WIJ LEEREN SCHAKEN m m VERTELLINGEN van SIBOTAK jiü mmts m a m Plechtige van den Fielp Huishoudelijk werk en de gezondheid Kaaspannekoek MOOI, STERK EN I I GOEDKOOP I Ml üf wm m ZONDAG 8 NOVEMBER 1936 Huiswerk minstens zoo goed als onze gewone kamergymnastiek - r', INBRAAK EN DIEFSTAL wé I WÈ.Sw* ém X HÉ Iets nieuws onder de zon BRABANTSCHE BRIEVEN In den Gemeenteraad van Ulvenhout ZELFGEMAAKTE Een zelf gemaakte tasch is verbazend pret tig. In de eerste plaats is ze ongelooflijk sterk, als u ze twee jaar lang haast iede- ren dag gebruikt hebt, is ze nog mooi en ziet 2e er heusch uit, alsof ze pas nieuw is. Maar behalve dat ze sterk is kunt u de „inrichting" maken zooals u dat zelf verkiest. U kunt hier een vak maken voor dit, daar een vakje voor wat anders, zoo voor die kleine dingetjes, die We allemaal persé bij ons willen hebben. En dan is er eigenlijk iets wat het belang rijkste is: ze zijn zoo mooi. Mooi, omdat u er goed materiaal voor gebruikt. Niets maakt een voornameren indruk dan het feit, dat iets van Werkelijk goed materiaal is gemaakt. Er is zoo verschrikkelijk veel namaak, en daarom goed koop, maar tegelijkertijd ook zoo verschrikke lijk leeljjk en dat op den duur, behalve dat de voorwerpen gauw oud zijn, ook zoo gauw ver veelt. Goed materiaal verveelt nooit, u zult er altijd weer met genoegen naar kijken, om dat het altijd weer mooi is. En daarom wordt zoo'n zelf-gemaakte tasch zoo prettig in het gebruik. Door de „inrich ting" en door het uiterlijk cachet, wat te dan ken is aan de waarde van het materiaal. Natuurlijk kunnen we dergelijke tasschen in de etalage zien staan, maar ik geloof dat de prijs zoo'n indruk op me zou maken, dat ik su biet zou doorloopen: ze zijn verschrikkelijk duur, die handgemaakte tasschen. En daarom, wilt u een werkelijk mooie tasch hebben, maakt u er dan zelf een. Hier hebt U er de beschrij ving van. Benoodigdheden: een stuk leer, een stuk peau de suède, 4 M. leerband, knoop, een pot speciale leerlijn. Gereedschappen: Holpijpje en hamer of spe ciale leertang, rijgnaald. Eerst maakt u van papier het model, dat u wenscht, op ware grootte. U kunt dan zien, of het model bevalt en in de tweede plaats kunt u in den leerhandel zien, hoe de gewenschte hoeveelheid het voordeeligste uit de huid ge sneden kan worden. Er is natuurlijk even veel peau de suède als leer noodig. Het eerste dient voor de voe ring, omdat het leer aan den binnenkant niet zoo mooi is en bovendien is het voor de ge wenschte stevigte onmisbaar. We beginnen nu met het uitgeslagen papie-, renmodel op den goeden kant van het leer te leggen en snijden (knippen wordt niet mooi) het gewenschte model er uit. Evenzoo doen we bij het suède. De teekening geeft een een voudig, doch aardig model aan. Hooge tasch- jes zijn in de mode, dus Het is de bedoeling, dat het suède en leer op elkaar gelijmd worden met de leerlijm, maar dat kan pas, wanneer we den knoop op 't leer hebben bevestigd en de voering voorzien is van zakjes. Den leeren knoop maken we zelf. kent ze toch, die holle, metalen knoopen, waar het leer om heen wordt gelegd en vast gehecht door er den afzonderlijken onderkant, voorzien van me talen punten in te drukken? Hiervoor moet een dun stukje leer genomen worden. Op de plaats, waar de knoop komt, worden twee gaatjes óf met holpijpje óf met de tang gemaakt, 'n c.M. van elkaar. Door den knoop en de gaatjes trekken we een smal reepje leer (van het vel gesneden, dat is steviger dan het leerband) knoopen het aan den binnenkant vast en plakken de eindjes op het leer. Nu