Waarom steigert Frankrijk? DE UREN GAAN] V O O R B IJ POND WAT BELGIË WIL Kerkelijk leven VRIJDAG 16 OCTOBER 1936 BUITENLANDSCH OVERZICHT Illusies van Duitschland en Italië BEKRONINGEN TOEGEKEND Voca* deskundige toepassing van kunstmatige ademhaling De Philipsfabrieken Voordeden van goud-embargo verwacht Pluimveehouders vragen minister om hulp Ned. ver. voor armen zorg en weldadigheid Algemeene vergadering te Groningen Bestuursverkiezing DE POLITIEKE TOESTAND Meening van prof. de Savornin Lohman ONZE WEERMACHT IS ONVOLDOENDE Stellingen van den directeur der Hoogere Krijgsschool DE GULDEN EN HET BOEK Buitenlandsch bindmateriaal dwingt tot hoogeren prijs Geen audiëntie N.S.B. weer in actie MGR. M. P. J. MÖLLMANN 25 jaar kanunnik van het Haarlemsch Kathedraal Kapittel Benoeming in het bisdom Breda Geen audiëntie In Frankrijk is de pers wild aan het stei geren geslagen bij het vernemen van het mannelijke en zelfbewuste woord, dat Ko- hing Leopold in den door hem voorgezeten Ministerraad heeft gesproken ter iniuiding van meer zelfstandige politiek van België. Koning Leopold maakt zich evenals Hitier op Maart van dit jaar schuldig aan eenzijdige en eigenmachtige verdragschennis. België tor pedeert het verdrag van Locarno. Het ver breekt het Fransch-Belgisch militair accoord. Het onttrekt zich aan zijn Volkenbondsver plichtingen. Dergelijke opgewonden beschuldi gingen worden in verschillende toonaarden hitgekrijscht. Alleen de officieuze „Temps" Slaat 'n bezadigder, zij het ook bezorgden toon aan. Waarom gaat Frankrijk aldus te keer en trekt het conclusies, welke zóó ver gaan, bat zij in het rijk der wilde politieke fantasie terecht komen? Koning Leopold heeft toch niet anders ge- baan dan betoogen, dat België zijn defensieve kracht zoo goed mogelijk moet versterken om sijn territoriale integriteit behoorlijk te kun- hen verdedigen en beschermen en dat zulk een Versterking plicht en noodzaak is in het belang Van den vrede, nu België zich gedwongen ziet Meer op zich zelf dan op anderen te vertrou wen en een neutraliteitsstandpunt in te ne- Men, hetwelk zal moeten voorkomen, dat Bel gië betrokken wordt in conflicten, waarmee Seen Belgische belangen gemoeid zijn. Aan de bestaande internationale verplichtingen van Hclgië heeft Koning Leopold niet getornd, zoo bat er geen sprake van is, dat België den Vol kenbond den rug wil toekeeren, en het zelfs betwijfeld mag worden, of het Fransch-Bel- Sisch militair accoord zal worden opgeheven. Toen Hitier op 7 Maart j.l. het Locarno-pact eenzijdig opzegde en deze opzegging trachtte te motiveeren met de bedreiging, welke het Hransch-Russisch wederkeerig bijstandsbond- Senootschap voor het Derde Rijk scheen op te leveren, heeft België evenals Engeland zich heel wat minder opgewonden dan Frankrijk, ofschoon Hitler's daad tevenover België, dat teet het Fransch-Russisch bondgenootschap Mets heeft uit te staan en ook niets uit te staan wil hebben, veel minder gemotiveerd was ban tegenover het zich met Sovjet-Rusland steeds sterker encanailleerende Frankrijk. Deze houding van België moest verklaard worden bit het feit, dat Hitier een nieuw accoord aan bood, waarbij ook België en zelfs Nederland besgewenscht betrokken kon worden, ter ver- Vanging van het oude geschondene, en dat duitschland zich tot 'n veel stabieleren machts factor aan het ontwikkelen was dan het steeds iabieler wordende Frankrijk. De groeiende in vloed der anti-Fransche Vlamingen zal boven- bien aan deze houding ook niet vreemd zijn Seweest. Evenmin als hij dat is aan de hou ding, welke België thans aanneemt. Het Locarno-pact was geschonden en al Spraken Frankijk, Engeland en België (Italië hield zich opzettelijk afzijdig, omdat het nog Mokt over de tijdens den Italiaansch-Abessi- h'schen oorlog ondergane