Triomf van den geest over techniek 9(dvcï&aal den dag DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL de uren gaan V O O R B IJ I de stichting van de DONDERDAG 22 OCTOBER 1936 MI VA .i, r. Het fooienstelsel In sommige Engelsche hotels staat ontslag op het aannemen van drinkgeld 2 Hij zette zich 11CIlateilSCllCLp I achter zijn AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Hit het fransch vertaald Het zal U bijzonder smartelijk treffen te vernemen, dat Pater Otto Fuhrmann in Ovamboland den 2en Juli gestorven is. Nadere mededeelingen over zijn verscheiden ontbreken nog." Aldus de tekst van een telegram van den Overste der Oblatenorde, gericht aan Pater Paul Schulte O.M.I. Paul Schulte en Otto Fuhrmann waren in de Orde der Oblaten voor de voltooiing van hun Priesteropleiding, toen de noodlottige Augustus maand van het jaar 1914 aanbrak en daarmee fle wereldoorlog. Opgeroepen tot den strijd, kwamen beide vrienden in hetzelfde regiment. Lange en bange jaren brachten zfj te zamen door. Veel leed ging over hun hoofden, maar hun vriendschap werd nimmer verstoord. Trouw bleven Paul Schulte en Otto Fuhrmann bijeen, totdat het hospitaal hen scheidde. Na te zijn hersteld van de bekomen verwondingen ging Otto Fuhrmann naar het Italiaansche front, terwijl Paul Schulte naar Palestina werd ge bonden. In Palestina maakte Schulte nader kennis met het vliegtuig. In het laatste jaar van den oorlog vroeg en kreeg hij verlof als passagier een vliegtocht mee te maken met een Turk- sohen vliegenier van een afdeeling, welke naast de zijne gelegerd was. Ondanks het feit, dat de landing zoo slecht verliep, dat de vogel met ajn neus in den grond boorde en danig bloedde, maakte deze tocht hem geestdriftig voor het Vliegen. Hij diende een verzoek in bij de leger- autoriteiten en door aanbeveling werd hij als veserve-officier bij de vliegtuigafdeeling over geplaatst naar Duitschland, om daar zijn op leiding te voltooien. Intusschen spoedde de oorlog ten einde en üe dag brak aan, dat de troepen naar het va- herland terugkeerden. Zoowel Paul Schulte als Otto Fuhrmann zetten hun priesterstudies Voort. Na het ontvangen van de H. Priester wijding vertrok Pater Fuhrmann naar de missie hl het hartje van Zuid-West-Afrika, terwijl Pater Schulte in het vaderland bleef, nadat hij °P zijn aanvragen om ook naar de missies te mogen gaan, een weigerend antwoord had ont vangen. Het leven hernam nu zijn gewone aanzien, tot op het oogenblik, dat Pater Schulte, op missie-prediking te Berlijn zijnde, werd opge schrikt door de tijding van den dood van zijn Vriend en mede-broeder. Op expeditie zijnde in de binnenlanden van Zuid-West-Afrika was Pater Fuhrmann door de Vermoeienissen en ontberingen van het lang durige trekken door de woestenijen zoodanig Verzwakt, dat de malaria een gemakkelijke Prooi in hem vond. Opgenomen door de schou ders der inboorlingen werd het doodzieke li chaam dagen achtereen voortgesleept, geschud, gestooten, gestompt. Het was een hopelooze tocht. Dagenlang nog zou men moeten trekken, Vooraleer een hospitaal werd bereikt. Het ster vende lichaam zou deze reis niet volbrengen. Na een langen lijdensnacht overleed Pater Puhrmann bij gebrek aan medische hulp. Zelfs Seestelijke bijstand kon hem in deze laatste dren niet worden verleend. Zoo stierf Pater Schulte's trouwe kameraad. Nen heldhaftig priester en missionaris, pionier, °P een ver vooruit geschoven post, viel na de Uitputtingen van een zware expeditie ten prooi Uan een afschuwelijke ziekte. Maar was er dan geen enkel middel om dit kven te redden! Is het dan noodig,' dat zulke kostbare menschenlevens geofferd worden, menschenlevens waarvan het