■jrwwis
't Alkmaarsche Waaggebouw
en zijn klokkenspel
Voetzoekers en Ontzetviering
Hp
Internationaal Teeken
concours
Gegevens ontleend aan
wijlen C. W Bruinvis
Conflicten tusschen burgerij
en politie te Alkmaar
Alkmaar leek in opstand
Het Waagrecht
Toren en klokkenspel
De aarde braakte vuur
De meneer met de kaars
Het Victoriabeéld
droegen de gemaakte kosten 75.12. Die
hadden het er zeker wat beter van genomen.
Fremy werd herhaaldelijk aangemaand
om spoed te maken. Eerst in September 1686
was hij gereed, maar, helaas, de klokkenisten
keurden zijn werk af. Er werd zelfs een proces
over gevoerd, dat Fremy verloor. Hij werd ver
oordeeld de waarde van de hem gezonden
klokspijs aan Alkmaar te vergoeden. Hij bood
aan, om op zijn risico de klokken in Alkmaar
op te hangen en zoo nog eens te beproeven.
Of dit inderdaad geschied is, weten we niet,
nabijheid in 1573 zoozeer gestreden werd
In 1850 was echter het hek weer heelemaa'
van eten dam ter gelegenheid van de algemeene
tentoonstelling van de Hollandsche Maat
schappij van Landbouw op 25 September-
Bruinvis verhaalt hierover het volgende.
In den avond van den 18en September begoo
het werpen van voetzoekers, lijdelijk aangezien
door de politie. Den volgenden avond, toen het
heviger was, vooral op het Kruiswerk en daar
omtrent, wilde zij de belhamels arresteeren.
maar werd zij door de menigte hierin verhin
derd. Een der agenten, wien men den scheld
naam Gootjekrab gaf, kreeg het zelfs duchtig
te kwaad en verloor de panden van zijn ja^
Den 20en was het al weer erger en den 21en °P
het Waagplein allerhevigst, zoodat de politie
machteloos stond. Herhaaldelijk knalden ook
pistoolschoten en een jongmensch, die hieraan
meedeed, kreeg een schot door de hand, welk®
daardoor onherstelbaar verminkt werd.
De buren van het Waagplein, eenparig ovef
het brandgevaar geklaagd hebbende, werden
des Zondagsnamiddags dat plein en de Platte
Steenenbrug door nachtwachts en dienders af
gezet. Groote troepen volk trokken zingende f
voetzoekers werpende, door de stad, van tijd
tot tijd de bezette punten passeerende zonder
zich te laten storen. De bejaarde commissaris
van politie Boogaard geraakte onder den voet-
Wie gevat werden zagen zich spoedig wede*
ontzet. Eindelijk werd de militaire macht tef
hulp geroepen, van welke een patrouille in het
Moordenaarssteegje, waar een volksoploop zich
wilde verzetten, 2 personen gevangen nam eD
tusschen de bajonetten naar het tuchthuis
voerde. Dit maakte indruk.
In de omliggende steden en dorpen beschouw
de men Alkmaar ais in volslagen opstand eIi
bekommerde men zich over de daar wonend®
bloedverwanten. Lieden, die gedurende d®
feestdagen hier zouden komen logeeren, schre
ven het af.
Niettemin kon dit militaire optreden de Alk'
maarders niet genezen van hun aloude liefheb
berij. De jaren daarna bleek het telkenmale
noodig aan de voetzoekerssport door strenge
bepalingen paal en perk te stellen, en zelfs i®
1902 was het nog zoo, dat de politie in de
Houttil de haar tartende menigte met de blak
ke sabel uiteen moest drijven. Vermeldens
waard is nog, dat na de demping der Lange e®
Korte Nieuwesloten het vermaak zich op P?
Nieuwesloot en het Hof ging concentreeren, sl
bleef ook het Waagplein nog steeds een gelief
koosd terrein van vermaak.
