Minister Gelissen over de handelspolitiek 3WEE UIT EEN HEST BELEID KNAP VERDEDIGD '*t tfcje VRIJDAG 27 NOVEMBER 1936 TWEEDE KAMER Motie aanvaard, waarin de Re geering wordt gevraagd de tot standkoming der Wereld tentoonstelling in Amster dam te bevorderen Prins Bernhard op bezoek Actieve handelspolitiek Minister Gelissen Contingenteering K. H. L.-gepensionneerden Middenstand niet vergeten De acte van Mannheim EEN GOUDEN DOCTORAAT Van mr. W. L. baron de Vos van Steenwijk Haring naar Rusland PENSlOEiNACTIE ZEIEMACHT Een telegram om hulp VAN HET HOF Het laatste kwantum, 23.000 vaten, gaat binnen kort weg PRINS BERNHARD IN DE RESIDENTIE Bezoek aan Agentschap der Ned. Handel Mij. NEDERLANDERS TE MADRID Nog steeds in goeden welstand INBRAKEN TE WASSENAAR Tegen beide verdachten een jaar geëischt HELER KRIJGT ZWARE STRAF Vrijgesproken Loterijwet overtreden? In Holland staat een Huis Het spel voor de Prinses Diamanten huwelijksfeest Oplichting in Capelle a. d. IJsel Twee Hagenaars aangehouden HAVENWERKER DOODELIJK GETROFFEN IJzeren kamwiel tegen het hoofd gekregen Prof. Josephus Jitta licht ongesteld UIT DE STAATSCOURANT Burgemeester Onderscheidingen P., T. en T. Financiën Belastingen DOOR ANNY VAN PANHUYS DEN HAAG, 26 November 1936 De Tweede Kamer genoot van daag de eer, dat Zijne Hoogheid Prins Bernard een deel van haar vergadering bijwoonde. Vóór den aanvang had president Aalberse buiten tegenwoordigheid van het gewone tri bune-publiek aan de vertegenwoordigers van de pers verzocht, de mededeeling van 's Prinsen komst niet aan hun bladen door te geven, voor dat de hooge bezoeker weder zou zijn vertrok ken. En zoo verliep Prins Bernhard's komst in alle gemoedelijkheid en ongedwongenheid. Er was geen officieele ontvangst en slechts de griffier Mr. Kesper lichtte den Prins, die in de voorzittersloge, vergezeld van zijn secretaris jhr. Röell, de vergadering volgde, in, over wat beneden in de zaal aan de orde was of bijzon dere belangstelling verdiende. Prins Bernhard kwam, terwijl de replieken over Handel, Nijverheid en Scheepvaart gehou den werden, en hij maakte juist het moment mede, waarop de Kamer een nationale uit spraak deed door zich met 52 tegen 19 stem men voor een motie te verklaren, die door den sociaal-democraat Dr. van den Temoel, de Ka tholieke afgevaardigden Mr. Goseling en Dr. Kortenhorst, den liberaal Dr. Vos en den vrij zinnig-democraat Mr. Joekes was ingediend en waarbij aan de Regeering gevraagd werd, het hare te doen ter bevordering van de totstand koming eener Amsterdamsche Wereldtentoon stelling in 1940. Minister GELISSEN had in zijn rede, wat dit onderwerp betreft, te kennen gegeven, dat de 2 y2 millioen, die het tentoonstoilingscomité aan de Regeering heeft gevraagd, een te groot be drag was dan dat men aan die uitgave een volgend kabinet zou mogen binden. Persoon lijk had hij voor het plan de grootste sympa thie en ook tegen een voor dit doel te organi- seeren loterij had hij geen enkel bezwaar, doch dit laatste denkbeeld moest nu eenmaal afstui ten op de bekende principieele bezwaren, die in Protestantschen kring tegen loterijen be staan. Een groote meerderheid in de Kamer achtte de Amsterdamsche Wereldtentoonstelling even wel een zóó groot nationaal belang, dat zij een belangrijke uitgave voor dit doel gerechtvaar digd vond. Slechts de Protestantsche leden, voor zoover aanwezig, stemden tegen de motie, de Christelijk-Historischen (uitgezonderd me juffrouw Mr. Katz, die Amsterdamsche is), om dat zij aan de Regeering geen uitgaven wilden opdringen, de anti-revolutionnair, ds. Lingbeek en de Kersten-fractie, wijl zij tegenover de ten toonstelling zelf met haar bedreiging van Zon dagsrust en haar kans op andere minder ge- wenschte bijverschijnselen huiverig stonden. Zelfs Dr. Kortenhorst, die nog wel een beroep op hen deed, om vertrouwen te stellen in het beleid van Dr. de Vlugt, hun partijgenoot, burgemeester in de hoofdstad, faalde in zijn poging, om hen tot andere gedachten te brengen. Minister Gelissen heeft in een rede, die twee