BOLOGNE. de stad der studie
De nieuwe Koningssloep gereed
Een prachtig stuk werk
Bladeren in den herfst
Zeeziekteook hij dieren
ZONDAG 27 SEPTEMBER 1936
HAAR BETEEKENIS VOOR DE ANATOMIE. EEUWENLANG STRAALDE
ER HET LICHT DER WETENSCHAP UIT
Voorplecht van de nieuwe koningssloep
Oorzaak der roode kleur
Bologne's Torre. Asinelli
riiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^
Al roepen Rome en Florence, alleen reeds
door hun naam, herinneringen op aan
een roemrijk verleden, al richt de
vreemdeling daarheen zijn blik vol bewon
dering, al wordt hij verblind door hun schit
tering, zoodat hij nauwelijks oog heeft voor
iets anders, toch zijn er genoeg steden, die
evenzeer onze belangstelling verdienen.
Eén daarvan is Bologne.
Wie ronddwaalt in deze
stad vol leven, zal getroffen
worden door haar karak
teristieken bouw, door haar
straten, die maar zelden
recht Ioopen en smal lijken
door de galerijen langs de
huizen; hij zal er door ge
troffen worden, hoe in
Bologne, meer dan in welke
andere stad ook, de ver
schillen in bouwstijl uit de
verschillende tijdperken 'n
scherp contrast vormen:
het donkere rood van de
baksteenen gebouwen uit
de Middeleewen, het koude
grijs van de bouwwerken
Uit de Renaissance, het
grillige barok, dat zijn
hoogtepunt bereikte onder
de pauselijke heerschappij
en misschien zal de
bezoeker, na het zien van
zooveel schoons vermoeid
en hongerig geworden, zich
herinneren, dat hij zich
bevindt in de stad, die aan
de wereld de beroemde
.saucisse de Bologne"
schonk, maar stellig zal
hij vergeten dat Bologne
de stad is, waarvan eeu
wenlang het licht der
wetenschap uitstraalde.
Bologne is oud, zeer
oud; volgens velen is
het de vroegere hoofdstad van Etrurie; de
archeologie heeft echter nog niet het laatste
woord gesproken over den oorsprong van Fel-
sina, den ouden naam voor Bologne, zoo genoemd
naar den stichter Felsino. Na een invasie der
Galli Boi in de 2de helft der 5de eeuw kreeg
de stad den naam Bononia, dat zich vervormd
heeft tot het tegenwoordige Bologne. Deze
Boi's waren de oeroude Keltische bewoners van
Gallië, bekend door hun emigreeren naar N.
Italië en Duitschland. Zij gaven namen aan
de verschillende landen, waar ze zich vestigden,
o.a. aan Boemia (Bohemen), aan Boivari,
later Baviera (Beieren) en meerdere.
Reeds in de 12de eeuw begint het intellec-
tueele leven in Bologne te bloeien, toen de Bolog-
neesche rechter Imerio met zijn „glossen" het
oude Romeinsche recht herzien heeft; hier
door werd een nieuwe periode ingeluid in de
burgerlijke rechtsspraak der volkeren, die van
het despotisme der keizeTs zou voeren naar de
lichtende, doch tevens onrust brengende vrijheid
der „comuni".
En vanaf dien tijd gaat de Bologneesche
geest door de eeuwen heen in opwaartsche
lijn, hardnekkig strijdend tegen de dwalingen,
die de wetenschap aankleefden en haar ver
rijkend met nieuwe waarheden. Scholen en
academiën worden gesticht en van alle univer
siteiten ter wereld heeft Bologne in de Re
naissance het grootste aantal leerstoelen in de
letteren, wijsbegeerte, muziek, enz.
Op deze wijze verwierf het het predicaat:
„Alma studiorum mater", waarvan de sporen
nog in wapens, zegels en munten teruggevon
den worden.
De School van Bologne ontstond spontaan;
Uit innerliiken drang naar wetenschap begon
nen velen zich op de studie toe te leggen, zoo
wel om eigen kennis te verbreiden als om
nieuwe kennis te vergaren. Deze wetenschap
pelijke beweging, geboren in de schamele hui
zen der studeerenden, alwaar de eerste colle
ges gehouden werden, verheugde zich weldra
in de belangstelling van de plaatselijke over
heid.
