ALS DE VACANTIE VOORBIJ IS
WIJ LEEREN SCHAKEN
m i i -
De Rozenkrans
D'n Herfst schemert al deur 't loof
ZONDAG 30 AUGUSTUS 1936
Een Postkantoor als
postzegelfabriek
Zorgen van Moeder
fff
De Rozenolie in
Bulgarije
88p 93 P
w.IslwM.nn
«r'^iijp JjJP |pP
in de
Bergen
Goed zaakje voor de
Amerik. Regeering
%m. mm lip m
m.vÊm. Wm.
mm. Q mm. J| 0m..
BRABANTSCHE BRIEVEN
'n Nieuw tij, andere
kleuren
De zon schijnt
De zon schijnt! De lucht is blauw en de
zon schijnt! Tenminste terwijl wij dit
schrijven. Misschien dat het straks, wan
neer dit verschijnt weer touwtjes of pijpestelen
of hm.„jude dames" regent, maar nu schijnt
de zon.
Nu is alles voorbij en vroolijk en fleurig en nu
ontwaakt in het hart van iedere vrouw met
dubbele kracht de zucht naar opschik.
Als het buiten zomer is willen wij allemaal iets
nieuws hebben: een hoed, of een japon, of een
mantel (liefst alle drie tegelijk!)
De kooplust is er en als de kooplust er is.
dan weet bijna iedere vrouw ook wel het geld te
Vinden om aan dien kooplust te voldoen.
De winkels dragen er het hunne toe bij met
etalages om van te watertanden en toch
is koopen minder gemakkelijk dan het zoo op
het oog lijkt.
Wanneer het een
maal volop zomer
is. dan behoeven
Wij ons niet zoo
i meer te bekomme
ren om „de" mode
kleur.
In Maart en April
wordt ons door de
modebladen met
grooten ernst en
nadruk verteld, dat
die en die kleur
van den zomer
hoogtij zal vieren. De vrouw, die tijdig
aan' haar zomer-garderobe begint, en
zich aan dezen raad houdt, schaft zich
dus de opgegeven kleur of kleurencom
binatie aan om dan eenige maanden later
tot haar schrik en ontsteltenis te bemerken dat
zij vrijwel alleen loopt in deze kleür of....
dat het idee zóó algemeen is geworden, dat drie
van de vijf vrouwen, die zij op straat tegen
komt, ermee rondloopen. Dat is ontegenzeg
lijk onplezierig.
Zoo is er bijv. in Maart j.l. een zeer fraaie
kleurencombinatie van een apart soort met bruin
doorweven lichtblauw met effen bruin gelanceerd.
Nagenoeg alle groote kleerenmagazijnen
brachten zulk lichtblauwe japonnen met bruine
completmantels. Thans nu de tijd om deze
fraaiigheden te dragen eindelijk is aangebroken,
ziet men ze vrijwel nergens meer!
Marine-blauw met wit is de groote mode
ziedaar een waarheid, die ons van alle kanten
tegelijk is ingeprent.
Zwart raakt op den achtergrond. Zwart zal
dezen zomer plaats moeten maken voor don
kerblauw wie heeft dit alles niet tot in den
treure hooren herhalen en zien manifesteeren
op modeshows?
Tien tegen één dat straks de vrouw, die o
zoo graag volgens de laatste mode gekleed wil
zijn, in den allerduursten winkel een droom
van eenzwart complet ziet metjade-
groen en dan valt zij uit de lucht en roept ont
steld uit: wat is dat nugroen! en over groen
is heelemaal niet gesproken?!
Ik dacht dat groen heelemaal niet meetelde
dezen zomer
En met droefenis denkt zij terug aan het
zwarte pakje, dat zij wegschonk en aan de groe
ne blouse (precies maar dan ook precies de
zelfde kleur!) die zij verknipte als voering voor
een theemuts omdat-toch-nooit-iemand-die-
kleur-droeg.
Hieruit kunnen wij leeren dat er (behalve
dan H.M. de Vrouw) niets zoo onberekenbaar is
als de mode die door de heeren der schepping
wordt ontworpen!).
Als het volop zomer is, dan zien wij alle lich
te kleuren in de winkel-etalages en de verstan
dige vrouw met het bescheiden kleedgeld (zijn
er eigenlijk wel andere vrouwen?) kiest dan
ook bij voorkeur voor haar zomerjaponnen niet
te opvallende lichte tinten, die gemakkelijk te
combineeren zijn met bestaande mantels.
