Waarom steigert Frankrijk?
DE UREN GAAN]
V O O R B IJ
POND
WAT BELGIË WIL
Kerkelijk leven
VRIJDAG 16 OCTOBER 1936
BUITENLANDSCH OVERZICHT
Illusies van Duitschland
en Italië
BEKRONINGEN TOEGEKEND
Voca* deskundige toepassing van
kunstmatige ademhaling
De Philipsfabrieken
Voordeden van goud-embargo
verwacht
Pluimveehouders vragen minister
om hulp
Ned. ver. voor armen
zorg en weldadigheid
Algemeene vergadering
te Groningen
Bestuursverkiezing
DE POLITIEKE TOESTAND
Meening van prof. de Savornin
Lohman
ONZE WEERMACHT IS
ONVOLDOENDE
Stellingen van den directeur der
Hoogere Krijgsschool
DE GULDEN EN HET BOEK
Buitenlandsch bindmateriaal
dwingt tot hoogeren prijs
Geen audiëntie
N.S.B. weer in actie
MGR. M. P. J. MÖLLMANN
25 jaar kanunnik van het
Haarlemsch Kathedraal
Kapittel
Benoeming in het bisdom Breda
Geen audiëntie
In Frankrijk is de pers wild aan het stei
geren geslagen bij het vernemen van het
mannelijke en zelfbewuste woord, dat Ko-
hing Leopold in den door hem voorgezeten
Ministerraad heeft gesproken ter iniuiding van
meer zelfstandige politiek van België.
Koning Leopold maakt zich evenals Hitier op
Maart van dit jaar schuldig aan eenzijdige
en eigenmachtige verdragschennis. België tor
pedeert het verdrag van Locarno. Het ver
breekt het Fransch-Belgisch militair accoord.
Het onttrekt zich aan zijn Volkenbondsver
plichtingen. Dergelijke opgewonden beschuldi
gingen worden in verschillende toonaarden
hitgekrijscht. Alleen de officieuze „Temps"
Slaat 'n bezadigder, zij het ook bezorgden toon
aan. Waarom gaat Frankrijk aldus te keer
en trekt het conclusies, welke zóó ver gaan,
bat zij in het rijk der wilde politieke fantasie
terecht komen?
Koning Leopold heeft toch niet anders ge-
baan dan betoogen, dat België zijn defensieve
kracht zoo goed mogelijk moet versterken om
sijn territoriale integriteit behoorlijk te kun-
hen verdedigen en beschermen en dat zulk een
Versterking plicht en noodzaak is in het belang
Van den vrede, nu België zich gedwongen ziet
Meer op zich zelf dan op anderen te vertrou
wen en een neutraliteitsstandpunt in te ne-
Men, hetwelk zal moeten voorkomen, dat Bel
gië betrokken wordt in conflicten, waarmee
Seen Belgische belangen gemoeid zijn. Aan de
bestaande internationale verplichtingen van
Hclgië heeft Koning Leopold niet getornd, zoo
bat er geen sprake van is, dat België den Vol
kenbond den rug wil toekeeren, en het zelfs
betwijfeld mag worden, of het Fransch-Bel-
Sisch militair accoord zal worden opgeheven.
Toen Hitier op 7 Maart j.l. het Locarno-pact
eenzijdig opzegde en deze opzegging trachtte
te motiveeren met de bedreiging, welke het
Hransch-Russisch wederkeerig bijstandsbond-
Senootschap voor het Derde Rijk scheen op
te leveren, heeft België evenals Engeland zich
heel wat minder opgewonden dan Frankrijk,
ofschoon Hitler's daad tevenover België, dat
teet het Fransch-Russisch bondgenootschap
Mets heeft uit te staan en ook niets uit te
staan wil hebben, veel minder gemotiveerd was
ban tegenover het zich met Sovjet-Rusland
steeds sterker encanailleerende Frankrijk. Deze
houding van België moest verklaard worden
bit het feit, dat Hitier een nieuw accoord aan
bood, waarbij ook België en zelfs Nederland
besgewenscht betrokken kon worden, ter ver-
Vanging van het oude geschondene, en dat
duitschland zich tot 'n veel stabieleren machts
factor aan het ontwikkelen was dan het steeds
iabieler wordende Frankrijk. De groeiende in
vloed der anti-Fransche Vlamingen zal boven-
bien aan deze houding ook niet vreemd zijn
Seweest. Evenmin als hij dat is aan de hou
ding, welke België thans aanneemt.
