m
ffletuM&aal den
DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
DE UREN GAAN
V O O R B IJ J
Huize St. Vincentius te Udenhout
mÈtÊiÊÊÊËÈÈÈÊÈ
ONZEN OMROEPER
WOENSDAG 7 OCTOBER 1936
Opvoeding van achterlijke
meisjes
t(b
Pater Albert Sébïref1
Lloyd George
^ËÊÊÊÈÊÊÊmÊÊÊÊÊÈÊË
g_v
beneden han- De treinramp
Maakt zich steeds meer impopulair
Toevallig kwam ik na vele jaren in Uden
hout terug en stond vol verbazing voor
het groote prachtige gebouw, dat voor de
opvoeding van achterlijke meisjes gesticht was.
Als zoovele Nederlanders had ik in het buiten
land de inrichtingen, stichtingen, bouwwerken
enz. bewonderd, die zooals het heet door
de voortvarende energie van minder trage re-
geeringsvormen tot stand kwamen. Wat werd
daar niet voor onderwijs en sport, voor zieken
en misdeelden, voor armen en ouden gedaan, en
den buitenlandschen bezoeker vol trots getoond.
Steeds weer is de pers in ons land bereid om
berichten en beschrijvingen te verspreiden, die
demonstreeren moeten, hoe vooral in de dicta
toriale landen de groote werken ten dienste van
kunst en wetenschap, beschaving en naasten
liefde tot stand komen' terwijl in ons land de
verlammende invloed van het parlementaire
stelsel, van zuinigheid en voorzichtigheid, van
bureaucratie en wettische angstvalligheid de
uitvoering van alle goede plannen heet in den
weg te staan.
Vqoral onder de jongere menschen, die aan den
opbouw van onze cultuur nog geen actief deel
genomen hebben, die meer en meer helaas
ook in R. K. kringen zich onttrekken aan be
staande sociale en liefdadige instellingen en
zonder van iets te weten afbrekende kritiek uit
oefenen, verbreidt zich de meening van de ach
terlijkheid, die in Nederland zou bestaan.
Onrustbarend is de propaganda, die van het
fascistische Italië, van het Nationaal-Socialisti-
sche Duitschland uitgaat en die des te "werk
zamer in christelijke kringen is, wanneer zij zich
niet in theoretische beschouwingen verliest,
maar in de demonstratie van de vele groote en
goede werken, die in snel tempo door de macht
van een dictator tot stand kunnen komen.
Duizenden jonge menschen en zeker ook zeer
veel ouderen weten bijna niets van hun eigen
land en vermoeden niet den rijkdom aan voor
beeldige instellingen, die met de allermodernste
in het buitenland gerust kunnen wedijveren.
Het ligt gelukkig niet in onzen volksaard om
zich zelf te verheffen en reclame te maken
voor eigen voortreffelijkheid, maar in dezen tijd
mag de bescheidenheid niet zoover worden door
gevoerd, dat de dagbladpers systematisch zwijgt
over onze Nederlandsche instellingen, over den
arbeid die sinds vele jaren in alle stilte werd
Verricht en die vergeten dreigt te worden.
Daarom moge hier iets over het gesticht voor
de opvoeding van achterlijke meisjes worden ver
teld, dat ik gelegenheid had te Udenhout te be
zoeken.
Ik zal daarbij niet spreken over den ruimen
Wijden bouw, de verzorgde zalen, de speelplaat--
sen, tuinen enz., maar heel in het bijzonder
over de onderwijs- en opvoedingsmethode zelf,
zooals deze mij door den Rector L. van Teeffelen
en door de Zusters uiteengezet en getoond werd.
Wil men immers moderne onderwijsinstellin
gen beoordeelen en een vergelijking met het
buitenland maken, dan is het van meer belang
te weten, hoe dit onderwijs geschiedt dan in
welke ruimte het plaats vindt. Wie meent, dat
Nederland achter is met zijn sociale instellin
gen, vergist zich. Het St. Vincentiustehuis is
daarvoor een bewijs, één uit vele. Het toont,
dat R. K. Nederlandsch initiatief niet alleen
groote moderne gebouwen vermag op te richten,
maar ook in de methoden van onderwijs en op
voeding vooraan staat.
