Het gaat niet goed in F rankrijk
De aankomst van gouverneur
Tjarda in Indië
DE UREN GAAN
V O O R B IJ
S.D.A.P.-manifest
COMMUNISTISCH
GEKNOEI
HARTELIJK WELKOM
GEHEETEN
WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1936
BUITENLANDSCH OVERZICHT
NIEUWE WEG 's-GRAVENHAGE—UTRECHT
tnivmun
wmm
Ook voor de regeering Caballero
VOORZITTERSCHAP VAN DE
TWEEDE KAMER
Het illusoire Volksfront
Hollandsche Mij. van
Landbouw
Verschil van inzicht met den mi
nister nog niet overbrugd
ZILVEREN JUBILEUM
PAUL BRAND
ALG. NED. ZUIVELBOND
Industrialisatie in verband met den
landbouw
MARIA MONTESSORI
Zij zal zich in Laren vestigen
Nederlandsche Smalfilmliga
Saneering van den brandstoffen-
handel
Toen de G.-G. voor de eerste maal
den bodem van Ned.-Indië be
trad, barstte een luid ge
juich los
In den Volksraad
Aanbieding der nominatie aan
H. M. de Koningin
Aziatische Kunst
Ontzaglijke drukte
Bestuursov er dracht
Postvluchten
LEIDEN
n>SAR
ALPHEN
UTRECHT MS!
DE MEE RN
BODEGRAVEN
VOORBURG
20ETERMEER
'ATtp Jj/HONTFOOitl
VIAN EN
DRLF1
HAASTRECHT
MAASSLUIS
NAAR
DEN BOSCH
SCHA Al mm KM
Overzichtskaartje van den stand van werkzaamheden aan den Rijksweg Den
Haag—Utrecht en de vermoedelijke data van gereedkomen der verschillende
wegvakken
De S.D.A.P. heeft in samenwerking
met het N.V.V. een wild-propagan-
distisch manifest uitgegeven onder
den titel: „Ons woord over Spanje". Het
wordt verspreid in een oplaag van bijna
twee millioen exemplaren en ook bij ka
tholieken in de brievenbus gestopt.
Behalve een scheldpartij tegen „de
generaalsbende", die als een „horde
wreedaards en barbaarsche beulsknech
ten" wordt voorgesteld, onvergelijkelijk
met de achtbare discipline van de Volks-
frontleden, die „strijden onder de bevelen
eener wettige burgerlijke regeering", be
zweert dit manifest de Nederlandsche ar
beiders, dat het een „wereldoorlog" en een
„algeheele chaos" wordt, indien „Spanje
fascistisch eindigt, d.w.z. het bondgenoot
schap versterkt met de tyrannen."
De tyrannen, die op het oogenblik te
Madrid de „wettige regeering" vormen,
voor welke de S.D.AP. warm loopt, zijn de
Spaansche Lenin Caballero, geassisteerd
door communisten en sociaal-democraten.
De regeering-Giral is moeten zwichten
voor de hand over hand toenemende
macht van het gepeupel, en Azana heeft
als gevangene van de roode volksdictatuur
de vertegenwoordigers van Moskou moeten
aanstellen voor de nieuwe etappe naar het
zelfde schrikbewind, dat in Rusland is ge
organiseerd.
In 1917 werd Caballero wegens revolu-
tionnaire woelingen ter dood veroordeeld,
maar ontsnapte door zijn parlementaire im
muniteit aan den kogel. In 1931 werd hij
na een opstand door den krijgsraad tot
gevangenisstraf veroordeeld wegens hoog
verraad, maar kwam niet in den kerker
doch werd als Minister door de revolution-
naire partijen het departement van Ar
beid ingedragen. In de bloeddorstige rede
voeringen, die hij voor de socialistische en
communistische partijen hield en die hem
den bijnaam van „den Spaanschen Lenin"
bezorgden, verzweeg hij zijn doel niet, om
door een bolsjewistische omwenteling
Spanje in een Sovjet-republiek te hervor
men. Om dit doel te bereiken heeft hij nog
een maand geleden op het internationale
vakvereenigingscongres te Londen, waar
de heer Kupers namens de Ned. Vak Ver.
met hem vergaderde, met woedende geest
drift gepleit voor de eenheid met Moskou.
Van Londen begaf hij zich naar Madrid
en het front, om den tegenstand tegen „de
generaalsbende en barbaarsche beuls
knechten" te organiseeren. Thans heeft hij
het burgerlijke bewind-Giral weggejaagd
om met communisten, sociaal-democraten
en radicalen de „wettige regeering" te vor
men, voor welke de heeren Albarda en
Kupers steun vragen met „alle beschik
bare middelen".