Overleg is het halve werk, zoo ergens dan
geldt dit zeer zeker bij het samenstellen van
onze garderobe voor de vacantie.
Rose, lichtblauw, geel en beige vormen (pre
cies als alle andere jaren!) de meest geliefde
kleuren voor onze zomertoiletjes.
Wit is voor den zomer een ideale dracht, voor
al als het van goed waschbare stof is vervaar
digd.
Op een boot en aan het strand zal de spor
tieve witte jurk gecombineerd met ettelijke fel
gekleurde truitjes, jasjes, opvouwbare hoedjes,
sokjes, parasols en tasschen altijd het grootste
succes oogsten.
De vrouw met één witten rok en blouse en
twee witte japonnen zal er, als zij voldoende is
toegerust mep zelfgebreide pullovers, slipovers,
sjaals, mutsen e.a. eleganter uitzien dan haar
zuster met ettelijke gebloemde, geruite en ge-
mossde toiletjes, vooral als zij zorgt dat het
witte goed onkreukbaar is en van goede kwali
teit enals zij netjes, is, want wit is onte
genzeglijk zeer besmettelijk en wie niet erg
netjes is, doet verstandiger een druk gebloemd
patroon te kiezen.
Een vergissing, die heel vaak wordt gemaakt
bij het kiezen van zomerkleuren, is, dat men ze
te druk kiest. Tegen een druk, zelfs tegen een
overladen druk dessin is geen bezwaar, zelfs
niet als men een ietwat gezet postuur bezit,
mitsmen het met een bijpassende effen
kleur combineert.
Dit effen gedeelte kan bestaan uit een groo
ten, donkerblauwen, zwarten of bruinen hoed,
een geplisseerd schoudercape'je (als ge slank
zijt!) een completmantel of kort jasje, dat doet
er niet toe. Het is bedoeld als een rustgeven-,
de omlijsting van het drukgebloemde, genopte
of geruite patroon van uw japon, die daardoor
oneindig beter tot haar recht komt.
Een alleraardigst modesnufje maakt het ons
gemakkelijk om met zeer weinig kosten modieus
te zijn: gebloemde manteltjes op effen japon
nen zijn heel nieuw; zwarte bont bedrukte jasjes
(met wijden rug en mouwen) op zwarte avond
en middagjaponnen, maar ook: fleurige bloem-
patroontjes van gewone cretonne in bonte kleu
ren, gedragen op een simpel licht jurkje.
Bijv. een geel en wit margrietenpatroon op
korenblauwen ondergrond, gedragen op een
witte japon.
Of een driekwart losse jas van korenblauw
op hemelsblauw fond gedrukte bloempjes op een
effen rose japon.
Aardig staat het om van de gebloemde cre
tonne een ceintuur
op de japon te
v maken, zoodat een
geheel wordt ver
kregen.
Zeer nieuw is
voorts het zoowel
getailleerd als wijd
en los gedragen on
gevoerde manteltje
van wit piqué,
waarvan de onder
kant veelal in
schulpen is geknipt. Uiteraard is dit nimmer
het geval bij het tailleurjasje, dat het beste
tot zijn recht komt op een nauw donkerblauw
of zwart rokje.
Voorts rest ons nog te vermelden dat een
oude liefdé tot ons is teruggekeerd: het (machi
nale) Engelsche borduursel in alle mogelijke
prettige lichte kleuren.
Zoowel voor vesten, mouwen, kraag en man
chet-garnituren als voor blouses onder luchtige
zomerpakjes leent zich deze stof uitstekend.
In de drie jaren van zijn ambtstijd heeft de
minister van posterijen der Vereenigde Sta
ten 17 verschillende herdenkingspostzegels
op de markt gebracht. Hun druk beteekent een
goed zaakje voor de regeering, want vier a vijf
millioen Amerikaansche verzamelaars koopen
dadelijk de nieuwe series en bovendien schaf
fen zij zich een reus
achtige reserve aan
der nieuwe postze
gels; deze reserve
wordt dan nooit ge
bruikt. Onder de
verzamelaars bevin
den zich ook postbe
ambten, handelaren
en verder de groote
massa van jonge en
oude amateurs. Of
zij nu uit genoegen verzamelen of in de
hoop, het belegde kapitaal te verdubbelen, in
ieder geval staan zij ih de rij, zoodra er een
nieuwe serie w'ordt uitgegeven.
