van den dag
Tuimeltje en K ruimeltje in het Kabouterland
éKetveïftaal
DE UREN GAAN
V O O R B IJ
'N TROUWE KLANT
ALLE ABONNÉ'S op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
F 750.-
F 750.-
F 250.-
VOOR HET CHRISTEN
OOSTEN
Vierde geheds- en studieweek
Hoffmann von Fallersleben
DONDERDAG 3 SEPTEMBER 1936
Schilder en Rebel
3aa«'n- 1 VoOI'heejl
Merovingische graven
blootgelegd
Indische films
•Een Zomerzotheid"
Een reuzen flat
Er komen liefst 3000 menschen
te wonen
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
e
Teiatj ICABou
TQJLANp. <1
„Och, waren alle menschen wijs.."
(Dat is heelemaal niet noodig, als
ze achter het stuur maar 'n klein
beetje beter wilden opletten, dan
konden we al héél tevreden zijn I)
Onder de bescherming van Zijne Eminentie
Kardinaal Lavitrano, aartsbisschop van
Palermo, voorzitter van de Italiaansche
Katholieke Vereeniging voor het Christen-Oos
ten, zal van 13 tot 20 September 1936 een Oos-
tersche week gehouden worden in de stad Bari.
De aartsbisschop van Bari en alle bisschop
pen van Apulië toonen hun belangstelling in
de plannen van dén Kardinaal, die een warme
aanbeveling mocht ontvangen van Zijne Heilig
heid den Paus.
Aan de Oostersche week wordt een pelgrims
tocht verbonden naar het graf van den H. Ni
colaus. De voorzitter van de godvruchtige broe
derschap ter zijner eere is Prins Orsini uit
Rome.
Het program der belangrijke bijeenkomst om
vat het volgende:
Liturgische voCrSereiding (van 13 tot 16 Sep
tember). Speciale gebedsoefeningen, processies,
predicaties en viering van Grieksche en Slavisch-
Byzantijnsche liturgie met uitleg voor het volk,
moeten de eigenlijke studiedagen voorbereiden.
De hooge belangstelling van Aartsbisschoppen
en Bisschoppen, die de predicaties houden, moet
het geloovige volk doordringen van den ernst
der Oostersche Apostolaatsplannen van Z. H.
den Paus.
Den 16den September komt om 8.50 de inter
nationale pelgrimstrein te Bari aan.
Den 16den September zal deze bedevaart ter
eere van Sint Nicolaus te Rome worden samen
gesteld. Eerst vertrekt de stoet naar „il Lido
di Rome", om in dat visschersdorp den eersten
steen te leggen van een nieuwe kapel ter eere
van Sint Nicolaus.
Daarna keert men naar Rome terug en be
zoekt de Katholieke Wereldperstentoonstelling.
Den 16den September bezoekt men Z. H. den
Paus in Castel Gandolfo. De H. Vader zal
eigenhandig een votieflamp ter eere van Sint
Nicolaus zegenen en aansteken.
Met een grootschen fakkeloptocht zal in Bari
de votieflamp door Kardinaal Lavitrano worden
overgebracht naar de Basiliek van Sint Nico
laus.
De aartsbisschop van Bari, Zijne Excellentie
Mgr. Mimmi, zal de begroetingsrede houden.
17 September beginnen de eigenlijke studie
dagen, waarbij als sprekers optreden o.a. Ar
chimandriet Alexander Sipiagin, oud-lid van de
Russische Doema, Pater Gordillo S.J., vice-
president van 't Pauselijk Oostersch Instituut
te Rome, Pater Prior Croce van Grottaferrata,
Professor Petrotta van Palermo, en meerdere
andere Universiteitsprofessoren.
's Morgens en 's avonds zijn er ook geduren
de de eigenlijke studiedagen (1720 Septem
ber) speciale Oostersche plechtigheden en pre
dicaties over 't Oostersch Apostolaat.
Met een plechtige Eucharistische Processie
wordt de Oostersche week gesloten op Zondag
20 September.
Het is een verheugend bewijs van oplevend
Hereenigingsapostolaat, dat in de 5 jaar van
haar bestaan reeds 4 Oostersche weken geor
ganiseerd zijn door de Italiaansche Vereeniging
voor 't Christen Oosten.
Palermo opende, Syracuse en Venetië volg
den.
Met Bari wordt weer een andei» deel van
Italië in de actie betrokken.
