m ffletuM&aal den DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL DE UREN GAAN V O O R B IJ J Huize St. Vincentius te Udenhout mÈtÊiÊÊÊËÈÈÈÊÈ ONZEN OMROEPER WOENSDAG 7 OCTOBER 1936 Opvoeding van achterlijke meisjes t(b Pater Albert Sébïref1 Lloyd George ^ËÊÊÊÈÊÊÊmÊÊÊÊÊÈÊË g_v beneden han- De treinramp Maakt zich steeds meer impopulair Toevallig kwam ik na vele jaren in Uden hout terug en stond vol verbazing voor het groote prachtige gebouw, dat voor de opvoeding van achterlijke meisjes gesticht was. Als zoovele Nederlanders had ik in het buiten land de inrichtingen, stichtingen, bouwwerken enz. bewonderd, die zooals het heet door de voortvarende energie van minder trage re- geeringsvormen tot stand kwamen. Wat werd daar niet voor onderwijs en sport, voor zieken en misdeelden, voor armen en ouden gedaan, en den buitenlandschen bezoeker vol trots getoond. Steeds weer is de pers in ons land bereid om berichten en beschrijvingen te verspreiden, die demonstreeren moeten, hoe vooral in de dicta toriale landen de groote werken ten dienste van kunst en wetenschap, beschaving en naasten liefde tot stand komen' terwijl in ons land de verlammende invloed van het parlementaire stelsel, van zuinigheid en voorzichtigheid, van bureaucratie en wettische angstvalligheid de uitvoering van alle goede plannen heet in den weg te staan. Vqoral onder de jongere menschen, die aan den opbouw van onze cultuur nog geen actief deel genomen hebben, die meer en meer helaas ook in R. K. kringen zich onttrekken aan be staande sociale en liefdadige instellingen en zonder van iets te weten afbrekende kritiek uit oefenen, verbreidt zich de meening van de ach terlijkheid, die in Nederland zou bestaan. Onrustbarend is de propaganda, die van het fascistische Italië, van het Nationaal-Socialisti- sche Duitschland uitgaat en die des te "werk zamer in christelijke kringen is, wanneer zij zich niet in theoretische beschouwingen verliest, maar in de demonstratie van de vele groote en goede werken, die in snel tempo door de macht van een dictator tot stand kunnen komen. Duizenden jonge menschen en zeker ook zeer veel ouderen weten bijna niets van hun eigen land en vermoeden niet den rijkdom aan voor beeldige instellingen, die met de allermodernste in het buitenland gerust kunnen wedijveren. Het ligt gelukkig niet in onzen volksaard om zich zelf te verheffen en reclame te maken voor eigen voortreffelijkheid, maar in dezen tijd mag de bescheidenheid niet zoover worden door gevoerd, dat de dagbladpers systematisch zwijgt over onze Nederlandsche instellingen, over den arbeid die sinds vele jaren in alle stilte werd Verricht en die vergeten dreigt te worden. Daarom moge hier iets over het gesticht voor de opvoeding van achterlijke meisjes worden ver teld, dat ik gelegenheid had te Udenhout te be zoeken. Ik zal daarbij niet spreken over den ruimen Wijden bouw, de verzorgde zalen, de speelplaat-- sen, tuinen enz., maar heel in het bijzonder over de onderwijs- en opvoedingsmethode zelf, zooals deze mij door den Rector L. van Teeffelen en door de Zusters uiteengezet en getoond werd. Wil men immers moderne onderwijsinstellin gen beoordeelen en een vergelijking met het buitenland maken, dan is het van meer belang te weten, hoe dit onderwijs geschiedt dan in welke ruimte het plaats vindt. Wie meent, dat Nederland achter is met zijn sociale instellin gen, vergist zich. Het St. Vincentiustehuis is daarvoor een bewijs, één uit vele. Het toont, dat R. K. Nederlandsch initiatief niet alleen groote moderne gebouwen vermag op te richten, maar ook in de methoden van onderwijs en op voeding vooraan staat. In een van zijn voortreffelijke werken zegt de groote