zieleheil van zoo- Veel duizenden heidenen afhangt! Wanneer de middelen maar voorhanden zijn °m snel te helpen. In twee en een half uur had Ue zwaar-zieke met een vliegtuig een Euro- Peesch ingericht ziekenhuis kunnen bereiken, indien hij in plaats van een ossen- en muil- ezeikaravaan, met welke hij, zooals hij schreef, soms ondanks de grootste inspanning niet meer «an 10 KM. per dag vooruitkwam, ook voor de "90 K.M. lange heenreis een vliegtuig ter be schikking had gehad, was hij in het geheel niet Vermoeid geworden. De nu voor Pater Fuhr mann met den dood eindigende expeditie ware een pleizierreisje geweest, zoo hij het met een Vliegtuig had kunnen maken. 1 Het is verschrikkelijk te moeten toezien hoe de besten onder ons sterven, ofschoon een bij zonder voor het doel geëigend verkeersmiddel ter beschikking is om talrijken missionarissen het leven te behouden of te verlengen. Ja, waarlijk, de invoering van het missievliegtuig is voor het missiewerk van het allergrootste be lang. Duizenden handen heffen zich smeekend om hoog uit de steppen van Mongolië, uit de oer wouden en zandwoestijnen van Afrika, uit de sneeuwhutten van de Eskimo's, in een bede van het heidendom aan de beschaving: Komt en helpt ons met Uw snelle verkeersmiddelen. Dat waren de gedachten, welke door het hoofd van Pater Schulte kruisten bij het lezen van de doodstijding van zijn dierbaren vriend. Die gedachten lieten hem niet meer los. Het vliegers- en priesterhart was er door geraakt, en geest en hart werkten samen om de ge dachte om te zetten in de daad: de organisatie van de beschaafde menschheid om aan de mis sies moderne verkeersmiddelen te kunnen ver schaffen. Pater Schulte vroeg en verkreeg een voor waardelijke toestemming van Rome, op grond van de verwachting, dat de Junkers-Werke vliegtuigen ter beschikking zou stellen. Zoo eenvoudig en gemakkelijk zou de stichting van de MIVA echter niet verloopen. Nadat de missiebisschop Mgr. Gotthard tele grafisch het idee had goedgekeurd, ontwikkelde hij in een daaropvolgend schrijven zoovele be zwaren, dat dit gelijk stond met een afwijzing. De Junkers-Werke, hoewel overtuigd en goed gezind voorstander, moest zich om verschillende redenen terugtrekken. Ten laatste weigerde ook de geestelijke overheid haar toestemming. Pater Schulte liet echter niet allen moed zin ken en ondanks de ontmoedigende antwoorden van de ingeroepen medewerking, werkte hij ijverig voort aan de verwerkelijking van zijn plannen. In Januari 1927 kwam het eerste succes en wel in een audiëntie met Kardinaal Schulte, die het werk van zijn naamgenoot zegende en veel succes toewenschte. Toen eenigen tijd daarna de president van het Pauselijke Liefde werk der Heilige Kindsheid hem een groote gift schonk, was de eerste steen voor de MIVA gelegd. Bijna tien jaren bestaat thans dit missie werk. Katholieke eensgezindheid, de apostolische geest van ontelbare geloofsgenooten, brandend idealisme en ijzeren doorzettingsvermogen, heb ben in die tien jaren weten te bereiken, dat ruim 500.000 R.M. werden bijeengezameld, waarvoor meer dan 170 verkeersmiddelen aan de missies konden worden geschonken. Een tachtigtal personen-auto's, een twintig tal vrachtauto's, een veertigtal motorrijwielen, een tiental motorbooten en een twaalftal vlieg tuigen verlichten nu den zwaren missie-arbeid en vertienvoudigen de krachten der arbeiders. MIVA U dacht immers, dat u nog best vóór die andere auto het kruispunt kon passeeren! Maar langs den weg moet u dat niet „den ken", u moet 't zeker weten! v .