Lijkverbranding
G°ed wm1
gfEfrïoïbekend om
5... y r
MARIA-STICHTING
Haarlem na de
devaluatie
9id veïfiacU mn den da$
Half 0
elf
Blooke r tijd
BLOOKERS
CACAO
Haarlem, 3 Nov.
Wie doodde
I Marco Graffi? I
A"" JsZ 14 75
DINSDAG 3 NOVEMBER 1936
CENTRAAL COMITÉ VOOR
WERKLOOZEN
Es war einmal ein Musikus
H.P.C.
IEDEREN MIDDAG VAN
2-3 UUR POLIKLINIEK
Van een verademing in de werk'
loosheid mag nog niet
gesproken worden
V akbek waamheïd
Hoe gaat het onze industrie?
Het koninklijk bezoek
aan IJmuiden
Het rijverkeer
DE SURSÉANCE M. v. d. WAL
K. KISTEMAKER OVERLEDEN
Radiocentrale op Woensdag
4 November
Blookers
geen bons
geen toegift-artikelen
Alles is ten koste gelegd aan de
KWALITEIT
De juweelen vai
Mevr. Bronte
AGENDA
4 November
Bioscopen
AANRIJDING OP HEEM-
STEEDSCHE DREEF
STAD
Het hoofdbestuur van de Vereeniging voor
Facultatieve Lijkverbranding heeft van haar
vereeniging de machtiging gekregen het Cre
matorium te Westerveld uit te breiden, omdat
de gevallen van crematie steeds talrijker wor
den. De oven voor de lijkverbranding zal wor
den vergroot, er zal een nieuwe hall worden
gebouwd die vijfhonderd personen zal kunnen
bevatten, omdat de tegenwoordige aula te klein
was en deze hall zal door een overdekte door
gang met de ovenruimte in verbinding worden
gebracht. De doorgang zal tevens dienen als
nieuw columbarium, zoodat het Westerveldsche
urnenkerkhof met een capaciteit van 2000
nieuwe nissen wordt verruimd. Voortaan zal 't
mogelijk zijn twee crematies tegelijkertijd te
doen plaats vinden, wat tot heden niet het ge
val was.
Het is toch eigenlijk een malle toestand, dat
gij en ik dit nieuws als de meest gewone zaak
van de wereld hooren vertellen. Alsof door de
verbranding van lijken de Nederlandsche Wet
niet wordt overtreden.
Iedereen is het daarover eens en iedereen
weet het en toch vindt iedereen het de
Overheid voorop vanzelfsprekend, dat bijna
iederen dag, klaarblijkelijk en voor iedereen
zichtbaar, onwettige handelingen worden ge
pleegd.
Hoe is zooiets in een beschaafd, goed geregle
menteerd en ook goed geregeerd land mogelijk?
Niet alleen gebeurt het herhaaldelijk, dat
politiecommandanten, rechters en andere hand
havers van de Nederlandsche Wetten officieel
en qualitate qua bij een crematie tegenwoordig
zijn, maar velen hunner geven zelfs by laatste
wilsbeschikking opdracht, dat ook hun lichaam
na hun dood gecremeerd moet worden en be
sluiten dus hun niet zelden zeer eervolle loop
baan met een wetsovertreding.
Want een wetsovertreding is de crematie.
Artikel I van de wet op het begraven van lij
ken schrijft voor, dat elk overleden persoon in
een gesloten kist begraven moet worden op een
begraafplaats, overeenkomstig de wet aange
legd. Deze wet gebiedt dus het begraven en
indien een lijk verbrand wordt, wordt aan dat
gebod niet voldaan.
Artikel 41 van diezelfde wet heeft zelfs de
straf tegen de overtreders van dat gebod vast
gesteld op een boete van vijftig cents tot hon
derd gulden of één dag hechtenis tot één
maand, maar het bekende arrest van den Hoo-
gen Raad van 1 Maart 1915 heeft uitgemaakt,
dat niet in de Wet is te vinden wie de aan-
sprakeiyke persoon is, indien het gebod wordt
overtreden.
Een wetsovertreding echter is en blijft het.
En daarbij zijn zelfs soms Regeeringspersonen
en leden van de Staten Generaal, zij het semi-
officieel (voor zoover ons bekend is de grofheid
nog niet zoover doorgevoerd, dat de Regeering
ooit officieel by een lijkverbranding tegenwoor
dig is geweest) aanwezig en zien de wetsover
treding zonder eenige gewetenswroeging plaats
hebben.
Het wordt hoog tyd, dat daaraan door wets-
wyziging een einde komt. Hetzy de Wet wordt
aangevuld met bepalingen, die de handhaving
van de Begraaf wet mogelijk maken; hetzij
door in de Wet ook het verbranden van lijken
mogeiyk te maken.