de voering. We stikken met de naai machine aparte stukjes suède op de voering zoodat er zakjes ontstaan. Handig 's, wanneer tegen den achterkant van de tasch van binnen, wel te verstaan een reep suède van 7 c.M., br. en even lang als de tasch breed is, in het mid den en van onderen op de voering wordt vast- gestikt, zoodat twee aparte vakjes naast el kaar komen. Op de teekening ziet u den uit slag van de tasch, met de zakjes; de stippellijn is de stiknaald. De zijkanten blijven voorloopig los, die worden naderhand wanneer de spie er tusschen komt, vast gehecht. 2b is het tweede zakje, het wordt aan drie kanten opgestikt, en het heeft juist de grootte van een spiegeltje en kammetje. Als ook dit klaar is, kunnen we de voering op het leer plakken, goed de randen insmeren, en dan leggen we alles maar weer onder een stapel boeken om het een nacht te laten dro gen. Dan de z.g.n. spieën, de stukjes leer, die de noodige ruimte in uw tasch verschaffen en aan de bijkanten er tusschen hooren. De vorm is zooals teekeningetje no. 3 aan geeft. De schuinte naar boven is afhankelijk van de verhouding van uw tasch. Probeert u dus eerst weer bij uw papieren model. Leg de spie dubbel gevouwen er tusschen en let nu op, dat de voorkant van de tasch gelijk loopt met den bovenkant aan de spie, dan zult U wanneer u de tasch open vouwt, van zelf den schuinen bovenkant zien ontstaan. Het suède en leer worden weer op elkaar geplakt en te drogen gelegd onder den beroemden stapel boeken. Nu kunnen we den volgenden dag beginnen aan het in elkaar zetten. We beginnen met het maken van de kleine gaatjes met de holpijp of leertang, een halve c.M. van elkaar en een halve c.M. van den kant af. Ook in de zijkan ten van het opgestikte stukje suède tegen de achterhelft van de tasch. En nu, alsof u overhands naait, worden de spieën er tusschen gemaakt met het leer-band en vervolgens de geheele tasch, als het ware „omgenaaid". Het knoopsgat wordt een ovale opening cn eveneens omgewerkt met het band Het omwerken van de tasch is een heel ge duldwerkje omdat u steeds moet zorgen den goeden kant van het band boven te houden. Maaru zult eens zien, wat een eer u van uw werk hebt, als de tasch eenmaal klaar is en nu Sint Nicolaas niet zoo heel ver meer ls, kan het misschien een cadeautje voor een goe de vrendin of voor een van onze groote doch ters worden, die -er vast mee in haar schik zullen zijn, MARYE. Hoe zou het toch komen dat de tegen woordige meisjes en jonge vrouwen zoo'n afkeer hebben van huishoudelijk werk? Zij beschouwen het als een sloof werk, waarbij hersens niet noodig zijn en waarboven zij zich ver verheven voelen. Toch is het absoluut geen minderwaardige bezigheid, terwijl het nooit in sloofwerk zal ontaarden, als men er tenminste TASCH zijn hersens bij gebruikt. Bovendien is het voor onze gezondheid minstens zoo goed als dage- lifksche kamergymnastiek. U moet maar eens opletten, hoe vaak dienstmeisjes, die werkelijk goed aanpakken, een mooien gang hebben en meestal een goede houding en een goed figuur. Het is een bekend feit, dat vrouwen, die zelf in haar huishouden werken, meestal een uit stekende gezondheid genieten. Ook op dit gebied kan men natuurlijk over. drijven, maar als algemeenen regel kan men aannemen, dat huishoudelijk werk een uitste kenden invloed op lichaam en geest heeft, om dat het nagenoeg alle spieren van het lichaam in beweging zet, terwijl het afwisseling genoeg biedt om den geest bezig te houden. Verder geeft het veel gelegenheid om van de frissche lucht te genieten; op een