In een van zijn voortreffelijke werken zegt de
groote paedagoog Friedrich Wilhelfti Foerster,
dat een mensch niet door groote woorden over
groote dingen, maar door het geduldig leeren
de eenvoudigste alledaagsche dingen nauwkeurig
en plichtgetrouw te doen, tot eén karakter wordt
gevormd.
Deze gedachte, die de opvoedkunde van Pesta-
lozzi af tot op onzen tijd toe beheerscht, ligt ook
ten grondslag aan de methode, die in het St.
Vincentiustehuis voor de opvoeding der achter
lijke meisjes werd uitgewerkt. Wat daar ge
schiedt is immers opvoeden, niet alleen onder
wijzen. De kinderen door aanleg zoo met ver
standelijke vermogens misdeeld, die de indruk
ken der zintuigen niet kunnen vasthouden, het
verband der dingen niet kunnen grijpen, ont
vangen hier de volle maat van daadwerkelijke
liefde, die alleen in staat kan zijn om hun ge
desorganiseerde vermogens te gebruiken tot vor
ming van hun persoon, tot levensgeschiktheid
en tot eeuwige bestemming.
Het is onmogelijk in kort bestek een beeld te
geven van de onderwijsmiddelen, die hier wor
den aangewend om het kind de toegangswegen
te openen, waardoor het de beteekenis van het
menschelijk woord kan leeren verstaan.
Deze middelen opgebouwd op de grondslagen
door Montessorie, Decroly, e.a. gelegd, zijn door
de persoonlijke ervaring der Zusters steeds weer
verbeterd en zijn op twee grondbeginselen ge
baseerd. In de eerste plaats wil het leermiddel
door de aanschouwing de aandacht van het kind
binden en vasthouden, in de tweede plaats wil
het uit zich zelf, dus zonder mondelinge toe
lichting door de leerares, het kind doen ervaren,
dat er in de werkelijkheid orde en regelmaat is,
samenhang en wederkeerend verband.
De liefdevolle toewijding der bekwame Zusters
heeft hier den weg gevonden om de trage en on
samenhangende geestesbeweging van het ach
terlijke kind de strakke orde, die in werkelijk
heid bestaat, te doen volgen om daaraan zelf
gevormd te worden.
Het verstand, onmachtig om uit eigen schep
pende kracht het logisch verband te leggen, ook
het eenvoudigste b.v. tusschen kleine getallen
of tusschen woord en beteekenis, leert door den
dwang van gestadige ervaring, dat er in de
wereld zelf, in het aangeboden materiaal deze
samenhang bestaat en zich kenbaar maakt.
Het is prachtig leermateriaal, met zorg ge
kozen, veelvormig en veelkleurig en toch een
voudig en sober. Het is alles zichtbaar en tast
baar, in de afmetingen en vormen en kleuren,
die het kind boeien moeten. Het onderscheidt
zich van de leermiddelen van Montessori (die
immers voor normale kinderen gemaakt zijn en
van den aanvang af de ervaring der abstractie
willen brengen) daarin, dat hier dichter bij de
concreetheid en speelschheid van de eenvoudige
kinderwereld gebleven wordt. Maar zoo komt het
achterlijke kind toch ook tot abstractie, dus tot
het begrip, het woord, het getal, het symbool.
Maar de abstractie zal hier niet die isolatie en
die vrijheid kunnen en behoeven te krijgen,
waardoor de begrippen in nieuwe denkbeweging
ingaande tot nieuwe verbindingen scheppend ge
vormd worden kunnen. Het onderwijs en
juist dit is een bewonderenswaardige deugd van
de methode, die ik hier zag is van don aan
vang af gericht op een bereikbaar eindpunt.
Bereikbaar nu is, behalve hét „leeren" van
veel wat nuttig en goed is, wat bruikbaar is
voor 't dageljjksch leven, dat het achterlijke kind
eerbied verwerft voor de dingen, eerbied
nek voor de orde er. zich aan deze ede leert
onderwerpen. De eigenzinnigheid, door de nei
ging tot beslotenheid in zich zelf (egoïsme) bij
bet achterlijke kind zoo sterk aanwezig, wordt
door de methode van dit onderwijs van den
aanvang af en voortdurend doorbroken. Dit ge
schiedt niet door woord en verbod, door straf
en belooning maar door de leermiddelen zelf, die
het kind in zijn beweging van lichaam en geest
tot volgen dwingen, tot afgeven van eigen
zin, tot gehoorzamen en zich schikken, tot ge
duldig wachten en voorzichtigheid, tot vrijwil
lige onderwerping en tucht. Dit alles geschiedt
van zelf, zonder theorie, aansluitend aan aan
leg en innerlijke ontwikkeling, zonder „for-
ceeren".
