De Vrouw, zooals zij niet is
De strijd tegen
het water
Nauwgezet
millionnair
Ultraviolet licht op
school
Merkwaardige wetten
Spreekwijze uit de oude
tijden
ZONDAG 8 NOVEMBER 1936
De ramp van 18 November
Wat hij den Engelschen
Staat naliet
Ginds worden grienden geladen
Een grappig boekwerkje
Sfalen tanden
toen af dateert de eigenlijke exploitatie van den
Biesbosch, die veel arbeid vraagt, en, behalve
in de kleine stukken vruchtbaren poldergrond,
weinig gewin oplevert, althans voorloopig. De
strijd met het water wordt nog altijd voortgezet.
Het is de heroïsche en offervaardige strijd
van de Nederlandsche waterschappen, die bij
beetjes en brokjes den grond ontworstelden aan
de zee.
De Biesbosch, zooals die daar tegenwoordig
ligt uitgestrekt, is een gebied van 10.000 hecta
ren, bestaande uit water, slikken, biezengorzen,
rietgorzen, grienden, weiden en bouwpolder. De
gorzen en grienden geven aan deze woeste land
streek het geheel eigenaardige natuurschoon,
dat in ons eigen land slechts door weinigen
wordt gekend en gewaardeerd.
Het is ook niet makkelijk te bereiken, dit
majestueuze schoon van eigen bodem. Slechts
met een bootje kan men er ten volle genieten
en dan moet men nog het geluk hebben, het
welk ons te beurt viel: te worden rondgeleid
door iemand, die de streek door en door kent en
er een groote liefde voor heeft. Dan kan men
ten volle genieten van de eenzelvige pracht,
die het najaar in den Biesbosch ten toon
spreidt, als onder de grauwe Hollandsche wol
kenlucht de verlaten rietlanden uitgestrekt
liggen, met hier en daar een enkelen eenzamen
boom, geteisterd door den frisschen herfstwind,
die vrij over deze uitgestrekte vlakten waait en
slechts het riet doet klagen, klagen van een
ondergegane grootheid en weelde, klagen van
het eeuwige heimwee, dat ons aangrijpt in de
verlatenheid.
Het is een aangrijpende, maar in den herfst
een mistroostige schoonheid, die aan deze
streek van Nederland haar karakteristiek
aanzien verleent. Menschen wonen er nauwe
lijks; slechts op het bouwland, grootendeels in
eigendom van grootgrondbezitters en maat
schappijen, staat hier en daar een enkele pacht
hoeve, op een heuvel gebouwd, omdat nog al
tijd het gevaar van overstrooming dreigt. Ook
de arbeidsketen zijn opgetrokken op kleine
heuvels. Men kan nooit weten....
Nauwelijks varen wij in een nauwen door
gang door de gorzen, of daar nadert ons een
roeiboot. Statig wijkt het hooge riet en buigt
zijn pluimen over het water. De roeier draagt
een uniformpet. Het is de postbode, die naar
de weinige, afgelegen woningen en keten de
kranten en brieven gaat brengen. Ook in deze
stilte dus, ook in deze eenzaamheid dringt het
wereldnieuws door. Ook hier volgt men den
opstand in Spanje, de presidentsverkiezing in
Amerika, den voetbalwedstrijd NederlandNoor
wegen!
De bode groet ons met een enkel woord, dat
dieper van klank schijnt in deze stilte van
water en riet, dan de woorden, die wij regel
matig en luidruchtig hooren op straat en in
het koffiehuis. Dan vaart hij zijns weegs, en
ook wjj vervolgen onzen weg met niets dan
lucht en water, biezen en riet, een boom, wat
struikgewas, weer een boom, een keet aan het
water.
Een der vreemdste testamenten is ongetwij
feld dat van Sir John Ellermann, die tot
de rijkste mannen van de wereld gerekend
kon worden. Hij liet den Engelschen staat een
vermogen van 41 millioen na, waarbij hij pre
cies becijferd had wat de staat met het geld
zou kunnen doen.
Sir John, die groote industrie-ondernemingen
in Engeland en in de V. S. bezat, was een
nauwgezet man. Hij wilde den staat een begrip
geven wat voor een som hij naliet.