Men begon privileges te verleenen aan do
centen en studenten, beschermde hen op alle
mogelijke manieren, verbood het uitoefenen
van lawaaimakende beroepen in de buurt van
de woningen der docenten, opdat deze niet ge
stoord zouden worden bij hun studie en hun
lessen, Bologne verleende meer dan eenige an
dere stad faciliteiten, en vrijstellingen aan pro
fessoren en studenten, zoowel om hen naar
Bologne te trekken als om hen voor Bologne
te behouden. Zij had slechts één doel voor
oogen: den bloei der school en haar behoud
voor de stad. Hoe groot de vrijheden waren,
die de studenten er genoten, moge blijken uit
het feit, dat het den studenten geoorloofd was
zelf hun leermeesters te kiezen; zij mochten
zonder betaling de lessen van iederen docent
of repetitor gedurende een termijn van 14 da
gen volgen: deze termijn ving aan op den
18den October, het feest van San Lucas, den
beschermheilige van Bologne. Op dien dag be
gonnen de lessen in geneeskunde en schoone
kunsten.
Alles in deze stad herinnert aan studie,
zelfs haar beschermheilige. Immers, het
is bekend dat Lucas, een der vier Evan
gelisten, de geneeskunst beoefende. En inder
daad kwam in Bologne, naast de rechtsge
leerdheid, de eerste werkelijk medische school
De fontein Neptunus te Bologne
tot een dusdanigen bloei, dat studenten uit
geheel Europa naar Bologne stroomden.
De privileges, door de stad verleend, de spe
ciale vergunningen van den Paus maakten de
ontwikkeling der anatomie mogelijk. Er be
staan onbetwistbare aanwijzingen, dat de ana
tomie reeds in de 12de eeuw te Bologne open
lijk onderwezen werd. Door de privileges werd
het mogelijk de anatomie
niet uitsluitend uit boe-ken,
maar ook op het cadaver
te bestudeeren, wat tot
blijvend nut der weten
schap bijdroeg. Geheimen,
tot nu toe niet doorgrond,
werden ontsluierd.
De anatomie zelve dateert
van veel ouderen datum.
In de grijze oudheid be
oefende Hippocrates (439
377 v. Chr.) haar reeds,
eveneens Aristoteles (384
342 v. Chr.); later werd
zij beoefend door Galenus,
een der grootste geneeshee-
ren uit den tijd van het
Romeinsche keizerrijk, lijf
arts van Marcus Aurelius
en Commodus. De werken
van Calenus golden lan
gen tijd voor de medici als
een orakel. Maar vroeger
waren alle anatomische
onderzoekingen op dieren
verricht; alleen van Cale
nus vermoedt men, dat hij
in het bezit van een men-
schelijken schedel was.
Met den val van Rome
bleef de ontwikkeling stil
staan en lang zou het du
ren, voor deze tot grooteren
bloei kon komen, daar van
300 tot 1300 de medische
wetenschap geheel onder
den invloed dér Arabische
doctrine stond en de Koran sectie van 't mensche-
lijke lijk verbood. Nu nog vinden wij in de no
menclatuur sporen, stammend uit de z.g. Ara
bische periode. De Arabieren op hun beurt
kenden de anatomie uit vertalingen van He-
breeuwsche geschriften.
In het begin van de 14de eeuw opent zich
een nieuwe horizont. De Bologneesche school
neemt een ongekende vlucht; zij bevrijdt de
medische wetenschap van de valsche doctrine
der Arabieren en ontketent een werkelijk we
tenschappelijke revolutie, waarin de figuur van
Mondino op den voorgrond treedt. Met dezen
Bologneeschen anatoom wordt het tijdperk in
geluid, waarin de studie der anatomie beoefend
wordt op het menschelijk cadaver. Mondino
werd officieel lector in de anatomie en publi
ceerde verhandelingen, die 3 eeuwen lang bi/
de studie der anatomie gebruikt zouden wor
den. In 1315 deed Mondino de eerste publieke
sectie op het lijk van een man. In die tijden
verwaardigde de anatomie zich niet zelf de
sectie te doen; de prosector en zijn helper, de
coadjutor, moesten volgens de aanwijzingen
van den meester de lijkopening verrichten.