Ter gelegenheid van het in den zomer va"
1937 te Parijs te houden Achtste Internationa^
Congres voor Teekenen en Toegepaste Kun
sten, is door de „Fédération nationale franqais®
de l'enseignement du dessin et des arts apph'
qués" een internationaal teekenconcours uit
geschreven, waaraan door 32 landen zal worden
deelgenomen. Bedoelde federatie heeft aan d
Nederlandsche Vereeniging voor TeekenonderWiP
(secretariaat J. J. Hens, Linnaeushof 98, Am
sterdam) de volledige vrijheid gegeven de °r
ganisatie voor Nederland ter hand te neme®'
De deelneming staat open voor leerlingen van
alle inrichtingen van onderwijs. Het concoum
is verdeeld in drie klassen, t. w. a. voor le®J.
lingen der lagere school (pl.m. 713 jaar!
voor leerlingen van H. O. en M. O. (pl.m. 14-^'.
jaar; c. voor leerlingen van kunstscholen
24 jaar).
De onderwerpen, waaruit een keuze mag
den gedaan, zijn: a. de straat of een stram
tafereel; b. de man of de vrouw aan het veT j
De teekeningen moeten worden uitgevoc1^
op wit of getint papier en uitsluitend zijn v®r'
vaaxdigd met zwart of gekleurd krijt (craydm'
De drie beste teekeningen in iedere klas®®!
van ieder land moeten voor 31 Maart 1937 na®-*
Parijs worden gezonden, alwaar ter gelegenh®m
van het in den aanhef genoemde congres,
tentoonstelling van dat werk zal warden
houden en waar tevens de internationale 1°el
kroningen zullen worden toegekend door
internationale jury.
Door de „Société des crayons conté" L
een bedrag van 100.000 francs ter beschikkb®
van de internationale jury gesteld, die dit
drag naar eigen inzicht in gedeelten kan
steden voor toekennen van prijzen.
De eerste prijswinnaar in iedere klasse
ieder land zal voor den duur van het confC®,
een uitnoodiging ontvangen voor een gratis
blijf van zeven dagen te Parijs, waar °n.jj
leiding van de nationale gedelegeerden
Fransche teekenleeraren de werekitentooDS*^
ling zal worden bezocht.
Hieronder vindt men een beschouwing over
het Alkmaarsche Waaggebouw en zijn klokken
spel, naar gegevens, ontleend aan een boek^,
in 1889 geschreven door den stadsarchivaris C.
W. Bruinvis, dat getiteld is: „Hoe de Alk
maarsche Waagtoren zijn klokkenspel bekomen
heeft."
Het mag bekend worden verondersteld, dat
't huidige Waaggebouw oorspronkelijk een heei
andere bestemming heeft gehad, zooals trou
wens aan den bouw nog duidelijk te zien is.
Het was nJ. een gasthuis, het H. Geesthuis
genaamd en bestemo om arme reizigers drie
dagen en drie nacnten zonder kost te herber
gen. Maar bovendien moesten Regenten blijkens
een aanteekening uit het laatst van de 15de
eeuw jaarlijks aan 72 arme personen op de
avonden vóór Pinksteren, Maria Hemelvaart.
Allerheiligen, Kerstmis en Paschen uitreiken:
elk 1 stuiver in geld. stuiver in brood en
stuiver aan toespijs Dat scheen nog wel eens
nagelaten te worden, want er werd een boete
regeling ingevoerd: voor eiken keer verzuim 48
schelling groot Vïasmsch en 3 dagen daarna
trad een boete in van 1 Rijnsgeld alles ten
behoeve der parochiekerk voor eiken dag,
zoolang de uitdeeling niet geschied was.
Evenals dergelijke stichtingen in andere
plaatsen, ontleende bet H. Geesthuis zijn naam
aan de gedachte, dat iedere daad van weldadig
heid door de werking van den H. Geest werd
teweeggebracht.