uur duurde en een model van volledigheid was, zijn beleid knap verdedigd. De belangrijkste mededeeling, door den Minister gedaan, was de aankondiging van een wetsontwerp, dat wijzigingen brengt in de verschillende wetten, die tezamen ons handelspolitiek arsenaal vormen. Dit ont werp heeft het Departement reeds verlaten. Het zal, indien de Staten-Generaal 't goed keuren Nederlands positie in den handels- politieken strijd versterken. Deze mededeeling en, wat de Minister daar Verder omheen spon, heeft blijkens een dank woord van dr. Kortenhorst een voortreffelijken indruk gemaakt in de Katholieke fractie. Thans, zoo klonk het, is actieve handelspoli tiek meer dan ooit noodig, omdat te zorgen, dat Nederland in de economische structuur der we reld dezelfde plaats blijft innemen, die het daar in totnogtoe had. Reeds zijn ook in ons land de teekenen merkbaar, dat de algemeene opleving mede aan ons ten goede komt. De in- en uit gaande schepen, de omvang der geloste en ge laden tonnage, de in- en uitvoer en de renten en dividenden uit het buitenland nemen in be vredigende mate toe. En, om deze gunstige ont wikkeling te bestendigen, zal de Regeering niet slechts een actieve politiek blijven voeren, doch zal zij ook de middelen, die haar daarbij ten dienste staan, nog verbeteren en versterken. Nederland heeft zijn welvaart altijd gedankt aan de mate, waarin het was ingeschakeld in het wereldverkeer. Het zal zich daarin dus met kracht moeten handhaven. Aan afschaffing van de contingenteeringen, omdat men internationale courtoisie betracht ten wil of omdat men te Genève zoo schoone taal spreekt, wordt dan ook niet gedacht. Al leen het Nederlandsch belang is hier doorslag gevend. Ook in de tariefpolitiek zal dat de houding zijn. Differentieele tarieven strijden met de meestbegunstigingsclausule en komen daarom niet in aanmerking en ook denkt de Regeering voorloopig nog niet aan een hooger tarief voer producten, die hier niet geproduceerd wor den, doch die men zou kunnen gaan producee- ren. Doch ook hier liet de Minister toch een hoopgevend geluid hooren. Zelfs wilde hij niet de verzekering geven, dat men nooit agressief zou zijn. Bescherming van de binnenlandsche markt en bevordering van den export blijven de leuze. Tal van andere economische onderwerpen heeft Minister Gelissen nog zeer grondig be handeld. De tijd er is avondvergadering noopt ons tot beperking. En met een beknopte weergave moeten wij dus volstaan. Intrekking van de wet tegen prijsopdrij ving is niet noodig, omdat deze wet aan re delijke prijsverhoogingen, die de rendabili teit der bedrijven herstellen kunnen, niet in den weg staat. Thans reeds bepaalde bestemmingen geven aan de later, na stabilisatie van den gulden, te maken winst op het goud van de Nederland- sche Bank. is voorbarig. De kwestie van de debiteuren, die onder te zwaar drukkende scheepshypotheken gebukt gaan, komt in onderzoek bij een commissie on der presidium van oud-minister Verschuur. De Koninklijke Hollandsche Lloyd, die sedert 1908 een verlies van 55 millioen boekte, kan on mogelijk als zelfstandig bedrijf worden voort gezet. Dit is hard voor het personeel, doch een andere oplossing is uitgesloten. Wèl zal voor de pensioengerechtigden tengevolge van de depre ciatie (waardoor men veel betere prijzen voor de schepen maakt) belangrijk meer kunnen worden gedaan dan men ooit had durven ver wachten. Desnoods zal de Regeering deze men- schen met voorschotten te hulp komen, als de verdere afwikkeling nog lang mocht duren. In den breede heeft Minister Gelissen ook nog eens toegelicht, hoe het staat met den tuin- bouwexport. Voor de belangen daarvan in ver band met de Duiteehe clearing, is voortdurend gewaakt. Doch hoe moeilijk de hier rijzende kwesties zijn, wordt bewezen door wat bij de thans in gang zijnde onderhandelingen weer aan de orde is. Duitschland stelt n.l. meer prijs op onze ko loniale producten (grondstoffen!), die het se dert de depreciatie duurder betalen moet, dan op de Nederlandsche agrarische producten, die gelijk