PUIEN, STERREN, BOMMEN
De slang in de
volksmythe
MODERN RUILVERKEER
Oude grappen
GEDULD EN FANTASIE VAN DEN
LICHTGOOCHELAAR
worden gemoderniseerd
ZONDAG 13 SEPTEMBER 1936
Steeds weer weet de vuurwerk
maker met eenvoudige middelen
grootsche effecten te bereiken
Enkele stukken
CHINEESCHE WIJSHEID
De voddenman-psycholoog
WILD IN DE ALPEN
De jacht op de mankey
STILTE BOVEN DE
„UNDERGROUND"
Het lang gezochte bijna gevonden
Speelde een veelzijdige rol
WAT BRENGT 1936 ONf
NOG?
Te controleeren voorspellingen
De huidige fabricage
DE KRACHT VAN EEN
ZWAARDVISCH
Het vullen der fakkels
Ien, tempels, godinnen en reuzen in de bont
ste mengeling bijeenstaan. De groote stukken
worden gemonteerd op een geraamte van lat
ten, waarop met buigbare rotting de figuren
zijn aangebracht. Na gebruik gaan deze ge
raamten, voorzien van een label, in het ar
chief. Ze komen nog wel eens te pas. Boven
dien drukken zü de kosten, daar het skelet voor
een volgenden keer al klaair is. De vuurwerker
behoeft er nu nog slechts het leven in te
brengen.
De vervaardiging van dergelijke groote stuk
ken is echter toch nog betrekkelijk eenvoudig.
Op een afstand van pl.m. 10 cM. worden de
lichtjes op spijkers gestoken, kleine met sas ge
vulde papieren huisjes, van onderen met pijp
aarde gevuld en met dextrine op de spijkers
bevestigd.
Staan de lichtjes in goede orde volgens kleur
op het geraamte, dan wordt de lont er over
heen gelegd, ingebogen in elk sleufje, dat bo
ven op het huisje is geplakt, zoodat bij het af
steken het vuur in een minimum van tijd
langs het geheele stuk loopt en den giganti-
schen olifant of den dansenden beer plotseling
in gloed zet.
Interessant om zijn eenvoud is het maken
van lont. Een katoenen draad wordt door een
zwarte pap van kruit en lijm geleid en dan
uitgespannen op een draaienden latten cylin
der. In 20 minuten is 2 K.M. lont opgewonden
ter droging.
Nu wordt de lont afgewikkeld, op een haspel
gewonden en tenslotte in een lontbaan uitge
spannen om er lange, machinaal vervaardigde en
in benzine en parafine gedrenkte papiersleuven
over heen te schuiven, elke sleuf in de andere
en telkens afgebonden. Zoo vindt de lont toe
passing in de vuurwerkmakerij; zonder lont
geen vuurwerk!
Ingewikkelder is de fabricage van stukken,
die een draaiende beweging maken; van stij
gende kronen en pijlen, die uit eigen kracht
het luchtruim kiezen, en van bommen die door
een lading buskruit uit een mortier omhoog
worden geslingerd. Stevig moet dit mortier, van
staal of geperst papier, soms nog met touw om
wonden, in den bodem staan aangestampt, de
groote bommen vragen immers een zware kruit-
lading, soms wel tot over een kilogram. De
draaiende en stijgende beweging berust op de
afstootende kracht, die de gassen van de
brandende sas ontwikkelen, waardoor zij de
huls vooruitdrijven.
De sas, het voornaamste bestanddeel van alle
vuurwerk, bestaat uit een mengsel van zeer
brandbare chemicaliën. Voor de juiste samen
stelling ervan rekent en weegt de vuurwerk-
toovenaar als een apotheker en zoekt en pro
beert hij als een alchimist.
De hulzen worden tegenwoordig veelal ma
chinaal gemaakt van stevig papier met lijm
bestreken. Om een goede drijfwerking der gas
sen te krijgen, wordt de huls „gewurgd" zoodat
de gassen door een nauwe opening moeten ont
snappen. Dit wurgen was vroeger een lastig
karwei: een touw aan een spijker in den muur
en aan een stokje achter de beenen of aan een
wurgplank achter den rug. Men legde een lus
in het touw, deed de huls er tusschen, en
dan maar trekken en sjorren, onderwijl de huls
in de lus draaiend. Nu zet men ze tusschen
metalen hefboom-knijpers en wanneer men
een diaphragma-wurger gebruikt, vervalt ook
het draaien der huls.