„Ik vermaak den Engelschen staat," schreef
hij, „41 millioen pond. Vijftig sterke mannen
zijn er noodig om dit bedrag in bankbiljetten
van 1 pond te dragen, want zij wegen bijna
vijf ton. De bankbiljetten zouden een vertrek
vullen, dat 8 M. lang, 3 M. breed en 2 M. hoog
is. Als men de bankbiljetten aan elkaar zou
plakken, hebben ze een lengte van meer dan
5000 K.M. Op elkaar gestapeld zou men een
stapel zien, bijna even hoog als de Mont-Blanc.
De Bank van Engeland zou een maand noodig
hebben om deze som in pondsbiljetten te druk
ken. Wanneer men het bedrag echter in pen
nies zou willen laten slaan, zouden vier men
schen hier 35 jaar lang werk aan hebben.
Men kan er ongeveer 180 ton goud voor koopen,
dat is bijna 19 pCt. van de jaarlijksche wereld
productie. Men zou ook de grootste en zwaar
ste locomotief in Groot-Brittannië van dit goud
kunnen vervaardigen.
Wat kan de Engelsche staat voor deze erfe
nis allemaal koopen? De erflater heeft ook dit
met pijnlijke nauwkeurigheid berekend. Voor
eerst zou deze, waneer het kapitaal tegen 5 pCt.
rente werd uitgezet, een jaarlijksch inkomen
van 2.050.000 pond hebben; Men zou echter ook
16.850 Engelsche families een vol jaar er van
onderhouden en bovendien 10.250 studenten
kosteloos kunnen laten studeeren. Men kan
van zijn erfenis zeven oceaanreuzen laten bou
wen van de grootte van de „Queen Mary" of
33 Waterloobruggen bouwen. Aan den anderen,
Ginds worden grienden geladen; lange, dunne,
taaie twijgen, bestemd voor het binden van
rietbossen en voor de mandenmakerij. De licht
ste soort wordt tegenwoordig ook gebruikt voor
het vervaardigen van zinkstukken bij water
werken, o.a. bij de Zuiderzeewerken. Een vier
tal mannen is met dezen arbeid bezig. Twee
snijden het riet, de andere twee bossen het op
de boot. Weer hooren wij een menschelijk ge
luid en dan gaat het verder langs de verlaten
pracht van hoog, waaiend riet.
Een paar uren hebben wij gevaren, dan wordt
voet aan wal gezet bij den polderdijk. Het is
juist schafttijd; de arbeid in den polder
ligt stil. Wij vinden de werklieden bijeen, op
weg naar hun keet. Ze verblijven hier eenige
dagen achter elkaar (ten zorgen zelf voor de
proviand, die ze meevoeren in hun polderkist.
Brave menschen! Op het deksel van de kist
staat, eenvoudig maar veelzeggend teeken van
hun eeuwenoud geloof, het heilig teeken van
het kruis geschilderd. Hiermee beginnen de ar
beid en de rust. Het zijn krachtige kerels, die
hun eigen potje koken, kerels met koppen als
van monniken, gewend aan de stilte en aan de
eenzaamheid. Met goedigen humor t wordt de
maaltijd voorbereid. Het leven is hier hard en
stug en eenzelvig en allerminst weelderig,
maar het maakt de menschen goed en wijs.
Deze oude polderjongens weten heel wat meer
van leven en lot dan talrijke knappe lieden, die
zich druk maken over wetenschappelijke pro
blemen. Ze zijn niet onberaden en ze gaan zeker
niet over één nacht ijs, maar het is dit soort
kerels, waaruit de Apostelen werden gekozen en
waartusschen Sint Pranciscus zich thuis voelde.
De maatschappelijke toestanden zijn niet meer
zoo ellendig in den Biesbosch, men kan er
leven, maar men moet, om er te kunnen leven,
een hart in zijn lijf hebben en voor den drom
mel niet bang zijn.
