BOLOGNE. de stad der studie De nieuwe Koningssloep gereed Een prachtig stuk werk Bladeren in den herfst Zeeziekteook hij dieren ZONDAG 27 SEPTEMBER 1936 HAAR BETEEKENIS VOOR DE ANATOMIE. EEUWENLANG STRAALDE ER HET LICHT DER WETENSCHAP UIT Voorplecht van de nieuwe koningssloep Oorzaak der roode kleur Bologne's Torre. Asinelli riiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^ Al roepen Rome en Florence, alleen reeds door hun naam, herinneringen op aan een roemrijk verleden, al richt de vreemdeling daarheen zijn blik vol bewon dering, al wordt hij verblind door hun schit tering, zoodat hij nauwelijks oog heeft voor iets anders, toch zijn er genoeg steden, die evenzeer onze belangstelling verdienen. Eén daarvan is Bologne. Wie ronddwaalt in deze stad vol leven, zal getroffen worden door haar karak teristieken bouw, door haar straten, die maar zelden recht Ioopen en smal lijken door de galerijen langs de huizen; hij zal er door ge troffen worden, hoe in Bologne, meer dan in welke andere stad ook, de ver schillen in bouwstijl uit de verschillende tijdperken 'n scherp contrast vormen: het donkere rood van de baksteenen gebouwen uit de Middeleewen, het koude grijs van de bouwwerken Uit de Renaissance, het grillige barok, dat zijn hoogtepunt bereikte onder de pauselijke heerschappij en misschien zal de bezoeker, na het zien van zooveel schoons vermoeid en hongerig geworden, zich herinneren, dat hij zich bevindt in de stad, die aan de wereld de beroemde .saucisse de Bologne" schonk, maar stellig zal hij vergeten dat Bologne de stad is, waarvan eeu wenlang het licht der wetenschap uitstraalde. Bologne is oud, zeer oud; volgens velen is het de vroegere hoofdstad van Etrurie; de archeologie heeft echter nog niet het laatste woord gesproken over den oorsprong van Fel- sina, den ouden naam voor Bologne, zoo genoemd naar den stichter Felsino. Na een invasie der Galli Boi in de 2de helft der 5de eeuw kreeg de stad den naam Bononia, dat zich vervormd heeft tot het tegenwoordige Bologne. Deze Boi's waren de oeroude Keltische bewoners van Gallië, bekend door hun emigreeren naar N. Italië en Duitschland. Zij gaven namen aan de verschillende landen, waar ze zich vestigden, o.a. aan Boemia (Bohemen), aan Boivari, later Baviera (Beieren) en meerdere. Reeds in de 12de eeuw begint het intellec- tueele leven in Bologne te bloeien, toen de Bolog- neesche rechter Imerio met zijn „glossen" het oude Romeinsche recht herzien heeft; hier door werd een nieuwe periode ingeluid in de burgerlijke rechtsspraak der volkeren, die van het despotisme der keizeTs zou voeren naar de lichtende, doch tevens onrust brengende vrijheid der „comuni". En vanaf dien tijd gaat de Bologneesche geest door de eeuwen heen in opwaartsche lijn, hardnekkig strijdend tegen de dwalingen, die de wetenschap aankleefden en haar ver rijkend met nieuwe waarheden. Scholen en academiën worden gesticht en van alle univer siteiten ter wereld heeft Bologne in de Re naissance het grootste aantal leerstoelen in de letteren, wijsbegeerte, muziek, enz. Op deze wijze verwierf het het predicaat: „Alma studiorum mater", waarvan de sporen nog in wapens, zegels en munten teruggevon den worden. De School van Bologne ontstond spontaan; Uit innerliiken drang naar wetenschap begon nen velen zich op de studie toe te leggen, zoo wel om eigen kennis te verbreiden als om nieuwe kennis te vergaren. Deze wetenschap pelijke beweging, geboren in de schamele hui zen der studeerenden, alwaar de eerste colle ges gehouden werden, verheugde zich weldra in de belangstelling van de plaatselijke over heid. Men begon privileges te