Voor vuurpijlen, die overal terecht kunnen
komen, moet men de huls bovendien nog on
brandbaar maken.
Draaiende zonnen en statig zwierende molen
wieken zijn gauw gereed, door er eenige drij-
vertjes aan vast te maken, terwijl een tweede
stel andersom geplaatst en iets sterker, onmid
dellijk de draairichting kan omkeeren.
Plaatst de monteur een tweede zon achter
de eerste, die met even groote schittering in
tegenovergestelde richting wentelt, dan draait
hij zijn publiek een rad voor de oogen, waar
uit hét geen wijs meer kan worden.
Het eenvoudigste vuurwerk is wel de zeven
klapper, met enkel stofkruit gevuld en in
zeven stukkien gevouwen en gebonden.
Rotjes zijn voor 2/3 met kruit gevuld en
voorzien met een lont, welke met behulp van
kruitpap op de gevulde huls wordt bevestigd.
Bengaalsch licht bevat een of meer kleur-
sassen. De ontsteking gaat met een lont, welke
in kruit steekt. De hulzen worden gevuld met
de sas, die uit een trechter loopt, waardoor
een stamper steekt, die tegelijk de vulling vast-
stampt. Dit is noodig om te voorkomen dat de
heele lading tegelijk vuur vat, waardoor de
huls uit elkaar zou vliegen. Nu brandt de la
ding laagje voor laagje rustig op. zoo worden
ook de groote hulzen gevuld en wanneer dit
met de hand geschiedt, als de lading telkens
varieert in één huls, zijn er heel wat slagen
met een houten hamer noodig.
De kleuren verkrijgt men door verbindingen
van zulke metalen, welke in dampvorm een
sterke kleuring aan de vlam geven: strontium-
zouten voor rood licht, koperzouten voor groen
en blauw licht, antimoonverbindingen voor wit
licht. De vuurwerkmaker heeft er rekening
mee te houden, dat door lang turen op een
helgekleurd lichaam het oog voor die kleur
ongevoelig wordt en slechts de complemen
taire kleur ziet. Wil men dus de intensiteit van
een kleur verhoogen, dan kiest men een sas,
die de complementaire kleur van de hoofd
kleur oplevert. Na helgroen b.v. een rood-bran-
dende sas, men ziet dan tenslotte het mooiste
rood dat men zich denken kan. Wil men bij
Bengaalsch vuur twee kleuren op elkaar laten
volgen, b.v. rood en blauw, dan moet tusschen
deze twee kleursassen een wit-sas geplaatst
worden, om den overgang rood-violet-blauw te
ondervangen. De wit-sas ziet men niet eens
door de nawerking van het oog.
De voetzoeker bevat behalve sas ook nog een
dosis kruit voor den knal. Wurging is nood
zakelijk om de rare capriolen te krijgen.
In de Romeinsche kaarsen wordt telkens een
laagje kruit gedaan om de lichtkogels omhoog
te werpen en het geheim van het fluiten is te
zoeken in het picrinezuur.
De vuurpijl is een stuk, dat veel werk vraagt.
Het is hierbij niet de lat, die als roer dienst
doet, die voor de gecompliceerdheid zorgt, maar
de „ziel", die voor de voortdrijving noodig is.
Voor de vulling worden de hulzen gewurgd
en daarna op een lange ijzeren punt gezet,
waaromheen de sas wordt vastgeslagen. Deze
lange open ruimte, die hierdoor ontstaat, de
ziel, leidt ertoe, dat de compositie over de ge
heele oppervlakte gaat branden, waardoor
enorme massa's gas ontstaan, die alle door het
gewurgde hulseinde moeten ontsnappen en
zoo den geweldigen druk uitoefenen, die den
pijl omhoog jaagt.
Boven de ziel is een hoeveelheid sas aan-
i gebracht, de tering, die weer laagje voor laag-
Zedigheid is de kleur van de deugd en het
blanketsel van de ondeugd.
Spot is de geest van den laster.
Die in de ondeugd genot en mishagen in
deugd vindt, is in beide een vreemdeling.
Het verstand der vrouw is kwikzilver en haar
hart is was.
