Waarom kan devrouw niet zwijgen? Wetenschappelijke verklaring DRIE BONDSLANDEN: VORARLBERC, TIROL EN SALZBURG TULPENSCHANDAAL IN 1636 ZONDAG 13 DECEMBER 1936 Monumenfale gebouwen en rijke kunstschatten, herinneringen aan een grootsch verleden Het Oostenrijksche Rijnland Het middelpunt van Tirol Het Duitsche Rome In een paniek werden de Staten van Holland te hulp geroepen i- OOSTENRIJKSCHE STEDEN MERKWAARDIGE Koning Arthur van Peter Vischers, een der bekendste bronzen standbeelden bij het grafmonument van keizer Maximi- liaan in de Hofkerk te Innsbruck Wanneer we hier de vraag stellen, waarom de vrouw niet zwijgen kan, dan beteekent dit niet, dat we hier mede bedoelen de kwestie van al of niet gehei men kunnen bewaren. Ook bij mannen zijn geheimen niet altijd veilig. En heeft de vrouw in haar werk niet getoond, dat zij stilzwijgend heid weet te beoefenen, waar dat van haar wordt verwacht en waar dat noodig is? De secretaresse, de typiste, zij weten te zwijgen. Vrouwen zijn daar uiterst betrouwbaar. Som migen mogen al zeggen, dat de vrouw, buiten het kantoor, aan haar werk niet of weinig meer denkt en dat het daaraan is toe te schrijven, dat zij over haar werk en geheimen niet praat ieder, die met het meisje als secretaresse, als typiste en in welke betrekking van vrouwe lijk beroep ook, in aanraking komt, weet, dat haar zwijgen als een deugd moet worden be schouwd. De werkende vrouw, het werkende meisje zwijgt zeer zeker, wanneer haar in haar beroep dat is opgelegd of wanneer het stil zwijgen bij den aard van haar werk behoort. Zij zwijgt; bewaart geheimen en de dingen, die een ander niet aangaan. Zoo vatte men dus onze vraag: „Waarom kan de vrouw niet zwij gen" niet op. We hebben het meer over de geaardheid van de vrouw om meer en gemak kelijker te spreken dan de man. Praatzucht is hier een te leelijk woord en daarom gebruiken we het liever niet. Eten feit is echter, dat de vrouw vlugger haar mondje roert, in de ge wone gevallen niet lang in stilzwijgendheid kan verkeeren en ook over meer woorden beschikt dan de doorsnee man. Hoe komt dat? Dat ligt in haar geaardheid van vrouw, zal men ge neigd zün te zeggen, maar daarmee is de wetenschappelijke oplossing er niet. We komen hier heelemaal niet met iets nieuws aan. Jaren geleden heeft de Engelsche geleerde Sir James Critchton Brown zich met dit geval bezig ge houden en hij vond de oorzaak waarom de vrouw meer praat, meer woorden weet te gebruiken dan de man en waarom zij radder van tong is. Het ligt in het bloed dat is eigenlijk ook zoo. De woordenvloed heeft zijn ontstaan te danken aan een rijkeren bloedtoe- voer naar de hersenen. Het grootste deel van het slagaderlijk bloed stroomt bij de vrouw door den nek naar de hersenen, terwijl bij den man de beste en rijkelijkste bloedtoevoer van het voorhoofd uit in de hersenen komt. Nu weet men, dat deze beide gedeelten der hersenen bij den mensch heel verschillend werken. Het achterste deel is de zetel van het gevoel en het uitgangspunt van de waarnemingen door het gehoor en het gezicht, terwijl het voorste gedeelte dient als „bemiddelingsbureau" der wilsuitingen, van het trachten, het wenschen en van de neigingen. De prikkeling, die de overvloed van bloed in verschillende deelen der hersenen uitoefent, verklaart dus, waarom de vrouw de dingen eerder ziet, waarom ze snel ler leert en vloeiender en met meer gemak en genoegen spreekt dan de man. Haar fijn waar nemingsvermogen, de levendigheid van haar opvattingen en van haar gevoel, staan onder den invloed