paedagoog Friedrich Wilhelfti Foerster, dat een mensch niet door groote woorden over groote dingen, maar door het geduldig leeren de eenvoudigste alledaagsche dingen nauwkeurig en plichtgetrouw te doen, tot eén karakter wordt gevormd. Deze gedachte, die de opvoedkunde van Pesta- lozzi af tot op onzen tijd toe beheerscht, ligt ook ten grondslag aan de methode, die in het St. Vincentiustehuis voor de opvoeding der achter lijke meisjes werd uitgewerkt. Wat daar ge schiedt is immers opvoeden, niet alleen onder wijzen. De kinderen door aanleg zoo met ver standelijke vermogens misdeeld, die de indruk ken der zintuigen niet kunnen vasthouden, het verband der dingen niet kunnen grijpen, ont vangen hier de volle maat van daadwerkelijke liefde, die alleen in staat kan zijn om hun ge desorganiseerde vermogens te gebruiken tot vor ming van hun persoon, tot levensgeschiktheid en tot eeuwige bestemming. Het is onmogelijk in kort bestek een beeld te geven van de onderwijsmiddelen, die hier wor den aangewend om het kind de toegangswegen te openen, waardoor het de beteekenis van het menschelijk woord kan leeren verstaan. Deze middelen opgebouwd op de grondslagen door Montessorie, Decroly, e.a. gelegd, zijn door de persoonlijke ervaring der Zusters steeds weer verbeterd en zijn op twee grondbeginselen ge baseerd. In de eerste plaats wil het leermiddel door de aanschouwing de aandacht van het kind binden en vasthouden, in de tweede plaats wil het uit zich zelf, dus zonder mondelinge toe lichting door de leerares, het kind doen ervaren, dat er in de werkelijkheid orde en regelmaat is, samenhang en wederkeerend verband. De liefdevolle toewijding der bekwame Zusters heeft hier den weg gevonden om de trage en on samenhangende geestesbeweging van het ach terlijke kind de strakke orde, die in werkelijk heid bestaat, te doen volgen om daaraan zelf gevormd te worden. Het verstand, onmachtig om uit eigen schep pende kracht het logisch verband te leggen, ook het eenvoudigste b.v. tusschen kleine getallen of tusschen woord en beteekenis, leert door den dwang van gestadige ervaring, dat er in de wereld zelf, in het aangeboden materiaal deze samenhang bestaat en zich kenbaar maakt. Het is prachtig leermateriaal, met zorg ge kozen, veelvormig en veelkleurig en toch een voudig en sober. Het is alles zichtbaar en tast baar, in de afmetingen en vormen en kleuren, die het kind boeien moeten. Het onderscheidt zich van de leermiddelen van Montessori (die immers voor normale kinderen gemaakt zijn en van den aanvang af de ervaring der abstractie willen brengen) daarin, dat hier dichter bij de concreetheid en speelschheid van de eenvoudige kinderwereld gebleven wordt. Maar zoo komt het achterlijke kind toch ook tot abstractie, dus tot het begrip, het woord, het getal, het symbool. Maar de abstractie zal hier niet die isolatie en die vrijheid kunnen en behoeven te krijgen, waardoor de begrippen in nieuwe denkbeweging ingaande tot nieuwe verbindingen scheppend ge vormd worden kunnen. Het onderwijs en juist dit is een bewonderenswaardige deugd van de methode, die ik hier zag is van don aan vang af gericht op een bereikbaar eindpunt. Bereikbaar nu is, behalve hét „leeren" van veel wat nuttig en goed is, wat bruikbaar is voor 't dageljjksch leven, dat het achterlijke kind eerbied verwerft voor de dingen, eerbied nek voor de orde er. zich aan deze ede leert onderwerpen. De eigenzinnigheid, door de nei ging tot beslotenheid in zich zelf (egoïsme) bij bet achterlijke kind zoo sterk aanwezig, wordt door de methode van dit onderwijs van den aanvang af en voortdurend doorbroken. Dit ge schiedt niet door woord en verbod, door straf en belooning maar door