Straks wordt het riet gesneden, in groote
bossen gestapeld en naar de schelfplaatsen ver
voerd, waar het „getrokken", d.w.z. gesorteerd
zal worden: matriet (voor de mattenvlechte-
rij), dekriet (voor huisbedekking) en pookriet
(het minderwaardige riet, een afvalproduct voor
allerhande doeleinden). Dit rietsnijden is wel
het hardste werk in den Biesbosch. De arbeider
staat erbij in de modder en versjouwt de zware
rietvrachten op zijn rug. Heel veel levert het
niet op
Neen, heel veel levert het niet op, behalve
in den polder, die werkelijk vruchtbaar is.
De Biesbosch is schoon, maar niet rijk en
maakt ook niet rijk. Het lijkt wel of deze land
streek inderdaad den vloek des hemels draagt,
die, volgens de volksopvatting, tot uitdrukking
zou gekomen zijn in den Sint Elisabethsvloed.
Een vloek en een waarschuwing. Want niet in
de wereld, niet in het genot bereikt de mensch
het werkelijk bezit van de wereld, slechts in de
zelfbeheersching en in den geestelijken inkeer.
De aarde is niet alleen geschapen om ons te
voeden. Er zijn heele streken, die weigeren
voedsel voort te brengen. Ze heeten onvrucht
baar en onherbergzaam, deze verlaten oorden.
Maar ook zij hebben hun vruchtbaarheid. Ze
wekken den droom, den ernst, de levensbeschou
wing. Ze zijn niet vruchtbaar voor het lichaam.
Ze zijn vruchtbaar voor den geest.
Zulk een gebied is de Brabantsche Biesbosch.
kant zou de rente genoeg zijn om geregeld den
Volkenbond te onderhouden, jaarlijks 5 millioen
filmen zooals de „Muiterij op de Bounty" te
vervaardigen of de jaarsalarissen van 21 Clark
Gables of Mariene Dietrichs te betalen.
Als men de som onder de bevolking verdeelen
zou, kreeg elke vrouw, elke man en elk kind in
Groot-Brittannië 15 gulden. Men zou met de
41 millioen pond gemakkelijk het gezamenlijke
bezit van de stad Londen kunnen opkoopen en
bovendien de Bank of England ten tweeden male
laten bouwen. Dan bleef er nog altijd genoeg
over om twee universiteiten op te richten. Met
een achtste van zijn vermogen zou het mogelijk
zijn het geheele radiumbezit van de wereld,
ongeveer Kilo op te koopen. Men zou verder
3y, jaar lang een gratis abonnement op het
dagblad hebben, of een jaar gratis gas. De
helft zou voldoende zijn voor het Engelsche
volk om een jaar lang de wasch buiten de deur
te doen. Alleen is men niet in staat om de
Engelsche staatschuld met de erfenis te beta
len. Deze bedraagt maar eventjes 7 milliard
pond. Daarom geloof ik, zal men met het oog
op het gebruik van mijn geld 'niet in verlegen
heid komen."
Waarlijk, een nauwgezet en verstandig heer
is die Sir John Ellermann geweest.
In Londen-Eastend is een school opgericht,
waarvan de klasselokalen door ultraviolet
licht bestraald worden. De leerlingen van
deze school komen grootendeels uit goedgesitu-
eerde kringen. Daar de schoolkinderen er
meestal bleek uitzien, werd er besloten in deze
nieuwe school van hoogtezon gebruik te maken.
Door dezen maatregel hoopt het schoolbe
stuur een verbetering in de gezondheidstoestan
den van de scholieren te brengen.
Mocht dit experiment lukken, dan zouden
ook andere scholen kwartslampen nemen om
de kinderen gedurende de les met het licht van
de hoogtezon te bestralen.
vrouw en iedere man gelooft stellig, dat hij ze
heeft." Dit is hem nog niet genoeg, want hij
voegt er bij: „Wacht je voor een booze vrouw
en vertrouw je aan geen goede toe."
De Portugees geeft blijk van ontstellende
logica, en zegt: „Vrouwen zijn overbodig, wan
neer zij aanwezig zijn en worden gemist, als
zij niet aanwezig zijn".
