De Vrouw, zooals zij niet is De strijd tegen het water Nauwgezet millionnair Ultraviolet licht op school Merkwaardige wetten Spreekwijze uit de oude tijden ZONDAG 8 NOVEMBER 1936 De ramp van 18 November Wat hij den Engelschen Staat naliet Ginds worden grienden geladen Een grappig boekwerkje Sfalen tanden toen af dateert de eigenlijke exploitatie van den Biesbosch, die veel arbeid vraagt, en, behalve in de kleine stukken vruchtbaren poldergrond, weinig gewin oplevert, althans voorloopig. De strijd met het water wordt nog altijd voortgezet. Het is de heroïsche en offervaardige strijd van de Nederlandsche waterschappen, die bij beetjes en brokjes den grond ontworstelden aan de zee. De Biesbosch, zooals die daar tegenwoordig ligt uitgestrekt, is een gebied van 10.000 hecta ren, bestaande uit water, slikken, biezengorzen, rietgorzen, grienden, weiden en bouwpolder. De gorzen en grienden geven aan deze woeste land streek het geheel eigenaardige natuurschoon, dat in ons eigen land slechts door weinigen wordt gekend en gewaardeerd. Het is ook niet makkelijk te bereiken, dit majestueuze schoon van eigen bodem. Slechts met een bootje kan men er ten volle genieten en dan moet men nog het geluk hebben, het welk ons te beurt viel: te worden rondgeleid door iemand, die de streek door en door kent en er een groote liefde voor heeft. Dan kan men ten volle genieten van de eenzelvige pracht, die het najaar in den Biesbosch ten toon spreidt, als onder de grauwe Hollandsche wol kenlucht de verlaten rietlanden uitgestrekt liggen, met hier en daar een enkelen eenzamen boom, geteisterd door den frisschen herfstwind, die vrij over deze uitgestrekte vlakten waait en slechts het riet doet klagen, klagen van een ondergegane grootheid en weelde, klagen van het eeuwige heimwee, dat ons aangrijpt in de verlatenheid. Het is een aangrijpende, maar in den herfst een mistroostige schoonheid, die aan deze streek van Nederland haar karakteristiek aanzien verleent. Menschen wonen er nauwe lijks; slechts op het bouwland, grootendeels in eigendom van grootgrondbezitters en maat schappijen, staat hier en daar een enkele pacht hoeve, op een heuvel gebouwd, omdat nog al tijd het gevaar van overstrooming dreigt. Ook de arbeidsketen zijn opgetrokken op kleine heuvels. Men kan nooit weten.... Nauwelijks varen wij in een nauwen door gang door de gorzen, of daar nadert ons een roeiboot. Statig wijkt het hooge riet en buigt zijn pluimen over het water. De roeier draagt een uniformpet. Het is de postbode, die naar de weinige, afgelegen woningen en keten de kranten en brieven gaat brengen. Ook in deze stilte dus, ook in deze eenzaamheid dringt het wereldnieuws door. Ook hier volgt men den opstand in Spanje, de presidentsverkiezing in Amerika, den voetbalwedstrijd NederlandNoor wegen! De bode groet ons met een enkel woord, dat dieper van klank schijnt in deze stilte van water en riet, dan de woorden, die wij regel matig en luidruchtig hooren op straat en in het koffiehuis. Dan vaart hij zijns weegs, en ook wjj vervolgen onzen weg met niets dan lucht en water, biezen en riet, een boom, wat struikgewas, weer een boom, een keet aan het water. Een der vreemdste testamenten is ongetwij feld dat van Sir John Ellermann, die tot de rijkste mannen van de wereld gerekend kon worden. Hij liet den Engelschen staat een vermogen van 41 millioen na, waarbij hij pre cies becijferd had wat de staat met het geld zou kunnen doen. Sir John, die groote industrie-ondernemingen in Engeland en in de V. S. bezat, was een nauwgezet man. Hij wilde den