Dit laatste zal den Katholieken niet verhin
deren ooit te vergeten, dat in 1886 de Con
gregatie van de Inquisitie zich uitdrukkelijk te
gen lijkverbranding heeft verklaard en in de
lijkverbranding een oud-heidensch gebruik
te zien, dat vooral in de jaren 1870 en later
door de voorstanders van lijkverbranding ge
bruikt werd en gepropageerd als een geschikt
middel ter bestrijding van het Katholicisme en
het geheele christendom. Wij behoeven in dit
verband maar te herinneren aan het Vrij
denkerscongres van Napels in het jaar 1869. Als
plicht der Vrijdenkers werd op dat congres ver
kondigd: door alle hun ten dienste staan
de middelen te werken aan de spoedige en ra
dicale verdelging van het Katholicisme en het
beste middel om dat doel te bereiken werd
gezien in de afschaffing der beaarding en in
voering der ïykverbranding. Geen herinnering
meer aan het leven hiernamaals, aan een God-
delijken Rechter over het aardsche leven!
Daarom weg met de kerkhoven, die wel stil,
maar toch voortdurend en zoo dringend aan 't
leven na den dood doen denken.
uws
Het zeer actieve Centraal Comité voor Werk-
loozen heeft Maandagavond de door het comité
georganiseerde reeks ontwikkelings- en ont
spanningsavonden voor werkloozen voortgezet
met een opvoering van Leo Fall's operette „Es
war einmal ein Musikus" door de Haarlemsche
Middenstandsoperette, directeur Joh. van 't
Vlie. En ook nu weer heeft het den werkloozen
een allergenoeglijksten avond verschaft en hen
tevens doen genieten van zeer beschaafden,
goeden zang en muziek. De operette is dan ook
zoowel wat scenario als uitwerking betreft,
alleraardigst ontworpen: Een Regent van een
phantastisch Balkan-koninkrijk (vertolkt door
Simon Verstraten) maakt zooveel schulden, dat
de deurwaarder beslag komt leggen op de meu
bels van het paleis. Om de zaak te redden
moet zijn nicht (Dora Schrama gaf hiervan
een ware tintelende vertolking) op aanraden
van zijn minister (Viehof maakte deze wat te
bleu) trouwen met zijn aartsvijand, vorst Ni-
cola (fijn en geestig uitgebeeld door G. Weg
man). zyn kamerdienaar (Elie Huyboom zorg
de voor een meesterlijken dienaar) heeft een
dochter (frisch gespeeld door Rita van 't Vlie—
van Beek), die verloofd is met den muziek
leeraar van de nicht (goed uitgebeeld, zij het
met wat te zachte, en soms te vlugge dictie
door Jac. Gosen).
De nicht raakt verliefd op haar muziek
leeraar en vorst Nicola op des kamerdienaars
dochter. Er dreigen eenige mesalliances tot
tenslotte een oude kloosterbroeder (waarvan
Viehof een kostelijke rol maakte), verklapt, dat
eigenlijk de nicht des kamerdienaars dochter
en deze dochter eigenlijk de prinses is. De ba-
bies waren n.l. bij de gelijktijdige geboorte
verwisseld. En het happy-end is dan klaar.
Daarbij treden nog eenige bijfiguren op als
een advocaat (Jo Roubes) een vaandrig Kips
(Bep Roggeveen) en een koor van officieren en
hofdames.
Dit grapje heeft Leo Fall geweven in een
pittige, steeds frissche en aftwisselende muziek,
welke goed tot zijn recht kwam dank zij het
orkest onder leiding van den' heer Van 't Vlie,
hoewel de muziek soms wat te luid was voor
den zang of, liever gezegd, de zang te zwak
was naar verhouding tot de muziek.
De Haarlemsche Middenstandsoperette heeft
van de operette een voor dilettanten zeer ver
dienstelijke opvoering gegeven. Ook qua too-
«e0efekwXec. voordeel va°
Vo a°e Waarbor0PrÊn"
Jekkers h eaz-
e«
9.50
Voor «rootere f enZ'
7 sn aarborgjasI0nffeas
7.S° 9.75
B per ra*»t
neelspel en samenzang viel er veel te waardee-
ren, waarbij Dora Schrama wel uitblonk. De
regie verdient eveneens lof, ofschoon de bruids
stoet in het laatste bedrijf als optocht meer
op een begrafenisstoet leek. Vooral de Regent
scheen maar een byiooper te zijn! De summiere
tooneelaankleeding vond een rijke vergoeding
in de prachtige costumeering, welke op en top
een operettesfeer weergaf. Een tjokvolle Con
certzaal heeft den optredenden meermalen bij
open doek een welverdiende hulde gegeven. In
het bijzonder heeft vorst Nicola veel tot het
lachsucces bijgedragen
Na afloop heeft de heer Luyken den dames,
den regisseur en den directeur namens het
Comité bloemen aangeboden. Voor de aanwe
zigen is het een leuke avond geweest, ongetwij
feld een wtelkome afleiding in hun kommervol
bestaan.
K.
Het eerste zevental van H. P. C. speelt Woens
dagavond a.s. zyn eersten uitwedstryd in de win
tercompetitie tegen de kampioensploeg van Ne
derland, H. Z. en P. C.