--. Op een tentoonstelling te Berlijn werct o.m. de groote beteekenis van het brood voor de voeding aanschouwelijk voorgesteld. Hier ziet men een berg van 800 brooden, die in den loop van een jaar door een gezin, bestaande uit vijf personen, worden opgepeuzeldwanneer menzooals wensche- lijk wordt geoordeeld, aanneemt, dat een hoeveelheid van 200 K.G. brood per persoon en per jaar noodig is Het in de meeste continentale landen, naar wij meenen op Duitsch voorbeeld ingevoerde stelsel, volgens hetwelk op hotel- en restaurant-rekeningen 10 pCt. van het totaal bedrag geboekt wordt voor „bedie ning", heeft in Engeland nooit ingang gevon den. In sommige Londensche hotels en res taurants is het fooienstelsel gebannen, en wor den bedienden, die een fooi aannemen, met ontslag gestraft, maar slechts weinige dier in richtingen rekenen iets voor bediening aan. Meestal stellen zij haar clientèle in kennis van het fooienverbod door middel van gedruk te mededeelingen, waarin gezegd wordt dat het personeel voldoende gesalarieerd wordt. Toch worden op zoodanige „heimelijke" wijze, dat de zaalchefs het niet merken, in zulke res taurants veel fooien gegeven, vooral op de wat hoogere rekeningen, maar het personeel „vischt" er niet naar, en het drinkgeld be draagt ook zelden tien procent, maar al naar de vrijgevigheid van den bezoeker ronde bedragen van een of twee shillings. Merkwaardig is het dat terwijl in Engeland zoo weinig neiging bestaat tot afschaffing van het fooienstelsel, dit systeem hier siteeds veel minder ontwikkeld geweest is dan op het vasteland hetgeen wellicht hiermede ver band houdt, dat Engeland nooit een toeristen- land geweest is. Nog in de eerste jaren dezer eeuw werden in kleinere provinciehotels zelden fooien gegeven, behalve aan die leden van het personeel, die den gast bijzondere diensten be wezen hadden. Engelschen, die op het vasteland gereisd hebben, zijn weinig ingenomen met het daar thans vrij algemeen ingevoerde stelsel. Zij be weren, dat het personeel, ondanks de 10 pro cent, die op de rekening komen, minstens even zeer op fooien uit is als hotel- en koffiehuis bedienden in Engeland, vooral tegenover bui- tenlandsche gasten. Tot nu toe meeade men dat de leiders van het hotel- en restaurant- wezen in Engeland deze opvatting niet deelden, en gaarne het continentale systeem ingevoerd zouden hebben, wanneer zij niet gevreesd hadden hierdoor het publiek te ontstemmen. Op de te Llandudno, de groote badplaats aan de Noordkust van Wales gehouden jaarlijksche conferentie van den Bond van Britsche hotel- en restauranthouders, is evenwel het tegendeel gebleken. Met overweldigende meerderheid heeft de conferentie zich uitgesproken voor hand having van het bestaande fooienstelsel. De bezwaren daartegen werden van verschil lende zijden toegelicht. De loonen zijn berekend op een raming van het bedrag, dat iedere be diende gemiddeld per week aan fooien ont vangt, maar vaak zijn de resultaten niet in overeenstemming met de ramingen. Een be diende, die het ongeluk heeft dat hij een paar weken lang eenige bijzonder schriele gasten onder zijn hoede heeft, komt geld te kort, en kan zelfs in moeilijkheden geraken. Dit zal vooral voorkómen in kleinere hotels. Verder merkt men in plaatsen, die veel door vreemde lingen bezocht worden, op dat dezen sinds de gedeeltelijke afschaffing van het fooienstelsel in hun eigen land, in geringere mate dan vroe ger de „fooien-mentaliteit" bezitten. Een an dere, doch reeds zeer oude klacht is dat vreemdelingen, niet gewoon aan het Engelsche muntstelsel, in de meening verkeeren, dat zij 10 procent geven door den bediende 1 penny op de shilling te betalen. In werkelijkheid is dit maar iets meer dan 8 procent. Erger is opzettelijke schrielheid van gasten. De eigenaar van een hotel te