r
4SS
a
IS
Octavius spreekt
RASSENTHEORIE EN
DE STEUNKWESTIE TE
SLIEDRECHT
ZONDAG 9 AUGUSTUS 1936
IDEEËft
TENTOONSTELLING TE
BREDA
Postvluchten
De Rijksweg Amersfoort
Apeldoorn
De Schoolconcentratie
Mr. Droogleever Fortuyn vraagt
naar het werk der commissie
MEXICAANSCHE HONDEN
GEVANGEN
Radioluisteraars, die in over
treding waren, verbaliseerd
MEISJE SPEELDE LANGS
DEN WEG
Auto schoot op berm en overreed
het kind
ZIJ WAREN ER GAUW BIJ
Valsche rijwielplaatjés
vervaardigd
De inbraak te Koog aan
de Zaan
HET NATRIUMLICHT EN
KOPLAMPEN
Kindje over boord gevallen en
verdronken
Geen audiëntie
Dieven zijn uiterst sluw
te werk gegaan
Vakwerk
LUCHTPOST VOOR SPANJE
STOPGEZET
Vervoer van stukgoederen van
en naar Vreeland
Hoogduitsch L.O.
Volgens dir.-generaal voor werk
verschaffing is lijdelijk ver
zet gepleegd
Onwilligheid
PROCESSIE NAAR KEVELAER
Geen reden tot ongerustheid
PATER J. HERMANS C. M. t
Derde Orde Studiedagen
Aardappelziekte
UIT DE STAATSCOURANT
Burgemeester
Terwijl Minucius Felix, de cnristelijke ad
vocaat uit Afrika, die zich te Rome ge
vestigd heeft, met zijn beide vrienden,
den christen Octavius en den heiden Caecilius
voortwandelt langs het zoele strand te Ostia,
zijn knaapjes bezig met een spel, dat in de
tweede eeuw na Christus reeds de belangstel
ling had, en dat dan ook de aandacht der wan
delaars trekt.
„Dit spel zegt Minucius Felix bestaat
hierin, dat men een ronden steen, die door de
beweging der golven is glad geschuurd, van het
strand opraapt, dien in horizontale ligging tus-
schen de vingers klemt en vervolgens over het
water keilt, zóó dat de steen óf over het op
pervlak der zee heenscheert, terwijl hij met ma
tige vaart voortsnelt, óf de toppen der golven
raakt en opspringt om vervolgens zijn Weg te
'vervolgen in een aanhoudende reeks van spron
gen. Diegene van de knapen beschouwde zich
als den overwinnaar, wiens steen het verste reik
te en de meeste keeren opsprong."
Het is een aardig strand-tafereeltje, weer
gegeven op een wijze, die het nauwkeurige
schrijvers-talent van Minucius Felix kenmerkt.
De vrienden zien dan ook glimlachend toe en
vermaken zich om de spelende jongens, maar
Caecilius is opvallend stil. Er zit hem iets in
den weg. Hij heeft de afkeurende woorden ge
hoord, welke Octavius sprak, toen hij zijn eer
bewees aan het- afgodsbeeld van Serapis, en hij
wil nu zijn houding verdedigen. Waarom zou
de oude levensrichting van de Romeinen nu
ineens verderfelijk zijn, zoo vraagt hij zich af,
terwijl de nieuwe godsdienst van de christenen
alle voordeelen zou vertoonen? Zijn vrienden
zullen zich wel vergissen in de beteekenis van
het christendom. Het is toch eigenlijk van
oud-Romeinsch standpunt beschouwd een
afschuwelijke leer, die Christus predikte!
Caecilius, de heiden, is een eerlijk man, maar
hij is een echte Romein uit de hoogere klas
sen. Hjj hecht geloof en hij hecht waarde aan
alle lasterpraatjes, die in de Society van Rome
de rondte doen aangaande het christendom. Hij
heeft behoefte, zijn hart eens te luchten. De
vrienden moeten dan maar toehooren. Als Cae
cilius uitgesproken heeft wat hij op het hart
had, is de beurt aan Octavius om het christen
dom te verdedigen. De advocaat Minucius Fe
lix moet dan maar uitmaken, wie van de beide
partijen gelijk heeft.
