Triomf van den geest over
techniek
9(dvcï&aal den dag
DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
de uren gaan
V O O R B IJ I
de stichting van de
DONDERDAG 22 OCTOBER 1936
MI VA
.i, r.
Het fooienstelsel
In sommige Engelsche hotels staat
ontslag op het aannemen
van drinkgeld
2
Hij zette zich 11CIlateilSCllCLp I
achter zijn
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Hit het fransch vertaald
Het zal U bijzonder smartelijk treffen te
vernemen, dat Pater Otto Fuhrmann in
Ovamboland den 2en Juli gestorven is.
Nadere mededeelingen over zijn verscheiden
ontbreken nog."
Aldus de tekst van een telegram van den
Overste der Oblatenorde, gericht aan Pater
Paul Schulte O.M.I.
Paul Schulte en Otto Fuhrmann waren in de
Orde der Oblaten voor de voltooiing van hun
Priesteropleiding, toen de noodlottige Augustus
maand van het jaar 1914 aanbrak en daarmee
fle wereldoorlog. Opgeroepen tot den strijd,
kwamen beide vrienden in hetzelfde regiment.
Lange en bange jaren brachten zfj te zamen
door. Veel leed ging over hun hoofden, maar
hun vriendschap werd nimmer verstoord. Trouw
bleven Paul Schulte en Otto Fuhrmann bijeen,
totdat het hospitaal hen scheidde. Na te zijn
hersteld van de bekomen verwondingen ging
Otto Fuhrmann naar het Italiaansche front,
terwijl Paul Schulte naar Palestina werd ge
bonden.
In Palestina maakte Schulte nader kennis
met het vliegtuig. In het laatste jaar van den
oorlog vroeg en kreeg hij verlof als passagier
een vliegtocht mee te maken met een Turk-
sohen vliegenier van een afdeeling, welke naast
de zijne gelegerd was. Ondanks het feit, dat de
landing zoo slecht verliep, dat de vogel met
ajn neus in den grond boorde en danig bloedde,
maakte deze tocht hem geestdriftig voor het
Vliegen. Hij diende een verzoek in bij de leger-
autoriteiten en door aanbeveling werd hij als
veserve-officier bij de vliegtuigafdeeling over
geplaatst naar Duitschland, om daar zijn op
leiding te voltooien.
Intusschen spoedde de oorlog ten einde en
üe dag brak aan, dat de troepen naar het va-
herland terugkeerden. Zoowel Paul Schulte als
Otto Fuhrmann zetten hun priesterstudies
Voort. Na het ontvangen van de H. Priester
wijding vertrok Pater Fuhrmann naar de missie
hl het hartje van Zuid-West-Afrika, terwijl
Pater Schulte in het vaderland bleef, nadat hij
°P zijn aanvragen om ook naar de missies te
mogen gaan, een weigerend antwoord had ont
vangen.
Het leven hernam nu zijn gewone aanzien,
tot op het oogenblik, dat Pater Schulte, op
missie-prediking te Berlijn zijnde, werd opge
schrikt door de tijding van den dood van zijn
Vriend en mede-broeder.
Op expeditie zijnde in de binnenlanden van
Zuid-West-Afrika was Pater Fuhrmann door de
Vermoeienissen en ontberingen van het lang
durige trekken door de woestenijen zoodanig
Verzwakt, dat de malaria een gemakkelijke
Prooi in hem vond. Opgenomen door de schou
ders der inboorlingen werd het doodzieke li
chaam dagen achtereen voortgesleept, geschud,
gestooten, gestompt. Het was een hopelooze
tocht. Dagenlang nog zou men moeten trekken,
Vooraleer een hospitaal werd bereikt. Het ster
vende lichaam zou deze reis niet volbrengen.
Na een langen lijdensnacht overleed Pater
Puhrmann bij gebrek aan medische hulp. Zelfs
Seestelijke bijstand kon hem in deze laatste
dren niet worden verleend.
Zoo stierf Pater Schulte's trouwe kameraad.
Nen heldhaftig priester en missionaris, pionier,
°P een ver vooruit geschoven post, viel na de
Uitputtingen van een zware expeditie ten prooi
Uan een afschuwelijke ziekte.
Maar was er dan geen enkel middel om dit
kven te redden! Is het dan noodig,' dat zulke
kostbare menschenlevens geofferd worden,
menschenlevens waarvan het zieleheil van zoo-
Veel duizenden heidenen afhangt!