zijn gebleven in prijs. Ook dit ontwricht weer de betalingsverhouding ten nadeele van onzen tuinbouw. Wat op het gebied van de industrialisatie totnogtoe is verricht, acht Minister Gelissen ten volle bevredigend, als men bedenkt, dat deze taak pas sedert een jaar is aangevat. Met ver schillende cijfers toonde hij dat aan. En de de preciatie heeft hier voor de toekomst ontegen zeglijk een gunstigen invloed. Dat ook de middenstand niet vergeten is, be wijzen de tien wetsontwerpen, ten behoeve van deze volksgroep ingediend. De borgstellingsfondsen werken eerst een Jaar en bovendien nog lang niet allemaal en men zal, alvorens andere maatregelen te treffen, toch nog wat geduld moeten oefenen. Voor hét treffen van speciale maatregelen tegen het winkelgrootbedrijf acht de Minister geen enkelen rechtsgrond aanwezig. Het probleem van de binnenvaart blijft zeer moeilijk. Het liefst zou de Minister eenvoudig geldelijken steun geven aan de schippers, wier tonnage overcompleet is. Doch dit kost 2J4 mil lioen. Voorloopig beperkt hij zich dus maar tot heb zoeken naar een betere organisatie van den bestaanden steun. De kwestie van de Rijnvaartpremies blijft de Minister, ook al gaat het Amsterdam en Rot terdam momenteel al beter, in het oog houden. Nadat de begrooting van Handel, Nijverheid en Scheepvaart zonder hoofdelijke stemming was goedgekeurd, is de Kamer nog aan Buiten- landsche Zaken begonnen. De sociaal-democraat VLIEGEN (voor de laatste maal, want in 1937 verlaat hij de Ka mer), de Christelijk-Historische afgevaardigde RUTGERS VAN ROZENBURG, ds. LING BEEK en de Katholieke afgevaardigde ir. BONGAERTS voerden reeds het woord. Drie punten heeft ir. Bongaerts besproken. Ten eerste bestreed hij, dat door Duitschlands opzegging van de bepalingen, die het verdrag van Versailles omtrent zijn rivieren bezat, ook de acte van Mannheim zou vervallen zijn. Hij acht het gevaarlijk, den weg, dien Duitschland thans betreden wil, n.l. dien van bilaterale verdragen met elk der oeverstaten, in te slaan. De kwestie moet volgens den Katho lieken afgevaardigde bij den Volkenbond wor den aanhangig gemaakt. Dat het meeningsverschil over de aftapping van Maaswater aan het Permanente Hof is voorgelegd, acht ir. Bongaerts een oplossing, die de goede betrekkingen met België niet behoeft te schaden. En tenslotte beleed de Katholieke afgevaar digde nog eens zijn trouw aan de Volkenbonds gedachte, omdat een instituut, waar de volkeren elkander treffen voor overleg, dt historie be wijst het niet kan worden gemist. Zondag 29 November a.s. zal het vijftig jaar geleden zijn, dat mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk te 's Gravenhage, voorzitter der Eerste Kamer der Staten Generaal, aan de Leidsche universiteit promoveerde tot doctor in de rechtsgeleerdheid. De Bond „Pensioenactie Zeemacht" heeft een telegrafisch verzoek gericht aan den Raad van Ministers, den Raad van State en de Tweede Kamer, waarin, nu het ontwerpen van wet tot herberekening van de Nederlandsche pensioenen weldra aan de orde zal worden gesteld de circa honderd oud-gepensionneerden der zeemacht, die welhaast 70 jaar en ouder zijn, die nog steeds op een standpensioen van circa 60 jaar geleden zijn aangewezen en waarvan er zijn, die evenveel of meer jaren in Indië dien den dan de gepensionneerde Indische militai ren verzoeken ook voor hen een gelijkluidend voorstel aan de Staten-Generaal te willen doen, of op andere wijze, in afwachting van de alge- heele herziening der pensioenwetgeving, hun grooten achterstand in pensioen te willen op heffen. Opdat ook zij aan een billijke tegen prestatie voor betoonde diensten aan den lan de aan een redelijk staatspensioen zullen toe komen. (Er is over deze kwestie reeds veel geschre ven. Zonder ons opnieuw te wagen in het wes pennest, dat de pensioenwetgeving langzamer hand is geworden, mogen wij er toch wel even op wijzen, dat, mede in verband met hun hoo- gen leeftijd, deze groep oud-onderofficieren, die indertijd onder moeilijke omstandigheden in In dië de spits hebben afgebeten, zeker wel een pensioen verdienen, dat hooger is dan het ge middelde steunbedrag. Dat een oud-adjudant een even groot pensioen verdient als een oud matroos uit betere tijden, is zonder meer be schamend. Red.) t H. M. de Koningin heeft Woensdag ten pa- leize Het Loo in gehoor ontvangen den oud gouverneur-generaal van Ned.