Het hindert Caecilius, als lid van de hoogere
standen, vooral, dat de christenen, meestal
doodgewone handarbeiders, zich een oordeel
aanmatigen over de dingen van het hierna
maals. Wat weten wij daar eigenlijk van? Als
de philosophen hieromtrent in twijfel verkee-
ren, hoe zal dan de ambachtsman zekerheid
hebben? (Hij gelooft uiteraard niet in de God
delijke openbaring van het christendom.) Bo
vendien vindt hij de godsdienstplechtigheden
van de christenen ongepast. Hun „plichtmatig
vasten", hun „goddeloos eedgenootschap", hun
„nachtelijke bijeenkomsten", hun „onteerendc
maaltijden" komen hem uiterst verdacht voor.
Hec is zoo zegt hij „een obscure bende,
die het daglicht schuwt, die zwijgt in het open
baar, doch spraakzaam is in verborgen hoeken;
zy verachten de tempels als begraafplaatsen,
hoonen de goden, bespotten de offerplechtighe
den; zij, zeiven beklagenswaardig, zien met
medelijden neer op de priesters; zij wijzen
eereambten en het purper af, terwijl zij zeiven
half naakt gaan. O, welk een onbegrijpelijke
dwaasheid!"
Zoo werden dus de eerste christenen beoor
deeld door een vooraanstaand man uit de hei-
densche Romeinsche samenleving. Hij heeft
nog meer bezwaren. De christenen vormen een
geheime, staatsgevaarlijke secte. „Zij hebben
elkander lief, nog voordat zij elkander hebben
leeren kennen." Zij stellen een eer in misda
den, Want de faam „die fijne speurhond" (zegt
Caecilius) verhaalt, dat zij een ezel aanbidden,
dat een man, om een misdaad ter dood ge
bracht, en het onheilspellende kruishout de
voorwerpen hunner vereering zijn, dat zij zuige
lingen slachten en er het vleesch en bloed van
verslinden, dat zij op hun bijeenkomsten in het
nachtelijk duister ontucht bedrijven, dat zij de
wereld bedreigen met een algemeenen brand,
dat zij gelooven in een onophoudelijke straf na
den dood, dat zij het lichaam, rottend in het
graf, geroepen achten tot wederopstanding, en
al zulke dingen meer, die Caecilius voor mis
dadig houdt.
Men voelt wel, dat in deze praatjes van „de
fa^m, dien fijnen speurhond" de laster en de
waarheid door elkaar gemengd zijn, en dat de
faam allerlei werkelijke gebruiken uitlegt op
een manier, die met de feiten geenszins strookt.
Maar de heele passage is teekenend voor de
opvatting van de Romeinen.
Nu komt ook de Romeinsche trots aan het
woord: „Heerschen en regeeren de Romeinen
niet zonder de hulp van uwen God, hebben zij
niet de geheele wereld tot hun beschikking, en
zijn zij niet uwe meesters?"
Als Caecilius alles gezegd heeft, wat hij maar
eenigszins tegen het christendom en de chris
tenen kon inbrengen, krijgt nu Octavius het
woord. Zijn verdedigings-rede is tamelijk lang,
want stuk voor stuk wil hij de bezwaren van
Caecilius weerleggen. Reeds dadelijk pakt hij een
belangrijk verw'ijt aan, en weerlegt het krach
tig, als volgt:
„Daar mijn broeder heeft lucht gegeven aan
zijne ontevredenheid, boosheid, verontvdaardi-
ging en spijt, dat onontwikkelde, behoeftige en
onwetende menschen over hemelsche aangele
genheden meepraten, zoo wete hij, dat alle
menschen, zonder onderscheid van leeftijd,
sekse of stand, geschapen zijn met de ontvan
kelijkheid en geschiktheid voor rede en waar
neming en dat de wijsheid niet een geschenk
van de fortuin is, doch den menschen van na
ture is aangeboren, ja, dat zelfs de wijsgeeren
zeiven en andere uitvinders van nuttige en
schoone dingen, die later bij het nageslacht be
kend werden, eerst beschouwd zijn als plebe
jers, onwetende en berooide lieden, voordat zij
zich door hunne talenten een grooten naam
verwierven: en bovendien, dat de rijken, vast
geklonken aan hunne schatten, de oogen meer
naar het goud dan naar den hemel plegen te
richten, doch dat onze arme geloofsgenooten
zoowel de wijsheid hebben gevonden alsook
hunne leer aan anderen hebben medegedeeld.'