staat een begrip geven wat voor een som hij naliet. „Ik vermaak den Engelschen staat," schreef hij, „41 millioen pond. Vijftig sterke mannen zijn er noodig om dit bedrag in bankbiljetten van 1 pond te dragen, want zij wegen bijna vijf ton. De bankbiljetten zouden een vertrek vullen, dat 8 M. lang, 3 M. breed en 2 M. hoog is. Als men de bankbiljetten aan elkaar zou plakken, hebben ze een lengte van meer dan 5000 K.M. Op elkaar gestapeld zou men een stapel zien, bijna even hoog als de Mont-Blanc. De Bank van Engeland zou een maand noodig hebben om deze som in pondsbiljetten te druk ken. Wanneer men het bedrag echter in pen nies zou willen laten slaan, zouden vier men schen hier 35 jaar lang werk aan hebben. Men kan er ongeveer 180 ton goud voor koopen, dat is bijna 19 pCt. van de jaarlijksche wereld productie. Men zou ook de grootste en zwaar ste locomotief in Groot-Brittannië van dit goud kunnen vervaardigen. Wat kan de Engelsche staat voor deze erfe nis allemaal koopen? De erflater heeft ook dit met pijnlijke nauwkeurigheid berekend. Voor eerst zou deze, waneer het kapitaal tegen 5 pCt. rente werd uitgezet, een jaarlijksch inkomen van 2.050.000 pond hebben; Men zou echter ook 16.850 Engelsche families een vol jaar er van onderhouden en bovendien 10.250 studenten kosteloos kunnen laten studeeren. Men kan van zijn erfenis zeven oceaanreuzen laten bou wen van de grootte van de „Queen Mary" of 33 Waterloobruggen bouwen. Aan den anderen, Ginds worden grienden geladen; lange, dunne, taaie twijgen, bestemd voor het binden van rietbossen en voor de mandenmakerij. De licht ste soort wordt tegenwoordig ook gebruikt voor het vervaardigen van zinkstukken bij water werken, o.a. bij de Zuiderzeewerken. Een vier tal mannen is met dezen arbeid bezig. Twee snijden het riet, de andere twee bossen het op de boot. Weer hooren wij een menschelijk ge luid en dan gaat het verder langs de verlaten pracht van hoog, waaiend riet. Een paar uren hebben wij gevaren, dan wordt voet aan wal gezet bij den polderdijk. Het is juist schafttijd; de arbeid in den polder ligt stil. Wij vinden de werklieden bijeen, op weg naar hun keet. Ze verblijven hier eenige dagen achter elkaar (ten zorgen zelf voor de proviand, die ze meevoeren in hun polderkist. Brave menschen! Op het deksel van de kist staat, eenvoudig maar veelzeggend teeken van hun eeuwenoud geloof, het heilig teeken van het kruis geschilderd. Hiermee beginnen de ar beid en de rust. Het zijn krachtige kerels, die hun eigen potje koken, kerels met koppen als van monniken, gewend aan de stilte en aan de eenzaamheid. Met goedigen humor t wordt de maaltijd voorbereid. Het leven is hier hard en stug en eenzelvig en allerminst weelderig, maar het maakt de menschen goed en wijs. Deze oude polderjongens weten heel wat meer van leven en lot dan talrijke knappe lieden, die zich druk maken over wetenschappelijke pro blemen. Ze zijn niet onberaden en ze gaan zeker niet over één nacht ijs, maar het is dit soort kerels, waaruit de Apostelen werden gekozen en waartusschen Sint Pranciscus zich thuis voelde. De maatschappelijke toestanden zijn niet meer zoo ellendig in den Biesbosch, men kan er leven, maar men moet, om er te kunnen leven, een hart in zijn lijf hebben en voor den drom mel niet bang zijn. Straks wordt het riet gesneden, in groote bossen gestapeld en naar de schelfplaatsen ver voerd, waar het „getrokken", d.w.z. gesorteerd zal worden: matriet (voor de mattenvlechte- rij), dekriet (voor huisbedekking) en pookriet (het minderwaardige riet, een afvalproduct