■jrwwis 't Alkmaarsche Waaggebouw en zijn klokkenspel Voetzoekers en Ontzetviering Hp Internationaal Teeken concours Gegevens ontleend aan wijlen C. W Bruinvis Conflicten tusschen burgerij en politie te Alkmaar Alkmaar leek in opstand Het Waagrecht Toren en klokkenspel De aarde braakte vuur De meneer met de kaars Het Victoriabeéld droegen de gemaakte kosten 75.12. Die hadden het er zeker wat beter van genomen. Fremy werd herhaaldelijk aangemaand om spoed te maken. Eerst in September 1686 was hij gereed, maar, helaas, de klokkenisten keurden zijn werk af. Er werd zelfs een proces over gevoerd, dat Fremy verloor. Hij werd ver oordeeld de waarde van de hem gezonden klokspijs aan Alkmaar te vergoeden. Hij bood aan, om op zijn risico de klokken in Alkmaar op te hangen en zoo nog eens te beproeven. Of dit inderdaad geschied is, weten we niet, nabijheid in 1573 zoozeer gestreden werd In 1850 was echter het hek weer heelemaa' van eten dam ter gelegenheid van de algemeene tentoonstelling van de Hollandsche Maat schappij van Landbouw op 25 September- Bruinvis verhaalt hierover het volgende. In den avond van den 18en September begoo het werpen van voetzoekers, lijdelijk aangezien door de politie. Den volgenden avond, toen het heviger was, vooral op het Kruiswerk en daar omtrent, wilde zij de belhamels arresteeren. maar werd zij door de menigte hierin verhin derd. Een der agenten, wien men den scheld naam Gootjekrab gaf, kreeg het zelfs duchtig te kwaad en verloor de panden van zijn ja^ Den 20en was het al weer erger en den 21en °P het Waagplein allerhevigst, zoodat de politie machteloos stond. Herhaaldelijk knalden ook pistoolschoten en een jongmensch, die hieraan meedeed, kreeg een schot door de hand, welk® daardoor onherstelbaar verminkt werd. De buren van het Waagplein, eenparig ovef het brandgevaar geklaagd hebbende, werden des Zondagsnamiddags dat plein en de Platte Steenenbrug door nachtwachts en dienders af gezet. Groote troepen volk trokken zingende f voetzoekers werpende, door de stad, van tijd tot tijd de bezette punten passeerende zonder zich te laten storen. De bejaarde commissaris van politie Boogaard geraakte onder den voet- Wie gevat werden zagen zich spoedig wede* ontzet. Eindelijk werd de militaire macht tef hulp geroepen, van welke een patrouille in het Moordenaarssteegje, waar een volksoploop zich wilde verzetten, 2 personen gevangen nam eD tusschen de bajonetten naar het tuchthuis voerde. Dit maakte indruk. In de omliggende steden en dorpen beschouw de men Alkmaar ais in volslagen opstand eIi bekommerde men zich over de daar wonend® bloedverwanten. Lieden, die gedurende d® feestdagen hier zouden komen logeeren, schre ven het af. Niettemin kon dit militaire optreden de Alk' maarders niet genezen van hun aloude liefheb berij. De jaren daarna bleek het telkenmale noodig aan de voetzoekerssport door strenge bepalingen paal en perk te stellen, en zelfs i® 1902 was het nog zoo, dat de politie in de Houttil de haar tartende menigte met de blak ke sabel uiteen moest drijven. Vermeldens waard is nog, dat na de demping der Lange e® Korte Nieuwesloten het vermaak zich op P? Nieuwesloot en het Hof ging concentreeren, sl bleef ook het Waagplein nog steeds een gelief koosd terrein van vermaak. Ter gelegenheid van het in den zomer va" 1937 te Parijs te houden Achtste Internationa^ Congres voor Teekenen en Toegepaste Kun sten, is door de „Fédération nationale franqais® de l'enseignement du dessin et des arts apph' qués" een internationaal teekenconcours uit geschreven, waaraan door 32 landen zal worden deelgenomen. Bedoelde federatie heeft aan d Nederlandsche Vereeniging voor TeekenonderWiP (secretariaat J. J. Hens, Linnaeushof 98, Am sterdam) de volledige vrijheid