Telkens zal Octavius er nadruk op leggen,
dat alle menschen gel ij k zijn. Dit is
als het ware het hoofdpunt van verschil tus-
schen de heidensche maatschappij, met haar
slavernij-systeem, en de christelijke samenle
ving met haar liefdes-beginsel. Het spreekt
dus vanzelf, dat hiervoor steeds weer opnieuw
de volle aandacht gevraagd Wordt. In onzen
tijd, nu de Katholieke Kerk weer verdedigd
moet worden tegen nieuwe heidenen, is dit een
gewichtig punt.
Vervolgens toont Octavius aan, uit de orde.
die er heerscht in de natuur, dat er een schep
pende God en een bestierende Voorzienigheid
moet bestaan. Zijn pleidooi, dat een overzicht
geeft van de heele wereldorde, munt uit door
dichterlijke beschrijvingskunst van de wonde
ren des heelals. Met een beroep op de heiden
sche dichters toont hij aan, dat God een gees
telijk, persoonlijk wezen moet zijn, zooals de
christenen leeren. Groot gezag kent hij toe aan
den dichter Vergilius, die in alle eeuwen van
het christendom vereerd zal blijven als de hei
densche zanger, wiens geest het meest met de
christelijke inspiratie gemeen heeft. Dan gaat
hij na, wat de wijsgeeren en de geschiedschrij
vers der oudheid hebben gezegd over het Gods
bestaan. Hij wijst op de belachelijkheid en on
houdbaarheid van het heidensche veelgoden
dom, en op de bespottelijkheid van den hei-
denschen eeredienst.
Dat de oorsprong en de opkomst van den
Romeinschen staat aan deze goden te danken
zouden zijn, ontkent hij stellig. De oudste geschie
denis van de stad Rome wijst maar al te dui
delijk op het tegendeel!
De praatjes over het eten van zuigelingen-
vleesch en over het aanbidden van een ezels
kop wijst hij dit spreekt vanzelf van de
hand! Hij zegt:
„Het is ons zelfs niet geoorloofd naar deze
en dergelijke schanddaden te luisteren, en het
zou vernederend zijn, nog meer woorden te ge
bruiken om die te weerleggen, Want de han
delingen, die gij tegen ingetogene en kuische
menschen verzint, zijn van dien aard, dat wij
ze onbestaanbaar zouden achten, indien gij hun
bestaanbaarheid niet door uwe eigene daden
haöt bewezen."
Een belangrijk punt is voor Octavius de we
derzij dsche liefde van de christenen:
„Aldus hebben wij, en dit wekt uw misnoe
gen, elkander lief, daar wij den haat
niet kennen; aldus noemen wij, en dat
wekt uw afgunst, elkander broeders, daar wij
kinderen zijn van één God en Vader, deelge-
nooten in het geloof en mede-erfgenamen der
zelfde hope. Gij lieden echter kent elkandes
niet, gij geeft voedsel aan wederzijaschen haat."
Geldt dit kenmerk van de liefde, dat beslis
send was in de oogen van Octavius, ook nog
voor de christenen van onze dagen? Kennen
zij den haat niet? Zou Octavius in ons van
daag, als hij wederkwam, nog echte christenen
zien? Het is een beschamende vraag! „Waar
toe" zoo eindigt Octavius zijn schitterend
betoog „waartoe zouden wij ondankbaar zijn.,
waartoe elkander benijden, nu de goddelijke
waarheid tijdens ons leven tot rijpheid is ge
komen? Laat ons genieten van ons geluk,
en onze denkwijze inrichten naar de redelijk
heid: dat het bijgeloof worde onderdrukt, de
goddeloosheid geboet en het ware geloof alom
aan het menschdom geopenbaard."
