%l)ie -Swift vraagt, slaagt Waar Unaar zoektf Rond onze Voet bekleeding PRESBURG lltS' Verwijten aan jongere kunsteneers schoenen die driemaal zoo lang meegaan: vanBOMMEL VOOR DE DAMES: VOOR DE HEEREN: VOOR DE KINDEREN: „Daar heb je het nou!" ZONDAG 15 NOVEMBER 1936 f. 4.95 f. 5.95 f. 6.95 SCHOENEN VOOR ALLEN: zei meneer Jansen.. lil 10 Uw najaars-toilet vraagt om 'n paar mooie Swift-schoentjes, want Swift verleent aan Uw toilet juist die elegance, die het kenmerk is van goeden smaak. Swift brengt dit seizoen een buitengewone verscheidenheid, zoodat U bij Swift niet hoeft te vreezen, dat Uw keus algemeen wordt. Bovendien heeft iedere winke lier weer een andere serie Swift- modellen. Let U er eeiis op, als U gaat winkelen. U slaagt zekerl DIT IS EEN VAN DE 485 SWIFT-MODELLEN SMITS - DONGEN Nederlands grootste Schoenfabriek FILIALEN DOOR HET GEHEELE LAND GEÏNSPIREERD DOOR DE OUDE VOLKEREN 1525-21 Bij onze voorouders Altijd weer 't nieuwste, leukste modelletje! 21 Magazijnen in Nederland II i BRABANTSCHE BRIEVEN Er wordt te veul gekletst, gekonkeld, geknoeid •O'. M SCHOEN V. BOMMEL SCHOENEN Cneksche sandaal Zwart chroomleder Veferschoentje met 3/4 hak. Gemakkelijk model met sierlijke perforatie. Ook in lak en suède. In ver schillende modekleuren 1637-29 Prima boxcalf heerenmolière, kernlederen zool en rubberhak De twintigste-eeuwer is een veeleischend mensch, die niet spoedig tevreden te stellen is. De zakenmenschen, die, willen zij met succes werken, den geest van hun tijd moeten kennen, zorgen er dan ook wel voor, steeds iets nieuws te kunnen aanbieden en er zoo een sorteering van artikelen op na te hou den, die een negentiende-eeuwschen zakenman de haren ten berge zou doen rijzen. Ook de schoenfabrikanten lanceeren telken- jare een eindelooze verscheidenheid in model len om aan de vraag van het publiek te vol doen en zijn smaak te bevredigen. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat ten slotte aan de fantasie van de teekena ren van die modellenreeksen, vooral van die voor het vrouwe lijk geslacht, een einde komt. Het gevolg was, dat andere we gen gezocht werden, de geschie denis nageslagen werd, tot men bij de Romeinen, Grieken en nog vroeger, mo dellen en ideeën vond, die met rvrucjhtbaar succes weer op de markt gebracht werden. Vooral op gebied van sandalen heeft men veel van die oude volkeren overge nomen en de nieuwe oude modellen vinden thans vooral bij de dames gretig aftrek. Welke vrouw toch droeg dezen zomer niet zulk een nieuw-modisch zomerschoentje, dat kennelijk geïnspireerd was op de oude Grifeksche en Ro- meinsche sandaal-modellen? In dit verband lijkt het ons niet oninteres sant eens iets te vertellen van dit onmisbare, gewichtige onderdeel onzer kleeding. De oogen- schijnlijk prozaïsche voetbekleeding heeft in den loop der eeuwen meer stof opgeworpen dan menigeen wellicht bij benadering zou vermoe den Wie voor het eerst de (stoute) schoenen aan trok, is niet bekend. Het is niet onmogelijk, dat Adam en Eva reeds begonnen zijn met hun voeten te beschermen tegen het stooten en ste ken van doornen en steenen. Gaan we op oude platen en prenten af, waarop zij altijd bloots voets staan afgebeeld, dan zouden wij moeten aannemen, dat zij minder gevoelig en klein- zeerig waren dan hun nakomelingschap. Een stuk van een dierenhuid voor een zool, een stuk in reepen gescheurd voor riemen, dat was de eerste sandaal. De Egyptenaren vloch ten hun schoeisel van de bladeren van den pa pyrusboom. De riemen zaten aan de zool be vestigd, zoodat de voet er tusschen moest wor den geschoven. De Arabieren gebruiken nog eenzelfde model sandalen. De Egyptische zool was reeds met een gouden versiersel voorzien. De Assyriërs maakten hun schoeisel meer sluitend aan den voet en voegden er voor het eerst hakstukken aan toe. Ook de halfhooge laars kenden zij. De Israëlieten droegen een zelfde soort