Rome's stadsbeeld verfraaid Mdv&daal van dan dag DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL A Wie doodde Marco Graffi? TOEGANGSWEG TOT HET SINT PIETERSPLEIN BEPROEVINGEN VAN EEN AARTSBISSCHOP TANDPIJN ZATERDAG 7 NOVEMBER 1936 De man, die de klappen krygt Oude typische straatjes, winkels en wijnhuizen verdwijnen In rood Spanje stompje püp, verraad, eav-A. Wanneer men een bezoek brengt aan de Eeuwige Stad, wordt men bijzonder ge troffen door de enorme openbare wer ken die door de Italiaansche regeering worden uitgevoerd. Daardoor wordt vooreerst de werk loosheid doelmatig bestreden, terwijl tevens het stadsbeeld aanmerkelijk wordt verfraaid. Dezer dagen zal Mussolini weer den eersten houweelslag toebrengen aan een stuk oud Rome. dat onder den mokerslag der sloopers zal verdwijnen, waardoor een groote toegangs weg tot bet Sint Pietersplein wordt gebaand. Tevens verdwijnen daardoor van (Se oude ty pische straatjes, winkels en wijnhuizen, die aan Rome een heel bijzonder aanzien gaven en waarover onze Romeinsche medewerker al dik wijls merkwaardige bijzonderheden heeft ver haald. Sor Angelino is dik en zwaar en heeft korte, wijd-uitstaande beenen. Hij is sinds zijn twin tigste jaar herbergier, en nu is hij vijftig, en in dien tijd is hij zesmaal failliet gegaan. Maar zijn goed humeur, zijn vriendelijken lach en Zijn gezelligen buik heeft hij er nooit bij verlo ren. Want zijn trouwe gemalin, sora Angelina, staat bekend om haar voortreffelijke keuken en die heeft een neef van een zwager van de vrouw, waar haar broer eens mee „ging" m de Castelli, die hun uitstekenden wijn levert en omwille van de connectie een beetje goedkoo- per dan aan heelemaal vreemden. En dien wijn kan Angelino met een zoet winstje ver- koopen, en hij drinkt er zelf graag een goed glas van mee. En dus is het leven zoo slecht niet. Natuurlijk heeft hij „acidl urici" (urine zuur). want dat heeft iedere Italiaan tenge volge van den wijn en de spaghetti, maar daar tegen slikt hij Idrolitina, omdat de kranten zeggen, dat zoo'n middel uitstekend helpt, en omdat hij die medicijn krijgt van een stam gast, die bij die branche geïnteresseerd is. en die veel bij hem drinkt en het nooit kan be talen. Het lokaal van Angelino ligt in een roman tische wijk: achter het paleis van prins Mas simo en twee passen van Piazza Navona. Als Angelino een oogenblik rust heeft, gaat hij een luchtje scheppen bij de fontein van Ber nini, en overpeinst, dat de koelte van het water niet te versmaden is, maar dat de wijn toch een veel edeler vocht is. Water is mooi om te zien en je kunt er spaghetti in koken. Maar soms kun Je daar óók wel eens iets anders voor nemen. Terwijl wijn beslist onontbeerlijk ls! Angelino stamt uit de buurt van Viterbo, en daar was lederen zomer groot watergebrek (toen hij jong was!). Daaróm wasschen ze daar de babies met wijn, en de groote menschen was schen zich heelemaal niet. En daarom vindt Angelino water een overbodige luxe. Nadat hij voor de zesde maal failliet was ge gaan, had hij het boven omschreven „Cantina di Maggio" gehuurd. Dit wijnhuis lag in een steegje en' was oud en goedkoop, en de kenners wisten al gauw, dat de wijn er goed was, en de waard er de hoffelijkheid zelve was. Want Angelino is zoo dikwijls failliet gegaan, omdat hij altijd crediet geeft! En dus had hij een uit stekenden klantenkring, waaronder zelfs bui tenlanders. die hij met speciale hoogachting behandelde. Hier kon hij voor het eerst zijn onkosten dekken, en het zwaarlijvige echtpaar glansde