In het „Woord over Spanje", waarin de
wettigheid van den Spaanschen Lenin
wordt uitgespeeld tegen den anders drei
genden „chaos" door de fascisten, sluit de
S. D. A. P. met de leuze: „tegen het
fascisme de democratie!" Ook op de con
gressen van de S.D.A.P. voor het Plan van
den Arbeid werd die leuze verder gege
ven. Practisch is zij in Spanje de leuze:
voor de wettige regeering van de Spaan
sche Sovjet!"
Wij zeggen en herhalen: let op het
einde! De chaos komt, maar die van het
communisme en de anarchie!
Het gaat niet goed in Frankrijk, ondanks
het feit, dat er volgens het getuigenis
van Dr. Hjaimar Schacht, die de econo
mische zaken in het heftigst anti-marxistische
rijk in Europa heeft te beredderen, een regee
ring van verstandige en intelligente en te goe
der trouw zijnde mannen aan het bewind is.
Léon Blum, die tegen de communisten een
krachtig „neen" durfde zeggen, toen zij hem
wilden dwingen de non-interventie-politiek ten
aanzien van Spanje te laten varen en ten
gunste van de Madrileensche regeering officieel
met wapen- en munitie- en oorlogstuigleveran
ties te intervenieeren, heeft niet den moed in de
binnenlandsche politiek van Frankrijk handha
ving van de wet zoo noodig met geweld door te
zetten. Is Blum een vat vol tegenstrijdigheden,
waarin evenveel moed als lafheid steekt? Wei
neen, de motiveering van zijn beslist „neen"
tegen de communisten inzake de niet-inmen-
gings-politiek ten opzichte van den Spaanschen
burgeroorlog was allerminst principieel, maar
zuiver opportunistisch, tenminste van zijn stand
punt uit gezien. Immers, voor Blum en consor
ten, en wezenlijk niet voor hen alleen, is de re
geering in Madrid nog altyd de officieel erkende,
wettige regeering, welke bovendien nog hun bij
zondere voorliefde heeft, omdat zij eveneens
volgens het door den revolutionnairen professor
Dimitrof te Moskou uitgeschreven Volksfront
recept werd gevormd. De bestellingen van deze
regeering aannemen en uitvoeren kan dus vol
gens hen niet anders dan volkomen in orde
zijn, ook al worden die bestellingen gedaan met
het oog op den burgeroorlog. Blum houdt offi
cieel echter, zij het dan ook met bloedend hart,
vast aan zijn non-interventie-politiek, omdat hij
met stelligheid verwacht, dat een officieele
Fransche steunverleening aan de Spaansche re
geering te Madrid een even officieele Duitsche,
Italiaansche, Portugeesche steunverleening aan
de opstandelingen ten gevolge zou hebben en
Madrid dan nog erger in het nauw zou komen
te zitten dan het reeds zit en het gevaar voor
internationale complicaties in ernstige mate zou
worden vergroot. Practisch is deze redeneering
„verstandig en intelligent", maar principieel en
heroïsch is zij niet. Bovendien is zelfs deze prac
tisch opportunistische redeneering in werkelijk
heid van weinig méér dan illusoire beteekeois,
want terwijl in Londen de non-interventie
commissie druk en gewichtig vergadert, nemen
nagenoeg alle belanghebbende mogendheden,
ook Frankrijk, clandestien aan den Spaanschen
burgeroorlog deel door het zenden van vliegtui
gen, munitie, oorlogsmateriaal, geld, levensmid
delen en zelfs burgers en officieren of door het
niet verhinderen van dergelijke „particuliere"
zendingen. De moed van Léon Blum tegenover
de communisten reikt dus niet verder dan de
weigering van officieel te erkennen en te billij
ken, wat in feite reeds gebeurt.