Het Locarno-pact was geschonden en al
Spraken Frankijk, Engeland en België (Italië
hield zich opzettelijk afzijdig, omdat het nog
Mokt over de tijdens den Italiaansch-Abessi-
h'schen oorlog ondergane behandeling) met
alkander af onderling de Locamo-verplichtingen
Voorloopig te zullen handhaven, totdat er een
hieuw accoord met al de oude contractanten
S°U zijn gesloten, het was van den beginne af
buidelijk, dat België slechts een nieuw Locar-
ho op nieuwe basis wenschte, een pact, waarbij
Sijn zelfstandigheid zou worden gewaarborgd,
donder dat het zich zou behoeven te laten
Meesleepen in eventueele belangen-oorlogen
Van zjjn groote naburen.
In dit opzicht heeft Koning Leopold dus
niets nieuws gezegd, doch alleen maar nadruk
kelijk bevestigd, wat Frankrijk al lang had kun
nen weten.
Dat België zich nu van Genève zal gaan
afwenden, is een looze veronderstelling,
welke niet den geringsten steun vindt in
'sKonings woorden. België wil geen éénzijdige
verplichtingen meer, maar de algemeene Vol
kenbondsverplichtingen zal het natuurlijk eer
biedigen, zooals het dat in het verleden steeds
heeft gedaan. Er is door België dus in geenen
deele een aanslag gepleegd op de door Frank
rijk en Rusland vooral gepropageerde eenheid
en ondeelbaarheid van den Europeeschen vre
de en op de collectieve veiligheidsgedachte.
Ietwat duisterder is het toekomstig lot van het
bewuste Fransch-militaire accoord, ofschoon de
Koning met geen syllabe direct van deze mili
taire afspraak heeft gerept. De Vlamingen
hebben dit geheim accoord steeds beschouwd
als een slavenketen, waarmee België militair
aan Frankrijk verbonden zou zijn, doch de
Belgische regeeringen hebben steeds daartegen
over beweerd, dat het slechts een technische
militaire afspraak tusschen de generale staven
van Frankrijk en België was, waaruit geen en
kele de Belgische souvereine vrijheid belemme
rende verplichting kon worden geconstrueerd.
Indien de Belgische regeering waarheid heeft
gesproken, dan behoeft dit accoord niet te
worden opgezegd, want dan vormt het geen te
genstrijdigheid met den nieuwen politieken koers
van België. Mochten de Vlamingen echter ge
lijk hebben dan zal de Belgische regeering dat
ook nu moeilijk kunnen toegeven zonder zich
het verwijt van openbaar bedrog op den hals
te halen. Wij gelooven echter, dat het Fransch-
Belgisch militair accoord wezenlijk niet meer
is dan een zuiver technische overeenkomst,
welke slechts regelingen behelst voor het geval
zich bepaalde militaire feiten voordoen.
Db opwinding in Frankrijk kan moeilijk
gewettigd worden door den ma-
terieelen inhoud van 'sKonings rede.
Het steekt Frankrijk echter, dat België
thans evenals indertijd Polen zonder
voorafgaand overleg zijn eigen weg gaat
en dat Frankrijk het verlies aan gezag
over zijn kleine vrienden uitsluitend aan zich
zelf heeft te wijten. De Volksfrontregeering te
Parijs ziet daardoor weer bevestigd, hoe weinig
vertrouwen zij zelfs bij Frankrijks beste vrien
den geniet, en hoe haar verbintenissen in Oost-
Europa de vrienden in het Westen van zich
vervreemdt en op hun hoede doen zijn. En dat
is buitengewoon pijnlijk voor haar, te meer.
daar Duitschland en Italië weinig geneigd blij
ken het oude Locarno volledig in eere te her
stellen en thans het optreden van België ook
ietwat overdreven trachten voor te stellen als
een accoord gaan met hun opvattingen over de
deelbaarheid van den vrede en met hun afkeer
van een al te zwaar en overal bindend collec
tief veiligheidsstelsel. Frankrijk moge zich noo-
deloos diep teleurgesteld voelen, Duitschland en
Italië maken zich minstens voorbarige illusies.
De komende besprekingen over een nieuw Lo
carno, welke maar niet op gang kunnen komen,
omdat de burgeroorlog in Spanje nog steeds
'niet beslist is en de mogendheden dus nog
niet met zekerheid weten, hoe de politieke ver
houdingen in Europa door den uitslag van dien
burgeroorlog gewijzigd zullen worden, zullen
zeker door de houding van België worden be
ïnvloed, indien het tenminste tot zulke bespre
kingen komt. Dat België niet op die beraamde
besprekingen gewacht heeft om zijn zienswijze
uiteen te zetten, kan men het moeilijk kwalijk
nemen, want de huidige toestand vraagt om
militaire voorzieningen, welke tijd vorderen om
verwezenlijkt te worden, zoodat er periculum
in mora zou kunnen ontstaan.