Verder staat nog op het programma de ont
moeting H. Z. en P. C. dames—H. P. C. dames.
Met groote koppen heeft men het nieuws
gebracht, dat de werkloosheid in Tilburg en de
andere textielplaatsen zienderoogen en met
sprongen afnam en menigeen droomde den
nacht daarop, dat ook in onze stad het leed
spoedig geleden zou zijn. Tijdens een onder
houd, dat wij daarover hadden met den heer
W. J. B. van Liemt, wethouder der werkloos
heidsbestrijding en den heer J. Vader, direc
teur van de gemeentelijke arbeidsbeurs, is ons
helaas gebleken, dat hier van verademing nog
geen sprake is, al zijn er dan ook eenige licht
puntjes.
Cijfers zijn dor, maar ze kunnen soms zeer
duidelijke taal spreken en zeker, wanneer ze
de getallen der werkloosheid aangeven. Wij
konden aan de hand van de officieele papleren
de volgende balans opmaken:
17 Januari 1936 7043 830 meer dan een
jaar tevoren in dezelfde week.
21 Februari 1936 7091 1080 id.
24 April 1936 6283 922 id.
5 Juni 1936 6027 731 id.
16 October 1936 6559 533 id.
23 October 1936 6591 454 id.
30 October 1936 6613 381 id.
Men kan deze cijfers op verschillende manie
ren lezen. Pessimisten kunnen zeggen, dat er
nog altijd veel meer werkloozen zijn dan in de
overeenkomstige week van het jaar tevoren;
optimisten (en zij hebben het gelukkig aan het
rechte eind) wijzen op de constante daling in
dat meerdere: van 1080 daalde dit cijfer tot
381.
Om het vergelijkende beeld nog duidelijker
te maken volgen hier de cijfers van achtereen
volgens de jaren 1936. 1935, 1934 en 1933 in
precies dezelfde periodes:
17 Jan. 7043 6213 5066 5765.
21 Febr. 7091 6035 4966 5669.
24 April 6283 5381 4443 4719.
5 Juni 6027 5290 4455 4462.
16 Oct. 6559 6026 5384 4668.
23 Oct. 6591 6137 5420 4708.
30 Oct. 6613 6232.
Op onze vraag, hoe het er met onze industrie
voor staat na de devaluatie, kwam allereerst
de wedervrag: Vindt u niet, dat we nog best
wat industrie in de Spaarnestad kunnen gebrui
ken? Later bleek, dat deze vraag de bedoeling
had er op te wijzen, dat de huidige industrieën
niet voldoende zullen kunen doen om de
werkloosheid in onze stad merkbaar te laten
dalen.
By de firma Beijnes wordt momenteel met
een groot aantal menschen gewerkt, omdat de
order van de Ned. Spoorwegen op tijd moet
worden afgeleverd. Maar daar werken voor een
groot deel jongere menschen. die dus eindelijk
in de praktük zijn gekomen, die Goddank de
handen uit de mouwen leeren steken, maar die
het aantal groote werkloozen niet verminderen.
Straks daarover meer.
De eenige textiel-onderneming van beteekenis
is voor Haarlem Hin's Kousen- en Handschoe
nenfabriek. Daar schuilen thans inderdaad
grootere exportmogelijkheden naar Engeland,
Scandinavië, etc. Maar daar werken weer
grootendeels meisjes en daar wordt ook veel
thuiswerk gegeven. Men kan nu zeggen, haal
die meisjes dan weg en neem jonge kerels, maar
die zouden zich daar geenszins op hun gemak
voelen. Natuurlijk kan echter niet uitblijven,
dat by stijgenden verkoop en afzet ook meer
mannelijke krachten noodig zullen blijken.
De metaalindustrie is voor de Spaarnestad
altijd beteekenend geweest en daarop is ook
voor de toekomst alle hoop gevestigd.
„Wat denkt u daarvan?" vroegen wij.
De heer v. Liemt meende, dat er inderdaad
meer werk in de machinefabrieken en werven
zal komen, maar dat daar zeker nog een paar
maanden overheen zullen gaan. Men kan nu
weer voor buitenlandsche aanbestedingen
gaan cijferen en een offerte indienen, die con-
curreerend kan zyn, maar vooraleer dan de
gunning een feit is, schrijven we zeker wel
nieuwjaar.
In dit verband beklom de heer Vader zijn
stokpaardje en verzocht hij ons ouders en
jongens toch vooral nog eens te wijzen op de
enorme beteekenis van het vergaren van vak
bekwaamheid, juist in deze dagen. Straks komt
er emplooi en wie dan geoefend is, heeft voor
rang en ziet een mooie toekomst voor zich
liggen.
Kundige plaat- en bankwerkers loopen niet
leeg en kunnen geplaatst worden. Er is al heel
gauw een tekort! Waarom loopt het niet storm
in de gemeentelijke fabriek" in de Spaarn-
wouderstraat, waar de jongens het vak door en
door kunnen leeren en onder kundige leiding
staan? Nu is het tijd om aan de nabije toe
komst te denken.