Het H. Geesthuis bleef bescheiden van om
vang, maar niet aldus de aan de Noordzijde ge
plaatste Gasthuiskacel, die het weldra geheel
overschaduwde en voortaan meer uitsluitend
H Geesthuis werd genoemd.
Deze kapel deed niet enkel dienst voor de
(tijdelijke) bewoners van het Gasthuis, zooals
blijkt uit een brief van 1477. waarin Nicolaas
van Adrichem, abt van Egmond, in zijn waar
digheid van Collator der St. Laurenskerk, on
der allerlei oeperkingen en zonder verkorting
van iemands reenter:, inzonderheid van den Pa-
rcchiepastoor, toestaat, om tot vermeerdering
van godsdienst en tot gemak van gebrekkige of
oude lieden, die wegens hun beroep of lengte
van den weg, de parochiekerk dagelijks niet
wel kunnen bereiken, behalve de reeds gebrui
kelijke H. Missen, nog een andere, op alle
Zon- en Aposteldagen te mogen doen zingen
met een kort sermoen voor het daar komende
volk, door een bekwaam priester, geen regulier,
tenzij van des abts convent.
Aan de Noordzijde van dit H. Geesthuis moe
ten wij de Markt zoeken, en het Waaghuis met
één schaal.
In 1557 begon men ernstig te denken aan
vergrooting, zoowel van de markt als van de
Waag. Over de plaats van de vereischte 3 nieu
we schalen is toen heel wat te doen geweest.
Er ontstond een belangenstrijd tusschen de
bewoners van Meent en die van Voor- en Zij-
dam. Het ging voornamelijk over een te ma
ken brug. Ten slotte werd besloten die te ma
ken tegenover het Moordenaarssteegje. Het is
de latere Schapenbrug, die echter lange jaren,
heel terecht, Kijfbrug heette.
Intusschen boden belanghebbenden 2000.
aan voor het koopea en wegbreken van 7 hui
zen aata het Schapensteegje, bezuiden het H.
Geestbuis.
Toen het stadsbestuur hiertoe overging, werd
aan cle bewoners van Mient, Houttil, Scha
pensteegje en Venisse (Fnidsen) een soort
baatbelasting opgelegd, ten bedrage van
2400, wegens waardevermeerdering hunner
eigendommen.
Korten tijd nadien was er weer ruimte te
kort. Toen moest het H. Geesthuis er aan ge-
looven. In 1566 gaf de Bisschop van Haarlem,
Nicolaas v. Niewland, toestemming tot het
overbrengen van het gasthuis naar het St. Eli-
sabethgasthuis.
Het duurde tot 1582, voordat de Waag voor
goed in het voormalig H. Geesthuis werd ge
vestigd.
Er was nu echter veel meer ruimte, dan de
Waag noodig had. Toen dan ook de buren van
de Houttilstraat in 1587 aanboden, om de kos
ten van het maken van een vleeschhal in het
gebouw voor te schieten, nam de vroedschap
dit voorstel aan.
Ook kwamen in 1589 de rederijkers te hui
zen boven het Waaggebouw. Zij hadden er ech
ter niet lang pleizier van, daar in 1596 dit ver
trek werd afgestaan voor zegelhuis en lakenhal
der wolwevers. Na het verval van deze indus
trie werd het keurkamer voor goud en zilver;
in 1886 kwam hier net bureau der rijkstelegraaf,
en nadien zetelt er tot op den dag van heden
onze V. V. V.
Intusschen had de vleeschhal van het „pand"
ook al weer plaats gemaakt voor een kisten
makerswerkplaats, wachthuis voor den Majoor,
en vervolgens voor het verkoopen van z.g. Can-
terkaas. Ook de botermarkt werd erin onder
gebracht.
Het verkoopen van kaas hier eindigde na de
marktvergrooting in 1887. Daarmede ging een
eigenaardigheid verloren, n.l. het openwerpen
der deuren Donderdags, 's morgens 10 uur en
het hals over kop binnenstormen der opdrin
gende boeren en kaasjongens voor het neerleg
gen hunner kaasdekken.
