ZIEK iiil ^ifflffliiiiffliniiniiiiiinimnininiifflwiiifiiHimmniiimniimimnffliHinniTiimiiinifflfflffliHmifflimi® De man, die een naald in een hooiberg vond MM» De Hockeywedstrijd Nederland - België in het kader der Olympische Spelen te Berlijn eindigde in gelijk spel 2—2. Een aanval op het Belgische doeJ Zoekt,srsrbaar 1 FOTOREPORTAGE i pl"rSó'2Z2?r" I ^iiiiiiiiiiiimiiiiiiiniiiniiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiHiiililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinillllllllllillllllllllllllllc n/vxmmrvr» i I DONDERDAG 6 AUGUSTUS 1936 a'Jiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiiniiiiiiiuiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiuuiimimiimiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiirë De ziekentrein uit Lourdes arri veerde Woensdag te Roosendaal. Roode Kruis-verplegers ver zorgen de zieken bij het ver laten van den trein De finale 200 meter hardloopen bij de Olympische Spelen. Op de derde plaats onderscheidt men Osendarp, onmiddellijk achter de Amerikanen Owens en Robinson Aan de lunch. De zeven stewardesses der K.L.M. tijdens haar verblijf De Amerikaan Glenn Hardin werd winnaar van het nummer 400 meter «p Schiphol voor het onderricht in haar nieuwe ambt hordenloop bij de Olympische wedstrijden te Berlijn Ringsteken op de fiets. Een snapshot van de jaarlijksche ringrijderij, welke Woensdag te Santpoort werd gehouden Mijnheer van Putten, die al jaren lang van zijn rente leefde, had een hond, niet zoo maar een gewonen hond, maar een beest met verstand men zou haast zeggen: met menschenverstand. Luister maar! Het was een zwarte poedel, die 's zomers voor de helft was kaal geschoren en alleen een pruik op zijn kop, armbandjes om zijn pooten en een pluim aan zijn staart overhield. Does, zoo heette hij, bewees zijn meester allerlei kleine diensten. Hij ving de mug gen, die om het kale hoofd van mijnheer Van Putten dansten, hij blafte bezoekers weg, die soms nog vervelender waren dan muggen, hij krabde met zijn poot de deur open als de baas te moe was om op te staan en likte de handen van den ouden man, als hij treurig was of zorg had. 's Morgens hing mijnheer Van' Putten hem een mandje om den hals en legde er een dubbeltje in. Daarmee ging Does naar de kiosk. De juffrouw wist al, dat hij de krant voor zijn meester moest halen. Ze legde die dus in het mandje en deed er een cent bij, want de krant kostte maar 9 centen. Dan ging Does naar denkruide nier op het hoekje, want daar mocht hij van den baas een beschuit koopen, waar hij dol op was. De menschen kenden den poedel van mijnheer Van Putten; ze be dienden hem dus vriendelijk en streelden hem over den kop voor hij heenging. Nu gebeurde het eens op een morgen, dat de juffrouw van de kiosk geen cent terug had. Ze legde dus de krant in het mandje, vertelde aan Does, dat ze vandaag geen klein geld had en liet hem met 'n aaitje over zijn kop weer weggaan. Toen ging de hond naar den kruidenier. Deze gaf hem de beschuit en toen hij geen cent in het mandje zag, dacht hij: „Kom, laat ik het beest vandaag toch maar zijn lekkernij geven, hij heeft zeker zijn cent verloren!" Een tijdje later kwam de oude mijnheer Van Putten eens voorbij den kruidenier op het hoekje. „Goeden morgen," zei hij, „fijn weertje, hé?" „En of," antwoordde de kruidenier, „mooi om een wandelingetje te maken. Maar wat ik u vragen wilde, hoe gaat het met Does?" „O, best, best," zei mijnheer Van Putten, „hij is toch vanmorgen zeker zijn beschuit komen halen „Neen, mijnheer, in geen veertien dagen is hij in den winkel „Maar hoe iederen dag met zijn beschuit thuis en gaat hem lekker op zitten peuzelen." „En als ik u nu vertel, dat ik hem niet meer gezien heb, nadat ik hem een dag de beschuit voor niets heb gegeven, omdat hij geen cent bij zich had. Na dien ochtend is hij niet meer teruggekomen, dat ondeu gende beest!" „Daar