Bestuurderen der Maatschappij tot redding
van drenkelingen hebben in de laatstgehouden
vergadering voor het op deskundige wijze op
wekken van levensgeesten bij schijndood de na
volgende bekroningen toegekend:
D. van Veelen te Rotterdam het diploma voor
de zilveren medaille, benevens een bedrag in
geld;
M. van Leyen te Rotterdam de zilveren me
daille met bijbehoorend diploma;
J. Twigt te 's-Gravenhage het diploma voor
de bronzen medaille, benevens een bedrag in
geld;
F. L. J. Lafeber te Gouda de zilveren medaille
met bijbehoorend diploma;
T. Britsemmer, Th. J. Brink, H. v. d. Wal,
allen te Gouda, L. v. d. Meyde en M. van der
Est te Rotterdam, P. Stal te 's-Gravenhage,
J. Vrijhoeven en A. A. van Santvoort te 's-Her-
togenbosch, C. Q. Boonzajer, J. Knoop, J. Croo-
nenburg en C. Staagmans te Amsterdam, ieder
een geldelijke belooning.
In het jaarverslag der N.V. Philips Gloei
lampenfabrieken te Eindhoven worden eerst
in het kort de factoren vermeld, die in over
wegende mate oorzaak zijn geweest van het
belangrijk lager batig saldo der exploitatie
rekening ad ƒ4.063.910 in 1935-36 tegenover
ƒ9.271.237 in 1934-35.
Daarbij wordt er op gewezen, dat ondanks
het feit, dat de exportwaarde van de in Ne
derland gevestigde bedrijven der vennootschap
in 1935 nog 8 procent van den totalen Neder-
landschen uitvoer bedroeg, uit de jaarcijfers
voor Nederland van het centraal bureau voor
de statistiek blijkt, dat het export-belang der
gloeilampen en radio-industrie sedert 1929 met
zestig procent is gedaald. De dreigende depre
ciatie van vreemde valuta's en de transfer-
moeilijkheden hebben de resultaten der ven
nootschap gedurende het verslagjaar in nog
sterkere mate dan vorige jaren ongunstig be-
invloed. Aan termijndekking tegen valuta-risi
co's immers waren aanzienlijke kosten ver
bonden, terwijl tegenover bedragen welker
transfer aan restrictie onderworpen was, in
verband met de waardeeringsmethode der ven
nootschap, aanzienlijke reserves moesten wor
den gevormd. Ook heeft de verder gaande
daling der netto-opbrengst per stuk door ver
laging van het markt-prijsniveau voor gloei
lampen, radio-lampen en radio-apparaten in
verschillende landen de uitkomsten gedrukt.
Tenslotte hebben gedurende de top-maanden
van den verkoop de gespannen politieke ver
houdingen in Europa in een aantal landen den
kooplust van het publiek dusdanig verflauwd,
dat de verkoop speciaal van ontvang-appara-
ten hiervan den terugslag ondervond en de
productie dientengevolge op een lager niveau
moest worden ingesteld dan oorspronkelijk was
voorzien.
De veranderingen ten gunste van de vennoot
schap, voortvloeiende uit de afkondiging van
het goud-embargo, zoo vervolgt het jaarver
slag, kunnen als volgt worden omschreven. De
hier te lande genomen maatregelen zullen in
de eerste plaats de balans-positie versterken,
voorzoover onze bezittingen (o. m. die in
vreemde valuta's) een hoogere waarde in gul
dens zullen verkrijgen. De nieuwe waardeering
zal afhankelijk zijn van de mate waarin depre
ciatie in Nederland en elders tenslotte zal
plaats vinden.
Verder zal de exploitatierekening een ver
betering ondergaan door den verkoop in die
landen, waar de opbrengst in guldens hooger
zal zijn dan voorheen. Bovendien zal voor de
werkgelegenheid in onze fabrieken hier te
lande van belang zijn, in welke mate de Ne-
derlandsche gulden ten opzichte van de be
langrijkste wereldvaluta's uiteindelijk zal de-
precieeren.
