WIJ LEEREN SCHAKEN
m m
VERTELLINGEN van
SIBOTAK
jiü mmts
m a m
Plechtige
van den Fielp
Huishoudelijk werk en
de gezondheid
Kaaspannekoek
MOOI, STERK EN I
I GOEDKOOP I
Ml üf
wm m
ZONDAG 8 NOVEMBER 1936
Huiswerk minstens zoo goed als
onze gewone kamergymnastiek
- r',
INBRAAK EN DIEFSTAL
wé
I WÈ.Sw*
ém X HÉ
Iets nieuws onder de zon
BRABANTSCHE BRIEVEN
In den Gemeenteraad van
Ulvenhout
ZELFGEMAAKTE
Een zelf gemaakte tasch is verbazend pret
tig. In de eerste plaats is ze ongelooflijk
sterk, als u ze twee jaar lang haast iede-
ren dag gebruikt hebt, is ze nog mooi en ziet
2e er heusch uit, alsof ze pas nieuw is. Maar
behalve dat ze sterk is kunt u de „inrichting"
maken zooals u dat zelf verkiest. U kunt hier
een vak maken voor dit, daar een vakje voor
wat anders, zoo voor die kleine dingetjes, die
We allemaal persé bij ons willen hebben.
En dan is er eigenlijk iets wat het belang
rijkste is: ze zijn zoo mooi. Mooi, omdat u er
goed materiaal voor gebruikt. Niets maakt een
voornameren indruk dan het feit, dat iets van
Werkelijk goed materiaal is gemaakt. Er is zoo
verschrikkelijk veel namaak, en daarom goed
koop, maar tegelijkertijd ook zoo verschrikke
lijk leeljjk en dat op den duur, behalve dat de
voorwerpen gauw oud zijn, ook zoo gauw ver
veelt. Goed materiaal verveelt nooit, u zult
er altijd weer met genoegen naar kijken, om
dat het altijd weer mooi is.
En daarom wordt zoo'n zelf-gemaakte tasch
zoo prettig in het gebruik. Door de „inrich
ting" en door het uiterlijk cachet, wat te dan
ken is aan de waarde van het materiaal.
Natuurlijk kunnen we dergelijke tasschen in
de etalage zien staan, maar ik geloof dat de
prijs zoo'n indruk op me zou maken, dat ik su
biet zou doorloopen: ze zijn verschrikkelijk
duur, die handgemaakte tasschen. En daarom,
wilt u een werkelijk mooie tasch hebben, maakt
u er dan zelf een. Hier hebt U er de beschrij
ving van.
Benoodigdheden: een stuk leer, een stuk
peau de suède, 4 M. leerband, knoop, een pot
speciale leerlijn.
Gereedschappen: Holpijpje en hamer of spe
ciale leertang, rijgnaald.
Eerst maakt u van papier het model, dat u
wenscht, op ware grootte. U kunt dan zien, of
het model bevalt en in de tweede plaats kunt
u in den leerhandel zien, hoe de gewenschte
hoeveelheid het voordeeligste uit de huid ge
sneden kan worden.
Er is natuurlijk even veel peau de suède als
leer noodig. Het eerste dient voor de voe
ring, omdat het leer aan den binnenkant niet
zoo mooi is en bovendien is het voor de ge
wenschte stevigte onmisbaar.
We beginnen nu met het uitgeslagen papie-,
renmodel op den goeden kant van het leer
te leggen en snijden (knippen wordt niet mooi)
het gewenschte model er uit. Evenzoo doen
we bij het suède. De teekening geeft een een
voudig, doch aardig model aan. Hooge tasch-
jes zijn in de mode, dus
Het is de bedoeling, dat het suède en leer
op elkaar gelijmd worden met de leerlijm, maar
dat kan pas, wanneer we den knoop op 't leer
hebben bevestigd en de voering voorzien is van
zakjes.
Den leeren knoop maken we zelf. kent ze
toch, die holle, metalen knoopen, waar het leer
om heen wordt gelegd en vast gehecht door er
den afzonderlijken onderkant, voorzien van me
talen punten in te drukken? Hiervoor moet
een dun stukje leer genomen worden.
Op de plaats, waar de knoop komt, worden
twee gaatjes óf met holpijpje óf met de tang
gemaakt, 'n c.M. van elkaar. Door den knoop
en de gaatjes trekken we een smal reepje leer
(van het vel gesneden, dat is steviger dan het
leerband) knoopen het aan den binnenkant
vast en plakken de eindjes op het leer.