plaatsje of in den tuin, hetzij bij ver opengeschoven ramen, want daar geschiedt het werk immers. Een vrouw, die niet zelf in haar huis werkt, zal wel genoodzaakt zijn eiken dag eenigen tijd aan sport buitenshuis te besteden of tenminste een goede dosis kamergymnastiek uit te voe ren. Maar hoe dikwijls wordt dit niet nagelaten door laksheid, slecht weer en dergelijke fac toren? Meestal is een huis, waarin de vrouw zelf het heft in handen houdt en zelf mee aanpakt, ook gezelliger en vormt het een middelpunt, waar iedereen graag komt aanloopen. Zoo werkt het eene het andere in de hand. Men kan het een dienstbode ook niet kwalijk nemen, dat zij niet zooveel hart voor het haar opgedragen werk heeft als de huisvrouw zelf. En dan heeft zij ook niet zooveel tijd om juist die kleinigheidjes te verzorgen, waardoor 'n huis werkelijk een „thuis" wordt. Wanneer U zelf de kamer een beurt hebt gegeven, wil ik 10 te gen 1 wedden, dat het er anders uitziet, dan wanneer het meisje of de werkvrouw dit ge daan heeft. Juist die paar bloempjes of dat plantje, waar U een paar dorre blaadjes uit wegnam, of dat vroolijke kleedje, dat U over een tafeltje spreidde, brengen er een groot ver. schil in aan. In de meeste jonge huishoudens houdt Me vrouw een groot deel van haar tijd over en heeft zij weinig te doen. Hoeveel meer plezier zouden zij van haar huisje beleven, als zij eens flink de handen uit de mouwen staken en zorgden, dat alles fot in de puntjes in orde was, als zü zelf eens koekjes of een taart bakten. „Als U een ding goed gedaan wilt hebben, doe het dan zelf" is ook hier weer van toepassing. UNIFORM? Een deux-pièce, die den indruk geeft van een soldatenuniform. Voor wie daarvan houden geen onaardig geval. Het is gemaakt van marineblauwe wollen jersey en de strepen, die het voorpand sieren, zijn gekozen in zandkleur, wijnrood, en blauw. Deze combinatie kan natuurlijk volgens eigen smaak gewijzigd worden kan innaaien vorderen. om Hiernevens het pa troon van een ge- kleede blouse, die echter voor klein tjes niet geschikt zal zijn door de groote, strikvormige jabot. Die maakt dan te breed van boven. Voor lange, slanke figuren is het echter uitste kend. Zooals u ziet is er een klein schootje aan. De rand van den jabot is eenige malen doorgestikt waarbij men even tueel een koordje het uitstaan te be- TJ Als hulpmiddel bij het plegen van inbraak wordt in Nederlandsch Oost-Indië dik wijls gebruik gemaakt van ketjoeboeng. De gedroogde zaden der Datura fastiosa wor den aan het smeulen gebracht en de zich ont wikkelende rook wordt door middel van een bamboebuis, die door een der wanden van het huis gestoken wordt, in het vertrek geblazen. Het eigenaardige van dit verdoovingsmiddel is, dat de mensch, die een voldoende hoeveel heid rook heeft ingeademd, zich van de feiten bewust blijft, doch onmachtig is den diefstal te beletten, ook al omdat hij zich niet meer be wegen kan. Abdoulla, die er warmpjes bij zat, zou dit maal het kind van de rekening worden. Rachmad, een berucht inbreker, die in deze streek een ware terreur uitoefende, zou dit akefietje even opknappen. Zoo gebeurde het dan, dat Adboula na een dag van ongewone inspanning zich ter ruste begeven had. Het was den gèheelen dag ondraaglijk warm geweest en de wolkgevaarten, die zich tegen den avond boven het bosch opstapelden, en nu als het ware een gigantisch zwart gordijn vormden voorspelden weinig goeds. Ook de tastbare duisternis werkte beklemmend. Krachtige windstooten, vergezeld door knetterende blik semflitsen en striemende regenvlagen, beuk