Oorspronkelijk was het voor openbare sec
ties bestemde theatrum anatomicum van hout
opgetrokken en werd na beëindiging der lessen
weer afgebroken. Pas in 1595 werd te Bologne
een blijvend anatomisch the-ater gebouwd, dat
men nog heden kan bewonderen. Het is gele
gen in den linker vleugel van het „arcigimna-
sio". Wie te Bologne vertoeft, verzuime niet
deze hoogst interessante zaal te bezoeken. Men
loopt dit gebouw gemakkelijk voorbij; aan de
buitenzijde niets bijzonders, niets pompeus,
niets opvallends, kortom niets dat zou doen
vermoeden, welke schatten aan manuscripten
en merkwaardige documenten hier geborgen
zijn, als zoovele getuigen van den langen en
moeilijken weg, dien het menschelijk intellect
moest volgen om alle vooroordeelen te over
winnen.
Prachtig is het houtsnij- en inlegwerk van
dit eerste vaste theatrum anatomicum.
Het is rechthoekig, in tegenstelling met
latere gebouwen, die rond zijn. Voor in de zaal
staat de katheder voor den lector, naast hem
stond de priester, die voor de ziel van den over
ledene bad. Het is bekend dat de kerk aanvan
kelijk bezwaar had tegen secties op het men
schelijk lichaam; daarom bracht men geschen
ken en gouden munten als offer. De kapel, die
zich onder het theatrum anatomicum bevindt,
bevat nog vele van deze gaven. Deze kapel be
stond reeds lang voor het theatrum anatomi
cum. Zij was gesticht door een der vier be
roemde rechtsgeleerden uit het geslacht Bul-
gari in de 12de eeuw en heette naar haar stich
ter: de kapel van Santa Maria dei Bulgari. Een
beeld van de Heilige Maagd vinden wij nog bo
ven den katheder, trouwens het was in Italië
gebruik om een Mariabeeld in de studiezalen
te plaatsen.
Recht tegenover den katheder, aan de andere
zijde der zaal, bijna aan 't oog onttrokken, be
vindt zich een opening, waardoor de rechter
tijdens de sectie toekeek, dat niets van het ca
daver ontvreemd zou worden.
Dank zij de voorrechten, die de hoogeschool
genoot, had men in Bologne, meer dan in welke
andere stad ook, de beschikking over de lijken
van pasgestorvenen en door dien overvloed aan
materiaal kon te Bologne de anatomie een
zoo groote vlucht nemen. Het jaar 1570 luidde
in de geschiedenis der anatomie een nieuwe
periode in: het onderwijs in de anatomie werd
publiek, de anatomie werd van de chirurgie
gescheiden en kreeg een aparten leerstoel. Er
was nog een factor, die bijdroeg tot den bloei
van de anatomie, n.l. haar contact met en haar
invloed op de schoone kunsten, waardoor zij
de belangstelling verwierf van de meest voor
aanstaande intellectueelen en kunstenaars van
dien tijd.
Allen, die begeerig waren om de geheimen
van het menschelijk lichaam te leeren kennen,
volgden de voor een ieder toegankelijke lessen
in de anatomie. Het instinct tot zelfbehoud
drijft naar kennis van het menschelijk lichaam
om het zoodoende te kunnen behoeden tegen
ziekten en deze te kunnen genezen. De angst
voor het verlies van de gezondheid maakt de
belangstelling, die de mensch voor de medische
wetenschap koesterde, begrijpelijk. Om die reden
is het ook begrijpelijk dat de menigte naar de
anatomische theaters stroomde, waardoor in de
15de eeuw de anatomische lessen vaak den in
druk gaven van een kermisfeest, te meer daar
de lessen meestal in den carnavalstijd plaats
vonden.
Doch niet alleen te Bologne,- ook in andere
steden en niet uitsluitend Italiaansche, kon men
hetzelfde waarnemen, b.v. te Parijs, waar in
1676 de hoogleeraar in de anatomie, Duverney,
zijn lessen zoo aantrekkelijk wist te maken
dat het onder de élite mode werd deze lessen
te frequenteeren. In 1604 wist de Hertog van
Wurtemberg tijdens het bezoek van drie Sak
sische vorsten niet beter te doen om hen te
verstrooien dan hen te Tiibingen een anato
mische les te laten bijwonen, die volle 8 dagen
duurde. Een luguber genoegen, onbegrijpelijk
voor onzen tijd. Toch misschien niet zoo ge
heel onbegrijpelijk als men in het oog houdt,
welke invloed er is uitgegaan van de Renais
sance.