behandeling) met alkander af onderling de Locamo-verplichtingen Voorloopig te zullen handhaven, totdat er een hieuw accoord met al de oude contractanten S°U zijn gesloten, het was van den beginne af buidelijk, dat België slechts een nieuw Locar- ho op nieuwe basis wenschte, een pact, waarbij Sijn zelfstandigheid zou worden gewaarborgd, donder dat het zich zou behoeven te laten Meesleepen in eventueele belangen-oorlogen Van zjjn groote naburen. In dit opzicht heeft Koning Leopold dus niets nieuws gezegd, doch alleen maar nadruk kelijk bevestigd, wat Frankrijk al lang had kun nen weten. Dat België zich nu van Genève zal gaan afwenden, is een looze veronderstelling, welke niet den geringsten steun vindt in 'sKonings woorden. België wil geen éénzijdige verplichtingen meer, maar de algemeene Vol kenbondsverplichtingen zal het natuurlijk eer biedigen, zooals het dat in het verleden steeds heeft gedaan. Er is door België dus in geenen deele een aanslag gepleegd op de door Frank rijk en Rusland vooral gepropageerde eenheid en ondeelbaarheid van den Europeeschen vre de en op de collectieve veiligheidsgedachte. Ietwat duisterder is het toekomstig lot van het bewuste Fransch-militaire accoord, ofschoon de Koning met geen syllabe direct van deze mili taire afspraak heeft gerept. De Vlamingen hebben dit geheim accoord steeds beschouwd als een slavenketen, waarmee België militair aan Frankrijk verbonden zou zijn, doch de Belgische regeeringen hebben steeds daartegen over beweerd, dat het slechts een technische militaire afspraak tusschen de generale staven van Frankrijk en België was, waaruit geen en kele de Belgische souvereine vrijheid belemme rende verplichting kon worden geconstrueerd. Indien de Belgische regeering waarheid heeft gesproken, dan behoeft dit accoord niet te worden opgezegd, want dan vormt het geen te genstrijdigheid met den nieuwen politieken koers van België. Mochten de Vlamingen echter ge lijk hebben dan zal de Belgische regeering dat ook nu moeilijk kunnen toegeven zonder zich het verwijt van openbaar bedrog op den hals te halen. Wij gelooven echter, dat het Fransch- Belgisch militair accoord wezenlijk niet meer is dan een zuiver technische overeenkomst, welke slechts regelingen behelst voor het geval zich bepaalde militaire feiten voordoen. Db opwinding in Frankrijk kan moeilijk gewettigd worden door den ma- terieelen inhoud van 'sKonings rede. Het steekt Frankrijk echter, dat België thans evenals indertijd Polen zonder voorafgaand overleg zijn eigen weg gaat en dat Frankrijk het verlies aan gezag over zijn kleine vrienden uitsluitend aan zich zelf heeft te wijten. De Volksfrontregeering te Parijs ziet daardoor weer bevestigd, hoe weinig vertrouwen zij zelfs bij Frankrijks beste vrien den geniet, en hoe haar verbintenissen in Oost- Europa de vrienden in het Westen van zich vervreemdt en op hun hoede doen zijn. En dat is buitengewoon pijnlijk voor haar, te meer. daar Duitschland en Italië weinig geneigd blij ken het oude Locarno volledig in eere te her stellen en thans het optreden van België ook ietwat overdreven trachten voor te stellen als een accoord gaan met hun opvattingen over de deelbaarheid van den vrede en met hun afkeer van een al te zwaar en overal bindend collec tief veiligheidsstelsel. Frankrijk moge zich noo- deloos diep teleurgesteld voelen, Duitschland en Italië maken zich minstens voorbarige illusies. De komende besprekingen over een nieuw Lo carno, welke maar niet op gang kunnen komen, omdat de burgeroorlog in Spanje nog steeds 'niet beslist is en de mogendheden dus nog niet met zekerheid weten, hoe de politieke ver houdingen in Europa door den uitslag van dien burgeroorlog gewijzigd zullen worden, zullen zeker door de houding van België worden be ïnvloed, indien het tenminste tot zulke