Het genot wel te doen, is het eenige, dat
steeds hetzelfde blijft,
Vuurwerk, op den Amstel
Fantastisch effect van een vuurwerk-nummer
Hïbt u wel eens een voddenman gezien met
een negotiekar, die appetijtelijk en fleu
rig van inhoud was? Een rommeltje door
gaans, ever. opwekkend als de bel, die onder of
boven den wagen hangt te klengelen en het ge
roep „vodóen, vodden!" accompagneert. Ge
woonlijk hélt hij niet aan, de voddenkoopman,
of misschien laat hij dat ook afhankelijk zijn
var. de buurt, die hij aan het Bewerken is.
„Vodden, juffrouw?" is de vraag naar een open
slaande deur, waar juist een dienstmeisje be
zig is. Waar is overigens de tijd, dat de booien
als „verval" de vodden mochten verkoopen en
dus van den voddenkoopman vaste klanten
waren? Het is allemaal anders geworden
met het „verval", met de booien, de mevrouwen
en de vodden. De booien zijn tegenwoordig niet
minder goedhartig dan haar voorgangsters met
de neepjesmutsjes. Een arm jongetje aan de
deur geven ze kranten en vodden mee. Het is
met de vodderij ook al anders dan vroeger. Het
beroep van voddenkoopman is daarom de we
reld nog niet uit. Grootere steden hebben hun
bepaalde buurten, waar de voddenkramerijen in
her. groot verhandeld worden en in Berlijn was
het blijkbaar de moeite waard deze negotie te
onttrekken aan de handen der Joden, die ove
rigens voor dat speciale beroep het meeste ge
schikt schijnen. Maar ook met de vodden-en-
beenen is het misère, zoodat het niet behoeft te
verwonderen, dat pientere lieden er wat anders
op verzinnen om aan hun handeltje en hun
brood te komen. Utrecht heeft nu ook z'n vod-
denkoopmsn-van-de-nieuwe-methode. Een kar,
zooals iedere koopman in vodden heeft, maar
de inhoud is anders en de man legt het anders,
nieuwer, aan. Hij is blijkbaar onder dienst en
I horenblazer geweest. Hij trekt tenminste de
aandacht van de kinderen met trompetgeblaas.
Want van de kinderen wil hij het hebben, deze
v< ddenbaas. Degene, die op het idee gekomen
is, moet een goéd kinderpsycholöög zijn en be
kend met de waarde van het psychologisch in
zicht in de reclame. De wagen heeft aan het
achtereind een grooten stroobos met een hel
geel parapluietje er boven in en voorts allerlei
molentjes en van die Chineesche poppetjes
hei kan ook speelgoed uit Japan zijn, die je
de lucht in kunt schieten en die dan sierlijk
aan een parachuutje naar beneden komen
dwarrelen Kleurige dingen, die trekken bij de
jeugd. Midden in den wagen is plaats voor de
vodden, de negotie, maar 't ziet er minder rom
melig uit dan gewoonlijk. Nétter, zou je zeg
gen. Meestal alles in papier gewikkeld. De rest
van den wagen is vol klein kinderspeelgoed,
snuisterijen, allerlei soort bovendien: ballen,
poppetjes. kokertjes, horloges, potloodjes,
schrijfboekjes, Van die dingen, die in een
1 cents-bazar opgeld doen.
De voddenman is een kinderkenner. Hij toe
tert op zijn trompet, de réveille. De kinderen,
die op straat spelen, hebben 'm allang in de,
gaten gehad door de kleurigheid van z'n nego
tie-kar. Ze dringen al om hem heen en dan be
gint de kinderkenner:
„Vragen jullie eens aan je moeder of ze niks
heeft om op te ruimen, vodden en zoo. Alles
kan ik gebruiken, en dan krijgen jullie van
mij wat van dat mooie goedje."
De kinderen kijken eens verwonderd, verlan
gend, naar de kleurigheid en naar den koop
man; die bazardingen, dat lokt. En ineens dunt
de kring. De voddenman houdt de rest aan den
praat en laat een bal of poppetje de lucht in
vliegen. Het duurt niet lang of de kinderen
komen terug. Beladen met pakken en bollen in
krantenpapier. In dat papier zitten vodden.
Voor den voddenkoopman.
„Laat eens zien, wat is dat?"
De inspectie duurt geen drie seconden. Alles
is van z'n gading. „Wil je daar een mooi pot
loodje en een boekje voor hebben? Asjeblief,
daar is het. En jij? Een bal? Hier. En wat heb
jij daar, zus? Een kussen? Wat moet ik daar
mee doen?"