gegeven de °r ganisatie voor Nederland ter hand te neme®' De deelneming staat open voor leerlingen van alle inrichtingen van onderwijs. Het concoum is verdeeld in drie klassen, t. w. a. voor le®J. lingen der lagere school (pl.m. 713 jaar! voor leerlingen van H. O. en M. O. (pl.m. 14-^'. jaar; c. voor leerlingen van kunstscholen 24 jaar). De onderwerpen, waaruit een keuze mag den gedaan, zijn: a. de straat of een stram tafereel; b. de man of de vrouw aan het veT j De teekeningen moeten worden uitgevoc1^ op wit of getint papier en uitsluitend zijn v®r' vaaxdigd met zwart of gekleurd krijt (craydm' De drie beste teekeningen in iedere klas®®! van ieder land moeten voor 31 Maart 1937 na®-* Parijs worden gezonden, alwaar ter gelegenh®m van het in den aanhef genoemde congres, tentoonstelling van dat werk zal warden houden en waar tevens de internationale 1°el kroningen zullen worden toegekend door internationale jury. Door de „Société des crayons conté" L een bedrag van 100.000 francs ter beschikkb® van de internationale jury gesteld, die dit drag naar eigen inzicht in gedeelten kan steden voor toekennen van prijzen. De eerste prijswinnaar in iedere klasse ieder land zal voor den duur van het confC®, een uitnoodiging ontvangen voor een gratis blijf van zeven dagen te Parijs, waar °n.jj leiding van de nationale gedelegeerden Fransche teekenleeraren de werekitentooDS*^ ling zal worden bezocht. Hieronder vindt men een beschouwing over het Alkmaarsche Waaggebouw en zijn klokken spel, naar gegevens, ontleend aan een boek^, in 1889 geschreven door den stadsarchivaris C. W. Bruinvis, dat getiteld is: „Hoe de Alk maarsche Waagtoren zijn klokkenspel bekomen heeft." Het mag bekend worden verondersteld, dat 't huidige Waaggebouw oorspronkelijk een heei andere bestemming heeft gehad, zooals trou wens aan den bouw nog duidelijk te zien is. Het was nJ. een gasthuis, het H. Geesthuis genaamd en bestemo om arme reizigers drie dagen en drie nacnten zonder kost te herber gen. Maar bovendien moesten Regenten blijkens een aanteekening uit het laatst van de 15de eeuw jaarlijks aan 72 arme personen op de avonden vóór Pinksteren, Maria Hemelvaart. Allerheiligen, Kerstmis en Paschen uitreiken: elk 1 stuiver in geld. stuiver in brood en stuiver aan toespijs Dat scheen nog wel eens nagelaten te worden, want er werd een boete regeling ingevoerd: voor eiken keer verzuim 48 schelling groot Vïasmsch en 3 dagen daarna trad een boete in van 1 Rijnsgeld alles ten behoeve der parochiekerk voor eiken dag, zoolang de uitdeeling niet geschied was. Evenals dergelijke stichtingen in andere plaatsen, ontleende bet H. Geesthuis zijn naam aan de gedachte, dat iedere daad van weldadig heid door de werking van den H. Geest werd teweeggebracht. Het H. Geesthuis bleef bescheiden van om vang, maar niet aldus de aan de Noordzijde ge plaatste Gasthuiskacel, die het weldra geheel overschaduwde en voortaan meer uitsluitend H Geesthuis werd genoemd. Deze kapel deed niet enkel dienst voor de (tijdelijke) bewoners van het Gasthuis, zooals blijkt uit een brief van 1477. waarin Nicolaas van Adrichem, abt van Egmond, in zijn waar digheid van Collator der St. Laurenskerk, on der allerlei oeperkingen en zonder verkorting van iemands reenter:, inzonderheid van den Pa- rcchiepastoor, toestaat, om tot vermeerdering van godsdienst en tot gemak van gebrekkige of oude lieden, die wegens hun beroep of lengte van den weg, de parochiekerk dagelijks niet wel kunnen bereiken, behalve de reeds gebrui kelijke H. Missen, nog een andere, op alle Zon- en Aposteldagen te mogen doen zingen met een kort sermoen voor het daar komende volk, door een bekwaam priester, geen regulier, tenzij van des abts convent. Aan de Noordzijde van dit H. Geesthuis