van een sterker prikkeling dan by den man, omdat zij rijkelijker gevoed worden. Maar aan den anderen kant heeft de rijkere bloedtoevoer in de voorhoofdshersenen bij den man tengevolge, dat de werking van zijn intel lectueel scheppingsvermogen grooter is en dat hij beschikt over een rustiger oordeel en een vasten wil. Op grond van dit wetenschappe- bjk onderzoek wordt dus veel verklaard. Ook blijkt er weer eens duidelijk uit dat de vrouw anders is dan de man of als men wil, dat de man anders is dan de vrouw. Hieruit kan ook de meer of mindere geschiktheid voor dit of dat worden afgeleid. Het machtigste middel om Gods rük te bevestigen en uit te brei den is het onderwijs, van boven tot beneden doordrongen van een echt katholieken geest en de onmisbare sluit steen van dezen bouw is de Katholieke Universiteit. Het Hoogwaardig Episcopaat tot de Katholieken van Nederland, 8 Sept. 1921. De Oostenrijksche Alpenstreken vor men een bijkans onovertroffen win tersportgebied, waardoor de trek van toeristen uit den vreemde de laatste jaren, mede dank zij een verstandig gevoerde pro paganda, zeer is toegenomen. Maar niet al leen als wintersportgebied, maar ook uit cultuurhistorisch oogpunt zijn de Oosten- rijksche bondslanden, waarvan wij dezer dagen de drie Westelijke: Vorarlberg, Tirol en Salzburg mochten doorkruisen, bijzon der belangwekkend. Steden, die op allerlei giebied geweldig veel interessants bieden, als men zich de moeite neemt stad en volk op zijn gemak te leeren kennen. Oude gebouwen en ruïnes van ridder sloten zijn thans nog de stille getuigen van een rijk verleden, waarvan ook de bijeengebrachte kunstschatten in de talrijke openbare verzame lingen de herinnering levendig houden. Bregenz, Vorarlsberg's hoofdstad aan het Bo- denmeer, vond b.v. reeds zijn ontstaan in over oude tijden en had zich in den Romeinschen tijd reeds ontwikkeld tot een knooppunt van beteekenis voor de wegen, die verder naar het Noorden leidden. Hierdoor is het ook te ver klaren, dat de Romeinsche legeraanvoerders van de strategisch gelegen stad gebruik maak ten om deze uit te bouwen tot een steunpunt van hun macht. Na het ineenstorten van het Romeinsche im perium geraakte de stad in verval, maar latere geslachten zorgden in de Middeleeuwen voo- nieuwen opbloei. Sinds het einde der vorige eeuw, toen de Arlberg-spoorweg tot stand kwam, is Bre genz ook als toeristenplaats van groote be teekenis geworden, waartoe de unieke lig ging aan het Bodenmeer natuuriyk even eens het hare heeft bijgedragen. De stad op zich biedt reeds vele schilderachtige straatjes en hoeken, maar een onvergete- lyken aanblik op de stad en 't omliggende berglandschap heeft men van den 1060 me ter hoogen Pfander, waarheen een kabel baan de toeristen in een klein kwartier brengt. Men heeft hier niet alleen een prachtig uit zicht op de stad aan den voet van de bergen en aan den oever van het meer, maar ook op de uitloopende heuvels van het Bregenzer woud en de omringende Zwitsersche en Vorarlberger Alpen, die niet alleen naar gelang van het jaargetyde, maar eiken dag en zelfs elk uur van den dag een ander aspect hebben door de wisselingen van. kleur en belichting. Dat Bre genz en zyn omgeving druk door toeristen wordt bezocht, blijkt wel overduidelijk uit het feit, dat de Pfanderbaan in drie jaren tijds 600.000 menschen van de hoofdstad van het Oostenrijksche bergland naar boven bracht, om hen van de heerlijke vergezichten te laten ge nieten. Naast Dombim, dat vooral door zijn tex tielindustrie bekendheid