de leermiddelen zelf, die het kind in zijn beweging van lichaam en geest tot volgen dwingen, tot afgeven van eigen zin, tot gehoorzamen en zich schikken, tot ge duldig wachten en voorzichtigheid, tot vrijwil lige onderwerping en tucht. Dit alles geschiedt van zelf, zonder theorie, aansluitend aan aan leg en innerlijke ontwikkeling, zonder „for- ceeren". Dat daarbij menig begrip onbewust en vaag blijft en de helderheid bij het achterlijke kind ontbreekt, het inzicht in eigen doen, het weten omtrent eigen ervaring is wel zeker, maar ik mag hier wel met volle instemming het woord herhalen, dat Rector van Teeffelen eens schreef „In het algemeen kunnen we zeggen, beter een vaag dan onjuist begrip." Het achterlijke kind, zoo arm in de verlaten heid van een wereld, waarmede het geen con tact kan opnemen en daarom in de gewone maatschappij vaak voor achterlijker, vreemder Huize „St. Vin centius" te Uden hout, stichting tot verzorging van achterlijke kinderen aangezien, dan het in werkelijkheid is, kan hier in Huize St. Vincentius voedsel vinden voor de vorming van zijn geest. Hier ervaart het in de levendige binding der aanschouwing, zij het ook wellicht vaag, dat er iets onstoffelijks is, n.l. orde en verband, waarheid en zekerheid. En daarbij is ook de grond gelegd voor het aller beste, n.l. voor de godsdienstige en zedelijke op voeding. In het Tijdschrift voor R. K. Buitengewoon Lager Onderwijs heeft Rector L. van Teeffelen voor eenige maanden zijne denkbeelden en er varingen over het godsdienstonderwijs aan ach terlijke kinderen 'uiteengezet. Wie deze inhoud rijke studie aandachtig leest, zal getroffen zijn door het groote verband, dat er tusschen de z.g. verstandelijke en de z.g. godsdienstige, zedelijke, karaktervorming bestaan kan, indien beide uit gaan van den natuurlijken aanleg van 't kind en vertrouwen op de macht van de ervaring en bovenal op Gods oneindige liefde. Rector van Teeffelen noemt zijn methode van godsdienstonderwijs dan ook zeer terecht: „de Evangelische methode" en ik zou er aan willen toevoegen, dit is ook de methode die in deze prachtige stichting heerscht. Of is het niet evangelisch, dat het kind hier eerbied en orde, voorzichtigheid en geduld, beheersching en tucht leert door de liefde en goedheid, de wijs heid en waarheid die God in .xhepping en na tuur openbaart? Is het niet evangelisch, dat het kind hier aan de blanke onkreukbaarheid van zijn bedje en schortje, aan de smetteloosheid van elk meubel, leermiddel en speelgoed ervaart, hoe waardevol de reinheid is? Hoe echt evangelisch, hoe diep doordrongen van den geest van Christus is het, wat Rector van Teeffelen schrijft en voor alle onderwijs in Huize St. Vincentius wel gelden zal: „Forceeren is m.i. de grootste fout, die men begaan kan". Zooals in den aanvang gezegd willen deze korte aanteekeningen over het gesticht voor achterlijke meisjes te Udenhout slechts naar ik hoop voor velen bij herhaling aandacht Te Brussel overleed op 73-jarigen leeftijd de Hoogeerw. Pater A. Sébire C.S.Sp. Deze hoogst verdienstelijke priester, die ook in ons land alom bekend' is, stichtte in 1904 de Nederland sche Provincie der Congregatie van den H. Geest, welke Provincie vooral door haar onver moeid werken aanstonds een hooge vlucht ge nomen heeft en nu jaarlijks een aanzienlijk aantal Paters en Broeders naar de Missielan den uitzendt. Het stoffelijk overschot van den overledene wordt Maandag te Gentinnes (België) plechtig ter aarde besteld. vragen voor een der voortreffelijke Nederland sche R. K. inrichtingen, waar wij „rotsch op mo gen zijn. Laten wij toch niet atijd voorbij zien aan wat in eigen land tot stand kwam en meenen, dat het buitenland