Wanneer de middelen maar voorhanden zijn
°m snel te helpen. In twee en een half uur had
Ue zwaar-zieke met een vliegtuig een Euro-
Peesch ingericht ziekenhuis kunnen bereiken,
indien hij in plaats van een ossen- en muil-
ezeikaravaan, met welke hij, zooals hij schreef,
soms ondanks de grootste inspanning niet meer
«an 10 KM. per dag vooruitkwam, ook voor de
"90 K.M. lange heenreis een vliegtuig ter be
schikking had gehad, was hij in het geheel niet
Vermoeid geworden. De nu voor Pater Fuhr
mann met den dood eindigende expeditie ware
een pleizierreisje geweest, zoo hij het met een
Vliegtuig had kunnen maken.
1 Het is verschrikkelijk te moeten toezien hoe
de besten onder ons sterven, ofschoon een bij
zonder voor het doel geëigend verkeersmiddel
ter beschikking is om talrijken missionarissen
het leven te behouden of te verlengen. Ja,
waarlijk, de invoering van het missievliegtuig is
voor het missiewerk van het allergrootste be
lang.
Duizenden handen heffen zich smeekend om
hoog uit de steppen van Mongolië, uit de oer
wouden en zandwoestijnen van Afrika, uit de
sneeuwhutten van de Eskimo's, in een bede van
het heidendom aan de beschaving: Komt en
helpt ons met Uw snelle verkeersmiddelen.
Dat waren de gedachten, welke door het
hoofd van Pater Schulte kruisten bij het lezen
van de doodstijding van zijn dierbaren vriend.
Die gedachten lieten hem niet meer los. Het
vliegers- en priesterhart was er door geraakt,
en geest en hart werkten samen om de ge
dachte om te zetten in de daad: de organisatie
van de beschaafde menschheid om aan de mis
sies moderne verkeersmiddelen te kunnen ver
schaffen.
Pater Schulte vroeg en verkreeg een voor
waardelijke toestemming van Rome, op grond
van de verwachting, dat de Junkers-Werke
vliegtuigen ter beschikking zou stellen. Zoo
eenvoudig en gemakkelijk zou de stichting van
de MIVA echter niet verloopen.
Nadat de missiebisschop Mgr. Gotthard tele
grafisch het idee had goedgekeurd, ontwikkelde
hij in een daaropvolgend schrijven zoovele be
zwaren, dat dit gelijk stond met een afwijzing.
De Junkers-Werke, hoewel overtuigd en goed
gezind voorstander, moest zich om verschillende
redenen terugtrekken. Ten laatste weigerde ook
de geestelijke overheid haar toestemming.
Pater Schulte liet echter niet allen moed zin
ken en ondanks de ontmoedigende antwoorden
van de ingeroepen medewerking, werkte hij
ijverig voort aan de verwerkelijking van zijn
plannen.
In Januari 1927 kwam het eerste succes en
wel in een audiëntie met Kardinaal Schulte,
die het werk van zijn naamgenoot zegende en
veel succes toewenschte. Toen eenigen tijd
daarna de president van het Pauselijke Liefde
werk der Heilige Kindsheid hem een groote
gift schonk, was de eerste steen voor de MIVA
gelegd.
Bijna tien jaren bestaat thans dit missie
werk.
Katholieke eensgezindheid, de apostolische
geest van ontelbare geloofsgenooten, brandend
idealisme en ijzeren doorzettingsvermogen, heb
ben in die tien jaren weten te bereiken, dat
ruim 500.000 R.M. werden bijeengezameld,
waarvoor meer dan 170 verkeersmiddelen aan
de missies konden worden geschonken.
Een tachtigtal personen-auto's, een twintig
tal vrachtauto's, een veertigtal motorrijwielen,
een tiental motorbooten en een twaalftal vlieg
tuigen verlichten nu den zwaren missie-arbeid
en vertienvoudigen de krachten der arbeiders.
MIVA
U dacht immers, dat u nog best
vóór die andere auto het kruispunt
kon passeeren! Maar langs
den weg moet u dat niet „den
ken", u moet 't zeker weten!
v .--.
