van den dag Tuimeltje en K ruimeltje in het Kabouterland éKetveïftaal DE UREN GAAN V O O R B IJ 'N TROUWE KLANT ALLE ABONNÉ'S op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen F 750.- F 750.- F 250.- VOOR HET CHRISTEN OOSTEN Vierde geheds- en studieweek Hoffmann von Fallersleben DONDERDAG 3 SEPTEMBER 1936 Schilder en Rebel 3aa«'n- 1 VoOI'heejl Merovingische graven blootgelegd Indische films •Een Zomerzotheid" Een reuzen flat Er komen liefst 3000 menschen te wonen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL e Teiatj ICABou TQJLANp. <1 „Och, waren alle menschen wijs.." (Dat is heelemaal niet noodig, als ze achter het stuur maar 'n klein beetje beter wilden opletten, dan konden we al héél tevreden zijn I) Onder de bescherming van Zijne Eminentie Kardinaal Lavitrano, aartsbisschop van Palermo, voorzitter van de Italiaansche Katholieke Vereeniging voor het Christen-Oos ten, zal van 13 tot 20 September 1936 een Oos- tersche week gehouden worden in de stad Bari. De aartsbisschop van Bari en alle bisschop pen van Apulië toonen hun belangstelling in de plannen van dén Kardinaal, die een warme aanbeveling mocht ontvangen van Zijne Heilig heid den Paus. Aan de Oostersche week wordt een pelgrims tocht verbonden naar het graf van den H. Ni colaus. De voorzitter van de godvruchtige broe derschap ter zijner eere is Prins Orsini uit Rome. Het program der belangrijke bijeenkomst om vat het volgende: Liturgische voCrSereiding (van 13 tot 16 Sep tember). Speciale gebedsoefeningen, processies, predicaties en viering van Grieksche en Slavisch- Byzantijnsche liturgie met uitleg voor het volk, moeten de eigenlijke studiedagen voorbereiden. De hooge belangstelling van Aartsbisschoppen en Bisschoppen, die de predicaties houden, moet het geloovige volk doordringen van den ernst der Oostersche Apostolaatsplannen van Z. H. den Paus. Den 16den September komt om 8.50 de inter nationale pelgrimstrein te Bari aan. Den 16den September zal deze bedevaart ter eere van Sint Nicolaus te Rome worden samen gesteld. Eerst vertrekt de stoet naar „il Lido di Rome", om in dat visschersdorp den eersten steen te leggen van een nieuwe kapel ter eere van Sint Nicolaus. Daarna keert men naar Rome terug en be zoekt de Katholieke Wereldperstentoonstelling. Den 16den September bezoekt men Z. H. den Paus in Castel Gandolfo. De H. Vader zal eigenhandig een votieflamp ter eere van Sint Nicolaus zegenen en aansteken. Met een grootschen fakkeloptocht zal in Bari de votieflamp door Kardinaal Lavitrano worden overgebracht naar de Basiliek van Sint Nico laus. De aartsbisschop van Bari, Zijne Excellentie Mgr. Mimmi, zal de begroetingsrede houden. 17 September beginnen de eigenlijke studie dagen, waarbij als sprekers optreden o.a. Ar chimandriet Alexander Sipiagin, oud-lid van de Russische Doema, Pater Gordillo S.J., vice- president van 't Pauselijk Oostersch Instituut te Rome, Pater Prior Croce van Grottaferrata, Professor Petrotta van Palermo, en meerdere andere Universiteitsprofessoren. 's Morgens en 's avonds zijn er ook geduren de de eigenlijke studiedagen (1720 Septem ber) speciale Oostersche plechtigheden en pre dicaties over 't Oostersch Apostolaat. Met een plechtige Eucharistische Processie wordt de Oostersche week gesloten op Zondag 20 September. Het is een verheugend bewijs van oplevend Hereenigingsapostolaat, dat in de 5 jaar van haar bestaan reeds 4 Oostersche weken geor ganiseerd zijn door de Italiaansche Vereeniging voor 't Christen Oosten. Palermo opende, Syracuse en Venetië volg den. Met Bari wordt weer een andei» deel van Italië in de actie betrokken. Nu de Oostersche kwesties ook nog een spe ciale revue kregen in „L'Oriente Cristiano e