van tevredenheid en werd guller en vriendelijker dan ooit. Maar hij is nu eenmaal de man, die de klap pen krijgt. Want op een goeden dag is de nieuwe fascistische ziekte juist zijn vrede en rust komen verstoren. Want de wijk, waar An gelino zijn wijnlokaal heeft, ligt tusschen de kerk van San Andrea della Valle en de Piazza Madama, en hier moet 28 October as. het Corso del Rinascimento worden ingewijd, in dus moesten Angelino en alle andere arme men schen en kleine winkeliers gaan verhuizen. Ze kregen hun onkosten betaald, maar niet hun bedrijfsschade. Voor wie den toestand niet kent, diene, om misverstanden te voorkomen, dat bij de onteigening de eigenaar natuurlijk een bepaalde som krijgt uitgekeerd, maar de huurder wordt eenvoudig opgezegd, en krijgt alleen de kosten van verhuizing vergoed. Wan neer het alleen om een woning gaat, is hit geen probleem, daar er altijd en overal huizen te huur zijn. Maar een „zaak" en vooral als de aan bepaalde voorwaarden gebonden moet zijn (klein, goedkoop en in een speciale buurt) is niet altijd zoo gemakkelijk te vinden. Angelino ging echter vol moed op stap, om een ander lokaaltje te vinden. Maar hij heeft weinig geld (wat wil je sparen, als je zes maal failliet gaat?) en zijn inventaris is be rekend op 10 vierkante meter oppervlakte: het lokaaltje moet dus klein zijn, goedkoop en in diezelfde buurt. Want wie zegt, of hij ergens anders die goede klanten behoudt? Eerst had hy nog eenige hoop, maar die verdween al .as, en toen werd hy hoe langer hoe zenuwachtiger, zyn eetlust was weg en zün buik slonk zicht baar; en de acidi urici begon hem te plagen, want hij had geen tyd meer voor Idrolitina. En de gasten begonnen te klagen. Want Ange lino had bedacht, hoeveel hy verloor, als iy niet tydig een ander lokaal vond. Dan kon hy niets verdienen, geen wyr meer verkoopen, geen trippa, geen lamsdarmen in sugo (tomaten saus) opdienen, en dus begon hij te knoeien. Hij deed water by den wijn, om een grooter kwantum te krygen en hing er koperdraad :n, opdat hy sterker zou worden en de gasten kre gen last van hun nieren. En toen de tijd naderde, dat hy moest ver huizen, verkocht hij den wijn altijd maar goed- kooper, om alles nog kw'jt te raken. Maar de wijn werd slechter, en de porties steeds klei ner, en alleen de gasten die den toestand be grepen en wisten te vergeven, bleven hem met heldenmoed trouw. Ze bestelden geduldig hun „quarto", waar ze slechts één slok van dronken, teneinde hun gezondheid te sparen, en informeerden dan of hij nog niets gevonden had. En dan zwaaide Angelino wanhopig met zün armen en trok zich de haren uit het hoofd en klaagde luid ruchtig zijn nood. Nu is de Cantina di Maggio al weg. De heele straat is een hoop steenen geworden, die er uit ziet als een stad na een Amerikaanschen orkaan of tydens een Spaansche Revolutie. De stam gasten hebben een ander lokaal gevonden, en Angelino en zyn trouwe Angelina drinken wyn bij anderen en eten eenzaam spaghetti en spre ken kwaad van het fascistische regime, 's avonds by de fontein van Bernini. Want het is gemakkeiyk genoeg, om er trotsch op te zyn, dat je stad de mooiste van de wereld zal worden, zoolang het allemaal bui ten je omgaat. Maar als je er je bestaan door verliest, als het je „zaak" ruïneert, dan be kijk je dat alles met heel andere oogen. En dan is er véél begrflpeiyk van hetgeen, waarvan men het nut niet kan inzien. Zouden wy waardige zonen en doch ters zyn van de martelaren, de verdrukten, de lyders en stryders, als wy te kort schoten in