Nu de Oostersche kwesties ook nog een spe
ciale revue kregen in „L'Oriente Cristiano e
l'Unita della Chiesa" (redactie: Doctor Spal-
lahzani te Bibbiano), mogen we een intensen
groei van de Hereenigingsidee in Italië ver
wachten.
Het moet 'n bemoedigend feit genoemd wor
den, dat zooveel katholieke energie en sym
pathie zich richten op 170 milüoen afgescheiden
v Oostersche Christenen, grootdeels zuchtend
„onder de tyrannie van anti-christelijke ideolo
gieën en sociale systemen" (zooals Z. H. de
Paus zich uitdrukt in zijn brief aan Kardinaal
Lavitrano). De H. Vader acht het zeer aan
nemelijk, dat nu juist, in de harde vervolging,
De uit Bazel afkomstige schilder Fischer, die
in artistieke kringen bekend is en langen tijd in
Andalusië was gevestigd, is gevallen tijdens
een gevecht tusschen Opstandelingen en een
afdeeling van de Volksfront-militie.
Fischer streed aan de zijde der opstande
lingen.
„Och ja," sprak hij met een flauw lachje,
„mijn nieuwste sport."
Ik wendde me tot den jongen, die er met z'n
matrozenkraag frisscher en minder would-be-
geleerd uitzag.
„En jij vindt 't zeker leuk om 'n bootje te
laten varen?"
De jongen kneep z'n lippen minachtend sa
men en schudde 't hoofd.
„Neen, dat zou zonde zijn van m'n stoom
boot in zoo'n modderpoel."
„Zoo, heb je al 'n stoomboot?"
Hij knikte trotsch. „Voor m'n verjaardag.
Ik laat 't op on
zen vijver achter
„Sta toch niet 7
zoo op te snijden. £71 tll&tlS
Eugène," kwam
de oudste er tus-
schen, onderwijl een sigaret aanstekend, ,,'t
Ding deugt niet. Verouderde constructie. Heeft
mama zich weer aan laten smeren."
„Wat ging u daar doen in 't kreupelhout?"
vroeg Eugène en ik gevoelde me wat behaag
lijker onder z'n nieuwsgierigen blik.
„O," zei ik, „daar heb je van alles. Holen
en
„Kom," deed de negenjarige minachtend....
„daar holen? Zijn er niet. Van den zomer,
toe» we in den Eifel waren, heb ik de „Kobol-
denhöhle" gezien. Kent u die? Reusachtig, py-
ramidaal!"
Plotseling liet de oudste z'n net vallen en
zette z'n gouden lorgnet vaster op den neus.
Aan den anderen kant kwamen drie opge
schoten boerenmeisjes op 't water toe. Ze
smoesden met elkaar en gichelden. Een van
de drie trok haar rok 'n tikje hooger en plaste
met de bloote voeten in 't water rond.
De groote jongen nam de sigaret uit z'n
mond en trok z'n bovenlip tot een lachje.
„Wel verdr...." mompelde hij, „wat 'n fijn
kind."
Toen verliet ik het Elfenbosch, met het voor
nemen er nooit meer te komen.
Nabij een ouden windmolen, tusschen Greven-
bicht en Obbicht, werd 3 jaren geleden een
Merovingisch graf ontdekt. Door den bekenden
oudheidkundige, den heer Beckers, geneesheer
te Beek werd, daar de molen thans is afgebro
ken, opnieuw ter plaatse een onderzoek inge
steld. Het resultaat was, dat een Merovingische
begraafplaats (450750 na Christus) is bloot
gelegd, waarin reeds een 20-tal graven van
krijgslieden en vrouwen werden ontdekt. Ge
vonden werden ook zwaarden en kralen van glas
of barnsteen. Ook is blootgelegd een z.g. kamer
graf, bestemd voor meerdere personen.
Dezer dagen is een belangrijke stap gezet in
zake de voorgenomen vervaardiging van jour
nalen in Indië en de vertooning daarvan in
Nederland.
Tusschen het algemeen Ned.-Indisch Film
syndicaat en de Nederlancteche Journaal-Mij.
Profilti te 'sGravenhage is namelijk een over
eenkomst gesloten, waarbij Profilti het recht
verkrijgt de in Indië te vervaardigen journalen
in Nederland te distribueeren. Deze journalen,
welke de grootste belangstelling hebben van de
Indische regeering en het bedrijfsleven aldaar,
zullen binnen enkele maanden wekelijks in de
bioscopen in Nederland en Ned.-Indië worden
vertoond.