l'Unita della Chiesa" (redactie: Doctor Spal- lahzani te Bibbiano), mogen we een intensen groei van de Hereenigingsidee in Italië ver wachten. Het moet 'n bemoedigend feit genoemd wor den, dat zooveel katholieke energie en sym pathie zich richten op 170 milüoen afgescheiden v Oostersche Christenen, grootdeels zuchtend „onder de tyrannie van anti-christelijke ideolo gieën en sociale systemen" (zooals Z. H. de Paus zich uitdrukt in zijn brief aan Kardinaal Lavitrano). De H. Vader acht het zeer aan nemelijk, dat nu juist, in de harde vervolging, De uit Bazel afkomstige schilder Fischer, die in artistieke kringen bekend is en langen tijd in Andalusië was gevestigd, is gevallen tijdens een gevecht tusschen Opstandelingen en een afdeeling van de Volksfront-militie. Fischer streed aan de zijde der opstande lingen. „Och ja," sprak hij met een flauw lachje, „mijn nieuwste sport." Ik wendde me tot den jongen, die er met z'n matrozenkraag frisscher en minder would-be- geleerd uitzag. „En jij vindt 't zeker leuk om 'n bootje te laten varen?" De jongen kneep z'n lippen minachtend sa men en schudde 't hoofd. „Neen, dat zou zonde zijn van m'n stoom boot in zoo'n modderpoel." „Zoo, heb je al 'n stoomboot?" Hij knikte trotsch. „Voor m'n verjaardag. Ik laat 't op on zen vijver achter „Sta toch niet 7 zoo op te snijden. £71 tll&tlS Eugène," kwam de oudste er tus- schen, onderwijl een sigaret aanstekend, ,,'t Ding deugt niet. Verouderde constructie. Heeft mama zich weer aan laten smeren." „Wat ging u daar doen in 't kreupelhout?" vroeg Eugène en ik gevoelde me wat behaag lijker onder z'n nieuwsgierigen blik. „O," zei ik, „daar heb je van alles. Holen en „Kom," deed de negenjarige minachtend.... „daar holen? Zijn er niet. Van den zomer, toe» we in den Eifel waren, heb ik de „Kobol- denhöhle" gezien. Kent u die? Reusachtig, py- ramidaal!" Plotseling liet de oudste z'n net vallen en zette z'n gouden lorgnet vaster op den neus. Aan den anderen kant kwamen drie opge schoten boerenmeisjes op 't water toe. Ze smoesden met elkaar en gichelden. Een van de drie trok haar rok 'n tikje hooger en plaste met de bloote voeten in 't water rond. De groote jongen nam de sigaret uit z'n mond en trok z'n bovenlip tot een lachje. „Wel verdr...." mompelde hij, „wat 'n fijn kind." Toen verliet ik het Elfenbosch, met het voor nemen er nooit meer te komen. Nabij een ouden windmolen, tusschen Greven- bicht en Obbicht, werd 3 jaren geleden een Merovingisch graf ontdekt. Door den bekenden oudheidkundige, den heer Beckers, geneesheer te Beek werd, daar de molen thans is afgebro ken, opnieuw ter plaatse een onderzoek inge steld. Het resultaat was, dat een Merovingische begraafplaats (450750 na Christus) is bloot gelegd, waarin reeds een 20-tal graven van krijgslieden en vrouwen werden ontdekt. Ge vonden werden ook zwaarden en kralen van glas of barnsteen. Ook is blootgelegd een z.g. kamer graf, bestemd voor meerdere personen. Dezer dagen is een belangrijke stap gezet in zake de voorgenomen vervaardiging van jour nalen in Indië en de vertooning daarvan in Nederland. Tusschen het algemeen Ned.-Indisch Film syndicaat en de Nederlancteche Journaal-Mij. Profilti te 'sGravenhage is namelijk een over eenkomst gesloten, waarbij Profilti het recht verkrijgt de in Indië te vervaardigen journalen in Nederland te distribueeren. Deze journalen, welke de grootste belangstelling hebben van de Indische regeering en het bedrijfsleven aldaar, zullen binnen enkele maanden wekelijks in de bioscopen in Nederland en Ned.