Om het spel een beetje bonter te maken,
begaan de drukkers opzettelijk fouten. Zij ma
ken bijvoorbeeld drukfouten of plaatsen het
beeld op den kop bij eenige honderden zegels.
De zegels met zulke fouten krijgen dan een
bijzondere waarde. De verzamelaars zijn altijd
opnieuw op zoek naar zulke rariteiten en koo
pen talrijke series op in de hoop, dat er zeld
zame onder zijn. De regeering weet dat en
gooit steeds weer nieuwe series op de markt.
In één enkele week na de uitgave van een
nieuwe serie worden er meer dan 50 millioen
exemplaren verkocht. De postzegel voor de
Olympische Spelen van 1932, waarop een ski
springer in een tamelijk belachelijke houding
stond, vond zoo'n grooten afzet, dat de eerste
oplaag van 25 millioen stuks in twee dagen
was uitverkocht.
Gewoonlijk worden 10 of 15 millioen exem
plaren gedrukt voor de vijf millioen verzame
laars. De eerste van deze herdenkingszegels
verscheen in 1893 naar aanleiding van de Co-
lumbus-tentoonstelling. Tot 1919 gaf men
iedere drie jaar zoo'n serie uit. Van 1919 tot
1928 bediende men zich ieder jaar van zoo'n
winstgevende zaak. In 1928 werden twtee series
uitgegeven. In 1929 drukte men series ter eere
van Edison, George Roger Clarks, de Sullivan-
expeditie en de kolonisten van de Ohio-rivier.
Panamahoed met orgineele garneering
van fazantenveeren
De vacantie loopt ten einde en voor de
kleintjes uit het huisgezin is ze al om.
De spruiten zijn uit logeeren geweest_
Ze hebben gekampeerd, wandeltochten gel
maakt, fietstochten ze hebben genoten van
ons Hollandsche landschap en hoewel niet al
tijd van ons Hollandsche klimaat, ze hebben
toch pleizier gehad en voor kort of lang het
kleine, besloten kringetje van het huisgezin
doorbroken.
Nu zijn ze teruggekeerd terug onder de
beschermende en zorgende handen van moe
der de vrouw. Zij heeft misschien ook vacan
tie gehad, tenminste was het rustiger toen de
kinderen er niet waren en tochze is blij
dat de rust weer is afgeloopen en haar taak
weer begonnen.
De kinderen hebben hun vrijheid gehad. Ze
hebben enkel aan vroolijkheid en pleizier ge
dacht, aan spelen, aan uitgaan, en nu nu
staat de plicht weer voor de deur, de regel
maat het dagelijks terugkeerende werk.
Nu komt ook de taak van moeder de vrouw,
de taak om de opgewekte, frissche stemming
er in te houden.
Daar is 's morgens weer het vroege opstaan
bidden, ontbijten een laatste blik of alles
in de schooltasch is en weg.
Hoe vaak is het 's morgens niet een opstaan
op het laatste nippertje vlug, vlug ontbijten
geen tijd meer om te zien of niets vergeten
is en dan haast je rep je, weg gehol en
toch te laat standjes op school en als zs
thuis komen hooren we verzuchtingen dat de
school toch iets akeligs is en de vacantie heel
wat beter was. En meteen heeft de opgewekte
stemming een knauw gekregen.
Maar dat mag niet de herwonnen werk
lust moet zoo lang mogelijk blijven leven, en
dat kan, als het anders toegaat. En wie her
kent niet de leidende persoonlijkheid van moe
der, in een ontbijt, dat opgewekt verloopt, zon
der overdreven haast kort, maar gezellig
waar de kinderen op tijd mee klaar zijn, om
nog even na te kijken of heusch alles in de
tasch zit. ze kunnen nog even spelen voor de
school begint, buiten op de speelplaats en....
zonder al te veel stoornissen vinden ze hun
weg naar de regelmaat.
Dan om vier uur als de verlossende deu
ren van de school zich ontsloten hebben het
kan een feest zijn om thuis te komen.
Daar is moeder, die op je wacht je weet
het al ze heeft een lekker kopje thee voor
je klaar. Bovendien heeft ze gezorgd dat de
kamer zoo gezellig is als je thuis komt ze
heeft het theeblad op tafel staan en een hel
der fleurig theekleedje er onder gelegd een
bloemetje ontbreekt niet en misschien is
het nog vanwege de vacantie, die net voorbij
is er staat een schaaltje met chocolaadjes
ook op je te wachten.