ons leeren moet, wat door be schaving en naastenliefde bereikbaar is. De schandelijk ondermijnende kritiek, die door sommige politieke partijer. op ons volk en onze regeering wordt uitgeoefend tracht steeds weer opnieuw aan jongere en onervaren men schen de gedachte te suggereeren dat in Ne derland niets van beteekenis op cultureel en sociaal gebied gebeurt, dat met name in som mige deelen van ons land door het vermeende conservatisme der Christelijke kringen alles „achterlijks, is. Dit is een onwaarheid,, die men het beste bestrijdt door telkens weer bekendheid te geven aan de vele uitstekende en moderne instellingen, die er reeds bestaan. In de monumentale bibliotheek die in den rechtervleugel van Sir William's "villa was ge legen en waar in den regel een beklemmende stilte waarde rond de tallooze boeken, welke de wanden geheel bedekten was in dezen vroegen herfstmiddag de lach bijna niet van de lucht. Diep weggezonken in de zware fauteuils, die rond den zachtjes brandenden haard waren ge schoven, genietend van een fijne sigaar en een fonkelende whisky-soda, konden Sir William en zijn gast, James Mawkens, op dat oogenblik tot de meest gelukkige menschen ter wereld gere kend worden. Na een jarenlange gedwongen scheiding, die het noodzakelijk gevolg was van den zoo uiteen loopenden werkkring van beide mannen, die in hun jongensjaren de- meest verknochte vrienden geweest waren, had het toeval hen hier sa mengebracht. Wat ligt meer in de lijn der ver wachtingen, dan dat bij zoo'n gelegenheid al lerlei gebeurtenissen en voorvalletjes, die eens een zoo belangrijk bestanddeel van een vrij monotoon kostschool-leven vormden, opnieuw de revue passeerden? En vanzelfsprekend hebben die, waarbij de humor niet ontbreekt den voor rang. Het noemen van een naam of voorwerp vormde een gereede aanleiding tot een steeds dieper navorschen van het geheugen, met het resultaat een onafgebroken rijk gevarieerd gesprek. Plots was het, alsof het gesprek niet meer zoo vlotte. Sir Williams heldere oogen, die tot nu toe zoo vol vreugde achter de gouden lorgnet twinkelden, namen een ernstige uitdrukking aan. Hij richtte zich op in zijn easy, sloeg wat asch van zijn costuum en informeerde heel belang stellend: „Heb jij nog wel eens iets van Duffy Clean gehoord?" Een korte pauze„Op weg naar de beurs ontmoette ik onlangs John Mc Forst, die mij wist te vertellen, dat hij enkele maan den geleden bij dat ontzettende spoorwegonge luk om het leven was gekomen. Tragisch, vind je niet?" Opnieuw trad een stilte in. Beider oogen volgden de rookwolken, die in grillige slierten langzaam naar boven trokken, als wilden ze elkaar niet laten blijken, dat ze, ieder voor zich, met hun gedachten terug gingen naar den cour van het Castern-college, bij den aanvang van het schooljaar, nu reeds zoovele jaren geleden. „Dat is het inderdaad", antwoordde James tenslotte, als wilde hij met deze enkele woor den de stilte verdrijven. Maar aanstonds keer den hun gedachten weer naar dat zoo ver trouwde instituut met zijn heterogene bevolking. Duffy Clean was ongetwijfeld wel een van de meest typische pupillen geweest, die deze kostschool hadden bezocht. Een slungelachtige figuur was hij, met een irriteerend-domme ge laatsuitdrukking, matte, bijna onbeweeglijke oogen van een ondefinieerbare kleur, wit-pie- kerig haar, dat steil omhoog stond en afgedekt werd door een rond, zwart hoedje, dat hij, naar de maat te oordeelen, minstens vanaf zijn zesde jaar droeg. Zijn kleeding tartte alle beschrij ving, die was een en al slordigheid, 't was, alsof hij ze 's avonds oprolde en in een hand doek samenbond, zoo verfomfaaid zag die er uit. Was het wonder, dat Duffy Clean, nog