-Indië worden vertoond. In de omgeving van Zeist zijn de opnamen van de film „Zomerzotheid", naar het boek van Cissy van Marxveldt, aangevangen. Van bovenstaand boek werd een filmverhaal geschreven door Walter Schlee, waarvan de rollen werden bezet door een achttal jonge lui, waaronder Adriaan van Hees en Leo de Hartogh. Hans van Meerten en Otto van Neijenhoff hebben zich met de regie belast. In October is de film geheel gereed. Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens in grasduinen. De zakenman weet van Uw speur- lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad motiveereu. En intusschen werd de deur geopend en kwamen de boerin en de twee boeren binnen om eens te kijken wat er toch wel gebeurd kon zijn. Daar zagen ze de lamp in stukken liggen en hoe de boer zijn vingers ook jeukten, de kabouters opnieuw te vangen, hij vond het raadzaam die ondeugden maar te la ten gaan. Misschien waren ze dan meteen van die kikvor- schenplaag af. Zoo gauw kikker Karei en de kaboutertjes buiten kwamen riepen ze de anderen en weldra was het heele vela gevuld met kikkers en kabouters. Ze dajisten om de twee gevangenen en kikker Karei heen en tilden hun de hoogte in. Nou in een optocht naar het kabouterland, riep kikker Karei en daar wa ren de anderen natuurlijk voor te vinden. De oude kabouterbaas was zoo blij, dat Tuimeltje en Krui meltje weer in het kabouterland terug waren, dat hij een groot feest aan liet richten. Hijzelf trok zijn feestkleed aan, dat door twee kaboutertjes achter hem aan werd gedragen en dansend en juichend liep de heele stoet de kabouterstad door. sterker zal worden het heimwee naar de Eéne Moederkerk. Mogen we er aan toevoegen: „de verwoesting der Aziatiasche Bolsjewieken zal door de Her- eeniging van 't Oosten lichter gestuit worden in 't Westen." We bidden met Bari mee van 13 tot 20 Sep tember Udenhout. P. Dr. BORROMAEUS O.Cap. Aan Grosvenor Road, gelijk de Theems- kade ten westen van het Parlementsge bouw te Londen heet, leest men op de schuttingen, welke een nog onvoltooid nieuw ge bouw omgeven, de woorden: „Het grootste flat gebouw van Europa". De bouw is reeds ver genoeg gevorderd om ons, op grond van wat wij aanschouwen, voor de rest van Europa te doen hopen dat deze woorden de strikte waarheid vertolken, en dat er niet ergens op het vasteland een stad is, welke met een nog geweldiger huurkazerne „verrijkt" is. Tegen het gebouw zelf hebben wij niets in te brengen. In zijn soort is het ongetwijfeld mooi en indrukwekkend, in tegenstelling tot andere reusachtige flatgebouwen, zooals het bekende Latymer Court in Hammersmith, die bepaald zeer leelijk zijn. Bovendien ligt Dolphin square gelijk het nieuwe gebouw genoemd wordt zeer aantrekkelijk aan de Theems, en zij die flats betrekken op een van de tien verdiepin gen aan den ruim 50 meters breeden voorkant, zullen vrij en frisch wonen, en genieten van een uitzicht dat zelfs op den langen duur niet licht vervelen gaat. Maar het gebouw is veel dieper dan het breed is, en de meeste bewoners zullen geen noemenswaardig uitzicht hebben. Dolphin-square heeft zestien vleugels, die alle op het hoofdgebouw uitkomen, en is zoo ontworpen, dat de bewoners zoo weinig moge lijk zullen merken van de nadeelen, welke ka zernehuizen 'zelfs in het gunstigste geval met zich brengen, vooral voor Engelschen, die im mers niet, gelijk zoo vele continentale volken, reeds van geslacht op geslacht aan deze ma nier van wonen gewend geraakt zijn. Maar zelfs het gunstigste geval is niet gun stig, Dolphin-square bestaat uit niet minder dan 1340 flats, tezamen met 4400 kamers. Er zullen dus, als alles verhuurd is, zeker niet min der, en wellicht zelfs aanmerkelijk meer dan 3000 menscheen „onder één dak komen wonen". Wij herhalen, dat wij voor de rest van Europa hopen dat Dolphin-square inderdaad het groot ste gebouw van dien aard is. Natuurlijk