Deze bracht een diepgaande wijziging in het
denken der menschheid. Men richtte den blik
meer en meer naar de klassieke beschaving;
daardoor wendde men zich af van het geloof,
vooral in de 2e helft van den Renaissancetijd;
men werd sceptisch: de dood verloor het waas
van mystiek, dat hem in de Middeleeuwen
omhulde, toen hij wel is waar naar het Paradijs
kon voeren, maar ook naar de eeuwigdurende
kwellingen van de hel. Daarentegen beschouwt
de Renaissance den dood als het onvermijdelijk
einde van het leven. De dood herkreeg de
„placiditas" van de klassieken. Wij vinden den
dood niet meer voorgesteld in de afschuwelijke
gedaante van een skelet, maar veeleer als een
liefelijke allegorie; opnieuw wordt hij de Griek-
sche Eutanasia, die doet inslapen en verkwikt.
Zoo zagen de studenten onder den invloed
der Renaissance den dood als natuurverschijn
sel, zij naderden hem onbevreesd, niets afschrik
wekkends was voor hen meer in den dood. Hij
werd de leermeester der levenden en ontsluier
de hun de geheimen der zoo volmaakte ma
chine: het menschelijk lichaam.
Maar evenals alle dingen op deze aarde
volgde ook de Bologneesche school der
anatomie in haar ontwikkeling de lijn
der parabool. Onder primitieve omstandigheden
begon de studie der anatomie, zij bereikte in
Bologne haar hoogtepunt in 1500 en volgde
sindsdien een dalende lijn. Dat, wat tot haar
glorie leidde, voerde tevens tot haar verval
Doordat Bologne alle mogelijke voorrechten
schonk aan de beoefenaren der anatomie, trok
het niet alleen de werkelijk weetgierigen, maar
ook hen die, zonder roeping voor de studie,
alleen wilden profiteeren van de voordeelen
die de studie der anatomie schonk; waarbij
nog kwam dat Bologne zijn leerstoelen bij voor
keur door Bologneezen liet bezetten, onmiddel
lijk, nadat het doctoraat verkregen was, zonder
op ervaring of leeftijd te letten. Zoo vermelden
de archieven dat Luigi Magni op zijn 11e jaar
gepromoveerd, op zijn 14e jaar lector in de medi
cijnen werd, wat hij tot zijn 40ste jaar, toen
de dood hem trof, bleef. Dit, een voorbeeld uit
vele, kon niet anders dan den ondergang der
wetenschap ten gevolge hebben.
Maar gelukkig, ten allen tijde waren er ern
stige geleerden, die, bezield door de liefde tot
de wetenschap, naar de stilte van het studeer
vertrek terugkeerden, hun onderricht slechts
aan weinig uitverkorenen deelachtig deden
Worden, hen aanspoorden tot onderzoek en
studie en hen doordrongen van hun ideaal:
den naam „Bologna mater studiorum" hoog te
houden.
Het plein Ravennate te Bologne
Onder den titel „Het oudste Vaartuig der
Marine", verscheen in „Onze Vloot",
1928, p. 50, een stuk van den heer L.
Smith, waarin hij allerlei mededeelt over ont
staan en verdere lotgevallen van de Konings
sloep, cn mede gewaagt van andere dergelijke
vaartuigen.
Nu, na maanden arbeid, het oudste vaartuig
der Marine niet meer bestaat, is het wellicht
van belang nog eens op bovengenoemd arti
kel terug te komen.
Allereerst een toelichting op het verdwijnen
van een belangwekkend scheepje voor die le
zers, die niet weten dat 's Rijks Werf te Wil
lemsoord in 1934 opdracht kreeg een nieuwe
Koningssloep te bouwen.