het laatste en toch waariyk niet het zwaarste werk van onze emancipatie: instandhouding en uit bouw onzer eigen Universiteit? TEDDYBEER IN HET OERWOUD Tot de vroolijkste bewo ners van het oerwoud behoort de koala, een Australische kleine beer, waarop langen tijd als pelsdier ijverig gejaagd werd en waarvan milli- oenen exemplaren werden neergelegd. Thans wordt de origineele koala be schermd door een besluit van de Australische re geering. Hierboven een aardig snapshot: een koala met een jong, dat op den rug van het moe- derdier pleegt te zitten Dj lotgevallen van Mgr. Gandasegui, den Aartsbisschop van Valladolid, werden on langs beschreven in „La Croix". Na ge durende 55 dagen door de Rooden gevangen te zijn gehouden, gedurende welken tyd hem voortdurend het gevaar bedreigde van als gij zelaar te worden neergeschoten, werd deze op een geheime samenkomst tusschen Rooden en Nationalisten aan de laatsten uitge leverd, en bevindt zich thans in de residentie stad waar hy zich langzaam herstelt van de doorgestane ontberingen. By het uitbreken van den burgeroorlog werd hy te San Sebastian gevangen genomen en op gesloten in het hospitaal van Dr. Oreja. Later werd hy in het geheim overgebracht naar Mi- racruz, maar daarna op doktersadvies naar het hospitaal teruggebracht, dat intusschen tot een Roode-Kruis-hospitaal voor Marxistische stry ders was ingericht. Hier werd hy onder bewa king gesteld, niet als een zieke maar als ge vangene van het Roode bewind. Gedurende dezen tyd verscheen het bericht dat hy op het fort Guadelupe was gefusilleerd. Men meende toen en het bericht circuleerde in de geheele pers dat hij zich bevonden had onder de vele vooraanstaande ingezetenen van San Sebastian toen deze op het fort werden terechtgesteld. Tydens zijn gevangenschap had Mgr. Gan dasegui vele kwellingen naar den geest en naar het lichaam te doorstaan. Men verbood hem om zyn kamer te verlaten, om voor het venster te staan, om ook maar iets in ontvangst te nemen, zelfs om de H. Mis te lezen. Zijn draag baar altaar was hem ontnomen, terwyi hij zijn borstkruis, een ander kruis en zijn geld aan roovers moest afstaan. Vijf dagen voor de overgave van San Sebas tian, op het feest van O. L. Vrouw van San Lorenzo, de patrones van Valladolid, bracht men den Aartsbisschop naar Loyola door be middeling van het bestuur van Sint Ignatius' hospitaal. En van Loyola uit zond de Aarts bisschop, door een dorpsgeesteiyke, naar den militairen commandant van Tolosa een brief waarin hy verzocht om onder de bescherming van het Nationalistische leger te worden ge plaatst. Toevallig zond de kapelaan van Mgr. Ganda segui terzelfdertyd een brief aan den comman dant om naar het lot van Zqne Excellentie te informeeren. De commandant van Tolosa droeg aan den geesteiyke, die het schrijven van den Aartsbisschop had overgebracht op, om terug te keeren en hem mede te deelen wanneer en waar hy zou worden vrygelaten. Don Emilio Alvarez, de kapelaan van Zijne Excellentie, werd uitgekozen om deze précaire opdracht te vervullen. Hij moest zich daartoe begeven naar een geheime plaats van samen komst op een boerderij die 20 kilometer buiten Tolosa was gelegen, alleen in 'n auto en voor zien van een speciaal wachtwoord om de troe penlinies te kunnen passeeren. De Aartsbis schop kon zyn groote ontroering niet verbergen toen hij zyn kapelaan onder deze omstandig heden terugzag. Even later was voor hem het oogenblik der bevrijding aangebroken. Tegen den deurpost van haar vervelooze woning geleund, staarde