vormt deze flatten-agglomeratie een kleine stad op zichzelf. Zij heeft een groot- eigen restaurant, een garage voor vele honder den auto's, een zwembad van dertig bij achttien meter, tal van andere sportgelegenheden en bovendien een eigen klein park aan de over zijde van den weg, aan de rivier. Ook zal er in het gebouw een groot aantal winkels zijn, die, ofschoon natuurlijk voor een ieder toegan kelijk, toch zullen „bestaan" van de bewoners. Voor wie gevoel heeft voor de romantiek van cijfers, zijn de volgende gegevens wellicht be langwekkend: De buitenmuren van dit gebouw zijn opge trokken uit 12.000.000 baksteenen. Het aantal vensters bedraagt 6700. De tanks bevatten 8000 gallons water. Twee onvereenigbare uitingen van den zelf den Russischen geest: boven 'n ikoon uit de zeventiende eeuw, beneden een der (minst aanstootelijke) platen der godloozen-actie De electrische kabels in het gebouw hebben een lengte van 200 kilometers. En zijn 5300 electrische gloeilampen. Het terrein beslaat een oppervlakte van 7% acre (d. i. Vi acre minder dan het Parlements gebouw). 200.000 ton aarde moesten uitgegraven wor den voor de fundamenten en souterrains. 125.000 ton beton en 6000 ton stalen staven zijn bij den bouw gebruikt. 3000 man zijn voortdurend aan het werk ge weest. Dit alles is, van het standpunt van cijfers en afmetingen beschouwd, ongetwijfeld hoogst be langwekkend. Maar in zoo'n gebouw moet men ook wonenmet 2999 andere menschen! De zestiende- en zeventiende-eeuwsche hui zen in tal van oude Engelsche provinciesteden zijn, op een andere manier, eveneens hoogst belangwekkend. Duizenden Engelschen en vreem delingen bezoeken die stadjes, alleen om te ge nieten van den aanblik dier schilderachtige huisjes. Zij zijn er opgetogen over. Maar voor geen geld ter wereld zouden zij er in willen wonen. Wij kunnen ons voorstellen, dat zij niet minder opgetogen zijn over de moderne ge weldigheid van Dolphin-square. Maar daar wonen zij wél. En voor véél geld. De vorige week was het kleine Lüneburgsche landstadje Fallersleben in feestroes. Er werd een gedenkweek gehouden voor Hoffmann von Fallersleben, die een eeuw geleden zoo veel ge daan heeft voor het opsporen en opteekenen van het oude volkslied, ook het Nederlandsche, een tijd voordat men er hier de waarde van inzag. Het feest begon met de plechtige inwijding van het gerestaureerde huis, waar Hoffmann von Fallersleben werd geboren. Dank zij grooten giften van de zijde van rijk, gemeente en par ticulieren, was het mogelijk, dit huis tot natio- naal-historisch museum in te richten. Hierdoor heeft men eer willen bewijzen aan hem, die in zijn leven voor de eer en de vrijheid van zijn vaderland streed, die als revolutionnair in den ban gedaan werd en op de „Düne" voor Helgo land het „Lied aller Deutschen": „Deutschland über alles", dichtte. Een kleine kring genoodigde gasten, onder wie de nazaten van Hoffmann, verzamelde zich in de geboortekamer van den dichter. De bur gemeester der plaats wees er op, dat men den Al verlangen wij er niet naar „weer een kind" te zijn, toch denken we allen nog wel eens terug aan den tijd, toen we nog mensch moesten worden, en aan onze avon turen van dien tijd. Ik woonde in een provinciestad, die in een saaie streek lag: aardappelvelden, fabriekster reinen en modderpoelen. Maar we ontdekten we waren vier gezworen kameraden van de eerste en tweede klasse gymnasium een oud stuk fort, dat zonder eigenaar scheen te zijn en door niemand gebruikt werd. Op het stukje land, dat tot die antieke versterking behoorde, v/as een verwarde plantengroei ontstaan, struik gewas, waartusschen wilde bloemen bloeiden. Op die groene eenzaamheid nu, plantten we onze vlag en