-Indië, jhr. mr. B. C. de Jonge en mevrouw de Jonge en den oud-gouverneur van Curasao, den heer B. W. T. van Slobbe en mevrouw Van Slobbe, die daarna aan den avonddisch van Hare Majesteit hebben aangezeten. Te Scheveningen is men druk bezig met het gereed maken van het laatste kwantum, zijnde 23.000 vaten gezouten haring voor Rusland. Een firma te Scheveningen moet alleen 7400 vaten leveren. Wanneer deze party afgeleverd is, is de ge- heele order van 70.000 vaten ten uitvoer ge bracht. Prins Bernhard heeft Donderdagmiddag een bezoek gebracht aan het agentschap van de Nederlandsche Handel Maatschappij aan den Kneuterdijk in Den Haag. Vergezeld van zijn waarnemend particulier secretaris, jhr. ir. Röell, kwam de Prins om half een per auto voor het gebouw aan. Hf) werd ontvangen en rondgeleid door den presi dent-directeur, mr. D. Crena de Iongh, en den directeur C. J. baron Collot d'Escury. Prins Bernhard bezocht alle afdeelingen en keek ge- ruimen tijd naar den verlichten beurstikker in de hall van het gebouw. Deze tikker geeft de veranderingen van koersen van de verschillen de fondsen aan, die per telefoon aan het Haag- sche agentschap worden opgegeven. De Prins gebruikte de lunch in het gebouw met de heeren Crena de Iongh, baron Collot d'Escury en ir. J. E. P. de Kok, directeur van de Koninklijke. Omstreeks drie uur vertrok de Prins met jhr. Röell per auto van het gebouw, om zich naar de vergadering van de Tweede Kamer te begeven. Blijkens een Donderdag door 't Departement van Buitenlandsehe Zaken ontvangen mededee ling uit Madrid, verkeeren alle zich daar ter stede bevindende Nederlanders ln goeden welstand. In September j.l. zijn te Wassenaar eenige inbraken gepleegd. Als daders van deze inbraken stonden voor de Haagsche rechtbank terecht de gebroeders F. A. H. en H. G. H., beiden gedetineerd, die de hun ten laste gelgde feiten toegaven. Het O.M., waargenomen door mr. Rouffaer, vorderde tegen ieder der verdachten een jaar gevangenisstraf. Mr. T. Bakker, raadsman voor den eersten verdachte pleitte voorwaardelijke straf. De rechtbank zal 10 December uitspraak doen. De Vijfde Kamer der Amsterdamsche Recht bank veroordeelde een recidivist wegens heling van pakjes, afkomstig uit expeditieauto's, tot twee jaar gevangenisstraf. Het O.M. had zeven maanden gerequireèrd. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft den 40- jarigen vleeschwarenfabrikant te Lochem, H. A. W. vrijgesproken van de hem ten laste gelegde knoeierijen met stempels. De rechtbank te Zutphen had W. veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, het hof te Arnhem tot vier maanden. De Hooge Raacl had de zaak daarna verwezen naar het hof te Leeu warden, waarvan de procureur-generaal zes maanden had gevorderd. Donderdagmorgen heeft de politie te Sneek, op last van den ambtenaar van het O. M., mr. Zaayer, het Ballero-huis aldaar gesloten. Ver moed wordt, dat het spel in strijd is met de be palingen van de Loterijwet. Een bak met bal len en verschillende bescheiden zijn in beslag genomen. Nader bericht men ons, dat de ln beslag ge nomen attributen en bescheiden Donderdag middag zijn vrijgegeven, zoodat het Ballero- huis geopend kon worden, en het ballerospel kon worden voortgezet. Het is gebleken, dat dit spel gedurende de in verschillende plaatsen in ons land gehouden winkelweken werd beoefend, terwijl nergens door de bevoegde autoriteiten werd ingegrepen, daar dezen van meening waren, dat het hier een behendigheidsspel betreft. WAT MOETEN k/E EO OOU ANDECÏS MEE DOEM AANNrn^N&CU VC^UT5CL/ID KOri C'5C0 Z-'-JM IADIMO KER5TAH- KE7LE" NIET KWUT IN VERBAND MET JE ZEELIEDEN STAKING ALDAAR Onlangs hebben wij bericht, dat het Oranje- Comité te