De vereeniging van broederijen en pluimvee-
fokbedrijven in Nederland heeft aan den mi
nister van Landbouw een telegram gezonden,
waarin opnieuw wordt aangedrongen op ophef
fing der graanrechten en bevordering van ex
portmogelijkheden.
Heden is te Groningen onder voorzitterschap
van mr. A. J. A. A. baron van Heemstra de
29ste algemeene vergadering aangevangen van
de Ned. Ver. voor Armenzorg en Weldadigheid.
De bijeenkomst werd bijgewoond o.m. door den
Commissaris der Koningin in de provincie Gro
ningen, mr. dr. J. P. Fockema Andreae en den
burgemeester van Groningen, mr. P. W. J. Cort
van der Linden.
Dr. F. S. Meyers uit Amsterdam hield een
inleiding over: Het vraagstuk der particuliere
rust- en verpleegtehuizen.
In onze huidige samenleving, aldus spr., zijn
de particuliere rust- en verpleegtehuizen on
misbaar; des te meer valt het te betreuren,
dat op het betreffende gebied ongewenschte
toestanden bestaan. Waar hier overheidszorg
geheel ontbreekt, is van particuliere zijde ge
tracht in de toekomst verbetering te brengen
en heeft zich een commissie gevormd, waarin
vertegenwoordigers van de belangrijkste ver-
plegings-organisaties, vereenigingen, welke de
belangen van het ziekenhuiswezen behartigen
en bovendien de vereeniging van secretarissen
voor armenwezen en van de vereeniging van
directeuren voor maatschappelijk hulpbetoon,
zitting hebben genomen.
Een voorloopigonderzoek, dat ongeveer een
60 van de bedoelde tehuizen omvat, heeft reeds
geleerd, dat hier de belangen van drie ver
schillende groepen, alle aandacht verdienen. In
de eerste plaats van de verpleegden, maar daar
naast evenzeer die der exploitanten der tehui
zen en van hunne assistenten, verpleegsters,
die veelal ongediplomeerde en soms bedenke
lijke hulpkrachten vormen.
De gemeente Amsterdam deed een politie
verordening verschijnen, welke het mogelijk
maakt een ongeschikte verpleeginrichting te
sluiten, maar de groote meerderheid gaat onge
controleerd haar gang en tracht een zoo voor-
deelig mogelijk bedrijf te scheppen, op het ge
bied van verzorging van hulpbehoevenden, dik
wijls ten koste van laatstgenoemden. Hier is
in verschillende richtingen veel opbouwend werk
te verrichten.
Noodig is de groote massa te bereiken, opdat
deze niet zonder deskundige voorlichting een
verpleegtehuis kiest en daarom zal in het leven
moeten worden geroepen een centraal lichaam
van advies en controle, waartoe een ieder,
die een hulpbehoevende te verzorgen heeft,
zich wenden kan en dat waarborgen schept op
een gebied, waar deze niet mogen ontbreken.
Hierna werd begonnen met de beraadslaging
over het onderwerpAfwenteling van kosten
van armenzorg op andere gemeenten, waar
over praeadvies was uitgebracht door de heeren
dr. J. G. Ramaker, secretaris der gemeente
Breskens, mr. F. M. J.'Jansen, directeur van
den gemeentelijken dienst voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon te Nijmegen, J. de Bruin, se
cretaris der gemeente Opsterland en mr. dr. J.
C. Schreuder, secretaris van het gemeentelijk
bureau voor maatschappelijken steun te Am
sterdam.
Na afloop der vergadering brachten de con
gressisten een bezoek aan het Pelster- of Hei-
ligen-Geest-Gasthuis, het St. Geertruids- of
Pepergasthuis en het Doofstommeninstituut.
De eerste dag werd besloten met een ge-
meenschappelijken maaltijd.
Tot lid van het bestuur werden gekozen: De
heer G. H. Honing te Amsterdam, mr. H. M.
L. Sark, J. G. Jansonius, burgemeester van
Leeuwarderadeel, mr. E. H. J. Baron van Voorst
tot Voorst te Beek (bij Nijmegen), G. Keule-
mans te Amsterdam en mevr. H. Waller-Pier-
son te Utrecht.
In een causerie over den algemeenen politie
ken toestand heeft prof. mr. B. C. de Savornin
Lohman, volgens de Nederlander gezegd, dat
twee groote gevaren ons bedreigen. Ten eerste
loopen rüze constitutioneele vrijheden gevaar en
ten tweede bestaat er gevaar voor de handha
ving van onze hoogste en godsdienstige vrijhe
den, welk laatste gevaar nog bedenkelijker is,
wijl de communistische aanvallen in deze rich
ting zoo bedekt geschieden.