verleenen aan do centen en studenten, beschermde hen op alle mogelijke manieren, verbood het uitoefenen van lawaaimakende beroepen in de buurt van de woningen der docenten, opdat deze niet ge stoord zouden worden bij hun studie en hun lessen, Bologne verleende meer dan eenige an dere stad faciliteiten, en vrijstellingen aan pro fessoren en studenten, zoowel om hen naar Bologne te trekken als om hen voor Bologne te behouden. Zij had slechts één doel voor oogen: den bloei der school en haar behoud voor de stad. Hoe groot de vrijheden waren, die de studenten er genoten, moge blijken uit het feit, dat het den studenten geoorloofd was zelf hun leermeesters te kiezen; zij mochten zonder betaling de lessen van iederen docent of repetitor gedurende een termijn van 14 da gen volgen: deze termijn ving aan op den 18den October, het feest van San Lucas, den beschermheilige van Bologne. Op dien dag be gonnen de lessen in geneeskunde en schoone kunsten. Alles in deze stad herinnert aan studie, zelfs haar beschermheilige. Immers, het is bekend dat Lucas, een der vier Evan gelisten, de geneeskunst beoefende. En inder daad kwam in Bologne, naast de rechtsge leerdheid, de eerste werkelijk medische school De fontein Neptunus te Bologne tot een dusdanigen bloei, dat studenten uit geheel Europa naar Bologne stroomden. De privileges, door de stad verleend, de spe ciale vergunningen van den Paus maakten de ontwikkeling der anatomie mogelijk. Er be staan onbetwistbare aanwijzingen, dat de ana tomie reeds in de 12de eeuw te Bologne open lijk onderwezen werd. Door de privileges werd het mogelijk de anatomie niet uitsluitend uit boe-ken, maar ook op het cadaver te bestudeeren, wat tot blijvend nut der weten schap bijdroeg. Geheimen, tot nu toe niet doorgrond, werden ontsluierd. De anatomie zelve dateert van veel ouderen datum. In de grijze oudheid be oefende Hippocrates (439 377 v. Chr.) haar reeds, eveneens Aristoteles (384 342 v. Chr.); later werd zij beoefend door Galenus, een der grootste geneeshee- ren uit den tijd van het Romeinsche keizerrijk, lijf arts van Marcus Aurelius en Commodus. De werken van Calenus golden lan gen tijd voor de medici als een orakel. Maar vroeger waren alle anatomische onderzoekingen op dieren verricht; alleen van Cale nus vermoedt men, dat hij in het bezit van een men- schelijken schedel was. Met den val van Rome bleef de ontwikkeling stil staan en lang zou het du ren, voor deze tot grooteren bloei kon komen, daar van 300 tot 1300 de medische wetenschap geheel onder den invloed dér Arabische doctrine stond en de Koran sectie van 't mensche- lijke lijk verbood. Nu nog vinden wij in de no menclatuur sporen, stammend uit de z.g. Ara bische periode. De Arabieren op hun beurt kenden de anatomie uit vertalingen van He- breeuwsche geschriften. In het begin van de 14de eeuw opent zich een nieuwe horizont. De Bologneesche school neemt een ongekende vlucht; zij bevrijdt de medische wetenschap van de valsche doctrine der Arabieren en ontketent een werkelijk we tenschappelijke revolutie, waarin de figuur van Mondino op den voorgrond treedt. Met dezen Bologneeschen anatoom wordt het tijdperk in geluid, waarin de studie der anatomie beoefend wordt op het menschelijk cadaver. Mondino werd officieel lector in de anatomie en publi ceerde verhandelingen, die 3 eeuwen lang bi/ de studie der anatomie gebruikt zouden wor den. In 1315 deed Mondino de eerste publieke sectie op het lijk van een man. In die tijden verwaardigde de anatomie zich niet zelf de sectie te doen; de prosector en zijn helper, de coadjutor, moesten volgens de aanwijzingen van den meester