Nu de voering. We stikken met de naai
machine aparte stukjes suède op de voering
zoodat er zakjes ontstaan. Handig 's, wanneer
tegen den achterkant van de tasch van binnen,
wel te verstaan een reep suède van 7 c.M., br.
en even lang als de tasch breed is, in het mid
den en van onderen op de voering wordt vast-
gestikt, zoodat twee aparte vakjes naast el
kaar komen. Op de teekening ziet u den uit
slag van de tasch, met de zakjes; de stippellijn
is de stiknaald. De zijkanten blijven voorloopig
los, die worden naderhand wanneer de spie er
tusschen komt, vast gehecht.
2b is het tweede zakje, het wordt aan drie
kanten opgestikt, en het heeft juist de grootte
van een spiegeltje en kammetje.
Als ook dit klaar is, kunnen we de voering
op het leer plakken, goed de randen insmeren,
en dan leggen we alles maar weer onder een
stapel boeken om het een nacht te laten dro
gen.
Dan de z.g.n. spieën, de stukjes leer, die de
noodige ruimte in uw tasch verschaffen en aan
de bijkanten er tusschen hooren.
De vorm is zooals teekeningetje no. 3 aan
geeft. De schuinte naar boven is afhankelijk van
de verhouding van uw tasch. Probeert u dus
eerst weer bij uw papieren model. Leg de spie
dubbel gevouwen er tusschen en let nu op, dat
de voorkant van de tasch gelijk loopt met den
bovenkant aan de spie, dan zult U wanneer
u de tasch open vouwt, van zelf den schuinen
bovenkant zien ontstaan. Het suède en leer
worden weer op elkaar geplakt en te drogen
gelegd onder den beroemden stapel boeken.
Nu kunnen we den volgenden dag beginnen
aan het in elkaar zetten. We beginnen met het
maken van de kleine gaatjes met de holpijp of
leertang, een halve c.M. van elkaar en een
halve c.M. van den kant af. Ook in de zijkan
ten van het opgestikte stukje suède tegen de
achterhelft van de tasch.
En nu, alsof u overhands naait, worden de
spieën er tusschen gemaakt met het leer-band
en vervolgens de geheele tasch, als het ware
„omgenaaid".
Het knoopsgat wordt een ovale opening cn
eveneens omgewerkt met het band
Het omwerken van de tasch is een heel ge
duldwerkje omdat u steeds moet zorgen den
goeden kant van het band boven te houden.
Maaru zult eens zien, wat een eer u van
uw werk hebt, als de tasch eenmaal klaar is en
nu Sint Nicolaas niet zoo heel ver meer ls,
kan het misschien een cadeautje voor een goe
de vrendin of voor een van onze groote doch
ters worden, die -er vast mee in haar schik
zullen zijn, MARYE.
Hoe zou het toch komen dat de tegen
woordige meisjes en jonge vrouwen zoo'n
afkeer hebben van huishoudelijk werk?
Zij beschouwen het als een sloof werk, waarbij
hersens niet noodig zijn en waarboven zij zich
ver verheven voelen. Toch is het absoluut geen
minderwaardige bezigheid, terwijl het nooit in
sloofwerk zal ontaarden, als men er tenminste
TASCH
zijn hersens bij gebruikt. Bovendien is het voor
onze gezondheid minstens zoo goed als dage-
lifksche kamergymnastiek. U moet maar eens
opletten, hoe vaak dienstmeisjes, die werkelijk
goed aanpakken, een mooien gang hebben en
meestal een goede houding en een goed figuur.
Het is een bekend feit, dat vrouwen, die zelf
in haar huishouden werken, meestal een uit
stekende gezondheid genieten.
Ook op dit gebied kan men natuurlijk over.
drijven, maar als algemeenen regel kan men
aannemen, dat huishoudelijk werk een uitste
kenden invloed op lichaam en geest heeft, om
dat het nagenoeg alle spieren van het lichaam
in beweging zet, terwijl het afwisseling genoeg
biedt om den geest bezig te houden. Verder
geeft het veel gelegenheid om van de frissche
lucht te genieten; op een plaatsje of in den
tuin, hetzij bij ver opengeschoven ramen, want
daar geschiedt het werk immers.
Een vrouw, die niet zelf in haar huis werkt,
zal wel genoodzaakt zijn eiken dag eenigen tijd
aan sport buitenshuis te besteden of tenminste
een goede dosis kamergymnastiek uit te voe
ren. Maar hoe dikwijls wordt dit niet nagelaten
door laksheid, slecht weer en dergelijke fac
toren?
Meestal is een huis, waarin de vrouw zelf het
heft in handen houdt en zelf mee aanpakt, ook
gezelliger en vormt het een middelpunt, waar
iedereen graag komt aanloopen. Zoo werkt het
eene het andere in de hand.