voor allerhande doeleinden). Dit rietsnijden is wel het hardste werk in den Biesbosch. De arbeider staat erbij in de modder en versjouwt de zware rietvrachten op zijn rug. Heel veel levert het niet op Neen, heel veel levert het niet op, behalve in den polder, die werkelijk vruchtbaar is. De Biesbosch is schoon, maar niet rijk en maakt ook niet rijk. Het lijkt wel of deze land streek inderdaad den vloek des hemels draagt, die, volgens de volksopvatting, tot uitdrukking zou gekomen zijn in den Sint Elisabethsvloed. Een vloek en een waarschuwing. Want niet in de wereld, niet in het genot bereikt de mensch het werkelijk bezit van de wereld, slechts in de zelfbeheersching en in den geestelijken inkeer. De aarde is niet alleen geschapen om ons te voeden. Er zijn heele streken, die weigeren voedsel voort te brengen. Ze heeten onvrucht baar en onherbergzaam, deze verlaten oorden. Maar ook zij hebben hun vruchtbaarheid. Ze wekken den droom, den ernst, de levensbeschou wing. Ze zijn niet vruchtbaar voor het lichaam. Ze zijn vruchtbaar voor den geest. Zulk een gebied is de Brabantsche Biesbosch. kant zou de rente genoeg zijn om geregeld den Volkenbond te onderhouden, jaarlijks 5 millioen filmen zooals de „Muiterij op de Bounty" te vervaardigen of de jaarsalarissen van 21 Clark Gables of Mariene Dietrichs te betalen. Als men de som onder de bevolking verdeelen zou, kreeg elke vrouw, elke man en elk kind in Groot-Brittannië 15 gulden. Men zou met de 41 millioen pond gemakkelijk het gezamenlijke bezit van de stad Londen kunnen opkoopen en bovendien de Bank of England ten tweeden male laten bouwen. Dan bleef er nog altijd genoeg over om twee universiteiten op te richten. Met een achtste van zijn vermogen zou het mogelijk zijn het geheele radiumbezit van de wereld, ongeveer Kilo op te koopen. Men zou verder 3y, jaar lang een gratis abonnement op het dagblad hebben, of een jaar gratis gas. De helft zou voldoende zijn voor het Engelsche volk om een jaar lang de wasch buiten de deur te doen. Alleen is men niet in staat om de Engelsche staatschuld met de erfenis te beta len. Deze bedraagt maar eventjes 7 milliard pond. Daarom geloof ik, zal men met het oog op het gebruik van mijn geld 'niet in verlegen heid komen." Waarlijk, een nauwgezet en verstandig heer is die Sir John Ellermann geweest. In Londen-Eastend is een school opgericht, waarvan de klasselokalen door ultraviolet licht bestraald worden. De leerlingen van deze school komen grootendeels uit goedgesitu- eerde kringen. Daar de schoolkinderen er meestal bleek uitzien, werd er besloten in deze nieuwe school van hoogtezon gebruik te maken. Door dezen maatregel hoopt het schoolbe stuur een verbetering in de gezondheidstoestan den van de scholieren te brengen. Mocht dit experiment lukken, dan zouden ook andere scholen kwartslampen nemen om de kinderen gedurende de les met het licht van de hoogtezon te bestralen. vrouw en iedere man gelooft stellig, dat hij ze heeft." Dit is hem nog niet genoeg, want hij voegt er bij: „Wacht je voor een booze vrouw en vertrouw je aan geen goede toe." De Portugees geeft blijk van ontstellende logica, en zegt: „Vrouwen zijn overbodig, wan neer zij aanwezig zijn en worden gemist, als zij niet aanwezig zijn". De Duitschers zijn weinig galant in hun meening over de vrouwen, ondanks het feit, dat zij den lof der vrouwen zoo Vaak hebben bezongen. Zij zeggen: „Vrouwen zijn veran derlijk als Aprilweer." „Vrouwen zijn nooit ver legen om een antwoord". „Zomerkoren en vrouwen gedijen pas in zeven jaar". „Vrouwen zijn