bespre kingen komt. Dat België niet op die beraamde besprekingen gewacht heeft om zijn zienswijze uiteen te zetten, kan men het moeilijk kwalijk nemen, want de huidige toestand vraagt om militaire voorzieningen, welke tijd vorderen om verwezenlijkt te worden, zoodat er periculum in mora zou kunnen ontstaan. Bestuurderen der Maatschappij tot redding van drenkelingen hebben in de laatstgehouden vergadering voor het op deskundige wijze op wekken van levensgeesten bij schijndood de na volgende bekroningen toegekend: D. van Veelen te Rotterdam het diploma voor de zilveren medaille, benevens een bedrag in geld; M. van Leyen te Rotterdam de zilveren me daille met bijbehoorend diploma; J. Twigt te 's-Gravenhage het diploma voor de bronzen medaille, benevens een bedrag in geld; F. L. J. Lafeber te Gouda de zilveren medaille met bijbehoorend diploma; T. Britsemmer, Th. J. Brink, H. v. d. Wal, allen te Gouda, L. v. d. Meyde en M. van der Est te Rotterdam, P. Stal te 's-Gravenhage, J. Vrijhoeven en A. A. van Santvoort te 's-Her- togenbosch, C. Q. Boonzajer, J. Knoop, J. Croo- nenburg en C. Staagmans te Amsterdam, ieder een geldelijke belooning. In het jaarverslag der N.V. Philips Gloei lampenfabrieken te Eindhoven worden eerst in het kort de factoren vermeld, die in over wegende mate oorzaak zijn geweest van het belangrijk lager batig saldo der exploitatie rekening ad ƒ4.063.910 in 1935-36 tegenover ƒ9.271.237 in 1934-35. Daarbij wordt er op gewezen, dat ondanks het feit, dat de exportwaarde van de in Ne derland gevestigde bedrijven der vennootschap in 1935 nog 8 procent van den totalen Neder- landschen uitvoer bedroeg, uit de jaarcijfers voor Nederland van het centraal bureau voor de statistiek blijkt, dat het export-belang der gloeilampen en radio-industrie sedert 1929 met zestig procent is gedaald. De dreigende depre ciatie van vreemde valuta's en de transfer- moeilijkheden hebben de resultaten der ven nootschap gedurende het verslagjaar in nog sterkere mate dan vorige jaren ongunstig be- invloed. Aan termijndekking tegen valuta-risi co's immers waren aanzienlijke kosten ver bonden, terwijl tegenover bedragen welker transfer aan restrictie onderworpen was, in verband met de waardeeringsmethode der ven nootschap, aanzienlijke reserves moesten wor den gevormd. Ook heeft de verder gaande daling der netto-opbrengst per stuk door ver laging van het markt-prijsniveau voor gloei lampen, radio-lampen en radio-apparaten in verschillende landen de uitkomsten gedrukt. Tenslotte hebben gedurende de top-maanden van den verkoop de gespannen politieke ver houdingen in Europa in een aantal landen den kooplust van het publiek dusdanig verflauwd, dat de verkoop speciaal van ontvang-appara- ten hiervan den terugslag ondervond en de productie dientengevolge op een lager niveau moest worden ingesteld dan oorspronkelijk was voorzien. De veranderingen ten gunste van de vennoot schap, voortvloeiende uit de afkondiging van het goud-embargo, zoo vervolgt het jaarver slag, kunnen als volgt worden omschreven. De hier te lande genomen maatregelen zullen in de eerste plaats de balans-positie versterken, voorzoover onze bezittingen (o. m. die in vreemde valuta's) een hoogere waarde in gul dens zullen verkrijgen. De nieuwe waardeering zal afhankelijk zijn van de mate waarin depre ciatie in Nederland en elders tenslotte zal plaats vinden. Verder zal de exploitatierekening een ver betering ondergaan door den verkoop in die landen, waar de opbrengst in guldens hooger zal zijn dan voorheen. Bovendien zal voor de werkgelegenheid in onze fabrieken hier te lande van belang zijn, in welke mate de Ne- derlandsche gulden ten opzichte van de be langrijkste wereldvaluta's uiteindelijk zal de- precieeren. De vereeniging van broederijen en pluimvee- fokbedrijven