Men kan het een dienstbode ook niet kwalijk
nemen, dat zij niet zooveel hart voor het haar
opgedragen werk heeft als de huisvrouw zelf.
En dan heeft zij ook niet zooveel tijd om juist
die kleinigheidjes te verzorgen, waardoor 'n huis
werkelijk een „thuis" wordt. Wanneer U zelf
de kamer een beurt hebt gegeven, wil ik 10 te
gen 1 wedden, dat het er anders uitziet, dan
wanneer het meisje of de werkvrouw dit ge
daan heeft. Juist die paar bloempjes of dat
plantje, waar U een paar dorre blaadjes uit
wegnam, of dat vroolijke kleedje, dat U over
een tafeltje spreidde, brengen er een groot ver.
schil in aan.
In de meeste jonge huishoudens houdt Me
vrouw een groot deel van haar tijd over en heeft
zij weinig te doen. Hoeveel meer plezier zouden
zij van haar huisje beleven, als zij eens flink
de handen uit de mouwen staken en zorgden, dat
alles fot in de puntjes in orde was, als zü zelf
eens koekjes of een taart bakten.
„Als U een ding goed gedaan wilt hebben, doe
het dan zelf" is ook hier weer van toepassing.
UNIFORM? Een deux-pièce, die den indruk
geeft van een soldatenuniform. Voor wie
daarvan houden geen onaardig geval. Het
is gemaakt van marineblauwe wollen
jersey en de strepen, die het voorpand
sieren, zijn gekozen in zandkleur, wijnrood,
en blauw. Deze combinatie kan natuurlijk
volgens eigen smaak gewijzigd worden
kan innaaien
vorderen.
om
Hiernevens het pa
troon van een ge-
kleede blouse, die
echter voor klein
tjes niet geschikt
zal zijn door de
groote, strikvormige
jabot. Die maakt
dan te breed van
boven. Voor lange,
slanke figuren is
het echter uitste
kend. Zooals u ziet
is er een klein
schootje aan.
De rand van den
jabot is eenige
malen doorgestikt
waarbij men even
tueel een koordje
het uitstaan te be-
TJ
Als hulpmiddel bij het plegen van inbraak
wordt in Nederlandsch Oost-Indië dik
wijls gebruik gemaakt van ketjoeboeng.
De gedroogde zaden der Datura fastiosa wor
den aan het smeulen gebracht en de zich ont
wikkelende rook wordt door middel van een
bamboebuis, die door een der wanden van het
huis gestoken wordt, in het vertrek geblazen.
Het eigenaardige van dit verdoovingsmiddel
is, dat de mensch, die een voldoende hoeveel
heid rook heeft ingeademd, zich van de feiten
bewust blijft, doch onmachtig is den diefstal
te beletten, ook al omdat hij zich niet meer be
wegen kan.
Abdoulla, die er warmpjes bij zat, zou dit
maal het kind van de rekening worden.
Rachmad, een berucht inbreker, die in deze
streek een ware terreur uitoefende, zou dit
akefietje even opknappen.
Zoo gebeurde het dan, dat Adboula na een
dag van ongewone inspanning zich ter ruste
begeven had.
Het was den gèheelen dag ondraaglijk warm
geweest en de wolkgevaarten, die zich tegen den
avond boven het bosch opstapelden, en nu als
het ware een gigantisch zwart gordijn vormden
voorspelden weinig goeds. Ook de tastbare
duisternis werkte beklemmend. Krachtige
windstooten, vergezeld door knetterende blik
semflitsen en striemende regenvlagen, beuk
ten de woning. Af en toe induttend, schrok
Abdoula telkens wakker tot op eens, vlak in
zijn nabijheid een gestommel zijn oor trof. Hij
stond op van zijn rustbank en bemerkte, dat
een hevige loomheid en duizeling hem hadden
bevangen. Met de uiterste krachtsinspanning
wankelde hij naar den wand, zijn kapmes in de
hand geklemd, wachtend op hetgeen gebeuren
ging.
Flauw besefte hij wel, dat booswichten be
zig waren dc woning te ondergraven en tracht
ten hem te bedwelmen, doch dat door het toe
dienen van een te geringe dosis ketjoeboeng
de toeleg mislukt was. Het graven en ruimen
van het gat vorderde goed en een huivering-
beving Abdoula. HU zag hoe de losgegraaide
aarde werd weggehaald. Al spoedig zou de ope
ning groot genoeg zUn om de onverlaten door
te laten. Het oogenblik hiervoor was nog niet
aangebroken. Geslepen als zU zijn en op eigen
veiligheid bedacht, -namen zij eerst een list te
baat, en duwden zU zeer behoedzaam een le-
vensgroote aangekleede pop naar binnen, om
bij mogelijke waakzaamheid der bewoners, ge
waarschuwd te zijn en aldus een eventueelen
houw of slag met kapmes of knuppel op te
vangen.