sandaal. Zooals de meeste volkeren liepen zij bin nenshuis blootsvoets. Voor het betreden van den tempel ont deed de priester zoowel als de leek zich van zijn schoeisel, evenals thans nog de Mo hammedanen ge woon zijn te doen. De Perzen droe gen reeds sierlijke laarzen, met ran den en voering van bont en schoenen, op den voet uitgesneden of met riemen vastgestikt. De Scythen droegen de laars over de broek en op den enkel dicjhtge- bonden, de Daciërs daarentegen onder de broek. Ook de Grieken gingen in huis blootsvoets. Op straat droegen zij langen tijd slechts een vrij zware zool, die door middel van een en kelen riem aan den voet was gebonden. Lang zamerhand kwamen die riemen in grooter aan tal, liepen zij zelfs tot aan de kuit door en waren zij versierd met metalen gespen. De Grieksche vrouwen muntten uit door prachtig en kostbaar schoeisel. Volgens Homerus was dit schoeisel van purperkleurig fijn leder ver vaardigd, de zolen waren met kurk overtrokken en de riemen met fraai borduurwerk versierd. Romeinsche sandaal In tegenstelling met de Grieken ontdeed de Romein zich alleen 's nachts van zijn schoe nen en ook wel bij gastmalen. De slaven moch ten niet geschoeid gaan zij waren het ken- teeken van den vrijen man. Het model van de Romeinsche sandaal ver toonde oorspronkelijk weinig verschil met de Grieksche: een zool met een riem tusschen de beide grootste teenen, eenige riemen of strik ken aan de zijden en aan den hak en een lange riem, die dit alles te zamen hield. Het duurde niet lang, of de geheele laars, van voren dicht geregen of geknoopt, kwam in gebruik. Bij plechtige gelegenheden droegen de Romeinen liefst schoenen. Toen de Romeinen zich in deze streken ver toonden, scheen de Germaan nog geen schoeisel gehad te hebben. Alleen de vrouw droeg een schoen, waarvan het zijleder rondom door banden om den voet werd ge trokken. Bij de Gallen en Britten waren, onder de aanzienlijken, vrij hooge schoenen met een of twee insneden op den voet en ook laarzen in gebruik. De Bourgondiërs droegen in de vijfde eeuw lederen schoenen met het haar naar bui ten, die tot over de enkels reikten. De monnik van St. Gallen beschrijft de schoeisels der Franken uit den tijd van Karei den Grooten als be staande uit schoenen, die met goud gesierd en voor zien waren van een paar drie el lang gekleurde riemen, kruislings over de knie tot over de bonte broek gewonden. De armere Fran- Tuitschoen uit de vijftiende eeuw, die, wanneer hij aan een aanzienlijker personage ken moes- had toebehoord, nog be ien het na- hoorlijk langer zou geweest tuurlijk zon- zijn der goud stel- N len; sommigen droegen de riemen over het bloote been. Dit gebruik bleef tot de tiende eeuw bestaan. Men bewaart te Weenen 'n paar schoenen, van welke men beweert, dat zij Karei den Grooten hebben toebehoord. Zü raken tot nauwelijks over den enkel, zijn boven op den voet geheel dicht en rijk met borduursel voorzien. Eerst omstreeks de helft der veertiende eeuw ontstond die mode, die over willekeurige volks- kleederdrachten zegevierde en waaraan ieder zich langzamerhand onderwierp. Vóór dien tijd was de mensch nog zoo verstandig, schoenen naar eigen zin en gemak te dragen. Maar over het algemeen toch waren ze nauw sluitend, spits toelóopend en van zeer verschillende stoffen, o.a. van goudlaken, fluweel en zijde. Hoeveel gewicht men in de elfde en twaalfde eeuw hechtte aan het schoeisel, blijkt wel dui delijk uit een oud-Duitsch versje, waarin de regels voorkomen: „Welch Ritter geflicte Schuhs antragt Der hat sein Ritterschaft geschand't". In de vijftiende eeuw wordt de punt van den schoen langer en ten laatste heeft zij zulk een lengte, dat kerk en staat zich er mede gaan bemoeien. Het verluidt, dat deze snavelgebekte of tuit- schoen in gebruik gebracht is door Graaf Tulco IV van Anjou, die in het laatst der elfde eeuw op de gelukkige gedachte zou