in Nederland heeft aan den mi nister van Landbouw een telegram gezonden, waarin opnieuw wordt aangedrongen op ophef fing der graanrechten en bevordering van ex portmogelijkheden. Heden is te Groningen onder voorzitterschap van mr. A. J. A. A. baron van Heemstra de 29ste algemeene vergadering aangevangen van de Ned. Ver. voor Armenzorg en Weldadigheid. De bijeenkomst werd bijgewoond o.m. door den Commissaris der Koningin in de provincie Gro ningen, mr. dr. J. P. Fockema Andreae en den burgemeester van Groningen, mr. P. W. J. Cort van der Linden. Dr. F. S. Meyers uit Amsterdam hield een inleiding over: Het vraagstuk der particuliere rust- en verpleegtehuizen. In onze huidige samenleving, aldus spr., zijn de particuliere rust- en verpleegtehuizen on misbaar; des te meer valt het te betreuren, dat op het betreffende gebied ongewenschte toestanden bestaan. Waar hier overheidszorg geheel ontbreekt, is van particuliere zijde ge tracht in de toekomst verbetering te brengen en heeft zich een commissie gevormd, waarin vertegenwoordigers van de belangrijkste ver- plegings-organisaties, vereenigingen, welke de belangen van het ziekenhuiswezen behartigen en bovendien de vereeniging van secretarissen voor armenwezen en van de vereeniging van directeuren voor maatschappelijk hulpbetoon, zitting hebben genomen. Een voorloopigonderzoek, dat ongeveer een 60 van de bedoelde tehuizen omvat, heeft reeds geleerd, dat hier de belangen van drie ver schillende groepen, alle aandacht verdienen. In de eerste plaats van de verpleegden, maar daar naast evenzeer die der exploitanten der tehui zen en van hunne assistenten, verpleegsters, die veelal ongediplomeerde en soms bedenke lijke hulpkrachten vormen. De gemeente Amsterdam deed een politie verordening verschijnen, welke het mogelijk maakt een ongeschikte verpleeginrichting te sluiten, maar de groote meerderheid gaat onge controleerd haar gang en tracht een zoo voor- deelig mogelijk bedrijf te scheppen, op het ge bied van verzorging van hulpbehoevenden, dik wijls ten koste van laatstgenoemden. Hier is in verschillende richtingen veel opbouwend werk te verrichten. Noodig is de groote massa te bereiken, opdat deze niet zonder deskundige voorlichting een verpleegtehuis kiest en daarom zal in het leven moeten worden geroepen een centraal lichaam van advies en controle, waartoe een ieder, die een hulpbehoevende te verzorgen heeft, zich wenden kan en dat waarborgen schept op een gebied, waar deze niet mogen ontbreken. Hierna werd begonnen met de beraadslaging over het onderwerpAfwenteling van kosten van armenzorg op andere gemeenten, waar over praeadvies was uitgebracht door de heeren dr. J. G. Ramaker, secretaris der gemeente Breskens, mr. F. M. J.'Jansen, directeur van den gemeentelijken dienst voor Maatschappe lijk Hulpbetoon te Nijmegen, J. de Bruin, se cretaris der gemeente Opsterland en mr. dr. J. C. Schreuder, secretaris van het gemeentelijk bureau voor maatschappelijken steun te Am sterdam. Na afloop der vergadering brachten de con gressisten een bezoek aan het Pelster- of Hei- ligen-Geest-Gasthuis, het St. Geertruids- of Pepergasthuis en het Doofstommeninstituut. De eerste dag werd besloten met een ge- meenschappelijken maaltijd. Tot lid van het bestuur werden gekozen: De heer G. H. Honing te Amsterdam, mr. H. M. L. Sark, J. G. Jansonius, burgemeester van Leeuwarderadeel, mr. E. H. J. Baron van Voorst tot Voorst te Beek (bij Nijmegen), G. Keule- mans te Amsterdam en mevr. H. Waller-Pier- son te Utrecht. In een causerie over den algemeenen politie ken toestand heeft prof. mr. B. C. de Savornin Lohman, volgens de Nederlander gezegd, dat twee groote gevaren ons bedreigen. Ten eerste loopen rüze constitutioneele vrijheden gevaar en ten tweede bestaat er gevaar voor de handha