Matuschka de stoffige dorpsstraat in, waarover de zon onbarmhartig haar stralen goot. Ze hoorde niet naar de scheldwoorden, welke een paar jongens haar van een veiligen afstand toeschreeuwden en die haar reeds zoo vaak het bloed tot koken hadden gebracht en tot terug schelden hadden verleid. Hoe meer ze zich dan opwond, des te ge- meener waren de verwenschingen, die haar naar het hoofd werden geslingerd en waarin het woord heks een domineerende plaats had. Maar nu ging het immers langs haar heen, al waren haar kleine listige oogen ook op de kwajongens gevestigd, ze zag ze niet. Haar hersenen werkten koortsachtig en telkens weer kwamen haar gedachten terug op hetgeen ze vanmorgen in de hut van Ursula had gezien. Had ze er al niet lang een vermoeden van gehad, dat die kaarsrecht-voortstappende boer, die af en toe Ursula bezocht, zoo'n priester hond was, zoo'n maatschappü -parasiet, waar van het een groot geluk genoemd mocht wor den, dat de regeering geen enkel middel on gebruikt liet om ze als beesten af te slachten of ze naar de meest barre oorden te verbannen' Al lang was ze van plan geweest den politle- commandant van haar vermoedens op de hoog te te brengen, maar steeds weer had ze beslo ten toch maar te wachten, tot ze volkomen ze ker van haar zaak was. Wat een heeriyk oogen blik zou dat voor haar zijn, als zij dien ver momden zwartrok door een vuurpeloton zou zien voortsleepen naar het executieveld, waar het volk zou samenstrooman, om hem in zün bloed te zien stikken. Dat zou haar, Matusch- ka's, heerlijkste oogenblik zyn. Wat zou overste Oxsensk haar wel niet prijzen in het bijzijn van alle dorpelingen, voor de belangrijke dien sten, het vaderland bewezen. Waarom talmde ze eigenlijk nog langer? Ze had vanmorgen toch zelf gezien dat de priester Ursula had gezegend, langen tyd op fluisterenden toon met haar had gesproken en tenslotte een zyden zakje uit zijn borstzak had gehaald, waaruit hij Ursula een hostie had gegeven? Toen was zy weggeslopen, en had, dwars door de velden gaande, haar woning weer bereikt. Zou ze nu wel voldoende weten, om hem te laten arres teeren? Of zou ze weer wachten tot hij een volgende maal kwam, om dan meteen den overste te waarschuwen; dan kon die eerst ook nog van die poppenkasterij genieten! Een geheimzinnige lach trok om den ingevallen mond en gaf het gelaat van de oude vrouw een vreeselijke uitdrukking. Plots draaide ze zich om, trok de deur met een slag dicht en stapte resoluut naar den overkant van de straat de jongens, die daar nog doelloos rondwandelden, stoven verschrikt uit elkaar. Even later zat Matuschka in het groezelige politiebureau tegenover den commandant, een kerel met een ruw uiterlijk, die verveeld in zijn stoel hing en het tengere wezentje achterdoch tig aangluurde. „En wat heb je voor me?" een rauwe stem dreunt Matuschka in de ooren. Fluisterend eerst, langzamerhand zich steeds meer opwindend, vertelde zy wat zy in de woning van Ursula gezien had. Met stijgende belangstelling luisterde de po- r" litieman, trok be. Tfpf nauwende rook- -t-tet- wolken uit een I stond dan met een ruk op en barstte in een hartstochtelijken schaterlach uit; „Ha, ha, dat wordt feest voor de jongens. Die papendrijver zal my niet ontsnappen, anders is mijn naam geen Iwan Orsensky meer. En nu ga jij," zoo wendde hij zich tot Matuschka, „door de achterdeur weg! En denkt ge er om, dat je er nooit met iemand een woord over rept, dat jij de politie op het spoor hebt ge bracht. Ik, Iwan Orsensky, en ik alleen heb hem