Rome's stadsbeeld verfraaid
Mdv&daal van dan dag
DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
A
Wie doodde
Marco Graffi?
TOEGANGSWEG TOT HET
SINT PIETERSPLEIN
BEPROEVINGEN VAN EEN
AARTSBISSCHOP
TANDPIJN
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1936
De man, die de klappen
krygt
Oude typische straatjes, winkels
en wijnhuizen verdwijnen
In rood Spanje
stompje püp, verraad,
eav-A.
Wanneer men een bezoek brengt aan de
Eeuwige Stad, wordt men bijzonder ge
troffen door de enorme openbare wer
ken die door de Italiaansche regeering worden
uitgevoerd. Daardoor wordt vooreerst de werk
loosheid doelmatig bestreden, terwijl tevens het
stadsbeeld aanmerkelijk wordt verfraaid.
Dezer dagen zal Mussolini weer den eersten
houweelslag toebrengen aan een stuk oud
Rome. dat onder den mokerslag der sloopers
zal verdwijnen, waardoor een groote toegangs
weg tot bet Sint Pietersplein wordt gebaand.
Tevens verdwijnen daardoor van (Se oude ty
pische straatjes, winkels en wijnhuizen, die aan
Rome een heel bijzonder aanzien gaven en
waarover onze Romeinsche medewerker al dik
wijls merkwaardige bijzonderheden heeft ver
haald.
Sor Angelino is dik en zwaar en heeft korte,
wijd-uitstaande beenen. Hij is sinds zijn twin
tigste jaar herbergier, en nu is hij vijftig, en
in dien tijd is hij zesmaal failliet gegaan. Maar
zijn goed humeur, zijn vriendelijken lach en
Zijn gezelligen buik heeft hij er nooit bij verlo
ren. Want zijn trouwe gemalin, sora Angelina,
staat bekend om haar voortreffelijke keuken
en die heeft een neef van een zwager van de
vrouw, waar haar broer eens mee „ging" m de
Castelli, die hun uitstekenden wijn levert en
omwille van de connectie een beetje goedkoo-
per dan aan heelemaal vreemden. En dien
wijn kan Angelino met een zoet winstje ver-
koopen, en hij drinkt er zelf graag een goed
glas van mee. En dus is het leven zoo slecht
niet. Natuurlijk heeft hij „acidl urici" (urine
zuur). want dat heeft iedere Italiaan tenge
volge van den wijn en de spaghetti, maar daar
tegen slikt hij Idrolitina, omdat de kranten
zeggen, dat zoo'n middel uitstekend helpt, en
omdat hij die medicijn krijgt van een stam
gast, die bij die branche geïnteresseerd is. en
die veel bij hem drinkt en het nooit kan be
talen.
Het lokaal van Angelino ligt in een roman
tische wijk: achter het paleis van prins Mas
simo en twee passen van Piazza Navona. Als
Angelino een oogenblik rust heeft, gaat hij
een luchtje scheppen bij de fontein van Ber
nini, en overpeinst, dat de koelte van het water
niet te versmaden is, maar dat de wijn toch
een veel edeler vocht is. Water is mooi om te
zien en je kunt er spaghetti in koken. Maar
soms kun Je daar óók wel eens iets anders voor
nemen. Terwijl wijn beslist onontbeerlijk ls!
Angelino stamt uit de buurt van Viterbo, en
daar was lederen zomer groot watergebrek
(toen hij jong was!). Daaróm wasschen ze daar
de babies met wijn, en de groote menschen was
schen zich heelemaal niet. En daarom vindt
Angelino water een overbodige luxe.
Nadat hij voor de zesde maal failliet was ge
gaan, had hij het boven omschreven „Cantina
di Maggio" gehuurd. Dit wijnhuis lag in een
steegje en' was oud en goedkoop, en de kenners
wisten al gauw, dat de wijn er goed was, en
de waard er de hoffelijkheid zelve was. Want
Angelino is zoo dikwijls failliet gegaan, omdat
hij altijd crediet geeft! En dus had hij een uit
stekenden klantenkring, waaronder zelfs bui
tenlanders. die hij met speciale hoogachting
behandelde. Hier kon hij voor het eerst zijn
onkosten dekken, en het zwaarlijvige echtpaar
glansde van tevredenheid en werd guller en
vriendelijker dan ooit.