slecht loopende uurwerken." „Vrouwen en meisjes willen geprezen zijn, of het oprecht of valsch is, kan ze niet schelen." „Iedere vrouw wil liever schoon dan goed zijn." „Er bestaan slechts twee goede vrouwen op de wereld: de eene is dood en de andere moet nog gevonden worden." „Een zak vol vliegen is gemakkelijker te bewaken, dan één enkele vrouw." Men ziet het: een en al lieftalligheid. De Engelschen doen hierin niet onder als ze zeggen: „Vrou- wenmeening en Aprilweer wisselen vaak." „De kracht eener vrouw ligt in haar tong." „Een vrouw geeft raad in dingen, waarvan zij niets begrijpt." De Schot is in deze materie blijkbaar strij- densmoede, want hij zegt: „Geef de vrouw haar zin, want zij vliegt anders uit elkaar." En heel droog trekt hij de consequentie door er op te laten volgen: „Men jaagt gemakkelijk den duivel in een vrouw, maar men kan hem er nooit weer uitkrijgen." En dan legt hij zachtzinnig een pleister op de wond door de verzuchting: „Er bestaat slechts één goede vrouw, en ieder gelooft, dat hij haar heeft!" Uncle Sam is practisch als altijd, ook in zijn waardeering voor de vrouw: „Vrouwen schmin ken zich, om niet rood te worden!" De Chinees oordeelt heel fijntjes: „De tong eener vrouw is haar zwaard en zij laat het niet roesten!" Reeds Virgilius dichtte: „Varium et muta- bile semper femina" en de Italiaan maakte er van: „La Donna mobile", „niets veranderlij ker dan de vrouw." Het „Donna mobile" is uit Victor Hugo's „Souvent femme varie, Bien fol est qui s'y fie," in „Le roi s' amuse," voortgekomen. Het moet echter oorspronkelijk afkomstig zijn van Koning Frans I van Frank rijk, die het met een diamant in een ruit van het kasteel Chambord zou hebben gekrast. Ook wordt wel beweerd, dat in bedoelde glasruit stond: „Toute femme varie". In verband met deze uitlating van den koning wordt de volgen de anecdote verteld: Koning Frans had juist deze ongalante uitdrukking op het glas ge krast, toen Margaretha van Navarre, zijn zus ter, hem bezocht. Zij las de woorden en be weerde, dat zij hem zoo maar twintig gevallen van mannelijke onbestendigheid kon voorhou den. De koning zeide, dat 't daar niet om ging en pareerde: „Noem mij één geval van vrouwe lijke bestendigheid!" Waarop de koningin weer: „Noem mij één geval van vrouwelijke onbestendigheid!" De koning kon dit, naar hij meende, heel gemakkelijk, want juist in die dagen zat een lid van het Hof voor een of ander vergrijp in een Parijsche gevangenis. Van zijn vrouw werden booze geruchten ver haald, waarbij een page in het spel was. De koning kwam met dit fpit voor den dag, waar op de koningin zeide, dat de tijd hierin wel klaarheid zou brengen. De koning antwoordde lachend: „Als binnen een maand deze edel- vrouw gerechtvaardigd wordt, zal ik deze ruit stuk slaan en is je bij voorbaat toegestaan, wat je zult vragen." Er verliepen slechts eenige dagen, toen de gevluchte page gevat werd...in gezelschap van den echtgenoot, van wien men meende, dat hij in de gevangenis zat. De vrouw had een list bedacht en had in de gevangenis de plaats van haar man ingenomen. De ruit ging kapot en de man kreeg gratie. Het is geen roekeloosheid als we zeggen, dat de meeste mannen zich ook nu nog in het karakter der vrouwen vergissen. Maar laten we er voorzichtigheidshalve aan toevoegen, dat al die spreekwijzen in „oude" tijden zijn ontstaan, en op alle andere vrouwen slaan, behalve op de vrouwen van onzen tijd. Men herinnert zich uit het vaderlandsche- geschiedenisboekje van vroeger nog wel het jaartal 1421: Sint Elisabethsvloed, De Biesbosch