bemerkt, begrepen?! De prachtige kans, die ik nu heb om uit dit ellendige nest weg te promoveeren, laat ik me niet ontnemen. Je weet, waar je je aan te houden hebt!" Zonder antwoord af te wachten duwde hy Matuschka voor zich uit, opende een in zijn voegen kreunend deurtje, en even later stond de onthutste vrouw weer buiten; een desillusie was zy rijker. Een schrille politiefluit sneed door de zwoele lucht. Zware, met ijzer beslagen laarzen, dreunden over het plaveisel, blank-geschuurde karabijnloopen schitterden fel in de zon, even knetterde een motor, dan snorde de politie auto den dorpsweg af, hollende stofwolken we zen den weg waarheen. Veertien dagen later, om 10 uur in den mor gen, richtten zich zes geweren op het half- ontbloote lichaam van Mgr. Joseph Gregor, een afgebeten commando weerklonk, onmiddeliyk gevolgd door een korten, fel-weerkaatsenden 1 knal'alsvan een korten, maar raken donderslag, Joseph Gregor gaf zyn heldenziel terug aan God. Door de velden doolde rusteloos Matuschka. Rond de haardsteden werd gefluisterd dat zy krankzinnig geworden was. .en met zijn n d e r e been staat de man, die de verkeersre gels niet kent, in de gevangenis. =.'""111111111 IIIIIII1IIIIIK Volgens velen, laat de opleiding van de studenten aan het Tandheelkun- dig Instituut reeds vele jaren alles te wenschen over. 5 't Tandheelkundig Instituut wordt Danig aan den tand gevoeld; Menigeen, die 't niet meer uithield. Heeft zijn woede eens gekoeld. Ook al leek dat Instituut dan Nóg zoo groot en nóg zoo weidsch, Blijkbaar was er aan geknabbeld Door den scherpen tand des tijds. Om het schoone vak te redden Hebben thans verbolgen liën Eindelijk hun mond geopend En hun tanden laten zien. Vraag: Wat is de laatste jaren Voor de studie, 't vak gedaan? Ja, dan moeten vele heeren Met hun mond vol tanden staan. Zooveel vreemds kwam daar te voorschijn, Dat niet langer mag geduld. Dat er nu geboord moet worden En getrokken, en gevuld! Neerlands wetenschap heeft immers 'n Lichaam, sterk en gaaf en rein. Waarin thans geen zwakke plekken, Rotte kiezen mogen zijn! HERMAN KRAMER. fiiiiiiiiimmiimiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiR Dolblij trokken Piet en Drein verder door de vlakte. Niet ver van de zee zagen ze opeens een ezeltje staan. „Er is niemand bü", zei Drein. „Nou, dan is dat ezeltje van niemand", ant woordde Piet. „Dan kunnen We het vrijuit nemen." Ze voegden de daad bü het woord en namen het ezeltje mee naar het zeestrand. „Ik weet iets leuks", zei Drein, „loop Jij eens een eindje de zee in. Als je ver genoeg bent, moet je heel hard „hulp" roepen, net of je verdrinkt." En terwijl Piet de zee instapte, ging Drein met het ezeltje den anderen kant op. Toen Piet ver genoeg in zee was geloopen, begon hy hard „hulp" te gillen. Hy schreeuwde zoo hard, dat zelfs Drein ervan schrok. „Hu, ezel", beval Drein, „haal hem er uit." Het ezeltje stond even beduusd te kyken, toen rende hy naar de zee. U dacjit immer», dat u nog best vóór di* ander* auto het kruispunt kon passeeren I Maar langs den weg moet u dat niet „den ken", u moet 't zeker wetenl 8 „Wel misschien was het, omdat ze een vreem delinge was. Ik heb nooit veel vreemdelingen ontmoet, ziet u. Ze strekte plotseling haar beide handen naar mij uit en zei, dat ze ge merkt had, dat haar grootvader groote sym pathie voor my had opgevat, en of ik nu niet bij hem wou bepleiten, dat hij haar onmiddeliyk naar Italië terugstuurde, want ze zou dood gaan, als ze nog langer in dat nare en miserabele Londen moest leven, en