moet ik het mijne van hebben," zei mijnheer Van Putten, en den volgenden dag liep hij den hond stilletjes achterna, toen hij de boodschappen ging doen. Toen zag hij, dat het beest een andere straat inging en daar bij een kruidenier zijn be schuit haalde. Nu kwam het uit, dat Does nadat hij een schuld had bij den eersten kruidenier, daar niet meer heen ging en de man dus mét den cent ook den dagelijk- schen klant verloren had. Men zou haast zeggen: „dat is men schenverstand, want hoeveel menschen doen niet hetzelfde?" CEDA kelijken omgang met hoog en laag en meer dan genoeg brutaliteit. Hij maakte reizen door Turkije, Klein-Azië, Perzië en Indië en verge zelde als oorlogscorrespondent in 1867 en '68 het Engelsche leger in Abessinië, totdat hij in 1869, tijdens een verblijf in Spanje, de opdracht kreeg van zijn blad „New-York Herald", om den beroemden Engelschen zendeling en ont dekkingsreiziger Livingstone, die als vermist werd beschouwd, te gaan opsporen. We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen wat een dergelijke opdracht in dien tijd te beteekenen had. Immers, al kunnen we in on zen tijd Afrika nog wel niet een beschaafd ge bied noemen, sinds de groote en kleine mo gendheden er de blikken op sloegen, werd de oppervlakte van het onbekende binnenland al kleiner en kleiner, werd al meer en meer in kaart gebracht en werden verschillende wegen van verkeer geopend, zoodat men niet heel lang meer zal behoeven te wachten of Afrika is op zijn minst even bekend, bereikbaar en bereisbaar als b.v. Zuid-Amerika. Maar 65 jaar geleden was Afrika nog het geheimzinnige land van allerlei wilde dieren, ongewone natuurver schijnselen, woeste wilden, van ossenwagens, kraalhutten, olifanten, nijlpaarden, struisvo gels, slaven en dwergvolken. Men hield het donkere binnenland voor een doolhof, een ge vaarlijk draken- en tooverland, dat den ver metele, die het waagde het Le doorkruisen, op- Sjükti en vernietigde. Bovendien zou Living stone met zijn gezslschan al niet lang en voor goed verdwenen zijn? Misschien door honger en dorst of ziekte bezweken, door moordzuch tige stammen beroofd, vermoord en opgegeten, door wilde dieren verscheurd of in een rivier verdronken, kortom de kans om Livingstone te vinden was een op honderdduizend. Stanley nam de opdracht zonder commentaar aan en won die eene kans! Hij had geluk: in Januari 1871 bereikte hij Zanzibar en vertrok vandaar met 200 man naar het Tangajike-mèer. Te Oedsjidsji ontmoette hij reeds in November van datzelfde jaar Livingstone. Eenige maan den later verbaasde hij Amerika en Europa door zijn bericht,dat den verdwenen man aan zijn werk en aan de maatschappij teruggaf. De geheele wereld was opgetogen en prees den held. die in Afrika's pikzwarte en onbekende duisternis dat kleine lichtje had weten te ont dekken. Hartelijke vrienden zijn Stanley en Livingstone nooit geworden; vier maanden reisden zij nog samen, toen ging, met onder ling goedvinden, ieder zijns weegs. De boeken, die beiden geschreven hebben, kunnen uitma ken wat er van hun verhouding te denken viel, wij zullen daarop hier niet verder in gaan. Stanley's reis had ongeveer 120 duizend gulden gekost, maar vermoedelijk zal de „New- York Herald" dat geld niet betreurd hebben! Vermeldenswaard is dat Stanley, na de En gelsche expeditie tegen de Ashantijnen te hebben medegemaakt, in 1873 nog tijdig ge noeg in Londen terugkwam om Livingstone's Henry Morton Stanley plechtige begrafenis in Westminster Abbey bij te wonen. Na dien tijd heeft Stanley nog veel in. Afrika gereisd en hij is 't eigenlijk, die den stoot heeft gegeven tot de stichting van den Congo-staat. Hij doorkruiste het zwarte we relddeel van het oosten naar het westen, spoorde den loop van den Nijl na, verrijkte onze aardrijkskundige kennis omtrent Afrika met tallooze gegevens en legde op die wijze den grondslag voor