Op een tentoonstelling te Berlijn werct o.m. de groote beteekenis van het
brood voor de voeding aanschouwelijk voorgesteld. Hier ziet men een berg
van 800 brooden, die in den loop van een jaar door een gezin, bestaande
uit vijf personen, worden opgepeuzeldwanneer menzooals wensche-
lijk wordt geoordeeld, aanneemt, dat een hoeveelheid van 200 K.G. brood
per persoon en per jaar noodig is
Het in de meeste continentale landen,
naar wij meenen op Duitsch voorbeeld
ingevoerde stelsel, volgens hetwelk op
hotel- en restaurant-rekeningen 10 pCt. van
het totaal bedrag geboekt wordt voor „bedie
ning", heeft in Engeland nooit ingang gevon
den. In sommige Londensche hotels en res
taurants is het fooienstelsel gebannen, en wor
den bedienden, die een fooi aannemen, met
ontslag gestraft, maar slechts weinige dier in
richtingen rekenen iets voor bediening aan.
Meestal stellen zij haar clientèle in kennis
van het fooienverbod door middel van gedruk
te mededeelingen, waarin gezegd wordt dat het
personeel voldoende gesalarieerd wordt. Toch
worden op zoodanige „heimelijke" wijze, dat
de zaalchefs het niet merken, in zulke res
taurants veel fooien gegeven, vooral op de wat
hoogere rekeningen, maar het personeel
„vischt" er niet naar, en het drinkgeld be
draagt ook zelden tien procent, maar al
naar de vrijgevigheid van den bezoeker
ronde bedragen van een of twee shillings.
Merkwaardig is het dat terwijl in Engeland
zoo weinig neiging bestaat tot afschaffing van
het fooienstelsel, dit systeem hier siteeds
veel minder ontwikkeld geweest is dan op het
vasteland hetgeen wellicht hiermede ver
band houdt, dat Engeland nooit een toeristen-
land geweest is. Nog in de eerste jaren dezer
eeuw werden in kleinere provinciehotels zelden
fooien gegeven, behalve aan die leden van het
personeel, die den gast bijzondere diensten be
wezen hadden.
Engelschen, die op het vasteland gereisd
hebben, zijn weinig ingenomen met het daar
thans vrij algemeen ingevoerde stelsel. Zij be
weren, dat het personeel, ondanks de 10 pro
cent, die op de rekening komen, minstens even
zeer op fooien uit is als hotel- en koffiehuis
bedienden in Engeland, vooral tegenover bui-
tenlandsche gasten. Tot nu toe meeade men
dat de leiders van het hotel- en restaurant-
wezen in Engeland deze opvatting niet deelden,
en gaarne het continentale systeem ingevoerd
zouden hebben, wanneer zij niet gevreesd
hadden hierdoor het publiek te ontstemmen.
Op de te Llandudno, de groote badplaats aan
de Noordkust van Wales gehouden jaarlijksche
conferentie van den Bond van Britsche hotel-
en restauranthouders, is evenwel het tegendeel
gebleken. Met overweldigende meerderheid heeft
de conferentie zich uitgesproken voor hand
having van het bestaande fooienstelsel.
De bezwaren daartegen werden van verschil
lende zijden toegelicht. De loonen zijn berekend
op een raming van het bedrag, dat iedere be
diende gemiddeld per week aan fooien ont
vangt, maar vaak zijn de resultaten niet in
overeenstemming met de ramingen. Een be
diende, die het ongeluk heeft dat hij een paar
weken lang eenige bijzonder schriele gasten
onder zijn hoede heeft, komt geld te kort, en
kan zelfs in moeilijkheden geraken. Dit zal
vooral voorkómen in kleinere hotels. Verder
merkt men in plaatsen, die veel door vreemde
lingen bezocht worden, op dat dezen sinds de
gedeeltelijke afschaffing van het fooienstelsel
in hun eigen land, in geringere mate dan vroe
ger de „fooien-mentaliteit" bezitten. Een an
dere, doch reeds zeer oude klacht is dat
vreemdelingen, niet gewoon aan het Engelsche
muntstelsel, in de meening verkeeren, dat zij
10 procent geven door den bediende 1 penny
op de shilling te betalen. In werkelijkheid is
dit maar iets meer dan 8 procent.
Erger is opzettelijke schrielheid van gasten.