ving van onze hoogste en godsdienstige vrijhe den, welk laatste gevaar nog bedenkelijker is, wijl de communistische aanvallen in deze rich ting zoo bedekt geschieden. In het vervolg van zijn betoog zei sps. nogs Ook de R.K. Staatspartij, hoezeer haar begin selen in vele opzichten van de onze verschillen, komt op voor de christelijke grondslagen in ons volk. De communistische dreiging is grooter dan men denkt. Het communisme moet als een groot wereldgevaar worden gezien. Samenwerking van de Christelijk Historischen met de S.D.A.P. zou zelfmoord zijn, hoe loyaal en legaal deze zich momenteel voordoet. Het marxisme, ook dat der S.D.A.P., is waarlijk niet minder onze vijand dan het fascisme of nat.- socialisme. Wij spreken den wensch uit, dat tusschen de drie rechtsche partijen, die in het verleden zoo lang en vruchtbaar hebben samengewerkt, een sfeer van vertrouwen geschapen wordt, nu het behoud van de hoogste christelijke en zedelijke waarden in het geding is. Er zal zeker veel tact en wijsheid toe noodig zijn, om elkander zóóveel nader te komen, dat daaruit politiek iets kan geboren worden. Vrijdag 30 October zal te Den Haag de Ver eeniging ter beoefening van de Krijgsweten schap een vergadering houden. De directeur van de Hoogere Krijgsschool, kol. jhr. J. Th. Alting von Geusau, zal een voordracht houden over: „Is herziening van de dienstplichtwet urgent?" Kolonel Alting von Geusau zal de volgende stellingen bespreken: Met het huidige contingent kan onze weer macht, zooals die thans bestaat, reeds niet van een voldoende aantal menschen voorzien worden. Als straks luchtdoelgeschut, infanterie- geschut e. a. materieel van het defensiefonds bij de weermacht worden ingedeeld, zijn daar voor geen menschen beschikbaar, tenzij men andere onderdeelen verzwakt, Ook ter wille van versterking onzer infanterie en van het verschaffen van meer oefenge legenheid aan reserve-officieren, is contin gentsuitbreiding noodig, evenals een ver lenging van den eersten oefentijd voor de on bereden wapens. Het aantal lichtingen, waaruit het ooriogs- leger gerecruteerd wordt, moet verminderd worden en een derde herhalingsoefening in gevoerd. Tenslotte is een verdere verlenging van den eersten oefentijd van sommige categorieën met het oog op een voortdurend strategische veilig heid tegen overvallingen noodzakelijk. De Ned. Uitgeversbond schrijft ons; De monetaire maatregelen der regeering heb ben ook hun invloed op den prijs van het boex. De benoodigde grondstoffen voor de vervaar diging van verschillende onderdeelen waaruit het boek is samengesteld, zijn hier te fande niet te vinden, zoodat door de depreciatie van den gulden op den duur prijsverhooging van het Nederlandsche boek niet zal kunnen uitblijven, zij het in veel mindere mate dan ten aanzien van het buitenlandsche boek, waarop de wis selkoersen hun invloed doen gelden. Deze noodzakelijke verhooging vindt niet al leen haar oorzaak in den papierprijs, doch ook in belangrijke mate in dien van den linnen band. Het bindmateriaal is buitenlandsch fa brikaat. De Ned. boekbinderij heeft zich dan ook ge noodzaakt gezien, na bespreking met den Uit geversbond, de gangbare prijzen voor het bind werk, speciaal het zoogenaamde „uitgevers- werk" te verhoogen, daar de marge tusschen kostprijs en verkoopprijs het den binder niet mogelijk maakt, de hoogere kosten, uit de de preciatie van den gulden voortvloeiende, voor eigen rekening te nemen. De gewone audiëntie van den minister van Financiën zal Maandag 19 October as. niet plaats hebben. Zooals men weet, zal a.s. Zondag in alle katholieke kerken van Nederland een col lecte gehouden worden ten bate van het Comité van Katholieke Actie „Voor God", tegen communisme en nationaal-socia lisme. Zelfs in deze zuiver katholieke aangele genheid blijken zekere N. S. B.