ten de woning. Af en toe induttend, schrok Abdoula telkens wakker tot op eens, vlak in zijn nabijheid een gestommel zijn oor trof. Hij stond op van zijn rustbank en bemerkte, dat een hevige loomheid en duizeling hem hadden bevangen. Met de uiterste krachtsinspanning wankelde hij naar den wand, zijn kapmes in de hand geklemd, wachtend op hetgeen gebeuren ging. Flauw besefte hij wel, dat booswichten be zig waren dc woning te ondergraven en tracht ten hem te bedwelmen, doch dat door het toe dienen van een te geringe dosis ketjoeboeng de toeleg mislukt was. Het graven en ruimen van het gat vorderde goed en een huivering- beving Abdoula. HU zag hoe de losgegraaide aarde werd weggehaald. Al spoedig zou de ope ning groot genoeg zUn om de onverlaten door te laten. Het oogenblik hiervoor was nog niet aangebroken. Geslepen als zU zijn en op eigen veiligheid bedacht, -namen zij eerst een list te baat, en duwden zU zeer behoedzaam een le- vensgroote aangekleede pop naar binnen, om bij mogelijke waakzaamheid der bewoners, ge waarschuwd te zijn en aldus een eventueelen houw of slag met kapmes of knuppel op te vangen. Binnen bleef echter alles doodstil, want Ab doula, ook niet van gisteren, kende deze true, beheerschte zich en wachtte af. Bulten gierde de storm, de aarde dreunde on der het geweld der donderslagen. Allah was hun gunstig gezind. De neerstroomende regen vulde reeds het gat. Het was hoog tijd om voort- te maken. Met fatalistische onverschilligheid drong de roover zich naar binnen, doch voor hij tijd had zich op te richten, trof hem het kapmes. Het werd later een gemengd bericht in de bladen, doch de ingewijden wisten, dat dit een van de weinige keeren is geweest, waarin de bijna onfeilbare ketjoeboeng zUn uitwerking had gemist. Oplossing Van de opgaaf no. 18: speelt zwart 1 Kc8, dan ging de toren h7 verloren door 2. Dg8fKb7; 3. Dxh7t en zwart verliest. Op 1Ke8 gaan zelfs de beide torens ver loren: 2. Dg8tKd7 (e7); 3. Dxh7t en op den volgenden zet wordt de tweede toren geslagen. Om torenverlies te vermijden moet zwart 1 Ta- of Th naar d7 spelen. Uit dit eindspel is te leeren, dat men voor standen, die theoretisch remise zUn, de aan dacht niet mag laten verslappen. EINDSPEL VAN L. KUBBEL mm abcdefgh Wit begint en wint. Zwart kan het promotieveld bl voor zijn pion niet veroveren. Evenmin schijnt het mogelijk, dat de witte pion promoveert, omdat de zwarte raadsheer oogenschijnlijk de diagonaal al-h8 kan bezetten. Door enkele paardzetten belet wit evenwel aan den raadsheer de begeerde diago naal te beheerschen. 1. Pf4-e6. Antwoordt zwart nu met Rf2-el of h4, dan speelt wit 2. Pe6-c5t, gevolgd door 3. Pc5-e4. Speelt zwart 1 Rf2-g3, dan 2. Pe6-d4t en 3. Pd4-f3. In ieder ge val kan de raadsheer de lange diagonaal niet bezetten en heeft wit gelegenheid zijn pion naar h8 D. op te spelen en het spel te winnen. Dit eenvoudig, maar subliem eindspel is zeer leerzaam. En bevelen wij bijzonder in de aan dacht der lezers aan. VIERPAARDE V-SPEL In 1909 gespeeld tusschen Janowski met wit, en met dr. Em. Lasker met zwart. De partij met verkorte analyse is ontleend aan het „Lehrbuch des Schachspiels" van Las ker. 1. e2-e4 e7-e5 2. Pgl-f3 Pb8-c6 3. Pbl-c3 Pg8-f6 4. Rfl-b5 Rf8-b4 5. 0-0 0-0 6. d2-dS d7-d6 7. Rcl-g5 Rb4xc3 8. b2xc3 Pc6-e7 9. Rb5-c4 Po7-g6 10. Pf3-h4 Pg6-f4 Wit heeft het spel niet sterk genoeg geopend. In plaats van 9. Rc4 te spelen had hij om f2-f4 voor te bereiden het paard f3 moeten spelen. Zie diagram. Stand na den lOen zet van zwart 11. Rg5xf4 Ddl-d2 gaat niet wegens Pf6xe4. In aanmerking kwam echter Rc4-b3, met het oog op d6-d5. 