Caecilius, die een eerlijk man is, geeft zich
aan de bewijsvoering gewonnen, en om
helst met vreugde het ware geloof. Hier
mede eindigt het boek van Minucius Felix, het
oudste Latijnsche geschrift, dat ons bekend is
ter verdediging van het christendom.
Welk een moedige daad was het, dit toch te
schrijven in een tijd toen de christenen alom
onderdrukt en achtervolgd werden! Maar
vooral: welk een edel en hoog idee geeft dit
boek ons van den geloofsmoed der eerste chris
tenen, die laster en dood overwonnen door de
kracht van hun groote w'ederzijdsche liefde,
vrucht van een sterk geloof!
In onze dagen wordt de apologie van Minu
cius Felix opnieuw actueel. Tegenover de Kerk
staan de nieuwe goddeloosheid en het nieuwe
heidendom, predikend den haat. „Wij christe
nen hebben elkander lief, daar wij den
haat niet kennen". Ziedaar het fiere
antwoord van de tweede eeuw aan den moder
nen, van haat ziedenden tijd.
Kunnen wij met een eerlijk geweten dit ant
woord overnemen, dan is de toekomst van de
Katholieke Kerk, trots alle bedreigingen, ver
zekerd. Dan is er nog ergens in deze dolzinnige-
wereld van haat een eiland van de broeder
lijke liefde.
Op 29 Augustus zal de burgemeester van Bre
da, de heer B. W. Th. van Slobbe, de groote
tentoonstelling, die Breda Vooruit organiseert
openen. Op deze tentoonstelling, die in groote
tenten zal worden ondergebracht, zullen de
Bredasche industrie, middenstand enz. expo-
seeren.
De „Nachtegaal" is op de thuisreis te Medan
geland.
De „Rietvink" is op de uitreis te Akyab aan
gekomen.
Over een jaar zal de misère met het kron
kelige weggedeelte van den Rijksweg Amers
foortApeldoorn geëindigd zijn, schrijft ons cle
A.N.W.B
Van de splitsing van de wegen Amersfoort
Zwolle en Amersfoort—Apeldoorn af, bij Hoe
velaken dus, zal een royaal nieuw wegvak over
een lengte van 7.5 K.M. tot voorbij Terschuur
worden aangelegd. De weg krijgt een cement-
betonnen rijbaan ter breedte van zes meter met
twee kantstrooken van een halven meter. Er
wordt met het grondwerk op gerekend, dat in
de toekomst nog zulk een rijbaan zal kunnen
worden aangelegd met een tusschenberm van
4.50 meter, een autoweg dus in het vooruit
zicht.
Deze wegverbetering is wel een der belang
rijkste, welke we den laatsten tijd gezien
hebben.
V
Het Eerste Kamerlid mr. Droogleever Fortuyn
heeft aan den minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen gevraagd, of het overleg', ge
pleegd in de Staatscommissie, benoemd bij K.
B. van 11 Februari 1.1., reeds tot conclusie heeft
gehad, dat gelet op de verklaring dienaan
gaande van den voorzitter van den Raad van
Ministers in de vergadering van de Tweede
Kamer van 20 December 1.1. de concentratie
van bijzondere scholen zal kunnen worden ver
wezenlijkt op een wijze, die de tegen paragraaf 12
van het ontwerp van wet tot verlaging van de
openbare uitgaven voor het onderwijs ingebrach
te bezwaren ondervangt, en of de commissie er
in geslaagd is een voorstel te formuleeren met
betrekking tot de wet van 4 Augustus 1933?
Indien dit niet het geval is, zoo vraagt hij,
kan dan, gelet op de mededeeling, door dsn
voorzitter van den Raad van Ministers in de
zelfde vergadering gedaan, dat, indien het over
leg der commissie niet binnenkort tot een op
lossing zou leiden, die voor Regeering en Staten-
Generaal aanvaardbaar zou blijken, de Regee
ring zelfstandig met een voorstel zou komen,
desnoods met een al dan niet gewijzigde indie
ning van de bepalingen van paragraaf 12, zoo
danig voorstel spoedig worden tegemoet gezien?