In de binnenlandsche politiek van Frankrijk
kan Léon Blum echter zelfs dien minimalen
moed niet opbrengen, want daar erkent hij
officieel feiten, die óók vanuit regeeringsstand-
punt niet te billijken zijn. De entrée der Volks
front-regeering onder leiding van Léon Blum
was weinig joyeus. Zij ging gepaard met mas
sale stakingen van arbeiders, die meenden, dat
nu het uur van inwilliging hunner meest ver
gaande eischen geslagen was, en Léon Blum
had niet den moed hun deze illusie te ontne
men. Hij predikte wel, dat zijn regeering een
Volksfrontregeering was en dus met alle deel
nemers aan het Volksfront en niet alleen met
de buiten de regeering gebleven communisten
rekening had te houden, maar hij verzette zich
niet anders dan met zwak en voorzichtig af
keurende woorden tegen de volkomen in strijd
met het in Frankrijk geldende wettige eigen
domsrecht zijnde bezetting der werkplaatsen en
fabrieken door de stakende arbeiders. Hij
haastte zich de stakende arbeiders met een
aantal nieuwe sociale wetten, welke naar den
inhoud zeker niet onredelijk waren, te bevre
digen en toen zij daarop de fabrieken ontruim
den en weer aan het werk togen, verklaarde
hij manmoedig voortaan dergelijke bezettingen
niet meer te zullen dulden. De arbeiders, aan
gehitst door de communisten, en door het ver
rassend succes van hun illegale strijdmethode
en de wijze, waarop Blum zijn eigen gezag
straffeloos liet ondermijnen, zijn thans echter
nieuwe stakingen begonnen, waarbij zij Weer
de chantage-methoden van het bezetten der
fabrieken toepassen. En wat doet de goede
Blum? Hij laat door zijn collega's bemiddelen
tusschen de patroons en de stakers en als dat
niet helpt, komt hij zelf den bemiddelaar.spelen,
en als ook dat niet baat, wil hij volkomen ille
gaal zijn arbitrale uitspraak, welke natuurlijk
altijd in het nadeel van de in-hun rechten on
beschermde patroons en in het voordeel van
de steeds hoogere eischen stellende arbeiders
uitvalt, bindend verklaren. De -patroons den
ken er echter niet aan voor Blum te zwichten
en vfagen van hem slechts de noodige wettige
bescherming van hun gezag terug om hun be
drijven te kunnen leiden. Blum staat echter op
een hellend vlak en glijdt steeds meer naar
beneden. Hij kan niet met geweld tegen de
arbeiders optreden, omdat het Volksfront dan
zijn massale basis zou verliezen. Door echter
steeds meer toe te geven aan de arbeiders
maakt hij de radicaal-socialisten steeds meer
kopschuw voor de Volksfront-illusie, waaraan
zij zich lichtvaardig hebben overgegeven, zoo
dat de mogelijkheid van een ineenstorting van
het Volksfront steeds dreigender wordt. Zoowel
Spanje als Frankrijk leert, dat Volksfronten
trechters zijn, die steeds nauwer en dwingender
uitmonden in Moskou. Blum is de roode mier,
die zich roekeloos over den rand van den los
sen zandtrechter van den Moskouschen mieren
leeuw heeft gewaagd en thans langzaam en
stelselmatig naar beneden wtordt gehaald, waai
de scherpe grijptangen hem wachten.
De Hollandsche Maatschappij van Landbouw
heeft te Den Haag haar 143ste algemeene ver
gadering gehouden, onder voorzitterschap van
den heer P. Stapel Czn.
Deze memoreerde m zijn openingswoord aller
eerst het heuglijke feit van de verloving van
Prinses Juliana, waaraan spr. den wensch ver
bond, dat het as. vorstelijke huwelijk ook den
vaderlandschen landbouw ten zegen moge strek
ken.
Wat clen algemeenen toestand betreft, wees
spr. er op, dat zoowel bij de veeteelt- als bij
de akkerbouwproducten hoogere prijzen wor
den genoteerd dan op hetzelfde tijdstip in 1935,
hetgeen tot dankbaarheid stemt.
Doch ook kan men daarbij nog twee zeer be
langrijke feiten constateeren, n.L dat verschil
lende fluctuaties in cte productenprijzen nog
geenszins een stabiel prijsniveau of een aanhou
dende stijging dezer prijzen verraden, terwijl
anderzijds de bereikte prijzen nog steeds geen
loonend bedrijf voor den ondernemer inhouden.
Dit is aldus spr. het allervoornaamste
voor ons, want dit houdt het voortbestaan van
onzen stand in zich opgesloten.
Om deze laatste reden blijft het hoofdbestuur
dan ook ten zeerste betreuren, dat van de adres
sen, requesten, verzoeken en vertoogen van den
georganiseerden landbouw, tot den minister van
Landbouw en Visscherij gericht, waarin vele
van de verzoeken zijn weergegeven, welke thans
in de vragen der afdeelingen naar voren ko
men, vele zonder resultaat zijn gebleven.
Hier manifesteert zich een verschil van in
zicht tusschen de Centrale Landbouworganisa
ties en den minister.
Het spijt het hoofdbestuur buitengewoon, dat
de maanden, verloopen sinds de laatste bijeen
komst, nog geen overbrugging vai^dat verschil
van inzicht hebben gebracht, want met de leden
is het hoofdbestuur van meening, dat de richt
prijs voor de tarwe van 9 per 100 K.G. niet
voldoende is, dat het gewenscht is, vroegtijdig
den denaturatietoeslag voor de aardappelen be
kend te maken en in werking te doen treden,
alsook dat de melksteun niet verlaagd diende
te worden en dat de varkenshouderij bij de
thans geldende opgeloopen voerprijzen niet loo
nend is.
Spr. gaf de verzekering dat de wil bij het
hoofdbestuur, om de gewenschte verbeteringen
aan te brengen, aanwezig is. De tallooze afwij
zende antwoorden op de verzoeken der Maat
schappij maken het echter uiterst moeilijk, om
den weg, welke met succes bewandeld kan wor
den, te vinden.