Binnen bleef echter alles doodstil, want Ab
doula, ook niet van gisteren, kende deze true,
beheerschte zich en wachtte af.
Bulten gierde de storm, de aarde dreunde on
der het geweld der donderslagen. Allah was
hun gunstig gezind. De neerstroomende regen
vulde reeds het gat. Het was hoog tijd om voort-
te maken.
Met fatalistische onverschilligheid drong de
roover zich naar binnen, doch voor hij tijd
had zich op te richten, trof hem het kapmes.
Het werd later een gemengd bericht in de
bladen, doch de ingewijden wisten, dat dit
een van de weinige keeren is geweest, waarin
de bijna onfeilbare ketjoeboeng zUn uitwerking
had gemist.
Oplossing
Van de opgaaf no. 18: speelt zwart 1
Kc8, dan ging de toren h7 verloren door
2. Dg8fKb7; 3. Dxh7t en zwart verliest.
Op 1Ke8 gaan zelfs de beide torens ver
loren: 2. Dg8tKd7 (e7); 3. Dxh7t en op den
volgenden zet wordt de tweede toren geslagen.
Om torenverlies te vermijden moet zwart 1
Ta- of Th naar d7 spelen.
Uit dit eindspel is te leeren, dat men voor
standen, die theoretisch remise zUn, de aan
dacht niet mag laten verslappen.
EINDSPEL VAN L. KUBBEL
mm
abcdefgh
Wit begint en wint.
Zwart kan het promotieveld bl voor zijn pion
niet veroveren. Evenmin schijnt het mogelijk,
dat de witte pion promoveert, omdat de zwarte
raadsheer oogenschijnlijk de diagonaal al-h8
kan bezetten. Door enkele paardzetten belet wit
evenwel aan den raadsheer de begeerde diago
naal te beheerschen. 1. Pf4-e6. Antwoordt zwart
nu met Rf2-el of h4, dan speelt wit 2. Pe6-c5t,
gevolgd door 3. Pc5-e4. Speelt zwart 1
Rf2-g3, dan 2. Pe6-d4t en 3. Pd4-f3. In ieder ge
val kan de raadsheer de lange diagonaal niet
bezetten en heeft wit gelegenheid zijn pion naar
h8 D. op te spelen en het spel te winnen.
Dit eenvoudig, maar subliem eindspel is zeer
leerzaam. En bevelen wij bijzonder in de aan
dacht der lezers aan.
VIERPAARDE V-SPEL
In 1909 gespeeld tusschen Janowski met wit,
en met dr. Em. Lasker met zwart.
De partij met verkorte analyse is ontleend
aan het „Lehrbuch des Schachspiels" van Las
ker.
1. e2-e4 e7-e5
2. Pgl-f3 Pb8-c6
3. Pbl-c3 Pg8-f6
4. Rfl-b5 Rf8-b4
5. 0-0 0-0
6. d2-dS d7-d6
7. Rcl-g5 Rb4xc3
8. b2xc3 Pc6-e7
9. Rb5-c4 Po7-g6
10. Pf3-h4 Pg6-f4
Wit heeft het spel niet sterk genoeg geopend.
In plaats van 9. Rc4 te spelen had hij om f2-f4
voor te bereiden het paard f3 moeten spelen. Zie
diagram.
Stand na den lOen zet van zwart
11. Rg5xf4 Ddl-d2 gaat niet wegens Pf6xe4.
In aanmerking kwam echter Rc4-b3, met het
oog op d6-d5.
11e5xf4
12. Ph4-f3 Rc8-g4
13. h2-h3. Dit is fout, omdat daardoor de ko
ningsvleugel verzwakt wordt. Wit moest zich
met 13. Ddl-d2 verdedigen, om dan na Rg4xf3;
14. g2xf3 den koning in den hoek te spelen en
de g-lUn te bezetten.
13.
Rg4-h5
14.
Tal-bl
b7-b6
15.
Ddl-d2
Rh5xg3
16.
g2xf3
Pf6-h5
17.
Kgl-h2
Dd8-f6
18.
Tfl-gl
Ta8-e8
19.
d3-d4
Kg8-h8
20.
Tbl-b5
Df6-h8
21.
Tb5-g5
f7-f6
22.
Tg5-g4
g7-g6!
23.
Rc4-d3
Te8-e7
24. c3-c4. Waardoor zwart zijn paard naar een
centraal veld kan voeren.