De Rijksradiocontröledienst heeft dezer dagen
in samenwerking met de gemeentepolitie een
onderzoek ingesteld te Rotterdam naar de aan
wezigheid van radio-ontvangtoestellen, die hin
derlijke straling door de antenne kunnen ver
oorzaken; den z.g. Mexicaanschen hond.
Zooals bekend, is het bezit en het gebruik
van deze toestellen verboden.
Tegen den vervaardiger van een groot aantal
dezer toestellen werd proces-verbaal opge
maakt, evenals tegen 'n vijftiental houders van
dergelijke toeftellen, woonachtig te Rotterdam,
Schiedam, Vlaardingen en Nieuwendijk (N.
Br.).
Tegen deze 15 personen werd eveneens pro
ces-verbaal opgemaakt omdat van het bezit
van een radiotoestel geen aangifte was gedaan.
Nogmaals wordt de aandacht van de bezit
ters van een radiotoestel erop gevestigd, dat zij
verplicht zijn daarvan aangifte te doen op het
P.T.T.-kantoor in hunne woonplaats.
Op den Aimeloscheweg te Raalte naderde
Vrijdag uit de richting Nijverdai éen vier
wielige vrachtauto, welke op onverklaarbare
wijze plotseling' begon te slingeren. Na een
eindweegs over den rechter wegberm te zijn
voortgereden, botste de wagen tegen een boom,
waarna hij tot stilstand kwam. Langs den
berm speelden eenige kinderen. Van deze is
het 13-jarige dochtertje van'den heer Diekman
door den auto gegrepen en overreden. Ernstig
gewond is het kind .opgenomen en op advies
van de te hulp geroepen gerieésheeren naar het
R. K. Ziekenhuis in Raalte vervoerd. Van den
auto werd de cabine geheel in elkaar gedrukt.
De inzittenden bleven ongedeerd. De Rijks-
en de Gemeente-politie stellen naar de oor
zaak een onderzoek in. De auto is in beslag
genomen.
y
Verdacht van het vervaardigen van valsche
rijwielbelastingmerken is door de politie te
Leeuwarden nog aangehouden J. de H. aldaar.
Hij is in het politiebureau ingesloten en zal,
na afloop var het onderzoek ter beschikking
van de Justitie worden gesteld. Zooals men
weet, zijn dezer dagen drie verdachten gear
resteerd op wie valsche rijwielmerken zijn ge
vonden.
De K. N. A. C. meldt: Nu sedert kort de na-
trium-verlichting op den Rijksweg van Amster
dam naar Haarlem in gebruik is gesteld, blijken
de automobilisten deze verlichting te waardee-
ren en meerendeels in plaats van de koplampen
de stadslampen te gebruiken.
Aangezien de practijk heeft uitgewezen, dat
met deze methode, hoewel feitelijk niet geheel
in overeensteming met de thans nog geldende
wettelijke bepalingen, deze weg op de veiligste
wijze wordt hereden, meent de K.N.A.C. deze
manier van verlichting bij de automobilisten te
mogen aanbevelen.
Zaterdagmiddag is het ongeveer zes-jarige
dochtertje van schipper J. Zwïggelaar uit
Zutphen, die met zijn schip langs Smilde voer,
overboord geslagen en verdronken.
De gewone audiëntie van den minister van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart zal op Don
derdag 13 Augustus a.s. niet plaats hebben.
De kokin van den bokser.
Sinds de keukenmeid mijn oude boks-
handschoenen draagt, vscbraodt JZÜQQoit
mésiLhaar vegers.
Nader meldt men ons omtrent de inbraak
bij de firma Duyvis te Koog aan de Zaan, dat
het gestolen bedrag niet 4500, maar 6000
bedraagt.
Een kistje met 5000, voor het betalen van
de loonen, werd door de dieven over het hoofd
gezien.
Eij de ontdekking werden voor de kluis de
meest moderne snij-apparaten gevonden, die
naar nader bieek, vooraf gestolen waren uit de
werkplaats van den heer K. Booy te Koog aan
de Zaan.
In de kluis was om het slot een gat gebrand,
terwijl de brandkast, die daarin stond, op de
zelfde wijze was bewerkt.