In de omgeving van Zeist zijn de opnamen
van de film „Zomerzotheid", naar het boek van
Cissy van Marxveldt, aangevangen.
Van bovenstaand boek werd een filmverhaal
geschreven door Walter Schlee, waarvan
de rollen werden bezet door een achttal jonge
lui, waaronder Adriaan van Hees en Leo de
Hartogh.
Hans van Meerten en Otto van Neijenhoff
hebben zich met de regie belast.
In October is de film geheel gereed.
Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graag eens in
grasduinen. De zakenman weet van Uw speur-
lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad
motiveereu.
En intusschen werd de deur geopend en kwamen de boerin
en de twee boeren binnen om eens te kijken wat er toch wel
gebeurd kon zijn. Daar zagen ze de lamp in stukken liggen en
hoe de boer zijn vingers ook jeukten, de kabouters opnieuw
te vangen, hij vond het raadzaam die ondeugden maar te la
ten gaan. Misschien waren ze dan meteen van die kikvor-
schenplaag af.
Zoo gauw kikker Karei en de kaboutertjes buiten kwamen
riepen ze de anderen en weldra was het heele vela gevuld met
kikkers en kabouters. Ze dajisten om de twee gevangenen en
kikker Karei heen en tilden hun de hoogte in. Nou in een
optocht naar het kabouterland, riep kikker Karei en daar wa
ren de anderen natuurlijk voor te vinden.
De oude kabouterbaas was zoo blij, dat Tuimeltje en Krui
meltje weer in het kabouterland terug waren, dat hij een groot
feest aan liet richten. Hijzelf trok zijn feestkleed aan, dat door
twee kaboutertjes achter hem aan werd gedragen en dansend
en juichend liep de heele stoet de kabouterstad door.
sterker zal worden het heimwee naar de Eéne
Moederkerk.
Mogen we er aan toevoegen: „de verwoesting
der Aziatiasche Bolsjewieken zal door de Her-
eeniging van 't Oosten lichter gestuit worden
in 't Westen."
We bidden met Bari mee van 13 tot 20 Sep
tember
Udenhout.
P. Dr. BORROMAEUS O.Cap.
Aan Grosvenor Road, gelijk de Theems-
kade ten westen van het Parlementsge
bouw te Londen heet, leest men op de
schuttingen, welke een nog onvoltooid nieuw ge
bouw omgeven, de woorden: „Het grootste flat
gebouw van Europa".
De bouw is reeds ver genoeg gevorderd om
ons, op grond van wat wij aanschouwen, voor
de rest van Europa te doen hopen dat deze
woorden de strikte waarheid vertolken, en dat
er niet ergens op het vasteland een stad is,
welke met een nog geweldiger huurkazerne
„verrijkt" is.
Tegen het gebouw zelf hebben wij niets in te
brengen. In zijn soort is het ongetwijfeld mooi
en indrukwekkend, in tegenstelling tot andere
reusachtige flatgebouwen, zooals het bekende
Latymer Court in Hammersmith, die bepaald
zeer leelijk zijn. Bovendien ligt Dolphin square
gelijk het nieuwe gebouw genoemd wordt
zeer aantrekkelijk aan de Theems, en zij die
flats betrekken op een van de tien verdiepin
gen aan den ruim 50 meters breeden voorkant,
zullen vrij en frisch wonen, en genieten van
een uitzicht dat zelfs op den langen duur niet
licht vervelen gaat.
Maar het gebouw is veel dieper dan het
breed is, en de meeste bewoners zullen geen
noemenswaardig uitzicht hebben.
Dolphin-square heeft zestien vleugels, die
alle op het hoofdgebouw uitkomen, en is zoo
ontworpen, dat de bewoners zoo weinig moge
lijk zullen merken van de nadeelen, welke ka
zernehuizen 'zelfs in het gunstigste geval met
zich brengen, vooral voor Engelschen, die im
mers niet, gelijk zoo vele continentale volken,
reeds van geslacht op geslacht aan deze ma
nier van wonen gewend geraakt zijn.
Maar zelfs het gunstigste geval is niet gun
stig, Dolphin-square bestaat uit niet minder
dan 1340 flats, tezamen met 4400 kamers. Er
zullen dus, als alles verhuurd is, zeker niet min
der, en wellicht zelfs aanmerkelijk meer dan
3000 menscheen „onder één dak komen wonen".