De eigenaar van een hotel te Llandudno, die
meende dat Engeland ten slotte het continen
tale voorbeeld zal moeten volgen, deelde het
geval mede van een dame, die na een half jaar
in zijn hotel vertoefd, en haar maaltijden vaak
op haar kamer gebruikt te hebben, het kamer
meisje een fooi van 2 s. 6 d. gaf. Een hotel
directeur te Norwich vertelde dat een echt
paar na een langdurig verblijf vertrokken was
zonder fooi te geven. Hij schreef hierop den
man, dat indien deze niet 10 procent betaalde
voor de door het personeel bewezen diensten,
het hotel voortaan voor hem gesloten zou zijn.
De directeur ontving hierop een cheque voor
het verlangde bedrag.
Ondanks deze „onthullingen" vereenigde
de Conferentie zich met de meening van een
gedelegeerde uit Brighton, die zeide, dat de
zaak geheel aan de cliënten moet worden over
gelaten. Willen dezen 10 procent betalen
des te beter, maar zij mogen hiertoe niet ge
dwongen worden.
Ben je dan zoo weinig op de hoogte, dat
je mij nog moet vragen hoe je het aan
moet leggen om het gansje van een Ma
rianne te dwingen tot het leggen van gouden
eieren, zelfs al ben je op huwelijksvoorwaarden
getrouwd? Dreig haar met faillissement, met
een revolver, met vergiftiging, met opzending
naar een krankzinnigengesticht en je zult zien,
dat ze je op haar knieën zal smeeken, haar
niet zoo te folteren. En het geld zal je toe-
stroomen, geloof mij. Trouwens, je hebt nooit
bijzonder veel moeite behoeven te doen om aan
het aardsche slijk te komen; de laatste maan
den had je het ook maar voor het grijpen!"
Met een hatelijk-harden lach had Sluwance
afscheid genomen, nog andere bezigheden
wachtten dezen advocaat voor kwade zaken.
Het lijk-witte gelaat van markies Dumont
rustte een wijle in zijn welverzorgde handen,
de blauwe oogen staarden in de richting, waar
in Sluwance de studeerkamer had verlaten, een
beklemmende stilte heerschte alom.
Een ongewoon heftige slag op den gong
dreunde plots door de gangen; enkele oogen-
blikken later opende zich onhoorbaar de zware
deur, die door een gordijn aan het oog onttrok
ken was, en een in nauwsluitende livrei ge-
kleede lakei trad binnen.
„Uwe Hoogheid heeft naar mij gevraagd?"
klonk monotoon de stem uit den hoek.
„Is mr. Sluwance al vertrokken?" een hui
vering ging door Dumont's lichaam bij het uit
spreken van dien naam, die voor hem een
nachtmerrie was.
„Zeker Hoogheid."
„Is de post nog niet bezorgd?"
„Neen, Hoogheid."
„Ze is heel laat vandaag!" stoof Dumont op
„inderdaad, Hoogheid," antwoordde onbe
wogen de bediende.
Haast onmerkbaar wierp de lakei een blik
naar zijn werkgever, die de laatste maanden
aan oen eindelooze ochtendziekte scheen te
laboreeren, dan maakte hij een correcte bui
ging en was even later achter het gordijn ver
dwenen. Op de gang schouderschokte hij en
kele malen, knipoogde tegen een dienstmeisje,
dat zenuwachtig kirrend langs hem heen ging
en verdween dan in de bedienden-kamer aan
het einde van de gang, waar hij zich gemak
kelijk installeerde. „Zal mijn goede humeur
door zijn pbui laten bederven; moet-ie
vroeger opstaan."