Niettemin zal de maatschappij niet versagen
om den landbouw te trachten in stand te houden
en hem de plaats te doen behouden in onze
samenleving.
De belangstelling voor het zilveren jubileum
als uitgever van den heer P. A. M. Brand, was,
zooals wij reeds eerder meldden zeer groot.
In den namiddag van Dinsdag kwam de
burgemeester van Blaricum, de heer J. J. Klaa-
renbeek, den jubilaris nog persoonlijk felici-
teeren, terwijl voorts nog fraaie bloemstukken
binnenkwamen o.m.: in combinatie van de
zeereerw. heeren C. W. Ch. Frank, pastoor te
Heerenveen, pastoor W. van Albach, Utrecht
en prof. dr. H. Vroom van het Seminarie Apel
doorn; van de „Arka"; B. F. C.; ambtenaren
G. E. B.; Broeder Athanasius, namens de redac
tie „Stella Matutina" en St. Joseph-klasbiblio-
theek Breda, enz. Voorts kwamen nog schrif
telijke gelukwenschen in van: Mr. dr. P. J.
Witteman, pastoor Nolet, pater Th. B. Ten
Have, Annie Salomons, Jac. P. van Term, Emil
Erens, Antoon Coolen, Henri v. d. Eerenbeemt,
H. G. J. v .d. Mandére, voorz. Volkenbond en
Vrede, Willem Wildschut, namens de R. K.
Onderwijzers vereen., pater David de Kok, ter
wijl een zeer hartelijk schrijven was ingekomen
van pater Bonaventura Kruiwagen O.F.M.
Anton van Duinkerken heeft in „Boek en
Leven", offic. orgaan van „St. Jan" een har
telijk artikel aan den jubilaris gewijd.
In de te Amsterdam gehouden vergadering
van den Algemeenen Nederlandschen Zuivel-
bond heeft de heer H. D. Louwes, voorzitter
van de Groninger Maatschappij van Landbouw,
een inleiding gehouden over de industrialisatie
in verband met den landbouw.
Onze bodem kan ons geheele volk rxiet van
het noodige levensonderhoud voorzien en hij
levert niet het overschot om den onmisbaren
invoer van metalen, hout, petroleum, rubber,
koloniale waren enz. te kunnen betalen. Er
moeten meer bestaansbronnen zijn en een van
de belangrijkste hiervan, die bovendien nog
meer productief kan worden, is de industrie.
Het is dus goed en redelijk, dat de overheid
hier op aansporing zint.
Spr. behandelde dan de vraag, wat de over
heid kan doen en wat haar taak is. Spr. ge
looft het algemeen inzicht van den boerenstand
vrij juist weer te geven, als hjj zegt: het is in
de eerste en voornaamste plaats de taak der
overheid, in het economische leven der natie
een vrije baan te maken en te houden voor ge
zonde energie-ontplooiing der burgers. De
boerenstand gelooft in eigen kracht en durft
het leven aan, van de overheid verlangt hij
orde, recht, voorlichting, sociale rechtvaardig
heid, maar in haar economische talenten ge
looft hij niet.
De praktijk van ons huidige economische le
ven is juist het omgekeerde. Er kan zakelijk in
Nederland niet zoo heel veel meer gebeuren, of
de overheid heeft er mee te doen. De overheid
is op dien weg gedwongen, ook wel door eigen
beleid, maar ook door onvermijdelijke factoren.
Naar spr.'s gevoel heeft de overheid te laat be
grepen, waar het om ging en toen zij dat wel
begreep, te veel een politiek van pappen en
nathouden gevolgd, te weinig doortastend ge
handeld.
De Overheid moet straks geheel onpartijdig
staan boven de ondernemingen, waarin haar
eigen geld zit.
Het komt er nu op aan, op harmonieuze wijze
de bedrijvigheid en in den landbouw en in de
industrie aan te wakkeren.
De regeering' moet bij het afwegen van de
belangen van de bodemcultuur van moederland
en Koloniën rekening houden met het verleden
en de toekomst en niet alleen met den huidi-
gen nood.
Spr. wijst op de noodzakelijkheid, dat ons
regeeringsapparaat, ook dat der gezantschap
pen, wordt ingesteld op zijn tegenwoordige zeer
omvangrijke en moeilijke taak, waarbij van
overheidswege moet worden onderhandeld over
handelsverdragen e.d., die het wel en wee van
onzen handel hoe langer hoe meer gaan be-
heerschen.
De bekende mevr. Maria Montessori heeft
voorloopig haar intrek genomen in pension
Veltheim, Prins Hendriklaan te Baarn, zulks
in afwachting dat een voor haar te bouwen
villa te Laren (Gooi) gereed is.