11e5xf4 12. Ph4-f3 Rc8-g4 13. h2-h3. Dit is fout, omdat daardoor de ko ningsvleugel verzwakt wordt. Wit moest zich met 13. Ddl-d2 verdedigen, om dan na Rg4xf3; 14. g2xf3 den koning in den hoek te spelen en de g-lUn te bezetten. 13. Rg4-h5 14. Tal-bl b7-b6 15. Ddl-d2 Rh5xg3 16. g2xf3 Pf6-h5 17. Kgl-h2 Dd8-f6 18. Tfl-gl Ta8-e8 19. d3-d4 Kg8-h8 20. Tbl-b5 Df6-h8 21. Tb5-g5 f7-f6 22. Tg5-g4 g7-g6! 23. Rc4-d3 Te8-e7 24. c3-c4. Waardoor zwart zijn paard naar een centraal veld kan voeren. 24 25. c2-c3 26. Rd3-fl 27. Tg4-g2 28. Rfl-d3 Ph5-g7 Pg7-e6 f6-f5 Tf8-f6 g8-g5 Dit is de pointe. Er dreigt Dxh3. 29. Tgl-hl 30. Rd3-e2 g5-g4 Pe6-g5 Nu is de instorting van het witte spel geko men. 31. f3xg4 32. Tg2-g3 f4-f3 f3xe2 en wit gaf de party op. Openingen Budapes ter-gambiet 1. d2-d4, Pg8-f6; 2. c2-c4, e7-e5; 3. d4xe5, Pf6-g4; 4, e2-e4, Pg4xe5; 5. f2-f4, Pe5-c6 enz. Niemzowitsch-verdediging 1. d2-d4, Pg8-f6; 2. c2-c4, e7-e6; 3. Pbl-c3, Rf8-b4; 4. Ddl-b3, c7-c5; 5. d4xc5 enz. OPGAAF NO. 19 abcdefgh J. P. Coppens te Amsterdam Valt het te verwonderen dat een kaasma- kende streek, zooals Gouda en omgeving ls, er een eigen kaasgerecht op na houdt? Maar dat dit gerecht, de kaaspanne koek, ook elders wel in den smaak valt, bewijst het succes dat er op zuivel-kookdemonstraties mee geoogst wordt. Daar bij de bereiding van kaaspannekoeken plakjes kaas tusschen twee lagen beslag gebak ken worden, is dit gerecht nogal stevig. Dit is niet het geval met den luchtigen kaaspannekoek, die er min of meer verwant mee is. Het opdienen van dezen laatsten een voorgerecht moet met eenige voorzichtigheid gebeuren, om inzakken van het gebak te voor komen. Zorg dus voor een verwarmden schotel en dek den pannekoek bij het binnenbrengen met een verwarmd deksel af. Het recept (voor 4 personen) luidt: 1 ei, 1 kopje melk, 4 afgestreken lepels bloem, klein beetje zout, 50 gram y, ons) geraspte kaas, 1 afgestreken lepel boter. Maak van bloem, zout, eierdooier en melk een beslag. Voeg hierbij de geraspte kaas. Klop het eiwit goed stijf en vermeng' dit met het beslag. Doe het mengsel in de koekepan met de gesmolten boter; bak het zachtjes aan beide kanten goudbruin en gaar 15 min.). Doe den pannekoek op een verwarmden schotel. Geef hem als voorgerecht of als warm hapje bij de koffietafel. Amico, Mee den Allerzielen ben 'k efkens van m'n apperpo geraakt. Van m'n veurnemen om oe iets van on zen kermis te vertellen. Dat verhaal blijft dus in m'n potlood deus najaar. Maar 'n andere gebeurtenis, die 'k geren zou boek staven in deuz' Annalen van Ulvenhout, is den plechtigen rentree van den Fielp in de Hooge Vergadering van Schout en Schepenen, in den Raad der Vroeden, in den Gemeenteraad van Ulvenhout! Welk historisch feit ik eerst efkens officieel wil vastleggen, mee deuze woorden: „28 Oct. 1936 na Chr.: FIELP BEECKERS' plechtige terugkeer in den Edelachtbaren Raad, stemt tot algemeene Vreugde van den VOLKE VAN ULVENHOUT." Ge weet, veur veertien dagen gelejen schreef ik 't oe al, hoe 't eigenlijk d'n Blaauwe was, die 't balleke aan 't jollen brocht. Hoe ie den Fielp wijsmaakte, dat ie weer best in staat was om 'nen briljanten spiets af te steken veur 't geval ze hum welkom zou- wen roepen, als ie na z'n herstel de eerste Raadszitting zou bijwonen. D'n Blaauwe stookte 'm op, dat ie minstens 'n aanspraak van 'n uur zou houwen, „eenen," zee-t-ie: „waar de vonken af spatten!" D'n Blaauwe was dus zooveul als „d'n man achter de schermen"! En die figuur hóórt er in de politiek bij i Waar of nie? Politiek zonder „man-achter-de- schermen" is zooveul als mijnen groentenwagel zonder Blek er Onder! 