Rotterdam aan de dichters Mr. M. Nijhoff en Anton van Duinkerken het schrij ven opdroeg van een gelegenheidsstuk, dat op gevoerd zou worden bij de officieele feesten voor het huwelijk van Prinses Juliana met Prins Bernhard. Tot titel voor dit spel werd gekozen „In Holland staat een Huis". Aangaande den inhoud kunnen wij het vol gende mededeelen: De dichters van het spel hebben gemeend, zich te moeten onthouden van een symbolische of historische vertooning, die meer een kijk spel zou zijn dan een eigenlijk gezegd tooneel- stuk. Zij hebben getracht, den zin van het volksfeest te vatten in een verbeelding, die modem en actueel zou zijn. Zoo werd een ge legenheids-stuk een blijspel in verzen, dat zich beweegt om een eenvoudige intrigue. De samen werking van twee auteurs, die bovendien niet dezelfde stad bewonen, stelde natuurlijk haar problemen. Deze werden zóó opgelost, dat Mr. M. Nijhoff het eerste stuk van het spel vervaar digde en Anton van Duinkerken het tweede gedeelte. Beide deelen worden door de pauze gescheiden. Het eerste deel wordt voorafgegaan door een proloog of voorspel in de wolken. Hier ontmoeten elkander de twee machten, die de wereld beheerschen, n.l. de Geest van het Goed er. de Geest van het Kwaad. Ze wil den eens een vrijen dag doorbrengen in hoogèr regionen, maar worden op harde wijze herin nerd aan hun plicht. Ze moeten afdalen naar hun werkterrein, de aarde. Naar welke plaats? Ze willen de beslissing overlaten aan het lot. Een dubbeltje wordt opgegooid. Kwaad kiest „munt", Goed kiest ..kop" den beeldenaar van het muntje, dat blijken zal, een heel bij zonder dubbeltje te zijn. Het geval wil echter, dat Goed het dubbeltje opgooit, zonder het op te vangen. Het valt, volgens de wet der zwaar tekracht door de wolken. De beide geesten be sluiten het te volgen. Na dit voorspel volgt het eeiste bedrijf, dat ons voert naar het „Huis van Holland". Als in een spaarpotgleuf is het dubbeltje n.l. verdwe nen in den schoorsteen van dit huis. Het komt terecht op den zolder, waar het kamermeisje Anna bezig is, een aantal oude voorwerpen af te stoffen, die op dezen zolder zijn opgeborgen. Deze voorwerpen zijn herinneringen aan den kindertijd van de Prinses. Ze woiden door de oude freule Ver Leden, die de geschiedenis vertegenwoordigt, op origineele wijze tot nieuw leven bezield, en toonen aan de Prinses de his torische roeping van het Oranjehuis in een sprookjesdroom, waarin Goed en Kwaad hun rollen vervullen. Dit gedeelte van het stuk, spelende op den vooravond van de vorstelijke bruiloft, draagt het ingetogen karakter van een wijze bezinning op verleden en toekomst. Het tweede deel, handelende op den ochtend van den bruiloftsdag, verplaatst ons tusschen het volk van Holland, dat het verheugende hu- welijksbericht ontvangt en de bruiloft voorbe reidt. Hier heerscht een uitgelaten stemming, waarin wederom de Geesten Goed en Kwaad hun functie vervullen. Het dubbeltje uit het eerste deel, dat door het kamermeisje Anna gevonden was, wordt oorzaak van oneenigheid tusschen haar en den banketbakkersjongen Willem, met wien ze zich wilde verloven. De Geest van het Kwaad tracht de oneenigheid aan te wakkeren door slinksche stresen, doch een dubbeltje kan vreemd rollen, en terwijl de feestvreugde steeds hooger oplaait, gaat het muntstukje van hand tot hand, om ten slotte den strijd van Goed en Kwaad te beslechten met een overwinning voor het Goed. De schrijver heeft in overeenstemming met zijn „Verde diging van Carnaval" willen aantoonen, dat een volksfeest, door allen in eensgezindheid te vereenigen, juist het goede in de samenleving naar den voorgrond brengt. Het spel eindigt dan ook met de overwinning van Oen Geest van het Goed. De vertooning is opgedragen aan het Amster damsche Tooneelgezelschap. De regie berust bij Aug. Defresne. De décors worden ontworpen door Pijke Koch. De eerste opvoering zal plaats hebben te Rotterdam in de tweede helft van de maand December. Op 30 November a.s. hoopt het echtpaar Roos- Smid te Lies (Terschelling) den dag te herden