In het vervolg van zijn betoog zei sps. nogs
Ook de R.K. Staatspartij, hoezeer haar begin
selen in vele opzichten van de onze verschillen,
komt op voor de christelijke grondslagen in ons
volk. De communistische dreiging is grooter dan
men denkt. Het communisme moet als een groot
wereldgevaar worden gezien.
Samenwerking van de Christelijk Historischen
met de S.D.A.P. zou zelfmoord zijn, hoe loyaal
en legaal deze zich momenteel voordoet. Het
marxisme, ook dat der S.D.A.P., is waarlijk niet
minder onze vijand dan het fascisme of nat.-
socialisme.
Wij spreken den wensch uit, dat tusschen de
drie rechtsche partijen, die in het verleden zoo
lang en vruchtbaar hebben samengewerkt, een
sfeer van vertrouwen geschapen wordt, nu het
behoud van de hoogste christelijke en zedelijke
waarden in het geding is. Er zal zeker veel tact
en wijsheid toe noodig zijn, om elkander zóóveel
nader te komen, dat daaruit politiek iets kan
geboren worden.
Vrijdag 30 October zal te Den Haag de Ver
eeniging ter beoefening van de Krijgsweten
schap een vergadering houden. De directeur
van de Hoogere Krijgsschool, kol. jhr. J. Th.
Alting von Geusau, zal een voordracht houden
over: „Is herziening van de dienstplichtwet
urgent?"
Kolonel Alting von Geusau zal de volgende
stellingen bespreken:
Met het huidige contingent kan onze weer
macht, zooals die thans bestaat, reeds niet van
een voldoende aantal menschen voorzien
worden.
Als straks luchtdoelgeschut, infanterie-
geschut e. a. materieel van het defensiefonds
bij de weermacht worden ingedeeld, zijn daar
voor geen menschen beschikbaar, tenzij men
andere onderdeelen verzwakt,
Ook ter wille van versterking onzer infanterie
en van het verschaffen van meer oefenge
legenheid aan reserve-officieren, is contin
gentsuitbreiding noodig, evenals een ver
lenging van den eersten oefentijd voor de on
bereden wapens.
Het aantal lichtingen, waaruit het ooriogs-
leger gerecruteerd wordt, moet verminderd
worden en een derde herhalingsoefening in
gevoerd.
Tenslotte is een verdere verlenging van den
eersten oefentijd van sommige categorieën met
het oog op een voortdurend strategische veilig
heid tegen overvallingen noodzakelijk.
De Ned. Uitgeversbond schrijft ons;
De monetaire maatregelen der regeering heb
ben ook hun invloed op den prijs van het boex.
De benoodigde grondstoffen voor de vervaar
diging van verschillende onderdeelen waaruit
het boek is samengesteld, zijn hier te fande niet
te vinden, zoodat door de depreciatie van den
gulden op den duur prijsverhooging van het
Nederlandsche boek niet zal kunnen uitblijven,
zij het in veel mindere mate dan ten aanzien
van het buitenlandsche boek, waarop de wis
selkoersen hun invloed doen gelden.
Deze noodzakelijke verhooging vindt niet al
leen haar oorzaak in den papierprijs, doch ook
in belangrijke mate in dien van den linnen
band. Het bindmateriaal is buitenlandsch fa
brikaat.
De Ned. boekbinderij heeft zich dan ook ge
noodzaakt gezien, na bespreking met den Uit
geversbond, de gangbare prijzen voor het bind
werk, speciaal het zoogenaamde „uitgevers-
werk" te verhoogen, daar de marge tusschen
kostprijs en verkoopprijs het den binder niet
mogelijk maakt, de hoogere kosten, uit de de
preciatie van den gulden voortvloeiende, voor
eigen rekening te nemen.
De gewone audiëntie van den minister van
Financiën zal Maandag 19 October as. niet
plaats hebben.
Zooals men weet, zal a.s. Zondag in alle
katholieke kerken van Nederland een col
lecte gehouden worden ten bate van het
Comité van Katholieke Actie „Voor God",
tegen communisme en nationaal-socia
lisme.
Zelfs in deze zuiver katholieke aangele
genheid blijken zekere N. S. B.-ers de ka
tholieken niet met rust te kunnen laten:
in Nijmegen hebben zij per pamflet een
„Mededeeling voor onze katholieke volks-
genooten" verspreid, waarin God betere
het! gewaarschuwd wordt tegen de col
lecte van Zondag onder het valsche motief,
dat het Comité van Actie „Voor God" „in
feite niets anders dan een mantelorganisa
tie van de R.K. Staatspartij" zou zijn.