Meer en meer gaat men over van klinken
naar lasschen en het is jammer, dat op dit ge
bied geen cursussen georganiseerd kunnen wor
den, omdat ze te duur zijn. We moeten weer
terug naar den ouden tijd, aldus de wethouder,
er moeten weer fabrieksscholen komen, van het
bedrijf uit moet de behoefte aan kundige elec-
trische lasschers gevoeld worden. Er is nu al
een tekort aan deze menschen.
In een volgend artikel zullen wij de meening
van andere ingewijden over de toekomst van
„Haarlem na de devaluatie" weergeven.
H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses Juliana
en Z. D. H. Prins Bernhard, worden zooals ge
meld, op 4 November te 11.20 v.m. aan H. M.'s de
Ruyter te IJmuiden verwacht.
Op dat tijdstip zal het schip ligplaats hebben
in de Noordersluis.
De commissaris van politie deelt mede, dat
vanaf de ponten te Velsen, waarvan vermoedelijk
de Oostelijke pont zal worden gereserveerd, ver-
moedelyk deze route zal worden gevolgd:
Wyker Straatweg, Corverslaan, Groote Hout of
Koningsweg, N. Schepweg, over het terrein der
Hoogovens naar de Noordslag.
Niet vastgesteld kan worden langs welken weg
de ponten zullen worden bereikt.
De medewerking van het publiek wordt inge
roepen teneinde te bevorderen, dat langs de ge
volgde route geen auto's, voertuigen of andere
voorwerpen worden aangetroffen.
Men zij1 er op bedacht, dat na 10.30 uur in het
algemeen geen verkeer met auto's of voertuigen
langs het gedeelte der route Groote Hout of
Koningsweg zal worden toegelaten.
In verband met de verwachte belangstelling
dient rekening te worden gehouden met de mo
gelijkheid, dat het verkeer met rijwielen over de
sluisbruggen zal moeten worden gestremd.
In het belang van een rustige opstelling, die
nen de schoolklassen e. d. voor 10.30 aanwezig
te zijn.
Veertien dagen geleden zou de Haarlemsche
Rechtbank uitspraak doen in het accoord van
3 pet., aangeboden in de surséance van betaling
van den heer M. C. v. d. Wal, directeur van de
Haarlemsche Brockway Bus Maatschappij. Het
totaal bedrag der vorderingen bedraagt
f 625.333.96.
De homologatie werd echter uitgesteld, om
dat de Ned. Landbouwbank te Amsterdam be
zwaren maakte.
Vanmorgen heeft de Rechtbank de uitspraak
weer nader bepaald op 17 November.
Maandagavond is in zijn woning aan den
Nieuweweg te Hoofddorp op ruim 77-jarigen
leeftijd overleden de heer Klaas Kistemaker,
een bekende persoonlijkheid in Haarlemmer
meer, die de wordingsgeschiedenis van den
Haarlemmermeerpolder van den beginne af
heeft medegemaakt en in verschillende open
bare betrekkingen op de ontwikkeling van de
groote hem lief geworden gemeente Haarlem
mermeer grooten invloed heeft gehad.
Als lid van den gemeenteraad heeft hij ruim
aertig jaren en ais wethouder ongeveer twaalf
jaren vele goede diensten bewezen, terwijl hij
ook als lid van Prov. Staten van Noord-Hol
land eenige jaren met veel ambitie werkzaam
is geweest en eerst in 1935 aftrad.
De heer Kistemaker was bestuurslid van de
Holl. Mij. van Landbouw en van den Christ.
Boeren- en Tuindersbond. Hij was een bekende
figuur in de wereld der paardenliefhebberij.
Veertig jaar was hij president-kerkvoogd van
de Herv. Gemeente Haarlemmermeer en voor
zitter van de Christ.-Hist. kiesvereeniging.
De ter aardebestelling is bepaald op Vrijdag
6 November des middags om 2.30 uur op de
algemeene begraafplaats te Hoofddorp.
Programma I: Hilversum II, programma II:
Hilversum I: 8.05 Parijs Radio, 8.20 Parijs
Radio, 9.05 Keulen, 9.20 Diversen, 11.20 Radio
Danmark. 12.20 Vlaamsch Brussel, 12.50 id., 1.20
id., 1.35 Keulen, 2.25 Diversen, 2.55 Parijs Ra
dio, 4.20 id., 5.20 Fransch Brussel, 6.20 London
Regional, 7.20 Beromünster, 7.50 id., 8.00 id.,
8.30 id., 8.35 id., 9.20 Fransch Brussel, 9.35 id.,
10.20 Vlaamsch Brussel, 10.35 Weenen, 11.20
Weenen. Programma IV: 8.00 Vlaamsch Brus
sel, 8.20 id., 8.30 id., 8.40 id., 8.45 id., 9.00 id..