„Op slapen," roept er een.
„Slapen? Dat doen we niet meer. Doen we
als we dood zijn."
„Dan heb je er niets meer aan," snatert een
meisje terug.
De koopman schudt het oude kussen eens op.
Hij schjjnt er niet veel zin in te hebben of doet
alsof.
„Hier, een extra notitieboek en een potlood."
En het kussen ligt al in elkaar geduwd op de
kar.
Zoo stapelt zich alles in het middendeel van
den handwagen op.
De vöddenman met de nieuwe methode en
het nieuwe betalingsmiddel: ruilverkeer! Met
een of andere muntcorfëctfe heeft het niets te
maken. De voddenkoopman moet z'n zaak laten
rollen; hij moet de aandacht trekken, reclame
maken en weet de kinderen tot zijn helpers te
maken.
Een verhaal wil, dat ergens elders onze
koopman is een Utrechter, hij blaast tenminste
z'n horen in de bisschopsstad de kinderen
zoo verzot waren op het speelgoed, de bazar-
snuisterijen en het ruilhandeltje, dat ze bij
moeder-thuis (die niet thuis was), de kasten
leeg haalden en eigenmachtig tot vodden klei
neerden, wat niet tot de vodden mocht worden
gerekend. En aldus zouden ze hebben geruild
met den koopman. Maar dat gelooven we niet.
Onze koopman zou het niet in zijn hoofd halen
om op die manier z'n nieuw opgëzstte zaak in
gevaar te brengen. Hij blaast, trekt de kinde
ren en de kinderen zijn z'n beste helpers. Een
eerlijke ruil. Oer-eenvoudig, ruilverkeer.
Een eigenaardig wild in de Alpenstreken is
het mormeldier, onder de jagers mankey
genoemd, een zeer schuw en voorzichtig
beestje, dat in eigen gemaakte holen, die het
meest op konijnenholen gelijken, enkel in de
hoogste bergstreken, hoog boven de boomgrens
leeft en een groot deel van het jaar in den
winterslaap doorbrengt.
Het vleesch is vet en smaakt gebraden zeer
lekker, maar de jacht op de mankey is zeer
eentonig en vervelend. Met een buks van klein
kaliber gaat de jager naar boven en verbergt
zich achter rotsblokken. Hij mag niet het ge
ringste geluid maken, zich niet bewegen en niet
rooken. Eindelijk zal de nieuwsgierigheid de
mankeyen, die bij zijn nadering in hun holen
waren gevlucht, wel naar buiten drijven en
wellicht hun noodlottig worden!
Het eerste wat het dier doet, is een gillend ge
fluit aanheffen, dat van alle zijden wordt be
antwoord. Dan gaat het diertje, dat nog het
best met een konijn te vergelijken is, voor den
ingang van zijn „woning" zitten, en wascht
zich als een poes. Maar nu mag de jager nog
volstrekt niet schieten, want, zelfs doodelijk
gewond, zou het nog in zijn hol kunnen terug
kruipen. Eerst wanneer het zich volkomen
veilig waant, gaat het zijn kleine tochten on
dernemen, die dikwijls noodlottig afloopen. Zoo
gauw echter de schutter zich tot één onvoor
zichtige, ongeduldige beweging verleiden laat,
klinkt weer 't gefluit, maar thans anders dan
de eerste maal en opeens sluipen alle mormel
dieren weer in hun holen terug en de berg
helling Is doodsch als bij de nadering van den
jager.
D; actie tegen het verkeerslawaai is begon
nen in Londen, de hoofdstad van het
land van den nuchteren „business-man".
Op het oogenblik is men daar ver gevorderd
met een nieuwe vinding, die het lawaai van de
„tube", het ondergrondspoor, dat met een wir
war van lijnen onder Eonaen Kopt, tot een mi
nimum moet terugbrengen.
De „Daily Telegraph" gaf onlangs een korte
beschrijving van dit nieuwe systeem, op welks
resultaat men veel vertrouwen heeft. Binnen
kort zal het worden ingevoerd door de inge
nieurs van de „London Passenger Transport
Board", na een jaar van serieuze proefnemin
gen.
Wanneer zij slagen, zullen zij een probleem
tot klaarheid hebben gebracht, aan welks op
lossing reeds gedurende twintig jaar gewerkt is.