Wij zouden het ons niet tot schande aan
rekenen, indien wij lid waren van een „man
telorganisatie" der R.K. Staatspartij, ge
steld al, dat er dergelijke zonderlinge in
stituten bij ons bestonden, maar d# toe
leg van de Nijmeegsche N. S. B.-ers is dui
delijk:
Om te bereiken, dat de collecte a.s. Zon
dag zoo weinig mogelijk opbrengt opdat
door middel van deze inzameling de N. S.
B. ook zoo weinig mogelijk zal kun
nen worden bestreden moet het praatje
de ronde doen, dat het geld aan de R.K.
Staatspartij ten goede zal komen, aan
de R.K. Staatspartij, waarvan nu eenmaal
niet alle kerk-katholieken enthousiaste
aanhangers zijn; daarom moet het Comité
van Katholieke Actie „Voor God" ....„ver
dacht" gemaakt worden.
Het strijdmiddel, dat de N. S. B. hier
hanteert, is alweer even unfair als gewoon
lijk.
En ditmaal is de N. S. B.-intrige te ha
telijker, nu al dan niet katholieke N.
S. B.-ers zich wederom trachten te wringen
tusschen de Katholieken van Nederland en
het Episcopaat, en de Bisschoppen, die deze
collecte voorschreven, pogen te contrariee-
ren door verspreiding van valsch gerucht.
Naar reeds eerder werd vermeld, zal de Door
luchtige en Hoogeerwaarde heer Mgr. M. P. J.
Möllmann, apostolisch protonotarius a.i.p„ 28
October zijn zilveren feest vieren als kanunnik
van het Haarlemsch Kathedraal KapittH. Z,.
D. H. werd 28 October 1911 door Z. H. Exc.
Mgr. A. J. Callier z.g., bisschop van Haarlem,
benoemd tot Vicaris-Generaal en met ingang
van dienzelfden datum tot kanunnik.
Het feit, dat Mgr. van deze kwarteeuw ook
bijna 25 jaar Vicaris-generaal is geweest, ver
leent aan dit jubileum een bijzond?ren glans.
Op den herdenkingsdag zal Mgr. om 10 uur
in de kathedrale kerk van Haarlem een pon
tificale H. Mis opdragen in tegenwoordigheid
van Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers, bisschop
van Haarlem, en de leden van het Hoogwaar
dig Kapittel. Na de H. Mis omstreeks kwart
over elf zal er gelegenheid zijn voor den
clergé, den jubilaris geluk te wenschen. In den
namiddag houdt Mgr. van drie uur tot half
vijf receptie ten zijnen huize, aan den Zijlweg
170, te Haarlem. Daarna zal den jubilaris een
diner worden aangeboden in het Bisschoppelijk
Paleis aan de Nieuwe Gracht.
Z. H. Exc. de Bisschop van Breda heeft aan
den weleerw. heer Jos. Vermolen toegestaan om
gezondheidsredenen eenigen tijd te gaan rusten
en heeft benoemd tot assistent te Dorst den wel
eerw. heer Ant. van Goethem, priester van het
Seminarie,
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal de
volgende week géén audiëntie verleenen.
UIT HET FRANSCH VERTAALD
t»OOR CHRISTINE KAMP
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii
42
Hy trok de schouders op en antwoordde:
„Krukkende wagens loopen het langst."
Met een zenuwachtig gebaar trok hij het gor
dijntje open van de Baskische wieg, door een
kunstenaar van daarginds gebeeldhouwd, waarin
het jongetje lag te slapen, een armzalig klein
schepseltje met een gelaatskleur van was, dat
geleek op een Jezuskindje in de kribbe, ver
kleurd door de hitte der kaarsen.
„Wij zullen Borel, den grooten kinderspecia
list raadplegen," zei'hij.
Die dokter Borel was een ongetrouwde man,
een ongeloovige, die, toen hij de baby kwam
onderzoeken, zich gedroeg als een man van de
groote wereld. Hij wilde Liserolles niet hinder
lijk zijn, ook niet het groote publiek berooven
Van den roman, die geschreven zou worden na
dien kruistocht naar de Balearen en om de
jonge moeder gerust te stellen, lachte hij met
haar angst en raadde een verblijf aan aan de
zeekust. „Daar heb ik dikwijls prachtige resul
taten van kunnen constateeren," zei hij.