Na een onderzoek naar den toestand van
den romp en der versieringen was reeds een
tiental jaren geleden opgemerkt, dat teekenen
van verval waren te bespeuren, doch dat de
Koningssloep nog wtel bruikbaar was te ach
ten. Evenwel werd in 1934 nogmaals een on
derzoek ingesteld, waaruit bleek, dat het hout
van den romp niet meer volkomen betrouw
baar was te achten. Het hout was veelal
„dood", d.w.z. de samenhang der vezels was
verdwenen, de veerkracht weg, het hout niet
meer ir. staat stooten het hoofd te bieden.
En zoo kwam dan de order de sloep naar
Willemsoord te brengen en daar weer een nieuw
vaartuig te bouwen.
Maar.... wat is de Koningssloep? In den
tijd der Fransche overheersching bleek geen
sloep aanwezig te zijn voor het plechtig ver
voer te wfoter van Napoleon, zoodat inder
haast twee dergelijke sloepen werden aange
bouwd. Een dier sloepen heeft tot 1848 als
statiesloep dienst gedaan. Doch de andere
was al spoedig verrot, zoodat vervanging noo-
dig was. In 1816 werd tot aanbouw van een
nieuwe besloten en de onder-constructeur P.
Glavimans leverde een ontwerp, dat gevolgd
werd. De sloep kwam in 1818 gereed. De romp
was te Rotterdam gebouwd, het voornaamste
beeldwerk was te Vlissingen gemaakt door den
Commandeur der Beeldsnijders Peters met drie
helpers. Zij vervaardigden de Neptunusgroep
en de twee Faam-beelden aan het hek, die nog
bestaan.
De sloep berustte tot 1851 te Rotterdam en
wterd daar voor zoover bekend slechts eenmaal
gebruikt. Daarna werd de werf te Rotterdam
gesloten en de sloep naar Amsterdam ge
bracht. Daar berust de sloep nog en daar zal
zij blijven berusten.
Veel gebruikt is de sloep niet. De laatste
malen gebeurde dit bij gelegenheid van de
Kroningsrevue op het Hollandsch Diep in 1898
bij het bezoek van President Fallières in 1911
en bij het bezoek van het Deensche Konings
paar in 1914. Eindelijk heeft na den oorlog
H. M. de Koningin eens goedgevonden, dat
de sloep deelnam aan een gondelvaart te
Amsterdam, doch zonder Koninklijke opva
renden.
De sloep was dus zeer oud en reeds eerder
bleek dit, toen na een der tochten met de
Koninklijke Familie de sloep werd opgehaald en
een plank van de huid lossprong! Herstelling
had plaats en ook werden reeds voor 1914 een
aantal houten vernieuwd. Evenwel, zooals reeds
opgemerkt, in het algemeen was langzamerhand
het hout „dood" geworden en zoo is dan tot
nieuwbouw besloten.
Daar de versieringen eenerzijds niet dan met
groote kosten te vernieuwen waren en ander
zijds niet tot de sterkte van de sloep bijdragen,
werden de beeldengroepen en losse beelden en
de planken met lofwerk zonder meer van de
oude sloep overgenomen.
Bij het sloopen van de oude sloep bleek een
groot deel van de sloep met ijzeren nagels voor
zien te zijn, vfelke in eikenhout op den duur
verteren. Thans is alles met koper vastge
maakt. De verbinding van de kiel werd op
meer solide wijze verzekerd met doorgaande
koperen bouten, die het zaathout stevig aan
de kiel verbinden, hetgeen voorheen niet het
geval was.
In vroeger jaren waren de werven steeds
voorzien van groote houtvoorraden, die jaren
oordeelkundig bewaard en behandeld werden.
Daar de houten bouw al sinds vijftig en meer
jaren verlaten is, bovendien uit zuinigheids
oogpunt het aanhouden van groote voorraden
materialen is afgeschaft, en de particuliere
bouw eenerzijds geen groote hoeveelheden hout
meer noodig had en eindelijk de houtprijzen
dusdanig zijn gezakt, dat ook de handelaars
geen voorraden van beteekenis meer bezitten,
ook niet meer het jarenlang wateren van
eikenhout kunnen bekostigen (dit beteekent
een aanzienlijk renteverlies), om al deze rede
nen was het zeer moeilijk dat hout te ver
krijgen, dat eigenlijk noodig was om een
vaartuig samen te stellen, dat een eeuw mee
zal kunnen. Bij den bouw" moesten dan ook
eenige moeilijkheden overwonnen worden.