Wij herhalen, dat wij voor de rest van Europa
hopen dat Dolphin-square inderdaad het groot
ste gebouw van dien aard is.
Natuurlijk vormt deze flatten-agglomeratie
een kleine stad op zichzelf. Zij heeft een groot-
eigen restaurant, een garage voor vele honder
den auto's, een zwembad van dertig bij achttien
meter, tal van andere sportgelegenheden en
bovendien een eigen klein park aan de over
zijde van den weg, aan de rivier. Ook zal er
in het gebouw een groot aantal winkels zijn,
die, ofschoon natuurlijk voor een ieder toegan
kelijk, toch zullen „bestaan" van de bewoners.
Voor wie gevoel heeft voor de romantiek van
cijfers, zijn de volgende gegevens wellicht be
langwekkend:
De buitenmuren van dit gebouw zijn opge
trokken uit 12.000.000 baksteenen.
Het aantal vensters bedraagt 6700.
De tanks bevatten 8000 gallons water.
Twee onvereenigbare uitingen van den zelf den Russischen geest: boven 'n ikoon
uit de zeventiende eeuw, beneden een der (minst aanstootelijke) platen der
godloozen-actie
De electrische kabels in het gebouw hebben
een lengte van 200 kilometers.
En zijn 5300 electrische gloeilampen.
Het terrein beslaat een oppervlakte van 7%
acre (d. i. Vi acre minder dan het Parlements
gebouw).
200.000 ton aarde moesten uitgegraven wor
den voor de fundamenten en souterrains.
125.000 ton beton en 6000 ton stalen staven
zijn bij den bouw gebruikt.
3000 man zijn voortdurend aan het werk ge
weest.
Dit alles is, van het standpunt van cijfers en
afmetingen beschouwd, ongetwijfeld hoogst be
langwekkend. Maar in zoo'n gebouw moet men
ook wonenmet 2999 andere menschen!
De zestiende- en zeventiende-eeuwsche hui
zen in tal van oude Engelsche provinciesteden
zijn, op een andere manier, eveneens hoogst
belangwekkend. Duizenden Engelschen en vreem
delingen bezoeken die stadjes, alleen om te ge
nieten van den aanblik dier schilderachtige
huisjes. Zij zijn er opgetogen over. Maar voor
geen geld ter wereld zouden zij er in willen
wonen. Wij kunnen ons voorstellen, dat zij niet
minder opgetogen zijn over de moderne ge
weldigheid van Dolphin-square. Maar daar
wonen zij wél. En voor véél geld.
De vorige week was het kleine Lüneburgsche
landstadje Fallersleben in feestroes. Er werd
een gedenkweek gehouden voor Hoffmann von
Fallersleben, die een eeuw geleden zoo veel ge
daan heeft voor het opsporen en opteekenen van
het oude volkslied, ook het Nederlandsche, een
tijd voordat men er hier de waarde van inzag.
Het feest begon met de plechtige inwijding
van het gerestaureerde huis, waar Hoffmann
von Fallersleben werd geboren. Dank zij grooten
giften van de zijde van rijk, gemeente en par
ticulieren, was het mogelijk, dit huis tot natio-
naal-historisch museum in te richten. Hierdoor
heeft men eer willen bewijzen aan hem, die in
zijn leven voor de eer en de vrijheid van zijn
vaderland streed, die als revolutionnair in den
ban gedaan werd en op de „Düne" voor Helgo
land het „Lied aller Deutschen": „Deutschland
über alles", dichtte.
Een kleine kring genoodigde gasten, onder
wie de nazaten van Hoffmann, verzamelde zich
in de geboortekamer van den dichter. De bur
gemeester der plaats wees er op, dat men den
Al verlangen wij er niet naar „weer een
kind" te zijn, toch denken we allen nog
wel eens terug aan den tijd, toen we nog
mensch moesten worden, en aan onze avon
turen van dien tijd.
Ik woonde in een provinciestad, die in een
saaie streek lag: aardappelvelden, fabriekster
reinen en modderpoelen. Maar we ontdekten
we waren vier gezworen kameraden van de
eerste en tweede klasse gymnasium een oud
stuk fort, dat zonder eigenaar scheen te zijn
en door niemand gebruikt werd. Op het stukje
land, dat tot die antieke versterking behoorde,
v/as een verwarde plantengroei ontstaan, struik
gewas, waartusschen wilde bloemen bloeiden.