ken, waarop het zestig jaar geleden in den echt werd verbonden. Wegens oplichting ten nadeele van een in Ca pelle a. d. IJsel wonende weduwe gepleegd, heeft de rijkspolitie twee Hagenaars aangehouden, de 32-jarige G. H. en de 38-jarige A. W. A. A. Beiden zijn naar Capelle a. d. IJsel overge bracht, waar zij voor den burgemeester geleid zijn. Omtrent den aard der oplichting, waarmede een vrij groot bedrag gemoeid zou zijn, kon men ons nóg geen nadere mededeeling doen, aange zien het onderzoek nog in vollen gang is. De mogelijkheid bestaat dat nog meer aan houdingen zullen volgen. Aan boord van het aan de Lloydkade te Rot terdam liggende motorschip Kota Nopan, wil den arbeiders Donderdagmiddag een ijzeren kamwiel, dat een ton weegt, naar den wal bren gen. De 61-jarige havenwerker J. Schaefer kreeg bij het overzwaaien het wiel tegen het hoofd, waardoor hij een ernstige schedelbreuk bekwam. De man is naar het ziekenhuis aan den Coolsingel vervoerd, waar hij bij aankomst reeds bleek te zijn overleden. De Rijksbemiddelaar prof. mr. A. C. Josephus Jitta moet wegens vrij ernstige overspanning geruimen tijd rust houden. Bij K. B. is met ingang van 15 December 1936 benoemd tot burgemeester der gemeente Leeuwarderadeel Jhr. W. J. H. Hora Siccama, met toekenning van gelijktijdig eervol ontslag als burgemeester der gemeente Baarderadeel. Toegekend is de aan de Orde van Oranje- Nassau verbonden eere-medaille, in zilver aan: B. H. Th. Manschot, penningmeester van de vereeniging „Onderlinge Hulp" te Lichten voorde. Benoemd is tot officier in de Orde van Oranje-Nassau H. D. Tjeenk Willink, uitgever te Haarlem. Aan de referendarissen der posterijen, tele grafie en telefonie A. Grutterink, aangewezen als directeur van het postkantoor te Dordrecht, en J. Smit, aangewezen als directeur van het Post- en Telegraafkantoor te Apeldoorn, is, met, resp. ingang van 1 Februari 1937 en 1 Januari 1937 op verzoek eervol ontslag verleend. De ontvanger der registratie en domeinen mej. J. A. Engels is verplaatst van het kantoor dei- registratie en domeinen te Emmen naar het kantoor der registratie no. 1 en successierech ten te Middelburg. Op hun verzoek eervol ontslag verleend uit 's Rijks dienst aan: C. I. Postel, ontvanger der directe belastingen te Utrecht met ingang van 1 Maart 1937: C. IJ. Everhardt, ontvanger der directe be lastingen en accijnzen te Wormerveer, met in gang van 1 Januari 1937; J. H. J. van Hommerich, verificateur der in voerrechten en accijnzen te Maastricht, met ingang van 1 Februari 1937. Benoemd zijn tot ontvanger der directe be lastingen, invoerrechten en accijnzen: te Kou- dum, H. Springer, commies dier middelen te Amsterdam; te Dokkum, F. Driesens, adjunct commies dier middelen te Groningen; benoemd zijn tot ontvanger der registratie en domeinen: der 5e klasse, W. L. van Silfhout, commies ter directie der registratie en domeinen te 's-Gra- venhage, met ingang van 1 December 1936; te Sommelsdijk, R. M. van den Berge, surnume rair der registratie en domeinen te Goes; de adjunct-accountants der directe belastingen in tijdelijken dienst H. Scholtens, C. J. Wesselius, D. P. Porreij, T. Bakker, E. J. Hengeveld, J. A. J. Houtzager, H. H. van Ark,-A. J. J. Luijten, A. J. van Raalte, H. Hendrikse, P. G. E. Splint, W. I. Bosschaart, G. Verduyn, H. van Dijk, G. E. Nederhorst, J. J. Hof, J. F. van Rooaj, H. Walgemoed, J. H. Ockels, H. Kluin, H. D. A. Haks, H. J. Blok, R. K. Aeneae Venema en J. J. Mulder zijn benoemd tot adjunct-accountant dier middelen in vasten dienst. Ingetrokken is de benoeming tot ontvanger der directe belastingen en accijnzen te On- derdendam van den commies der directe be lastingen invoerrechten en accijnzen A. L. Lie- vense te Bergen op Zoom en deze is benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijn zen te Texel. 