de lijkopening verrichten. Oorspronkelijk was het voor openbare sec ties bestemde theatrum anatomicum van hout opgetrokken en werd na beëindiging der lessen weer afgebroken. Pas in 1595 werd te Bologne een blijvend anatomisch the-ater gebouwd, dat men nog heden kan bewonderen. Het is gele gen in den linker vleugel van het „arcigimna- sio". Wie te Bologne vertoeft, verzuime niet deze hoogst interessante zaal te bezoeken. Men loopt dit gebouw gemakkelijk voorbij; aan de buitenzijde niets bijzonders, niets pompeus, niets opvallends, kortom niets dat zou doen vermoeden, welke schatten aan manuscripten en merkwaardige documenten hier geborgen zijn, als zoovele getuigen van den langen en moeilijken weg, dien het menschelijk intellect moest volgen om alle vooroordeelen te over winnen. Prachtig is het houtsnij- en inlegwerk van dit eerste vaste theatrum anatomicum. Het is rechthoekig, in tegenstelling met latere gebouwen, die rond zijn. Voor in de zaal staat de katheder voor den lector, naast hem stond de priester, die voor de ziel van den over ledene bad. Het is bekend dat de kerk aanvan kelijk bezwaar had tegen secties op het men schelijk lichaam; daarom bracht men geschen ken en gouden munten als offer. De kapel, die zich onder het theatrum anatomicum bevindt, bevat nog vele van deze gaven. Deze kapel be stond reeds lang voor het theatrum anatomi cum. Zij was gesticht door een der vier be roemde rechtsgeleerden uit het geslacht Bul- gari in de 12de eeuw en heette naar haar stich ter: de kapel van Santa Maria dei Bulgari. Een beeld van de Heilige Maagd vinden wij nog bo ven den katheder, trouwens het was in Italië gebruik om een Mariabeeld in de studiezalen te plaatsen. Recht tegenover den katheder, aan de andere zijde der zaal, bijna aan 't oog onttrokken, be vindt zich een opening, waardoor de rechter tijdens de sectie toekeek, dat niets van het ca daver ontvreemd zou worden. Dank zij de voorrechten, die de hoogeschool genoot, had men in Bologne, meer dan in welke andere stad ook, de beschikking over de lijken van pasgestorvenen en door dien overvloed aan materiaal kon te Bologne de anatomie een zoo groote vlucht nemen. Het jaar 1570 luidde in de geschiedenis der anatomie een nieuwe periode in: het onderwijs in de anatomie werd publiek, de anatomie werd van de chirurgie gescheiden en kreeg een aparten leerstoel. Er was nog een factor, die bijdroeg tot den bloei van de anatomie, n.l. haar contact met en haar invloed op de schoone kunsten, waardoor zij de belangstelling verwierf van de meest voor aanstaande intellectueelen en kunstenaars van dien tijd. Allen, die begeerig waren om de geheimen van het menschelijk lichaam te leeren kennen, volgden de voor een ieder toegankelijke lessen in de anatomie. Het instinct tot zelfbehoud drijft naar kennis van het menschelijk lichaam om het zoodoende te kunnen behoeden tegen ziekten en deze te kunnen genezen. De angst voor het verlies van de gezondheid maakt de belangstelling, die de mensch voor de medische wetenschap koesterde, begrijpelijk. Om die reden is het ook begrijpelijk dat de menigte naar de anatomische theaters stroomde, waardoor in de 15de eeuw de anatomische lessen vaak den in druk gaven van een kermisfeest, te meer daar de lessen meestal in den carnavalstijd plaats vonden. Doch niet alleen te Bologne,- ook in andere steden en niet uitsluitend Italiaansche, kon men hetzelfde waarnemen, b.v. te Parijs, waar in 1676 de hoogleeraar in de anatomie, Duverney, zijn lessen zoo aantrekkelijk wist te maken dat het onder de élite mode werd deze lessen te frequenteeren. In 1604 wist de Hertog van Wurtemberg