moe ten wij de Markt zoeken, en het Waaghuis met één schaal. In 1557 begon men ernstig te denken aan vergrooting, zoowel van de markt als van de Waag. Over de plaats van de vereischte 3 nieu we schalen is toen heel wat te doen geweest. Er ontstond een belangenstrijd tusschen de bewoners van Meent en die van Voor- en Zij- dam. Het ging voornamelijk over een te ma ken brug. Ten slotte werd besloten die te ma ken tegenover het Moordenaarssteegje. Het is de latere Schapenbrug, die echter lange jaren, heel terecht, Kijfbrug heette. Intusschen boden belanghebbenden 2000. aan voor het koopea en wegbreken van 7 hui zen aata het Schapensteegje, bezuiden het H. Geestbuis. Toen het stadsbestuur hiertoe overging, werd aan cle bewoners van Mient, Houttil, Scha pensteegje en Venisse (Fnidsen) een soort baatbelasting opgelegd, ten bedrage van 2400, wegens waardevermeerdering hunner eigendommen. Korten tijd nadien was er weer ruimte te kort. Toen moest het H. Geesthuis er aan ge- looven. In 1566 gaf de Bisschop van Haarlem, Nicolaas v. Niewland, toestemming tot het overbrengen van het gasthuis naar het St. Eli- sabethgasthuis. Het duurde tot 1582, voordat de Waag voor goed in het voormalig H. Geesthuis werd ge vestigd. Er was nu echter veel meer ruimte, dan de Waag noodig had. Toen dan ook de buren van de Houttilstraat in 1587 aanboden, om de kos ten van het maken van een vleeschhal in het gebouw voor te schieten, nam de vroedschap dit voorstel aan. Ook kwamen in 1589 de rederijkers te hui zen boven het Waaggebouw. Zij hadden er ech ter niet lang pleizier van, daar in 1596 dit ver trek werd afgestaan voor zegelhuis en lakenhal der wolwevers. Na het verval van deze indus trie werd het keurkamer voor goud en zilver; in 1886 kwam hier net bureau der rijkstelegraaf, en nadien zetelt er tot op den dag van heden onze V. V. V. Intusschen had de vleeschhal van het „pand" ook al weer plaats gemaakt voor een kisten makerswerkplaats, wachthuis voor den Majoor, en vervolgens voor het verkoopen van z.g. Can- terkaas. Ook de botermarkt werd erin onder gebracht. Het verkoopen van kaas hier eindigde na de marktvergrooting in 1887. Daarmede ging een eigenaardigheid verloren, n.l. het openwerpen der deuren Donderdags, 's morgens 10 uur en het hals over kop binnenstormen der opdrin gende boeren en kaasjongens voor het neerleg gen hunner kaasdekken. Van het Waagrecht hooren we voor het eerst in 1408, toen dit in ruil voor andere rechten en inkomsten, gegeven werd aan de schutters. Na de deelneming der Alkmaarders van alle standen aan den opstand van het kaas- en broodvolk in 1492, werd bij vonnis van Albrecht v. Saksen, Stadhouder van Philips den Schoo- nen, ten behoeve van dezen laatsten verbeurd verklaard de aan de stad of haar ingezetenen verpande of verpachte domeinen, daaronder te recht of ten onrechte begrepen de Waag. De toestand werd toen zoo' dat de stad een jaarlijksche som betaalde aan den landvorst, maar op haar beurt de Waagrechten weer aan particulieren verpachte. In 1557 bedroeg de pacht 760 per jaar. In 1572 1045 's jaars. Na het beleg, toer het zeer bezwarend was voor de stad de 1000 te betalen, werd kwijt schelding van 300 verzocht. De Prins stond dit goedgunstig toe. Toch ging de betaling niet vlot, want in 1579 werden een of meer der re geerders wegens achterstallige pacht gegijzeld. Ja, ook toen had het baantje van „Wethou der" al zijne onaangenaamheden! Opnieuw werd verlenging der toegestane kor ting voor 6 jaren gevraagd, en dit op grond van de onkosten gemaakt bij het uitdiepen van de vaarwateren, maar vooral wegens het maken van een „Verlaat" door de stad Hoorn, aan den Overtoom te Avenhorn, waardoor de boeren van Schager en Niedorper koggen verlokt werden in Hoorn