Biarritz was wel naar den zin van Margaïta,
haar tante Gracieuse zou daar by haar kunnen
komen, haar vader en oom Janekï zouden haar
kunnen bezoeken, maar toch wilde zij zich niet
overgeven aan dat vooruitzicht van rust en
vrede, omgeven door haar dierbare bloedver
wanten en meende zy, dat het haar plicht was
haar echtelijken haard te verdedigen.
Toen de dokter vertrokken was, zei zy srnee-
kend: „Als je eens afzag van dien kruistocht,
Hugo? Ga met mij mee naar Biarritz.Daar
zul je toch zoo goed kunnen werken."
,,Ik zou slechts mijn tijd verliezen. Op dit
oogenblik heb ik er behoefte aan mijn geest op
te wekken door nieuwe gezichtspunten. De
Grande Revue vraagt mij iets zeer origineels;
het honorarium, dat ik eisch. zal mij worden
uitbetaald. Ik mag dat niet afslaan, want het
leven is zoo kostbaar en duur. Wij kunnen ook
niet meer rekenen op de erfenis van oom Janeki,
daarom moet mijn pen voorzien In het verlies
van die millioenen."
„Hugo je dwingt my je te spreken over het
geen ik! eens toevallig hoorde. In de wereld
waarin wij verkeeren, wordt er veel gesproken
over jou en gravin de Mauberny. Er wordt zelfs
beweerd, dat zy, teleurgesteld door je huwelijk
met mij, je zou willen aanzetten tot echtschei
ding. Die kruistocht aan boord van haar jacht
za.1 die leelijke geruchten nog doen toenemen."
Hij werd doodsbleek, de aderen op zyn slapen
zwollen op. ,,Is het je plan mij onder curateele
te stellen?"
„Je begrijpt mij niet.... Ik verdedig alleen de
waardigheid van ons huweiyk. Door je gedrag
mag je den laster geen voedsel geven,'*
Hy trok de schouders op; dat was een kin
derachtig gebaar, dat hem was bygebleven. Hij
antwoordde: „Ik stel u boven al die praatjes
en wil absoluut meester biyven van hetgeen ik
doen of laten mag. Ik heb besloten aan dien
tocht deel te nemen en niets zal mij daarvan
kunnen afhouden. Gedurende mijn afwezigheid
laat ik je vrü te doen wat je wilt. Je ziet het
toch, ik ben niet lastig of veeleischend."
Hy handelde precies zooals de man van
Jacqueline in zijn roman. Zy was op het punt
om het hem te zeggen, maar de trots hield de
woorden op haar lippen terug. Maar zij dacht:
„als hy zoo weinig belang stelt in hetgeen ik
doe of laat, waarom zou ik dan niet gaan naar
't dierbare oude huis, waar al mijn herinnerin
gen zich bevinden?"
Hugo was weggegaan,, zy begon een brief aan
haar vader, maar toen zij het spoorboekje
zocht, kreeg zy den brief in handen van haar
oom Michel waarop slechts dat eene woord
Dat bracht haar tot inkeer. Het leek haar dat
uit de andere wereld een stem haar toefluisterde:
„De uren gaan voorbijHandel zoo, dat ieder.
van die minuten mee moge tellen voor een
zalige eeuwigheid.
zy wierp haar pen neer en drukte het hoofd
in de handen. Een vreeselyke strijd werd in haar
binnenste geleverd, maar zeker baden haar
zalige oom en al haar overleden bloedverwan
ten voor haar. Toen zij zich oprichtte, bleek met
een koud zweet op het voorhoofd, had zü weer
dat voorkomen van waardigheid, dat de schilder
Bonnard zoo goed had weten te treffen en dien
.avond aan het diner zei tot haar man aa.
zijn moeder: „Op denzelfden dag, dat gy ver
trekt, zal ik naar Biarritz gaan."
Zy stelden haar geen enkele vraag, maar hiel
den zich bezig met de toebereidselen voor hun
reis. Zoo ging het veertien dagen lang; nieuwe
costuums passen, informeeren naar de beste mid.
delen tegen de zeeziekte, alle gidsen, alle boeken
raadplegen, die handelden over de voorgenomen
route; him aanstaande reisgenooten kwamen met
hen babbelen, Gervot, de gewezen minister,
mevr. Lorgerie, barones Sergearct, met hun
beschilderde gezichten, de Chenards, Berals....