als ik het wilde doen zou ze me nooit vergeten, en voor me bidden, en zoo meer, en ze had! tranen in haar oogen, en 't geheel deed me een beetje aan een schouw burg denken en ik wist niet wat te antwoorden, maar gelukkig kwam Signor Graffi toen Juist met dien anderen man terug. Dat is werkelijk alles behalve nog, dat, toen zy terugkwamen, uffrouw Graffi in een andere kamer verdween, en de deur achter zich sloot." De zaal heeft met groot genoegen naar deze episode geluisterd; ze begint weer te lachen totdat ze door de gebaren van de officleele personen, en door de scherpe stem van my'nheer Chrisenbury weer aan den ernst van de situa tie herinnerd wordt. „En die vreemdeling is die lang gebleven?" „Neen, hy ging toen op staanden voet weg." „Ging Signor Graffi met hem naar beneden?" „Neen, hy bracht hem zelfs niet tot aan de deur van de flat. De man ging zoo maar." „Merkte u iets aan Signor Graffi?" „Ja ik vond, dat hy er ernstig, en bezorgd uitzag. Hy zag er uit, weet u, als iemand, die heel slecht nieuws heeft gekregen. Hy was even stil. Teen zei ik dat ik gaan wou. Hy sprong op van zijn stoel, en zei dat ik daar niet aan moest denken. Ik had hem verteld, dat ik in Kilburn woonde, en hij zei, dat ik in dien mist nooit thuis zou komen, en herinnerde er me nog eens aan, dat er een kamer vrij was, en geheel ter mijner beschikking stond. Dus nam ik zijn aanbod maar aan. We dronken nog een paar glazen wyn, en toen bracht hy me naar myn kamer." „Dus, u zag juffrouw Graffi dien avond niet meer terug?" „Neen, ik heb haar nooit meer gezien, nadat ze verdwenen is in die kamer, die zooals ik nu weet haar eigen slaapkamer was. Werkeiyk, ik heb haar niet meer teruggezien." Dit laatste antwoord of liever, -het laatste stuk er van, komt er uit met een merkwaardige abruptheid. Het lykt alsof de getuige plotse ling geneigd schynt, om mynheer Chrisenbury en de heele zaal in zyn vertrouwen te nemen. Er werd hem heelemaal niet gevraagd, of hy juffrouw Graffi sindsdien nog gezien had. Geheel uit zich zelf, gedreven door een of andere gedachte, die niemand kan raden, legt hij vrywillig deze verklaring af. En mynheer Chrisenbury glimlachte even als hy hem de vol gende vraag stelt: „U hebt dlus juffrouw Graffi :nooit meer terug gezien. Welnu, Signor Graffi bracht u dan naar de kamer, die hy u had aangeboden; vond u het niet nogal laten we zeggen ongewoon, om gastvrijheid aan te nemen van een man, dien u nog nooit gezien had?" De getuige krygt een kleur, en schynt een beetje verontwaardigd. „Neen, dat vond ik niet. De omstandigheden waren ongewoon, en ik was een heel eind van huis weggegaan, om hem te helpen. En ik heb u trouwens al verteld, dat zoo gauw als Signor Graffi zyn naam noemde, ik wist wie hy was. Hy had nogal wat lessen gegeven, aan som mige van onze lui. Hy heeft ook myn vriend Herbert een tyd lang les gegeven." Iedereen kykt naar mynheer Herbert. Dus ook hij heeft den man gekend, rond wiens dood al deze geheimzinnigheid hangt. Dit maakt hem tot een persoonlykheid. Maar de oogen wenden zich alweer naar het getuirenhokje. „Dus Signor Graffi bracht u naar uw kamer. Was het een prettige?" „Het was een kamer, zooals men zou ver wachten te vinden in een heerenhuis, of in een flat. Heel comfortabel." „Bent u direct naar bed gegaan?" „Ik ging direct naar bed, en sliep dadelijk zooals altijd." „Hebt u den heelen nacht door geslapen?" „Ja ik sliep .den heelen nacht door. Ik was ontzettend moe." „Dus u hebt natuuriyk 's nachts niets ge hoord?" „Ik heb niets gehoord, en