't Is de trekkracht in den duister. En zonder die geheimzinnige trek- krachten, geloof maar gerust, 't zag er in de weareld heel anders uit....! Maar genoeg. D'n bakker, mee z'n „lekkage" in z'n spraak, lijk d'n Blaauwe al geconstateerd had, ('t is casueel zoo sterk d'n Fielp z'n Ulvenhoutsch op Engelsch is gaan lijken!) d'n bakker dan, had al lang en seerjeus over zoo'n toespraak ge docht, zee-t-ie! Wa 'k geren aanneem. Hoewel, da's ook 'n politiek verschijnsel: 't licht mot van boven schijnen! Dus d'n Fielp, bekans vijf-en-dertig jaren is ie raadslid, d'n Fielp is politiek voldoende deurgewinterd, om 'n goei gedacht op tijd tot 't zijne te maken! En öf 't nou zoo'n bijzonder goei gedacht was, doet er minder toe: d'n Fielp vónd 't 'n kolossaal idee! Als d'n Blaauwe dus mee 't veurstel kwam afgezet, dan zee d'n Fielp, dat ie 't „ss-ss-ss- sjema, sjema zeg ik van. den sp." Ja, ik zet daar 'n puntje achter, amico, want sinds d'n Fielp z'n attakske, schei-t-ie er onder 't spreken nou en dan uit! Als iedereen dan denkt dat ie gereed is, komt d'n Fielp na vijf minuten z'n rede kalm vortzetten! Wat veul conflicten oplevert, want d'n bakker wordt evenmin geren in de rede gevallen, als gij en ik en iedereen! Hij had dan 't „ss-ss-sjema, ik zeg sjema van den sp. Sputter. Ik zeg sepietss al in malkaar!" Hij ging dus mee de „eer" van den Blaauwe z'n idee strijken op zoo'n gehaaide manier, dat zelfs den Blaauwe dat idee iets reusachtigs vond van.den Fielp.En nie den Blaauwe, maar d'n Fielp er in trapte! Alleen: 'n uur vond d'n Fielp wel iets te lang. „Navel, ik zeg nalf uur. Nalf urn- zdrie kertier is vod. Ik zeg voldoende zeg ik," be weerde d'n bakker. Waar wij ons bij neerlegden! Janus Rops, na den Fielp 't oudste Raads lid, wierd deur ons opgezocht. We wilden geren zekerheid! Stel oe veur, dat den Burgemeester vergeten zou den Fielp te verwelkomen! Den Jaan, 'nen grooten heereboer onder Notsel, beloofde ons, dat ie onzen kameraad, den nestor van den Raad, mee 'n paar indruk wekkende woorden zou verwelkomen. „Witte- wa?" zee Rops, en hij kneep éen oog dicht: „wittewa, 't loopt dan ok naar Alderzielen en zoo, ik slèèp er efkens dieën Alderzielen ok bij!" „Ferm," zee d'n Blaauwe: „doet da! Veur mijn part slept g'er 't heele kerkhof bij, Rops, as 't maar ontroerend-schoon is! Ge verstaat (d'n Blaauwe begon al) ge verstaat" en hü slikte 'n traan weg zoo groot als 'nen borrel „ge verstaat, wij zijn schrikkelijk blij dat d'n Fielp weer heelegaar d'n ouwe is! Veur gin s,eld hadden wij 'm willen missen; ee? Dré?" „Neeë, da's veul waar!" „Ja," huichelde Rops 'n .bietje mee: is 'nen goeien kluut, den Fielp! Maar ik eh ik eh hij trok 'ns aan z'n lange schrale neus: „ik eh had wel ik gedocht, in den Raad zal ik 'm niemieer zien. Tot m'n spijt. Tot m'n spijt, ee!" Wij knikten Rops z'nen „spijt" tot louter hoofdletters, versierd mee schoonen tranen- ornament. Want Rops wacht al tien jaren op 't eerebaantje van „Oudste Raadslid," „pl.v.v. Burgemeester," „Had ik eh nie geheurd, mannen, dat d'n Fielp eh z'n spraak eh hoe za 'k zeggen? Erg aan den haperenden kant is „Kwaadsprekerij!" loog den Blaauwe kloek. ..Finijnigheid! Niewaar Dré?" ..Eh jja. Jaja." „Dus we meugen op oe rekenen, Rop?" „Vast as 'n huis!" Woensdag, 28 October, zat de propclub. oP z'n Zondags, op de publieke tribune. De man nen van de' krant zaten vlak veur ons. Die had den er nog 'n tafeltje