Maar hij is nu eenmaal de man, die de klap
pen krijgt. Want op een goeden dag is de
nieuwe fascistische ziekte juist zijn vrede en
rust komen verstoren. Want de wijk, waar An
gelino zijn wijnlokaal heeft, ligt tusschen de
kerk van San Andrea della Valle en de Piazza
Madama, en hier moet 28 October as. het
Corso del Rinascimento worden ingewijd, in
dus moesten Angelino en alle andere arme men
schen en kleine winkeliers gaan verhuizen. Ze
kregen hun onkosten betaald, maar niet hun
bedrijfsschade. Voor wie den toestand niet
kent, diene, om misverstanden te voorkomen,
dat bij de onteigening de eigenaar natuurlijk
een bepaalde som krijgt uitgekeerd, maar de
huurder wordt eenvoudig opgezegd, en krijgt
alleen de kosten van verhuizing vergoed. Wan
neer het alleen om een woning gaat, is hit
geen probleem, daar er altijd en overal huizen
te huur zijn. Maar een „zaak" en vooral als de
aan bepaalde voorwaarden gebonden moet zijn
(klein, goedkoop en in een speciale buurt) is
niet altijd zoo gemakkelijk te vinden.
Angelino ging echter vol moed op stap, om
een ander lokaaltje te vinden. Maar hij heeft
weinig geld (wat wil je sparen, als je zes
maal failliet gaat?) en zijn inventaris is be
rekend op 10 vierkante meter oppervlakte: het
lokaaltje moet dus klein zijn, goedkoop en in
diezelfde buurt. Want wie zegt, of hij ergens
anders die goede klanten behoudt? Eerst had
hy nog eenige hoop, maar die verdween al .as,
en toen werd hy hoe langer hoe zenuwachtiger,
zyn eetlust was weg en zün buik slonk zicht
baar; en de acidi urici begon hem te plagen,
want hij had geen tyd meer voor Idrolitina.
En de gasten begonnen te klagen. Want Ange
lino had bedacht, hoeveel hy verloor, als iy
niet tydig een ander lokaal vond. Dan kon hy
niets verdienen, geen wyr meer verkoopen, geen
trippa, geen lamsdarmen in sugo (tomaten
saus) opdienen, en dus begon hij te knoeien.
Hij deed water by den wijn, om een grooter
kwantum te krygen en hing er koperdraad :n,
opdat hy sterker zou worden en de gasten kre
gen last van hun nieren.
En toen de tijd naderde, dat hy moest ver
huizen, verkocht hij den wijn altijd maar goed-
kooper, om alles nog kw'jt te raken. Maar de
wijn werd slechter, en de porties steeds klei
ner, en alleen de gasten die den toestand be
grepen en wisten te vergeven, bleven hem met
heldenmoed trouw.
Ze bestelden geduldig hun „quarto", waar
ze slechts één slok van dronken, teneinde hun
gezondheid te sparen, en informeerden dan of
hij nog niets gevonden had. En dan zwaaide
Angelino wanhopig met zün armen en trok
zich de haren uit het hoofd en klaagde luid
ruchtig zijn nood.
Nu is de Cantina di Maggio al weg. De heele
straat is een hoop steenen geworden, die er uit
ziet als een stad na een Amerikaanschen orkaan
of tydens een Spaansche Revolutie. De stam
gasten hebben een ander lokaal gevonden, en
Angelino en zyn trouwe Angelina drinken wyn
bij anderen en eten eenzaam spaghetti en spre
ken kwaad van het fascistische regime, 's avonds
by de fontein van Bernini.
Want het is gemakkeiyk genoeg, om er
trotsch op te zyn, dat je stad de mooiste van
de wereld zal worden, zoolang het allemaal bui
ten je omgaat. Maar als je er je bestaan door
verliest, als het je „zaak" ruïneert, dan be
kijk je dat alles met heel andere oogen. En dan
is er véél begrflpeiyk van hetgeen, waarvan men
het nut niet kan inzien.
Zouden wy waardige zonen en doch
ters zyn van de martelaren, de
verdrukten, de lyders en stryders,
als wy te kort schoten in het laatste en
toch waariyk niet het zwaarste werk van
onze emancipatie: instandhouding en uit
bouw onzer eigen Universiteit?