voor de jongens elkaar van naam kenden, het mid delpunt van ieders belangstelling, maar boven al van tallooze plagerijen was. Met een geest drift, een betere zaak waardig, was een ieder er op uit hem het slachtoffer te maken van een kwelling, die zijn gemoedsrust heftig verstoor de, maar zijn belagers oogenblikken van onge kende vreugde gaf. En als na een formidabele inspanning, de lachspieren voor een wijle tot rust kwamen, dan brulde de heele kwelgeesten- schaar in koor Duffies stereotype antwoord: „Wacht maar af, vervelende knullen, slaan zal ik niet maar het zal je toch niet glad zitten". Voor zijn doen vrij resoluut draaide hü zich dan om en stevende naar de directeurskamer, waar hij telkens opnieuw zijn nood klaagde. En met dezelfde regelmaat regende het dan bladzijden strafwerk, die echter niet vermochten Duffy zijn zoo begeerde rust weer te geven. Nog voor Kerstmis was hij student af. „Wie had ooit kunnen vermoeden, dat hij tot Drein, die lang niet zoo brutaal was als Piet, had allang werk gevonden. Hij was aangenomen als schaapherder en had niets anders te doen dan op de kudde schapen te letten. Juist stond Drein met Piet te praten, toen de eigenaar van de schapen langs kwam om te gaan jagen. Ik kan reusachtig schieten, zei Drein, mag ik dat geweer een half uurtje ge bruiken? De meneer vond het goed, maar nu begon Drein zoo gek en wild in 't rond te schieten, dat Piet vol angst in een boom klom, terwijl de meneer een schuilplaats zicht in een konij nenhol. Eerst toen alle kogels op waren, durfden ze weer te voorschijn te komen. zoo'n heldendaad in staat was. Ik stond er zelf perplex van en heb onmiddellijk de Kranten, waarin een uitvoerig relaa» stond en die ik door mijn verblijf buitenslands niet gelezen had, laten opvragen. En als had hij het geschrevene van buiten geleerd, vervolgde Sir Williams: „Hij was met den vliegenden Schot uit Londen vertrokken, met bestemming Whiletown en had plaats genomen in den achtersten wagen. Met de enorme snel heid, die deze express een wereldreputatie heeft bezorgd, bliksemde de trein door het vrij mono tone landschap, dat de aandacht der reizigers nauwelijks vermocht te boeien. Het meerendeel spelde de meegenomen kranten en tijdschriften, anderen luierden en dommelden in. Reeds kwam Whiletown in zicht, nog slechts de spoorbrug over de Strates scheidde hem van zijn plaats van bestemming. Nauwelijks waren de locomo tief en enkele wagons op de brug of met een oorverdoovend lawaai bezweek deze. Slechts de twee laatste wagons bleven als door een wonder vlak voor de gapende diepte staan. Een oogen blik heerschte alom een angstwekkende stilte, toen, als bij een tooverslag, werd de lucht ver vuld door de angstkreten en het hulpgeroep der velen die tus- «llilMIllMIllin iiiiiiiMiill»r»tinit»»lll»«li«nn schen de brok- stukken dec i loodrecht naar gende wagons i beklemd geraakt waren of in het kokende water der rivier hulpeloos ronddreven. Door een panischen schrik bevangen spoed den zich degenen, die in de gespaarde wagons gezeten waren, naar buiten, waar men als een mierenhoop dooreenkrioelde, zonder een hand naar de slachtoffers uit te steken. Uitgezon derdDuffy Clean, Als ware een andere mensch in hem wakker geschud, haastte hij zich naar de rivier en liet zich, zonder een moment van aarzeling, langs de rotspunten zakken, om met een gewaagden sprong het woelige water te bereiken. Met een haast bovenmenschelijke inspanning heeft hij velen van een zekeren dood gered. Telkens weer dook hij in het troe bele water, vermoeienis kende hij niet. Toen volgde de catastrophe. Met een ontzettend ge kraak. dat de menschen als van schrik deed verstijven, drongen de nog boven