we beloofden elkander daar plech tig, dat we het Elfenbosch zoo moest het heeten tegen mogelijke aanvallen van vreem de volken te vuur en te zwaard zouden ver dedigen. Nog herinner ik me als den dag van gisteren, hoe we dit gebied vulden met fantasieën, ont dekkingsreizen maakten, in de holen wegkro pen, van kromgegroeide kastanjetakken boeme rangs maakten, het schip van Odysseus nabouw den en bemanden met vlierpoppetjes. Het El fenbosch was een paradijs. Een jaar geleden kreeg ik den inval het El fenbosch weer eens te bezoeken. Het kostte me moeite 't te vinden, maar 'twas er toch nog! De ruïne van ons fort jeen daarachter Ja.... 'twas ons Elfenbosch. Maar ach, zoo klein! En zoo rommelig en verwaarloosd. Ik voelde een beetje schaamteironie.... en ook een schrijnende treurigheid. Moedwillig had ik den sluier der fantasie weggetrokken va» de grauwe werkelijkheidToch was alles nog als vroeger, maarik was geen kind meer. En toch.... gelukkig, er waren toch nog kinderen, die zich tot deze plek voelden aan getrokken. Daar stonden er tweeaan den overkant van de „Middellandsche Zee", een lange, smalle jongen, van ongeveer vijftien, met een bleek gezicht en een lorgnet op en een kereltje van negen of tien, met dikke blozende wangen, beiden keurig gekleed. Ik ging naar hen toe. „Zoo," vroeg ik, „waar visschen jullie naar?" De oudste scharrelde met een net door het troebele water. Hij keek op, niet erg vriendelijk, en wees op een flesch, waarin een groote kever ellendig rondtolde. „Dyticus marginalis," doceerde hij, op vrij verwaanden toon. „Groote waterkever, ik heb nog geen vrou welijk exemplaar." „Zoo, zoo," hernam ik, en had moeite om m'n gemoedelijken toon te bewaren, „een jeug dige natuurgeleerde zeker!" 't Woord scheen hem te vleien. dichter bij zijn leven niet gehuldigd had. Een vrij en vereenigd Duitschland was zijn ideaal. Daarvan zong hij in zijn lied, dat zijn tijdge- nooten niet begrepen, maar dat thans door de meeste Duitschers verstaan wordt. Het kleine museum bevat al hetgeen, wat Von Fallersleben als mensch en dichter karak teriseert. Naast portretten en busten, die Hoff mann von Fallersleben in verschillende leef tijden toonen, naast manuscripten en talrijke boeken met de liederen en gedichten, ook vele Nederlandsche, kan de bezoeker een rijk brief- materiaal aanschouwen Op den laatsten dag van de gedenkweek heeft prof. dr. M. Breyne, uit Berlijn, lector in het Nederlandsch en Zuid-Afrikaansch aan de Ber- lijnsche Universiteit, w.ens voordrachten voor de Nederlandsche kolonie te Berlijn de aandacht trekken, gesproken over het onderwerp: „Hoff mann von Fallersleben als vriend der Neder landers en als Nederlandsch dichter." bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bij een ongeval met doodelijken afloop ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij verlies van een hand, een voet of een oog. UIT HET FRANSCH VERTAALD DOOR CHRISTINE KAMP llllllillilllllllilllliilllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllilllÏNÏ Gracieuse kuste de hand van haar heerbroer en Margaïta volgde haar voorbeeld. Een laat ste zegen, die al de gebogen hoofden tot zelfs het huis en het personeel, dat zich verdrong om Yocheppa op den drempel van de keuken, omvatte en dan stapte de missionaris in het eenvoudige rijtuig, dat de eigenaar van Eske- hona bestuurde. „Vaarwel!" zei hij eenvoudig. Het paard trok aan en draafde weg. Toen barstte Margaïta plotseling in snikken uit. Alsof zij haar tranen wilde verontschuldigen, stotterde zij: „Wij zullen hem niet weerzien!" Tante Gracieuse veegde haar oogen af. zij Was ook bang, dat dit bezoek van den heiligen missionaris het laatste was, maar heel haar leven had zij