Het voorwerp van deze weinig loffelijke cri-
tiek liep ondertusschen rusteloos zijn kamer op
en neer. Duistere gedachten besprongen hem
van alle kanten. Hoe was het mogelijk, dat
hij, markies Dumont, die door iedereen, tot
uren ver in den omtrek, voor den rijksten man
van de streek gold, zich had moeten vergrijpen
aan gelden, die hij onder zijn beheer had als
curator van de nalatenschap van baron Flou-
chere. Och, waarom verdiepte hij zich daar nu
nog verder in, morgenochtend om 10 uur zou
de acte door den notaris verleden worden en
was de millioenenerfenis toch voor hem. Tot
nu toe was er niemand komen opdagen, die
zich uitgaf als een afstammeling van wijlen
baron Flouchere, waar maakte hij zich nu toch
zorgen over! Ja, hij had zich beter niet kunnen
inlaten met zoo'n doortrapt individu als Slu
wance, maar gedane zaken nemen nu eenmaal
geen keer. Dat hij nu ook juist hèm moest
ontmoeten, toen hij door grof spel aan de rou
lette in moeilijkheden was geraakt. Een ge
niale schurk, die Sluwance. Zelfs al zou, door
een of andere onmogelijk te voorziene omstan
digheid morgen de zaak niet afgehandeld kun
nen worden, dan nog zou Dumont zich uit zijn
groote financieele zorgen kunnen redden door
met spoed zijn huwelijk met Marianne, de
beeldschoone dochter van den rijken bohémien
Flondrion, door te drijven. En dat zou gerust
niet zooveel voeten in de aarde hebben. Het
markiezen-kroontje was voor die pronk-grage
burgers als spek met odeur. Maar hfj moest
per sé trouwen op huwelijksvoorwaarden: als
ze hem met een faillissement te lijf gingen,
bleven ze tenminste van het geld van zijn
vrouw af, en daar moest hij toch den „grooten
heer" van uithangen.
Inmiddels hadden Piet en Drein Wat te eten besteld. Ze
hadden een reusachtigen honger, en nadat Piet zijn petje onder
de tafel had gestopt, bestelden ze alles wat op de spijskaart
stond benevens vijf sigaren. De kellner vond die bestelling wel
een beetje gek, maar zorgde toch, dat alles zoo gauw mogelijk
op tafel stond.
Na den maaltijd staken Piet en Drein een groote sigaar op
en begonnen op him eigen houtje parmantig door de vertrek
ken te wandelen, tot groote verbazing van de boeven, die hen
langzamerhand als een paar spionnen begonnen te beschouwen.
Opeens kwam Piet tot de ontdekking, dat hij zijn petje onder
tafel had laten liggen, maar aangezien hij de tafel niet meer
terugvinden kon, begon hij overal de tafellakens op te lichten.
„Zie je wel',, zeiden de roovers tot elkaar, „dat is een geheime
politie-agent."
Een bescheiden klopje op de deur, als gold
het een ziekenkamer, werd met een bruusk „ja"
beantwoord en deed hem het hoofd omwenden.
„De post, Hoogheid." Even onverstoorbaar
als hij gekomen was, verdween de lakei.
„Een brief van Marianne, wat ter wereld
haalt die aan de hand. Waarom schrijft ze
me, anders bedient ze zich toch ook altijd van
de telefoon," ritste hij de enveloppe open. Zijn
oogen snelden over de keurig geschreven let
ters, verbazing teekende zich op zijn gelaat,
dat even later aschgrauw werd.
„Be ben vanmorgen met papa onverwachts
voor een veertiendaagsche trip naar Italië ver
trokken. Het kwam heel onverwacht en op zoo'n
vervelend tijdstip, dat ik je niet kon bellen...."
Als wilde hij ze van buiten leeren, zoo herhaal,
delijk las hij deze twee zinnen, die, ontdaan
van alle franje, de beteekenisvolle inhoud
van dit naar duur parfum riekende briefje wa
ren. Een tweede
brief was die van
mr. Blécourts, I T\p
advocaat en pro-
cureur te Parijs. 7
schrijftafel, open-
de den brief zorgvuldig en las:
Hoogheid,
Deze is dienende u te berichten, dat mij
heden uit Berlijn een schrijven gewerd,
waarin werd medegedeeld, dat op de mor
gen ten kantore van notaris Versans te
houden vergadering, betrekking hebbende
op de nalatenschap van wijlen baron Flou
chere, door den heer August Bührheim uit
Berlijn als wettige afstammeling aanspraak
daarop zal worden gemaakt.
w.g. Blécourts.
Enkele oogenblikken daarna reed Dumont
op de meest roekelooze wijze in zijn wagen
over den nauwen straatweg, die hem binnen
een kwartier naar de villa van mr. Sluwance
leidde. Even later zat het tweetal tegenover
elkaar in de zorgvuldig gesloten kamer.
„Wat voert Uwe Hoogheid naar deze nederige
woning?" kuipte Sluwance, onderwijl met zijn
kraaloogen Dumont nauwlettend observeerend.
„Klets niet van dien nonsens," en meteen
duwde Dumont den advocaat beide brieven in
de handen. Lees!"