Mevr. Montessori woonde de laatste jaren in
Spanje, doch door de daar heerschende onlus
ten heeft zij dit land verlaten.
Ter gelegenheid van de feestelijkheden te
Amsterdam op 17 September as. schrijft de
Ned. Smalfilmliga een smalfilmwedstrijd uit,
onderwerp: de ontvangst van Prinses Juliana
en Prins Bemhard te Amsterdam.
De deelname aan dezen wedstrijd staat open
voor iederen filmamateur, als eerste prijs zal
worden uitgereikt de vergulde medaille der
A. B. N. F. De wedstrijd vormt een onderdeel
van den grooten zomerfilm-wedstrijd.
Inzending der film tot 15 October. Nadere in
lichtingen bij iederen fotohandelaar of Wete
ringschans 51 hs.
Het soc.-dem. Tweede Kamerlid Drop heeft
aan de ministers van Waterstaat en van Han
del, Nijverheid en Scheepvaart naar aanlei
ding van de actie der prfjzencommissies voor
den brandstoffenhandel gevraagd of, indien
geen bepaalde afspraken door de ministers
of een van hen ten aanzien van een sa-
neeringsplan, uit te voeren door particulieren,
zijn gemaakt, de ministers dan niet van oor
deel zijn, dat ten spoedigste onder leiding en
verantwoordelijkheid der regeering saneerings-
maatregelen behooren te worden vastgesteld.
BATAVIA, 1 6 Sept. (Aneta). Een
stroom van autoriteiten en genoodig-
den richtte zich reeds in de vroege
lane wijze een driewerf hoera aan, terwijl we
derom de saluutschoten dreunden.
Bij het verlaten van het station, waarvoor
ten eerewacht stond opgesteld, speelde een
muziekcorps het Wilhelmus, dat door Z. Exc.
stram salueerend werd aangehoord. Vervolgens
nam jhr. Van Starkenborgh plaats in een met
vier paarden bespannen rijtuig, waarop aan
alle kanten het publiek in geestdrift losbarstte,
waarbij tusschen de enthousiaste uitroepen
doorklonk: „Welkom Gouverneur-Generaal
Tjarda", hetgeen door den nieuwen Gouver-
ueur-Generaal met buigingen naar alle kanten
werd beantwoord.
Langs den geheelen weg van het station naar
het paleis aan het Koningsplein stonden man
schappen der infanterie, kust- en luchtdoel
artillerie, in groot tenue, en haie opgesteld.
Ook voor het paleis aan het Koningsplein
bevonden zich drommen toeschouwers, die ge
tuigen wilden zijn van het moment,, waarop
ae aftredende Gouverneur-Generaal zijn ambts
opvolger op de trappen van het paleis welkom
zou heeten.
Hedenochtend te 11 ure heeft de commissie
uit de Tweede Kamer ten paleize Noordeinde te
Den Haag aan K.M. de Koningin de nominatie
voor het voorzitterschap der Kamer, aangebo
den. Op de nominatie komt als nummer I
voor prof. mr. Aalberse, als nummer 2, de heer
Van Dijk en als nummer 3. de heer Vliegen.
De commissie van aanbieding bestond uit
prof. Aalberse, mevrouw BakkerNort en de
heeren Van Kejnpen, Van Baren, Donker, Van
Poll, Krijger, Bakker, Schaepman en Vervoorn.
Op Zondagmorgen a.s. te 10.30 uur zal de
conservator van het museum van Aziatische
Kunst, de heer H. F. Visser, een rondleiding op
de tentoonstelling van Aziatische kunst in het
Stedelijk Museum houden, waarbij de Indische,
de Chineesche en Japansche kunst (behalve
de Oost-Aziatische ceramiek) behandeld zul
len worden.
morgenuren naar Tandjong-Priok
ter bijwoning van het, hoogstens
eenmaal in de vijf jaar voorkomend,
zeldzame schouwspel van de aan
komst van een nieuwen Gouverneur-
Generaal. De feestelijke stemming
werd nog verhoogd door de vele
nationale vlaggen, welke in den fris-
schen morgenwind uitwapperden, als
mede door het feit, dat de te Tand
jong-Priok liggende schepen van het
eskader, de schepen der gouverne
mentsmarine en vele andere vaartui
gen, waren gepavoiseerd.
De aanwezigen bekortten zich het wachten
door de fraaie evoluties te volgen, welke werden
verricht door de aanwezige vliegtuigen van den
marine-vliegdienst en van de luchtvaartafdee-
ling, waarvan het machtige geluid der motoren
zich, toen de Johan van Oldenbarnevelt het
eskader passeerde, vermengde met het gedonder
der saluutschoten, dat als een ververwijderd on
weer boven Batavia verstierf.
Terwijl de Johan van Oldenbarnevelt lang
zaam voorbijvoer, bracht elk oorlogsschip het
voorgeschreven saluut, terwijl de bemanningen
dier schepen langs de dekken stonden opgesteld
en joelden.