Dat daarbij menig begrip onbewust en vaag
blijft en de helderheid bij het achterlijke kind
ontbreekt, het inzicht in eigen doen, het weten
omtrent eigen ervaring is wel zeker, maar ik
mag hier wel met volle instemming het woord
herhalen, dat Rector van Teeffelen eens schreef
„In het algemeen kunnen we zeggen, beter
een vaag dan onjuist begrip."
Het achterlijke kind, zoo arm in de verlaten
heid van een wereld, waarmede het geen con
tact kan opnemen en daarom in de gewone
maatschappij vaak voor achterlijker, vreemder
Huize „St. Vin
centius" te Uden
hout, stichting
tot verzorging
van achterlijke
kinderen
aangezien, dan het in werkelijkheid is, kan hier
in Huize St. Vincentius voedsel vinden voor de
vorming van zijn geest. Hier ervaart het in de
levendige binding der aanschouwing, zij het ook
wellicht vaag, dat er iets onstoffelijks is, n.l.
orde en verband, waarheid en zekerheid. En
daarbij is ook de grond gelegd voor het aller
beste, n.l. voor de godsdienstige en zedelijke op
voeding.
In het Tijdschrift voor R. K. Buitengewoon
Lager Onderwijs heeft Rector L. van Teeffelen
voor eenige maanden zijne denkbeelden en er
varingen over het godsdienstonderwijs aan ach
terlijke kinderen 'uiteengezet. Wie deze inhoud
rijke studie aandachtig leest, zal getroffen zijn
door het groote verband, dat er tusschen de z.g.
verstandelijke en de z.g. godsdienstige, zedelijke,
karaktervorming bestaan kan, indien beide uit
gaan van den natuurlijken aanleg van 't kind en
vertrouwen op de macht van de ervaring en
bovenal op Gods oneindige liefde.
Rector van Teeffelen noemt zijn methode van
godsdienstonderwijs dan ook zeer terecht: „de
Evangelische methode" en ik zou er
aan willen toevoegen, dit is ook de methode die
in deze prachtige stichting heerscht. Of is het
niet evangelisch, dat het kind hier eerbied en
orde, voorzichtigheid en geduld, beheersching en
tucht leert door de liefde en goedheid, de wijs
heid en waarheid die God in .xhepping en na
tuur openbaart? Is het niet evangelisch, dat het
kind hier aan de blanke onkreukbaarheid van
zijn bedje en schortje, aan de smetteloosheid van
elk meubel, leermiddel en speelgoed ervaart, hoe
waardevol de reinheid is?
Hoe echt evangelisch, hoe diep doordrongen
van den geest van Christus is het, wat Rector
van Teeffelen schrijft en voor alle onderwijs in
Huize St. Vincentius wel gelden zal: „Forceeren
is m.i. de grootste fout, die men begaan kan".
Zooals in den aanvang gezegd willen deze
korte aanteekeningen over het gesticht voor
achterlijke meisjes te Udenhout slechts naar
ik hoop voor velen bij herhaling aandacht
Te Brussel overleed op 73-jarigen leeftijd de
Hoogeerw. Pater A. Sébire C.S.Sp. Deze hoogst
verdienstelijke priester, die ook in ons land
alom bekend' is, stichtte in 1904 de Nederland
sche Provincie der Congregatie van den H.
Geest, welke Provincie vooral door haar onver
moeid werken aanstonds een hooge vlucht ge
nomen heeft en nu jaarlijks een aanzienlijk
aantal Paters en Broeders naar de Missielan
den uitzendt. Het stoffelijk overschot van den
overledene wordt Maandag te Gentinnes
(België) plechtig ter aarde besteld.
vragen voor een der voortreffelijke Nederland
sche R. K. inrichtingen, waar wij „rotsch op mo
gen zijn.
Laten wij toch niet atijd voorbij zien aan wat
in eigen land tot stand kwam en meenen, dat
het buitenland ons leeren moet, wat door be
schaving en naastenliefde bereikbaar is.