TEDDYBEER IN HET
OERWOUD
Tot de vroolijkste bewo
ners van het oerwoud
behoort de koala, een
Australische kleine beer,
waarop langen tijd als
pelsdier ijverig gejaagd
werd en waarvan milli-
oenen exemplaren werden
neergelegd. Thans wordt
de origineele koala be
schermd door een besluit
van de Australische re
geering. Hierboven een
aardig snapshot: een
koala met een jong, dat
op den rug van het moe-
derdier pleegt te zitten
Dj lotgevallen van Mgr. Gandasegui, den
Aartsbisschop van Valladolid, werden on
langs beschreven in „La Croix". Na ge
durende 55 dagen door de Rooden gevangen te
zijn gehouden, gedurende welken tyd hem
voortdurend het gevaar bedreigde van als gij
zelaar te worden neergeschoten, werd deze op
een geheime samenkomst tusschen Rooden
en Nationalisten aan de laatsten uitge
leverd, en bevindt zich thans in de residentie
stad waar hy zich langzaam herstelt van de
doorgestane ontberingen.
By het uitbreken van den burgeroorlog werd
hy te San Sebastian gevangen genomen en op
gesloten in het hospitaal van Dr. Oreja. Later
werd hy in het geheim overgebracht naar Mi-
racruz, maar daarna op doktersadvies naar het
hospitaal teruggebracht, dat intusschen tot een
Roode-Kruis-hospitaal voor Marxistische stry
ders was ingericht. Hier werd hy onder bewa
king gesteld, niet als een zieke maar als ge
vangene van het Roode bewind.
Gedurende dezen tyd verscheen het bericht
dat hy op het fort Guadelupe was gefusilleerd.
Men meende toen en het bericht circuleerde
in de geheele pers dat hij zich bevonden had
onder de vele vooraanstaande ingezetenen van
San Sebastian toen deze op het fort werden
terechtgesteld.
Tydens zijn gevangenschap had Mgr. Gan
dasegui vele kwellingen naar den geest en naar
het lichaam te doorstaan. Men verbood hem
om zyn kamer te verlaten, om voor het venster
te staan, om ook maar iets in ontvangst te
nemen, zelfs om de H. Mis te lezen. Zijn draag
baar altaar was hem ontnomen, terwyi hij zijn
borstkruis, een ander kruis en zijn geld aan
roovers moest afstaan.
Vijf dagen voor de overgave van San Sebas
tian, op het feest van O. L. Vrouw van San
Lorenzo, de patrones van Valladolid, bracht
men den Aartsbisschop naar Loyola door be
middeling van het bestuur van Sint Ignatius'
hospitaal. En van Loyola uit zond de Aarts
bisschop, door een dorpsgeesteiyke, naar den
militairen commandant van Tolosa een brief
waarin hy verzocht om onder de bescherming
van het Nationalistische leger te worden ge
plaatst.
Toevallig zond de kapelaan van Mgr. Ganda
segui terzelfdertyd een brief aan den comman
dant om naar het lot van Zqne Excellentie te
informeeren. De commandant van Tolosa droeg
aan den geesteiyke, die het schrijven van den
Aartsbisschop had overgebracht op, om terug
te keeren en hem mede te deelen wanneer en
waar hy zou worden vrygelaten.
Don Emilio Alvarez, de kapelaan van Zijne
Excellentie, werd uitgekozen om deze précaire
opdracht te vervullen. Hij moest zich daartoe
begeven naar een geheime plaats van samen
komst op een boerderij die 20 kilometer buiten
Tolosa was gelegen, alleen in 'n auto en voor
zien van een speciaal wachtwoord om de troe
penlinies te kunnen passeeren. De Aartsbis
schop kon zyn groote ontroering niet verbergen
toen hij zyn kapelaan onder deze omstandig
heden terugzag. Even later was voor hem het
oogenblik der bevrijding aangebroken.
Tegen den deurpost van haar vervelooze
woning geleund, staarde Matuschka de
stoffige dorpsstraat in, waarover de zon
onbarmhartig haar stralen goot.