tijdens het bezoek van drie Sak sische vorsten niet beter te doen om hen te verstrooien dan hen te Tiibingen een anato mische les te laten bijwonen, die volle 8 dagen duurde. Een luguber genoegen, onbegrijpelijk voor onzen tijd. Toch misschien niet zoo ge heel onbegrijpelijk als men in het oog houdt, welke invloed er is uitgegaan van de Renais sance. Deze bracht een diepgaande wijziging in het denken der menschheid. Men richtte den blik meer en meer naar de klassieke beschaving; daardoor wendde men zich af van het geloof, vooral in de 2e helft van den Renaissancetijd; men werd sceptisch: de dood verloor het waas van mystiek, dat hem in de Middeleeuwen omhulde, toen hij wel is waar naar het Paradijs kon voeren, maar ook naar de eeuwigdurende kwellingen van de hel. Daarentegen beschouwt de Renaissance den dood als het onvermijdelijk einde van het leven. De dood herkreeg de „placiditas" van de klassieken. Wij vinden den dood niet meer voorgesteld in de afschuwelijke gedaante van een skelet, maar veeleer als een liefelijke allegorie; opnieuw wordt hij de Griek- sche Eutanasia, die doet inslapen en verkwikt. Zoo zagen de studenten onder den invloed der Renaissance den dood als natuurverschijn sel, zij naderden hem onbevreesd, niets afschrik wekkends was voor hen meer in den dood. Hij werd de leermeester der levenden en ontsluier de hun de geheimen der zoo volmaakte ma chine: het menschelijk lichaam. Maar evenals alle dingen op deze aarde volgde ook de Bologneesche school der anatomie in haar ontwikkeling de lijn der parabool. Onder primitieve omstandigheden begon de studie der anatomie, zij bereikte in Bologne haar hoogtepunt in 1500 en volgde sindsdien een dalende lijn. Dat, wat tot haar glorie leidde, voerde tevens tot haar verval Doordat Bologne alle mogelijke voorrechten schonk aan de beoefenaren der anatomie, trok het niet alleen de werkelijk weetgierigen, maar ook hen die, zonder roeping voor de studie, alleen wilden profiteeren van de voordeelen die de studie der anatomie schonk; waarbij nog kwam dat Bologne zijn leerstoelen bij voor keur door Bologneezen liet bezetten, onmiddel lijk, nadat het doctoraat verkregen was, zonder op ervaring of leeftijd te letten. Zoo vermelden de archieven dat Luigi Magni op zijn 11e jaar gepromoveerd, op zijn 14e jaar lector in de medi cijnen werd, wat hij tot zijn 40ste jaar, toen de dood hem trof, bleef. Dit, een voorbeeld uit vele, kon niet anders dan den ondergang der wetenschap ten gevolge hebben. Maar gelukkig, ten allen tijde waren er ern stige geleerden, die, bezield door de liefde tot de wetenschap, naar de stilte van het studeer vertrek terugkeerden, hun onderricht slechts aan weinig uitverkorenen deelachtig deden Worden, hen aanspoorden tot onderzoek en studie en hen doordrongen van hun ideaal: den naam „Bologna mater studiorum" hoog te houden. Het plein Ravennate te Bologne Onder den titel „Het oudste Vaartuig der Marine", verscheen in „Onze Vloot", 1928, p. 50, een stuk van den heer L. Smith, waarin hij allerlei mededeelt over ont staan en verdere lotgevallen van de Konings sloep, cn mede gewaagt van andere dergelijke vaartuigen. Nu, na maanden arbeid, het oudste vaartuig der Marine niet meer bestaat, is het wellicht van belang nog eens op bovengenoemd arti kel terug te komen. Allereerst een toelichting op het verdwijnen van een belangwekkend scheepje voor die le zers, die niet weten dat 's Rijks Werf te Wil lemsoord in 1934 opdracht kreeg een nieuwe Koningssloep te bouwen. Na een onderzoek naar den toestand van den romp en der versieringen was reeds een tiental jaren geleden opgemerkt, dat