De schandelijk ondermijnende kritiek, die
door sommige politieke partijer. op ons volk en
onze regeering wordt uitgeoefend tracht steeds
weer opnieuw aan jongere en onervaren men
schen de gedachte te suggereeren dat in Ne
derland niets van beteekenis op cultureel en
sociaal gebied gebeurt, dat met name in som
mige deelen van ons land door het vermeende
conservatisme der Christelijke kringen alles
„achterlijks, is. Dit is een onwaarheid,, die men
het beste bestrijdt door telkens weer bekendheid
te geven aan de vele uitstekende en moderne
instellingen, die er reeds bestaan.
In de monumentale bibliotheek die in den
rechtervleugel van Sir William's "villa was ge
legen en waar in den regel een beklemmende
stilte waarde rond de tallooze boeken, welke de
wanden geheel bedekten was in dezen vroegen
herfstmiddag de lach bijna niet van de lucht.
Diep weggezonken in de zware fauteuils, die
rond den zachtjes brandenden haard waren ge
schoven, genietend van een fijne sigaar en een
fonkelende whisky-soda, konden Sir William en
zijn gast, James Mawkens, op dat oogenblik tot
de meest gelukkige menschen ter wereld gere
kend worden.
Na een jarenlange gedwongen scheiding, die
het noodzakelijk gevolg was van den zoo uiteen
loopenden werkkring van beide mannen, die in
hun jongensjaren de- meest verknochte vrienden
geweest waren, had het toeval hen hier sa
mengebracht. Wat ligt meer in de lijn der ver
wachtingen, dan dat bij zoo'n gelegenheid al
lerlei gebeurtenissen en voorvalletjes, die eens
een zoo belangrijk bestanddeel van een vrij
monotoon kostschool-leven vormden, opnieuw de
revue passeerden? En vanzelfsprekend hebben
die, waarbij de humor niet ontbreekt den voor
rang. Het noemen van een naam of voorwerp
vormde een gereede aanleiding tot een steeds
dieper navorschen van het geheugen, met het
resultaat een onafgebroken rijk gevarieerd
gesprek.
Plots was het, alsof het gesprek niet meer zoo
vlotte. Sir Williams heldere oogen, die tot nu
toe zoo vol vreugde achter de gouden lorgnet
twinkelden, namen een ernstige uitdrukking aan.
Hij richtte zich op in zijn easy, sloeg wat asch
van zijn costuum en informeerde heel belang
stellend:
„Heb jij nog wel eens iets van Duffy Clean
gehoord?" Een korte pauze„Op weg naar
de beurs ontmoette ik onlangs John Mc Forst,
die mij wist te vertellen, dat hij enkele maan
den geleden bij dat ontzettende spoorwegonge
luk om het leven was gekomen. Tragisch, vind
je niet?"
Opnieuw trad een stilte in. Beider oogen
volgden de rookwolken, die in grillige slierten
langzaam naar boven trokken, als wilden ze
elkaar niet laten blijken, dat ze, ieder voor zich,
met hun gedachten terug gingen naar den cour
van het Castern-college, bij den aanvang van
het schooljaar, nu reeds zoovele jaren geleden.
„Dat is het inderdaad", antwoordde James
tenslotte, als wilde hij met deze enkele woor
den de stilte verdrijven. Maar aanstonds keer
den hun gedachten weer naar dat zoo ver
trouwde instituut met zijn heterogene bevolking.
Duffy Clean was ongetwijfeld wel een van
de meest typische pupillen geweest, die deze
kostschool hadden bezocht. Een slungelachtige
figuur was hij, met een irriteerend-domme ge
laatsuitdrukking, matte, bijna onbeweeglijke
oogen van een ondefinieerbare kleur, wit-pie-
kerig haar, dat steil omhoog stond en afgedekt
werd door een rond, zwart hoedje, dat hij, naar
de maat te oordeelen, minstens vanaf zijn zesde
jaar droeg. Zijn kleeding tartte alle beschrij
ving, die was een en al slordigheid, 't was,
alsof hij ze 's avonds oprolde en in een hand
doek samenbond, zoo verfomfaaid zag die er
uit.