24
25. c2-c3
26. Rd3-fl
27. Tg4-g2
28. Rfl-d3
Ph5-g7
Pg7-e6
f6-f5
Tf8-f6
g8-g5
Dit is de pointe. Er dreigt Dxh3.
29. Tgl-hl
30. Rd3-e2
g5-g4
Pe6-g5
Nu is de instorting van het witte spel geko
men.
31. f3xg4
32. Tg2-g3
f4-f3
f3xe2
en wit gaf de party op.
Openingen Budapes ter-gambiet
1. d2-d4, Pg8-f6; 2. c2-c4, e7-e5; 3. d4xe5,
Pf6-g4; 4, e2-e4, Pg4xe5; 5. f2-f4, Pe5-c6 enz.
Niemzowitsch-verdediging
1. d2-d4, Pg8-f6; 2. c2-c4, e7-e6; 3. Pbl-c3,
Rf8-b4; 4. Ddl-b3, c7-c5; 5. d4xc5 enz.
OPGAAF NO. 19
abcdefgh
J. P. Coppens te Amsterdam
Valt het te verwonderen dat een kaasma-
kende streek, zooals Gouda en omgeving
ls, er een eigen kaasgerecht op na
houdt? Maar dat dit gerecht, de kaaspanne
koek, ook elders wel in den smaak valt, bewijst
het succes dat er op zuivel-kookdemonstraties
mee geoogst wordt.
Daar bij de bereiding van kaaspannekoeken
plakjes kaas tusschen twee lagen beslag gebak
ken worden, is dit gerecht nogal stevig.
Dit is niet het geval met den luchtigen
kaaspannekoek, die er min of meer verwant
mee is. Het opdienen van dezen laatsten een
voorgerecht moet met eenige voorzichtigheid
gebeuren, om inzakken van het gebak te voor
komen. Zorg dus voor een verwarmden schotel
en dek den pannekoek bij het binnenbrengen
met een verwarmd deksel af.
Het recept (voor 4 personen) luidt: 1 ei, 1
kopje melk, 4 afgestreken lepels bloem, klein
beetje zout, 50 gram y, ons) geraspte kaas, 1
afgestreken lepel boter.
Maak van bloem, zout, eierdooier en melk
een beslag. Voeg hierbij de geraspte kaas. Klop
het eiwit goed stijf en vermeng' dit met het
beslag. Doe het mengsel in de koekepan met de
gesmolten boter; bak het zachtjes aan beide
kanten goudbruin en gaar 15 min.).
Doe den pannekoek op een verwarmden
schotel. Geef hem als voorgerecht of als warm
hapje bij de koffietafel.
Amico,
Mee den Allerzielen
ben 'k efkens van
m'n apperpo geraakt.
Van m'n veurnemen
om oe iets van on
zen kermis te vertellen. Dat verhaal
blijft dus in m'n potlood deus najaar. Maar
'n andere gebeurtenis, die 'k geren zou boek
staven in deuz' Annalen van Ulvenhout, is den
plechtigen rentree van den Fielp in de Hooge
Vergadering van Schout en Schepenen, in den
Raad der Vroeden, in den Gemeenteraad van
Ulvenhout! Welk historisch feit ik eerst efkens
officieel wil vastleggen, mee deuze woorden:
„28 Oct. 1936 na Chr.: FIELP BEECKERS'
plechtige terugkeer in den Edelachtbaren Raad,
stemt tot algemeene Vreugde van den VOLKE
VAN ULVENHOUT."
Ge weet, veur veertien dagen gelejen
schreef ik 't oe al, hoe 't eigenlijk d'n
Blaauwe was, die 't balleke aan 't jollen
brocht. Hoe ie den Fielp wijsmaakte, dat ie
weer best in staat was om 'nen briljanten spiets
af te steken veur 't geval ze hum welkom zou-
wen roepen, als ie na z'n herstel de eerste
Raadszitting zou bijwonen.
D'n Blaauwe stookte 'm op, dat ie minstens
'n aanspraak van 'n uur zou houwen, „eenen,"
zee-t-ie: „waar de vonken af spatten!"
D'n Blaauwe was dus zooveul als „d'n man
achter de schermen"!
En die figuur hóórt er in de politiek bij i
Waar of nie? Politiek zonder „man-achter-de-
schermen" is zooveul als mijnen groentenwagel
zonder Blek er Onder! 't Is de trekkracht in
den duister. En zonder die geheimzinnige trek-
krachten, geloof maar gerust, 't zag er in de
weareld heel anders uit....!
Maar genoeg.