„Wat bedoelt Uwe Hoogheid, dat u mij deze
brieven ter lezing gaf?"
„Ellendeling," flitste het door Dumont's ge
dachten. ,nu wil je het doen voorkomen, alsof
je van den prins geen kwaad weet."
„Je moet me heipen; 't hindert niet wat het
kost!" hijgde Dumont.
Geruimen tijd werd het gesprek op fluiste
renden toon voortgezet, voor het meerendeel
was het Sluwance, die het woord voerde en een
duivelsche plan uitdacht.
„'t Zal niet anders kunnen." Met deze woor
den nam Dumont afscheid.
Terwijl aan het Gare du Nord twee correct
gekleede heeren onophoudelijk heen en weer
drentelden, vanuit een hotelkamer bespied door
enkele rechercheurs, bij wie ze als zware jon
gens bekend waren, wachtte Dumont in de
villa van Sluwance op het bericht, dat zijn
eenige behoud zou beteekenen, nl. de geslaagde
ontvoering van August Bührheim. Wel had de
telefoon enkele malen gerinkeld, maar steeds was
de boodschap: hij is nog niet aangekomen.
Uitermate zenuwachtig, verliet Dumont om
kwart voor tien de woning, om zich naar het
kantoor van notaris Versans te begeven. Dui
zend en een gedachte hielden hem bezig. Brtf-
taal doorzetten leek hem de eenige mogelijk
heid op behoud.
In dé eenvoudige kamer wachtte, behalve de
notaris en zijn klerk, de heer Blécourts. Zijn
bruin-leeren tascn lag voor hem op tafel. Nau
welijks had de klok tien uur geslagen, of de
notaris deed voorlezing van de laatste wils
beschikking van wijlen baron Flouchere, gestor.
ven te Parijs den 5den Juli LI., waarin werd
bepaald, dat zijn geheele vermogen, dat hij op
fr. 2.000.000 raamde, zou komen aan zijn wet
tige (n) nakomeling (en). Indien „na herhaal
den oproep in de dagbladen, mocht blijken dat
geenerlei persoon uit dien hoofde aanspraak
kon doen gelden, zou de geheele nalatenschap
komen aan markies Dumont."
„Mij zijn zoo even," vervolgde notaris Ver
sans, „door mr. Blécourts uittreksels van ge
boorteregisters ter hand gesteld, waaruit on-
omstootelijk is komen vast te staan, dat August
Bührheim de eenige wettige nakomeling van
den ontslapene is. August heeft Parijs niet
tijdig voor deze bijeenkomst kunnen bereiken,
daar hij aan de grens werd opgehouden in ver
band met pas-formaliteiten."
Versans vervolgde:
„Ik betreur het ten zeerste, dat mij heden
morgen ten kantore van de Créditbank is ge
bleken, dat een bedrag van fr. 47.000 door den
curator markies Dumont onrechtmatig aan de
nalatenschap is onttrokken, in verband waar
mede ik het noodig heb geoordeeld het parket
in te lichten, dat besloten heeft tot
De laatste woorden van den notaris hoorde
Dumont niet meer. Reeds werd de deur achter
hem geopend en een zware stem ordonneerde:
„In naam der wet, gy zijt mijn gevangene."
In de villa van Sluwance knalde een cham-
pagnekurk.
,3a, ha, prosit, Dumont. Van je fr. 25.000
voor rechtskundige adviezen, kan ik me deze
luxe wel eens veroorloven!"
A IT* A >C °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* *7 CH bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7 CH m bij een ongeval met H
M I .1 .P. A jij r. |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A tlv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f UV/» doodelijken afloop v
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
HOOR CHRISTINE KAMP
''■"iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinïïiï
47
.,Ga heel zacht met hem om," zei haar vrien-
U1h. „Hy is zoo zwak!"
Zij antwoordde niet, haar gelaat vertoonde
strakke, strenge uitdrukking. Het was te
,leh, dat zij boos was op den ondankbare, die
aar verlaten had, maar toen zij hem zag lig-
rjn, onbeweeglijk, doodsbleek, scheen heel haar
™ezen zich te ontspannen onder een opwelling
ah medelijden. Zij boog zich over hem heen
®h fluisterde: „Spreek nietEr wordt goed
°°r je gezorgdJe zult wel genezen!"
.Maar het kindhet kind?" Zijn stem was
Iha niet te hooren.