De nieuwe Gouverneur-Generaal, jhr. mr.
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, die zich
op het bordes van de brug van de Johan van
Oldenbarnevelt bevond, nam telkens de houding
aan en salueerde de oorlogsschepen.
Klokslag zeven uur werd de verbinding van de
Johan van Oldenbarnevelt met den wal tot
stand gebracht.
De nieuwe Gouverneur-Generaal, mevr. van
Starkenborgh en haar oudste dochter wachtten
in den muzieksalon de commissie van ontvangst
af. Deze commissie werd door den adjudant Van
Vreeswijk aan de familie voorgesteld.
Op het moment, dat de nieuwe vertegen
woordiger van H. M. de Koningin voor de
eerste maal den bodem van Ned.-Indië be
trad, barstte een luid enthousiast gejuich los,
terwijl de muziek op plechtige wijze het
Wilhelmus speelde, dat door alle aanwezigen
staande werd aangehoord.
Jhr. en mevr. van Starkenborgh begaven zich
vervolgens, gevolgd door hun gezelschap, over
den uitgelegden rooden looper naar de gereed
staande salonrijtuigen. Om zeven uur vijftien
vertrok de extra-trein naar Batavia.
In de hoofdstad heerschte reeds overal ont
zaglijke drukte, toen de trein, waarvan de lo
comotief aan beide zijden met, vlaggen was ver
sierd, precies op den vastgestelden tijd, het
station binnenreed. Ook hier werd de nieuwe
Gouverneur-Generaal ontvangen door een com
missie van ontvangst.
Onmiddellijk nadat de trein tot stilstand was
gekomen, hief het wachtend publiek op spon-
Een zeer indrukwekkend moment was
het, toen de koets, terwijl wederom het Wil
helmus werd gespeeld, voor de trappen van
het paleis stilhield en de eerste voorstelling
over en weer geschiedde. Jhr. De Jonge
heette zijn opvolger zeer hartelijk welkom.
Na korten tijd vertrokken de echtgenooten
van de beide Gouverneurs-Generaal naar den
Volksraad, waarbij ook zij door het publiek op
zeer hartelijke wijze werden toegejuicht. Even
later werden zij gevolgd door een afdeeling
cavalerie, waarachter het galarijtuig reed, waar
in de beice Gouverneurs-Generaal waren geze
ten, terwijl de stoet gesloten werd door de
volgauto's.
Ook in het Hertogspark verdrong zich reeds
uren voor den aanvang van de plechtigheid een
geweldige menschenmenigte..De oprit naar het
gebouw van den Volksraad was versierd met
vlaggen en wimpels, zoodat, met het frissche
green op den achtergrond, het geheel een fees
telijk aspect droeg.
Door trompetsignalen werd de aankomst van
aen landvoogdelijken stoet aangekondigd, deze
stoet bood met de a la Daumont bespannen
calèche en de rood-geüniformde rijknechten een
buitengewoon kleurigen aanblik.
Ook hier gingen luide toejuichingen uit het
publiek op, de muziek speelde het Wilhelmus
en de eerewacht presenteerde het geweer, ter
wijl met het vaandel het saluut werd gebracht.
De beide Excellenties werden, na het uitstap
pen, door de commissie van ontvangst begroet
en naar de gioote zaal geleid, waar alle aanwe
zigen zich van hun zetels verhieven.
Toen was het indrukwekkend moment van de
feitelijke bestuursoverdracht aangebroken.
De aftredende Gouverneur-Generaal, jhr. De
Jonge, nam plaats op den landvoogdelijken ze
tel, terwijl links daarvan zijn opvolger jhr. Van
Starkenborgh en rechts de vice-president van
den Raad van Ned.-Indië, de heer van den
Bussche, hadden plaats genomen, daarachter
zaten alle leden van den Raad van Ned.-Indië.
Toen jhr. De Jonge met vaste en plechtige
stem zijn overdrachtsrede had uitgesproken, rees
nij van zijn zetel, welken hij afstond aan den
nieuwen Gouverneur-Generaal, die daarop met
een redevoering zijn ambt aanvaardde.
Beide redevoeringen werden onder de diepste
stilte van de geheel bezette zaal aangehoord.
BATAVIA, 16 Sept. (Aneta). De laatste re-
geeringsdaad van'den aftredenden gouverneur-
generaal, jhr. De Jonge, was de teekening van
het gouvernementsbesluit ter openbaarmaking
van de door H. M. de Koningin aan den be
noemden gouverneur-generaal, jhr. Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer, verleende open
brieven.
De eerste regeeringsdaad van den nieuwen
gouverneur-generaal was de uitgifte van een
proclamatie inzake de aanvaarding van de lana-
voogdelijke waardigheid.