ontstaan. Sedert dien zijn Brabant en Holland van elkander gescheiden door het Hollandsch diep, dat tegenwoordig door de wonderen van inge nieurs-techniek, die de beide Moerdijkbruggen zijn de nieuwe Moerdijkbrug wordt dezen winter geopend niet meer ontoegankelijk is, doch dat in de vroegere eeuwen een scheiding tusschen beide gebieden veroorzaakte, zóó diep gevoeld, dat het onderscheid tusschen „boven den Moerdijk" en „beneden den Moerdijk" als karakteristiek van het type van den Nederlan der geldt. Deze Sint Elisabethsvloed uit het vaderland- sche-geschiedenisboekje leeft in het geheugen der bevolking voort, van geslacht op geslacht, als een hemelsch wraakgericht. Allerlei legenden er over worden nog heden verhaald, en uit al die legenden blijkt, dat de ontzettende catastro phe van deze overstrooming niet geheel onver wacht kwam. De watersnood was voorspeld. Zoo bestaat b.v. de geschiedenis van de zee meermin, die nog heden ten dage verteld wordt, hoewel niemand meer gelooft, dat er ooit zee meerminnen hebben bestaan. Het is de volgende geschiedenis: Een zeemeermin kwam aan land en vroeg wat brood aan de bevolking van verschillende steden of dorpen op de plaats, waar thans de Biesbosch ligt. Maar niemand gunde haar dit brood, tot zij tenslotte belandde in het stadje Zevenbergen, waar ze liefderijk werd gespij zigd. Toen zeide deze zeemeermin: Zeventig plaatsen zullen vergaan, Zevenbergen zal blij ven bestaan.... Kort daarna volgde de Sint Elisabethsvloed en inderdaad werden zeventig rijke gemeenten door de woedende golven opgeslokt. Niets bleef er van over. Dit is ma,ar een verhaaltje uit den volks mond, doch het teekent de opvatting, dat de geweldige overstrooming van 1421, waarbij tal rijke welvarende nederzettingen in de baren verzwolgen werden, een straf van den hemel zou geweest zijn voor de harteloosheid van de be volking dier streek. Dat aan den grooten water vloed ernstige waarschuwingen waren vooraf- JDe polderkist. Op het deksel is een kruis geschilderd kat, bevreesd voor het water en dus telkens overspringend naar den rand, die het verst boven de gevaarlijke golven uitstak. Deze kat- tenangst redde het leven van het wiegekind, dat aanspoelde op de plaats, die nog heden, ter herinnering aan deze gebeurtenis, de Kinderdijk wordt genoemd. Het schijnt, dat reeds spoedig na de groote ramp pogingen werden aangewend om het ondergespoelde land door indijking terug te winnen, maar deze pogingen faalden. Eerst in de zeventiende eeuw, toen door vrucht bare aanslibbing het land aan de oevers zich begon te verhoogen, kon met vrucht worden in gepolderd. Zoo werd in 1640 het Nieuwland van Altena weer met het vasteland verbonden. In de 18e eeuw werden de kilden afgedamd en van Meer dan ooit kan het in een tijd, waarin zooveel door en voor vrouwen geschiedt en door' vrouwen zooveel gesproken en geschreven wordt, gevaarlijk lijken aan te halen, wat er zooal over de vrouwen door de mannen is bedacht. We kunnen het goede in de vrouwen volkomen naar waarde schatten en waardeeren en behoeven daarom toch niet over het hoofd te zien, wat in den loop der tijden in het taaleigen van onderscheidene volken bij de spraakmakende gemeente is ingeslopen. Ook vrouwen zullen het waardeeren, wetende im mers, dat het zoo niet is, als het haar niet of niet geheel aanstaat. Zegt de galante Franschman niet: „Wat de vrouw wil, wil God"? En voegt hij er in volkomen zelfkennis niet aan toe: „Een man van stroo is evenveel waard als een vrouw van goud!"