teekenen van verval waren te bespeuren, doch dat de Koningssloep nog wtel bruikbaar was te ach ten. Evenwel werd in 1934 nogmaals een on derzoek ingesteld, waaruit bleek, dat het hout van den romp niet meer volkomen betrouw baar was te achten. Het hout was veelal „dood", d.w.z. de samenhang der vezels was verdwenen, de veerkracht weg, het hout niet meer ir. staat stooten het hoofd te bieden. En zoo kwam dan de order de sloep naar Willemsoord te brengen en daar weer een nieuw vaartuig te bouwen. Maar.... wat is de Koningssloep? In den tijd der Fransche overheersching bleek geen sloep aanwezig te zijn voor het plechtig ver voer te wfoter van Napoleon, zoodat inder haast twee dergelijke sloepen werden aange bouwd. Een dier sloepen heeft tot 1848 als statiesloep dienst gedaan. Doch de andere was al spoedig verrot, zoodat vervanging noo- dig was. In 1816 werd tot aanbouw van een nieuwe besloten en de onder-constructeur P. Glavimans leverde een ontwerp, dat gevolgd werd. De sloep kwam in 1818 gereed. De romp was te Rotterdam gebouwd, het voornaamste beeldwerk was te Vlissingen gemaakt door den Commandeur der Beeldsnijders Peters met drie helpers. Zij vervaardigden de Neptunusgroep en de twee Faam-beelden aan het hek, die nog bestaan. De sloep berustte tot 1851 te Rotterdam en wterd daar voor zoover bekend slechts eenmaal gebruikt. Daarna werd de werf te Rotterdam gesloten en de sloep naar Amsterdam ge bracht. Daar berust de sloep nog en daar zal zij blijven berusten. Veel gebruikt is de sloep niet. De laatste malen gebeurde dit bij gelegenheid van de Kroningsrevue op het Hollandsch Diep in 1898 bij het bezoek van President Fallières in 1911 en bij het bezoek van het Deensche Konings paar in 1914. Eindelijk heeft na den oorlog H. M. de Koningin eens goedgevonden, dat de sloep deelnam aan een gondelvaart te Amsterdam, doch zonder Koninklijke opva renden. De sloep was dus zeer oud en reeds eerder bleek dit, toen na een der tochten met de Koninklijke Familie de sloep werd opgehaald en een plank van de huid lossprong! Herstelling had plaats en ook werden reeds voor 1914 een aantal houten vernieuwd. Evenwel, zooals reeds opgemerkt, in het algemeen was langzamerhand het hout „dood" geworden en zoo is dan tot nieuwbouw besloten. Daar de versieringen eenerzijds niet dan met groote kosten te vernieuwen waren en ander zijds niet tot de sterkte van de sloep bijdragen, werden de beeldengroepen en losse beelden en de planken met lofwerk zonder meer van de oude sloep overgenomen. Bij het sloopen van de oude sloep bleek een groot deel van de sloep met ijzeren nagels voor zien te zijn, vfelke in eikenhout op den duur verteren. Thans is alles met koper vastge maakt. De verbinding van de kiel werd op meer solide wijze verzekerd met doorgaande koperen bouten, die het zaathout stevig aan de kiel verbinden, hetgeen voorheen niet het geval was. In vroeger jaren waren de werven steeds voorzien van groote houtvoorraden, die jaren oordeelkundig bewaard en behandeld werden. Daar de houten bouw al sinds vijftig en meer jaren verlaten is, bovendien uit zuinigheids oogpunt het aanhouden van groote voorraden materialen is afgeschaft, en de particuliere bouw eenerzijds geen groote hoeveelheden hout meer noodig had en eindelijk de houtprijzen dusdanig zijn gezakt, dat ook de handelaars geen voorraden van beteekenis meer bezitten, ook niet meer het jarenlang wateren van eikenhout kunnen bekostigen (dit beteekent een aanzienlijk renteverlies), om al deze rede nen was het zeer moeilijk dat hout te ver krijgen, dat eigenlijk noodig was om een vaartuig samen te stellen, dat een eeuw mee