De Nachtegaal, die hedenmorgen van Schip
hol naar Indië vertrok, is te Halle—Leipzig
aangekomen en weer vandaar vertrokken.
UIT HET FRANSCH VERTAALD
DOOR CHRISTINE KAMP
lllllllllllllllllllllilllllllllllllllillllllilllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllll!
Hugo hernam nog zachter: „Ja, u weet niet,
waarheen de toekomst u zal geleiden. Mis
schien ver van den horizon, dien u tot dusver
aanschouwd hebt."
Opnieuw waren het de fonkelende oogen van
Catali, die Margaïta voor den geest kwamen en
ér als het ware zich in brandden: „Hij, die
schrijft met een gouden pen, zal terugkomen
om u een ring aan den vinger te schuiven en
als u hem niet volgt, dan loopt u uw roeping
mis."
Verward bleef zij staan om haar heen zoekend
naar iets, dat het gesprek, dat gevaarlijk begon
te worden, kon onderbreken. Zij hadden het
boschje bereikt, dat de boerin haar had aan
gewezen, hooge pijnboomen lieten als een ach
tergrond de Pyreneeën zien, die er bijna
onwezenlijk uitzagen.
„Als u eens wist, hoezeer ik de Rhune lief
heb," zei zij. „Toen ik een klein meisje was,
vertelde mij de goede Yocheppa allerlei legen
des, die op den berg betrekking hadden en
waarin sprake is van kabouters en feeën."
Om tijd te winnen begon zij een dier sprook
jes te vertellen, maar zij dacht niet aan de
woorden, die zij sprak; haar hart klopte fel,
alsof zij een stellen weg vol steenen en kullen
te beklimmen had. Moet zij die verleidelijke
roepstem volgen, zich in het onbekende stor
ten, dat haar verbeelding met zulke heerlijke
kleuren tooide, maar dat haar vader zeker zou
veroordeelen? Of wel besluiten geheel haar
leven door te brengen tegenover de zoo wel
bekenden horizonten, bij Dominique, voor wien
zjj wel een eerbiedige bewondering koesterde,
maar wiens groote ernst haar afschrikte en
verlegen maakte?.... Hugo integendeel.... Zij
verhaastte haar schreden, alsof zij iemand
wilde ontvluchten, misschien haar eigen ge
dachten. Hij moest het wel merken en zei:
„Wat hebt u een haast! Ik voor mij zou dit
uur willen doen voortduren."
Zij kwamen juist op den straatweg, toen zij
de limousine van Janeki bemerkten, die naar hen
toekwam. Tante Gracieuse leunde uit het
raampje en zag er bleek en bekommerd uit.
„Margaïta," roep zij, „ik wil niet meer dat je' je
van mij verwijdert
Dan kwam de stem van mevr. Liserolies:
„Beknor ze niet, beste juffrouw, men kan zoo
gemakkelijk verdwalen
Men begreep, dat zij wel de wenschen van
haar zoon wilde begunstigen, maar noch tante
Gracieuse, noch Margaïta vermoedden de ware
reden van haar vriendelijkheid. Achter het
tegenwoordige reeds zoo mooie fortuin ont
waarde zij nog schoonere verwachtingen, boven
dien scheen dat lieve meisje wel een meegaand
karakter te hebben. Zonder erg zou zij zich
aanpassen aan een nieuw leven en zou zij zich
niet stellen tusschen haar echtgenoot en diens
moeder, om haar invloed te verminderen, te
vernietigen.
Het gelach van den jongen auteur bleef on
doorgrondelijk voor de onderzoekende oogen van
mevr. Liserolles. Gedurende den rit naar huis
leek hij zich slechts te interesseeren voor de
boerenhofstede zoo gelijk aan die, welke hij in
zijn nieuw werk beschreef of voor de weelderige
villa's, nauwelijks te zien achter boschjes en
oprijlanen, waar beroemdheden van allerlei soort
zich ophielden.
Margaïta zweeg ook en tante Gracieuse vond,
dat zij er ontroerd uitzag. „Dat moet uit zijn,"
dacht zij. „Die Liserolies is wel charmant, maar
hij zou ons meisje te ver van ons meenemen en
dan zou Arnaud boos worden. Het is beter, dat
zij met Dominique d'Ubalde trouwt. Dan ver
liezen wij haar niet en kunnen later van de
kinderen genieten. Maar ik zal niets zeggen aan
Janeki, wiens hoofd op hol is geraakt door al
die beroemdheden."
Den volgenden morgen zei zij, nadat de post
aangekomen was: „Ik heb een brief ontvangen
van een mijner huurders in BayonneHij
vraagt om verschillende reparaties en het is
noodig, dat ik met den architect ga spreken.
Natuurlijk gaat Margaïta met mij mee."
Oom Janeki protesteerde onmiddellijk:
„Waarom? Kun je haar niet hier bij mij
laten?"