? Trouwens de Franschman is niet altijd de galante monsieur tegenover het vrou welijk geslacht, als we hem hooren zeggen: „Je moet luisteren naar de eerste meening van de vrouw, maar nooit naar de tweede." „Wie een vrouw heeft, heeft z'n straf al te pakken!" En: „Vossen zijn heel en al staart, en vrouwen een en al tong" het zijn, laten we maar zeggen, de uitzonderingen, die den galanten regel be vestigen. De Spanjaard, overigens op zijn tijd en buiten revolutie-hel ook een hoffelijk mensch, zoekt het in hoogere regionen, als hij beweert: „Wind, vrouwen en geluk zijn veranderlijk." Maar hij daalt leelijk af, als hij openbaar aan de groote klok hangt: „Wat men op de open markt wil bekend maken, behoeft slechts aan vrouwen en eksters te worden meegedeeld!" De Span jaard, die overigens niet gewoon is, dat vrouwen niet voor hem werken, heeft van haar ook al geen hoogen dunk als het op raadgevingen aankomt: „De raad eener vrouw beteekent niet veel, maar als je hem niet opvolgt, scheldt zij je voor dwaas!" En juist, omdat(hij breed met zijn hoed kan zwaaienvoor' andere vrou wen zegt hij„Er is maar één kwade Verlaten rietlanden met hier en daar een enkelen eenzamen boom, geteisterd door den herfstwind De aarde is niet alleen geschapen om ons te voeden en de mensch is niet alleen geschapen om te eten. Daarom zijn er heele streken, die stelselmatig weigeren, voed sel voort te brengen en daarom zijn er men schen, die voor zulke streken een zekere voor keur aan den dag leggen. Denk aan de oude woestijnvaders! Ze losten de economische vraag stukken op door te vasten en toen de econo mische vraagstukken niet meer voor hen be stonden, kwamen ze er vanzelf toe, zich met andere vraagstukken bezig te houden, die be langrijker zijn, en die zelfs de economie be ïnvloeden, namelijk de vraagstukken van den geest. Veronderstel, dat iemand in ons dichtbevolk te vaderland de roeping tot zulk een afzondering zou gevoelen, dan zou het hem niet licht vallen, het alles doordringend snelverkeer te ontvluch ten en een gebied te vinden, waar de ongerepte en onvruchtbare natuur op zijn geest de uitwer king zou hebben, welke de woestijnvaders klaar blijkelijk verwachtten van de woestijn. Neder land is geheel gesocialiseerd, men vindt er geen woestenijen meer. Ieder stukje grond wordt er doelmatig geëxploiteerd en de weinige stukjes, die niet voor ontginning open liggen, blijven wat ze zijn, omdat ze beschouwd worden als natuurreservaat. Zeker, in de Drentsche Venen, in de Brabantsche Peel, hier en daar op de Veluwe, is het leven nog ongerept, maar er komt een postbode en de marechaussée weet er iemand te vinden, als het noodig is. Zich terug trekken uit de gecultiveerde samenleving schijnt in ons land niet meer mogelijk. En toch als het winter gaat worden over de uitgestrekte waterplassenvan den Brabant- schen Biesbosch, ligt daar een woestijn van water en riet, zoo grauw, zoo verlaten, en zoo grootsch, dat ook hier de geest in eenzaamheid gedwongen wordt tot het denken aan andere dingen dan voedsel, kleeding en wereldsche behaaglijkheid. Hier is, in ons eigen land, nog een stuk woestijn, een waterwoestijn, overeen komstig den aard van ons waterland. Het is waar, dat er hard wordt gewerkt in den Bies bosch, en dat deze arbeid niet vruchteloos is; het is waar, dat door talrijke verstandige so ciale maatregelen het leven ook hier draaglijk is gemaakt voor de armen, die van deze trooste- looze streek moeten leven, maar het groote, wel haast onbewoonde gebied tusschen Dordrecht, Geertruidenberg en Willemstad blijft toch met zijn eenzelvig naturschoon en zijn bijna