Llandudno, die meende dat Engeland ten slotte het continen tale voorbeeld zal moeten volgen, deelde het geval mede van een dame, die na een half jaar in zijn hotel vertoefd, en haar maaltijden vaak op haar kamer gebruikt te hebben, het kamer meisje een fooi van 2 s. 6 d. gaf. Een hotel directeur te Norwich vertelde dat een echt paar na een langdurig verblijf vertrokken was zonder fooi te geven. Hij schreef hierop den man, dat indien deze niet 10 procent betaalde voor de door het personeel bewezen diensten, het hotel voortaan voor hem gesloten zou zijn. De directeur ontving hierop een cheque voor het verlangde bedrag. Ondanks deze „onthullingen" vereenigde de Conferentie zich met de meening van een gedelegeerde uit Brighton, die zeide, dat de zaak geheel aan de cliënten moet worden over gelaten. Willen dezen 10 procent betalen des te beter, maar zij mogen hiertoe niet ge dwongen worden. Ben je dan zoo weinig op de hoogte, dat je mij nog moet vragen hoe je het aan moet leggen om het gansje van een Ma rianne te dwingen tot het leggen van gouden eieren, zelfs al ben je op huwelijksvoorwaarden getrouwd? Dreig haar met faillissement, met een revolver, met vergiftiging, met opzending naar een krankzinnigengesticht en je zult zien, dat ze je op haar knieën zal smeeken, haar niet zoo te folteren. En het geld zal je toe- stroomen, geloof mij. Trouwens, je hebt nooit bijzonder veel moeite behoeven te doen om aan het aardsche slijk te komen; de laatste maan den had je het ook maar voor het grijpen!" Met een hatelijk-harden lach had Sluwance afscheid genomen, nog andere bezigheden wachtten dezen advocaat voor kwade zaken. Het lijk-witte gelaat van markies Dumont rustte een wijle in zijn welverzorgde handen, de blauwe oogen staarden in de richting, waar in Sluwance de studeerkamer had verlaten, een beklemmende stilte heerschte alom. Een ongewoon heftige slag op den gong dreunde plots door de gangen; enkele oogen- blikken later opende zich onhoorbaar de zware deur, die door een gordijn aan het oog onttrok ken was, en een in nauwsluitende livrei ge- kleede lakei trad binnen. „Uwe Hoogheid heeft naar mij gevraagd?" klonk monotoon de stem uit den hoek. „Is mr. Sluwance al vertrokken?" een hui vering ging door Dumont's lichaam bij het uit spreken van dien naam, die voor hem een nachtmerrie was. „Zeker Hoogheid." „Is de post nog niet bezorgd?" „Neen, Hoogheid." „Ze is heel laat vandaag!" stoof Dumont op „inderdaad, Hoogheid," antwoordde onbe wogen de bediende. Haast onmerkbaar wierp de lakei een blik naar zijn werkgever, die de laatste maanden aan oen eindelooze ochtendziekte scheen te laboreeren, dan maakte hij een correcte bui ging en was even later achter het gordijn ver dwenen. Op de gang schouderschokte hij en kele malen, knipoogde tegen een dienstmeisje, dat zenuwachtig kirrend langs hem heen ging en verdween dan in de bedienden-kamer aan het einde van de gang, waar hij zich gemak kelijk installeerde. „Zal mijn goede humeur door zijn pbui laten bederven; moet-ie vroeger opstaan." Het voorwerp van deze weinig loffelijke cri- tiek liep ondertusschen rusteloos zijn kamer op en neer. Duistere gedachten besprongen hem van alle kanten. Hoe was het mogelijk, dat hij, markies Dumont, die door iedereen, tot uren ver in den omtrek, voor den rijksten man van de streek gold, zich had moeten vergrijpen aan gelden, die hij onder zijn beheer had als curator van de nalatenschap van baron Flou- chere. Och, waarom verdiepte hij zich daar nu nog verder in, morgenochtend om 10 uur zou de acte door den notaris verleden worden en was de millioenenerfenis toch voor hem. Tot nu toe was er niemand komen opdagen, die zich uitgaf