De Duitschers zijn weinig galant in hun
meening over de vrouwen, ondanks het feit,
dat zij den lof der vrouwen zoo Vaak hebben
bezongen. Zij zeggen: „Vrouwen zijn veran
derlijk als Aprilweer." „Vrouwen zijn nooit ver
legen om een antwoord". „Zomerkoren en
vrouwen gedijen pas in zeven jaar". „Vrouwen
zijn slecht loopende uurwerken." „Vrouwen en
meisjes willen geprezen zijn, of het oprecht of
valsch is, kan ze niet schelen." „Iedere vrouw
wil liever schoon dan goed zijn." „Er bestaan
slechts twee goede vrouwen op de wereld: de
eene is dood en de andere moet nog gevonden
worden." „Een zak vol vliegen is gemakkelijker
te bewaken, dan één enkele vrouw." Men ziet
het: een en al lieftalligheid. De Engelschen
doen hierin niet onder als ze zeggen: „Vrou-
wenmeening en Aprilweer wisselen vaak." „De
kracht eener vrouw ligt in haar tong." „Een
vrouw geeft raad in dingen, waarvan zij niets
begrijpt."
De Schot is in deze materie blijkbaar strij-
densmoede, want hij zegt: „Geef de vrouw
haar zin, want zij vliegt anders uit elkaar."
En heel droog trekt hij de consequentie door
er op te laten volgen: „Men jaagt gemakkelijk
den duivel in een vrouw, maar men kan hem
er nooit weer uitkrijgen." En dan legt hij
zachtzinnig een pleister op de wond door de
verzuchting: „Er bestaat slechts één goede
vrouw, en ieder gelooft, dat hij haar heeft!"
Uncle Sam is practisch als altijd, ook in zijn
waardeering voor de vrouw: „Vrouwen schmin
ken zich, om niet rood te worden!" De
Chinees oordeelt heel fijntjes: „De tong eener
vrouw is haar zwaard en zij laat het niet
roesten!"
Reeds Virgilius dichtte: „Varium et muta-
bile semper femina" en de Italiaan maakte er
van: „La Donna mobile", „niets veranderlij
ker dan de vrouw." Het „Donna mobile" is
uit Victor Hugo's „Souvent femme varie, Bien
fol est qui s'y fie," in „Le roi s' amuse,"
voortgekomen. Het moet echter oorspronkelijk
afkomstig zijn van Koning Frans I van Frank
rijk, die het met een diamant in een ruit van
het kasteel Chambord zou hebben gekrast. Ook
wordt wel beweerd, dat in bedoelde glasruit
stond: „Toute femme varie". In verband met
deze uitlating van den koning wordt de volgen
de anecdote verteld: Koning Frans had juist
deze ongalante uitdrukking op het glas ge
krast, toen Margaretha van Navarre, zijn zus
ter, hem bezocht. Zij las de woorden en be
weerde, dat zij hem zoo maar twintig gevallen
van mannelijke onbestendigheid kon voorhou
den. De koning zeide, dat 't daar niet om ging
en pareerde: „Noem mij één geval van vrouwe
lijke bestendigheid!" Waarop de koningin
weer: „Noem mij één geval van vrouwelijke
onbestendigheid!" De koning kon dit, naar hij
meende, heel gemakkelijk, want juist in die
dagen zat een lid van het Hof voor een of
ander vergrijp in een Parijsche gevangenis.
Van zijn vrouw werden booze geruchten ver
haald, waarbij een page in het spel was. De
koning kwam met dit fpit voor den dag, waar
op de koningin zeide, dat de tijd hierin wel
klaarheid zou brengen. De koning antwoordde
lachend: „Als binnen een maand deze edel-
vrouw gerechtvaardigd wordt, zal ik deze ruit
stuk slaan en is je bij voorbaat toegestaan,
wat je zult vragen." Er verliepen slechts eenige
dagen, toen de gevluchte page gevat werd...in
gezelschap van den echtgenoot, van wien men
meende, dat hij in de gevangenis zat. De vrouw
had een list bedacht en had in de gevangenis
de plaats van haar man ingenomen. De ruit
ging kapot en de man kreeg gratie.
Het is geen roekeloosheid als we zeggen, dat
de meeste mannen zich ook nu nog in het
karakter der vrouwen vergissen. Maar laten we
er voorzichtigheidshalve aan toevoegen, dat al
die spreekwijzen in „oude" tijden zijn ontstaan,
en op alle andere vrouwen slaan, behalve op de
vrouwen van onzen tijd.