D'n bakker, mee z'n „lekkage" in z'n spraak,
lijk d'n Blaauwe al geconstateerd had, ('t is
casueel zoo sterk d'n Fielp z'n Ulvenhoutsch op
Engelsch is gaan lijken!) d'n bakker dan, had
al lang en seerjeus over zoo'n toespraak ge
docht, zee-t-ie! Wa 'k geren aanneem. Hoewel,
da's ook 'n politiek verschijnsel: 't licht mot
van boven schijnen! Dus d'n Fielp, bekans
vijf-en-dertig jaren is ie raadslid, d'n Fielp
is politiek voldoende deurgewinterd, om 'n goei
gedacht op tijd tot 't zijne te maken! En öf
't nou zoo'n bijzonder goei gedacht was, doet
er minder toe: d'n Fielp vónd 't 'n kolossaal
idee!
Als d'n Blaauwe dus mee 't veurstel kwam
afgezet, dan zee d'n Fielp, dat ie 't „ss-ss-ss-
sjema, sjema zeg ik van. den sp."
Ja, ik zet daar 'n puntje achter, amico, want
sinds d'n Fielp z'n attakske, schei-t-ie er onder
't spreken nou en dan uit! Als iedereen dan
denkt dat ie gereed is, komt d'n Fielp na vijf
minuten z'n rede kalm vortzetten! Wat veul
conflicten oplevert, want d'n bakker wordt
evenmin geren in de rede gevallen, als gij en
ik en iedereen!
Hij had dan 't „ss-ss-sjema, ik zeg sjema van
den sp. Sputter. Ik zeg sepietss al in malkaar!"
Hij ging dus mee de „eer" van den Blaauwe
z'n idee strijken op zoo'n gehaaide manier, dat
zelfs den Blaauwe dat idee iets reusachtigs vond
van.den Fielp.En nie den Blaauwe,
maar d'n Fielp er in trapte!
Alleen: 'n uur vond d'n Fielp wel iets te
lang. „Navel, ik zeg nalf uur. Nalf urn- zdrie
kertier is vod. Ik zeg voldoende zeg ik," be
weerde d'n bakker.
Waar wij ons bij neerlegden!
Janus Rops, na den Fielp 't oudste Raads
lid, wierd deur ons opgezocht. We wilden geren
zekerheid! Stel oe veur, dat den Burgemeester
vergeten zou den Fielp te verwelkomen!
Den Jaan, 'nen grooten heereboer onder
Notsel, beloofde ons, dat ie onzen kameraad,
den nestor van den Raad, mee 'n paar indruk
wekkende woorden zou verwelkomen. „Witte-
wa?" zee Rops, en hij kneep éen oog dicht:
„wittewa, 't loopt dan ok naar Alderzielen en
zoo, ik slèèp er efkens dieën Alderzielen ok bij!"
„Ferm," zee d'n Blaauwe: „doet da! Veur
mijn part slept g'er 't heele kerkhof bij, Rops,
as 't maar ontroerend-schoon is! Ge verstaat
(d'n Blaauwe begon al) ge verstaat" en hü
slikte 'n traan weg zoo groot als 'nen borrel
„ge verstaat, wij zijn schrikkelijk blij dat d'n
Fielp weer heelegaar d'n ouwe is! Veur gin
s,eld hadden wij 'm willen missen; ee? Dré?"
„Neeë, da's veul waar!"
„Ja," huichelde Rops 'n .bietje mee: is
'nen goeien kluut, den Fielp! Maar ik eh
ik eh hij trok 'ns aan z'n lange schrale
neus: „ik eh had wel ik gedocht, in
den Raad zal ik 'm niemieer zien. Tot m'n spijt.
Tot m'n spijt, ee!"
Wij knikten Rops z'nen „spijt" tot louter
hoofdletters, versierd mee schoonen tranen-
ornament. Want Rops wacht al tien jaren op
't eerebaantje van „Oudste Raadslid," „pl.v.v.
Burgemeester,"
„Had ik eh nie geheurd, mannen, dat
d'n Fielp eh z'n spraak eh hoe za 'k
zeggen? Erg aan den haperenden kant is
„Kwaadsprekerij!" loog den Blaauwe kloek.
..Finijnigheid! Niewaar Dré?"
..Eh jja. Jaja."
„Dus we meugen op oe rekenen, Rop?"
„Vast as 'n huis!"
Woensdag, 28 October, zat de propclub. oP
z'n Zondags, op de publieke tribune. De man
nen van de' krant zaten vlak veur ons. Die had
den er nog 'n tafeltje bij, veur huilie gerief,
't Waren nog jonge gastjes en ik kreeg den in
druk, dat ze deur den hoofdredacteur gestuurd
waren, om hier, in Ulvenhout, 't vak te leeren
op onzen Raad, lijk 'nen barbiersleerling leert
scheren op 'nen ouwen bolhoed.