Op die groene eenzaamheid nu, plantten we
onze vlag en we beloofden elkander daar plech
tig, dat we het Elfenbosch zoo moest het
heeten tegen mogelijke aanvallen van vreem
de volken te vuur en te zwaard zouden ver
dedigen.
Nog herinner ik me als den dag van gisteren,
hoe we dit gebied vulden met fantasieën, ont
dekkingsreizen maakten, in de holen wegkro
pen, van kromgegroeide kastanjetakken boeme
rangs maakten, het schip van Odysseus nabouw
den en bemanden met vlierpoppetjes. Het El
fenbosch was een paradijs.
Een jaar geleden kreeg ik den inval het El
fenbosch weer eens te bezoeken. Het kostte me
moeite 't te vinden, maar 'twas er toch nog!
De ruïne van ons fort jeen daarachter
Ja.... 'twas ons Elfenbosch. Maar ach, zoo
klein! En zoo rommelig en verwaarloosd.
Ik voelde een beetje schaamteironie....
en ook een schrijnende treurigheid. Moedwillig
had ik den sluier der fantasie weggetrokken va»
de grauwe werkelijkheidToch was alles nog
als vroeger, maarik was geen kind meer.
En toch.... gelukkig, er waren toch nog
kinderen, die zich tot deze plek voelden aan
getrokken.
Daar stonden er tweeaan den overkant
van de „Middellandsche Zee", een lange, smalle
jongen, van ongeveer vijftien, met een bleek
gezicht en een lorgnet op en een kereltje van
negen of tien, met dikke blozende wangen,
beiden keurig gekleed.
Ik ging naar hen toe.
„Zoo," vroeg ik, „waar visschen jullie naar?"
De oudste scharrelde met een net door het
troebele water. Hij keek op, niet erg vriendelijk,
en wees op een flesch, waarin een groote kever
ellendig rondtolde.
„Dyticus marginalis," doceerde hij, op vrij
verwaanden toon.
„Groote waterkever, ik heb nog geen vrou
welijk exemplaar."
„Zoo, zoo," hernam ik, en had moeite om
m'n gemoedelijken toon te bewaren, „een jeug
dige natuurgeleerde zeker!"
't Woord scheen hem te vleien.
dichter bij zijn leven niet gehuldigd had. Een
vrij en vereenigd Duitschland was zijn ideaal.
Daarvan zong hij in zijn lied, dat zijn tijdge-
nooten niet begrepen, maar dat thans door de
meeste Duitschers verstaan wordt.
Het kleine museum bevat al hetgeen, wat
Von Fallersleben als mensch en dichter karak
teriseert. Naast portretten en busten, die Hoff
mann von Fallersleben in verschillende leef
tijden toonen, naast manuscripten en talrijke
boeken met de liederen en gedichten, ook vele
Nederlandsche, kan de bezoeker een rijk brief-
materiaal aanschouwen
Op den laatsten dag van de gedenkweek heeft
prof. dr. M. Breyne, uit Berlijn, lector in het
Nederlandsch en Zuid-Afrikaansch aan de Ber-
lijnsche Universiteit, w.ens voordrachten voor
de Nederlandsche kolonie te Berlijn de aandacht
trekken, gesproken over het onderwerp: „Hoff
mann von Fallersleben als vriend der Neder
landers en als Nederlandsch dichter."
bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
bij een ongeval met
doodelijken afloop
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
UIT HET FRANSCH VERTAALD
DOOR CHRISTINE KAMP
llllllillilllllllilllliilllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllilllÏNÏ
Gracieuse kuste de hand van haar heerbroer
en Margaïta volgde haar voorbeeld. Een laat
ste zegen, die al de gebogen hoofden tot zelfs
het huis en het personeel, dat zich verdrong
om Yocheppa op den drempel van de keuken,
omvatte en dan stapte de missionaris in het
eenvoudige rijtuig, dat de eigenaar van Eske-
hona bestuurde. „Vaarwel!" zei hij eenvoudig.
Het paard trok aan en draafde weg. Toen
barstte Margaïta plotseling in snikken uit.
Alsof zij haar tranen wilde verontschuldigen,
stotterde zij: „Wij zullen hem niet weerzien!"