te markten (Dit laatste leidde er zelfs toe, aat onze overheden met gewapende burgera er op 14 September op lostrokken en de gereed liggende materialen verbrandden. Het geschil tusscnen Alkmaar en Hoorn werd op last van den Prins door het Hof van Holland beslecht). Nadat een delegatie van het stadsbestuur naar Amsterdam was geweest, om bij de Staten het Waagrecht -terug te vragen, kwam op 13 Juli 1581 het heuglijke en welbekende be sluit van eten Prins, waarbij ter erkenning en belooning van het gedrag der stad, de Waag met al zijn inkomsten geschonken werd, tegen uitkeering van een jaarlijksche recognitie van ƒ7.— Reeds op het H. Geesthuis stond iets, wat op een toren geleken moest hebben, althans geschikt was tot plaatsing van een uurwerk en het dragen van slagklokken. De heeluurs woog 6300 pond en werd hier in 1487 gegoten door Gobel Moer en had een Latijnsch opschrift, dat in vertaling luidde: „Verheven bescherm heer Laurens, neem de scheuringen weg, op dat wij Christus in vrede van een voorspoe dige wereld mogen dienen." Détail van den Waagtoren: de onvolprezen ruitertjes met daarboven den onvermoeiden klaroenblazer De halfuurs klok, wegende 12098 pond had tot opschrift: gieter is mijn naem, mijn ge- luyt zij Godt bequaem." In 1541 werd al gesproken van een nieuwen toren, toen er 11 klokken tot een voorspel wer den opgehangen. Kapelmeesteren besteedden in 1546 het ma ken van een uurwerk aan. Harek Almersz. le verde het voor 141.60. Het oude uurwerk ging naar Ursem. „Toen eenmaal het H. Geesthuis van be stemming was veranderd en de fraaie voorgevel was gebouwd, voldeed deze toren niet meer. De oude werd in 1595 afgebroken en het ma ken van een nieuwen besteed aan Cornells Pieterz. Kunst, voor 2900. Het werk schijnt niet te zijn meegevallen, want na allerlei moeilijkheden met den aan nemer, kostte het zaakje ten slotte 8900. Met de spits was deze toren 54 M. hoog. Een aardig karwei geschiedde op 12 Juni 1715. Toen werd de toren, die 15 duim naar het Zuid-Westen overhelde, onder leiding der stadsbazen, binnen één uur, door middel van vijzels recht gezet. Het zou nog duren tot 1684 alvorens er werk werd gemaakt van een geheel nieuw klokken spel. De geschiedenis, die hier aan vast zit, is te interessant, om er niet wat langer bij stil te staan. Alkmaar had toen juist een nieuwen orga nist-klokkenist gekregen, Gerard v. d. With uit Hoorn. Deze deed aan het stadsbestuur voor stellen tot algeheele vernieuwing der speelklok ken. Hij had de omstandigheden erg mee; im mers by het opnemen der rekening van den gewezen thesaurier Hendrik de Haes bleek, dat deze een batig saldo van 40.600 be schikbaar had. (Voor onzen huidigen thesau rier v. Slingerland om van te watertanden!). Besloten werd 10.600 van dit extraatje te be steden voor een nieuw klokkenspel. Dit werk bestond uit twee afzonderlijke ge deelten: het gieten der klokken en het plaatsen van toon- en speelwerk. Dit laatste werd op gedragen aan Willem Sprakel, stads-klokke- maker te Haarlem. Voor het gieten werd aangezocht Claude Fremy, stadsgeschut- en klokgieter aan de Baangracht te Amsterdam. Overeengekomen werd, dat deze de oude klokken, 13605 pond wegende, zou overnemen tegen 9 y, stuiver per pond en 35 nieuwe moest leveren in D Komettoon" wegende 14.000 pond tegen 1 gulden per pond. Een oogenblik waren burgemeesteren nog bevreesd, dat de toren zonder klokken in den winter gevaar zou loopen „omverre te weyden", maar de dienst van gemeentewerken alias de stadsbazen stelde hen gerust. Toen kon het afhalen der klokken beginnen. De uursklok kon echter niet door de stijlen. Stukslaan met hamers gelukte ook niet. Deze vergeefsche arbeid werd door het publiek danig bespot, maar ten slotte slaagde de molenaar •Jan Coningh erin, door het afslaan der ooren, op 20 Januari te 2 uur de klok neer te laten. De heer Fremy had intusschen al bericht, de klokspijs hard noodig te hebben. Het water lag echter dicht, en daarom werden 18 speelklok ken door klokkenist-bode en stadstimmerman per slede naar Amsterdam overgebracht (reis- onkosten 25.11). Op 5 Maart gingen de slag- klokken per vaartuig naar Amsterdam. Nu be- maar wel, dat de Alkmaarsche afgevaardigden te 's Gravenhage daar kennis maakten met den Antwerpschen klokkengieter Melchior de Haze. Aan dezen werd nu de opdracht gegeven, welke hij 4 Augustus 1688 gereed had. Een commissie van deskundigen ging naar Antwerpen om te keuren. Eigenaardig mag het heeten, dat één der leden van deze com missie was Jacob Claerens, pastoor te Haas trecht en superior der Jezuïten in de Holland sche Missie. Nu was het gelukkig goed en 28 Augustus, des avonds te half zes, arriveerden de klokken voor de Waag, waar een talrijke menigte het schip opwachtte. Toen kon Sprakel aan den arbeid gaan voor het monteeren: van ton, hamers enz. Eindelijk na elf jaar zwijgen kon op den 26en October, tusschen 3 en 4 uur v.d. With voor het eerst zijn klokken bespelen. Hier volgt zijn programma: Psalm 65: Men looft u Heer met stemmen reyne, Bellinde, Petite Bergère, Wilhelmus, Ballet van Alkmaar, Ontzet van Alkmaar, Lofzang van Maria. Eerst op 12 November konden de klokken voor het eerst met de ton gehoord worden. Voor uurslag werd gehoord Psalm 68, op het eerste kwartier Gavotte royal, voor het half uur Wilhelmus en op het laatste kwartier Stokkendans. Natuurlijk zijn er in den loop der tijden aan toren en klokkenspel herhaaldelijk nog verbe teringen en herstellingen verricht, maar de klokken die nu op marktdagen het zeer tal rijke bezoek zoo in bewondering brengen, die op nationale feestdagen hun vaderlandsche liederen over de stad uitstrooien, die op de stille zomeravonden, zoo meesterlijk bespeeld door den heer P. v. Langen, burgers en vreem den belangstellend doen luisteren, het zijn de producten van den kunstvaardigen Melchior de Haze. Wèl mocht deze in zijn dankbrief aan het stadsbestuur schrijven: ende ik hope, dat UEd. Achtbaren sullen volle genoegen hebben, benefens de toehoorders noch honderde jaren in mijn werek." De zware luiklokken worden weinig meer gebruikt. Vroeger galmden hun roepende stem men over de stad, wanneer er nood was. Waag en Waagtoren, zooals een kundig vakman die in koper wist te vervaardigen Wie mocht denken, dat de Alkmaarders steeds zeer Kalm den Ontzetdag vierden en moeilijk uit de plooi konden ko men, moet er maar eens het boekje van den bekenden, vroegeren gemeente-archivaris C. W. Bruinvis op na lezen. Hij of zij zal dan tot de conclusie komen, dat eer het tegen deel het geval geweest is en dat de Alkmaar ders het zelfs wel eens zoo bont gemaakt heb ben, dat de militaire macht er aan te pas moest komen om de orde te kunnen handha ven. We zullen ons veroorloven het een en ander uit dit geschriftje van Bruinvis aan te halen. Bruinvis vertelt dan, dat reeds in de 17e eeuw een verordening of keur bestond, waarin het werpen met een voetzoeker op straffe van een boete van 6.(toentertijd een groot be drag) werd verboden. Deze verordening, de oud ste die daaromtrent bekend is dateert van 1625, werd herhaaldelijk bekrachtigd en aangevuld, zoodat eindelijk in 1705 de schrik er bij cte Alkmaarders een beetje in kwam en men een paar jaar zich kalm gedroeg. Maar- in het jaar 1772, toen den Briel het tweede eeuwgetij^ zij ner inneming luisterrijk had gevierd, begonnen de Alkmaarders aanstalten te maken het ont zet hunner stad weer ijverig te vieren door het afsteken van vuurwerken. Het viel hun toen wel erg koud op hun lijf, toen de