bij, veur huilie gerief, 't Waren nog jonge gastjes en ik kreeg den in druk, dat ze deur den hoofdredacteur gestuurd waren, om hier, in Ulvenhout, 't vak te leeren op onzen Raad, lijk 'nen barbiersleerling leert scheren op 'nen ouwen bolhoed. Nou, de stemming was goed! Daar wierden om de groene tafel veul handen gegeven aan den Fielp, ze vonden allemaal dat ie er weer bestig uitzag! Dat gaat ook genoeg Veural dieën dag, want ge kost zóó, aan alles zien, dat d'n Fielp „rijp" was, om zoo noodig de schoonste hulde in ont vangst te nemen! Z'n wangen blonken na van 't botte scheermes, z'n nekharen lagen, nog nat, op z'nen zwarten jasloiaag, in 't kort: hij zag eruit of ie sjuust „Zaterdagavond" gehouwen had! i Daar kwam den Burgemeester binnen, mee d'n secretaris, belajen mee pampieren, vlak achter 'm aan. Dalijk had den Burgemeester, die zoo 'ns heimelijk rondspeurde of z'n edel achtbare mannen present waren, efkens „niks liet merken" van de drukte op de publieke tri bune, tersluiks loenschte naar „de" pers, dalijk had ie den Fielp in de gaten endat mot gezeed, 't dee 'm plazier den bakker verom te zien! Vrindelijk, rap spoeide-n-ie z'n eigen naar den Fielp, schudde 'm de hand en den Burge meester, die maar klein van stuk is, stond ge woonweg in den Fielp z'nen schaduw. „Kek 'm weer 'ns vrindelijk doenzee den Jaan, den gepensionneerden veldwachter, die mee den „ouwe" nooit op kost schieten. .Ochèrm, hoe lievekes!" De „pers" keek om. „Hou-d-oew bakkes, gehaktbal," zee d'n Blaauwe. D'n Fielp keek op! „Neeë, gy nie, Fielp, ditte hier," zee d'n Tiest, die hier dalijk heelegaar thuis was. „Wij meugen, als publiek, hier niks zeg gen," waarschuwde Janus. „Dan zeg ik toch," den Tiest weer: „hou-d- oewen kop, of ik zet er 'n kachelhoutje in, recht-overènd." D'n Fielp, die nog altij mee den Burgemees ter stond te praten, beduidde ons, mee z'n hand op z'n rug, dat we zwijgen moesten! Waarop d'n Blaauwe zee, hardop: „Kek, kek d'n Fielp daar staan te kwispelstèèrten!" D'n burgemeester ging in den grootsten stoel zitten, tusschen wethouwer en secretaris en opende de verg'adering mee 'nen klop op de tafel. En friemelend mee allebei z'n handen aan den medaille van z'nen ambtsketting, riep ie „ons'geacht medelid, den heer Beeckers 'n hartelijk welkom toe, nu hij, met Gods zegen, weer gezond en wel ter vergadering aanwezig was. Hij hoopte...." enz. D'n Fielp wilde opstaan. Maar Rops, die naast 'm zit, trok aan z'nen jas en Rops sprak: „Meneer de veurzitter, as! ouwste lid, na den heer Beeekers dan, sluit ik me geeren aan enz. De krantenmannen luisterden maar half, schreven .één woord op en luisterden toen nie meer! ik heurde d'n eene teugen den andere zeggen: „Noorwegen D'n Blaauwe stootte ze aan en zee: „Schrijf toch, nondekees: Heurt toch 'ne hoe schoon Rops 't allemaal kwijtrokt." Maar de krantenmannen keken malkaar 'ns aan, verklaarden meteen, zonder woorden, den Blaauwe veur krankzinnig en lustig gingen ze weer „voetballen". Rops sprak verder! Van alles slepte-n-ie er bij, tot de keersen vur AUerzieltjes toe! D'n Fielp wlerd er werendig 'n bietje wittev van. Keek naar ons en z'n oogen zeeën: ,,'t is toch schoon, weer beter te zijn." Als Rops klaar was, dan klopte d'n burge meester weer mee den hamer en zee, naar zij nen agenda kijkend: „mijneheeren, punt een van Maar d'n Fielp stond ai recht en sprak: „Meneer d'n vv. vveurzitter, oe-wethouwer en mumrne. Medelejen van den Raad! Diep boe bennik getgetik zeg trofver deur de oewoor. Den tut tut tot me 'richt." Rechter ging ie staan, ,,'k Ben vveul zziek wiest. Zekes. Zo'n ha-ha-hat ik zeg hattakseke valt." „Neeë," zee den burgemeester: „en daarom nogma „Nie mee," zee den Fielp, „Mu-Ma-Muma." Weer docht d'n veurzitter dat den Fielp klaar was en hij fezelde mee den secretaris over den agenda. „Maar aan ddoodgaan eb ik nie ge-ge-gedd. Gedocht, zeg ik." Bedenkelijk keek de burgemeester naar den Fielp. De lejen van den Raad begorsten zwaar te rooken. 