gekomen zijn, door een langen schoen zijn mismaakte voeten te verbergen Doch hoe het ook zij, in de veertiende eeuw werd de tuitschoen een zoo aantrek kelijke en algemeen heerschende mode, dat volgens een Boheemsche kronyk zelfs de straf des Hemels niet den minsten in druk maakte. „Want," zoo vertelt de kro nyk, „het was in den jare 1372, dat toen er een onweder heerschte boven het stadje Trebnitz en het slot, de bliksem den burg graaf Albrecht van Slawietin en zijn vrouw de spitsen hunner schoenen afsloeg, zonder dat de voeten eenig letsel bekwa- Vlotte, elegante, sterke schoenen IJzersterk schoeisel, waar ze toch altijd aardig mee voor den dag komen! PRESBURG maakt 'n schoen, voor elke beurs en eiken voet! „Vrouwtje, het mag allemaal waar zijn, wat je zegt, maar voortaan koop ik m'n schoenen zélf. Ik moet ze ook zélf dragen! Ik wil schoenen hebben, die prettig sluiten, schoenen die ik haast niet voel! Zacht van bovenleer, en sterk natuurlijk! Schoenen, die hecht in elkaar zitten en hun model behouden, ook al draag je ze bij het slechtste weer. Kortom, ik wil schoenen hebben, die goed zijn voor mijn voeten! En dat zijn de mijne niet! En dan te hooren, dat Robinson zulke goede en mooie schoenen maakt, en ieder paar ONVOORWAARDELIJK garandeert...!" Robinson model 63. Een lage zwarte schoen van zacht bovenleer, met genaaide leeren zool, op sierlijke halfspitse leest. Alle heerenmaten (No's 38 t/m 48) f. 5.50. In luxer uitvoering van fijn kalfsleer en met ge kleurde voering - model 52 - f. 5.95. Amico, Daar wordt den lesten tijd veul ge- murmereerd, veul geklaagd, veul verweten ook over en aan den jongen kunsteneer, die te weinig (sommigen zeggen: „niks") voort brengt! Van d'ouwen wordt gezwegen. Uit 'n soorte ment van „eerbied veur den ouwerdom." Want! Want daar wordt, zonder veul woorden, verondersteld, dat d'n ouwere in zijnen jon gen tijd aan zijn verplichtings van productieven kunstarbeid voldaan heeft! Zéker gunstig af steekt bü de teugenwoordige generatie! Amico, over deuze kwestie wilde-n-ik toch ook 'ns geren 't mijne zeggen. Want ik heb daar veul over geprakizeerd èn ik schaar m'n eigen nie onder de jongeren, daar hooren geen kaalkoppen thuis! En ik schaar me nie onder de ouweren, want „eerbied aan den ouwerdom" veur die kaart pas ik! Bovendien schaar ik me 't liefst bij de boe ren, waar 't God is, die den arbeid loont en niede onrechtveerdige mensch! „Boer" is veur mij, m'n heele leven, "nen schoenen titel geweest. Guilie in de stad, ge zijt meer afhankelijk van den boer, dan van den ingenieur! Want ge kunt net zoo goed buiten electriek als oew veurouwers, maar even slecht bulten brood als oew veurzaten dat kondeni Ge kunt best zonder advocaten. Want ge hebt harder 'nen boerenkool noodig veur 'n paar rooie centen, dan 'n acte van huwelijks- ontbinding veur 'n paar rooie ruggen! Guilie kunt beter missen oew schrijvende en sprekende politiekelingen, dan oewen groenten- boer, want politiekelingen zijn schrikkelijk duur. Zie maar naar zichtbare (directe) en onzicht bare (indirecte) belastings. Ja! „Boer" was veur mij, m'n heele leven, nen eeretitel ende leste jaren begint den boer ook mee te tellen. Wat jammer genoeg is! Regeeringen en politiekelingen gaan d'r eigen te veul mee den boer moeien, maar toch ge loof ik: op den duur zullen ze daar geen pla- zier van beleven! Want als ge den boer iets belooft, en „be loven" is de „roeping" van den politiekeling, dan wil d'n boer 't hébben ook! Want hij is nie politiek geschoold". En ontrouw schiet bij hem geen kiem. Maar genoeg! 