37 Maria verzocht haar moeder, haar toe te staan een volledige verzoening met Robert en Theresp Nermann tot stand te brengen* Deze weigerde echter beslist. „Dat zou voor mij beteekenen, dat ik na zoo- Vele jaren mij nog zou moeten vernederen voor hen, die mij zoo verschrikkelijk veel verdriet hebben aangedaan," zei ze, „dat kan ik niet." Maria keek haar smeekend aan, waarop zij Vervolgde: „Ik wil geen kwaad spreken van menschen, tvier huis het jouwe is en die zoo'n deftig prin sesje van je gemaakt hebben, dat ik het nauwe lijks vatten kan, maar vergeven kan ik 't niet. Daarom is het maar het beste, dat alles blijft Zooals het geweest is." Maria herhaalde haar ver bek, maar haar moeder volhardde bij het een- hiaal genomen besluit: „Als ik tegenover den baron mijn weigering °Pgeef, vraagt hij er zeker niet naar, waarom ik Van meening veranderde en daar h(j naar hij bieende naar Stettin zal worden overgeplatst, daarheen Barbara dan na haar huweijk ook zal gaan, verlaat ook ik Frankfort." Peinzend keek zij naar de oude, stijve meubeltjes, die de kamer vulden. „Ik en mijn oude spulletjes gaan dan samen maar terug naar waar wij eens vandaan gekomen zijn, het kleine dorpje in Baden. De frissche, zuivere berglucht zal mij goed doen; ik zal daar rustig en tevreden wonen en den tijd verdrijven met aan mijn tweelingkinderen te denken." Barbara sloeg haar arm om het middel van haar moeder. „Moedertje, spreek nu niet zoo van de toe komst. U is nog hier en Maria en ik ook. Denkt u nu heusch, dat alles wat vandaag gebeurd is, nu maar zoo zonder meer vergeten zal worden?" Ze lachte. „De dag van heden heeft mij een zuster geschonken en die laat ik niet de deur uit voordat ik zekerheid heb, dat ze heel gauw weer terugkomt. Zoolang ik niets van haar be staan wist, heb ik haar niet gemist. Maar als ik haar nu niet meer zou zien, zou het mij zijn, als of wij altijd bij elkaar geweest waren en ze er nu opeens niet meer was." Maria wilde wat zeggen, maar haar stem was weg. Hoe wonderbaarlijk mooi en heerlijk was het toch, een zuster te hebben. Sussend zei de moeder: „Maria mag immers altijd komen zoo dik wijls als zij van huis weg kan zonder dat 't op valt. Je bent echter alleen 's avonds thuis en dan zal ze wel moeilijk kunnen." Maria dacht bij zichzelf: Zoo gaat dat niet, ik kan mezelf niet met al die geheimzinnigheid be zig houden. De dingen, waar het om gaat, zijn trouwens heelemaal niet van dien aard, dat zij geheim moeten gehouden worden. Ze zou eens op haar gemak nadenken hoe zij de zaak tot oplossing zou moeten brengen, zóó, dat alle verantwoording voor haar rekening kwam. Maar wat in den loop der jaren geoest is, poetst men niet in één keer blank. Voorloopig leek het wel het verstandigst, moeder maar toe te geven. Zij beloofde dus, haar ouders met geen woord het gebeurde te verraden en zoo spoedig mogelijk zou zij weer terug komen. Maar toen Barbara haar zoo bezorgd en bedroefd aankeek, knipoogde zij haar veelbeteekenend toe en Barbara begreep, dat Maria alleen maar voorloopig toegaf ze zon zeker op een plannetje om moeder te slim af te zijn. Daardoor voegde zij zich ook gemakke lijker naar den wensch van haar moeder, om Stefan voorloopig nog in niets in te wijden. Maria ging, haar hart overvloeiend van geluk over het wondere uur, dat zij in het eenvoudige kamertje van de hooge huurwoning beleefd had, met vlugge stappen naar huis. Onderweg stapte zij in een taxi, die haar leeg voorbijreed. Hoe eerder zij thuis was, des te minder zou haar af wezigheid opvallen. Men was het echter van haar gewoon, dat zij dikwijls urenlang wandelde, en dat zou haar voortaan van pas komen, als zij terug verlangde naar het kleine kamertje, waar het zoo ouder wets huiselijk was. Maria was voortaan altijd vrooltjk en opge wekt, haar oogen hadden een dieperen gloed en om den mond was het fijne spottrekje, dat er jaren om gezweefd had opeens verdwenen. Het had zich daar genesteld, toen zij vernam dat zij niet het kind van Therese Normann was en Her man Stinner haar de waarheid onthulde, dat om harentwil een ernstige twist ontbrand was tus schen haar eigen moeder en haar pleegmoeder. Zij droeg dus een zware schuld en toch had zij zelf niets misdaan. Nu voelde zij zich echter veel vryer; ze had een grooten