Je hebt een vrièndinnetje meegebracht en
dan schuif je gezellig om de tafel je smult
van het lekkers, je geniet van je thee en moe
der luistert naar de verhalen en ze komen
tot de prettige ontdekking dat het leven na
de vacantie toch zoo slecht niet is.
Bovendien heeft moeder iets lekkers gekookt
en zooals zij kookt zoo kan niemand her
toch maar en het is ook heel wat anders dan
de aangebrande spercieboonen in het kamp
oh zoo!
Als moeder denkt als moeder zorgt en
moeite doet, dan is de stemming na de vacan
tie even opgewekt, even frisch, en dan blijft
de werklust.... tot de volgende vacantie.
MARYE.
Blouse van wit met zwart geno-pte
zijde. De revers, de manchetten en
de opgestikte toegevouwen zakjes zijn
met zwart gepaspeld
In 1930 werden von Steuben, de slag bij Brad-
dock, Carolina Charleston en de kolonie Mas
sachusetts vereerd met eigen postzegels. In 1931
ging Mr. Walter P. Brown, do toenmalige mi
nister van posterijen, op zoek naar nieuwe in
vallen. Iedereen wierp zich op dikke historische
boeken om goede onderwerpen te kunnen vin
den. Na een t. d van geestelijke inspanning
maakte men tenslotte herdenkingszegels voor
den Poolschen patriot Poelaski.
Daarna kwamen de N. R. A.-zegels uit, die
om twee redenen druk werden besproken: ten
eerste ontbrak de blauwe adelaar erop en ten
tweede liep van de vier mannen op het vignet
de bankier niet in den pas met de anderen.
De Amerikaansche regeering is in geen ge
val van plan dezen handel stop te zetten, in
tegendeel: voor 19361937, den tijd van de pre
sidentverkiezingen, zijn zes nieuwe uitgaven
bedacht.
De Amerikaansche minister van posterijen
kent zijn „pappenheimers" en weet wel wat
een groot voordeel hij kan trekken uit deze
verzameWoede. Hij biedt dus telkens weer
nieuwe series postzegels aan, die steeds een
goeden afzet vinden, want zooals alles in Ame
rika, kent ook de verzamelwoede daar geen
grenzen.
De voortbrenging van rozenolie is nog
steeds een voorname tak van nijverheid
in Bulgarije. Het dal van Kézanlyk, het
Rozendal genaamd, vormt het middelpunt van
de rozenteelt, die zich over talrijke dorpen
uitstrekt en tegen den Noordenwind natuurlijk
beschut zijn door de hooge bergketen van
den Grooten Balkan.
Men vindt in Kézanlyk bovendien verschei
dene groote zakenmenschen, die zich bijna uit
sluitend bezig houden met den handel in
rozenolie en die in directe verbinding staan
met de eerste zeep- en odeurfabrieken in
Europa.
Aan de rozenolie-industrie zijn niet weinig
moeilijkheden verbonden. In de eerste plaats
is de olie, hoe zorgvuldig ook gedistilleerd,
zelden volmaakt helder en verder bezondigen
tal van voortbrengers zich eraan, dat zij hun
koopwaar vermengen met extracten van gera
niums, alcohol en andere vreemde zelfstandig
heden, ten einde begrijpelijk een grootere hoe
veelheid te verkrijgen.
Het geldt derhalve, de olie te kunnen ont
leden en den graad van vervalsching te be
rekenen, ten einde hiernaar haar handelswaar
de te berekenen. Hiervoor zijn speciale schei
kundigen, die geheel op de hoogte zijn van de
rozenindustrie en de zuiverheid der kwaliteit
kunnen vaststellen.
Reeds vroeg werden de rozen in het He-
melsche Rijk met veel zorg gekweekt. De
rozentuinen van den Chineeschen Keizer
moeten sprookjesachtig geweest zijn. Daaren
boven waren zij zeer voordeelig voor 's keizers
schatkist, daar het verkoopen van de gewon
nen rozenolie en het rozenwater ieder jaar on
gehoorde sommen opbracht.
Alleen de voornaamste Chineezen, n.l. de
keizerlijke familie, hooggeplaatste militairen,
mandarijnen en andere hoogwaardigheldsbe-
kleeders van het rijk mochten deze heerlijk
ruikende vloeistoffen in huis hebben. Een Chi
nees van minderen rang zou streng gestraft
worden, wanneer men ze bij hem ontdekte.