9.30 Diversen, 10.35 Droitwich, 10.50 id., 11.05
id., 11.35 id., 11.50 London Regional, 12.50 Droit
wich, 1.20 Droitwich, 2.20 London Regional, 3.10
Droitwich, 3.50 id., 4.20 id., 5.10 id., 5.35 id., 6.20
Diversen, 7.00 Droitwich, 7.20 id., 7.50 id., 8.35
id., 9.40 id., 10.00 id., 10.45 London Regional.
Programma V: 8.00—7.00 Diversen; 7.00 Eigen
Gramofoonplatenconcert: Orgel- en pianomu
ziek: 1. Blaze away, Reginald Dixon; 2. Black
pool Switchback, Reginald Dixon; 3. Rose Ma
rie Selectie, Patricia Rossborough; 4. Viennese
Memories of Lehar, Reginald Dixon; 5. The
town talks, Patricia Rossborough; 6. Song of
the Islands, Eddy Dunstedter; 7. Dixon Hits
no. 3, Reginald Dixon; 8. Piano Medley no. R
12, Charley Kunz; 9. Alohoe Oe, Eddy Dun
stedter; 10. Dixon Hits no. 3, Reginald Dixon;
11. Piano Medley no. R 14, Charley Kunz; 12.
With sword and lance, Reginald Dixon; 8.00
Het dikke, roode hoofd van Mevrouw
Bronté glansde van genoegen. Eindelijk
was ze op de thee gevraagd bij lady
Gainsbury, een der voornaamste dames van
Manchester. Door een toeval was ze met deze
dame in kennis gekomen.
Mevrouw Bronté was dol op juweelen en met
aandrang had ze de lady aangeboden haar
collectie eens te laten zien. Deze had dit echter
beleefd afgeslagenweinig tijderg druk,
maar mevrouw Bronté had den knoop doorge
hakt, door te zeggen, dat ze dan wel eens bij
mevrouw Gainsbury thuis zou komen. De uit-
noodiging om thee te komen drinken was daar
op gevolgd, maar met een gezicht, dat ieder an
der dan mevrouw Bronté zou hebben afge
schrikt.
Met een snoezig juweelenkistje in d'r hand-
tasch reed ze naar lady Gainsbury's prachtige
woning. Austin, haar man, krni tevreden zijn
over z'n vrouwtje, dat nu in ae hoogste krin
gen ging verkeeren.
Toen ze het salon binnentrad, werd mevrouw
Bronté door de vrouw des huizes aan een aan
wezige dame voorgesteld met de woorden:
„Lilly, mag ik je mevrouw Bronté voorstellen?
Mevrouw, dat is mevrouw Clayton."
De bezoekster keek naar de betrekkelyk jeug
dige dame voor haar, die smaakvol, maar in
haar oogen te eenvoudig gekleed was. Zij
bi acht het gesprek onmiddellijk op haar ju
weelen. Nu kon ze tenminste eens laten zien,
wat voor kostbaarheden ze had. Bij alles noem
de ze den prijs, want volgens haar was het
mooiste stuk datgene, waarvoor haar Austin
het meeste betaald had.
Mevrouw Clayton, die weinig belang in dit
alles scheen te stellen, stond even later op en
ging by 't venster staan.
„Dat mensch is jaloersch," dacht de eigena
res der juweelen.
Op haar beurt dacht mevrouw Clayton,
.kleeren en juweelen zijn blijkbaar de eenige
dingen, waarvoor die mevrouw Bronté zich in
teresseert."
De gastvrouw, die begreep wat er in het
tweetal omging, stelde mevrouw Bronté voor
even mee te gaan naar d'r slaapkamer, waar
ze een prachtige broche bewaarde, waarvan
men zeide dat ze eens het eigendom van de
prinses de Lamballe geweest was.
Beide dames verlieten nu het salon en toen
ze na een kwartier terug kwamen, stond me
vrouw Clayton nog steeds bij 't venster.
„Mijn auto is voor, ik heb nog veel te doen;
tot ziens dus," sprak ze en nam vluchtig en
haastig afscheid.
Langzamerhand schoot de tijd op en me
vrouw Bronté begreep dat het oogenblik ook
voor haar was aangebroken om op te stappen.
Voorzichtig bergde ze al haar sieraden weer
op. Toen ze een klein leeren étui opende,
slaakte ze eensklaps een kreet van schrik. De
broche, waarvoor haar man 500 pond betaald
had, en die pas een maand in haar bezit was,
was verdwenen.
Daaraan kan niemand anders, dacht ze, dan
die mevrouw Clayton schuldig zijn.
„Dat heeft die vrouw gestolen!" riep ze, „ze
keek met zulke hongerige oogen naar m'n kost
baarheden! Ze heeft haar slag geslagen, toen
we even weg waren! Het ding is weg en ner
gens te vinden.'"
Ladv Gainsbury was bleek geworden.
„U bedoelt toch niet m'n vriendin, mevrouw
Clayton?" vroeg ze ijskoud.
„Natuurlijk, wie anders?"
„U vergist u," klonk het afgemeten." Uwe be
schuldiging is belachelyk. Mevrouw Clayton
heeft een afkeer van juweelen. Ze draagt ze
nooit."