Men herinnert zich uit het vaderlandsche-
geschiedenisboekje van vroeger nog wel
het jaartal 1421: Sint Elisabethsvloed,
De Biesbosch ontstaan.
Sedert dien zijn Brabant en Holland van
elkander gescheiden door het Hollandsch diep,
dat tegenwoordig door de wonderen van inge
nieurs-techniek, die de beide Moerdijkbruggen
zijn de nieuwe Moerdijkbrug wordt dezen
winter geopend niet meer ontoegankelijk is,
doch dat in de vroegere eeuwen een scheiding
tusschen beide gebieden veroorzaakte, zóó diep
gevoeld, dat het onderscheid tusschen „boven
den Moerdijk" en „beneden den Moerdijk" als
karakteristiek van het type van den Nederlan
der geldt.
Deze Sint Elisabethsvloed uit het vaderland-
sche-geschiedenisboekje leeft in het geheugen
der bevolking voort, van geslacht op geslacht,
als een hemelsch wraakgericht. Allerlei legenden
er over worden nog heden verhaald, en uit al
die legenden blijkt, dat de ontzettende catastro
phe van deze overstrooming niet geheel onver
wacht kwam. De watersnood was voorspeld.
Zoo bestaat b.v. de geschiedenis van de zee
meermin, die nog heden ten dage verteld wordt,
hoewel niemand meer gelooft, dat er ooit zee
meerminnen hebben bestaan.
Het is de volgende geschiedenis:
Een zeemeermin kwam aan land en vroeg
wat brood aan de bevolking van verschillende
steden of dorpen op de plaats, waar thans de
Biesbosch ligt. Maar niemand gunde haar dit
brood, tot zij tenslotte belandde in het stadje
Zevenbergen, waar ze liefderijk werd gespij
zigd. Toen zeide deze zeemeermin: Zeventig
plaatsen zullen vergaan, Zevenbergen zal blij
ven bestaan....
Kort daarna volgde de Sint Elisabethsvloed
en inderdaad werden zeventig rijke gemeenten
door de woedende golven opgeslokt. Niets bleef
er van over.
Dit is ma,ar een verhaaltje uit den volks
mond, doch het teekent de opvatting, dat de
geweldige overstrooming van 1421, waarbij tal
rijke welvarende nederzettingen in de baren
verzwolgen werden, een straf van den hemel zou
geweest zijn voor de harteloosheid van de be
volking dier streek. Dat aan den grooten water
vloed ernstige waarschuwingen waren vooraf-
JDe polderkist. Op het deksel is een
kruis geschilderd
kat, bevreesd voor het water en dus telkens
overspringend naar den rand, die het verst
boven de gevaarlijke golven uitstak. Deze kat-
tenangst redde het leven van het wiegekind,
dat aanspoelde op de plaats, die nog heden, ter
herinnering aan deze gebeurtenis, de Kinderdijk
wordt genoemd.
Het schijnt, dat reeds spoedig na de groote
ramp pogingen werden aangewend om
het ondergespoelde land door indijking
terug te winnen, maar deze pogingen faalden.
Eerst in de zeventiende eeuw, toen door vrucht
bare aanslibbing het land aan de oevers zich
begon te verhoogen, kon met vrucht worden in
gepolderd. Zoo werd in 1640 het Nieuwland van
Altena weer met het vasteland verbonden. In
de 18e eeuw werden de kilden afgedamd en van
Meer dan ooit kan het in een tijd, waarin
zooveel door en voor vrouwen geschiedt
en door' vrouwen zooveel gesproken en
geschreven wordt, gevaarlijk lijken aan te
halen, wat er zooal over de vrouwen door de
mannen is bedacht. We kunnen het goede in
de vrouwen volkomen naar waarde schatten en
waardeeren en behoeven daarom toch niet over
het hoofd te zien, wat in den loop der tijden
in het taaleigen van onderscheidene volken bij
de spraakmakende gemeente is ingeslopen. Ook
vrouwen zullen het waardeeren, wetende im
mers, dat het zoo niet is, als het haar niet
of niet geheel aanstaat.