Men kende vroeger slechts twee rozensoor-
ten in China, n.l. de witte en de roode mos
roos. Hoe kleiner deze waren, des te hooger
waarde hadden zij. Haar bladeren deden ook
dienst als amuletten. Men hing ze dikwijls in
een zakje genaaid voor den ingang van het
huis en meende dan voor ieder onheil be
schut te zijn.
Van de opgaaf no. 9 (wit: Kc5, pion f6;
zwart: Kd7)
1. Kd5 (oppositie) Kd8
2. Kd6. Niet Ke6, want dan is het spel
remise. Zwart antwoordt dan met Ke8 (oppo
sitie). 3. f7f Kf6. 4. Kf6 pat.
2 Ke8
3." Ke6 Kf8
4. Ke7 en wint.
Speelt zwart 1
Ke8
2. Ke6!
Op 1
Kd8
2. Ke5!
Kd7
3. Kf5
Ke8
4. Kg6 enz
PIONNEN EINDSPEL
Zwart: Dr. S. Tarrasch
abcde fgh
Wit: Dr. Em. Lasker
Wit aan zet, verkreeg remise. 1. h4 (dreigt
h5 en promotie) Kg4; 2 Kg6! Kxh4; 3. Kf5,
Kg3; 4. Ke5, Kf3; 5. Kd"5, Ke3; 6. Kxc5, Kd3;
7. Kxb5, Kc2; 8. Kxa5, Kxb3, remise.
(De partij werd gespeeld in het tournooi te
St. Petersburg in 1914).
OPGAAF No. 10
(Fahmi Keemink)
De volgende opgaaf is iets moeilijker dan
de vorige Hoewel de volgende week de oplos
sing wordt gegeven, hopen wij dat de lezers,
die deze lessen volgen, de oplossing zelf dan
hebben gevonden.
fü
abcdefgh
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Het onsterfelijk probleem Max Lange
Om eenige afwisseling te brengen in de les
sen in theorie, laten wij in bovenstaand pro
bleem een aardig stukje vuurwerk zien, waar
van beginnende schakers wel kunnen genieten.
De titel van „Onsterfelijk probleem" is o.i. wel
wat overdreven. Zonder twijfel is het met bui
tengewone handigheid gecomponeerd, maar het
mist fijnheid en diepte. Ziehier de oplossing:
1. Tb4b7, Df7xb7; 2. Rh5xg6f, Kh7xg6; 3.
Dd8g8t Kg'6xf54. Dg8_g4ï Kf5—e5; 5.
Dg4h5-j- Tf3—f5; 6. f2—f4f Rh2xf4; 7.
Df4xe2f Rdlxe2; 8. Ta4e4-j- d5xe4; 9. d3d4
mat.
OPENINGEN
Hollandsche verdediging
De Hollandsche verdediging wordt gebruikt
om de gewone varianten, het damegambiet, uit
den weg te gaan. De befaamde Elias Stein heeft
in zijn „Essai >sur les Echecs" (1789) deze ope
ning behandeld. Volgens Von Bilguer dankt de
opening haar naam aan een correspondentie-
partij, die tusschen Amsterdam en Londen ge
speeld is. Wanneer dat gebeurde, konden wij
niet achterhalen.
De bijzonder prachtige 26e partij uit de match
AljechinEUwe werd als volgt geopend:
Wit: Dr. Euwe
1. d2—d4
2. c2c4
Zwart: Dr. Aljechin
e7e6
f7—f5. Da
eerste twee zetten van zwart worden wel ver
wisseld.
3. g2g3
4. Rel—d2
5. Rflg2
6. Pblc3
7. Pgl—f3
8. 0—0
Rf8—b4f
Rb4—f7
Pg8—f6
0—0
Pf6e4
b7—b8 In de
24e partij speelde zwart hier Re7f6. Het doel
van den zwarten tekstzet is den raadsheer c8
op de diagonaal a8hl te brengen, wat in het
systeem van de Hollandsche verdediging be
hoort
9. Ddl—c2
10. Pf3e5
11. Rd2xc3
12. Kglxg2
enz.
Rc8b7
Pe4xc3
Rb7xg2
Dd8c8
Deze partij werd door dr. Euwe op magistrale
wijze gewonnen.