'k Zou over de schrijvers praten en 'k spreek allemaal over de boeren. D'n jongen schrijver dus brengt vandaag nie voort. Zéggen ze. Ik onthou me van zoo'n straffe uitspraak, want 't is in het leven zóó gesteld: eiken mensch heeft later altij spijt van 'n oordeel of uitspraak deur hem eenmaal te scherp uitgesproken. Of.... te scherp ver zwegen! D'n brutaalsten en meest deur den wol ge- verfden criticus zelfs, krijgt tóch 'nen keer z'n neergeschreven leugens of verzwegen waarheid op z'n brood! Laster straft z'n eigen. Daar is geen „onproductiever" werk dan lie gen, want ge mot 't zelf altij weer teniet doen. Maar goed: d'n jongen schrijver brengt van daag nie 'voort, zeggen ze. En ik neem dan aan, dat 't waar is, veur 'n deel. Ik mót 't wel aannemen, amico! Want daar is geenen boer ter weareld, die vrucht kan voortbrengen op 'nen dorren akker! En den schrijver zijnen akker, 't menschdom, is dor en hard vandaag als 'n rotsveld! Daar valt weinig van te oogsten, want 't zaad schiet er geen kiem. Liefdeloosheid en eigenliefde, menschenhaat en egoïsme hebben den akker van 't mensch dom versteend. D'n boer die daar van vrucht mot halen, is wel te beklagen. Ge kunt ze rap kennen: de boeren uit den klei en de die uit 't zand! Den zwaren, blozenden, goedlachschen boer. En den schralen, gelen, verbeten boer. Den eerste, die z'nen zwaren arbeid doen mag in vruchtbaren eerde. Den tweede die den zwaren arbeid doen mot In dorren grond! Ja, ge kunt ze goed onderscheien. Aan den eenen kant de zelfvoldaanheid. Aan den anderen kant de verbetenheid! Maaramico, is daarmee den eerste, die volle oogsten slept uit den goedgeefschen akker, is daarmee den eerste z'nen arbeid meer te prij zen dan die van den tweede, die volstaan mot mee de schriele vrucht uit den gierigen akker? En den akker van 't menschdom is gierig teugenwoordig Veul gierig En.. den „boer" is verbeten! Den jongen kunsteneer, die werken mot uit liefde, mét lief de, dóór liefde, in volle, overgegeven liefde dieën jongen kunsteneer zit te ploeteren omge ven van haat! Van jalouzie! Van egoïsme! Dieën jongen kunsteneer zit te werken in 'nen menschenakker, die alleen 't onkruid van sport- verdwazing oplevert. Dieën jongen kunsteneer zit te werken in 'nen menschenakker, die als schoonste vrucht wat clownerie, de locale re vue, oplevert. Veertig jaren gelejen nog kon den kunste neer z'n liefde laten uitgaan naar den misdeel de. Kon ie in edelen haat teugen onrecht en onrechtveerdigheid ten velde trekken veur den proleet. Maar wie gelooft vandaag in ernst aan den armen aristocraat....? Wie gelooft in ernst aan de zielen die deur woestijnen dwalen En wie.... wie gelooft nog mee volle over tuiging aan God? Ja, amico, da's 'n harde vraag! Maar als er zooveul aan God geloofd wier als wij ons dikkels geren wijsmaken ik verzeker oe, daar zou al heel veul dorheid minder zijn in den menschen akker! D'n eenen geloovige veracht den anderen. Is dat geloof? Geloof aan God? Aan God, die de naastenliefde predikte? Die als Menschen- zoon den marteldood stierf uit liefde veur ons, uit naastenliefde? Daar tiert niks meer op den weareldakker dan jalouzie, egoïsme, dan haat en ongeloof. Daar kan d'n „boer" geen vrucht van halen! Maar daarom is ie nie geringer te schatten dan zijnen voorzaat, die nou tot ,,d' ouweren" be hoort! Als ik werken mot mee jaloersche, egoïstische saboteurs, dan is 't of de energie uit m'n vin gertoppen druppelt. Dan wordt me alle kracht afgezogen. Zoo is 't mee eiken mensch! Zoo is 't veural mee den kunsteneer, die in zóóverre van den deursnee-mensch zich onderscheidt, dat ie veur honderd percenten mensch is! Al leen „maar" mensch, Mensch, lijk 't kind, kind! Als zoo 'nen mensch omgeven is van jalouzie, egoïsme en sabotage, dan zijn er op den duur maar twee mogelijkheden: hij wordt ook schoft, óf: hij gaat kapot. Den oerkrachtige, begenadigd mee 'n diep ge loof blijft staande, staande tusschen alle on kruid, dat ie aanvalt, maar.waarveur in de plek hij weinig brengen kan, want té veul strijd kost 'm 't ontulg, dat den akker overwoekert. Geen stad zoo groot, geen dorp zoo klein, of in 't Zondagochtendbeeld wemelen de biezen voetbalkofferkes. De politie te peerd en per