-ers de ka tholieken niet met rust te kunnen laten: in Nijmegen hebben zij per pamflet een „Mededeeling voor onze katholieke volks- genooten" verspreid, waarin God betere het! gewaarschuwd wordt tegen de col lecte van Zondag onder het valsche motief, dat het Comité van Actie „Voor God" „in feite niets anders dan een mantelorganisa tie van de R.K. Staatspartij" zou zijn. Wij zouden het ons niet tot schande aan rekenen, indien wij lid waren van een „man telorganisatie" der R.K. Staatspartij, ge steld al, dat er dergelijke zonderlinge in stituten bij ons bestonden, maar d# toe leg van de Nijmeegsche N. S. B.-ers is dui delijk: Om te bereiken, dat de collecte a.s. Zon dag zoo weinig mogelijk opbrengt opdat door middel van deze inzameling de N. S. B. ook zoo weinig mogelijk zal kun nen worden bestreden moet het praatje de ronde doen, dat het geld aan de R.K. Staatspartij ten goede zal komen, aan de R.K. Staatspartij, waarvan nu eenmaal niet alle kerk-katholieken enthousiaste aanhangers zijn; daarom moet het Comité van Katholieke Actie „Voor God" ....„ver dacht" gemaakt worden. Het strijdmiddel, dat de N. S. B. hier hanteert, is alweer even unfair als gewoon lijk. En ditmaal is de N. S. B.-intrige te ha telijker, nu al dan niet katholieke N. S. B.-ers zich wederom trachten te wringen tusschen de Katholieken van Nederland en het Episcopaat, en de Bisschoppen, die deze collecte voorschreven, pogen te contrariee- ren door verspreiding van valsch gerucht. Naar reeds eerder werd vermeld, zal de Door luchtige en Hoogeerwaarde heer Mgr. M. P. J. Möllmann, apostolisch protonotarius a.i.p„ 28 October zijn zilveren feest vieren als kanunnik van het Haarlemsch Kathedraal KapittH. Z,. D. H. werd 28 October 1911 door Z. H. Exc. Mgr. A. J. Callier z.g., bisschop van Haarlem, benoemd tot Vicaris-Generaal en met ingang van dienzelfden datum tot kanunnik. Het feit, dat Mgr. van deze kwarteeuw ook bijna 25 jaar Vicaris-generaal is geweest, ver leent aan dit jubileum een bijzond?ren glans. Op den herdenkingsdag zal Mgr. om 10 uur in de kathedrale kerk van Haarlem een pon tificale H. Mis opdragen in tegenwoordigheid van Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers, bisschop van Haarlem, en de leden van het Hoogwaar dig Kapittel. Na de H. Mis omstreeks kwart over elf zal er gelegenheid zijn voor den clergé, den jubilaris geluk te wenschen. In den namiddag houdt Mgr. van drie uur tot half vijf receptie ten zijnen huize, aan den Zijlweg 170, te Haarlem. Daarna zal den jubilaris een diner worden aangeboden in het Bisschoppelijk Paleis aan de Nieuwe Gracht. Z. H. Exc. de Bisschop van Breda heeft aan den weleerw. heer Jos. Vermolen toegestaan om gezondheidsredenen eenigen tijd te gaan rusten en heeft benoemd tot assistent te Dorst den wel eerw. heer Ant. van Goethem, priester van het Seminarie, Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal de volgende week géén audiëntie verleenen. UIT HET FRANSCH VERTAALD t»OOR CHRISTINE KAMP iiiiiimiiiiiiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii 42 Hy trok de schouders op en antwoordde: „Krukkende wagens loopen het langst." Met een zenuwachtig gebaar trok hij het gor dijntje open van de Baskische wieg, door een kunstenaar van daarginds gebeeldhouwd, waarin het jongetje lag te slapen, een armzalig klein schepseltje met een gelaatskleur van was, dat geleek op een Jezuskindje in de kribbe, ver kleurd door de hitte der kaarsen. „Wij zullen Borel, den grooten kinderspecia list raadplegen," zei'hij. Die dokter Borel was een ongetrouwde man, een ongeloovige, die, toen hij de baby kwam onderzoeken, zich gedroeg als een man van de groote wereld. Hij wilde Liserolles niet hinder lijk zijn, ook niet het groote publiek berooven Van den roman, die geschreven zou