„En toch," hield de bezoekster hardnekkig
vol, „heeft ze m'n broche van 500 pond mee
genomen. In deze kamer is niemand anders
geweest dan zij."
„Enfin, mevrouw Clayton komt vanavond
nog bij me, maar ik zou haar zelfs niet willen
zeggen, dat u haar wantrouwt."
„Dan zal ik het haar wel zeggen!" riep me
vrouw Bronté. „Ik zal haar direct een briefje
schrijven en haar zeggen, dat, omdat ze een
vriendin is van u, ik er verder geen werk van
zal maken, als ze tenminste zorgt dat ik de
broche morgenochtend terug heb."
Eenige minuten later stelde ze het briefje
aan lady Gainsbury ter hand, die zeide:
Het goedkoopste der voornome merken
„Zooals u verkiest, maar bedenk wel, me
vrouw, dat u de gevolgen van zoo'n brief zult
moeten dragen."
Des avonds hoorde Austin Bronté het heele
verhaal van z'n vrouw glimlachend aan. Hij
stelde niet veel belang in dames-ruzies.
„Die fijne dames staan voor niets, als ze geen
geld hebben," snauwde mevrouw.
„Kom, Gerry,"
suste d'r man,
„dat ding zal wel
terug komen, en
bovendien als ik
dat contract heb
afgesloten, krijg i
je er een van
de dubbele waarde."
„Die wil ik niet!" riep de woedende echtge-
noote, „ik wil mijn broche terug hebben!"
En ze stampvoette van drift.
„Maar Gerry," hernam haar man, „wat was
dat voor een vrouw, die je broche gestolen
heeft? Hoe heet ze?"
„Ze heet, geloof ik, mevrouw Clayton, maar
een dame is ze niet."
Met één sprong en een verwensching, was
Austin Bronté uit z'n leunstoel gesprongen en
stond bevend van ontzetting voor z'n vrouw.
„Wat? Mevrouw Clayton, de vrouw van Phi-
lipp Clayton? Ongelukkige, die vervlbroche
van jou heeft me geruïneerdhoor je....
geruïneerd! Met haar man wilde ik een con
tract sluiten, waardoor m'n zaak van den on
dergang gered zou zijn. Een jaar lang heb ik
onderhandeld en nu het zoo goed als voor
elkaar is, en het contract geteekend zal wor
den, maakt die ellendige broche van jou aan
alles een eind en is m'n ondergang zoo goed
als zeker.m'n faillissement is aanstaande.
Begrüp je dat?"
„Maarmaar.... Austin, ze heeft toch
heusch die kostbare broche gestolen," snikte
z'n vrouw.
„Kostbaar!" riep mijnheer Bronté, %n lachte
hoog en schril. „Al had ze al die valsche stee-
nen hoor je het, al die steenen van joü
zijn valsch gestolen, dan beteekende dat nog
niets. Of dacht je soms dat ik in staat ben
met m'n inkomen aan jou juweelen te geven
van 500 en 1000 pond, dom schepsel? Mevrouw
Clayton is bovendien schatrijk en
Op dit oogenblik werd er geklopt. Het dienst
meisje kwam binnen.
„Mevrouw, deze broche vond ik op de sprei
van uw bed; u hebt vergeten het in uw juwee
lenkistje te doen."
Twee seconden daarna was mevrouw Bronté
in zwym gevallen.
Gebouw „St. Bavo" St. Caecilia, 8 uur;
Afd. Grafische Bond, 8 uur; Rechtskundig Bu
reau, 8 uur; Best. Spoox-wegpersoneel, 8 uur;
R.K. Broodslijters, 9 uur; Oprichtingsvergade
ring R.K. Bridgeclub, 8.15 uur.
Gem. Concertzaal Koorconcert H. O. V.,
kwart over 8.
Gebouw Kamer van Koophandel Kamer
vjxn Koophandel en Fabx-ieken, 8 uur.
Gebouw „St. Bavo" St. Joseph-gezellen-
vereeniging Haarlem IV, 8 uur; Proza 8 uur;
Trampei'soneel 8 uur; R.K. Schaakclub 8 uur.
Sociëteit „Vereeniging" Kennemer Foto
kring, 8 uur.
Café Restaurant Gebrs. Brinkmann Ned.
Natuur-Historische Vereeniging, 8 uur.
Gemeentelijke Concertzaal K.R.O.-trou-
badours met Tholen en Van Lier, kwart
over 8.
Stadsschouwburg Muziekavond Eddy
Walis, kwart over 8.
R.K. Middenstandsvereeniging, kwart over 8.
Gebouw St. Josephsgezellen, Jansstraat 59
Rembrandt-Theater „Onder twee vlaggen"
2.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor-Theater „Drie harten op een IJs
schots", 2.30, 7 en 9.15 uur.
Cinema Palace Palace Filmac, 115 uur.
„De geliefde Vagebond", 7 en 9.15 uur.
Frans Hals-Theater „Verzwegen Zonde",
2.30, 7 en 9.15 uur.