water han gende wagons in een, brokstukken werden alle kanten heen geslingerd, het gekerm der ge wonden was niet om aan te hooren. Duffy Clean's lichaam, gruwelijk verminkt, spoelde later aan, in zijn verstijfde armen hield hij een kinderlijkje omkneld". Minutenlang hing een looden stilte als een ondoordringbaar waas in de bibliotheek. I De Engelsche staatsman Lloyd George laat in den laatsten tijd niets ongedaan, om zich .in Engeland impopulair te maken. De publieke opinie is dan ook weinig over hem te spreken, zooals herhaaldelijk uit de pers blijkt. In het weekblad „Forward" schreef de Labour- leider Morrison dezer dagen, naar aanleiding van Lloyd George's bezoek aan Duitschland: Wat doet Lloyd George in Duitschland? Daar zal menigeen, zoowel in regeeringskringen als oppositie het hoofd over schudden. Misschien geeft hij een misleidenden indruk van de En gelsche publieke opinie nopens het nazidom: misschien maakt hij een knieval voor den glans van de dictatuur, met al haar propaganda en openbare optochten, misschien komt hij terug als nog overtuigder kampioen van Hitler's bui- tenlandsche politiek. Zijn jongste redevoeringen in het Lagerhuis wijzen in die richting en de welwillende verklaring is dat zijn geweten is gaan spreken. Hij is mede verantwoordelijk voor het Verdrag van Versailles en bij de ver kiezingen in 1918 stortte hij het volk in de anti-Duitsche hartstochten en hij deed niets om het gebrul van herstelbetalingen te doen verstommen. De politiek van zijn Coalitieregee- ring heeft den ondergang van de republiek in Duitschland verhaast, om geen sterker woord te gebruiken. Het heeft 10 jaar geduurd voor het» Engelsche volk begreep, dat het verdrag van Versailles een dom ding was en noodlottige gevolgen moest hebben. Maar is dat een reden dat hij het nu moet trachten goed te maken jegens de machten in Duitschland? En nu komt een Engelsche ex-eerste-minister en een leider der liberalen en maakt den Duit- schen dictator zijn compliment! Het is waar, zij hebben één ding gemeen: niemand weet ooit wat een van hen beiden het volgende oogenblik doen zal. Misschien praten ze over den Spaanschen bur geroorlog van 1936 of misschien over den Rus- sischen van 1919 in welken Lloyd George's regeering na den wapenstilstand de reactie ge steund heeft. hoort U niet door de radio. Toch heeft de radio zijn onverflauwde belangstelling. U wenscht 'n radiotoestel te verhandelen? Span onzen Om roeper er voor! Dagelijks bereikt hij 80.000 ge zinnen. Hij zal TT dus zeker van dienst kunnen ziin. ATT T? A D/^MIVTU >G op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p bÜ een ongeval met p m A I .1 .r. A l| lil r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen wvt doodelijken afloop A AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. UIT HET FRANSCH VERTAALD DOOR CHRISTINE KAMP 34 Catali vervolgde: „Waarom toch had ik zoo iets dwaas gedroomd? Nooit had hij mij toege sprokennooit keek hij mij aan, als ik langs hem heen gingik wist wel, welk een ver schil er bestond tusschen mij, laag schepsel en den meester van Uhaldia. Maar ik had gehoord, dat eens een meisje van mijn ras getrouwd was met een jaon (edelman). Toen dacht ik, mis schien zal ik ook zoo gelukkig zijn! Ik hoopte daarop, omdat de kaarten mij altijd een roem rijke toekomst voorspelden. Alleen bevond zich steeds hartevrouw op mijn weg. Ik dacht, dat u dat was en daarom heb ik u verwijderd." Zij maakte een gebaar, alsof zij iets weg schopte en heftige snikken deden haar schou ders schudden. Margaïta, onbeweeglijk en doodsbleek, keek strak voor zich uit over het kerkhof, waar voor jaarsbloemen ontloken. „Betreur niets," zei zij langzaam. Het meisje