Zegt de galante Franschman niet: „Wat
de vrouw wil, wil God"? En voegt hij er in
volkomen zelfkennis niet aan toe: „Een man
van stroo is evenveel waard als een vrouw
van goud!"? Trouwens de Franschman is niet
altijd de galante monsieur tegenover het vrou
welijk geslacht, als we hem hooren zeggen: „Je
moet luisteren naar de eerste meening van de
vrouw, maar nooit naar de tweede." „Wie een
vrouw heeft, heeft z'n straf al te pakken!" En:
„Vossen zijn heel en al staart, en vrouwen een
en al tong" het zijn, laten we maar zeggen,
de uitzonderingen, die den galanten regel be
vestigen.
De Spanjaard, overigens op zijn tijd en buiten
revolutie-hel ook een hoffelijk mensch, zoekt
het in hoogere regionen, als hij beweert: „Wind,
vrouwen en geluk zijn veranderlijk." Maar hij
daalt leelijk af, als hij openbaar aan de groote
klok hangt: „Wat men op de open markt
wil bekend maken, behoeft slechts aan vrouwen
en eksters te worden meegedeeld!" De Span
jaard, die overigens niet gewoon is, dat vrouwen
niet voor hem werken, heeft van haar ook
al geen hoogen dunk als het op raadgevingen
aankomt: „De raad eener vrouw beteekent niet
veel, maar als je hem niet opvolgt, scheldt zij
je voor dwaas!" En juist, omdat(hij breed met
zijn hoed kan zwaaienvoor' andere vrou
wen zegt hij„Er is maar één kwade
Verlaten rietlanden met hier en daar
een enkelen eenzamen boom, geteisterd
door den herfstwind
De aarde is niet alleen geschapen om ons
te voeden en de mensch is niet alleen
geschapen om te eten. Daarom zijn er
heele streken, die stelselmatig weigeren, voed
sel voort te brengen en daarom zijn er men
schen, die voor zulke streken een zekere voor
keur aan den dag leggen. Denk aan de oude
woestijnvaders! Ze losten de economische vraag
stukken op door te vasten en toen de econo
mische vraagstukken niet meer voor hen be
stonden, kwamen ze er vanzelf toe, zich met
andere vraagstukken bezig te houden, die be
langrijker zijn, en die zelfs de economie be
ïnvloeden, namelijk de vraagstukken van den
geest.
Veronderstel, dat iemand in ons dichtbevolk
te vaderland de roeping tot zulk een afzondering
zou gevoelen, dan zou het hem niet licht vallen,
het alles doordringend snelverkeer te ontvluch
ten en een gebied te vinden, waar de ongerepte
en onvruchtbare natuur op zijn geest de uitwer
king zou hebben, welke de woestijnvaders klaar
blijkelijk verwachtten van de woestijn. Neder
land is geheel gesocialiseerd, men vindt er geen
woestenijen meer. Ieder stukje grond wordt er
doelmatig geëxploiteerd en de weinige stukjes,
die niet voor ontginning open liggen, blijven
wat ze zijn, omdat ze beschouwd worden als
natuurreservaat. Zeker, in de Drentsche Venen,
in de Brabantsche Peel, hier en daar op de
Veluwe, is het leven nog ongerept, maar er
komt een postbode en de marechaussée weet er
iemand te vinden, als het noodig is. Zich terug
trekken uit de gecultiveerde samenleving
schijnt in ons land niet meer mogelijk.
En toch als het winter gaat worden over de
uitgestrekte waterplassenvan den Brabant-
schen Biesbosch, ligt daar een woestijn van
water en riet, zoo grauw, zoo verlaten, en zoo
grootsch, dat ook hier de geest in eenzaamheid
gedwongen wordt tot het denken aan andere
dingen dan voedsel, kleeding en wereldsche
behaaglijkheid. Hier is, in ons eigen land, nog
een stuk woestijn, een waterwoestijn, overeen
komstig den aard van ons waterland. Het is
waar, dat er hard wordt gewerkt in den Bies
bosch, en dat deze arbeid niet vruchteloos is;
het is waar, dat door talrijke verstandige so
ciale maatregelen het leven ook hier draaglijk is
gemaakt voor de armen, die van deze trooste-
looze streek moeten leven, maar het groote, wel
haast onbewoonde gebied tusschen Dordrecht,
Geertruidenberg en Willemstad blijft toch met
zijn eenzelvig naturschoon en zijn bijna on
doordringbare geheimzinnigheid den men-
schengeest aanspreken als een waarschuwing
van den hemel, die zeggen wil: „De mensch leeft
niet van brood alleen." Er zijn ook in onzen
tijd hoogere belangen en hoogere zorgen dan de
zorg voor het voedsel.