Eenige planken zijn b.v. voor de tweede maa.1
vernieuwd, terwijl meer breeuwen noodzakelijk
bleek. De kwaliteit als: taaiheid, sterkte, buig
zaamheid is wel gebleken een uitstekende te
zijn.
Behalve een oud plan, nog geteekend door
P. Glavimans, in het Historisch Nederlandsch
Scheepvaart Museum te Amsterdam, waren
geen teekeningen aanwezig. Ook waren geen
mailen meer te vinden. De vernieuwing moest
dan ook zeer voorzichtig uitgevoerd Worden.
Dit wil zeggen, dat een voor een de kiel, ste
vens, huidplanken, inhouten etc. zijn gesloopt
en weer vervangen door nieuwe. Deze werk-
Het plein Ravegnanano, van waar de Torre Asinelli oprijzen
wijze had als voordeelen, dat de oude vorm ge
heel behouden werd, zonder dat opmallen noo
dig was. Dat het doel bereikt was kwam aan
het licht toen de ornamenten op de vernieuwde
sloep geplaatst werden: zij pasten volkomen.
De sloep is ca. 17 M. lang over alles, en
2,6 M. breed over de berghouten.
De vorm is die eener galei met sier
lijken, overhangenden voorsteven, een wuli
achter, een smalle spiegel, en de lijnen zijn
zeer fraai: groote tilling van het vlak, scherpe
einden met zacht inloopen der lijnen in de
stevens volgens zgn. holle waterlijnen. De voor
steven loopt met een ronding in de kiel over.
Het galjoen is bezet met de Neptunusgroep.
Een soort ornamentale kop, uit bladwerk sa
mengesteld, spuwt een kabbelende zee uit, op
welke zee Neptunus in een schelp vaart. Hij
heeft de drietand in de hand en met de an
dere houdt hij de teugels van een tweespan
zeepaarden, die de schelp trekken. Een derde
zeepaard zwemt voorop, berfeden door een ge-
vleugelden knaap, die de hoorn van een zeedier
als trompet steekt. Terzijde van Neptunus
zwemmen twee Tritonen, welke eveneens op
zeehoorns blazen. De zee is afgezet met een
rand van schelpen, horens en krabben; de
boeg is aan Stuurboord en Bakboord bezet
met een schelpvormig ornament, eindigende in
een krul onder. De punt van de krul is
eveneens met een krul afgewerkt.
Het boegsel is van binnen en buiten met
bladwerk in Empire-stijl versierd, het potdek
sel met een parelrand.
Tien doften en langsdoften, de doften door
gecannelleerde kolommen gedragen, geven
plaats aan 20 roeiers. Vooruit staan twee ma
trozen, achteruit een roerganger en de com
mandant. Onder de dofter bevindt zich een
rooster vloer; ook zijn daar de spoorstokken voor
de voeten der roeiers. Achter de doften begint
de kajuit met langsbanken ter weerszijden,
dwarsscheeps rond in elkaar overloopend, de
rugleuningen en de bankbeschieting rijk gefes
tonneerd met lofwerk. Een Ruggebord sluit het
geheel af. Het is versierd met een reliefhelm
met gekruist zwaard en scepter, een vrouwen
figuur gezeten op den helm. Waar de kajuit
begint, is het boegsel verhoogd en naar voren
afgesloten met twee liggende leeuwen. De ka
juit is overdekt met een fraai baldakijn op
acht slanke kolommen, gecannelleerd en met
korinthische kapiteelen. Het dak is van binnen
gecarreerd, in de velden zijn ornamentale bloe
men aangebracht.
Vorstelijke personen en hun gevolg treden
aan boord even voor de liggende leeuwen,
waar, aansluitend op de langsbanken van de
kajuit kv'artronde trappen zijn aangebracht.
Het achterste paar dollen is uitneembaar, ten
einde voldoende staruimte op het potdeksel
te verschaffen bij het in- en uitstappen.
De achterwand van de kajuit wordt gevormd
door een zwaar gordijn. Bij slecht weer kun
nen ook aan de zijkanten gordijnen worden
opgehangen. De banken zijn bedekt met wijn-
roode fluweelen kussens, afgewerkt met goud-
koord.