richtte zich op en keek haar aan met oogen, die fonkelden onder de tranen. «Vergeeft u mij?" vroeg zij hijgend „Ja...." ,,0, wat bent u goed! En welk gewicht neemt u weg van mijn borst. Alsi ik slapen ging, ver stikte die last mijen bij mijn ontwaken vond ik hem weer terug.... Nu zal ik gelukkig zijn.... nu drukt mij niets meer." Zij had de handen van de jonge vrouw ge grepen en bedekte ze met kussen. Zachtjes ont trok Margaïta ze aan haar greep. Zij stond op en zei met gesmoorde stem: „Catali, blijf zon der wroeging voortgaan op den nieuwen weg." Reeds wilde zij zich verwijderen, toen een ge dachte haar inviel: „Catali, wie heeft die schelpen op het graf van mijn moeder gelegd?" „Ik deed het, Andrea, ik ben naar het strand gegaan om ze te zoeken." „Ik dacht het wel, ik bedank je wel!" „Ik kon toch niets'anders voor u doen." „En heb je ook die vergeetmijnietjes ge plant?" „Ja. Juffrouw Gracieuse begint wat oud te worden, zij heeft het goedgekeurd en laat mij mijn zin doenAls ik zoo bezig ben, hoor ik de stemmen niet, die in mijn hoofd gonzen en waarnaar ik nooit meer zou moeten luisteren." Zij waren nu voor den kaatsmuur gekomen. Granich de bedelaar stond daar alleen. „Wat ga je nu doen, Catali?" vroeg Margaïta. „Manden vlechten, tot ik waardig zal zijn, daar ginds aan te kloppen." Zij wees naar het een zame klooster, waar de boetvaardige Magda- lena's een eeuwig stilzwijgen bewaren samen met de maagden, die onder denzelfden sluier haar zuiverheid met het berouw harer gezellinnen vereenigen. ,,Ik zal je daarbij ondersteunen," beloofde de jonge vrouw. De zigeunerin deinsde achteruit. „Neen, van u zal ik niets aannemen." Op dat oogenblik stak Granich zijn door de rheumatiek misvormde hand uit. Catali vluchtte weg alsof zü bang was voor het beursje, dat Margaïta opende. Toen zü thuis kwam, sprak de jonge vrouw niet over haar ontmoeting; alleen verzocht zü haar tante onder een of anderen kieschen vorm de bekeerlinge te steunen, maar het gesprek met de zigeunerin had haar lijden vermeerderd en om dat niet zoo te voelen, nam zü de uitnoo- digïngen aan van oom Janeki, van haar vrien dinnen uit Bayonne, de Majou's en de Darri- gard's. Zij bezocht dus weer het witte huis met de zuilen aan de stoep, in een omgeving van pal men en eucalyptussen. Zij ging zelfs naar Biarritz om zich te verzekeren, dat de vochtig heid van den winter de gordijnen en meubels niet had aangetast en door zoo haar tijd te ver beuzelen, verwaarloosde zij haar vader. Er was geen tüd meer voor intieme gesprekken,.waarin de ziel zich verraadt.... Op een morgen ontving zij twee brieven: de een was van Hugo, die haar aankondigde, dat hij naar Parijs terugkeerde, de ander van Josefa de Uhalda, die haar mededeelde, dat zij met haar broer naar huis terug zouden gaan. Bü het ontbüt deelde zij haar vader mee, dat haar man, haar terugriep en ondanks het ver driet, dat hem beklemde, deed hij geen poging om haar terug te houden. Dien avond bracht hü zijn dochter naar den trein. Op het oogenblik van vertrek stond zij aan het raampje van haar coupé, waar zü alleen was en haar vader zei zachtjes: „Neskatcha (klein meisje) het spüt mij, dat je mijnheer pastoor niet hebt gesproken. Hü is zoo goed, die oude vriend! Hü zou je zulke kostbare raad gevingen hebben gegeven." Margaïta zweeg, ook zü betreurde het, dat zij niet haar leed had kunnen uitstorten in het medelijdend hart van den priester, die haar vanaf haar kindsheid had geleid, maar zij be dwong zich. Zij vergenoegde zich een laatste vaarwel aan haar vader toe te wuiven en toen zij hem niet meer zag, viel zij op de bank neer en bedekte het gelaat met de handen. Yocheppa boog zich over haar heen. „Liefje, je