Het ontstaan van den Biesbosch is een eigen
aardige geschiedenis en wie deze geschiedenis
hoort, kan niet nalaten te denken aan een
waarschuwing van hoogerhand.
gegaan staat inmiddels historisch vast. De
eerste helft van de vijftiende eeuw, dus de
jaren tusschen 1400 en 1450, is voor de Neder
landen een tragisch tijdperk geweest. Nooit
werd ons land zoo hevig door zijn alouden vij
and, het water, geteisterd.
In 1404, op 19 November, vernielde de eerste
Sint Elisabethsvloed een aanzienlijk deel van
Walcheren en Zeeuwsch Vlaanderen, in 1413
was het een felle overstrooming, die den Dollard
deed ontstaan, in 1421 kwam de tweede, of
eigenlijke Sint Elisabethsvloed; op den avond
van 18 November 1551 verzinkt de welvarende
koopstad Reymerswael in het water van de
tegenwoordige Westerschelde
Merkwaardig is het wel, dat tweemaal zulk
een hevige overstrooming zich voordeed op het
feest van de Heilige'Elisabeth, en men begrijpt,
dat de legende ook hierin iets meer ziet dan
een louter toeval. Dat de geographische con
structie van Nederland veranderde in die be
wogen vijftig jaren van de vijftiende eeuw,
wordt door het volk verklaard uit de zorgeloos
heid van de rijk geworden bewoners der over
stroomde gebieden. Badend in weelde, dachten
deze rijke kooplieden niet aan de toekomst. Ze
verwaarloosden de dijken. Ze leefden alleen
voor hun plezier. Niets had grooter waarde
voor hen dan geld en gewin. En ziet, daar kwam
de straf voor dezen euvelmoed: een ontzet
tende catastrophe vernietigde al wat zij beza
ten; de golven slokten het op zonder ontzag of
mededoogen, en wat er overbleef was 'n onaf
zienbare waterwoestijn.
Zoo verklaart het volk deze tragische gebeur
tenis van 18 November 1421, en het schijnt in
derdaad, dat op de overstroomde gebieden groote
weelde geheerscht heeft. Voor wat Reymerswael
betreft, weten wij dit met zekerheid en het is
geen toeval, dat de groote schilder van deze
stad, Marinus van Reymerswael, van wien te
Antwerpen eenige doeken bewaard bleven, juist
de geldzucht en den woeker tot onderwerp zijner
pakkende schilderijen koos.
Een pakkende herinnering aan .den Sint
Elisabethsvloed is de historie van de drijvende
wieg, die op de golven werd weggespoeld. Deze
houten wieg werd in het evenwicht gehouden
zoo vermeldt de geschiedenis door een
t
Ds grappige wettengids" is de naam van
een kort geleden te New York versche
nen boekwerk, dat wel eenig in zijn soort
mag heeten. Het behandelt een reeks wetten
van algemeene en bijzondere strekking, bij
voorkeur de voorschriften, die uit den tijd zijn,
maar die men heeft vergeten op te heffen.
Zooals men weet vormen de Vereenigde Sta
ten in Amerika een statenbond, waarvan de
onderdeelen zich aan de federale wet hebben
te houden, maar binnen het kader daarvan hun
eigen wetten mogen hebben. Men zou kunnen
zeggen, dat de wetten der afzonderlijke staten
in Amerika ongeveer dezelfde beteekenis heb
ben als te onzent de stedelijke verordeningen;
alleen gelden zij voor een grooter gebied en
loopt men bij het overtreden grooter risico dan
bij het overtreden van een Nederlandsche ge
meentelijke verordening (wat de strafmaat be
treft).