zal kunnen. Bij den bouw" moesten dan ook eenige moeilijkheden overwonnen worden. Eenige planken zijn b.v. voor de tweede maa.1 vernieuwd, terwijl meer breeuwen noodzakelijk bleek. De kwaliteit als: taaiheid, sterkte, buig zaamheid is wel gebleken een uitstekende te zijn. Behalve een oud plan, nog geteekend door P. Glavimans, in het Historisch Nederlandsch Scheepvaart Museum te Amsterdam, waren geen teekeningen aanwezig. Ook waren geen mailen meer te vinden. De vernieuwing moest dan ook zeer voorzichtig uitgevoerd Worden. Dit wil zeggen, dat een voor een de kiel, ste vens, huidplanken, inhouten etc. zijn gesloopt en weer vervangen door nieuwe. Deze werk- Het plein Ravegnanano, van waar de Torre Asinelli oprijzen wijze had als voordeelen, dat de oude vorm ge heel behouden werd, zonder dat opmallen noo dig was. Dat het doel bereikt was kwam aan het licht toen de ornamenten op de vernieuwde sloep geplaatst werden: zij pasten volkomen. De sloep is ca. 17 M. lang over alles, en 2,6 M. breed over de berghouten. De vorm is die eener galei met sier lijken, overhangenden voorsteven, een wuli achter, een smalle spiegel, en de lijnen zijn zeer fraai: groote tilling van het vlak, scherpe einden met zacht inloopen der lijnen in de stevens volgens zgn. holle waterlijnen. De voor steven loopt met een ronding in de kiel over. Het galjoen is bezet met de Neptunusgroep. Een soort ornamentale kop, uit bladwerk sa mengesteld, spuwt een kabbelende zee uit, op welke zee Neptunus in een schelp vaart. Hij heeft de drietand in de hand en met de an dere houdt hij de teugels van een tweespan zeepaarden, die de schelp trekken. Een derde zeepaard zwemt voorop, berfeden door een ge- vleugelden knaap, die de hoorn van een zeedier als trompet steekt. Terzijde van Neptunus zwemmen twee Tritonen, welke eveneens op zeehoorns blazen. De zee is afgezet met een rand van schelpen, horens en krabben; de boeg is aan Stuurboord en Bakboord bezet met een schelpvormig ornament, eindigende in een krul onder. De punt van de krul is eveneens met een krul afgewerkt. Het boegsel is van binnen en buiten met bladwerk in Empire-stijl versierd, het potdek sel met een parelrand. Tien doften en langsdoften, de doften door gecannelleerde kolommen gedragen, geven plaats aan 20 roeiers. Vooruit staan twee ma trozen, achteruit een roerganger en de com mandant. Onder de dofter bevindt zich een rooster vloer; ook zijn daar de spoorstokken voor de voeten der roeiers. Achter de doften begint de kajuit met langsbanken ter weerszijden, dwarsscheeps rond in elkaar overloopend, de rugleuningen en de bankbeschieting rijk gefes tonneerd met lofwerk. Een Ruggebord sluit het geheel af. Het is versierd met een reliefhelm met gekruist zwaard en scepter, een vrouwen figuur gezeten op den helm. Waar de kajuit begint, is het boegsel verhoogd en naar voren afgesloten met twee liggende leeuwen. De ka juit is overdekt met een fraai baldakijn op acht slanke kolommen, gecannelleerd en met korinthische kapiteelen. Het dak is van binnen gecarreerd, in de velden zijn ornamentale bloe men aangebracht. Vorstelijke personen en hun gevolg treden aan boord even voor de liggende leeuwen, waar, aansluitend op de langsbanken van de kajuit kv'artronde trappen zijn aangebracht. Het achterste paar dollen is uitneembaar, ten einde voldoende staruimte op het potdeksel te verschaffen bij het in- en uitstappen. De achterwand van de kajuit wordt gevormd door een zwaar gordijn. Bij slecht weer kun nen ook aan de zijkanten gordijnen worden opgehangen. De banken zijn bedekt met wijn- roode fluweelen kussens, afgewerkt met goud- koord. Onmiddellijk