Tante Gracieuse veegde haar oogen af. zij
Was ook bang, dat dit bezoek van den heiligen
missionaris het laatste was, maar heel haar
leven had zij getracht haar eigen verdriet te
Verbergen om er de anderen niet door te doen
lijden en nu zei ze bijna bruusk: „Ga gauw het
middenstuk op tafel gereed maken. Onze gasten
komen direct."
HOOFDSTUK III
Een machinaal werk geeft den geest gelegen
heid om afleiding te zoeken. Wie zal zeggen,
wat er omgaat achter die jonge voorhoofden,
gebogen als zij zijn over een handwerkje of
over den eentonigen arbeid in een atelier?
Margaïta schikte haar rozen, maar zij dacht er
niet aan. Het schouwspel van een volmaakt
huwelijk, dat haar oom voor haar geest had
opgeroepen, leek haar niet werkelijk. Haar
moeder kon zij zich nauwelijks herinneren en
mevr. d'Ubalde was zeer jong weduwe gewor
den.
Soms had zij haar op het kerkhof aange
troffen en als zij haar onder haar zwarte
weduwekap zag bidden, had zij als het ware
een intuïtie van hetgeen een hart moet lijden,
waarvan de helft in het graf is gelegd, maar
nooit nog had zij in haar onmiddellijke omge
ving echtgenooten gezien, die in een volmaakte
vereeniging leefden.
De ouders van de vriendinnen, die zij in
Bayonne ontmoette, als zij 's winters met haar
tante een paar weken daar ging wonen, zag zij
zelden te samen. De twee hoofden van die ge
zinnen waren industrieelen en brachten hun
dagen door in hun fabrieken of gingen op reis.
Margaïta kon dus geen vergelijkingen maken
en optimistisch van karakter was zij geneigd
alles mooi te vinden, wat zij niet kende. Zij
dacht weer aan de ontmoeting van dien mor
gen; het bleeke gelaat en de eenigszins trotsche
houding van den jongen auteur hadden haar
getroffen. Die schrijver zou niet iedereen op
merken, zijn mond had een minachtende uit
drukking, en toch had hij haar onderscheiden
en zelfs gezegd, dat zij bekoorlijk was.
Zij voelde zich een beetje beschaamd, dat zij
bij het uitgaan uit de kerk niet beter weer
stand had geboden aan alles, wat wereldsch
was en vooral, dat zij bij, het voorbijgaan ge
bloosd had. Zij zou de mooie kalmte van Josefa
hebben willen bezitten, die door de wereld ging,
alsof zij er niet meer toe behoorde. Maar was
dat te verwonderen? Josefa d'Ubalde had af
stand gedaan van alle aardsche dingen en
leefde slechts voor de hemelsche. Margaïta
integendeel verwachtte van de toekomst een
geluk, een geluk, dat nog vaag was, maar dat
ideaal leek en waaraan zij niet twijfelde, on
danks alles, wat oom Michel haar gezegd had.
Uit de keuken klonk de stem van tante:
Maïtena (lieveling) ben je klaar? Het is hoog
tijd, je te gaan kleeden."
Snel nam het jonge meisje eenige afgevallen
bladeren op, legde hier een couvert beter, streek
een plooi van het tafellaken glad, sloot de
blinden om te beletten, dat de vliegen de eet
zaal binnendrongen en liep dan zingend naar
haar kamer op de eerste verdieping, waarvan
het balkon uitzag over den heuvelkring, die
naar de rivier afdaalde.
Langen tijd had zij niet noodig voor haar
toilet: een japon van witte crêpe de Chine, die
den hals en den voorarm bloot liethaar
vader zou geen kleeding geduld hebben, die
niet absoluut zedig washertleeren
schoentjes, een, roos aan haar borst.... zij was
gereed.
Er hield een auto stil voor de deur: de familie
Mayou en even later de Darrigards. De tuin
was in een oogwenk vervuld van vroolijk bab
belen en lachen. De jonge meisjes in lichte
toiletjes gekleed, de oudere dames donkerder,
beide moeders bezield met de hoop, dat hun
zoon zou trouwen met Margaïta d'Eskerona,
die twee maal honderd duizend francs ten
huwelijk meebracht en later door erfenissen....
tante Gracieuse en oom Janeki.... zeker wel
tweemaal millionnair zou zijn.
De jongelieden bleven eeg beetje op den
achtergrond en beschouwden met welgevallen
de feestelinge, die door de vreugde van dien
dag er nög schooner uitzag. Zij had hen een
voudig bij hun aankomst fle hand gedrukt.