't Heele zaaltje wlerd 'n vischkom, waarboven uit' d'n Fielp zijnen bleeken kop stak. „Oe-oe wel oewas ik heven honger. Honge rig!" Het dageüjksch bestuur knikte. „Hongerust zeg ik, da 'k mm'n sp. Sputter. Ik zeg spraak nie verom zzou krijg. Gen. M- mm-maar hcok datte nis trechter. Ik zeg trechtgekomen!" Hij keek rond. 't Was doodstil. Dus d'n Blaauwe begost bescheien maar hardnekkig te applaudiseeren. „Stilte op de publieke tribune," riep den burgemeester. „Zzoo ggaht. Gaauw zeg ikasmmijn kennis sen zee-jen Fliep, Fielep, ge sp-sputter-sprlkt oeweer ggoed as vanouds, toeter. Toen zeg ik, eb ik mme ver-verplicht ggevoeld de tutter taak van 't Rraadslidsjap oeweer hop te menen. Nemen zeg ik." Toen keek den Fielp efkens naar ons, als ie 't over z'n kennissen had, die 'm gezeed had den, dat ie weer zoo best sprak. En den Jaan zee toen teugen me: „Dré, ik denk 'm te sme- ,ren, borrel" Maar den Tiest hield den Jaan onder de bank aan den bojem van z'n broek vast. Op 't lest, n'n uur ls niks als den Ffelp spreekt dan ging ie mee de kist sigaren rond. Hij tracteerde de pers natuurlijk ook en omdat Ie nou toch In de buurt was, ook de propclub op de publieke tribune. Ik wees efkens naar de bordjes: „niet roo ken". Maar den Fielp zee: „angen daar maar, omdat de sigaar dan lekkerder smaakt!" Na z'n rede, ging er 'n kolossaal applaus. Zoetjesaan zat den Fielp in één groot komplot, zonder dat ie 't zelf in de gaten had! D'n agenda kwam nie gereed. Dus 's avonds zou er nog 'ns vergaderd worden. En als we naar huis gingen, dan noemde den Blaauwe nog 'n heele rist van punten op, die den Fielp vergeten had! Tot Spanje toe! Da's ook begon nen in jouw ziekte, Fielp. En ge mot laten mer ken, dat ge alles zijt blijven volgen. Dat dwingt respect af. En as ge weer mee de sigaren rond gaat, komt dan eerst bij ons en op 't end nog 'ns! Daar merkt niemand iets van. En 't is 'n best merk!" „Jjawel," zee d'n bakker: ,,'k zal oe prontjes bedienen. M-m-maar ddie pp-poe-punten die ge ddaar opnoemt.jja, ddaar kan nik nog wel 's op tr-trut-trug zeg ik komen!" Ik ben 's avonds maar thuisgebleven, amico. Maar den Blaauwe is weer gegaan „Of ik nou daar zit of thuis," zee-tie: „da's eender en daar presenteeren ze oe nog 'ns 'n goeie flambouw!" Ook is den Blaauwe 's avonds mee pampier- kes gaen werken. Hij schreef daarop „belang rijke punten," die den Fielp nie vergeten mocht! Dus is de vergadering verdaagd tot de vol gende week Ook was er nog 'n lid, 'nen advocaat, die op 'n oogenblik opstond, om den Fielp onderst boven te gaan praten. Maar dieën advocaat kreeg ook 'n stiekum briefke van den Blaauwe. Toen ging dieën mensch rap zitten. Mee 'nen vuurrooien kop. Later, als den Blaauwe gevraagd wierd wat er toch op dat pampierke gestaan had, dan zee-t-ie: „ik had er opgeschreven: meneer, oew broek zakt af." Ge ziet, amico, de-man-achter-de-schermen is 'n veumaam persoon in de politiek. En navenant dat den Blaauwe amateur is, brocht ie 't er nie slecht af. Maar nou is t wellekes! Veul groeten van Trui ën als altij geen haarke minder, van oewen t- a. v. DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 7