Zij durfde hem de smartelijke waarheid niet
bekennen, maar hij begreep het door de uit-
8(fbkking Van wanhoop, die in haar oogen
Uilde, en haar oogleden trilden, alsof zij
«en
vreeselijken angst wilden verbergen.
»Ik zou hem willen zien!" smeekte hij.
•.Later!" probeerde zij te zeggen.
"Neen dadelijk!"
2ii kon niet anders zü moest hem de wieg
laten brengen. Hij richtte zich een beetje op
om naar het wasbleeke gezichtje te zien, waar
bijna geen leven meer in was. En toen, o, won
der! Een laatste straal van bewustzijn gleed
over het gelaat van het kind en het mondje
vertrok om een flauwen glimlach te vormen,
die zich scheen te richten tot de engelen in het
Paradijs.
De vader greep een der reeds koude, slappe
handjes. Hij kuste het hartstochtelijk, dan liet
hij zich op het kussen neervallen, verstikt door
snikken.
De jonge vrouw gaf Yocheppa een teeken om
de wieg uit de kamer te brengen en toen de
deur weer gesloten was, drukte zij den ge
wonde in haar armen met 'n bijna moederlijk
gebaar. „Had je hem toch een beetje lief?"
fluisterde zij.
Hij hief het hoofd op. ,,Ik beminde hem meer
dan je kunt vermoeden, maar hü was mijn
levend verwijt."
Zij vermoeide hem niet langerde dokter
had vooral aangedrongen op stilte en rust....
maar zij bleef bij hem als een zoete tegenwoor
digheid, tot hij in slaap was gevallen.
De dag brak aan toen zij eindelijk de kamer
verliet. Josefa, die er zeer ontroerd uitzag,
wachtte haar op op het portaal. „Je schoon
moeder vraagt naar je," fluisterde zij.
„Waar is zij?"
„In het ziekenhuis, waar men haar vanuit
St. Jean de Luz heeft heengevoerd. Zij is ge
wond geworden door dienzelfden takel, die
tegen de borst van haar zoon is geslagen, toen
zij, gek van angst, zich over de reeling boog
om naar de moeilijke manoeuvres te zien. Er
wordt gezegd, dat zij in het uiterste gevaar
verkeert."
Margaïta wees naar de kamer, waar haar
kind zich bevond. „Ik kan hem niet verlaten!
Dat is onmogelijk!"
„Hij is een engeltje, gereed om den hemel
binnen te gaan. Maar zij heeft zoozeer ge
dwaald! op de paden van het leven! Zou zij je
niet noodig hebben om zich tot den dood voor
te bereiden?"
De jonge vrouw was doodsbleek, zij moest
zich aan de balustrade van de trap vasthouden
om niet te vallen. „Het is te hard!" zuchtte zij.
„Ik kan het niet!"
„Bid eerstdaarna zul je je besluit
nemenJe engelbewaarder zal je een goede
gedachte ingeven."
Margaïta boog het hoofd. Zij opende de deur
en knielde neer voor de wieg van haar kind.
Hij glimlachte nog en scheen daardoor haar te
zeggen: „Moeder, u ziet wel, ik ben geluk
kigik heb u niet meer noodig."
Zij leunde met het hoofd op den rand van
de wieg en bleef onbeweeglijk liggen, luisterend
naar de stemmen in haar gemoed. Eenigen zei
den: „Josefa heeft er geen idee van hoe je
lijdt. Daarom is zij zoo hartvochtig! Je plicht
is hier te blijven!"
De anderen.... haar moeder, oom Michel
misschien.... fluisterden ernstig, dringend:
„Je houdt niet van je schoonmoeder.... Je
verwijt haar het kwaad, dat zij je gedaan
heeftEn daarom weiger je haar in haar
stervensuur bij te staanDenk je dan, dat
het redden van een ziel te duur zou gekocht
zijn door al het bloed van je hart te vergieten?
Komaan, aarzel niet langer. Nu roept je plicht
je aan haar zijde!"
Zij omhelsde een laatste maal haar zoontje;
dan als bewogen door een onzichtbare kracht,
stond zij op en vroeg Yocheppa haar mantel
en hoed te brengen. Zonder ondersteuning liep
zij de trap af en stapte in den auto, die voor
het hek wachtte. Haar trouwe dienstmaagd
volgde haar.