„Neen, ik heb haar noodig; wij moeten ook
naar de naaister om japonnen te passen.... Als
je je alleen verveelt, ga dan naar je huis of
naar Arnaud om hem wat gezelschap te
houden."
Margaïta kon niet eens haar vriendinnen
waarschuwen en het was heel toevallig, dat
Jacqueline van den tuinman aan de villa het
nieuws vernam. Dadelijk werd dit verspreid
onder het vroolijke groepje. Hugo Liserolles
deed alsof hij het niet hoorde, maar voorge
vende drukproeven te moeten corrlgeeren, ging
hij weg en sloot zich op in zijn gehuurd land
huis, met de minderwaardige meubels, waar hij
het gezicht had op den onmetelijken Oceaan en
het kruis op de klip, waar een schip was ver
gaan.
HOOFDSTUK VII
Juffrouw Gracieuse had van haar petetante
een flink fortuin geërfd, dat hoofdzakelijk be
stond in onroerende goederen en landerijen en
in Maracq een achttiende eeuwsch huls, dat
men gemakkelijk met de tram kon bereiken,
's Winters woonde zij daar, vooral gedurende
den Advent en de groote Vasten om te profi-
teeren van de predikatiën in de kerken van
Bayonne.
Het huis zag er deftig uit en binnen de muren
waren heel veel mooie herinneringen. Er werd
verteld, dat in 1808 toen Napoleon het kasteel
van Maracq had gekocht, een zijner maar
schalken in Bellevue gelogeerd had. Als ge
dachtenis aan die gastvrijheid had de prins van
het nieuwe keizerrijk zijn portret gezonden en
wel in een prachtige lijst, waarboven een
adelaar, die een lauwerkrans in den bek houdt.
Dit schilderij nam de eereplaats in in het groote
salon, gemeubeld met mahoniehouten fauteuils,
overtrokken met velours d'Utrecht, een ouder-
wetsch clavecimbel en een albasten pendule.
Gewoonlijk was Margaïta blij, haar tante
daarheen te vergezellen, dan vond zij er haar
vriendinnen, ging naar concerten, maar nu in
den zomer was er niemand en was de stad als
ingeslapen onder de gloeiende zon. Daarbij was
het jonge meisje t« scherpzinnig om niet te
begrijpen, dat het maar een voorwendsel was
en dat dit moest dienen om een eind te maken
aan een idylle, die pas begonnen was.
Haar vader was te zeer gehecht aan de
tradities om een huwelijk goed te keuren, dat
oom Janeki scheen te begunstigen en tante
Gracieuse gehoorzaamde zeker aan formeele
bevelen, zij was te zeer vervuld van eerbied voor
haar oudsten broeder, dan dat zij zou trachten
hem te weerstreven.
Margaïta stelde zich de teleurstelling voor,
die de jonge auteur zou ondervinden, als hij
haar plotseling vertrek zou vernemen en dat
deed haar pijn, want zij kon alreeds niet
twijfelen aan zijn gevoelens voor haar. Zij
durfde zich niet afvragen of zij er aan beant
woordde. Zij voelde, dat in haar gemoed alles
nog verward was. Toch was haar plotseling
vertrek haar pijnlijk. Zij kreeg de sensatie,
dat haar droom aan het verdwijnen was, zooals
de lichte ochtendnevels, die nadat zij het voor
komen van de bergen geïdealiseerd hebben,^ zich
oplossen om de ruwe, naakte werkelijkheid te
toonen.
Den eersten avond na haar aankomst, zat zij
alleen in haar kamer, uitziende op de rivier de
Nive, die zachtjes voortstroomde tusschen de
velden en weiden en zij weende hartstochtelijk.
Yocheppa, die de sprei van het bed kwam
nemen, vroeg haar verwonderd: „Liefje, waarom
huil je zoo."
Margaïta durfde niet liegen, dat had zij nooit
gekund. „Ik ben bedroefd, omdat wij Biarritz
verlaten hebben.'.
„Misschien zou je er God voor moeten be
danken, mijn sterretje. Ginds is de lucht niet
goed voor je.
„O, denk je dat?"
„Dat weet ik zeker. Zij, die je daar omringen
en je overladen met vleierijen, trachten alleen je
het huis te doen vergeten en alles, wat je daar
geleerd hebt."
„Maar ik zou het niet vergeten, Yocheppa.
„Dat denk je maar, maar nu reeds zie ik wel,
dat de waarheid in je gemoed verduisterd wordt.
Eenigen van hen hebben zulk een listige tong,
dat ze de zielen betooveren, uit hun geheugen
de onderrichtingen en de tradities van hun land
vervagen, en vooral de herinnering aan den stil
len droomer, die niet durft spreken en die voor
u, mijn sterretje, leeft."
(Wordt vervolgd.)