een kennis, waarop latere geslachten betrekkelijk gemakkelijk konden voortbouwen. In 1887 ondernam Stanley, voor rekening van Engelsche kapitalisten zijn be kende expeditie tot bevrijding van Emin Pa cha. Ook deze onderneming bracht Stanley, zij het ook na ongeloofelijke ontbering, tot een goed einde. Men m-jet zijn boeken lezen om met zijn wederwaardigheden en zijn karakter op de hoogte te komen. Bij zijn terugkomst te Londen werd de groote Afrika-reiziger als 'n vorst ontvangen. De eens doodarme jongen zag zich in den adelstand verheven, vereeni- gingen schonken hem medailles, universiteiten en steden boden hem onderscheidingen aan. In 1890 huwde Stanley met de schilderes Do rothy Tennant: over zijn bruiloft, die door een schitterend gezelschap werd bijgewoond, spyak de wereldpers nog lang. Blijkbaar om de gewoonte niet te verliezen, maakte Stan ley in de volgende jaren een uitstapje naar Amerika en Australië, keerde in het voorjaar van '92 naar Engeland terug en besloot weer Engelschhian te worden door zich te laten naturaliseeren. Hij was van 1895 tot 1901 lid van het Lagerhuis. Stanley overleed den lOen Mei 1904 te Londen. Onder de groote Afrika-reizigers neemt hij een eerste plaats in. Hoewel zijn geringschat ting van wetenschappelijk onderzoek, zijn roekelooze behandeling van de inboorlingen indertijd scherpe critiek uitlokten, worden zijn groote verdiensten voor de openlegging van het Afrikaansche binnenland toch alge meen erkend. Hop paardje, hop! Vlugjes in een draf, O, al ga je nog zoo hard, Ik rol niet van je af. Hop paardje, hop! Eerst naar Amsterdam Denk je om de auto's daar Al die fietsen en de tram. Hop paardje, hop! Vlugger moet je gaan, Ik héb de teugels stevig vast En zal niet achterover slaan. Hop paardje, hop! Steeds maar harder, toe! Maar 't paardje riep, och kleine vent Ik ben zoo vreeselijk moe. Hop paardje, hop! Hier moet ik nu zijn, Ga jij nu maar naar den stal O wat was die rit toch fijn- Hop paardje, hop! 't Was de laatste keer, Vader zette 't ruitertje In z'n stoeltje neer. KITTY, BRANS Dokter, och luister eens even Popje is zoo vreeselijk ziek V moet haar een drankje geven Och die arme lieve Riek! Zondag hoestte ze zoo erg En nu doet haar hoofdje pijn Maakt u maar niet bang mevrouwtje 't Zal wel influenza zijn. U moet haar anijsmelk geven En heel veel zoute drop Of klutst u 'n lekker eitje Dat is goed voor uw kleine pop. Maar mevrouw nu moet ik verder Leg haar maar weer vlug in bed Kom Riek geef dokter 'n mooi handje Doe je 't niet, dat is niet net. Dag Dokter Jansen dus tot morgen Dag mevrouw 't beste met Riek Geeft u haar vooral de drankjes Dan is ze morgen niet meer ziek. KITTY BRANS. is dat mogelijk? Hij komt Kom laat ik het beest vandaag toch maar zijn lekkernij geven Een bekend spreekwoord zegt dat het heel moeilijk is een naald in een hooiberg te vinden, maar er zijn dingen, die nog veel moeilijker zijn. B.v. in een reusachtig groo- tendeels onbekend werelddeel een verdwenen mensch opsporen. Dat heeft de man, wiens energieken kop wij hierbij afbeelden, gedaan. Stanley heette eigenlijk James Rowland; hij werd den 28 Januari 1845 in Wales geboren, maar omdat ziin ouders heel arm waren, stak hij al op 14-jarigen leeftijd als koksmaat den Atlantischen Oceaan over. In New Orleans werd hij. door den koopman Stanley als zoon aangenomen, waarmede hij zijn Britsche af komst prijs gaf om Amerikaan te worden. Na den dood van zijn pleegvader nam hij in de ge lederen der geconfedereerden deel ran den Amerikaanschen Burgeroorlog. Later trad hij op als reizend correspondent voor verschil lende Amerikaansche nieuwsbladen, vooral voor het leveren van kopij op het gebied van oor logen, expedities en ontdekkingsre zen. Voor dit werk was Staniey als geknipt. Hij bezat een ruime talenkennis, een vlotte pen, een gemak-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 4