weet alleen dat ik op myn gewone uur zeven uur wakker werd." „Vertel ons nu eens in het kort met uw eigen woorden, wat er toen gebeurde." „Nou, ik stond dadelijk op en kleedde me aan. Het zal ik had ook nog een bad geno men 'n minuut of tien voor acht geweest zijn, voordat ik heelemaal klaar was. Ik liep toen door de leskamer en de zitkamer naar de studeerkamer. Zoo had Signor Graffi me ook naar myn slaapkamer gebracht. Ik ging de studeerkamer binnen. De jalouzieën waren nog omlaag, dus trok ik die maar op. Toen zag ik, dat de deur van Signor Graffi's kamer half open stond. Ik wist, dat het zyn kamer was, omdat hy me er mee naar toe had genomen, om me een zeldzame plaat te laten zien. Ik zag hem in bed liggen, met het beddegoed heel wanordelijk zoo maar over hem heen, en ik zag wel ik zag bloed." De menschen op de publieke tribune slaken eenparig een zucht, een zucht die ontstaat uit een merkwaardig mengsel van afschuw, en van bevrediging. De jongeman in het getuigenhokje zei, dat hy, toen hy door de halfopen deur in het grauwe morgenlicht de slaapkamer binnenkeek, bloed zag op het beddegoed van den armen ouden Signor Graffi. Niemand voelt lust om dit verhaal te onder breken. Mijnheer Chrisenbury's lippen zijn zoo gesloten, als zullen ze nooit meer opengaan. En de getuige gaat rustig en koel met zyn verhaal verder: „Toen ik dat zag, liep ik direct de kamer binnen. Ik zag dadelyk, dat Signor Graffi door het hart gestoken was, en ik was er zeker van, dat de steek was toegebracht, terwijl hy sliep. De ledematen waren als door een plotselinge kramp een beetje opgetrokken, maar ik kwam tot de conclusie, dat hy onmiddeliyk dood moest zijn geweest. Ik keek vluchtig de kamer rond, maar ik zag niets, dat van zyn plaats was, en geen enkel wapen. Daarna dacht ik na, wat ik het beste zou kunnen doen. Ik was bang, dat juffrouw Graffi uit haar kamer zou komen, en een schok zou krygen. Ik ging daarom naar haar deur, en klopte. Er kwam geen antwoord. Ik klopte nog eens er kwam weer geen antwoord. Toen maakte ik de deur open, en keek naar binnen er was niemand. En toen ben ik, nauwelyks wetende wat ik deed, naar het raam geloopen. Ik zag een politieagent aan den anderen kant van de straat. Ik schoof het raam open, wenkte, en riep hem. Na een paar minuten, kwamen hij en de getuige Acock naar boven ge stormd. Ik vertelde hun in een paar woorden, hoe ik daar kwam. Acock belde toen zijn vrouw, terwyi de agent hulp ging halen. En nu, dat is alles, wat ik er van kan vertellen." Dit is dan het slot van de verklaring van den belangrijksten getuige, den man die kalm en vast sliep, terwyl er op een paar pas afstand een vreeselijke moord gebeurde. En het is alsof zijn laatste woorden meer afdoende zyn, meer indruk maken, dan zij eigenlijk wel zeggen, want niemand Coroner, advokaten, juryleden heeft nog een vraag te stellen; de herinne ring aan alles, wat er in de laatste minuten verteld is, is nog te sterk, te levendig. Maar sinds deze jongeman in het gelige licht van dien somberen Novembermorgen zyn af grijselijke ontdekking deed, is ook de Wet al aan 't werk geweest. Haar speurhonden hebben met hun neuzen over den grond gesnuffeld, langs ieder spoor, dat er te vinden was. En een van dezen staat klaar om te vertellen, wat hy, veel of weinig, is te weten gekomen. Dus stapt de jonge student met een zucht van verlichting weer naar zyn plaats, en achter het hekje, waar hij stond, staat nu iemand van New- Scotland-Yard. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 10