Nou, de stemming was goed! Daar wierden
om de groene tafel veul handen gegeven aan
den Fielp, ze vonden allemaal dat ie er weer
bestig uitzag!
Dat gaat ook genoeg Veural dieën dag, want
ge kost zóó, aan alles zien, dat d'n Fielp „rijp"
was, om zoo noodig de schoonste hulde in ont
vangst te nemen! Z'n wangen blonken na van
't botte scheermes, z'n nekharen lagen, nog nat,
op z'nen zwarten jasloiaag, in 't kort: hij zag
eruit of ie sjuust „Zaterdagavond" gehouwen
had! i
Daar kwam den Burgemeester binnen, mee
d'n secretaris, belajen mee pampieren, vlak
achter 'm aan. Dalijk had den Burgemeester,
die zoo 'ns heimelijk rondspeurde of z'n edel
achtbare mannen present waren, efkens „niks
liet merken" van de drukte op de publieke tri
bune, tersluiks loenschte naar „de" pers,
dalijk had ie den Fielp in de gaten endat
mot gezeed, 't dee 'm plazier den bakker verom
te zien!
Vrindelijk, rap spoeide-n-ie z'n eigen naar
den Fielp, schudde 'm de hand en den Burge
meester, die maar klein van stuk is, stond ge
woonweg in den Fielp z'nen schaduw.
„Kek 'm weer 'ns vrindelijk doenzee
den Jaan, den gepensionneerden veldwachter,
die mee den „ouwe" nooit op kost schieten.
.Ochèrm, hoe lievekes!"
De „pers" keek om.
„Hou-d-oew bakkes, gehaktbal," zee d'n
Blaauwe.
D'n Fielp keek op!
„Neeë, gy nie, Fielp, ditte hier," zee d'n Tiest,
die hier dalijk heelegaar thuis was.
„Wij meugen, als publiek, hier niks zeg
gen," waarschuwde Janus.
„Dan zeg ik toch," den Tiest weer: „hou-d-
oewen kop, of ik zet er 'n kachelhoutje in,
recht-overènd."
D'n Fielp, die nog altij mee den Burgemees
ter stond te praten, beduidde ons, mee z'n hand
op z'n rug, dat we zwijgen moesten! Waarop
d'n Blaauwe zee, hardop: „Kek, kek d'n Fielp
daar staan te kwispelstèèrten!"
D'n burgemeester ging in den grootsten stoel
zitten, tusschen wethouwer en secretaris en
opende de verg'adering mee 'nen klop op de
tafel. En friemelend mee allebei z'n handen
aan den medaille van z'nen ambtsketting, riep
ie „ons'geacht medelid, den heer Beeckers 'n
hartelijk welkom toe, nu hij, met Gods zegen,
weer gezond en wel ter vergadering aanwezig
was. Hij hoopte...." enz.
D'n Fielp wilde opstaan. Maar Rops, die
naast 'm zit, trok aan z'nen jas en Rops sprak:
„Meneer de veurzitter, as! ouwste lid, na den
heer Beeekers dan, sluit ik me geeren aan
enz.
De krantenmannen luisterden maar half,
schreven .één woord op en luisterden toen nie
meer! ik heurde d'n eene teugen den andere
zeggen: „Noorwegen
D'n Blaauwe stootte ze aan en zee: „Schrijf
toch, nondekees: Heurt toch 'ne hoe schoon
Rops 't allemaal kwijtrokt."
Maar de krantenmannen keken malkaar 'ns
aan, verklaarden meteen, zonder woorden, den
Blaauwe veur krankzinnig en lustig gingen ze
weer „voetballen".
Rops sprak verder! Van alles slepte-n-ie er
bij, tot de keersen vur AUerzieltjes toe!
D'n Fielp wlerd er werendig 'n bietje wittev
van. Keek naar ons en z'n oogen zeeën: ,,'t is
toch schoon, weer beter te zijn."
Als Rops klaar was, dan klopte d'n burge
meester weer mee den hamer en zee, naar zij
nen agenda kijkend: „mijneheeren, punt een
van
Maar d'n Fielp stond ai recht en sprak:
„Meneer d'n vv. vveurzitter, oe-wethouwer en
mumrne. Medelejen van den Raad! Diep boe
bennik getgetik zeg trofver deur de
oewoor. Den tut tut tot me 'richt."
Rechter ging ie staan, ,,'k Ben vveul zziek
wiest. Zekes. Zo'n ha-ha-hat ik zeg hattakseke
valt."