on doordringbare geheimzinnigheid den men- schengeest aanspreken als een waarschuwing van den hemel, die zeggen wil: „De mensch leeft niet van brood alleen." Er zijn ook in onzen tijd hoogere belangen en hoogere zorgen dan de zorg voor het voedsel. Het ontstaan van den Biesbosch is een eigen aardige geschiedenis en wie deze geschiedenis hoort, kan niet nalaten te denken aan een waarschuwing van hoogerhand. gegaan staat inmiddels historisch vast. De eerste helft van de vijftiende eeuw, dus de jaren tusschen 1400 en 1450, is voor de Neder landen een tragisch tijdperk geweest. Nooit werd ons land zoo hevig door zijn alouden vij and, het water, geteisterd. In 1404, op 19 November, vernielde de eerste Sint Elisabethsvloed een aanzienlijk deel van Walcheren en Zeeuwsch Vlaanderen, in 1413 was het een felle overstrooming, die den Dollard deed ontstaan, in 1421 kwam de tweede, of eigenlijke Sint Elisabethsvloed; op den avond van 18 November 1551 verzinkt de welvarende koopstad Reymerswael in het water van de tegenwoordige Westerschelde Merkwaardig is het wel, dat tweemaal zulk een hevige overstrooming zich voordeed op het feest van de Heilige'Elisabeth, en men begrijpt, dat de legende ook hierin iets meer ziet dan een louter toeval. Dat de geographische con structie van Nederland veranderde in die be wogen vijftig jaren van de vijftiende eeuw, wordt door het volk verklaard uit de zorgeloos heid van de rijk geworden bewoners der over stroomde gebieden. Badend in weelde, dachten deze rijke kooplieden niet aan de toekomst. Ze verwaarloosden de dijken. Ze leefden alleen voor hun plezier. Niets had grooter waarde voor hen dan geld en gewin. En ziet, daar kwam de straf voor dezen euvelmoed: een ontzet tende catastrophe vernietigde al wat zij beza ten; de golven slokten het op zonder ontzag of mededoogen, en wat er overbleef was 'n onaf zienbare waterwoestijn. Zoo verklaart het volk deze tragische gebeur tenis van 18 November 1421, en het schijnt in derdaad, dat op de overstroomde gebieden groote weelde geheerscht heeft. Voor wat Reymerswael betreft, weten wij dit met zekerheid en het is geen toeval, dat de groote schilder van deze stad, Marinus van Reymerswael, van wien te Antwerpen eenige doeken bewaard bleven, juist de geldzucht en den woeker tot onderwerp zijner pakkende schilderijen koos. Een pakkende herinnering aan .den Sint Elisabethsvloed is de historie van de drijvende wieg, die op de golven werd weggespoeld. Deze houten wieg werd in het evenwicht gehouden zoo vermeldt de geschiedenis door een t Ds grappige wettengids" is de naam van een kort geleden te New York versche nen boekwerk, dat wel eenig in zijn soort mag heeten. Het behandelt een reeks wetten van algemeene en bijzondere strekking, bij voorkeur de voorschriften, die uit den tijd zijn, maar die men heeft vergeten op te heffen. Zooals men weet vormen de Vereenigde Sta ten in Amerika een statenbond, waarvan de onderdeelen zich aan de federale wet hebben te houden, maar binnen het kader daarvan hun eigen wetten mogen hebben. Men zou kunnen zeggen, dat de wetten der afzonderlijke staten in Amerika ongeveer dezelfde beteekenis heb ben als te onzent de stedelijke verordeningen; alleen gelden zij voor een grooter gebied en loopt men bij het overtreden grooter risico dan bij het overtreden van een Nederlandsche ge meentelijke verordening (wat de strafmaat be treft). Het grappige wetboek legt den vinger op menige wonde plek; in het voorbericht spoort de schrijver de regeeringen der afzonderlijke staten er toe aan, zoo spoedig