Ze hoorde niet naar de scheldwoorden, welke
een paar jongens haar van een veiligen afstand
toeschreeuwden en die haar reeds zoo vaak het
bloed tot koken hadden gebracht en tot terug
schelden hadden verleid.
Hoe meer ze zich dan opwond, des te ge-
meener waren de verwenschingen, die haar
naar het hoofd werden geslingerd en waarin
het woord heks een domineerende plaats had.
Maar nu ging het immers langs haar heen,
al waren haar kleine listige oogen ook op de
kwajongens gevestigd, ze zag ze niet. Haar
hersenen werkten koortsachtig en telkens weer
kwamen haar gedachten terug op hetgeen ze
vanmorgen in de hut van Ursula had gezien.
Had ze er al niet lang een vermoeden van
gehad, dat die kaarsrecht-voortstappende boer,
die af en toe Ursula bezocht, zoo'n priester
hond was, zoo'n maatschappü -parasiet, waar
van het een groot geluk genoemd mocht wor
den, dat de regeering geen enkel middel on
gebruikt liet om ze als beesten af te slachten
of ze naar de meest barre oorden te verbannen'
Al lang was ze van plan geweest den politle-
commandant van haar vermoedens op de hoog
te te brengen, maar steeds weer had ze beslo
ten toch maar te wachten, tot ze volkomen ze
ker van haar zaak was. Wat een heeriyk oogen
blik zou dat voor haar zijn, als zij dien ver
momden zwartrok door een vuurpeloton zou
zien voortsleepen naar het executieveld, waar
het volk zou samenstrooman, om hem in zün
bloed te zien stikken. Dat zou haar, Matusch-
ka's, heerlijkste oogenblik zyn. Wat zou overste
Oxsensk haar wel niet prijzen in het bijzijn
van alle dorpelingen, voor de belangrijke dien
sten, het vaderland bewezen. Waarom talmde
ze eigenlijk nog langer? Ze had vanmorgen
toch zelf gezien dat de priester Ursula had
gezegend, langen tyd op fluisterenden toon met
haar had gesproken en tenslotte een zyden
zakje uit zijn borstzak had gehaald, waaruit
hij Ursula een hostie had gegeven? Toen was
zy weggeslopen, en had, dwars door de velden
gaande, haar woning weer bereikt. Zou ze nu
wel voldoende weten, om hem te laten arres
teeren? Of zou ze weer wachten tot hij een
volgende maal kwam, om dan meteen den
overste te waarschuwen; dan kon die eerst
ook nog van die poppenkasterij genieten! Een
geheimzinnige lach trok om den ingevallen
mond en gaf het gelaat van de oude vrouw
een vreeselijke uitdrukking.
Plots draaide ze zich om, trok de deur met
een slag dicht en stapte resoluut naar den
overkant van de straat de jongens, die daar
nog doelloos rondwandelden, stoven verschrikt
uit elkaar.
Even later zat Matuschka in het groezelige
politiebureau tegenover den commandant, een
kerel met een ruw uiterlijk, die verveeld in zijn
stoel hing en het tengere wezentje achterdoch
tig aangluurde.
„En wat heb je voor me?" een rauwe
stem dreunt Matuschka in de ooren.
Fluisterend eerst, langzamerhand zich steeds
meer opwindend, vertelde zy wat zy in de
woning van Ursula gezien had. Met stijgende
belangstelling
luisterde de po- r"
litieman, trok be. Tfpf
nauwende rook- -t-tet-
wolken uit een I
stond dan met
een ruk op en
barstte in een hartstochtelijken schaterlach uit;
„Ha, ha, dat wordt feest voor de jongens. Die
papendrijver zal my niet ontsnappen, anders
is mijn naam geen Iwan Orsensky meer. En nu
ga jij," zoo wendde hij zich tot Matuschka,
„door de achterdeur weg! En denkt ge er om,
dat je er nooit met iemand een woord over
rept, dat jij de politie op het spoor hebt ge
bracht. Ik, Iwan Orsensky, en ik alleen heb
hem bemerkt, begrepen?! De prachtige kans,
die ik nu heb om uit dit ellendige nest weg
te promoveeren, laat ik me niet ontnemen. Je
weet, waar je je aan te houden hebt!"