Het politie-onderzoek heeft verder uitgewe
zen, dat de dieven met een bootje de gereed
schappen op het terrein van de fabriek hebben
gebracht en door een raam aan de achterzijde
zijn binnengekomen. Niemand van de nacht
ploeg heeft eenig onraad ontdekt. Ook de
schipper, die met zijn schip achter de werf
van Booy lag. heeft niets bemerkt.
De politie zet het onderzoek voort.
De verzending van luchtpostcorrespondentie
voor Spanje en Portugal, welke tot dusver per
vliegtuig naar Frankrijk werd vervoerd, is in
verband met de geringe bespoediging, die daar
mede onder de tegenwoordige omstandigheden
kon worden verkregen, met ingang van 10 dezer
stopgezet.
Ingaande 24 Augustus a.s. zal het vervoei
van stukgoederen van en naar Vreeland door
de Ned. Spoorwegen voortaan per dagelijkschen
vrachtauto-dienst, in samenwerking met de
N.V. A.T.O., te Utrecht, geschieden. Van en
naar spoor-, tram- en A.T.O.-stations kan ver
voer met rechtstreeksche bevrachting plaats
hebben.
Aangekomen zendingen worden ook te Vree
land meestal kosteloos besteld. Te verzenden
goederen kunnen worden aangebracht en at-
haalorders worden aangenomen aan het aldaar
te vestigen agentschap.
's-GRAVENHAGE. Geslaagd de heeren: W.
Werkman te Groningen. E. van de Brink te
Tilburg, J. Brouwer te Kiel-Wlndeweer, T. Kla-
versma te Dokkum, H. Nieuwenhuis te Twello,
G van Straalen te Veenendaal, J. Foessen te
Venlo, J. van de Gevel te Reusel, A. Gorter te
Kollum, P. Hemelaar te Putte, P. Vossen te
Nijmegen, B. van der Wal te Hengelo, H. L.
Zwaagstra te Wommels en de dames: H. van der
Tonge te Laren, E. Custers te Mook, M. van der
Tol te Nijmegen.
In verband met de moeilijkheden, welke zich
hebben voorgedaan met steuntrekkers bij een
van de werkverschaffings-objecten in de om
geving van Sliedrecht, met name bij het werk
te Baanhoek-Buldersteeg, had een onzer me
dewerkers Zaterdag een onderhoud met den
Directeur-Generaal voor de Werkverschaffing
en Steunverleening, mr. D. J. Draayer, aan het
departement van Sociale Zaken te Den Haag.
Op de vraag naar de aanleiding tot de
moeilijkheden, antwoordde mr. Draayer, dat van
verschillende zijden het werk te Baanhoek-Bul
dersteeg in opspraak was gekomen en dat ook
van de zijde van den Rijkswaterstaat klach
ten over den gang van zaken te dier plaatse
waren geuit. De contactcommissie bouwbedrijf
werkverschaffing heeft daarop een onderzoek
ingesteld op het werk, dat moet worden ver
richt met steuntrekkers uit Sliedrecht, Har-
dinxveld en Giessendam.
Waren alleen menschen uit de laatste twee
plaatsen genomen, dan zou vermoedelijk het
werk zonder noemenswaardige moeilijkheden
zijn verloopen. De Sliedrechtenaren aldus
mr. Draayer zijn echter een geheel ander
slag menschen. Ze komen, in tegenstelling met
de anderen, voor een groot gedeelte uit het
baggerbedrijf, en zijn van een gansch andere
mentaliteit.
De eerste staking was het gevolg van op
ruiing, de volgende hield verband met de in
deeling over de karren. Aangezien de Slie-
orechtenaren maar twee kubieke meter ver
richtten tegen de anderen drie, werden voor hen
drie man per twee karren ingedeeld, ten einde
den treinenloop regelmatig te houden.
Kunt U verklaren, wat de reden van dat
verschil in prestatie is en is hier sprake van
mindere geschiktheid bij de Sliedrechtenaren?