getracht haar eigen verdriet te Verbergen om er de anderen niet door te doen lijden en nu zei ze bijna bruusk: „Ga gauw het middenstuk op tafel gereed maken. Onze gasten komen direct." HOOFDSTUK III Een machinaal werk geeft den geest gelegen heid om afleiding te zoeken. Wie zal zeggen, wat er omgaat achter die jonge voorhoofden, gebogen als zij zijn over een handwerkje of over den eentonigen arbeid in een atelier? Margaïta schikte haar rozen, maar zij dacht er niet aan. Het schouwspel van een volmaakt huwelijk, dat haar oom voor haar geest had opgeroepen, leek haar niet werkelijk. Haar moeder kon zij zich nauwelijks herinneren en mevr. d'Ubalde was zeer jong weduwe gewor den. Soms had zij haar op het kerkhof aange troffen en als zij haar onder haar zwarte weduwekap zag bidden, had zij als het ware een intuïtie van hetgeen een hart moet lijden, waarvan de helft in het graf is gelegd, maar nooit nog had zij in haar onmiddellijke omge ving echtgenooten gezien, die in een volmaakte vereeniging leefden. De ouders van de vriendinnen, die zij in Bayonne ontmoette, als zij 's winters met haar tante een paar weken daar ging wonen, zag zij zelden te samen. De twee hoofden van die ge zinnen waren industrieelen en brachten hun dagen door in hun fabrieken of gingen op reis. Margaïta kon dus geen vergelijkingen maken en optimistisch van karakter was zij geneigd alles mooi te vinden, wat zij niet kende. Zij dacht weer aan de ontmoeting van dien mor gen; het bleeke gelaat en de eenigszins trotsche houding van den jongen auteur hadden haar getroffen. Die schrijver zou niet iedereen op merken, zijn mond had een minachtende uit drukking, en toch had hij haar onderscheiden en zelfs gezegd, dat zij bekoorlijk was. Zij voelde zich een beetje beschaamd, dat zij bij het uitgaan uit de kerk niet beter weer stand had geboden aan alles, wat wereldsch was en vooral, dat zij bij, het voorbijgaan ge bloosd had. Zij zou de mooie kalmte van Josefa hebben willen bezitten, die door de wereld ging, alsof zij er niet meer toe behoorde. Maar was dat te verwonderen? Josefa d'Ubalde had af stand gedaan van alle aardsche dingen en leefde slechts voor de hemelsche. Margaïta integendeel verwachtte van de toekomst een geluk, een geluk, dat nog vaag was, maar dat ideaal leek en waaraan zij niet twijfelde, on danks alles, wat oom Michel haar gezegd had. Uit de keuken klonk de stem van tante: Maïtena (lieveling) ben je klaar? Het is hoog tijd, je te gaan kleeden." Snel nam het jonge meisje eenige afgevallen bladeren op, legde hier een couvert beter, streek een plooi van het tafellaken glad, sloot de blinden om te beletten, dat de vliegen de eet zaal binnendrongen en liep dan zingend naar haar kamer op de eerste verdieping, waarvan het balkon uitzag over den heuvelkring, die naar de rivier afdaalde. Langen tijd had zij niet noodig voor haar toilet: een japon van witte crêpe de Chine, die den hals en den voorarm bloot liethaar vader zou geen kleeding geduld hebben, die niet absoluut zedig washertleeren schoentjes, een, roos aan haar borst.... zij was gereed. Er hield een auto stil voor de deur: de familie Mayou en even later de Darrigards. De tuin was in een oogwenk vervuld van vroolijk bab belen en lachen. De jonge meisjes in lichte toiletjes gekleed, de oudere dames donkerder, beide moeders bezield met de hoop, dat hun zoon zou trouwen met Margaïta d'Eskerona, die twee maal honderd duizend francs ten huwelijk meebracht en later door erfenissen.... tante Gracieuse en oom Janeki.... zeker wel tweemaal millionnair zou zijn. De jongelieden bleven eeg beetje op den achtergrond en beschouwden met welgevallen de feestelinge, die door de vreugde van dien dag er nög