Zonder antwoord af te wachten duwde hy
Matuschka voor zich uit, opende een in zijn
voegen kreunend deurtje, en even later stond
de onthutste vrouw weer buiten; een desillusie
was zy rijker.
Een schrille politiefluit sneed door de zwoele
lucht. Zware, met ijzer beslagen laarzen,
dreunden over het plaveisel, blank-geschuurde
karabijnloopen schitterden fel in de zon, even
knetterde een motor, dan snorde de politie
auto den dorpsweg af, hollende stofwolken we
zen den weg waarheen.
Veertien dagen later, om 10 uur in den mor
gen, richtten zich zes geweren op het half-
ontbloote lichaam van Mgr. Joseph Gregor, een
afgebeten commando weerklonk, onmiddeliyk
gevolgd door een korten, fel-weerkaatsenden
1 knal'alsvan een korten, maar raken donderslag,
Joseph Gregor gaf zyn heldenziel terug aan
God.
Door de velden doolde rusteloos Matuschka.
Rond de haardsteden werd gefluisterd dat zy
krankzinnig geworden was.
.en met zijn
n d e r e been
staat de man, die
de verkeersre
gels niet kent, in
de gevangenis.
=.'""111111111
IIIIIII1IIIIIK
Volgens velen, laat de opleiding van
de studenten aan het Tandheelkun-
dig Instituut reeds vele jaren alles
te wenschen over. 5
't Tandheelkundig Instituut wordt
Danig aan den tand gevoeld;
Menigeen, die 't niet meer uithield.
Heeft zijn woede eens gekoeld.
Ook al leek dat Instituut dan
Nóg zoo groot en nóg zoo weidsch,
Blijkbaar was er aan geknabbeld
Door den scherpen tand des tijds.
Om het schoone vak te redden
Hebben thans verbolgen liën
Eindelijk hun mond geopend
En hun tanden laten zien.
Vraag: Wat is de laatste jaren
Voor de studie, 't vak gedaan?
Ja, dan moeten vele heeren
Met hun mond vol tanden staan.
Zooveel vreemds kwam daar te
voorschijn,
Dat niet langer mag geduld.
Dat er nu geboord moet worden
En getrokken, en gevuld!
Neerlands wetenschap heeft immers
'n Lichaam, sterk en gaaf en rein.
Waarin thans geen zwakke plekken,
Rotte kiezen mogen zijn!
HERMAN KRAMER.
fiiiiiiiiimmiimiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiR
Dolblij trokken Piet en Drein verder door de vlakte. Niet ver
van de zee zagen ze opeens een ezeltje staan. „Er is niemand
bü", zei Drein. „Nou, dan is dat ezeltje van niemand", ant
woordde Piet. „Dan kunnen We het vrijuit nemen."
Ze voegden de daad bü het woord en namen het ezeltje mee
naar het zeestrand. „Ik weet iets leuks", zei Drein, „loop Jij
eens een eindje de zee in. Als je ver genoeg bent, moet je heel
hard „hulp" roepen, net of je verdrinkt." En terwijl Piet de zee
instapte, ging Drein met het ezeltje den anderen kant op.
Toen Piet ver genoeg in zee was geloopen, begon hy hard
„hulp" te gillen. Hy schreeuwde zoo hard, dat zelfs Drein ervan
schrok. „Hu, ezel", beval Drein, „haal hem er uit." Het ezeltje
stond even beduusd te kyken, toen rende hy naar de zee.
U dacjit immer», dat u nog best
vóór di* ander* auto het kruispunt
kon passeeren I Maar langs
den weg moet u dat niet „den
ken", u moet 't zeker wetenl
8
„Wel misschien was het, omdat ze een vreem
delinge was. Ik heb nooit veel vreemdelingen
ontmoet, ziet u. Ze strekte plotseling haar
beide handen naar mij uit en zei, dat ze ge
merkt had, dat haar grootvader groote sym
pathie voor my had opgevat, en of ik nu niet
bij hem wou bepleiten, dat hij haar onmiddeliyk
naar Italië terugstuurde, want ze zou dood gaan,
als ze nog langer in dat nare en miserabele
Londen moest leven, en als ik het wilde doen
zou ze me nooit vergeten, en voor me bidden, en
zoo meer, en ze had! tranen in haar oogen, en
't geheel deed me een beetje aan een schouw
burg denken en ik wist niet wat te antwoorden,
maar gelukkig kwam Signor Graffi toen Juist
met dien anderen man terug. Dat is werkelijk
alles behalve nog, dat, toen zy terugkwamen,
uffrouw Graffi in een andere kamer verdween,
en de deur achter zich sloot."