als een afstammeling van wijlen baron Flouchere, waar maakte hij zich nu toch zorgen over! Ja, hij had zich beter niet kunnen inlaten met zoo'n doortrapt individu als Slu wance, maar gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer. Dat hij nu ook juist hèm moest ontmoeten, toen hij door grof spel aan de rou lette in moeilijkheden was geraakt. Een ge niale schurk, die Sluwance. Zelfs al zou, door een of andere onmogelijk te voorziene omstan digheid morgen de zaak niet afgehandeld kun nen worden, dan nog zou Dumont zich uit zijn groote financieele zorgen kunnen redden door met spoed zijn huwelijk met Marianne, de beeldschoone dochter van den rijken bohémien Flondrion, door te drijven. En dat zou gerust niet zooveel voeten in de aarde hebben. Het markiezen-kroontje was voor die pronk-grage burgers als spek met odeur. Maar hfj moest per sé trouwen op huwelijksvoorwaarden: als ze hem met een faillissement te lijf gingen, bleven ze tenminste van het geld van zijn vrouw af, en daar moest hij toch den „grooten heer" van uithangen. Inmiddels hadden Piet en Drein Wat te eten besteld. Ze hadden een reusachtigen honger, en nadat Piet zijn petje onder de tafel had gestopt, bestelden ze alles wat op de spijskaart stond benevens vijf sigaren. De kellner vond die bestelling wel een beetje gek, maar zorgde toch, dat alles zoo gauw mogelijk op tafel stond. Na den maaltijd staken Piet en Drein een groote sigaar op en begonnen op him eigen houtje parmantig door de vertrek ken te wandelen, tot groote verbazing van de boeven, die hen langzamerhand als een paar spionnen begonnen te beschouwen. Opeens kwam Piet tot de ontdekking, dat hij zijn petje onder tafel had laten liggen, maar aangezien hij de tafel niet meer terugvinden kon, begon hij overal de tafellakens op te lichten. „Zie je wel',, zeiden de roovers tot elkaar, „dat is een geheime politie-agent." Een bescheiden klopje op de deur, als gold het een ziekenkamer, werd met een bruusk „ja" beantwoord en deed hem het hoofd omwenden. „De post, Hoogheid." Even onverstoorbaar als hij gekomen was, verdween de lakei. „Een brief van Marianne, wat ter wereld haalt die aan de hand. Waarom schrijft ze me, anders bedient ze zich toch ook altijd van de telefoon," ritste hij de enveloppe open. Zijn oogen snelden over de keurig geschreven let ters, verbazing teekende zich op zijn gelaat, dat even later aschgrauw werd. „Be ben vanmorgen met papa onverwachts voor een veertiendaagsche trip naar Italië ver trokken. Het kwam heel onverwacht en op zoo'n vervelend tijdstip, dat ik je niet kon bellen...." Als wilde hij ze van buiten leeren, zoo herhaal, delijk las hij deze twee zinnen, die, ontdaan van alle franje, de beteekenisvolle inhoud van dit naar duur parfum riekende briefje wa ren. Een tweede brief was die van mr. Blécourts, I T\p advocaat en pro- cureur te Parijs. 7 schrijftafel, open- de den brief zorgvuldig en las: Hoogheid, Deze is dienende u te berichten, dat mij heden uit Berlijn een schrijven gewerd, waarin werd medegedeeld, dat op de mor gen ten kantore van notaris Versans te houden vergadering, betrekking hebbende op de nalatenschap van wijlen baron Flou chere, door den heer August Bührheim uit Berlijn als wettige afstammeling aanspraak daarop zal worden gemaakt. w.g. Blécourts. Enkele oogenblikken daarna reed Dumont op de meest roekelooze wijze in zijn wagen over den nauwen straatweg, die hem binnen een kwartier naar de villa van mr. Sluwance leidde. Even later zat het tweetal tegenover elkaar in de zorgvuldig gesloten kamer. „Wat voert Uwe Hoogheid naar deze nederige woning?" kuipte Sluwance, onderwijl met zijn kraaloogen Dumont nauwlettend