DE ZAK MET DADELS H. K. H. Prinses Juliana in Zwitserland. Schapenfokdag in den Bosch. Plaats dan een „Omroeper' voor 80.000 gezinnen De uitwerking van de beschieting van San Sebastian. De ruïne in de straten der stad EEN POPPETJE VAN KRALEN Hoe men elkaar in Ooster- sche landen begroet Onderwijzer: „Weet jij wat een schuld- eischer is?" Jan: „Ja, meester, dat is iemand, tegen wien ik voor vader altijd moet zeggen, dat hij niet thuis is." ZEG ZONNETJE. M'n popje moet noodig naar buiten toe hoor. Ze krijgt hier in huis bleeke wangen. Als 't altijd zoo regent, dan ga je toch heusch, Naar zonneschijn wel wat verlangen! Ze krijgt dan een keurige zomerjurk aan, Daar was 't steeds te koud nog voor, weet je. Toe zonnetje, wil je je best niet eens doen, 't Is zomermaar te schijnen vergeet jet, Een Oostersche vertelling door Piet Broos Haroen al Raschid deed of hü niets ge- aminiiiiiuiniiimiiiiiiiiiniiniiiinininiiinfiiniiiniiiiiniimiiiiiiniiiiiiiiiitniiniiininiiniiHmiiitniiiinimiii smimimniHnmiinnmmnimmiiiiiiimiiiwiiiiiwiiiiiiiiiiiiimiiimiMiMwwitiiiiiinwiiiimminininniiiiG DONDERDAG 20 AUGUSTUS 1936 |!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiiiiiiHiiniimnr| illlllllllllllllllllllllllllllllllililiiillllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiniiiiiimiuiuiuiiimuiuuujiiiiiimiumumis Koning Edward VIII van Engeland tijdens een wandeling in de nabijheid van Split in Dalmatië gedurende zijn vacantie aan de Adriatische Zee De belegering van San Sebastian. Vrachtauto's zijn in pantserwagens getransformeerd ter verdediging van de stad Schapen, die op de handen gedragen werden tijdens den zevenden schapenfokdag vanwege het Texelsch Schapenstamboek voor Noord Brabant te den Bosch je voorzet voor jou geen waarde heeft. Alleen wilde ik je een ding verzoeken: Geef mij ter herinnering aan je gewaar deerd bezoek jouw dadelzak. Ik zal dan altijd aan je wijsheid kunnen denken als ik hem zie. Ik schenk je daarvoor een anderen, geheel gevuld met versche dadels; ik weet, dat dat de vruchten zijn, die jij alleen maar noodig hebt!" Star en bijna willoos reikte de derwisch het zakje met dadels aan den kalief over en ontving daarvoor een nieuw. Dan keerde hij zich zoo vlug mogelijk om en verdween wankelend op de trappen voor het paleis. Haroen al Raschid hield de hand boven zijn oogen en keek hem lang na. Lachend woog hij het zakje dadels in zijn rechter hand.... zij waren allemaal in edel- steenen veranderd. Omwind een groote kraal en een miftder groote met raffia of wol. Neem dan twee draden sterk garen en knoop twee van de einden samen. Rijg nu aan dezen dubbelen draad eerst de kleine zwarte kraal van het hoofd en dan de andere, grootere. Daarna rijg je aan elk van de twee draden drie lange kralen en een knoopenvorm, waarna je de draden stevig afknoopt. De armen maken we elk van twee lange kralen en een ronde kraal en vervolgens naaien we ze aan het lijfje (zie de teekening). Het rokje maken we van een reepje gekleurd sits- of crêpe-papier en binden 't met een draadje geplooid om het middel. De oogen zijn kleine kraaltjes, evenzoo de neus. Wenkbrauwen en mond worden met een steekje wol of raffia aangegeven. Bij de Zuidelijke en de Aziatische vol ken heeft de groet een veel grootere be- teekenis dan bij ons. Zeggen wij gewoonlijk, zonder er verder bij na te denken, maar gewoon: „Goeden morgen!" of „Goeden avond!", de zonen van het Morgenland zeggen: „God geve u een goeden morgen" of „God geve u ge zondheid!" „Zegen moge rusten op uw hoofd!" zegt de een en de ander