Eenige jaren geleden woedde in het kleine
plaatsje S. een hevig onweer. Dit dorpje
ligt in een mooie streek, waar de eene berg
zich naast den anderen rijt. Men weet niet,
wat schooner is, het zachte groen der jonge
berken of het donkere groen der dennen. Na
dat een noodweer reeds drie dagen dit plaatsje
geteisterd had, besloot de pastoor een proces
sie te houden. Ook de omliggende dorpen na
men hieraan deel. Onder de processie beloofde
de pastoor ter eere van Maria een kapel op
den berg te bouwen, wanneer God hem voor
het zware weer besparen zou, dat zooveel
schade veroorzaakte.
En ziet, na afloop van de processie was het
onweer voorbij. Eenigen tijd later bouwde men
een kapel op den Johannesberg, waar nu jaar
lijks een processie wordt gehouden op den eer
sten Zondag na 24 Juni. Om Maria bijzonder
te eeren, besloten drie dorpen om gezamenlijk
de geheimen van den rozenkrans in den berg
aan te brengen. Wil men een bezoek aan de
kapel brengen, dan ziet men aan den ingang
van den berg eerst Christus aan het Kruis. De
woorden „Credo inen een kniebank vra
gen, hier te beginnen met het bidden van den
Rozenkrans. Dadelijk hierop staan drie hoo
rnen en om iederen boom is de afbeelding van
geloof, hoop en liefde, in mozaïekwerk aange
bracht. Vervolgens een grot uit zandsteen met
de voorstelling van de blijde boodschap. Tus
schen het eerste en tweede geheim staan 10
boomen. Dus voor ieder „Wees gegroet" een
boom. De grot, voorstellend de geboorte van
Christus, is uit rood zandsteen gebouwd. De
andere geheimen zijn nog in beelden, gelijk de
Kruiswegstaties voorgesteld. Na het eerste ge
deelte van den Rozenkrans ziet men een klei
nen tuin met in het wild bloeiende heesters.
De figuur van den lijdenden Christus, gesterkt
door den engel, kondigt aan, dat hier het
droeve geheim van den Rozenkrans begint. Het
tweede en derde volgen, doch altijd met tus-
schenruimten van 10 boomen, maar dan is het
doel, het kapelletje bereikt. Een klein Gods
huis prijkt hier temidden van het mooie groen
der bosschen. Bij het betreden van de kapel
valt het oog het eerst op het beeld van de
H. Maagd Maria. Vele kleine vaasjes met bloe
men, door de kinderen hierheen gebracht, staan
aan haar voeten. Velen komen hier Maria be
zoeken, en men kan soms in de verte al he*
bidden van het „Ave Maria" hooren. Na het
verlaten van het Godshuis, waarin zich ook
vele relikwieën bevinden, ziet men het eerst
een zandsteengrot, met de beelden van den
dood van St. Jozef. Daarna volgt dan het af
dalen van den Johannesberg. En nu volgen
weer de andere geheimen elkaar op, zoodat
men na het laatste weer bij den ingang komt.
Velen gaan 's Zondags een bezoek brengen,
om hier boven op den berg God te danken en
de voorspraak te vragen van de H. Maagd
Maria om verder verschoond te blijven van
ieder onheil.
Zeker zullen de gedachten van ieder, die
eens dezen berg bezocht, bij zwaar onweer
naar de kapel op den berg terug gaan.
Menier,
Schoone dagen, deus
leste van Oogst.
Maar mennigt geel
blaaike dwerlt al
deur de locht.
Den erf ligt er vol van.
't Najaar, d'n bonten Herfst, begint al te
schemeren deur 't dichte, steuvige loof.
D'n notenleer is begonnen te bronzen. Z'nen
blarenkroon lijkt geschroeid deur 'n laaiende
zonnevlam.
D'n wilden wingerd, teugen m'nen achter
gevel aan, begint aan te gloeien in vurig kar
mozijn.
En in d' eikendreven hangen al brandende
lampionnekes in 't loof.
Ja langzaamaan begint 't herfsttij den
buiten te illumineeren mee vlammend kleuren
spel, dat al zwakskes gaat opvlammen teugen
den levensavond van den Zomer!
'n Nieuw tij andere kleuren.
RÜP tij rijpe kleuren.
Zwaar trosselt de lijsterbes in 't donker loo-
ver; en 't is of de vrucht gegloeid is mee
den rossen top der vlam.
Fel blinkt den groenen eekel tusschen 't
bronzen blad. Gloeit den rozebottel in tomaat-
rood in 't wilde heestergewas.