observeerend. „Klets niet van dien nonsens," en meteen duwde Dumont den advocaat beide brieven in de handen. Lees!" „Wat bedoelt Uwe Hoogheid, dat u mij deze brieven ter lezing gaf?" „Ellendeling," flitste het door Dumont's ge dachten. ,nu wil je het doen voorkomen, alsof je van den prins geen kwaad weet." „Je moet me heipen; 't hindert niet wat het kost!" hijgde Dumont. Geruimen tijd werd het gesprek op fluiste renden toon voortgezet, voor het meerendeel was het Sluwance, die het woord voerde en een duivelsche plan uitdacht. „'t Zal niet anders kunnen." Met deze woor den nam Dumont afscheid. Terwijl aan het Gare du Nord twee correct gekleede heeren onophoudelijk heen en weer drentelden, vanuit een hotelkamer bespied door enkele rechercheurs, bij wie ze als zware jon gens bekend waren, wachtte Dumont in de villa van Sluwance op het bericht, dat zijn eenige behoud zou beteekenen, nl. de geslaagde ontvoering van August Bührheim. Wel had de telefoon enkele malen gerinkeld, maar steeds was de boodschap: hij is nog niet aangekomen. Uitermate zenuwachtig, verliet Dumont om kwart voor tien de woning, om zich naar het kantoor van notaris Versans te begeven. Dui zend en een gedachte hielden hem bezig. Brtf- taal doorzetten leek hem de eenige mogelijk heid op behoud. In dé eenvoudige kamer wachtte, behalve de notaris en zijn klerk, de heer Blécourts. Zijn bruin-leeren tascn lag voor hem op tafel. Nau welijks had de klok tien uur geslagen, of de notaris deed voorlezing van de laatste wils beschikking van wijlen baron Flouchere, gestor. ven te Parijs den 5den Juli LI., waarin werd bepaald, dat zijn geheele vermogen, dat hij op fr. 2.000.000 raamde, zou komen aan zijn wet tige (n) nakomeling (en). Indien „na herhaal den oproep in de dagbladen, mocht blijken dat geenerlei persoon uit dien hoofde aanspraak kon doen gelden, zou de geheele nalatenschap komen aan markies Dumont." „Mij zijn zoo even," vervolgde notaris Ver sans, „door mr. Blécourts uittreksels van ge boorteregisters ter hand gesteld, waaruit on- omstootelijk is komen vast te staan, dat August Bührheim de eenige wettige nakomeling van den ontslapene is. August heeft Parijs niet tijdig voor deze bijeenkomst kunnen bereiken, daar hij aan de grens werd opgehouden in ver band met pas-formaliteiten." Versans vervolgde: „Ik betreur het ten zeerste, dat mij heden morgen ten kantore van de Créditbank is ge bleken, dat een bedrag van fr. 47.000 door den curator markies Dumont onrechtmatig aan de nalatenschap is onttrokken, in verband waar mede ik het noodig heb geoordeeld het parket in te lichten, dat besloten heeft tot De laatste woorden van den notaris hoorde Dumont niet meer. Reeds werd de deur achter hem geopend en een zware stem ordonneerde: „In naam der wet, gy zijt mijn gevangene." In de villa van Sluwance knalde een cham- pagnekurk. ,3a, ha, prosit, Dumont. Van je fr. 25.000 voor rechtskundige adviezen, kan ik me deze luxe wel eens veroorloven!" A IT* A >C °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* *7 CH bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7 CH m bij een ongeval met H M I .1 .P. A jij r. |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A tlv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f UV/» doodelijken afloop v bij verlies van een hand, een voet of een oog. HOOR CHRISTINE KAMP ''■"iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinïïiï 47 .,Ga heel zacht met hem om," zei haar vrien- U1h. „Hy is zoo zwak!" Zij antwoordde niet, haar gelaat vertoonde strakke, strenge uitdrukking. Het was te ,leh, dat zij boos was op den ondankbare, die aar verlaten had, maar toen zij hem zag