achter de kajuit treft men een diepe wel met roosters aan, standplaats voor commandant en roerganger. Door een smalle spleet steekt hier de helmstok binnenboord. Deze helmstok buigt dan rechtstandig op en eindigt in een palmhouten knop; de stok zelf is van gepolijst smeedijzer, achtkant in het horizontale en rond van doorsnede in het ver ticale been. Het overhangend hek is van boven afgedekt mfet roosters, van onder vormt het een wulf, waar aan stuurboord en bakboord twee Faatn- figuren, gevleugeld en de bazuin stekend als dragers zijn geplaatst. Tusschen deze figuren bevindt zich het hennegat, als middelpunt van een stralenbundel in relief. De spiegel eindelijk toont het Nederlandsch wapen met mantel en gekroond. Eertijds was dit wapen anders. Het had geen mantel, het schild vertoonde een ge- kroonden leeuw, de schildhouders zagen den beschouwer aan en ook zij waren gekroond. Toen het wapen de huidige officieele ge daante verkreeg, is een nieuw spiegelwapen aangebracht. Schild en schildhouders staan nu op den mantel, de leeuw op het schild noch de schildhouders dragen meer kronen, de schildhouders blikken naar het schild. Aan de bovenzijde is de spiegel met een rand van ornament afgewerkt. Tot de verdere uitrusting van de sloep be- hooren het roer, de riemen, de vlaggestokken en een soort mast. Daarvan vertoont het roer een dolfijn op de verbreeding van het blad; de riemen zijn gesierd met vergulde bladorna menten op de bladen. De vlaggestokken zijn geplaatst resp. voor in den waterspuwer, ach ter tegen het baldakijn. De mast staat in een spoor en tegen den vierden doft. Eindelijk heeft men nog de meertouwen, welke om een kous gesplitst zijn, welke door een oog met schroefeind vaart. De schroefeinden worden geschroefd in koperen potten aan den binnen kant van het boegsel, twee voor, twee achter. De sloep is geheel van eikenhout vervaar digd, de beelden en ornamenten, voor zoover na te gaan, van grenenhout. Oorspronkelijk was de sloep beschilderd in witte kleur onder het berghout, zwart op het berghout, groen daarboven, met de beelden en ornamenten in goud en zilver. Thans is de heele sloep in crème gezet, met alle beelden en ornamenten verguld. De roos ters en het vlak, zoomede de vloer van die kajuit zijn donkerbruin geschilderd, de lig plaatsen der riemen in de dollen zwart. In vroeger tijden behoorde de sloep tot den inventaris van de Rijkswerf te Amsterdam, en dus werden ook de roeiers uit werfperso- neel gerecruteerd. Naderhand is dit veranderd werden matrozen voor roeiers gebruikt en een Luitenant-ter-Zee commandant. Na afkeuring van de oude sloep werd over wogen in den vervolge pen motorboot be schikbaar te stellen, welke boot dan nieuw aan te bouwen zoude zijn. H. M. de Koningin gaf de voorkeur aan een geroeide statiegroep. Inderdaad deze vorm van plechtig vervoer te water is van aard veel vorstelijker dan het gebruik maken van een motorboot, waarbij dan nog komt dat de vorm en het sierwerk op zich zelf indrukwekkender zijn. Tot 1934 werd de sloep steeds op het droge bewaard, rustend op een wieg. In den vervolge zal de sloep eik jaar gedurende den Zomer drijvende worden gehouden om het hout van voldoend vocht te voorzien. Daartoe is te Am sterdam het gebouwtje, dat indertijd dienst deed voor de beroemde sleepinrichting met modellen van B. J. Tideman, verbouwd tot booterihuis. Het is gelegen in het natte dok van de voormalige Rijkswerf. Men heeft het dikwijls betreurd, dat in Ne derland sinds geruimen tijd geen Koninklijk Jacht meer bestaat. Daarom is het goed, dat althans de zeer fraaie en unieke Koningssloep ons geliefd