Was het wonder, dat Duffy Clean, nog voor
de jongens elkaar van naam kenden, het mid
delpunt van ieders belangstelling, maar boven
al van tallooze plagerijen was. Met een geest
drift, een betere zaak waardig, was een ieder
er op uit hem het slachtoffer te maken van een
kwelling, die zijn gemoedsrust heftig verstoor
de, maar zijn belagers oogenblikken van onge
kende vreugde gaf. En als na een formidabele
inspanning, de lachspieren voor een wijle tot
rust kwamen, dan brulde de heele kwelgeesten-
schaar in koor Duffies stereotype antwoord:
„Wacht maar af, vervelende knullen, slaan zal
ik niet maar het zal je toch niet glad zitten".
Voor zijn doen vrij resoluut draaide hü zich dan
om en stevende naar de directeurskamer, waar
hij telkens opnieuw zijn nood klaagde. En met
dezelfde regelmaat regende het dan bladzijden
strafwerk, die echter niet vermochten Duffy
zijn zoo begeerde rust weer te geven. Nog voor
Kerstmis was hij student af.
„Wie had ooit kunnen vermoeden, dat hij tot
Drein, die lang niet zoo brutaal was als Piet, had allang
werk gevonden. Hij was aangenomen als schaapherder en had
niets anders te doen dan op de kudde schapen te letten.
Juist stond Drein met Piet te praten, toen de eigenaar van
de schapen langs kwam om te gaan jagen. Ik kan reusachtig
schieten, zei Drein, mag ik dat geweer een half uurtje ge
bruiken?
De meneer vond het goed, maar nu begon Drein zoo gek
en wild in 't rond te schieten, dat Piet vol angst in een boom
klom, terwijl de meneer een schuilplaats zicht in een konij
nenhol. Eerst toen alle kogels op waren, durfden ze weer te
voorschijn te komen.
zoo'n heldendaad in staat was. Ik stond er zelf
perplex van en heb onmiddellijk de Kranten,
waarin een uitvoerig relaa» stond en die ik
door mijn verblijf buitenslands niet gelezen
had, laten opvragen.
En als had hij het geschrevene van buiten
geleerd, vervolgde Sir Williams: „Hij was met
den vliegenden Schot uit Londen vertrokken, met
bestemming Whiletown en had plaats genomen
in den achtersten wagen. Met de enorme snel
heid, die deze express een wereldreputatie heeft
bezorgd, bliksemde de trein door het vrij mono
tone landschap, dat de aandacht der reizigers
nauwelijks vermocht te boeien. Het meerendeel
spelde de meegenomen kranten en tijdschriften,
anderen luierden en dommelden in. Reeds kwam
Whiletown in zicht, nog slechts de spoorbrug
over de Strates scheidde hem van zijn plaats
van bestemming. Nauwelijks waren de locomo
tief en enkele wagons op de brug of met een
oorverdoovend lawaai bezweek deze. Slechts de
twee laatste wagons bleven als door een wonder
vlak voor de gapende diepte staan. Een oogen
blik heerschte alom een angstwekkende stilte,
toen, als bij een tooverslag, werd de lucht ver
vuld door de angstkreten en het hulpgeroep der
velen die tus-
«llilMIllMIllin iiiiiiiMiill»r»tinit»»lll»«li«nn
schen de brok-
stukken dec i
loodrecht naar
gende wagons i
beklemd geraakt
waren of in het
kokende water der rivier hulpeloos ronddreven.
Door een panischen schrik bevangen spoed
den zich degenen, die in de gespaarde wagons
gezeten waren, naar buiten, waar men als een
mierenhoop dooreenkrioelde, zonder een hand
naar de slachtoffers uit te steken. Uitgezon
derdDuffy Clean, Als ware een andere
mensch in hem wakker geschud, haastte hij zich
naar de rivier en liet zich, zonder een moment
van aarzeling, langs de rotspunten zakken, om
met een gewaagden sprong het woelige water
te bereiken. Met een haast bovenmenschelijke
inspanning heeft hij velen van een zekeren
dood gered. Telkens weer dook hij in het troe
bele water, vermoeienis kende hij niet. Toen
volgde de catastrophe. Met een ontzettend ge
kraak. dat de menschen als van schrik deed
verstijven, drongen de nog boven water han
gende wagons in een, brokstukken werden alle
kanten heen geslingerd, het gekerm der ge
wonden was niet om aan te hooren. Duffy
Clean's lichaam, gruwelijk verminkt, spoelde
later aan, in zijn verstijfde armen hield hij een
kinderlijkje omkneld".