Vroedschap cte oude verbodsbepalingen nog eens flink on der hun aandacht bracht. De teleurstelling, zoo vertelt Bruinvis, uitte zich in een „Smeek schrift aan de Edel Groot Achtbare Vroed schappen van Alkmaar", dat in den nacht van 2 op 3 October aan de Waag werd aangeplakt en als volgt luidde: „Groot achtbre magistraat, was 't niet uw burgerij, die met het spaansch geweld due d'Alba's dwingelandij Manmoedig ging te keer en dreef ze vancle wallen, Tweehonderd jaar geleen? En wierden we ever- vallen van fransch of spaansch geweld, nog zou het burgerbloed Voor de achtbre overheid, met nieuwen leeu wenmoed, Den vijand gaan te keer met zwaard en pek- hoepslingren. Nooit is iets dergelijks zegt een aanteeke- naar van zoodanige yuurwerken vertoond! Nooit zijn er op één plaats tegelijk zooveel zwervers aangestoken en geworpen! De lucht scheen van rook en vuur aaneen te hangen en de aarde op duizend plaatsen tegelijk vuur te braken. Spoedig nam de overheid maatregelen om een dergelijke 8 Octoberviering tegen te gaan. Zij noemde de bedrijvers der baldadigheden „eene menigte van onbezonnen en spoorlooze burgers en van buiten inkomende menschen, die scho ten met vuurroeren, pistolen enz. en voetzoe kers, klappers en moordslagen wierpen van een importante grootte en zwaarte, die vul lend met speciën, waardoor menschen en ge bouwen niet onbeschadigd zijn gebleven." Al die maatregelen gedurende de volgende reeks jaren hielpen niet veel, want cle Alk maarders lieten zich niet gemakkelijk van hun liefhebberij, die door de overheid „een schier onverwinbare drift bij vele ingezetenen" ge vonden werd, „hoe geschikt de Burgerij dezer Stad anders ook zij." En evenvaak als de over heid verboden en maatregelen afkondigde ver zond de burgerij, de voornaamste ingezetenen aan het hoofd, adressen om ontheffing van de ai te strakke verordeningen. In het laatst van de 18e en het begin van de 19e eeuw scheen de liefhebberij voor het af steken van vuurwerk toch wel sterk vermin derd te zijn, want de kronieken vermelden er uit dien tijd zeer weinig over. Omstreeks 1834 moet de drift tot het afsteken van vuurwerk echter weer aardig zijn opgekomen. In dat ge noemde jaar werd tenminste weer een streng verbod uitgevaardigd tegen het afsteken van vuurwerk en het branden van pek- of teerton nen. Gelukkig werd het afsteken van vuurwerk bij feestelijke gelegenheden onder beperkende bepalingen toegestaan, zoodat de Alkmaarders niet geheel van hun vreugde verstoken wer den, al maakten zij van dit voorrecht meer dan bescheiden gebruik. Nu smeekt u de onderdaan: ai, zie toch door de vingren, Als 't vuurwerk is gedaan, dat dit eeuwgetij Elk burger zich vermaak, laat dan voetzoekers viij Langs straat of in de lucht al heen en weder zwieren, Dan zal men vergenoegd dit tweede eeuwfeest vieren; De voorraad is te groot, maar eerbied en ontzag Eischt, dat m'uw wetten volgt, zelfs op deez' vreugdedag, Maar waar toch zal men zulk een grooten voor raad bergen? Verkies één nacht vol vreugd veeleer dan lan ger tergen. Duldt maar na middernacht, dat ieder zich verheugt, Geeft aan den onderdaan voor 't laatst nog deze vreugd, Dan zal men na deez' tijd, als trouwe onder zaten, Met eerbied en ontzag steeds volgen uw placaten. Dit maakte indruk op de autoriteiten en men liet het afsteken van voetzoekers ooglui kend toe. De volgende jaren werd de keur niet vernieuwd, zoodat men zich al spoedig in toe nemende mate aan het oude vermaak overgaf. Totdat men het in 1776 te bont maakte. In den avond van 3 October van dat jaar vloog zelfs bij den president-schepen, Mr. Anthonie van Westhoven, die tijdelijk het schoutambt waarnam, een krachtige voetzoeker door de glazen, de paneelen der binnenluiken vernie lende, de zonneschermen