stap voorwaarts ge daan en zou niet rusten voordat zij het doel be reikt had, dat haar voor oogen zweefde sedert het oogenblik, dat zij haar moeder en zuster had leeren kennen. De moeder, uiterlijk hard, maar met een goede kern de zuster, zacht en een beetje droomerig, een bleeker, zachter evenbeeld van haarzelf. Therese Normann bemerkte een verandering in 't wezen van Maria. Verbluft dacht zij, dat dit kwam, omdat Maria niet meer de verloofde van den baron was. Dat was onverklaarbaar. Stefan von Horn- stein was toch een echte heer; andere meisjes hadden zich dood gehuild als hun een baronnen- kroon ontgaan was. Maria echter lachte en was opgewekt. Mevrouw Normann zorgde er voor, dat het nieuws langzaamaan ruchtbaar werd. Maria had gelukkig nog juist op tijd ingezien, dat zij niet genoeg van den baron hield om zijn vrouw te worden. Allerlei kennissen, die over veel tijd beschikten en behoefte aan een praatje hadden, gaven zich moeite, deze lezing ingang te doen vinden en mevrouw Normann stond met opge richt hoofd, daar haar het medelijdien van goede vriendinnen bespaard bleef. Het feest, dat ter eere van de verloving gege ven zou worden, ging natuurlijk niet door, maar Maria merkte, dat een paar jongelui, die haar reeds lang het hof maakten, nieuwen moed vat ten. Die vonden het plotseling noodig, weer be zoeken te komen maken en haar bij bekenden of op straat te ontmoeten. Ze behandelde ze alle maal echter zeer uit de hoogte en dacht niet langer aan ze dan ze in hun gezelschap was. Haar hoofdje hield zich alleen maar bezig met het doel, dat zij bereiken wilde en zij peinsde net zoo lang to tzü besloot, Herman Stinner nog maals in vertrouwen te nemen. Haar vader leed juist weer voortdurend aan verkoudheden in het voorjaar had hij raar dikwijls last van. Zoo bleef hij vaak thus en dus was zij van plan, eens naar de fabriek te rijden en Heiman Stinner in zijn kantoor op te zoeken. Even deinsde zij er voor terug, omdat zij dan kans had, Stefan von Homstein tegen het lijf te loopen, maar spoedig lachte zij om zichzelf. Op een goeden morgen, toen Robert Normann weer zoo verkouden was als een snip, besloot zij, naar de fabriek te gaan. Ze ging er met de tram heen, want als zij den auto gebruikt had, hadden haar ouders zeker verwonderd gevraagd, wat zij die nooit naar de fabriek ging daar doen moest. Herman Stinner kwam dikwijls genoeg aan huis; niemand zou hebben begrepen, waar om zij hem een bezoek op zijn kantoor moest brengen. In zichzelf moest Mara lachen. Ze brak de aan haar moeder gegeven beofte niet, daar zij slechts beloofd had, haar ouders geen woord van het gebeurde te zeggen. Over Herman Stinner, den goeden ouden vriend, was heele maal niet gesproken. Herman Stinner schoof, nadat zijn oude kan toorbediende Maria had aangediend, vlug het contoboek, dat voor hem lag, terug, en trad het jonge meisje tegemoet. „Is er wat gebeurd, is vader ernstig ziek ge worden?" vroe ghij haastig. Maria schudde het hoofd. „Neen, oom Stinner, vader is wel is waar nog weer wat heescher dan gisteren, maar daarom kom ik niet. Het gaat om iets betreffende mij zelf en daar ik met niemand zoo openhartig pra ten kan als met u, dacht ik: Zoek je heil maar bij oom Stinner." Stinner wees haar een leunstoel aan. „Ga zitten, Maria, het doet mij plezier, dat je zooveel vertrouwen in mij stelt." Hij wachtte totdat Maria zat om dan aan zijn schrijftafel te gaan zitten. Een plotseling angst gevoel beklemde hem. Maria kwam toch niet om hem te bekennen, dat zij had ingezien, hoe haar hart toch aan Stefan von Homstein toebe hoorde? Die gedachte was hem pijnlijk. Hü kon niet wachten totdat Maria sprak en zei: „Mijnheer von Homstein is vanochtend vroeg naar Stettin afgereisd om in onze zuster- fabriek aldaar een leidende positie te gaan aan vaarden." Maria lachte. „Zoo? Dan loopt hij zoowel als ik voorloopig niet de kans van een overbodige ontmoeting. Zeg eens, oom Stinner, heeft hij u niet verraden of hü spoedig denkt te trouwen?" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 3