Van het Waagrecht hooren we voor het eerst
in 1408, toen dit in ruil voor andere rechten
en inkomsten, gegeven werd aan de schutters.
Na de deelneming der Alkmaarders van alle
standen aan den opstand van het kaas- en
broodvolk in 1492, werd bij vonnis van Albrecht
v. Saksen, Stadhouder van Philips den Schoo-
nen, ten behoeve van dezen laatsten verbeurd
verklaard de aan de stad of haar ingezetenen
verpande of verpachte domeinen, daaronder
te recht of ten onrechte begrepen de Waag.
De toestand werd toen zoo' dat de stad een
jaarlijksche som betaalde aan den landvorst,
maar op haar beurt de Waagrechten weer aan
particulieren verpachte. In 1557 bedroeg de
pacht 760 per jaar. In 1572 1045 's jaars.
Na het beleg, toer het zeer bezwarend was
voor de stad de 1000 te betalen, werd kwijt
schelding van 300 verzocht. De Prins stond
dit goedgunstig toe. Toch ging de betaling niet
vlot, want in 1579 werden een of meer der re
geerders wegens achterstallige pacht gegijzeld.
Ja, ook toen had het baantje van „Wethou
der" al zijne onaangenaamheden!
Opnieuw werd verlenging der toegestane kor
ting voor 6 jaren gevraagd, en dit op grond van
de onkosten gemaakt bij het uitdiepen van de
vaarwateren, maar vooral wegens het maken
van een „Verlaat" door de stad Hoorn, aan den
Overtoom te Avenhorn, waardoor de boeren van
Schager en Niedorper koggen verlokt werden
in Hoorn te markten (Dit laatste leidde er zelfs
toe, aat onze overheden met gewapende burgera
er op 14 September op lostrokken en de gereed
liggende materialen verbrandden. Het geschil
tusscnen Alkmaar en Hoorn werd op last van
den Prins door het Hof van Holland beslecht).
Nadat een delegatie van het stadsbestuur
naar Amsterdam was geweest, om bij de Staten
het Waagrecht -terug te vragen, kwam op 13
Juli 1581 het heuglijke en welbekende be
sluit van eten Prins, waarbij ter erkenning
en belooning van het gedrag der stad, de Waag
met al zijn inkomsten geschonken werd, tegen
uitkeering van een jaarlijksche recognitie van
ƒ7.—
Reeds op het H. Geesthuis stond iets, wat
op een toren geleken moest hebben, althans
geschikt was tot plaatsing van een uurwerk en
het dragen van slagklokken. De heeluurs woog
6300 pond en werd hier in 1487 gegoten door
Gobel Moer en had een Latijnsch opschrift,
dat in vertaling luidde: „Verheven bescherm
heer Laurens, neem de scheuringen weg, op
dat wij Christus in vrede van een voorspoe
dige wereld mogen dienen."
Détail van den Waagtoren: de onvolprezen
ruitertjes met daarboven den onvermoeiden
klaroenblazer
De halfuurs klok, wegende 12098 pond had
tot opschrift: gieter is mijn naem, mijn ge-
luyt zij Godt bequaem."
In 1541 werd al gesproken van een nieuwen
toren, toen er 11 klokken tot een voorspel wer
den opgehangen.
Kapelmeesteren besteedden in 1546 het ma
ken van een uurwerk aan. Harek Almersz. le
verde het voor 141.60. Het oude uurwerk
ging naar Ursem.
„Toen eenmaal het H. Geesthuis van be
stemming was veranderd en de fraaie voorgevel
was gebouwd, voldeed deze toren niet meer.
De oude werd in 1595 afgebroken en het ma
ken van een nieuwen besteed aan Cornells
Pieterz. Kunst, voor 2900.