Het grappige wetboek legt den vinger op
menige wonde plek; in het voorbericht spoort
de schrijver de regeeringen der afzonderlijke
staten er toe aan, zoo spoedig mogelijk die
wetten te schrappen, die een doode letter ge
worden zijn. Ook verscheidene bondswetten
dragen zijn goedkeuring niet weg.
In de U. S. A. bestaan de wetten der sta
ten meegerekend 1.156.644 wetten, één mil
lioen, dan nog honderdzesenvijftigduizend en
zeshonderdvierenveerig toe. Toch is Amerika het
land van de vrijheid, en dit kan, want „veel
wetten" beteekent niet altijd veel knellende ver
boden, terwijl „weinig wetten" bijna altijd ge
lijk staat met willekeur. Overigens beduidt
vrijheid voor den één nu eenmaal gelijktijdige
gebondenheid voor den ander. Tijdens Lodewijk
XIV en Attilla heerschten ook vrijheid; alleen
was de groep, die er gebruik van kon maken,
voor onze begrippen klein.
In den staat Virginia bestaat nog een wet,
volgens welke voor iederen trein, die na het in
vallen der schemering zich op de baan bevindt,
een man met een roode lantaarn moet loopen.
Deze wet dateert uit den tijd van de allereerste
spoorwegen. In den staat Pennsylvanië is het
verboden een biervat stuk te slaan. Een der
bondswetten bepaalt, dat men geen chèque
mag uitschrijven voor een bedrag onder den
dollar. Een andere bondswet houdt in, dat het
verboden is bij het' openen van een pakje siga
retten het zegel heel te laten, daar hierdoor de
mogelijkheid wordt geschapen het tweemaal te
gebruiken, hetgeen de schatkist zou benadeelen.
In Los Angeles mag men op straat geen valsche
baard dragen. Wie in Pennsylvanië vloekt be
taalt 0.67 per krachtterm. In Buffalo wordt
iemand bestraft, als hij of zij op Zondag kaart
speelt. In den staat Louisiana mogen de hoe-
denpennnen niet langer dan twaalf centimeter
zijn. In den staat Connecticut krijgt men dui
zend dollar boete, als men een krant in zijn
bezit heeft, die uitsluitend berichten over moor
den, diefstallen en rampen bevat. In den staat
Kansas bestaat een wet, die de lengte der hem
den voorschrijft.
Noord-Dakota heeft maatregelen genomen
met betrekking tot het stelen van negentiende-
eeuwsche admiraalshoeden, terwijl in New Jersey
de rijtuigen met niet meer dan vier paarden
bespannen mogen worden. De staat New York
meende, dat het niet gepermitteerd is bij den
beroemden papierregen bankbiljetten te ge
bruiken hetgeen millionnairs uit vroeger da
gen wel deden zoodat iemand, die een be
roemdheid aldaar met versnipperde bankbiljet
ten zou bestrooien, celstraf zou kunnen oploopen.
Terwijl de mensch van gisteren nog bij
voorkeur zijn holle kiezen en tanden met
goud en platina liet vullen, schijnt het,
dat de mensch van morgen zijn toevlucht gaat
zoeken tot een goedkooper doch even duurzaam
metaal: staal, of om het precies te zeggen,
chroomnikkel.
Reeds in 192Ö werd in Duitschland patent
aangevraagd voor een niet-roestenden kunsttand
van staal vervaardigd. De békende firma Krupp
te Essen vervaardigde in haar laboratoria spe
ciale alliages voor stalen tanden. Nochtans bleef
het een zeer omslachtig karwei om van dit ma
teriaal vullingen en bruggen te vervaardigen. De
tandarts gaf er de voorkeur aan het benoodigde
materiaal in eigen huis te vervaardigen. Naar
thans uit Weenen verluidt, zou een tandtechni-
cus aldaar een uitvinding gedaan hebben, die
hierop neerkomt, dat hij een kroonvormer gecon
strueerd heeft, met behulp waarvan iedere tand
arts in zijn eigen werkkamer stalen tanden en
gebitten kan vervaardigen. Het materiaal, dat
gebruikt wordt, is chroomnikkel, dat even duur
zaam, doch ongeveer zeventig procent goedkoo
per is dan platina en goud.
Met goedigen humor wordt de maaltijd
voorbereid