Koninklijk Huis in staat stelt al thans korte vaartochten met een passend vaar tuig te maken. In 1816—1818 en in 1935—1936 hebben de daarmee belaste werklieden hun best gedaan, en met goeden uitslag om een uitnemend afge werkt vaartuig te leveren. Moge dit vaartuig drager van ouden vorm. statie en traditie, nog lang in dienst staan van het Huis Oranje-Nassau. S. d. H. De vraag waarom in den herfst de blade ren van een aantal boomen en planten een roode kleur aannemen, is door de onderzoekingen van den laatsten tijd nader tot haar oplossing gebracht. Engelsche plant kundigen namen namelijk waar, dat de nieuw gevormde, drijvende bladeren van de „kikker- beet" (Hydro-charis morsus ranae) een leven dige roodbruine kleur aannemen, wanneer zij gedurende eenige dagen worden gehouden in een zwakke oplossing van rietsuiker. (De „kik- kerbeet" of „vorschenbeet" is een drijvende wa terplant met niervormige bladeren en witte bloemen; zij wordt veel in kamer-aquaria ge kweekt en ontleent haar naam aan de omstan digheid, dat de wortels van onderen stomp, als het ware afgebeten zijn). Verdere proeven toonden aan, dat dezelfde kleurverandering zich voordeed, wanneer de plant in een oplos sing van druivensuiker of van andere vruchten suikers werd gekweekt; de roode verkleuring strekte zich, na verloop van eenigen tijd, zelfs uit tot de oude, vóór de toevoeging van suiker aan het water geheel vervormde bladeren. Men onderzocht nu ook de verwelkende bla deren van het herfstloof, en nu bleek het, dat zij tijdens het rood worden meer suiker en min- Vs der zetmeel bevatten dan te voren in den zo mer. Overblijvende bladeren, dat wil zeggen die welke in het laatst van den zomer zijn ge vormd en tot de volgende lente of den volgen den zomer in het leven blijven, verliezen hun roodachtige kleur bij den terugkeer van het warme weder en worden weer groen. Dit is on der anderen het geval bij hulst en klimop; bij deze planten wordt in de lente de suiker weer omgezet in zetmeel. Uit de verschillende proeven blijkt vooreerst, dat de roodkleurende bestanddeelen der blade ren waarschijnlijk glucosiden zijn, in de meeste gevallen verbindingen van looizuurhoudende .stoffen met suiker. In de tweede plaats, dat de hoofdmomenten bij de vorming der roode kleurstof zonneschijn en lage nachttemperatuur zqn; de zonneschijn bevordert de assimilatie en de vorming van suiker en dientengevolge de ontwikkeling der roode kleurstof; de lage nacht- temperatuur verhindert de omzetting van sui ker in zetmeel. Het zijn niet alleen mensehen, die, wan neer zij zich op zee wagen, een onaan genaam gevoel in hun maag krijgen en in een dergelijk ellendigen toestand geraken, dat zij zich tijdelijk levensmoe voelen. Ook dieren kunnen zeeziek worden. Bijna alle dieren zijn op zee tammer dan op land. Zelfs het wildste dier schijnt op zee een soort van zwakte te overvallen. Vooral apen hebben veel van zeeziekte te lijden. De vogels, die op een boot zitten, zingen tijdens de vaart niet. Kippen en ganzen worden op een schip met den dag magerder; de hanen kraaien niet, terwijl de duiven op zee gewoon lijk sterven. Eenden daarentegen behouden hun goede hu meur en eten flink. Katten en honden zijn ech ter gewoonlijk zeer onrustig aan boord. De katten zijn aan boord bang en schuw en hou den zich soms uren lang verborgen. Honden zijn op zee liefst voortdurend in gezelschap van menschen. De koppigste stieren, buffels en paarden zijn op zee heel tam. Alleen zwijnen en slangen blijken door de „w'ol" geverfd te zijn; de zee moet op hen al thans geen invloed uitoefenen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8