Het werk schijnt niet te zijn meegevallen,
want na allerlei moeilijkheden met den aan
nemer, kostte het zaakje ten slotte 8900. Met
de spits was deze toren 54 M. hoog.
Een aardig karwei geschiedde op 12 Juni
1715. Toen werd de toren, die 15 duim naar
het Zuid-Westen overhelde, onder leiding der
stadsbazen, binnen één uur, door middel van
vijzels recht gezet.
Het zou nog duren tot 1684 alvorens er werk
werd gemaakt van een geheel nieuw klokken
spel. De geschiedenis, die hier aan vast zit,
is te interessant, om er niet wat langer bij
stil te staan.
Alkmaar had toen juist een nieuwen orga
nist-klokkenist gekregen, Gerard v. d. With uit
Hoorn. Deze deed aan het stadsbestuur voor
stellen tot algeheele vernieuwing der speelklok
ken. Hij had de omstandigheden erg mee; im
mers by het opnemen der rekening van den
gewezen thesaurier Hendrik de Haes bleek,
dat deze een batig saldo van 40.600 be
schikbaar had. (Voor onzen huidigen thesau
rier v. Slingerland om van te watertanden!).
Besloten werd 10.600 van dit extraatje te be
steden voor een nieuw klokkenspel.
Dit werk bestond uit twee afzonderlijke ge
deelten: het gieten der klokken en het plaatsen
van toon- en speelwerk. Dit laatste werd op
gedragen aan Willem Sprakel, stads-klokke-
maker te Haarlem.
Voor het gieten werd aangezocht Claude
Fremy, stadsgeschut- en klokgieter aan de
Baangracht te Amsterdam. Overeengekomen
werd, dat deze de oude klokken, 13605 pond
wegende, zou overnemen tegen 9 y, stuiver per
pond en 35 nieuwe moest leveren in D
Komettoon" wegende 14.000 pond tegen 1
gulden per pond.
Een oogenblik waren burgemeesteren nog
bevreesd, dat de toren zonder klokken in den
winter gevaar zou loopen „omverre te weyden",
maar de dienst van gemeentewerken alias
de stadsbazen stelde hen gerust.
Toen kon het afhalen der klokken beginnen.
De uursklok kon echter niet door de stijlen.
Stukslaan met hamers gelukte ook niet. Deze
vergeefsche arbeid werd door het publiek danig
bespot, maar ten slotte slaagde de molenaar
•Jan Coningh erin, door het afslaan der ooren,
op 20 Januari te 2 uur de klok neer te laten.
De heer Fremy had intusschen al bericht, de
klokspijs hard noodig te hebben. Het water lag
echter dicht, en daarom werden 18 speelklok
ken door klokkenist-bode en stadstimmerman
per slede naar Amsterdam overgebracht (reis-
onkosten 25.11). Op 5 Maart gingen de slag-
klokken per vaartuig naar Amsterdam. Nu be-
maar wel, dat de Alkmaarsche afgevaardigden
te 's Gravenhage daar kennis maakten met
den Antwerpschen klokkengieter Melchior de
Haze. Aan dezen werd nu de opdracht gegeven,
welke hij 4 Augustus 1688 gereed had.
Een commissie van deskundigen ging naar
Antwerpen om te keuren. Eigenaardig mag
het heeten, dat één der leden van deze com
missie was Jacob Claerens, pastoor te Haas
trecht en superior der Jezuïten in de Holland
sche Missie. Nu was het gelukkig goed en 28
Augustus, des avonds te half zes, arriveerden
de klokken voor de Waag, waar een talrijke
menigte het schip opwachtte.
Toen kon Sprakel aan den arbeid gaan voor
het monteeren: van ton, hamers enz.
Eindelijk na elf jaar zwijgen kon op den
26en October, tusschen 3 en 4 uur v.d. With
voor het eerst zijn klokken bespelen. Hier
volgt zijn programma:
Psalm 65: Men looft u Heer met stemmen
reyne, Bellinde, Petite Bergère, Wilhelmus,
Ballet van Alkmaar, Ontzet van Alkmaar,
Lofzang van Maria.