antwoordt: „Hij is met u binnengekomen." De eene: „Vrede zij met u!" en de an der: „Ook op u ruste vrede en Gods barm hartigheid!" Komt de eenvoudige fellah, Egyptische boer, bij een beambte met een zaak of kwestie, dan antwoordt hij op de vraag: „Wat wilt ge?" steeds eerst „SALEM- TAK!" dat wil zeggen: „uw welzijn" en brengt eerst daarna zijn belangen ter sprake. HET VERSCHIL. De onderwijzer: „Karei, leg jij me eens het verschil uit tusschen voorzichtigheid en lafheid." Karei, na eenig nadenken: „Ik denk dat het zoo is, mijnheer: als iemand zelf laf is, is het voorzichtigheid en als iemand anders voorzichtig is, is het lafheid.'" BAAS BOVEN BAA^ Jan en Piet hebben ruzie met elkaar. „En mijn vader is toch een hoofd groo- ter dan jouw vader." „En mijn vader heeft toch een buik dikker dan jouw vader." NIET THUIS. zien had en telkens en telkens herhaalde zich hetzelfde spelletje, nu eindelijk zijn hebzucht was ontwaakt en de dadelzak moest al verscheidene kostbare steenen bevatten, toen zij eindelijk bijna den uit gang hadden bereikt. Plotseling verliet de kalief het gewelf, waarin zij stonden, alsof iemand hem ineens had weggeroepen en met 'n doffen bons sloot de deur zich en de derwisch, die zijn hand juist weer in een vaas met kostbare topazen had ge stoken, was alleen. Hij ging in een hoek zitten en steunde het hoofd met de handen, net alsof hij over de nietigheid van aardsche rijkdommen nadacht. Maar de kalief kwam niet meer terug en de verheven houding van den derwisch had nu geen effect. De vorst scheen door gewichtige staatsaangelegen- heden zijn gast geheel vergeten te zijn. Uur na uur verstreek. De avond brak aan en de nacht viel in. De dageraad wierp haar rosen gloed door de kleine vensters boven hem, de middagzon glansde, de schemering duurde even en weer brak een nacht aan. En de derwisch wachtte en wachtte.... maar vergeefs. Hij klopte tegen de deuren, bonsde er met zijn vuisten op, trapte er met zijn voeten tegen. Geen geluid vernam hij. Acht dagen waren sindsdien verstreken. Daar rinkelden sleutels en Haroen al Raschid trad binnen. „Hè", riep hij verrast, „zie ik het goed? Ben jij nog hier. Ik had je, eerlijk gezegd, heelemaal vergeten. Wat een geluk, dat je nog zoo vroolijk om je heen kijkt. Ieder van ons zou verschrikkelijken honger hebben geleden en de schatten hebben vervloekt, die hem omgaven. Maar jij, jij hebt aan je zak met dadels genoeg gehad om in je levensonderhoud te voorzien. Je hebt zeker je tijd met genoegen in diepzinnig nadenken doorgebracht en over de dwaasheid van anderen gepeinsd!" Moeilijk richtte de sterk vermagerde der wisch zich op en met een gedwongen lachje wankelde hij achter den kalief aan. Alleen de gedachte aan den inhoud van zijn dadelzak met edelsteenen hield hem op de been. Haroen al Raschid begeleidde zijn gast tot aan de deur. „Ik durf het niet wagen je een maaltijd aan te bieden", zei hij daar, terwijl hij hoorde hoe de maag van den ander ram melde. „want ik weet, dat datgene wat ik Zeg zonnetje 'k heb je zoo lang niet gezien, Waar zit je toch steeds alle dagen? Je blijft maar verborgen, geen mensch die je ziet. Zeg, durf jij het niet meer te wagen Om helder te schijnen? 