schooner uitzag. Zij had hen een voudig bij hun aankomst fle hand gedrukt. Waarom zou zij verward zijn geweest? Geen van beiden beantwoordde aan haar ideaal. Zij vond ze te materieel, en als het oog van hun vader hen niet bewaakte, te zeer geneigd om hun tijd te verkwisten in ijdele genoegens. Als zij ze 's Zondags in de kerk zag, leken zij ver strooid en Margaïta was er verontwaardigd over, want zij was gewoon aan de devote hou ding van haar vader en de mannen van Amaberry, die geknield met gevouwen handen het altaar niet uit het oog verloren. Dan kwam André Bonnard in zijn Torpedo, die hij- zelf bestuurde. Hij was groot, sterk, met een machtig hoofd bedekt met te lang haar, dat hij telkens naar achteren wierp, gekleed in een soepel buis en een baret op het hoofd. Hij leek buitengewoon blij. „Heb je de eeremedaille gewonnen?" vroeg hem fluisterend de heer van Eskerona. „Ja, vanmorgen kreeg ik de tijding per tele gram. Maar ik heb die medaille niet gewon nen, het is je dochter! Hoe zou men niet een meesterstuk maken met zulk een model!" Het nieuws ging rond als een stroovuurtje; ieder wilde den schilder complimenteeren, maar hij zei, terwijl hij de toegestoken handen drukte: „Feliciteer Margaïta!" Het was zoo'n drukte, dat de aankomst van oom Janeki d'Eskerona bijna onopgemerkt bleef. Hij was evenwel gekomen in een eerste Idas auto, gloednieuw. Zijn chauffeur droeg een witte autojas en zelf had hij toilet gemaakt. Een dikke gouden ketting hing over zijn vest, op zijn vuurroode das fonkelde een reusachtige diamant, aan zijn pink schitterde een tweede en zijn lichtgrijs costuum kwam beslist uit een der eerste modemagazijnen van Biarritz. Sedert hij in Argentinië was geweest, had hij daar den smaak gekregen van schitterende dingen, die soms met elkander vloekten, maar niemand dacht er aan zich daarover te ergeren. In de streek vertegenwoordigde hij het fortuin. Hij was de Amerikaan of liever gezegd: de Indiano, dat wil zeggen, de man, die arm weggaat en schatrijk terugkomt. Daarom boog alles voor hem en iedereen achtte het een eer in zijn prachtig huis, dat hij had laten bouwen volgens het model van zijn Estancia van Miredores, ginds in de Pampa's, ontvangen te worden. In den tuin, die zijn villa omringde, had hij zelfs palmboomen, citroenboomen, eucalyptussen weten te acclimatiseeren. Dien morgen was er een schalksche uitdrukking op zijn glad ge schoren gezicht. Hij omhelsde zijn nichtje en zei: „Wel, wel, Margaïta, nu ben je dus twin tig jaar! Dat is de leeftijd, waarop de vlinders om de schoone bloem gaan fladderen!" Hij glimlachte een beetje spottend, terwijl hij Gerard Mayou en Leo Darringard aankeek, alsof hij zeggen wilde: „Reken jelui maar niet op haar!" Hij had de aandacht zoozeer in beslag ge nomen, dat Dominique d'Ubalde binnenkwam, zonder opgemerkt te worden. Zijn schoenen zaten vol stof, en hij had een stevigen stok in de hand, want hij was te voet van den berg afgedaald. Amaud d'Eskerona zag hem het eerst en met een zucht van verlichting, alsof hij een frisschere lucht inademde, nam hij zijn hand en stelde hem aan de gasten voor. Marine-luitenant Dominique d'Ubalde, onze buurman!" De jonge meisjes keken hem van ter zijde aan en vonden, dat hij er wel gedistingeerd uitzag, hoewel wat ernstig. De jonge lieden fronsten de wenkbrauwen, de moeders klemden de lippen op elkaar, niemand sprak een woord, tot opeens Janeki uitriep: „Dat zeg je goed, broer, onze buurman! Geen naam past beter aan Dominique! Vroeger, als er een Eskerona stierf, was het een d'Ubalde, die op het dak klom om een pan er af te nemen en een opening te maken, waardoor de ziel kon ont snappen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9