In het ziekenhuis was het de dokter van het
jacht La Gloire, die haar ontving. Hij alleen
was met de gewonde meegegaan, want de
gravin en haar gasten hielden niet van lijden
en dood. Hij verborg niet zijn onrust, uitwen
dig was er geen wonde, maar ernstige inwen
dige kneuzingen waren te vreezen. Ieder oogen
blik zou een bloeduitstorting verwacht worden.
Een verpleegster bracht Margaïta naar de
kamer van haar schoonmoeder.
„Zij heeft den rector van het ziekenhuis niet
willen ontvangen," fluisterde zij. „Misschien
kunt u haar daartoe brengenWij zullen
intusschen bidden."
Zfj opende de deur om de bezoekster binnen
te laten. Mevr. Liserolles lag doodsbleek op
het witte kussen. „Mijn zoon," kermde zij, „ik
wil mijn zoon zien!"
Margaïta naderde het bed en zei: „Moeder,
hij is nu niet in staat te komen! Maar zoodra
het mogelijk is, zal hij hier zijn.... Maak u
maar niet ongerust."
„En de kleine?"
Nu kon de jonge vrouw geen antwoord geven.
De tranen verstikten, haar stem en zich op de
knieën werpend, verborg zij het gelaat in de
deken."
De zieke greep haar bij haar schouder: „Is
hij er slecht aan toe?"
„Ja...."
„En toch ben je hier?"
Margaïta kon haar snikken niet weer
houden.
„Dan is het, dat ik sterven ga," fluisterde
mevr. Liserolles met moeite. „Anders.... ik
ken jezou je het kind niet verlaten heb
benJe hebt indertijd geschreid over het
kind met den bleeken glimlach, die 's avonds
alleen in het donkere huis bleef. Ik begreep,
dat je inwendig mij verweet zoo wreed te zijn
geweest.... Maar toen meende ik goed te
doenNu schijnt het mij toe, dat ik mij ver
gist heb, dat ik een droombeeld heb nage
jaagd
Zij sloot de oogen, maar opende ze aan
stonds weer, groot, tragisch vol schrik en
angst.
„Margaïta," smeekte zij, „blijf bij mij! Houd
mijn hand vast! Ik ook, ik ben bang in don
ker!"
De jonge vrouw wenkte de verplegende non
en deze begreep het en ging de kamer uit
Margaïta drukte haar lippen op de handen, die
krampachtig de hare omknelden. „Moeder,"
zei zij, „wees niet bang! Die duisternis, die u
angst aanjaagt, is slechts een poort, waar u
door heen moet gaan.
„Een poort, ja! Maar zoo eng! Weinigen
kunnen er door!"
Allen, die nederig aan den grooten Barm
hartige vergiffenis van hun fouten vragen.
Hij gaat komen, moeder.... Zult u Hem weer
afwijzen?"
„Ik ben niet waardig Hem te ontvangen.
Als je wist!geheel mijn leven heb ik den
plicht opgeofferd aan de eerzucht!In St.
Sebastien heb ik nog Hugo willen beletten om
naar je toe te gaan! Ik speelde het spel mee
van de barones.... in de hoop het te winnen!"
„Moeder, ik wil niets weten van hetgeen
voorbij is. Mijn eenigst verlangen is u den
vrede te schenken."
„Vrede.... ja, dat moet heerlijk zijn! Dien
heb ik nooit gekend!"
„Daar komt de VredevorstMoeder, open
Hem uw hart
De geestelijke trad binnen. Margaïta ging
naar de gang waar Yocheppa haar wachtte;
toen de H.H.' Sacramenten waren toegediend,
naderde zij weer het bed om de laatste wen-
schen van de stervende op te vangen.
„Vraag mijn zoon vergiffenis voor mijIk
heb hem niet bemind zooals het moetVoor
een beetje roem, zou ik zijn ziel verloren heb
ben laten gaanHij scheen mij te gehoor
zamen, maar eigenlijk behoorde zijn hart je
toch toeDat heb ik gisterenavond begre
pen.... Om aan je roepstem te antwoorden,
zou hij zich in zee hebben geworpenMijn
dochter, door bij mij te komenheb je een
groot offer gebrachtWees er gezegend
om!.... In je oogen heb ik de goddelijke glan
zen gezien, die het Licht aankondigen
(Wordt vervolgd)