Minutenlang hing een looden stilte als een
ondoordringbaar waas in de bibliotheek.
I
De Engelsche staatsman Lloyd George laat in
den laatsten tijd niets ongedaan, om zich .in
Engeland impopulair te maken. De publieke
opinie is dan ook weinig over hem te spreken,
zooals herhaaldelijk uit de pers blijkt.
In het weekblad „Forward" schreef de Labour-
leider Morrison dezer dagen, naar aanleiding
van Lloyd George's bezoek aan Duitschland:
Wat doet Lloyd George in Duitschland? Daar
zal menigeen, zoowel in regeeringskringen als
oppositie het hoofd over schudden. Misschien
geeft hij een misleidenden indruk van de En
gelsche publieke opinie nopens het nazidom:
misschien maakt hij een knieval voor den glans
van de dictatuur, met al haar propaganda en
openbare optochten, misschien komt hij terug
als nog overtuigder kampioen van Hitler's bui-
tenlandsche politiek. Zijn jongste redevoeringen
in het Lagerhuis wijzen in die richting en de
welwillende verklaring is dat zijn geweten is
gaan spreken. Hij is mede verantwoordelijk
voor het Verdrag van Versailles en bij de ver
kiezingen in 1918 stortte hij het volk in de
anti-Duitsche hartstochten en hij deed niets
om het gebrul van herstelbetalingen te doen
verstommen. De politiek van zijn Coalitieregee-
ring heeft den ondergang van de republiek in
Duitschland verhaast, om geen sterker woord
te gebruiken. Het heeft 10 jaar geduurd voor
het» Engelsche volk begreep, dat het verdrag
van Versailles een dom ding was en noodlottige
gevolgen moest hebben.
Maar is dat een reden dat hij het nu moet
trachten goed te maken jegens de machten in
Duitschland?
En nu komt een Engelsche ex-eerste-minister
en een leider der liberalen en maakt den Duit-
schen dictator zijn compliment!
Het is waar, zij hebben één ding gemeen:
niemand weet ooit wat een van hen beiden het
volgende oogenblik doen zal.
Misschien praten ze over den Spaanschen bur
geroorlog van 1936 of misschien over den Rus-
sischen van 1919 in welken Lloyd George's
regeering na den wapenstilstand de reactie ge
steund heeft.
hoort U niet door de radio. Toch heeft de radio
zijn onverflauwde belangstelling. U wenscht 'n
radiotoestel te verhandelen? Span onzen Om
roeper er voor! Dagelijks bereikt hij 80.000 ge
zinnen. Hij zal TT dus zeker van dienst kunnen
ziin.
ATT T? A D/^MIVTU >G op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p bÜ een ongeval met p m
A I .1 .r. A l| lil r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen wvt doodelijken afloop A
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
UIT HET FRANSCH VERTAALD
DOOR CHRISTINE KAMP
34
Catali vervolgde: „Waarom toch had ik zoo
iets dwaas gedroomd? Nooit had hij mij toege
sprokennooit keek hij mij aan, als ik langs
hem heen gingik wist wel, welk een ver
schil er bestond tusschen mij, laag schepsel en
den meester van Uhaldia. Maar ik had gehoord,
dat eens een meisje van mijn ras getrouwd was
met een jaon (edelman). Toen dacht ik, mis
schien zal ik ook zoo gelukkig zijn! Ik hoopte
daarop, omdat de kaarten mij altijd een roem
rijke toekomst voorspelden. Alleen bevond zich
steeds hartevrouw op mijn weg. Ik dacht, dat u
dat was en daarom heb ik u verwijderd."
Zij maakte een gebaar, alsof zij iets weg
schopte en heftige snikken deden haar schou
ders schudden.
Margaïta, onbeweeglijk en doodsbleek, keek
strak voor zich uit over het kerkhof, waar voor
jaarsbloemen ontloken.
„Betreur niets," zei zij langzaam.
Het meisje richtte zich op en keek haar aan
met oogen, die fonkelden onder de tranen.
«Vergeeft u mij?" vroeg zij hijgend
„Ja...."
,,0, wat bent u goed! En welk gewicht neemt
u weg van mijn borst. Alsi ik slapen ging, ver
stikte die last mijen bij mijn ontwaken
vond ik hem weer terug.... Nu zal ik gelukkig
zijn.... nu drukt mij niets meer."