Meer dan negten maanden hebben zij hun
ideeën beproefd in "den tunnel tusschen WBrren-
street en Leicester-square, en men hoopt bin
nen korten tijd een afdoend geluiddempend
systeem gevonden te hebben.
Men heeft in den tunnel asbest-platen zoo ste
vig mogelijk bevestigd, en er zijn rails gelegd
van zachter staal en grootere lengten.
Met de uitvinding alléén is men echter niet
klaar, want deze moet worden aangebracht in
de diverse „tubes". En dit belooft een moeilijk
en tijdroovend karwei te worden!
Immers, men kan iederen nacht slechts een
paar uur werken, en dan beginnen de treinen al
weer te loopen.
Zelfs als het ware systeem gevonden is, zal
het misschien wel vijf jaar duren, voordat de
installatie af is.
De Londenaren zullen zich dus nog gedurende
dien tijd hebben te troosten met het lawaai,
waaraan ze het kan toch haast niet anders!
wel gewoon geraakt moeten zijli.
Er is welhaast geen dier, dat in de gods
dienstige voorstelling van alle volken zulk
een groote en veelzijdige rol speelt als de
slang. Slangenmythen en slangendiensten moet
men natuurlijk in de eerste plaats zoeken in de
streken, waar die dieren het veelvuldigst voor
komen, nX in Indië en Zuid-Amerika.
Het fel schitterende oog van de slang gaf haar
bij de Grieken reeds den bijnaam van het
„scherpziende" dier en ook spraken zij reeds
van een „slangenblik" hebben.
In het Oosten dient de slang algemeen bij
tooverij en afgodendienst. Een groote intelli
gentie werd haar toegeschreven. Zoo leert in een
Duitsch sprookje zelfs een koning de taal der
dieren verstaan, door een witte slang te nut
tigen. Met verborgen metaalschatten wordt de
slang ook dikwijls in verband gebracht, waar
schijnlijk om haar metaalachtigen glans of om
dat zij zich vaak in holen, kloven en in de diepte
der aarde pleegt op te houden.
De verandering van huid droeg ook veel bij
tot de mythevorming rond de slang. Men zag
daar gaarne een verjonging in, waardoor zij
als onsterfelijk gold en men haar dikwijls de
gestalte liet aannemen van schoone jongelin
gen en jonkvrouwen. Een altijd even gunstige
voorstelling van de slang heeft men zich toch
echter niet gedacht. Haar verleidelijke, sluwe
gevaarlijkheid heeft ook de slang tot een boo-
zen demon gemaakt. Men dehke in dit verband
aan het Paradijsverhaal.
De werking van het gif der slang heeft haar
evenwel ook tot hooge eer gebracht, zou men
althans kunnen instemmen met de Indische
spreuk: „Niemand wordt geëerd, zoolang hij
geen onheil heeft gesticht, al was hij ook nog
zoo groot!"
Wonden heelen wordt ook aan de slang toe
geschreven. De met een slang omwonden staf is
het embleem van den god der geneeskunde.
Tot de voorstelling van de slang als godheid
werkte de omstandigheid mede, dat men in
menig natuurverschijnsel haar beeld wilde zien:
de kronkelende rivier, de zwarte donderwolk en
de uit de wolk schietende bliksemstraal hadden
een slangengedaante.
Het abstracte begrip der eeuwigheid heeft men
zelfs wel weergegeven met het beeld der samen-
gekronkelde slang.
In den tegenwoordigen aan mythen zoo armen
tijd pleegt men haar nog alleen aan te treffen
in rechtbankverslagen van burenruzies. Maar
op dit ijdel gebruiken van haar naam staat
terecht een boete of zooveel dagen.
Bij den aanvang van ieder jaar staan tal-
looze zieneressen en waarzegsters gereed,
om, aan de hand van koffiedik, of pla
neet, den nieuwsgierigen mensch te bevredigen,
hem vertrouwd te maken met wat de toekomst
hem in het nieuwe jaar zal brengen.
Gewoonlijk is hier weinig goeds bij hoe
kan het ook anders in onzen chaotischen tijd.
Wc zijn nu reeds behoorlijk over de helft van
het jaar 1936 en het zal onzen lezers ongetwij
feld interesseeren, wat dit jaar ons reeds ge-
biacht moest hebben en wat ons nog te wach
ten staat!
Carmina te Sevilla werd in den aanvang van
het nieuwe jaar ernstig verontrust door de
Kreeft, (met een hoofdletter, zetter!).