geniet, moet voorts Feldkirch aan de UI tot de mooiste en merkwaardigste steden van Vorarlberg wor den gerekend. Een plaats met een duizendjarig verleden en zooals de Oostenrijkers het noemen „de middeleeuwsche grensstad van het Oostenrijk sche Westen." De herinnering aan de middel eeuwen leeft hier nog ongestoord voort en vele monumentale bouwwerken wyzen op een grootsch verleden, waarin b.v. de prachtige ge restaureerde Schattenburg, eens de zetel der vroegere landsheeren, de graven van Montfort, dikwijls een belangrijke rol speelde. Een kas teel dat de stad en het geheele dal kon beheer- schen. In het slot heeft men thans een museum ingericht van historische verzamelingen uit Feldkirch en omgeving. Tot de verdere merk waardige gebouwen in dit stadje moet verder o.a. de Kattentoren met zijn 150 centenaren zware klok worden genoemd. Ook de fraaie St. Nicolaaskerk met zijn bekende Kruisafneming van Wolfgang Huber (1521) en het beroemde Jezuïetencollege „Stella Matutina" hebben de faam van Feldkirch tot ver buiten de lands grenzen verspreid. i Het middelpunt van het Tirolerland is Innsbruck, de hoofdstad van een streek, bewoond door een bevolking, die buitenge woon gehecht is aan den geboortegrond en daarvan in de geschiedenis herhaaldelijk blijk heeft gegeven. Vreemde overheersching hebben de Tirolers zich nooit laten welgevallen. In den voor Oos tenrijk zoo moeilijken tijd van den Spaanschen successie-oorlog (1703) trachtten b.v. de Beie ren en Franschen in hun strijd tegen den kei zer Tirol te veroveren. De inval der vijandelijke legers in dit bergland stelde de Oostenrüksche regeering en de legerleiding voor een uiterst moeilijk en verrassend probleem, dat de Tiro lers echter zelf oplosten, door den vijandelijken legers eenige nederlagen toe te brengen en uit het land te verdrijven. Dit geschiedde in zekeren zin onder leiding van een eigen Tiroler regeering, wat later met de tot centralisatie geneigde regeering uit Wee- nen geregeld leidde tot tegenstellingen, die eerst omstreeks 1790 onder de regeering van keizer Leopold n uit den weg werden geruimd. Ook in den oorlog, welken keizer Frans sinds 1792 tegen Frankryk voerde, streden de Tiro lers opnieuw met groote dapperheid, wat echter met kon verhinderen, dat het voor Oostenrijk ongunstige verloop van den oorlog tot gevolg had, dat Beieren in het bezit kwam van Tirol. Het onverstandige beleid der overheerschers, die er niet voor terugschrikten de Tirolers in hun diepste gevoelens te kwetsen, deed echter de verbittering tegen het vreemde bewind steeds meer toenemen en dit leidde tot eon uitbarsting, die op den duur niet meer kon uit blijven. Het kwam tot een gewelddadig verzet onder leiding van den nationalen held Andreas Hofer, die driemaal achtereen zijn verzamelde landgenooten aanvoerde in den strijd tegen de overheerschers, die telkens de verliezende partij waren. Eerst na een vierden veldslag, die we derom een overwinning op de vereenigde Beier- sche en Fransche legers opleverde, kreeg het land zijn vrijheid terug en na het sluiten van den vrede in 1813 kwam Tirol weer bij Oosten rijk terug. Ook in latere jaren, zooals in 1848, J859 en 1866 trokken de Tiroler schutterscom- pagnies nog vrijwillig in den strijd, om hun door de Italianen bedreigde grenzen te ver dedigen. Met groote onverschrokkenheid en ten koste van talrijke opofferingen vochten de Ti rolers ook in den jongsten wereldoorlog en ieder weerbaar man stelde zich toen ter be schikking van het leger, oan de bedreigde Zui