worden na dien kruistocht naar de Balearen en om de jonge moeder gerust te stellen, lachte hij met haar angst en raadde een verblijf aan aan de zeekust. „Daar heb ik dikwijls prachtige resul taten van kunnen constateeren," zei hij. Biarritz was wel naar den zin van Margaïta, haar tante Gracieuse zou daar by haar kunnen komen, haar vader en oom Janekï zouden haar kunnen bezoeken, maar toch wilde zij zich niet overgeven aan dat vooruitzicht van rust en vrede, omgeven door haar dierbare bloedver wanten en meende zy, dat het haar plicht was haar echtelijken haard te verdedigen. Toen de dokter vertrokken was, zei zy srnee- kend: „Als je eens afzag van dien kruistocht, Hugo? Ga met mij mee naar Biarritz.Daar zul je toch zoo goed kunnen werken." ,,Ik zou slechts mijn tijd verliezen. Op dit oogenblik heb ik er behoefte aan mijn geest op te wekken door nieuwe gezichtspunten. De Grande Revue vraagt mij iets zeer origineels; het honorarium, dat ik eisch. zal mij worden uitbetaald. Ik mag dat niet afslaan, want het leven is zoo kostbaar en duur. Wij kunnen ook niet meer rekenen op de erfenis van oom Janeki, daarom moet mijn pen voorzien In het verlies van die millioenen." „Hugo je dwingt my je te spreken over het geen ik! eens toevallig hoorde. In de wereld waarin wij verkeeren, wordt er veel gesproken over jou en gravin de Mauberny. Er wordt zelfs beweerd, dat zy, teleurgesteld door je huwelijk met mij, je zou willen aanzetten tot echtschei ding. Die kruistocht aan boord van haar jacht za.1 die leelijke geruchten nog doen toenemen." Hij werd doodsbleek, de aderen op zyn slapen zwollen op. ,,Is het je plan mij onder curateele te stellen?" „Je begrijpt mij niet.... Ik verdedig alleen de waardigheid van ons huweiyk. Door je gedrag mag je den laster geen voedsel geven,'* Hy trok de schouders op; dat was een kin derachtig gebaar, dat hem was bygebleven. Hij antwoordde: „Ik stel u boven al die praatjes en wil absoluut meester biyven van hetgeen ik doen of laten mag. Ik heb besloten aan dien tocht deel te nemen en niets zal mij daarvan kunnen afhouden. Gedurende mijn afwezigheid laat ik je vrü te doen wat je wilt. Je ziet het toch, ik ben niet lastig of veeleischend." Hy handelde precies zooals de man van Jacqueline in zijn roman. Zy was op het punt om het hem te zeggen, maar de trots hield de woorden op haar lippen terug. Maar zij dacht: „als hy zoo weinig belang stelt in hetgeen ik doe of laat, waarom zou ik dan niet gaan naar 't dierbare oude huis, waar al mijn herinnerin gen zich bevinden?" Hugo was weggegaan,, zy begon een brief aan haar vader, maar toen zij het spoorboekje zocht, kreeg zy den brief in handen van haar oom Michel waarop slechts dat eene woord Dat bracht haar tot inkeer. Het leek haar dat uit de andere wereld een stem haar toefluisterde: „De uren gaan voorbijHandel zoo, dat ieder. van die minuten mee moge tellen voor een zalige eeuwigheid. zy wierp haar pen neer en drukte het hoofd in de handen. Een vreeselyke strijd werd in haar binnenste geleverd, maar zeker baden haar zalige oom en al haar overleden bloedverwan ten voor haar. Toen zij zich oprichtte, bleek met een koud zweet op het voorhoofd, had zü weer dat voorkomen van waardigheid, dat de schilder Bonnard zoo goed had weten te treffen en dien .avond aan het diner zei tot haar man aa. zijn moeder: „Op denzelfden dag, dat gy ver trekt, zal ik naar Biarritz gaan." Zy stelden haar geen enkele vraag, maar hiel den zich bezig met de toebereidselen voor hun reis. Zoo ging het veertien dagen lang; nieuwe costuums passen, informeeren naar de beste mid. delen tegen de zeeziekte, alle gidsen, alle boeken raadplegen, die handelden over de voorgenomen route; him aanstaande reisgenooten kwamen met hen babbelen, Gervot, de gewezen minister, mevr. Lorgerie, barones