Zij verwachtte voor Perzië, Polen, Klein-Azië
en Ierland onrustige, bewogen dagen. Verschil
lende Europeesche landen (Portugal, Spanje,
Frankrijk), met name de regeeringen, zouden
met veel moeilijkheden te kampen hebben in
de maanden Juni en Juli. Deze maanden zag
Carmina trouwens als noodlottig voor de heele
wereld.
Een vliegtuig zal door de stratosfeer trachten
den afstand LondenNew York te overbruggen,
waaruit zij een geregeld verkeer tusschen Eu
ropa en Amerika verwacht.
Ten slotte verwacht zij scherpe conflicten
aan de noordelijke grens van Britsch-Indië
Het tweede orakel van Delphi, dat wij hier
voor raadpleegden, was Jeannette Macil, die
speciaal voor de diplomaten Genève tot woon
plaats beweert gekozen te hebben.
Haar bloemlezing ziet er als volgt uit: Eind
Februari zou een aanslag op een Europeesch
hterscher plaats hebben. Irak zal Engeland
buitengewoon ernstige moeilijkheden bezorgen.
Een misdadenreeks zou Europa in Juli geteisterd
hebben. Japan krijgt zijn deel met-een aard
beving, die ernstige verwoestingen zal aanrich
ten, terwijl ook Sicilië niet van een aardbeving
vrij zal blijven.
Tot slot: de nieuwe wereldoorlog, dien zij
voor 1936 voorspeld had, gaat gelukkig, niet
door. Onvoorziene nieuwe stroomingen hebben
dit op hun geweten..—.
Men moge al dikwijls een vuurwerk heb
ben zien afsteken, men moge al keer
op keer kleuren in allerlei schakeerin
gen in de lucht hebben gezien en knallen van
velerlei toonaard aan het eind der stukken
hebben gehoord, toch zal eenieder weer
graag naar een nieuw vuurwerk gaan kijken,
als was het het eerste, dat men zou zien.
Geheel in den ban der geheimzinnige licht
effecten zal de toeschouwer zich niet licht rea-
liseeren dat de vuurwerkkunst, die hij bewon
dert, al oud is, oeroud zelfs. Reeds eeuwen heb
ben de vuurwerkers elkaar de kunst afgekeken.
De fabricatie van bommen
In 1379 werd te Vicenza bij gelegenheid van
het vredesfeest een vuurwerk afgestoken. De
vuurpijl was daarenboven in de negende eeuw
reeds in het Oosten als oorlogswerktuig in ge
bruik. Van hieruit verspreidde hij zich ook
over het Westen, maar raakte op den achter
grond door de uitvinding der vuurwapenen.
Nadat in de 18de eeuw de Engelschen bij hun
gevechten in Indië met de brandraketten der
inlanders hadden kennis gemaakt, voerde de
Engelsche generaal Congreve de Congrevische
vuurpijlen in, een soort, dat ook wordt gebruikt
in het reddingswezen om lijnen naar gestran
de schepen te schieten.
Dan is er nog, om voor de oudheid van het
vuurwerk te getuigen, het geheimzinnige Griek -
sche vuur, dat Kallinikus uit Heliopolis, naar
men zegt, heeft uitgevonden en dat de Grieken
in 673 voor het eerst gebruikten bij de verdedi
ging van Constantinopel tegen de Arabieren.
De samenstelling van dit in alle sinistere wer
kelijkheid schrik en ontzetting verspreidende
helsche product, hielden de Grieken lang ge
heim, want van het salpeter, het voornaamste
bestanddeel naast pek, naphta en zwavel, lie
ten zij niets los.
Opgesloten in uitgeholde steenen of in va
ten, met gaten voorzien, werd het Grieksche
vuur uit buizen en eenvoudige werptuigen of
zelfs met de hand naar den vijand geslingerd.
Het meest geheimzinnige was toen voor beide
partijen wel, dat het door water niet werd ge
doofd, en dat het dus een onweerstaanbaar
strijdmiddel was om de houten schepen der
vijanden te vernietigen.
Later moeten ook de Arabieren dit vuur, wel
licht in een iets gewijzigde samenstelling, als
springstof zijn gaan gebruiken om uit primi
tieve vuurmonden projectielen voort te drijven.
In vele boeken der Middeleeuwen is het recept
te vinden. Daarbij komt nog het Bengaalsch
vuur, dat uit- Indië, volgens anderen uit China,
afkomstig moet zijn.