Eerst op 12 November konden de klokken
voor het eerst met de ton gehoord worden.
Voor uurslag werd gehoord Psalm 68, op het
eerste kwartier Gavotte royal, voor het half
uur Wilhelmus en op het laatste kwartier
Stokkendans.
Natuurlijk zijn er in den loop der tijden aan
toren en klokkenspel herhaaldelijk nog verbe
teringen en herstellingen verricht, maar de
klokken die nu op marktdagen het zeer tal
rijke bezoek zoo in bewondering brengen, die
op nationale feestdagen hun vaderlandsche
liederen over de stad uitstrooien, die op de
stille zomeravonden, zoo meesterlijk bespeeld
door den heer P. v. Langen, burgers en vreem
den belangstellend doen luisteren, het zijn de
producten van den kunstvaardigen Melchior
de Haze.
Wèl mocht deze in zijn dankbrief aan het
stadsbestuur schrijven: ende ik hope, dat
UEd. Achtbaren sullen volle genoegen hebben,
benefens de toehoorders noch honderde jaren
in mijn werek."
De zware luiklokken worden weinig meer
gebruikt. Vroeger galmden hun roepende stem
men over de stad, wanneer er nood was.
Waag en Waagtoren, zooals een kundig
vakman die in koper wist te vervaardigen
Wie mocht denken, dat de Alkmaarders
steeds zeer Kalm den Ontzetdag vierden
en moeilijk uit de plooi konden ko
men, moet er maar eens het boekje van den
bekenden, vroegeren gemeente-archivaris C. W.
Bruinvis op na lezen. Hij of zij zal
dan tot de conclusie komen, dat eer het tegen
deel het geval geweest is en dat de Alkmaar
ders het zelfs wel eens zoo bont gemaakt heb
ben, dat de militaire macht er aan te pas
moest komen om de orde te kunnen handha
ven.
We zullen ons veroorloven het een en ander
uit dit geschriftje van Bruinvis aan te halen.
Bruinvis vertelt dan, dat reeds in de 17e
eeuw een verordening of keur bestond, waarin
het werpen met een voetzoeker op straffe van
een boete van 6.(toentertijd een groot be
drag) werd verboden. Deze verordening, de oud
ste die daaromtrent bekend is dateert van 1625,
werd herhaaldelijk bekrachtigd en aangevuld,
zoodat eindelijk in 1705 de schrik er bij cte
Alkmaarders een beetje in kwam en men een
paar jaar zich kalm gedroeg. Maar- in het jaar
1772, toen den Briel het tweede eeuwgetij^ zij
ner inneming luisterrijk had gevierd, begonnen
de Alkmaarders aanstalten te maken het ont
zet hunner stad weer ijverig te vieren door het
afsteken van vuurwerken. Het viel hun toen
wel erg koud op hun lijf, toen de Vroedschap
cte oude verbodsbepalingen nog eens flink on
der hun aandacht bracht. De teleurstelling,
zoo vertelt Bruinvis, uitte zich in een „Smeek
schrift aan de Edel Groot Achtbare Vroed
schappen van Alkmaar", dat in den nacht van
2 op 3 October aan de Waag werd aangeplakt
en als volgt luidde:
„Groot achtbre magistraat, was 't niet uw
burgerij,
die met het spaansch geweld due d'Alba's
dwingelandij
Manmoedig ging te keer en dreef ze vancle
wallen,
Tweehonderd jaar geleen? En wierden we ever-
vallen
van fransch of spaansch geweld, nog zou het
burgerbloed
Voor de achtbre overheid, met nieuwen leeu
wenmoed,
Den vijand gaan te keer met zwaard en pek-
hoepslingren.
Nooit is iets dergelijks zegt een aanteeke-
naar van zoodanige yuurwerken vertoond!