De zaal heeft met groot genoegen naar deze
episode geluisterd; ze begint weer te lachen
totdat ze door de gebaren van de officleele
personen, en door de scherpe stem van my'nheer
Chrisenbury weer aan den ernst van de situa
tie herinnerd wordt.
„En die vreemdeling is die lang gebleven?"
„Neen, hy ging toen op staanden voet weg."
„Ging Signor Graffi met hem naar beneden?"
„Neen, hy bracht hem zelfs niet tot aan de
deur van de flat. De man ging zoo maar."
„Merkte u iets aan Signor Graffi?"
„Ja ik vond, dat hy er ernstig, en bezorgd
uitzag. Hy zag er uit, weet u, als iemand, die
heel slecht nieuws heeft gekregen. Hy was even
stil. Teen zei ik dat ik gaan wou. Hy sprong
op van zijn stoel, en zei dat ik daar niet aan
moest denken. Ik had hem verteld, dat ik in
Kilburn woonde, en hij zei, dat ik in dien mist
nooit thuis zou komen, en herinnerde er me nog
eens aan, dat er een kamer vrij was, en geheel
ter mijner beschikking stond. Dus nam ik zijn
aanbod maar aan. We dronken nog een paar
glazen wyn, en toen bracht hy me naar myn
kamer."
„Dus, u zag juffrouw Graffi dien avond niet
meer terug?"
„Neen, ik heb haar nooit meer gezien, nadat
ze verdwenen is in die kamer, die zooals ik nu
weet haar eigen slaapkamer was. Werkeiyk,
ik heb haar niet meer teruggezien."
Dit laatste antwoord of liever, -het laatste
stuk er van, komt er uit met een merkwaardige
abruptheid. Het lykt alsof de getuige plotse
ling geneigd schynt, om mynheer Chrisenbury
en de heele zaal in zyn vertrouwen te nemen.
Er werd hem heelemaal niet gevraagd, of hy
juffrouw Graffi sindsdien nog gezien had.
Geheel uit zich zelf, gedreven door een of
andere gedachte, die niemand kan raden, legt
hij vrywillig deze verklaring af. En mynheer
Chrisenbury glimlachte even als hy hem de vol
gende vraag stelt:
„U hebt dlus juffrouw Graffi :nooit meer
terug gezien. Welnu, Signor Graffi bracht u
dan naar de kamer, die hy u had aangeboden;
vond u het niet nogal laten we zeggen
ongewoon, om gastvrijheid aan te nemen van
een man, dien u nog nooit gezien had?"
De getuige krygt een kleur, en schynt een
beetje verontwaardigd.
„Neen, dat vond ik niet. De omstandigheden
waren ongewoon, en ik was een heel eind van
huis weggegaan, om hem te helpen. En ik heb
u trouwens al verteld, dat zoo gauw als Signor
Graffi zyn naam noemde, ik wist wie hy was.
Hy had nogal wat lessen gegeven, aan som
mige van onze lui. Hy heeft ook myn vriend
Herbert een tyd lang les gegeven."
Iedereen kykt naar mynheer Herbert. Dus
ook hij heeft den man gekend, rond wiens dood
al deze geheimzinnigheid hangt. Dit maakt
hem tot een persoonlykheid. Maar de oogen
wenden zich alweer naar het getuirenhokje.
„Dus Signor Graffi bracht u naar uw kamer.
Was het een prettige?"
„Het was een kamer, zooals men zou ver
wachten te vinden in een heerenhuis, of in een
flat. Heel comfortabel."
„Bent u direct naar bed gegaan?"
„Ik ging direct naar bed, en sliep dadelijk
zooals altijd."
„Hebt u den heelen nacht door geslapen?"
„Ja ik sliep .den heelen nacht door. Ik
was ontzettend moe."
„Dus u hebt natuuriyk 's nachts niets ge
hoord?"