„Neeë," zee den burgemeester: „en daarom
nogma
„Nie mee," zee den Fielp, „Mu-Ma-Muma."
Weer docht d'n veurzitter dat den Fielp klaar
was en hij fezelde mee den secretaris over
den agenda.
„Maar aan ddoodgaan eb ik nie ge-ge-gedd.
Gedocht, zeg ik."
Bedenkelijk keek de burgemeester naar den
Fielp. De lejen van den Raad begorsten zwaar
te rooken. 't Heele zaaltje wlerd 'n vischkom,
waarboven uit' d'n Fielp zijnen bleeken kop
stak.
„Oe-oe wel oewas ik heven honger. Honge
rig!"
Het dageüjksch bestuur knikte.
„Hongerust zeg ik, da 'k mm'n sp. Sputter.
Ik zeg spraak nie verom zzou krijg. Gen. M-
mm-maar hcok datte nis trechter. Ik zeg
trechtgekomen!"
Hij keek rond. 't Was doodstil. Dus d'n
Blaauwe begost bescheien maar hardnekkig te
applaudiseeren.
„Stilte op de publieke tribune," riep den
burgemeester.
„Zzoo ggaht. Gaauw zeg ikasmmijn kennis
sen zee-jen Fliep, Fielep, ge sp-sputter-sprlkt
oeweer ggoed as vanouds, toeter. Toen zeg ik,
eb ik mme ver-verplicht ggevoeld de tutter
taak van 't Rraadslidsjap oeweer hop te menen.
Nemen zeg ik."
Toen keek den Fielp efkens naar ons, als ie
't over z'n kennissen had, die 'm gezeed had
den, dat ie weer zoo best sprak. En den Jaan
zee toen teugen me: „Dré, ik denk 'm te sme-
,ren, borrel"
Maar den Tiest hield den Jaan onder de
bank aan den bojem van z'n broek vast.
Op 't lest, n'n uur ls niks als den Ffelp
spreekt dan ging ie mee de kist sigaren rond.
Hij tracteerde de pers natuurlijk ook en omdat
Ie nou toch In de buurt was, ook de propclub
op de publieke tribune.
Ik wees efkens naar de bordjes: „niet roo
ken". Maar den Fielp zee: „angen daar maar,
omdat de sigaar dan lekkerder smaakt!"
Na z'n rede, ging er 'n kolossaal applaus.
Zoetjesaan zat den Fielp in één groot komplot,
zonder dat ie 't zelf in de gaten had!
D'n agenda kwam nie gereed. Dus 's avonds
zou er nog 'ns vergaderd worden. En als we
naar huis gingen, dan noemde den Blaauwe
nog 'n heele rist van punten op, die den Fielp
vergeten had! Tot Spanje toe! Da's ook begon
nen in jouw ziekte, Fielp. En ge mot laten mer
ken, dat ge alles zijt blijven volgen. Dat dwingt
respect af. En as ge weer mee de sigaren rond
gaat, komt dan eerst bij ons en op 't end nog
'ns! Daar merkt niemand iets van. En 't is 'n
best merk!"
„Jjawel," zee d'n bakker: ,,'k zal oe prontjes
bedienen. M-m-maar ddie pp-poe-punten die
ge ddaar opnoemt.jja, ddaar kan nik nog
wel 's op tr-trut-trug zeg ik komen!"
Ik ben 's avonds maar thuisgebleven, amico.
Maar den Blaauwe is weer gegaan
„Of ik nou daar zit of thuis," zee-tie: „da's
eender en daar presenteeren ze oe nog 'ns 'n
goeie flambouw!"
Ook is den Blaauwe 's avonds mee pampier-
kes gaen werken. Hij schreef daarop „belang
rijke punten," die den Fielp nie vergeten
mocht!
Dus is de vergadering verdaagd tot de vol
gende week
Ook was er nog 'n lid, 'nen advocaat, die op
'n oogenblik opstond, om den Fielp onderst
boven te gaan praten. Maar dieën advocaat
kreeg ook 'n stiekum briefke van den Blaauwe.
Toen ging dieën mensch rap zitten. Mee 'nen
vuurrooien kop.
Later, als den Blaauwe gevraagd wierd wat
er toch op dat pampierke gestaan had, dan
zee-t-ie: „ik had er opgeschreven: meneer, oew
broek zakt af."
Ge ziet, amico, de-man-achter-de-schermen
is 'n veumaam persoon in de politiek.
En navenant dat den Blaauwe amateur is,
brocht ie 't er nie slecht af. Maar nou is t
wellekes!
Veul groeten van Trui ën als altij geen
haarke minder, van oewen t- a. v.
DRÉ.