delijke grens tegen den Italiaanschen aanval te verdedigen. Drie jaren lang hield het front in Zuid-Tirol onwrikbaar stand, maar door de ineenstorting van het oude Oostenrijk bleek hier tenslotte ook verdere tegenstand nutteloos. Met leede oogen moesten de Tirolers aan zien dat een deel van hun land in Italiaansch bezit kwam, een verlies, dat men ook nu nog niet vergeten is. In de smaakvolle zittingzaal in het regeeringsgebouw te Innsbruck, waar vroeger de Landdag bijeenkwam, geven de wan den schilderingen te zien, die alle Tiroler ge bieden vertegenwoordigen. De schilderingen, die echter streken in beeld brengen, die nu niet meer tot Oostenrijk behooren, zijn met rouwfloers omhangen, evenals trouwens de ba nier, die het beeld van Andreas Hofer op het grafmonument van den nationalen held in de Hofkerk te Innsbruck- in de hand houdt. Des te meer moet men bewondering heb ben voor de wijze, waarop de energieke be volking, op verstandige wijze geleid, zich steeds door de moeilijkheden heeft heen geslagen. Vooral in de na-oorlogsjaren heeft dit heel wat gevergd van dit zwaar getrof fen volk, dat echter nimmer versaagde. Men hield het hoofd boven water en slaag de er in velen moeilijkheden het hoofd te bieden. Zooals trouwens voor alle Oostenrijksche Alpengebieden, is het vreemdelingenverkeer ook voor Tirol altijd van uitzonderiyke beteekenis geweest. Wintersportgebieden vindt men er overal in een groote ver scheidenheid, maar het is een feit, dat de historische gebouwen en rüke kunstverzame lingen eveneens een groote aantrekkingskracht uitoefenen op den vreemdeling, die dan ook Salzburg, het „Duitsche Ro me", de stad der kerken en van de muziek gaarne in dit land met zijn gemoedelijke be volking en onvolprezen natuur verblijft. De voortbrengselen van een rijk cultuurleven in vroeger eeuwen zijn te kust en te keur te vinden. Oude patriciërshuizen, maar vooral ook fraaie kerken. Een der merkwaardigste bouw werken op dit gebied is wel de Hofkerk in Inns bruck, die onder de regeering van Ferdinand I in de jaren 155363 werd gebouwd en daar naast de kleine Hofkapel met een prachtig met zilver smeedwerk versierd altaar, een stichting van Ferdinand II. Vooral is de Hofkerk bekend om het groot- sche grafmonument, dat keizer Maximiliaan hier voor zich liet oprichten, hoewel hij later in Wiener Neustadt begraven werd. Het mo nument wordt omgeven door 28 bronzen stand beelden der voorvaderen van den keizer, die hier een permanente eerewacht hebben betrok ken. Het zijn monumenten, die de stad in het breede Inndall aan het knooppunt der we gen van Zuid-Duitschland naar Venetië (Brenner) en van het Bodenmeer naar Salzburg of Weenen een groote vermaard heid hebben gegeven. Zoo heeft men b.v. in Innsbruck eens een aanbod gehad van een Amerikaan, die de kleine Hofkapel wilde koopen en naar de Nieu we Wereld overbrengen. Innsbruck is rijk aan mooie en merkwaardige dingen. Wij hebben er hierboven reeds eenige malen op gewezen. Men zal hier niet van ons verwachten, dat wij er een volledige opsomming van geven. Maar wij willen toch nog even wijzen b.v. op de Leo- poldsfontein, de triomfpoort, het „Landhaus", waar de Tiroler regeering zetelt, het slot Am- ras, de Hofburg met tal van herinneringen aan Maria Theresia in zijn prachtige zalen, kost bare schilderijen en gobelins en vergulde van hout gesneden lichtkronen. Deze laatste als voortbrengselen van een huisarbeid, die in dit land op het gebied van houtsnijwerk of schrijn werkerij buitengewoon sterk ontwikkeld is. Mten