„Ik heb niets gehoord, en weet alleen dat ik
op myn gewone uur zeven uur wakker
werd."
„Vertel ons nu eens in het kort met uw
eigen woorden, wat er toen gebeurde."
„Nou, ik stond dadelijk op en kleedde me
aan. Het zal ik had ook nog een bad geno
men 'n minuut of tien voor acht geweest
zijn, voordat ik heelemaal klaar was. Ik liep
toen door de leskamer en de zitkamer naar de
studeerkamer. Zoo had Signor Graffi me ook
naar myn slaapkamer gebracht. Ik ging de
studeerkamer binnen. De jalouzieën waren nog
omlaag, dus trok ik die maar op. Toen zag ik,
dat de deur van Signor Graffi's kamer half
open stond. Ik wist, dat het zyn kamer was,
omdat hy me er mee naar toe had genomen,
om me een zeldzame plaat te laten zien. Ik
zag hem in bed liggen, met het beddegoed heel
wanordelijk zoo maar over hem heen, en ik
zag wel ik zag bloed."
De menschen op de publieke tribune slaken
eenparig een zucht, een zucht die ontstaat uit
een merkwaardig mengsel van afschuw, en van
bevrediging.
De jongeman in het getuigenhokje zei, dat
hy, toen hy door de halfopen deur in het
grauwe morgenlicht de slaapkamer binnenkeek,
bloed zag op het beddegoed van den armen
ouden Signor Graffi.
Niemand voelt lust om dit verhaal te onder
breken. Mijnheer Chrisenbury's lippen zijn zoo
gesloten, als zullen ze nooit meer opengaan.
En de getuige gaat rustig en koel met zyn
verhaal verder:
„Toen ik dat zag, liep ik direct de kamer
binnen. Ik zag dadelyk, dat Signor Graffi door
het hart gestoken was, en ik was er zeker van,
dat de steek was toegebracht, terwijl hy sliep.
De ledematen waren als door een plotselinge
kramp een beetje opgetrokken, maar ik kwam
tot de conclusie, dat hy onmiddeliyk dood
moest zijn geweest. Ik keek vluchtig de kamer
rond, maar ik zag niets, dat van zyn plaats
was, en geen enkel wapen.
Daarna dacht ik na, wat ik het beste zou
kunnen doen. Ik was bang, dat juffrouw
Graffi uit haar kamer zou komen, en een schok
zou krygen. Ik ging daarom naar haar deur, en
klopte. Er kwam geen antwoord. Ik klopte nog
eens er kwam weer geen antwoord. Toen
maakte ik de deur open, en keek naar binnen
er was niemand. En toen ben ik, nauwelyks
wetende wat ik deed, naar het raam geloopen.
Ik zag een politieagent aan den anderen kant
van de straat. Ik schoof het raam open,
wenkte, en riep hem. Na een paar minuten,
kwamen hij en de getuige Acock naar boven ge
stormd. Ik vertelde hun in een paar woorden,
hoe ik daar kwam. Acock belde toen zijn vrouw,
terwyi de agent hulp ging halen. En nu, dat
is alles, wat ik er van kan vertellen."
Dit is dan het slot van de verklaring van den
belangrijksten getuige, den man die kalm en
vast sliep, terwyl er op een paar pas afstand
een vreeselijke moord gebeurde. En het is alsof
zijn laatste woorden meer afdoende zyn, meer
indruk maken, dan zij eigenlijk wel zeggen,
want niemand Coroner, advokaten, juryleden
heeft nog een vraag te stellen; de herinne
ring aan alles, wat er in de laatste minuten
verteld is, is nog te sterk, te levendig.
Maar sinds deze jongeman in het gelige licht
van dien somberen Novembermorgen zyn af
grijselijke ontdekking deed, is ook de Wet al
aan 't werk geweest. Haar speurhonden hebben
met hun neuzen over den grond gesnuffeld,
langs ieder spoor, dat er te vinden was. En een
van dezen staat klaar om te vertellen, wat hy,
veel of weinig, is te weten gekomen. Dus stapt
de jonge student met een zucht van verlichting
weer naar zyn plaats, en achter het hekje,
waar hij stond, staat nu iemand van New-
Scotland-Yard.
(Wordt vervolgd.)