Sergearct, met hun beschilderde gezichten, de Chenards, Berals.... Leveranciers gaven pakken af, er werd voort durend getelefoneerd en te midden van die drukte bleef Margaïta zich buigen over de wieg, waar haar kleine Jean met zoo'n zwak stem metje kreunde, dat het niet in de andere kamers werd gehoord. Het vertrek had plotseling plaats; 'S avonds was er nog geen sprake van en 's morgens was alles in rep en roer. Juist was de nacht zeer slecht geweest voor het kind, hy was koortsach tig en hoestte. „Ik maak my zoo ongerust nu je gaat ver trekken," zei de jonge moeder, toen de reizigers haar kwamen vertellen, dat Massot hen aan het hek wachtte. „Je hebö ongelijk," verklaarde Hugo. „Heb je niet gehoord, wat Borel zei? Hij heeft je vier kant uitgelachen! Komaan, zes weken zyn gauw voorbijBü mijn terugkomst zal ik je in Biarritz afhalen." Mevr. Liserolies nam afscheid van haar schoondochter met een vluchtigen kus; wat haar kleinzoontje betreft, zy nam geen Bfttitfe» vaft. hem. „Maak hem niet wakker-" zei zy tot Mar gaïta, die het gordijntje van wieg ophief. „Als hy vannacht niet geslapen heeft, heeft hy nu rust noodig." zy ging de kamer uit «en eerst maakte haar zoon aanstalten om haar te volgen. Een plotse linge inval hield hem terug. „Ik wil den kleine toch even een kusje geven," zei hy. Hij boog zich over de wieg en kuste een van die bleeke handjes, dan zich oprichtend trok hy opeens zyn vrouw in de armen. „Reken op mij." beloofde hy. „Zoodra ik kan, zal ik bij Je komen." In de vestibule riep zyn moeder: „Hugo, waar blijf je? Wy zyn al laat!" Hij liet zyn vrouw los, duwde haar achteruit en liep haastig weg. De auto reed weg, het geluid werd zwakker en zwakker en ten slotte omgaf de stilte het ver laten huis. waar de haast van het vertrek een groote wanorde had geschapen, overal lagen papieren, voorwerpen, die niet meer konden ingepakt worden.... Yocheppa kwam bij haar jonge meesteres en zei: „Nu zullen wy hier een beetje rust hebben." Margaïta, nog ontroerd door het afscheid van haar man, boog zich over de wieg. Meer dan ooit was zy er op bedacht de eenzaamheid te ontvluchten die voor haar te veel pijnlyke herinneringen bevatte. Het kind sliep rustig. Margaïta ging naar het aangrenzend vertrek, dat er uitzag zoo als gewoonlijk als er een over haast vertrek heeft plaats gehad en belde dokter Borel op. „Ik ben ongerust," zei zy, ,,myn kleine Jean heeft koorts eni juist vandaag .zou Ik volgens uw raad naar Biarritz vertrekken." „Dat heeft niets te beteekenen, het komt, door zyn zwakte. Verander niets aan uw plannen en ga naar Biarritz. Ik verwacht een groote ver betering in zyn toestand als hy eenigen tyd aan zee zal hebben doorgebracht." Dien avond vertrok dus de jonge vrouw na twee telegrammen te hebben afgezonden, een aan haar tuinman om dé omgeving van haar villa in orde te brengen, het andere aan tante Gracieuse, die haar zeker wel van het station zou afhalen. Zy wilde niet meer nadenken, noch rich met haar gemoedsbezwaren bezig houden. Recht voor zich uit ging zy den weg op, haar door den plicht gewezen. HOOFDSTUK XVI Na een poos scheen het kind te herstellen, dank zy de zeelucht en den heerlyken zonne- schyn. Tante Gracieuse, die dadelyk by haar nicht was gekomen, beweerde nu, dat de kleine Jean sprekend op zyn moeder leek. Zy schreeuwde het uit van blydschap, toen het kind, na aan de borst zijner moeder gelegen te heb ben, haar toelachte. Maar Margaïta voelde haar gemoed beklemd, toen zy dat zwakke glimlachje zag en zy dacht aan het eerste boek van haar man. Het kleine, bleeke gezichtje kus send, fluisterde zy: „Ja, mijn schat, je gelykt inderdaad op het kind met den bleeken glim lach dat my eens,zoo heerlijke droomen heeft .(Wordt .vervolgd»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9