Nooit zijn er op één plaats tegelijk zooveel
zwervers aangestoken en geworpen! De lucht
scheen van rook en vuur aaneen te hangen en
de aarde op duizend plaatsen tegelijk vuur te
braken.
Spoedig nam de overheid maatregelen om een
dergelijke 8 Octoberviering tegen te gaan. Zij
noemde de bedrijvers der baldadigheden „eene
menigte van onbezonnen en spoorlooze burgers
en van buiten inkomende menschen, die scho
ten met vuurroeren, pistolen enz. en voetzoe
kers, klappers en moordslagen wierpen van
een importante grootte en zwaarte, die vul
lend met speciën, waardoor menschen en ge
bouwen niet onbeschadigd zijn gebleven."
Al die maatregelen gedurende de volgende
reeks jaren hielpen niet veel, want cle Alk
maarders lieten zich niet gemakkelijk van hun
liefhebberij, die door de overheid „een schier
onverwinbare drift bij vele ingezetenen" ge
vonden werd, „hoe geschikt de Burgerij dezer
Stad anders ook zij." En evenvaak als de over
heid verboden en maatregelen afkondigde ver
zond de burgerij, de voornaamste ingezetenen
aan het hoofd, adressen om ontheffing van de
ai te strakke verordeningen.
In het laatst van de 18e en het begin van de
19e eeuw scheen de liefhebberij voor het af
steken van vuurwerk toch wel sterk vermin
derd te zijn, want de kronieken vermelden er
uit dien tijd zeer weinig over. Omstreeks 1834
moet de drift tot het afsteken van vuurwerk
echter weer aardig zijn opgekomen. In dat ge
noemde jaar werd tenminste weer een streng
verbod uitgevaardigd tegen het afsteken van
vuurwerk en het branden van pek- of teerton
nen. Gelukkig werd het afsteken van vuurwerk
bij feestelijke gelegenheden onder beperkende
bepalingen toegestaan, zoodat de Alkmaarders
niet geheel van hun vreugde verstoken wer
den, al maakten zij van dit voorrecht meer
dan bescheiden gebruik.
Nu smeekt u de onderdaan: ai, zie toch door
de vingren,
Als 't vuurwerk is gedaan, dat dit eeuwgetij
Elk burger zich vermaak, laat dan voetzoekers
viij
Langs straat of in de lucht al heen en weder
zwieren,
Dan zal men vergenoegd dit tweede eeuwfeest
vieren;
De voorraad is te groot, maar eerbied en ontzag
Eischt, dat m'uw wetten volgt, zelfs op deez'
vreugdedag,
Maar waar toch zal men zulk een grooten voor
raad bergen?
Verkies één nacht vol vreugd veeleer dan lan
ger tergen.
Duldt maar na middernacht, dat ieder zich
verheugt,
Geeft aan den onderdaan voor 't laatst nog
deze vreugd,
Dan zal men na deez' tijd, als trouwe onder
zaten,
Met eerbied en ontzag steeds volgen uw
placaten.
Dit maakte indruk op de autoriteiten en
men liet het afsteken van voetzoekers ooglui
kend toe. De volgende jaren werd de keur niet
vernieuwd, zoodat men zich al spoedig in toe
nemende mate aan het oude vermaak overgaf.
Totdat men het in 1776 te bont maakte. In
den avond van 3 October van dat jaar vloog
zelfs bij den president-schepen, Mr. Anthonie
van Westhoven, die tijdelijk het schoutambt
waarnam, een krachtige voetzoeker door de
glazen, de paneelen der binnenluiken vernie
lende, de zonneschermen en gordijnen in brand
stekende. .Dit voorval was het sein voor de
overheid weer strenge bepalingen op het af
steken van vuurwerk in het leven te roepen.