Leveranciers gaven pakken af, er werd voort
durend getelefoneerd en te midden van die
drukte bleef Margaïta zich buigen over de wieg,
waar haar kleine Jean met zoo'n zwak stem
metje kreunde, dat het niet in de andere kamers
werd gehoord.
Het vertrek had plotseling plaats; 'S avonds
was er nog geen sprake van en 's morgens was
alles in rep en roer. Juist was de nacht zeer
slecht geweest voor het kind, hy was koortsach
tig en hoestte.
„Ik maak my zoo ongerust nu je gaat ver
trekken," zei de jonge moeder, toen de reizigers
haar kwamen vertellen, dat Massot hen aan het
hek wachtte.
„Je hebö ongelijk," verklaarde Hugo. „Heb je
niet gehoord, wat Borel zei? Hij heeft je vier
kant uitgelachen! Komaan, zes weken zyn gauw
voorbijBü mijn terugkomst zal ik je in
Biarritz afhalen."
Mevr. Liserolies nam afscheid van haar
schoondochter met een vluchtigen kus; wat haar
kleinzoontje betreft, zy nam geen Bfttitfe» vaft.
hem. „Maak hem niet wakker-" zei zy tot Mar
gaïta, die het gordijntje van wieg ophief.
„Als hy vannacht niet geslapen heeft, heeft hy
nu rust noodig."
zy ging de kamer uit «en eerst maakte haar
zoon aanstalten om haar te volgen. Een plotse
linge inval hield hem terug. „Ik wil den kleine
toch even een kusje geven," zei hy.
Hij boog zich over de wieg en kuste een van
die bleeke handjes, dan zich oprichtend trok hy
opeens zyn vrouw in de armen. „Reken op mij."
beloofde hy. „Zoodra ik kan, zal ik bij Je
komen."
In de vestibule riep zyn moeder: „Hugo, waar
blijf je? Wy zyn al laat!"
Hij liet zyn vrouw los, duwde haar achteruit
en liep haastig weg.
De auto reed weg, het geluid werd zwakker en
zwakker en ten slotte omgaf de stilte het ver
laten huis. waar de haast van het vertrek een
groote wanorde had geschapen, overal lagen
papieren, voorwerpen, die niet meer konden
ingepakt worden....
Yocheppa kwam bij haar jonge meesteres en
zei: „Nu zullen wy hier een beetje rust hebben."
Margaïta, nog ontroerd door het afscheid van
haar man, boog zich over de wieg. Meer dan
ooit was zy er op bedacht de eenzaamheid te
ontvluchten die voor haar te veel pijnlyke
herinneringen bevatte. Het kind sliep rustig.
Margaïta ging naar het aangrenzend vertrek,
dat er uitzag zoo als gewoonlijk als er een over
haast vertrek heeft plaats gehad en belde dokter
Borel op. „Ik ben ongerust," zei zy, ,,myn
kleine Jean heeft koorts eni juist vandaag .zou
Ik volgens uw raad naar Biarritz vertrekken."
„Dat heeft niets te beteekenen, het komt, door
zyn zwakte. Verander niets aan uw plannen en
ga naar Biarritz. Ik verwacht een groote ver
betering in zyn toestand als hy eenigen tyd
aan zee zal hebben doorgebracht."
Dien avond vertrok dus de jonge vrouw na
twee telegrammen te hebben afgezonden, een
aan haar tuinman om dé omgeving van haar
villa in orde te brengen, het andere aan tante
Gracieuse, die haar zeker wel van het station
zou afhalen.
Zy wilde niet meer nadenken, noch rich met
haar gemoedsbezwaren bezig houden. Recht
voor zich uit ging zy den weg op, haar door den
plicht gewezen.
HOOFDSTUK XVI
Na een poos scheen het kind te herstellen,
dank zy de zeelucht en den heerlyken zonne-
schyn. Tante Gracieuse, die dadelyk by haar
nicht was gekomen, beweerde nu, dat de kleine
Jean sprekend op zyn moeder leek. Zy
schreeuwde het uit van blydschap, toen het kind,
na aan de borst zijner moeder gelegen te heb
ben, haar toelachte. Maar Margaïta voelde
haar gemoed beklemd, toen zy dat zwakke
glimlachje zag en zy dacht aan het eerste boek
van haar man. Het kleine, bleeke gezichtje kus
send, fluisterde zy: „Ja, mijn schat, je gelykt
inderdaad op het kind met den bleeken glim
lach dat my eens,zoo heerlijke droomen heeft
.(Wordt .vervolgd»