't is of den bloei, de vrucht, den buiten be-
klatst zijn, mee de verven uit 't avondgoud,
'lijk het deuzen tijd aan 't Westen smeult.
Zooals gisterenavond.
Laag hing de zon aan den hemel. Lange
schaduws streepten peers over d'eerde. Maar
in de bladkroonen van 't wiegend geboomt,
daar klodderden nog dotten zonnegoud in
spulsch beweeg.
Rosse gloeiing gloorde over ons dorpke.
In 't Zuiën blonk den hemel in zijen glans
als uit peerlmoer. 'tWas lekker zitten veur 't
huis.
De leste Zondagsdrukte bewoog over den
steenweg, teugen den gloed van d' avondzon,
die dieper en dieper neeg, als 'n te zware blom
aan den ranken steel. Als 'n dikke, uitgloeiende
stip ook, zoo smolt ze deur den hemel. Zoo
brandde ze den Westerkim tot purper vuren.
Onder klokslagen galmden uit den kerktoren
langs den blanken Zuiërhemel mee de grijze
vegen, zooals die in witten peerlmoer wel voor
komen.
Trui en ik we kwamen op den schoonen
avond nie uitgetuurd. Stillekens fratten wij 'm
op, mee kleine bietjes.
Klam streek 'n windeke langs onzen kop. Ver
droeg 't den rook uit m'n pijp, die zachtekes
knetterde in den rossen avond, in den rossen
avond, waarin 't Herfsttij te bespeuren viel uit
de klamme koelte, die woog op oew vel. Toen
zonk de zon, bloedrood nou, in 'n peerse kim-
bank. Maar lang bleef ze heuren rossen gloei
teugen de lochten spreien, zoo schoon, zoo fel,
dat ge de plakken bladgoud in vellen van den
hemel kost scheuren.
Toen zee Trui: „Dré
En ik antwoordde: „ja...."
Onzenlievenheer was aan 't tooveren, amico.
Hij tooverde 'n rosgcuwen apotheose, achter
den rijpgebloeiden dag!
yan 't Westen tot boven ons dak stond 't
vurigst goud in kolossale streken teugen den
hemel geborsteld. En al dat goud ketste zijnen
glans op ons durpke, dat als 'n ouwerwetsche
blinkende prent in de Schepping hing.
Toen vezelde Trui: „hoe is 't meugelijk...."
En ik antwoordde: „lijk ge zegt...."
Langen tijd, ja wel 'n half uur lang, smeulde
deuze pracht weg. Bluschten de kleuren uit.
Zeegroene glanzings, teer als zij, kleer als 't
water in de velden, blonken tusschen 't smeu
lend goud.
De Zondagsdrukte verstierf in den avond
schemer. Naar den kant van de stad begosten
witte lichtjes, klaar alsdaauwdroppen te „kij
ken" uit het avondduister, dat dikker dwerlde
over de weareld.
Den Noordwester veegde drukker deur 't ge-
boomt. Blaaikes flierden uit de kroonen er.
Trui begost over heur bovenarmen te wrijven.
„Killekes, Dré."
„We zouwen 't pakken, Trui."
Toen gingen we naar binnen. Trui nam de
stoelen op, ik sloot de blinden.
En ver weg zat den Blaauwe te peinzen op
zijnen trekzak en droeg 't windeke zijn muzi
kale gedachten de zwarte bosschen in.
Binnen hing de zoelte nog van de platte-
buis, waarop Trui 's middags gekookt had. En
als olie in vloeipapier, zoo drong die luwte in
m'n vel.
,,'tls hier lekker, Truike!"
„Herfstig buiten, Dré."
Toen porde ze de plattebuis op, brokkelde
'nen turf in 't vuurgat en zette den avondpap
ten kook.
Onwillekeurig kropen we allebei in ons
„wintersche" hoekske, ter weerskanten van de
plattebuis, halverlings in den schaduw van
de hooge schouw, 't lampelicht op oew handen.
En als ik daar mee mijnen kop in den slag
schaduw zat van den schouwluifel, dan we
melden weer die vegen van den avondschemer
deur m'nen kop, want 't was of die blinking
van avondgoud aan m'n harsens zat vastge
kleefd. Ik sloot m'n oogen en ik zat aan den
oever van 'nen karmozijnen plas, waarin groene
eilanden glansden, onder gouwen nevels. Drie
zilveren reigers rezen op van de groote eilan
den, ik hóórde vernolle den wiekslag, ten leste
kwamen ze uit boven den gouwen schemer en
zeilden ze langs 't blanke peerlmoer verder,
verder, en verdwenen ze daarachter. Toen was
de stilte volmaakt! Begost ze te zingen als ko
kend water, begost ze te suizen in 't diepste
van m'nen kop. Den goudnevel dwerlde, dwerl
de als stof, als zonnegoud, dichter en dichter,
en ik lachte, lachte en danste zoo locht als 'n
blommepluis deur die flonkerende werreling
van gouwen Niks. Ik „zwom" in de lichtende
nevels, die laauw waren als hooi. Ik dook!