Zelfs werd de boete van ƒ6.verhoogd tot
18.voor de helft ten bate van eten hoofd
officier en voor de andere helft ten bate van
den aanbrenger. Bovendien werd niet alleen den
gerechtsdienaars opgedragen op straffe van
tijdelijke ontzetting uit het ambt de koopers
en verkoopers van vuurwerk terstond te grij
pen en voor de balie te sleepen, maar ook de
stacls-stille- en klapwachts, kaas- en zakken
dragers, stads-timmer- en metsellieden, alle an
dere stadswerklieden, leveranciers en bedien
den.
Dit verbod veroorzaakte veel ontevredenheid
onder de burgerij; het was, zoo beweerde men,
nu geen tijd een verbod uit te vaardigen, ter
wijl ieder zijn voorraad vuurwerk reeds in
huis had.
Des middags vlogen toch enkele voetzoekers
De Schermer Poort te Alkmaar, in welker
over het Waagplein en des avonds, toen het
plein cteor twintig wachters werd bewaakt, vlo
gen telkenmale, onder groot gejuich van de
menigte, de voetzoekers in het rond.
Hierbij deed zich een vermakelijk voorval
voor, door Bruinvis aardig verteld.
Aan de overzijde van de gracht (vermoedelijk
den Voordam) zat een heer met zijn buren op
de stoep het spel aan te zien; een hunner
wierp een bijna afgebrand stukje kaars over de
deur op straat, hetwelk uitging, toen iemand
er zijn pijp aan wilde opsteken, waarop bedoel
de heer een brandend stukje kaars op den kant
der gracht deed plaatsen.
De wachts, clit ziende, schoten toe en sloegen
het in het water, hetgeen een heftige woorden
wisseling ten gevolge had. De heer liet toen
een ander stukje kaars brengen en plaatste
het op de leuning van zijn stoepplank, zeggen
de, dat geen duivel het hart moest hebben het
daarvan weg te slaan. Inmiddels was er veel
volk bijeengekomen, zoodat twee der wachts
door het gedrang bijna te water geraakten. Na
nog wat gepraat en gemor ging iecter zijns
weegs.
De heer van den Voordam was des morgens
bij den president-schepen ontboden, doch had
gezegd te zullen komen, als het hem goed dacht.
Hij voldeed na de micldagpreek (het was toen
Zondag) aan de oproeping en vernam toen, dat
hij voor zijn gedrag van den vorigen avond een
boete van 1000 ducaten moest betalen. Op al
lerlei wijze beangst gemaakt, trachtte hij het
voor ƒ600.af te maken, doch dit geleek niets
en hij vertrok ongetroost. Naderhand ctezen en
genen gesproken hebbende deed hij den pre
sident weten, dat hij zijn aanbod van 600.
terugnam en niet voornemens was een pen
ning te geven, als zijnde nu beter onderricht.
Hoe deze zaak beëindigd is vincten we niet ver
meld.
Intusschen waren de burgers bijeengekomen
om over den toestand te beraadslagen. Zij be
sloten vergunning te vragen voor het afsteken
van het vuurwerk op een stuk land buiten de
stad. Dit werd toegestaan. Voor gezamenlijke
rekening werd het terrein voor het feest in
orde gemaakt, een groote tent werd opgericht
en vier vrachtwagens werden gehuurd, om de
piktonnen, kisten en manden met vuurwerk
naar het veld te vervoeren. Het aantal deel
nemers, die allen in de kosten bijdroegen, be
liep 58. Den volgenden Dinsdagmorgen vertrok
de stoet van den Steenenbrug. Een 25-tal lieden
met muskietenbroeken aan en met kleurige
linten versierde schippersmutsen op het hoofd,
vervolgens twee wagens met vuurwerk, daar
na twee met piktonnen en eindelijk een groote
menigte volks. Te 6 uur werden de piktonnen
in brand gestoken en begon het werpen der
voetzoekers door alle liefhebbers tegelijk.
Het
bekende Huis met den Kogel (links boven in den hoek) te Alkmaar, hetwelk
tijdens het beleg van het Spaan sche bombardement te lijden had,