't Is alles zoo grauw, En ik, ik kan niet buiten spelen; 't Is lederen dag maar weer regen en wind. Dat gaat op het laatst zoo vervelenl Kijk, hier is m'n popje, zeg ziet ze niet bleekt Toe zon, krijg nu eens medelijden. En schijn eens zoo helder en sterk als je kunt. Dan ga ik met popje uit rijden! En toen kwam de zon plotseling stralend en blij, Ze scheen dat 't een lust was! En 't meisje?t Dat wandelt nu fijn met haar pop in de zon, En zingt onderwijl als een sijsjef R De vrijwillige brandweer te Cu- lenborg vierde Woensdag haar 25-jarig bestaan. Voor het stad huis werd een défilé gehouden, waarna een inspectie plaats vond door den burgemeester, den heer Keestra Haroen al Raschid was geen ver kwister, maar hij genoot verge noegd van de gaven, die Allah aan de menschen wilde schenken. Daarom maakte het hem een beetje kre gelig, toen hij bij zijn heimelijke tochten door de stad bemerkte, hoe een gewone derwisch; een oostersche monnik, die onder het volk bedelde, zich beroemde op zijn eigen armoede en tevredenheid en op be dekte wijze de menschen tegen den kalief en zijn hofhouding opzette. Haroen al Raschid besloot daarom den derwisch op de proef te stellen. Toen deze op zekeren dag weer over de markt wandelde van den eenen koopman naar den anderen om met zijn bekende spreuken aalmoezen te ontvangen, werd een hand op zijn schouder gelegd en een rijk- gek'leede dienaar van den kalief zei tot hem: „De heer over alle geloovigen noodigt je uit, wijze man, vandaag bij hem als gast te logeeren!" - - Een oogenblik keek de derwisch verschrikt. Daarna volgde hij met waardige schreden den bode en alle menschen staken de hoofden bijeen en spraken over de eer, die hem te beurt viel, daar de kalief zelf hem aan tafel genoodigd had. Haroen ontving den derwisch, terwijl hij aan een welvoorziene tafel was gezeten en noodigde hem uit van de voortreffelijke spijzen, vruchten en dranken te genieten. Maar de derwisch lachte eens en zei met voorname kalmte: „Heer, waarom zou ik van die spijzen nuttigen? Kijk, hier in dezen zak met dadels draag ik alles wat ik voor mijn levens onderhoud noodig heb. Drie van deze vruch ten zijn voor mij voldoende voor één maaltijd. Sta mij toe, dat ik ook hier vol gens mijn gewoonte eet!" De kalief knikte en de derwisch at met veel smaak zijn drie dadels op. Toch scheen het Haroen al Raschid toe, terwijl hij hem zoo onbemerkt gadesloeg, dat hij zoo nu en dan een begeerigen blik wierp op de tafel, Zijn gast liep achter hem. waarop de uitgezochtste spijzen en de geurigste dranken stonden uitgestald, die de neusgaten van den derwisch wel moesten prikkelen. Nu en dan bevoch tigde hij zijn lippen met de tong, als proefde hij in gedachten de vruchten en heerlijkheden, die vlak voor zijn neus stonden. „Daar je niet met mij hebt willen dinee- ren", zei ten slotte Haroen al Raschid, die zich te goed had gedaan aan alles, „wil ik je het genoegen doen om je de schatten uit mijn schatkamers en andere zalen te laten aanschouwen. Ik twijfel er niet aan of je zult daar belang in stellen!" Met een verheven uitdrukking op het gelaat volgde hem de derwisch en wandelde achter hem aan, door de onderaardsche gewelven en gangen, door zalen en kamers, waarin sprookjesachtige rijkdommen aan goud en edelsteenen, gemunte en onge munte geldstukken, smeedwerk, beeldhouw werk, zeldzaam geweven tapijten en anti quiteiten van allerlei soort waren uitgestald. Plotseling bemerkte de kalief, dat zijn gast, die achter hem liep en zich geheel ongezien waande, met een snellen greep uit een schaal met kostbare robijnen een steen nam en dezen haastig in zijn buidel liet verdwijnen. I ZoektSs^wbaar I FOTOREPORTAGE d K. H. Prinses Juliana in Zwitserland. De Prinses fotografeert haar gezelschap op het 3500 meter boven den zeespiegel gelegen Jungfraujoch- plateau. (Foto Schudel)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 4