Een zeer oud, zoo niet het oudst getuige van
vroegere vuurwerkkunst meent men te vinden
in den nog heden door de vuurwerkers gebruik
ten naam Romeinsche kaars. De geschiedenis
immers beweert, dat Nero naast de levende
brandfakkels, de martelaren, telkens groots
groepen Romeinsche kaarsen liet opstellen,
om met hun, toen nog slechts witte, licht
kogels het uitzonderlijke van dat sinistere
schouwspel te verhoogen.
De latere bloei van de vuurwerkkunst hangt
wel heel nauw samen met de geschiedenis van
het buskruit.
De aanmaak van vuurwerk, zooals wij die
zagen in de vuurwerkfabriek van den
aeer A. J. Kat te Leiden ook te Utrecht
heeft deze firma een dependance is een
uiterst merkwaardig bedrijf. Zulk een fabriek
zou midden in de bewoonde wereld door de
mogelijkheid van een vonk in het kruitvat iets
onmogelijks wezen. Zij ligt dan ook midden in
het weiland, op een molenwerf van een vroe
gere houtzagerij, bij den spooroverweg aan de
Leidsche Vaart. Een fabriek, die geen fabriek
isGeen groote hal met machines, maar
kleine op zich zelf staande paviljoens, waarin
ten hoogste vijf werklieden in alle stilte hun
kunstwerk verrichten. Weggestopt liggen de
werkplaatsen tusschen het opgaand wilgen
hout, waarmee het terrein dicht beplant is>
om de geweldige gevolgen van een klein on
gelukje nog zooveel mogelijk tot geringe pro
porties te beperken. Zoo hebben dan ook som
mige paviljoens, de opslagplaatsen, nog kunst
matige rotsbarricades om zich heen.
Een kostbaar onderdeel van de fabriek is het
archief, waar beren, clowns, olifanten, kastee-
je brandt, en voorkomt dat het vuur reeds
onmiddellijk naar de bovenlading overslaat.
De kop van den pijl wordt immers meestal
met sterren, fluiten, zwermers enz. opgevuld.
Zoodra de sas is opgebrand en de pijl niet
meer stijgt, springt de kop uit elkaar. Loopt
de pijl langs een draad, dan heeft men een
telegraaf.
Dan is er nog de bom, waarop de vuurwerk
kunstenaar zijn fantasie kan botvieren en
tevens zijn geduld oefenen. De drijfkracht,
noodig om de bom omhoog te krijgen, levert
het zakje kruit, dat door een lont, die tevens
ook den tijdsunder aansteekt, tot ontploffing
wordt gebracht.
De grootte van dezen tijdsunder is zoo geko
zen, dat hij, zoodra de bom haar stijgkracht
verloren heeft, het vuur naar binnen wwpt. Het
daar aanwezige kruit doet de bom ontploffen,
waarop de meest fantastische lichteffecten zich
hoog in de lucht ontplooien.
Bommen zijn zeer samengestelde stukken.
Meestal is men niet tevreden met een donder
slag of een bliksemflits, maar stapelt men er
sterren in op van velerlei kleur, zwermers, flui
ten of parachutes. Een uiterst secuur werkje
is het binden der bommen, waardoor men de
meest verrassende resultaten krijgt. Omwoelt
men de bom met dun touw of dik touw, zijn
de mazen van dit bindwerk groot of klein, de
uitwerking zal telkens anders zijn, zoodat soms
voor een samengestelde bom, twee of drie op
elkaar, de binding voor de verschillende deelen
anders moet zijn om het begeerde effect te
krijgen.
Zeer veel hangt in de vuurwerk-fabricage af
van het soort materiaal, papier, touw, etc., zoo
dat men om zeker van zijn zaak te zijn, dage
lijks proeven moet nemen.
Sterren maakt men heel eenvoudig van een
sasbry, door ze er uit te steken, rond of vier
kant, en ze dan te drogen.
Het leuke dagvuurwerk wordt hier niet ge
maakt, maar is afkomstig uit Japan. Het zijn
opgeschoten bommen, die door een kleine la
ding uiteenspringen. De vulling bestaat uit
wonderlijk fijn afgewerkte figuren, menschen,
dieren en voorwerpen, van zijde gemaakt. Deze
ontplooien zich in de lucht en drijven met den
wind mee, in evenwicht gehouden door kleine
stukjes lood, onder aan de figuren bevestigd.