Onmiddellijk achter de kajuit treft men een
diepe wel met roosters aan, standplaats voor
commandant en roerganger. Door een smalle
spleet steekt hier de helmstok binnenboord.
Deze helmstok buigt dan rechtstandig op en
eindigt in een palmhouten knop; de stok zelf
is van gepolijst smeedijzer, achtkant in het
horizontale en rond van doorsnede in het ver
ticale been.
Het overhangend hek is van boven afgedekt
mfet roosters, van onder vormt het een wulf,
waar aan stuurboord en bakboord twee Faatn-
figuren, gevleugeld en de bazuin stekend als
dragers zijn geplaatst. Tusschen deze figuren
bevindt zich het hennegat, als middelpunt van
een stralenbundel in relief. De spiegel eindelijk
toont het Nederlandsch wapen met mantel en
gekroond. Eertijds was dit wapen anders. Het
had geen mantel, het schild vertoonde een ge-
kroonden leeuw, de schildhouders zagen den
beschouwer aan en ook zij waren gekroond.
Toen het wapen de huidige officieele ge
daante verkreeg, is een nieuw spiegelwapen
aangebracht. Schild en schildhouders staan nu
op den mantel, de leeuw op het schild noch
de schildhouders dragen meer kronen, de
schildhouders blikken naar het schild. Aan
de bovenzijde is de spiegel met een rand van
ornament afgewerkt.
Tot de verdere uitrusting van de sloep be-
hooren het roer, de riemen, de vlaggestokken
en een soort mast. Daarvan vertoont het roer
een dolfijn op de verbreeding van het blad;
de riemen zijn gesierd met vergulde bladorna
menten op de bladen. De vlaggestokken zijn
geplaatst resp. voor in den waterspuwer, ach
ter tegen het baldakijn. De mast staat in een
spoor en tegen den vierden doft. Eindelijk
heeft men nog de meertouwen, welke om een
kous gesplitst zijn, welke door een oog met
schroefeind vaart. De schroefeinden worden
geschroefd in koperen potten aan den binnen
kant van het boegsel, twee voor, twee achter.
De sloep is geheel van eikenhout vervaar
digd, de beelden en ornamenten, voor zoover
na te gaan, van grenenhout.
Oorspronkelijk was de sloep beschilderd in
witte kleur onder het berghout, zwart op het
berghout, groen daarboven, met de beelden en
ornamenten in goud en zilver.
Thans is de heele sloep in crème gezet, met
alle beelden en ornamenten verguld. De roos
ters en het vlak, zoomede de vloer van die
kajuit zijn donkerbruin geschilderd, de lig
plaatsen der riemen in de dollen zwart.
In vroeger tijden behoorde de sloep tot den
inventaris van de Rijkswerf te Amsterdam,
en dus werden ook de roeiers uit werfperso-
neel gerecruteerd. Naderhand is dit veranderd
werden matrozen voor roeiers gebruikt en een
Luitenant-ter-Zee commandant.
Na afkeuring van de oude sloep werd over
wogen in den vervolge pen motorboot be
schikbaar te stellen, welke boot dan nieuw
aan te bouwen zoude zijn. H. M. de Koningin
gaf de voorkeur aan een geroeide statiegroep.
Inderdaad deze vorm van plechtig vervoer
te water is van aard veel vorstelijker dan het
gebruik maken van een motorboot, waarbij dan
nog komt dat de vorm en het sierwerk op zich
zelf indrukwekkender zijn.
Tot 1934 werd de sloep steeds op het droge
bewaard, rustend op een wieg. In den vervolge
zal de sloep eik jaar gedurende den Zomer
drijvende worden gehouden om het hout van
voldoend vocht te voorzien. Daartoe is te Am
sterdam het gebouwtje, dat indertijd dienst
deed voor de beroemde sleepinrichting met
modellen van B. J. Tideman, verbouwd tot
booterihuis. Het is gelegen in het natte dok
van de voormalige Rijkswerf.