lig- rjn, onbeweeglijk, doodsbleek, scheen heel haar ™ezen zich te ontspannen onder een opwelling ah medelijden. Zij boog zich over hem heen ®h fluisterde: „Spreek nietEr wordt goed °°r je gezorgdJe zult wel genezen!" .Maar het kindhet kind?" Zijn stem was Iha niet te hooren. Zij durfde hem de smartelijke waarheid niet bekennen, maar hij begreep het door de uit- 8(fbkking Van wanhoop, die in haar oogen Uilde, en haar oogleden trilden, alsof zij «en vreeselijken angst wilden verbergen. »Ik zou hem willen zien!" smeekte hij. •.Later!" probeerde zij te zeggen. "Neen dadelijk!" 2ii kon niet anders zü moest hem de wieg laten brengen. Hij richtte zich een beetje op om naar het wasbleeke gezichtje te zien, waar bijna geen leven meer in was. En toen, o, won der! Een laatste straal van bewustzijn gleed over het gelaat van het kind en het mondje vertrok om een flauwen glimlach te vormen, die zich scheen te richten tot de engelen in het Paradijs. De vader greep een der reeds koude, slappe handjes. Hij kuste het hartstochtelijk, dan liet hij zich op het kussen neervallen, verstikt door snikken. De jonge vrouw gaf Yocheppa een teeken om de wieg uit de kamer te brengen en toen de deur weer gesloten was, drukte zij den ge wonde in haar armen met 'n bijna moederlijk gebaar. „Had je hem toch een beetje lief?" fluisterde zij. Hij hief het hoofd op. ,,Ik beminde hem meer dan je kunt vermoeden, maar hü was mijn levend verwijt." Zij vermoeide hem niet langerde dokter had vooral aangedrongen op stilte en rust.... maar zij bleef bij hem als een zoete tegenwoor digheid, tot hij in slaap was gevallen. De dag brak aan toen zij eindelijk de kamer verliet. Josefa, die er zeer ontroerd uitzag, wachtte haar op op het portaal. „Je schoon moeder vraagt naar je," fluisterde zij. „Waar is zij?" „In het ziekenhuis, waar men haar vanuit St. Jean de Luz heeft heengevoerd. Zij is ge wond geworden door dienzelfden takel, die tegen de borst van haar zoon is geslagen, toen zij, gek van angst, zich over de reeling boog om naar de moeilijke manoeuvres te zien. Er wordt gezegd, dat zij in het uiterste gevaar verkeert." Margaïta wees naar de kamer, waar haar kind zich bevond. „Ik kan hem niet verlaten! Dat is onmogelijk!" „Hij is een engeltje, gereed om den hemel binnen te gaan. Maar zij heeft zoozeer ge dwaald! op de paden van het leven! Zou zij je niet noodig hebben om zich tot den dood voor te bereiden?" De jonge vrouw was doodsbleek, zij moest zich aan de balustrade van de trap vasthouden om niet te vallen. „Het is te hard!" zuchtte zij. „Ik kan het niet!" „Bid eerstdaarna zul je je besluit nemenJe engelbewaarder zal je een goede gedachte ingeven." Margaïta boog het hoofd. Zij opende de deur en knielde neer voor de wieg van haar kind. Hij glimlachte nog en scheen daardoor haar te zeggen: „Moeder, u ziet wel, ik ben geluk kigik heb u niet meer noodig." Zij leunde met het hoofd op den rand van de wieg en bleef onbeweeglijk liggen, luisterend naar de stemmen in haar gemoed. Eenigen zei den: „Josefa heeft er geen idee van hoe je lijdt. Daarom is zij zoo hartvochtig! Je plicht is hier te blijven!" De anderen.... haar moeder, oom Michel misschien.... fluisterden ernstig, dringend: „Je houdt niet van je schoonmoeder.... Je verwijt haar het kwaad, dat zij je gedaan heeftEn daarom weiger je haar in haar stervensuur bij te staanDenk je dan, dat het redden van een ziel te duur zou gekocht zijn door al het bloed van je hart te vergieten? Komaan, aarzel niet langer. Nu roept je plicht je aan haar zijde!" Zij omhelsde een laatste maal haar zoontje; dan als bewogen door een onzichtbare kracht, stond zij op en vroeg Yocheppa haar mantel en hoed te