motor ordent 't verkeer langs de voetbalvelden! Ministers en Gezanten, ze doen 't spul de eer aan, van huilie bezoek. En nie ex officio! Want ook oud-ministers zijn geren van de partij! Maar als er 'ns éénen minister in de eere- loge van 't Theatre zit, dan is 't 'n nieuwke veur de krantl Van hoog tot laag: 't onkruid overwoekert den menschenakker! De kerken stikken in de schulden. De theaters staan leeg. De uitgevers verkoopen geen boek. De groote orkesten weten geen raad. Maar: De K.N.V.B. is schatrijk. De sportvelden staan zwart van volk. Vüf-cents detective verhaaltjes worden nog gekocht. De Jazz zegeviert. En dat noemen ze teugenwoordig: „Cultuur", „Moderne Cultuur". De goedkoopste plaats op de Zesdaagsche kost 1.75. En de rangen zijn stinkend bezet De menschen zitten er in 'n hol van smoor en zweetdamp, op harde banken. De fluweelen stoelen in den kunsttempel zijn bezet mee vrijkaarten! En bjj al deze feiten komt dan nou en dan "nen „grappenmaker" verwijten aan den jongen artist, die gewurgd woydt in lianen van on kruid, dat ie niks voortbrengt in dieën verstik- kenden akker 't Is 't is 't is van alles. Van alles wat nie edel is! Daar is nóg 'nen kant aan 't geval. Van ook groote beteekenis. Den kletskant. E>en ouwen kunsteneer, d'n man uit de gou wen eeuw, ging 's morgens naar z'n atelier, werkte tot den zonsondergang en ging dan 'nen pint drinken. Hij werkte, lijk den seerjeuzen kunsteneer werken mot, hij werkte als 'nen handarbeier. Plichtsgetrouw, regelmatig, zonder fratsen! Hij bedreef z'n kunst, lijk den timmerman z'n ambacht. Na 'nen vermoeienden werkdag is zoo 'nen mensch veur alles te spreken, behalveveur z'n kunst, z'n ambacht. De leste jaren is dat krek andersom. Men praat, praat, praat over kunst en er blijft geen tijd om ze te beoefenen! Men kletst malkaar gaten in de sokken, en op 't end is alles weergaren in den kop. De eenvoudigste zaken worden ingewikkeld geméakt, kunst wordt uitgeplozen tot scheikundige ana lyses. En den Jan of Hot, die toevallig volgens de kletsmajoors' formules nie te analyseeren valt, dieën Jan of Piet kan „dus" geenen kunste neer zijn! Daar wordt veul te weinig ingezien, dat zulke dingen fout zijn, want dat ze behooren tot het oordeel van ons nageslacht! Geloof gerust, amico: veul mee goud ge kroonde „kunsteneers" van vandaag, die zulke schoone analyse-formules kunnen vaststellen, ze tellen over 'n halve eeuw al nie meer mee! Terwijl goed werk „eeuwig" is! Daar wordt teveul gekletst, gecritiseerd, dik- gedaan! Daar wordit teveul gekonkeld, mee jaloersche bedoelingen; geknoeid, uit egoïsme) gepeuterd, uit onmacht. 't Is meer dan 'n schandaal, dat den eerste den besten pummel 'n boek, 'n schilderij, 'n tooneel- of ander werkstuk mag afkeuren in de krant! Want meestal is critiek: „ongeoorloofde con currentie"! En amico, ge mot 'ns probeeren in oew krant te zetten, dat bakker Jansen z'n koekskes onge nietbaar, schoenmaker Pietersen z'n schoenen prullig zijnGij meugt dat alleen zeggen van.... oewen collega, die 'n kunstwerk schiep! Daar wordt te veul gekletst, gekonkeld, ge knoeid! Ook dat is van belang te overwegen bij de verwijten, die deuze weken om de koppen van de jongere kunsteneers worden gesmeten. Kom, ik schei er maar af. 'k Zou er nóg tien brieven over kunnen schrijven. Maar dit weet ik wel: in deuze weareld, in deuzen menschenakker van louter onkruid heeft niemand 't recht verwijten te doen aan den jongen artist! Da's vandaag even ongemotiveerd, maar wreeder, als 't water verwijten dat 't nat is! In ieder geval: ik dank God dat er vandaag weinig romans verschijnen! Da's beter dan in de architectuur, die ook gebukt gaat onder de„Moderne Cultuur", maar ondertusschen de stejen bedelft onder bouwsels dienouja! Vol! Veul groeten van Trui en als altij geen haarke minder, van oewen t. a. v. DRJ5.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 6