Maandag tegen den avond wilde mej. W. B.,
wonende in de Lindelaan te Heemstede zich per
rijwiel begeven van de Heemsteedsche Dreef
naar den Cruquiusweg te Heemstede en stak
daartoe haar hand uit.
Terzelfder tijd naderde een luxe-auto uit de
richting Haai'lemmenneer bestuurd door W. T.
G. uit Amsterdam, welke links den hoek wilde
nemen in de richting Valkenburgerplein.
Een botsing was het gevolg, waarby het meisje
een vijftal meters werd weggeslingerd en tegen
den grond smakte.
Direct was er personeel van Openbare Werken
met vei-bandmateriaal aanwezig, evenals Dr.
Leyendekker, die zich daar toevallig in de buurt
bevond.
Het linkerkuitbeen van het meisje bleek ge
broken te zijn.
Na voorloopig verbonden te zijn werd 't meisje
per ziekenauto van Mathot naar de Mariastich-
ting te Haarlem vervoerd. Het rywiel werd deer
lijk beschadigd.
HOOFDSTUK III
DE ONTDEKKING
Er gaat een vreemd gemompel door de zaai.
Iedereen staart naar den advokaat, en dan
naar den getuige; en van den getuige weer naar
den advokaat; en dan kijken ze allemaal naar
het gi'oote vel wit papier. Maar met dat groote
vel papier is mynheer Chrisenbury nog niet
klaar.
,,Er is nog een slaapkamer, die uitkomt in
Signor Graffi's studeerkamer. Van wie is die?"
,,Van juffrouw Gemma. De oude heer had
dat zoo gearrangeerd, omdat ze zich dan
's nachts niet zoo alleen zou voelen. Hij zou
dan altijd dicht bij haar zyn."
„Nu de derde slaapkamer. Is dat die, die hier
achter de derde woonkamer ligt, waarschynlijk
die woonkamer, die door Signor Graffi als lees
kamer werd gebi'uikt?"
„Ja, die is het."
„Dxis tusschen deze slaapkamer, en de twee
andere, liggen de ontvangkamer en de studeer
kamer?"
„Juist."
Mijnheer Chrisenbury geeft het groote vel
papier aan den Coroner, en noodigt hem met
een gebaar uit, het eens goed te bekijken.
„Ik zou graag willen, mijnheer, dat u en de
leden van de jury dezen plattegrond eens goed
bekeken, en vooral eens zouden willen letten op
de ligging van de slaapkamers. En wel om een
reden, die u gauw duideiyk genoeg zal worden.
U zult bemerken, dat er een afstand is van
twee groote kamers, tusschen de eerste slaap
kamer en de derde."
De Coroner bestudeert den plattegrond; de
leden van de jury kijken er naar. De juryleden
begrijpen nog niet goed, warom men hun eigen-
ïyk vraagt, er naar te kijken; in hun oogen,
en in die van het volk op de publieke tribune,
wordt het groote papier plotseling iets heel
geheimzinnigs en belangrijks. Als mijnheer
Chrisenbury het tenigkrijgt van het laatste
jurylid, rolt hy het weer op, en geeft hij het
aan den klerk, die naast hem zit. Biykbaar
heeft het zijn plicht gedaan. Mijnheer Chrisen
bury richt zich weer tot den getuige.
,,Als ik u goed begrepen heb, mijnheer
Quarendon, waren uw betrekkingen tot mijnheer
Graffi eenigszins anders, dan die van louter
huiseigenaar en huurder. U stond feitelijk op
een meer vriendschappelijken voet met elkaar."
„Ja, we konden het nogal goed met elkaar
vinden. Ik kwam zoo nu en dan wel eens een
avondje bij hem, en dan hij weer eens bij mij."
„Hoorde u hem nooit over zyn familie
praten?"
„Ja, toien hij dit voorjaar uit Italië was terug
gekomen, vertelde hij me, dat zijn kleindochter
het eenige familielid was, dat hij nog had."
Mijnheer Chrisenbury geeft te kennen, dat hij
dezen getuige geen vx-agen meer heeft te stel
len; ook de Coroner blijkt er geen meer te heb
ben Heeft mynheer Chichele nog iets te
vragen? Of een van de juryleden? Mijnheer
Chichele schudt het hoofd; de juryleden blyven
stil en stom. Mynheer Quarendon stapt het
hokje uit en gaat weer op de bank er achter
zitten. Dan wordt de ambtenaar weer actief en
roept met luider stem:
„Charles Acock."
Weer staat er een man op van de bank tegen
de lambrizeering. Het is een forsch, stevig
iemand, die aan zyn houding en zijn snor te
zien, zeker een tyd lang in het leger moet ge
weest zijn. Hy legt den eed af op een manier,
die te kennen geeft, dat hij ieder woord, dat
hij zegt, meent, en dat hy al die formaliteiten
buitengewoon ernstig opneemt, en hij gaat
tegenover Chrisenbury staan, alsof zij met zyn
tweeën alleen in een kazerne-bureau waren, om
over ernstige regimentsaangelegenheden te
praten.