Het is bekend, dat de filmproducenten te
Hollywood er een eigen bureau op na
houden, waarin menschen werken, die niets
anders hebben te doen dan „gags" of vroolijke
en grappige scènes te verzinnen. Buiten deze
gagmen-offers, die moppen op den loopenden
band moeten fabriceeren, bestaan sedert eeni-
gen tijd ook nog andere moppenfabrieken, die
echter met veel minder eigen scheppingskracht
werken. Hun grondstof bestaat namelijk uit:
oude tijdschriften, die systematisch worden
doorgewerkt. Elke grap, die nog maar eenigs-
zins geschikt is, wordt gemoderniseerd; wat
vroeger werd verteld van een postkoets en een
trein, wordt nu verteld van een auto en een
vliegmachine; grappen over de telefoon worden
nu grappen over de radio en over de televisie
kortom, de goede moppen worden zaakkundig
„verdraaid".
Men zou denken, dat zulke moppenfabrieken
het privilege zijn van onzen gemoderniseerden
tijd, maar reeds in den ouden tijd waren er
zulke inrichtingen. In den lateren Griekschen
tijd bestond bijvoorbeeld te Alexandrië een fa
briek voor anecdoten en andere grappige din
gen, die vroeger zeer geliefd waren; raadsels,
vroolijke en leugenachtige verhalen van allerlei
soort behoorden namelijk tot het „dessert" van
een copieus diner en wie de mooiste en grap
pigste kon vertellen, nam een vooraanstaande
plaats in in de wereld van nietsdoeners.
De moppenfabriek werd geleid door een bont
gezelschap van succeslooze schrijvers, vrijgela
ten slaven en ontslagen overheids-personen.
Dikwijls kennen wij vele van de vroolijke ge
schiedenissen, die zij produceerden, vanuit
onze schoolboeken; vooral de geschiedenis van
den jongen rechtsgeleerde Pseudocles is zeer
spitsvondig bedacht. Pseudocles ontvangt on
derricht van den ouden advocaat Eulales en
komt met dezen overeen, dat hij het leergeld
zal betalen na het eerste door hem gewonnen
proces. Toen echter de leertijd van Pseudocles
was afgeloopen, kreeg hij plotseling een groote
erfenis en dacht er niet meer aan zijn advo-
catenpractijk uit te gaan oefenen. Zijn leeraar
Eulales begon toen te klagen over het leergeld
en er verhieven zich gecompliceerde vragen
over de manier, waarop Pseudocles gedwongen
zou kunnen worden om te betalen. Want als
hij zijn proces verloor, behoefde hij volgens
het lescontract niet te betalen en wanneer hij
won, behoefde hij immers volgens het oordeel
van het gerechtshof niet te betalen.
In het republikeinsche en keizerlijke Rome
waren het de populaire personen, waarover
deels door vijanden, deels door vleiers door
loopend grappen werden gemaakt. Het meest
werden de grappen van Cato geciteerd, die zich
kenmerken door scherpe ironie.
Pas in de Middeleeuwen ontwaakte weer de
zin voor humor in breedere kringen. In de
grappen van dien tijd vinden we al die perso
nen terug, die later een vaste plaats kregen
in de verschillende tijdschriften, namelijk: de
booze schoonmoeder, den verstrooiden profes
sor, Joris Goedbloed, den opschepperigen avon
turier. En daarmede sluit de ring, want die fi
guren vormen immers in onzen tijd ook de
hoofdpersonen van de meeste grappen.
Het fabriceeren van wasfakkels
voor optochten
Toen eens 't Noorsche schip Prins Eugenius,
op reis van Montevideo naar Quebec het
eiland Fernando de Noronha passeerde, voel
de men plots 'n hevigen schok, gevolgd door 'n
trillende beweging van het geheele vaartuig.
Het was reeds te donker om te onderschei
den, op welk voorwerp men was gestooten, maar
den volgenden dag bemerkte men al spoedig,
dat het schip een lek had en gedurende de ge
heele verdere reis moesten de pompen aan den
gang worden gehouden.
Bij het lossen van het schip te Quebec zag
men, dat het zwaard van een zwaardvisch öcor
de kiel stak. Toen het later in dok kwam, bleek
het, dat het afgebroken deel' van het zwaard
door de koperen huid en een vijftien centimeters
dikke plank was heengedrongen en dat het 38
c.M. diep in het schip stak!