Men moet, aldus antwoordde de Directeur-
Generaal, onderscheid maken tusschen onge
schiktheid en onwilligheid. De onwilligheid is
hier in vele gevallen voldoende duidelijk aan
den dag getreden. Het laden van de zand-
karren door de Sliedrechtenaren wekt direct
den indruk, dat de mannen vrij behoorlijk met
de schop kunnen werken, maar dat ze angst
vallig zorgen, niet te veel treinen per dag te
laden, door telkens te rusten en vooral bij het
wisselen van de treinen een flinke rustpoo"
van minstens 10 minuten te nemen.
Er was hier zoo ging mr. Draayer voort
een zeer duidelijk waarneembaar lijdelijk ver
zet. Dit was oorzaak, dat de minister van So
ciale Zaken besliste, dat de arbeiders van de
karren, die voortdurend lijdelijk verzet plegen
hetgeen zij te voren hadden aangekondigd
te zullen doen voor onbepaalden tijd van
plaatsing en gewone hulp ingevolge de steun
regeling worden uitgesloten.
Hierdoor werd een groot aantal, menschen
geschorst. Zooals het bij zulke aangelegenheden
meestal het geval is. is onder de geschorsten
een groot aantal goedwillige werkers, die ge
ïntimideerd zijn geworden door de groote
schreeuwers.
Nagegaan wordt thans, wie van de geschors
ten als bonafide werkers zijn aan te merken.
Dezen zullen opnieuw worden beproefd op hun
werkwilligheid en zij kunnen zoodoende weer in
de gewone regelingen worden opgenomen.
In verband met berichten en geruchten ove.
moeilijkheden, die den processiegangers naar de
bedevaartplaats Kevelaer in den weg zouden
worden gelegd, kan nogmaals worden herinnerd
aan de geruststellende mededeeling van den
burgemeester dier plaats, die eénigen tijd ge
leden is gepubliceerd.
Hieruit blijkt, dat de Nederlandsche pelgrims
daar ongehinderd hun devotie tot O. L. Vrouw
tot uiting kunnen brengen met denzelfden luis
ter en praal als dat tot nu toe steeds gebruike
lijk is geweest.
De Hoogeerw. Pater Provinciaal der Lazaris
ten te Nijmegen ontving telegrafisch bericht
uit China van het overlijden van den zeereerw.
pater Jos. Hermans, missionaris in het Vica
riaat Kiukiang (Kiangsi).
De overledene werd in 1877 geboren te
Hengstdijk (Z.), studeerde te Wernhoutsburg,
en trad in 1897 te Parijs in de Congregatie der
Lazaristen. Na in 1899 zijn H. Geloften te heb
ben afgelegd, vertrok hij, nog als theologant
(1902), naar de missie van China, alwaar hij
in 1903 de H. Priesterwijding ontving. Geduren
de de bijna 35 jaren van zijn verblijf in China
keerde hij eenmaal (1921) voor enkele maanden
slechts in het vaderland terug en kon toen
voor den eersten keer een plechtige H. Mis in
zijn geboortedorp opdragen.
Hij werkte steeds als missionaris recht
streeks aan de bekeering der heidenen, in de
Zuidelijke provincie Kiangsi, en had daar de
laatste jaren meermaals te lijden van de troe
belen die Zuid-China zoo bijzonder beproeven.
Hij bleef er by zijn christenen, trouw op zyn
post, tot aan zijn dood.
14 Augustus worden te Venray (L.) de Derde
Orde Studiedagen geopend, welke drie dagen
zullen duren en waarby als onderwerp wordt
gekozen „Franciscaansch Leven", welk onder
werp door verscheidene geleerden zal worden
behandeld; "de studiedagen sluiten met een pro
cessie door den kloostertuin aldaar.
In het etmaal van 's avonds 6 Augustus tot
's avonds 7 Augustus is in Friesland de weers
gesteldheid critiek geweest voor het optreden
van aardappelziekte.
Examen Hoofdakte
AMSTERDAM, 8 Aug. 1936. Geslaagd de da
mes J. C. M van Stijn, J. Koot en de heer
A. T, W. v. d. Burg.
Bij K. B. van 1 Augustus 1936 is opnieuw be
noemd met ingang van 14 Augustus 1936 tot bur.
gemeester der gemeente Hoogland L. O, U. I. S,
Grippeling.