en gordijnen in brand stekende. .Dit voorval was het sein voor de overheid weer strenge bepalingen op het af steken van vuurwerk in het leven te roepen. Zelfs werd de boete van ƒ6.verhoogd tot 18.voor de helft ten bate van eten hoofd officier en voor de andere helft ten bate van den aanbrenger. Bovendien werd niet alleen den gerechtsdienaars opgedragen op straffe van tijdelijke ontzetting uit het ambt de koopers en verkoopers van vuurwerk terstond te grij pen en voor de balie te sleepen, maar ook de stacls-stille- en klapwachts, kaas- en zakken dragers, stads-timmer- en metsellieden, alle an dere stadswerklieden, leveranciers en bedien den. Dit verbod veroorzaakte veel ontevredenheid onder de burgerij; het was, zoo beweerde men, nu geen tijd een verbod uit te vaardigen, ter wijl ieder zijn voorraad vuurwerk reeds in huis had. Des middags vlogen toch enkele voetzoekers De Schermer Poort te Alkmaar, in welker over het Waagplein en des avonds, toen het plein cteor twintig wachters werd bewaakt, vlo gen telkenmale, onder groot gejuich van de menigte, de voetzoekers in het rond. Hierbij deed zich een vermakelijk voorval voor, door Bruinvis aardig verteld. Aan de overzijde van de gracht (vermoedelijk den Voordam) zat een heer met zijn buren op de stoep het spel aan te zien; een hunner wierp een bijna afgebrand stukje kaars over de deur op straat, hetwelk uitging, toen iemand er zijn pijp aan wilde opsteken, waarop bedoel de heer een brandend stukje kaars op den kant der gracht deed plaatsen. De wachts, clit ziende, schoten toe en sloegen het in het water, hetgeen een heftige woorden wisseling ten gevolge had. De heer liet toen een ander stukje kaars brengen en plaatste het op de leuning van zijn stoepplank, zeggen de, dat geen duivel het hart moest hebben het daarvan weg te slaan. Inmiddels was er veel volk bijeengekomen, zoodat twee der wachts door het gedrang bijna te water geraakten. Na nog wat gepraat en gemor ging iecter zijns weegs. De heer van den Voordam was des morgens bij den president-schepen ontboden, doch had gezegd te zullen komen, als het hem goed dacht. Hij voldeed na de micldagpreek (het was toen Zondag) aan de oproeping en vernam toen, dat hij voor zijn gedrag van den vorigen avond een boete van 1000 ducaten moest betalen. Op al lerlei wijze beangst gemaakt, trachtte hij het voor ƒ600.af te maken, doch dit geleek niets en hij vertrok ongetroost. Naderhand ctezen en genen gesproken hebbende deed hij den pre sident weten, dat hij zijn aanbod van 600. terugnam en niet voornemens was een pen ning te geven, als zijnde nu beter onderricht. Hoe deze zaak beëindigd is vincten we niet ver meld. Intusschen waren de burgers bijeengekomen om over den toestand te beraadslagen. Zij be sloten vergunning te vragen voor het afsteken van het vuurwerk op een stuk land buiten de stad. Dit werd toegestaan. Voor gezamenlijke rekening werd het terrein voor het feest in orde gemaakt, een groote tent werd opgericht en vier vrachtwagens werden gehuurd, om de piktonnen, kisten en manden met vuurwerk naar het veld te vervoeren. Het aantal deel nemers, die allen in de kosten bijdroegen, be liep 58. Den volgenden Dinsdagmorgen vertrok de stoet van den Steenenbrug. Een 25-tal lieden met muskietenbroeken aan en met kleurige linten versierde schippersmutsen op het hoofd, vervolgens twee wagens met vuurwerk, daar na twee met piktonnen en eindelijk een groote menigte volks. Te 6 uur werden de piktonnen in brand gestoken en begon het werpen der voetzoekers door alle liefhebbers tegelijk. Het bekende Huis met den Kogel (links boven in den hoek) te Alkmaar, hetwelk tijdens het beleg van het Spaan sche bombardement te lijden had,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 14