brengen. Zonder ondersteuning liep zij de trap af en stapte in den auto, die voor het hek wachtte. Haar trouwe dienstmaagd volgde haar. In het ziekenhuis was het de dokter van het jacht La Gloire, die haar ontving. Hij alleen was met de gewonde meegegaan, want de gravin en haar gasten hielden niet van lijden en dood. Hij verborg niet zijn onrust, uitwen dig was er geen wonde, maar ernstige inwen dige kneuzingen waren te vreezen. Ieder oogen blik zou een bloeduitstorting verwacht worden. Een verpleegster bracht Margaïta naar de kamer van haar schoonmoeder. „Zij heeft den rector van het ziekenhuis niet willen ontvangen," fluisterde zij. „Misschien kunt u haar daartoe brengenWij zullen intusschen bidden." Zfj opende de deur om de bezoekster binnen te laten. Mevr. Liserolles lag doodsbleek op het witte kussen. „Mijn zoon," kermde zij, „ik wil mijn zoon zien!" Margaïta naderde het bed en zei: „Moeder, hij is nu niet in staat te komen! Maar zoodra het mogelijk is, zal hij hier zijn.... Maak u maar niet ongerust." „En de kleine?" Nu kon de jonge vrouw geen antwoord geven. De tranen verstikten, haar stem en zich op de knieën werpend, verborg zij het gelaat in de deken." De zieke greep haar bij haar schouder: „Is hij er slecht aan toe?" „Ja...." „En toch ben je hier?" Margaïta kon haar snikken niet weer houden. „Dan is het, dat ik sterven ga," fluisterde mevr. Liserolles met moeite. „Anders.... ik ken jezou je het kind niet verlaten heb benJe hebt indertijd geschreid over het kind met den bleeken glimlach, die 's avonds alleen in het donkere huis bleef. Ik begreep, dat je inwendig mij verweet zoo wreed te zijn geweest.... Maar toen meende ik goed te doenNu schijnt het mij toe, dat ik mij ver gist heb, dat ik een droombeeld heb nage jaagd Zij sloot de oogen, maar opende ze aan stonds weer, groot, tragisch vol schrik en angst. „Margaïta," smeekte zij, „blijf bij mij! Houd mijn hand vast! Ik ook, ik ben bang in don ker!" De jonge vrouw wenkte de verplegende non en deze begreep het en ging de kamer uit Margaïta drukte haar lippen op de handen, die krampachtig de hare omknelden. „Moeder," zei zij, „wees niet bang! Die duisternis, die u angst aanjaagt, is slechts een poort, waar u door heen moet gaan. „Een poort, ja! Maar zoo eng! Weinigen kunnen er door!" Allen, die nederig aan den grooten Barm hartige vergiffenis van hun fouten vragen. Hij gaat komen, moeder.... Zult u Hem weer afwijzen?" „Ik ben niet waardig Hem te ontvangen. Als je wist!geheel mijn leven heb ik den plicht opgeofferd aan de eerzucht!In St. Sebastien heb ik nog Hugo willen beletten om naar je toe te gaan! Ik speelde het spel mee van de barones.... in de hoop het te winnen!" „Moeder, ik wil niets weten van hetgeen voorbij is. Mijn eenigst verlangen is u den vrede te schenken." „Vrede.... ja, dat moet heerlijk zijn! Dien heb ik nooit gekend!" „Daar komt de VredevorstMoeder, open Hem uw hart De geestelijke trad binnen. Margaïta ging naar de gang waar Yocheppa haar wachtte; toen de H.H.' Sacramenten waren toegediend, naderde zij weer het bed om de laatste wen- schen van de stervende op te vangen. „Vraag mijn zoon vergiffenis voor mijIk heb hem niet bemind zooals het moetVoor een beetje roem, zou ik zijn ziel verloren heb ben laten gaanHij scheen mij te gehoor zamen, maar eigenlijk behoorde zijn hart je toch toeDat heb ik gisterenavond begre pen.... Om aan je roepstem te antwoorden, zou hij zich in zee hebben geworpenMijn dochter, door bij mij te komenheb je een groot offer gebrachtWees er gezegend om!.... In je oogen heb ik de goddelijke glan zen gezien, die het Licht aankondigen (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9