Zij had de handen van de jonge vrouw ge
grepen en bedekte ze met kussen. Zachtjes ont
trok Margaïta ze aan haar greep. Zij stond op
en zei met gesmoorde stem: „Catali, blijf zon
der wroeging voortgaan op den nieuwen weg."
Reeds wilde zij zich verwijderen, toen een ge
dachte haar inviel: „Catali, wie heeft die
schelpen op het graf van mijn moeder gelegd?"
„Ik deed het, Andrea, ik ben naar het strand
gegaan om ze te zoeken."
„Ik dacht het wel, ik bedank je wel!"
„Ik kon toch niets'anders voor u doen."
„En heb je ook die vergeetmijnietjes ge
plant?"
„Ja. Juffrouw Gracieuse begint wat oud te
worden, zij heeft het goedgekeurd en laat mij
mijn zin doenAls ik zoo bezig ben, hoor ik
de stemmen niet, die in mijn hoofd gonzen en
waarnaar ik nooit meer zou moeten luisteren."
Zij waren nu voor den kaatsmuur gekomen.
Granich de bedelaar stond daar alleen.
„Wat ga je nu doen, Catali?" vroeg Margaïta.
„Manden vlechten, tot ik waardig zal zijn, daar
ginds aan te kloppen." Zij wees naar het een
zame klooster, waar de boetvaardige Magda-
lena's een eeuwig stilzwijgen bewaren samen met
de maagden, die onder denzelfden sluier haar
zuiverheid met het berouw harer gezellinnen
vereenigen.
,,Ik zal je daarbij ondersteunen," beloofde de
jonge vrouw.
De zigeunerin deinsde achteruit. „Neen, van
u zal ik niets aannemen."
Op dat oogenblik stak Granich zijn door de
rheumatiek misvormde hand uit. Catali vluchtte
weg alsof zü bang was voor het beursje, dat
Margaïta opende.
Toen zü thuis kwam, sprak de jonge vrouw
niet over haar ontmoeting; alleen verzocht zü
haar tante onder een of anderen kieschen vorm
de bekeerlinge te steunen, maar het gesprek met
de zigeunerin had haar lijden vermeerderd en
om dat niet zoo te voelen, nam zü de uitnoo-
digïngen aan van oom Janeki, van haar vrien
dinnen uit Bayonne, de Majou's en de Darri-
gard's. Zij bezocht dus weer het witte huis met
de zuilen aan de stoep, in een omgeving van pal
men en eucalyptussen. Zij ging zelfs naar
Biarritz om zich te verzekeren, dat de vochtig
heid van den winter de gordijnen en meubels
niet had aangetast en door zoo haar tijd te ver
beuzelen, verwaarloosde zij haar vader. Er was
geen tüd meer voor intieme gesprekken,.waarin
de ziel zich verraadt....
Op een morgen ontving zij twee brieven: de
een was van Hugo, die haar aankondigde, dat
hij naar Parijs terugkeerde, de ander van Josefa
de Uhalda, die haar mededeelde, dat zij met
haar broer naar huis terug zouden gaan.
Bü het ontbüt deelde zij haar vader mee, dat
haar man, haar terugriep en ondanks het ver
driet, dat hem beklemde, deed hij geen poging
om haar terug te houden.
Dien avond bracht hü zijn dochter naar den
trein. Op het oogenblik van vertrek stond zij
aan het raampje van haar coupé, waar zü alleen
was en haar vader zei zachtjes: „Neskatcha
(klein meisje) het spüt mij, dat je mijnheer
pastoor niet hebt gesproken. Hü is zoo goed,
die oude vriend! Hü zou je zulke kostbare raad
gevingen hebben gegeven."
Margaïta zweeg, ook zü betreurde het, dat zij
niet haar leed had kunnen uitstorten in het
medelijdend hart van den priester, die haar
vanaf haar kindsheid had geleid, maar zij be
dwong zich. Zij vergenoegde zich een laatste
vaarwel aan haar vader toe te wuiven en toen
zij hem niet meer zag, viel zij op de bank neer
en bedekte het gelaat met de handen.
Yocheppa boog zich over haar heen. „Liefje,
je moet niet weenenJe moet probeeren
moedig te zün.... Je zult het zoo noodig heb
ben!"