moet niet weenenJe moet probeeren moedig te zün.... Je zult het zoo noodig heb ben!" Dan fluisterde zü haar lieve woordjes toe, zooals, toen Margaïta een baby was en niet in slaap kon komen. Toen zij eindelijk er in ge slaagd was het snikken te doen ophouden, zuchtte zij: „Wij hebben goed gedaan met te zwijgenAls je vader de waarheid kende, zou hij geen nacht meer rustig kunnen slapen." De jonge vrouw gaf geen antwoord. Het leek haar toe, dat de nacht, die zich over het land schap uitbreidde, ook haar ziel omgaf, maar voor onbepaalden tijdOndanks de nieuwe verwachting in haar besloten, durfde zij niet meer hopen op een frisschen dageraad, die de zon van het geluk aankondigt. HOOFDSTUK XTTI Mevr. Liserolies en haar zoon kwamen terug van hun reis op de Cóte d'Azur, zij hadden zich uitstekend geamuseerd en vooral waren zij er verrukt over. dat zij in het hotel kennis hadden gemaakt met de hertogin-weduwe de Fontcla- mart, die zitting had in het comité voor den letterkundigen prijs van „La Vie Intense" en reeds rekenden zij beslist op de gevolgen van zoo'n vleiende vriendschap. Zü vroegen Mar gaïta niet, hoe zij bij haar vader den tijd had doorgebracht. Natuurlijk gevoelden zij niets dan minachting voor het eentonige leven op het platteland. De jonge vrouw leed door die onver schilligheid. Wat zij ook deed om den inhoud van „De Verscheurde Sluier" te vergeten, het geen zij daarin gelezen had, kwam telkens weer in haar herinnering op. Die verbijsterende Jacqueline in den roman had, alvorens haar gevangenis te ontvluchten, de eenzaamheid van het hart op dezelfde manier gevoeld als zü. De gelegenheden om uit gaan waren talrijk, zü kon ze niet alle afwijzen, maar nu was zij de eerste, die ze zocht. Lawaai, beweging, drukke conversatie, fel licht, dat alles deed haar de leegte vergeten, die zij in zich voelde en waar voor zijl uit vrees van te bezwijken zich niet durfde buigen. Maar als zü dan thuis kwamen, was Hugo uitgeput en kreeg weer die bezwijmingen, ver oorzaakt door de zwakte van zün hart en zün overprikkelde zenuwen. Terwijl zün jonge vrouw hem dan de inspuitingen gaf, die de doktar had voorgeschreven, grepen de moeilijk heden van haar leven haar zoo aan, dat zü geen nachtrust kon vinden. Toen de kastanjes him kaarsjes hadden op gestoken, kreeg de gravin de Maubemy den inval, op haar kasteel Bellefontaine een feest te geven, waarbij alle genoodigden gekleed moesten zijn in de costuums, die voorkomen op de schilderstukken van Watteau. Margaïta zou graag die uitnoodiging afgewezen hebben, maar haar man beval, dat zij mee zou gaan. Al hernam hij soms 'zijn vrüheid, zoodanig, dat het haar waardigheid van echtgenoote kwetste, toch hield hij er af en toe van te pronken met haar schoonheid, haar distinctie en dien avond vooral, daar hij haar wilde voorstellen aan zün nieuwe vriendin de hertogin van Fortclamart, die zooveel gezag had bij de toekenning van den prijs van „La Vie Intense." Zelf wilde hü haar toilet bestellen: een rok met paniers, benevens een hoog gepoederd kapsel, waarin een diamanten aigrette en hoe zü zich er ook tegen verzette, zij moest het dulden, dat de lippenstift haar 'lippen verfde en ook haar wangen met rouge werden bestreken. „Je bent te bleek," zei hü. „Met dat kapsel staat dat niet." Zij durfde hem niet zeggen, hoezeer die ge- blankette en getooide pop, zoo gestapt uit een wuft schilderijtje, haar afkeer inboezemde. Hü was verrukt over hetgeen hij tot stand had ge bracht. Zelf droeg hü het costuum van hofpre diker: de kanten jabot en lubben met den staart pruik maakten, dat zün glad geschoren gezicht er nog nietiger uitzag. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9