Men heeft het dikwijls betreurd, dat in Ne
derland sinds geruimen tijd geen Koninklijk
Jacht meer bestaat. Daarom is het goed, dat
althans de zeer fraaie en unieke Koningssloep
ons geliefd Koninklijk Huis in staat stelt al
thans korte vaartochten met een passend vaar
tuig te maken.
In 1816—1818 en in 1935—1936 hebben de
daarmee belaste werklieden hun best gedaan,
en met goeden uitslag om een uitnemend afge
werkt vaartuig te leveren.
Moge dit vaartuig drager van ouden vorm.
statie en traditie, nog lang in dienst staan van
het Huis Oranje-Nassau.
S. d. H.
De vraag waarom in den herfst de blade
ren van een aantal boomen en planten
een roode kleur aannemen, is door de
onderzoekingen van den laatsten tijd nader
tot haar oplossing gebracht. Engelsche plant
kundigen namen namelijk waar, dat de nieuw
gevormde, drijvende bladeren van de „kikker-
beet" (Hydro-charis morsus ranae) een leven
dige roodbruine kleur aannemen, wanneer zij
gedurende eenige dagen worden gehouden in
een zwakke oplossing van rietsuiker. (De „kik-
kerbeet" of „vorschenbeet" is een drijvende wa
terplant met niervormige bladeren en witte
bloemen; zij wordt veel in kamer-aquaria ge
kweekt en ontleent haar naam aan de omstan
digheid, dat de wortels van onderen stomp, als
het ware afgebeten zijn). Verdere proeven
toonden aan, dat dezelfde kleurverandering
zich voordeed, wanneer de plant in een oplos
sing van druivensuiker of van andere vruchten
suikers werd gekweekt; de roode verkleuring
strekte zich, na verloop van eenigen tijd, zelfs
uit tot de oude, vóór de toevoeging van suiker
aan het water geheel vervormde bladeren.
Men onderzocht nu ook de verwelkende bla
deren van het herfstloof, en nu bleek het, dat
zij tijdens het rood worden meer suiker en min- Vs
der zetmeel bevatten dan te voren in den zo
mer. Overblijvende bladeren, dat wil zeggen
die welke in het laatst van den zomer zijn ge
vormd en tot de volgende lente of den volgen
den zomer in het leven blijven, verliezen hun
roodachtige kleur bij den terugkeer van het
warme weder en worden weer groen. Dit is on
der anderen het geval bij hulst en klimop; bij
deze planten wordt in de lente de suiker weer
omgezet in zetmeel.
Uit de verschillende proeven blijkt vooreerst,
dat de roodkleurende bestanddeelen der blade
ren waarschijnlijk glucosiden zijn, in de meeste
gevallen verbindingen van looizuurhoudende
.stoffen met suiker. In de tweede plaats, dat de
hoofdmomenten bij de vorming der roode
kleurstof zonneschijn en lage nachttemperatuur
zqn; de zonneschijn bevordert de assimilatie en
de vorming van suiker en dientengevolge de
ontwikkeling der roode kleurstof; de lage nacht-
temperatuur verhindert de omzetting van sui
ker in zetmeel.
Het zijn niet alleen mensehen, die, wan
neer zij zich op zee wagen, een onaan
genaam gevoel in hun maag krijgen en
in een dergelijk ellendigen toestand geraken,
dat zij zich tijdelijk levensmoe voelen. Ook
dieren kunnen zeeziek worden.
Bijna alle dieren zijn op zee tammer dan op
land. Zelfs het wildste dier schijnt op zee een
soort van zwakte te overvallen.
Vooral apen hebben veel van zeeziekte te
lijden. De vogels, die op een boot zitten, zingen
tijdens de vaart niet. Kippen en ganzen worden
op een schip met den dag magerder; de hanen
kraaien niet, terwijl de duiven op zee gewoon
lijk sterven.
Eenden daarentegen behouden hun goede hu
meur en eten flink. Katten en honden zijn ech
ter gewoonlijk zeer onrustig aan boord. De
katten zijn aan boord bang en schuw en hou
den zich soms uren lang verborgen. Honden
zijn op zee liefst voortdurend in gezelschap van
menschen.
De koppigste stieren, buffels en paarden zijn
op zee heel tam.
Alleen zwijnen en slangen blijken door de
„w'ol" geverfd te zijn; de zee moet op hen al
thans geen invloed uitoefenen.