Dan fluisterde zü haar lieve woordjes toe,
zooals, toen Margaïta een baby was en niet in
slaap kon komen. Toen zij eindelijk er in ge
slaagd was het snikken te doen ophouden,
zuchtte zij: „Wij hebben goed gedaan met te
zwijgenAls je vader de waarheid kende, zou
hij geen nacht meer rustig kunnen slapen."
De jonge vrouw gaf geen antwoord. Het leek
haar toe, dat de nacht, die zich over het land
schap uitbreidde, ook haar ziel omgaf, maar
voor onbepaalden tijdOndanks de nieuwe
verwachting in haar besloten, durfde zij niet
meer hopen op een frisschen dageraad, die de
zon van het geluk aankondigt.
HOOFDSTUK XTTI
Mevr. Liserolies en haar zoon kwamen terug
van hun reis op de Cóte d'Azur, zij hadden zich
uitstekend geamuseerd en vooral waren zij er
verrukt over. dat zij in het hotel kennis hadden
gemaakt met de hertogin-weduwe de Fontcla-
mart, die zitting had in het comité voor den
letterkundigen prijs van „La Vie Intense" en
reeds rekenden zij beslist op de gevolgen van
zoo'n vleiende vriendschap. Zü vroegen Mar
gaïta niet, hoe zij bij haar vader den tijd had
doorgebracht. Natuurlijk gevoelden zij niets dan
minachting voor het eentonige leven op het
platteland. De jonge vrouw leed door die onver
schilligheid. Wat zij ook deed om den inhoud
van „De Verscheurde Sluier" te vergeten, het
geen zij daarin gelezen had, kwam telkens weer
in haar herinnering op. Die verbijsterende
Jacqueline in den roman had, alvorens haar
gevangenis te ontvluchten, de eenzaamheid van
het hart op dezelfde manier gevoeld als zü.
De gelegenheden om uit gaan waren talrijk,
zü kon ze niet alle afwijzen, maar nu was zij de
eerste, die ze zocht. Lawaai, beweging, drukke
conversatie, fel licht, dat alles deed haar de
leegte vergeten, die zij in zich voelde en waar
voor zijl uit vrees van te bezwijken zich niet
durfde buigen.
Maar als zü dan thuis kwamen, was Hugo
uitgeput en kreeg weer die bezwijmingen, ver
oorzaakt door de zwakte van zün hart en zün
overprikkelde zenuwen. Terwijl zün jonge
vrouw hem dan de inspuitingen gaf, die de
doktar had voorgeschreven, grepen de moeilijk
heden van haar leven haar zoo aan, dat zü geen
nachtrust kon vinden.
Toen de kastanjes him kaarsjes hadden op
gestoken, kreeg de gravin de Maubemy den
inval, op haar kasteel Bellefontaine een feest
te geven, waarbij alle genoodigden gekleed
moesten zijn in de costuums, die voorkomen
op de schilderstukken van Watteau. Margaïta
zou graag die uitnoodiging afgewezen hebben,
maar haar man beval, dat zij mee zou gaan.
Al hernam hij soms 'zijn vrüheid, zoodanig, dat
het haar waardigheid van echtgenoote kwetste,
toch hield hij er af en toe van te pronken met
haar schoonheid, haar distinctie en dien avond
vooral, daar hij haar wilde voorstellen aan zün
nieuwe vriendin de hertogin van Fortclamart, die
zooveel gezag had bij de toekenning van den
prijs van „La Vie Intense."
Zelf wilde hü haar toilet bestellen: een rok
met paniers, benevens een hoog gepoederd
kapsel, waarin een diamanten aigrette en hoe zü
zich er ook tegen verzette, zij moest het dulden,
dat de lippenstift haar 'lippen verfde en ook
haar wangen met rouge werden bestreken. „Je
bent te bleek," zei hü. „Met dat kapsel staat
dat niet."
Zij durfde hem niet zeggen, hoezeer die ge-
blankette en getooide pop, zoo gestapt uit een
wuft schilderijtje, haar afkeer inboezemde. Hü
was verrukt over hetgeen hij tot stand had ge
bracht. Zelf droeg hü het costuum van hofpre
diker: de kanten jabot en lubben met den staart
pruik maakten, dat zün glad geschoren gezicht
er nog nietiger uitzag.
(Wordt vervolgd)