mogelijk die wetten te schrappen, die een doode letter ge worden zijn. Ook verscheidene bondswetten dragen zijn goedkeuring niet weg. In de U. S. A. bestaan de wetten der sta ten meegerekend 1.156.644 wetten, één mil lioen, dan nog honderdzesenvijftigduizend en zeshonderdvierenveerig toe. Toch is Amerika het land van de vrijheid, en dit kan, want „veel wetten" beteekent niet altijd veel knellende ver boden, terwijl „weinig wetten" bijna altijd ge lijk staat met willekeur. Overigens beduidt vrijheid voor den één nu eenmaal gelijktijdige gebondenheid voor den ander. Tijdens Lodewijk XIV en Attilla heerschten ook vrijheid; alleen was de groep, die er gebruik van kon maken, voor onze begrippen klein. In den staat Virginia bestaat nog een wet, volgens welke voor iederen trein, die na het in vallen der schemering zich op de baan bevindt, een man met een roode lantaarn moet loopen. Deze wet dateert uit den tijd van de allereerste spoorwegen. In den staat Pennsylvanië is het verboden een biervat stuk te slaan. Een der bondswetten bepaalt, dat men geen chèque mag uitschrijven voor een bedrag onder den dollar. Een andere bondswet houdt in, dat het verboden is bij het' openen van een pakje siga retten het zegel heel te laten, daar hierdoor de mogelijkheid wordt geschapen het tweemaal te gebruiken, hetgeen de schatkist zou benadeelen. In Los Angeles mag men op straat geen valsche baard dragen. Wie in Pennsylvanië vloekt be taalt 0.67 per krachtterm. In Buffalo wordt iemand bestraft, als hij of zij op Zondag kaart speelt. In den staat Louisiana mogen de hoe- denpennnen niet langer dan twaalf centimeter zijn. In den staat Connecticut krijgt men dui zend dollar boete, als men een krant in zijn bezit heeft, die uitsluitend berichten over moor den, diefstallen en rampen bevat. In den staat Kansas bestaat een wet, die de lengte der hem den voorschrijft. Noord-Dakota heeft maatregelen genomen met betrekking tot het stelen van negentiende- eeuwsche admiraalshoeden, terwijl in New Jersey de rijtuigen met niet meer dan vier paarden bespannen mogen worden. De staat New York meende, dat het niet gepermitteerd is bij den beroemden papierregen bankbiljetten te ge bruiken hetgeen millionnairs uit vroeger da gen wel deden zoodat iemand, die een be roemdheid aldaar met versnipperde bankbiljet ten zou bestrooien, celstraf zou kunnen oploopen. Terwijl de mensch van gisteren nog bij voorkeur zijn holle kiezen en tanden met goud en platina liet vullen, schijnt het, dat de mensch van morgen zijn toevlucht gaat zoeken tot een goedkooper doch even duurzaam metaal: staal, of om het precies te zeggen, chroomnikkel. Reeds in 192Ö werd in Duitschland patent aangevraagd voor een niet-roestenden kunsttand van staal vervaardigd. De békende firma Krupp te Essen vervaardigde in haar laboratoria spe ciale alliages voor stalen tanden. Nochtans bleef het een zeer omslachtig karwei om van dit ma teriaal vullingen en bruggen te vervaardigen. De tandarts gaf er de voorkeur aan het benoodigde materiaal in eigen huis te vervaardigen. Naar thans uit Weenen verluidt, zou een tandtechni- cus aldaar een uitvinding gedaan hebben, die hierop neerkomt, dat hij een kroonvormer gecon strueerd heeft, met behulp waarvan iedere tand arts in zijn eigen werkkamer stalen tanden en gebitten kan vervaardigen. Het materiaal, dat gebruikt wordt, is chroomnikkel, dat even duur zaam, doch ongeveer zeventig procent goedkoo per is dan platina en goud. Met goedigen humor wordt de maaltijd voorbereid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8