Dook naar de stengels van peerlmoeren lelies,
die dreven op deurzichtige, smaragden schot-
tels in den gouwen vijver. En ik voelde me
zakken, zinken in peillooze diepten, dieper,
dieper, kost geenen asem krijgen en toen
stootte-n-ik m'nen kop teugen den bojem van
den vijver endieën bojem was hard als
marmer! In ieder geval zoo hard als
m'n plavuizen! Toen wierd ik wakker en lee
op den vloer
Trui, die sjuust uit 't achterhuis kwam,
stond geschrokken!
Ik vreef, suf van den dut, over m'nen kop
en scheen daar zoo'n gezicht bü te hebben,
dat Trui in den lach schoot.
„Is da schrikken!" zee Trui. „Ik docht
dalijk aan den Fielp.
Dat was genog veur me, om rap op te sprin
gen.
,,'k Zal den pap 'ns opscheppen," zee Trui.
Toen begost m'n maag te juuken en dus was
den gouwen droom uit m'n harsens.
„Hoe zijde zoo van oewen stoel gesukkeld?"
,,'k Droomde
„Waarvan dan?"
„Ik zwom in 't goudik dook.ik
zonken pats, toen...." Weer voelde-n-ik
aan m'nen kop, die steuvig teugen de plavuizen
gekwakt had.
„Ge hebt 'nen buil," zee Trui
En zoo, amico, eindigde diêën wonderen
a vond mee 'nen bult op m'nen kop, zoo groot
als 'n zult je!
Amico!
'k Heb geprobeerd 't was donders moei
lijk deuze week te zwijgen over Spanje.
Op 't end is 't me nóg nie heelegaar gelukt!
Maar ditte mot ik er dan nog van zeggen:
als ge ziet hoe schoon onzen Schepper de
Schepping geschapen heeft als ge ziet hoe
volmaakt en schoon tegelijk onze weareld
bloeit en prijkt temidden van 't gouwen Heelal
zoo schoon als 'nen droom als ge dan
beseft, beseffen mót, dat den mensch nóg 'n,
paradijs op eerde hebben kost, als ie harsen-
pan en klokhuis maar beter gebruikte, en als
ge dan ziet hoe sjuust dieënzelfden mensch
van z'n schoone weareld 'n hel maakt dan
dan kunt ge nie beter doen dan omhoog zien
naar den schoonen Hemel, dan speuren naar
blom en kleur, dantroost zoeken bij God-
zelvers
't Menschdom heeft z'n verstand verpolitiekt,
z'n hart versteend. En mee verpolitiekte har
sens en 'n hart van steen, daarmee kunt ge....
de weareld hervormen??
Ja, zekers!
Tot 'n Hel!
Wij petieterikken, wij hebben hier niks te
hervormen. We kunnen de boel zelfs nie....
verknoeien! We kunnen hoogstens onze samen
leving, ons leven verlallemonden. En daarin
is 't versteende, verpolitiekte menschdom be-
kans geslaagd
Bekans, ja!
Daar zijn nog 'n paar kleine plekskes ter
weareld, waar 't helleleed nog niet veur de
volle 100 procent „werkt". Waar nog.... enkele
percentjes ontbreken. Zooals ik 't meen te zien
evenals ik 't andere komen zag is dat nog
maar kwestie van tijd.
Maar zoo lang, zoo lang meugelijk, al is 't
eenmaal op 'nen puinhoop, dan za lik toch
omhoog blijven kijken naar de gouwen meren
mee de peerlmoeren lelies. En nie naar m'nen
puinhoop! Want ik geloof wel in God en nie
(meer) in den mensch!
En 't zal mfj 'nen zorg zijn, of ik droomend
in 'nen kuil val op 'nen héélen plavuis of op
'nen kapotten
Tot de naaste week.
Veul groeten van Trui en als altij geen
haarke minder van oewen
t. a v.
DRÉ.