Waarom zou zij verward zijn geweest? Geen
van beiden beantwoordde aan haar ideaal. Zij
vond ze te materieel, en als het oog van hun
vader hen niet bewaakte, te zeer geneigd om
hun tijd te verkwisten in ijdele genoegens. Als
zij ze 's Zondags in de kerk zag, leken zij ver
strooid en Margaïta was er verontwaardigd
over, want zij was gewoon aan de devote hou
ding van haar vader en de mannen van
Amaberry, die geknield met gevouwen handen
het altaar niet uit het oog verloren.
Dan kwam André Bonnard in zijn Torpedo,
die hij- zelf bestuurde. Hij was groot, sterk, met
een machtig hoofd bedekt met te lang haar,
dat hij telkens naar achteren wierp, gekleed in
een soepel buis en een baret op het hoofd. Hij
leek buitengewoon blij.
„Heb je de eeremedaille gewonnen?" vroeg
hem fluisterend de heer van Eskerona.
„Ja, vanmorgen kreeg ik de tijding per tele
gram. Maar ik heb die medaille niet gewon
nen, het is je dochter! Hoe zou men niet een
meesterstuk maken met zulk een model!"
Het nieuws ging rond als een stroovuurtje;
ieder wilde den schilder complimenteeren, maar
hij zei, terwijl hij de toegestoken handen
drukte: „Feliciteer Margaïta!"
Het was zoo'n drukte, dat de aankomst van
oom Janeki d'Eskerona bijna onopgemerkt
bleef. Hij was evenwel gekomen in een eerste
Idas auto, gloednieuw. Zijn chauffeur droeg een
witte autojas en zelf had hij toilet gemaakt.
Een dikke gouden ketting hing over zijn vest,
op zijn vuurroode das fonkelde een reusachtige
diamant, aan zijn pink schitterde een tweede
en zijn lichtgrijs costuum kwam beslist uit een
der eerste modemagazijnen van Biarritz. Sedert
hij in Argentinië was geweest, had hij daar den
smaak gekregen van schitterende dingen, die
soms met elkander vloekten, maar niemand
dacht er aan zich daarover te ergeren. In de
streek vertegenwoordigde hij het fortuin. Hij
was de Amerikaan of liever gezegd: de Indiano,
dat wil zeggen, de man, die arm weggaat en
schatrijk terugkomt. Daarom boog alles voor
hem en iedereen achtte het een eer in zijn
prachtig huis, dat hij had laten bouwen volgens
het model van zijn Estancia van Miredores,
ginds in de Pampa's, ontvangen te worden. In
den tuin, die zijn villa omringde, had hij zelfs
palmboomen, citroenboomen, eucalyptussen
weten te acclimatiseeren. Dien morgen was er
een schalksche uitdrukking op zijn glad ge
schoren gezicht. Hij omhelsde zijn nichtje en
zei: „Wel, wel, Margaïta, nu ben je dus twin
tig jaar! Dat is de leeftijd, waarop de vlinders
om de schoone bloem gaan fladderen!"
Hij glimlachte een beetje spottend, terwijl hij
Gerard Mayou en Leo Darringard aankeek,
alsof hij zeggen wilde: „Reken jelui maar niet
op haar!"
Hij had de aandacht zoozeer in beslag ge
nomen, dat Dominique d'Ubalde binnenkwam,
zonder opgemerkt te worden. Zijn schoenen
zaten vol stof, en hij had een stevigen stok in
de hand, want hij was te voet van den berg
afgedaald. Amaud d'Eskerona zag hem het
eerst en met een zucht van verlichting, alsof
hij een frisschere lucht inademde, nam hij zijn
hand en stelde hem aan de gasten voor.
Marine-luitenant Dominique d'Ubalde, onze
buurman!"
De jonge meisjes keken hem van ter zijde
aan en vonden, dat hij er wel gedistingeerd
uitzag, hoewel wat ernstig. De jonge lieden
fronsten de wenkbrauwen, de moeders klemden
de lippen op elkaar, niemand sprak een woord,
tot opeens Janeki uitriep: „Dat zeg je goed,
broer, onze buurman! Geen naam past beter
aan Dominique! Vroeger, als er een Eskerona
stierf, was het een d'Ubalde, die op het dak
klom om een pan er af te nemen en een
opening te maken, waardoor de ziel kon ont
snappen.
(Wordt vervolgd).