„Acock, je bent concierge en huisbewaarder,
en je vrouw is huishoudster in het Austerlitz
Flatgebouw?"
„Jawel, mijnheer."
„Vertel ons nu eens in het kort, hoe daar
de regels van het huis zijn, met betrekking tot
het sluiten van de voordeur."
„Ik maak de voordeur 's morgens om acht
uur open, mynheer en sluit haar 's avonds
om twaalf."
„De huurdei-s hebben zeker allemaal een
sleutel van die deur?"
„Zeker, mijnheer, allemaal."
„Dus iedere huurder kan vóór acht uur
's nachts thuiskomen door middel van een
huissleutel?"
„Juist, mynheer."
„Woon je in het gebouw zelf?"
„Ja mijnheer. We bewonen het souterrain."
„Nu moet ik je eens iets vragen over den
avond van den vierden November. Van hoe laat
tot hoe laat was jij dien avond in de hal van
het flatgebouw?"
„Ik was in de hal, mijnheer, van kwart over
acht tot twaalf uur 's nachts."
„Je hebt gedurende dien tijd de hal niet ver
laten?"
„Neen mijnheer."
„Heb je Signor Graffi en zyn kleindochter
dien avond zien uitgaan?"
„Ja, mynheer, ze zijn om half negen uitge
gaan."
„Was de mist toen al opgekomen?"
„Neen mijnheer. De mist kwam pas op om een
uur of negen."
„Daar je dus tot twaalf uur toe niet uit de
hal bent weggeweest, moet je dus iedereen ge
zien hebben, die dien avond is binnengekomen
of uitgegaan."
„Ja, mijnheer. Maar toen de mist opkwam,
heb ik natuurlijk de buitendeur gesloten, om
hem er zoo veel mogeiyk uit te houden. Eerst
heeft men de voordeur, ziet u, en daarachter
zyn glazen tochtdeuren."
„Ik begrijp het. Nadat jy dus de deur gesloten
had, dus na negen uur, konden de bewoners
alleen binnenkomen met hun huissleutels. En
bezoekers, die er niet woonden, zouden die bin
nen hebben kunnen komen?"
„Als ze gebeld hadden, mijnheer."
„Dus was het voor niemand mogelijk om dien
avond tusschen kwart over negep en twaalf uur
het gebouw binnen te komen, zonder dat jij het
wist?"
„Absoluut onmogelijk, mijnheer."
„Zyn Signor Graffi en zijn kleindochter nog
voor twaalf uur teruggekomen?"
„Neen, mynheer, ze waren toen nog niet
terug."
Acock is zeer beslist op dit punt; hy geeft
zijn antwoord met grooten nadruk.
„Wat heb je na twaalf uur gedaan?"
,'wat ik altijd doe, mynheer. Naar beneden
gegaan, een beetje gegeten, en toen naar bed."
„Heb je goed heb je vast geslapen?"
„Ik slaap altijd goed en vast, mynheer."
„Heb je 's nachts niets gehoord?"
„Niets, mijnheer."
„Laat ons het nu eens hebben over den mor
gen, die er op volgde. Gebeurde er toen niets
ongewoons?"
„Ja, mynheer iets heel ongewoons."
„Wat was dat voor iets?"
„Vijf minuten voor acht, mynheer, juist toen
ik naar boven ging, om de deur open te maken,
werd er heel hard gebeld, en hevig op de deur
gebonsd. Ik rende naar boven, en deed de deur
open. Daar stond een politieagent, dien ik ken.
voor de deur. Webber was het. Ik zei: Wat is er
te doen, Jim? Hy antwoordde: D'r hangt
iemand uit een van de ramen van de eerste
verdieping, en roept my om naar boven te
komen. Hy zegt, dat er een moord gebeurd
is."
„Je bent toen met den agent naar boven
gegaan?"
„We renden achter elkaar de trap op, myn
heer. Al de ramen op de eerste verdieping waren
van mijnheer Graffi. En toen we bij de deur
van de flat kwamen, zagen we daar een jonge
man staan en die zei....
„Wat die jongeman zei, zxxllen we op het
oogenblik nog buiten beschouwing laten, Acock.
Wat zag jij toen?"
„Ik zag mijnheer Graffi in bed liggen, mijn
heer. Hij was dood. Hij was gestoken. Door zyn
hart gestoken, was hij." x
„Wat is er toen gebeurd?"
„Webber, de agent, is toen hulp en den politie,
dokter gaan halen, en ik ben daar gebleven."
„Gaf die jongeman, die vreemde, gaf die,
toen je de flat binnenkwam, een verklaring
van wat hij daar deed?"
„Ja, mijnheer, dadelijk, met een paar woorden.
Hy zei
„Het doet er niet toe, wat hij zei. Dat hooren
we later wel. Kende je hem?"
„Hij was me volkomen vreemd, mijnheer.
„Je had hem dus nooit van te voren gezien?"
„Nooit, mijnheer."
„Wat was de eerste gedachte, die bij je op
kwam, toen Je hem daar vond?"
(Wordt vervolgd)