zie slechts naar de mooie binnenhuizen en vooral naar de beroemde „hoerenkasten". Wat grootte en inwonertal betreft, moet Salzburg, de hoofdstad van het gelijkna mige bondsland, onderdoen voor Innsbruck, maar als kuststad is Salzburg ongetwijfeld nog van veel meer beteekenis, al was het alleen maar om de „Festspiele", die hier iederen zomer duizenden bezoekers trekken. Een stad, eveneens gelegen aan een knoop punt van wegen en eveneens met een verleden, dat tot in de gryze oudheid teruggaat. Het ge heele stadsbeeld wordt hier beheerscht door de vesting Hohensalzburg, van waar men een machtig uitzicht heeft over de stad, gelegen aan beide oevers van de Salzach tusschen de rotswanden van den Mönchberg en den Kapu- zinerberg. In de vroegere eeuwen was Salzburg steeds de residentie van Vorst-Aartsbisschop- pen, die geweldig veel hebben gedaan voor de verfraaiing van de stad en den bloei van kunst en cultuur. Ook thans is Salzburg de zetel van een Aartsbisschop, op het oogenblik dr. Waitz, die nog immer den titel voert van Primaat van Duitschland. Als een bewijs van het bloeiende geestelijke leven, zoowel vroeger als heden, mag er zeker wel op gewezen wor den, dat Salzburg het in vergelijking met zijn inwonertal (ongieveer 63.000) groote aantal van dertig kerken bezit, waarvan de grootste, de Dom, een der mooiste monumenten is van de latere renaissance, een nabootsing van de St. Pieterskerk in Rome. De vele en prachtige ker ken hebben er toe geleid, dat men Salzburg het Duitsche Rome noemt. Zeer bekend is ook de Benedictijner abdij St. Peter, die in 696 door den H. Rupertus werd gesticht en die de oorsprong is van het huidige Salzburg. Achter de Abdijkerk ligt aan den voet van de rotsen het beroemde St. Peter-kerkhof met de graven van veel bekende Salzburgers en de in de rotsen uitgehouwen katacomben met het oudste katholieke kerkje benoorden de Alpen. Bezienswaardigheden van geheel ande ren aard, maar daarom niet minder interessant is het lustslot Mirabell met het groote daarbij behoorende kunstig aangelegde park. Vooral is Salzburg echter ook de stad van muziek en theater, die hier reeds vroeg in zeer hoog aanzien stonden, want al in 1619 werd in deze plaats de eerste opera op Duitschen grond opgevoerd. Maar bovenal heeft Salzburg een grooten naam als mu- ziekstad gekregen door den beroemden com ponist Wolfgang Amadeus Mozart, die hier in 1756 het levenslicht aanschouwde. De muziek van dezen meester heeft den grondslag gelegd voor de over de geheele we reld bekende Salzburger Festspiele, die ieder jaar van ongeveer einde Juli tot begin Septem ber in het middelpunt der belangstelling staan van de internationale muziekwereld. De nagedachtenis van Mozart heeft men in de eerste plaats geëerd door in zijn geboorte huis in de Getreidegasse een museum in te richten, waarin men in den loop der jaren zeer veel heeft bijeengebracht, wat op het leven van den componist betrekking heeft, zooals tal van schilderijen en portretten, brieven en manus cripten, klavieren, die Mlozart gebruikt heeft, enz. Vooral heeft men den meester echter ook willen eeren door de stichting van het Mozarteum, met een uitgebreid muziekarchief en een muziekschool, die van groote beteeke nis is. Het sinds een tiental jaren bestaande Fest- spielhaus, o.a. met zün groote stadtsaal, ge bouwd op den historischen grond, waar oor spronkelijk een in het midden der zeventiende eeuw opgerichte rijschool was waar ruiter- tournooien werden gehouden, die de toeschou wers konden volgen van de in rotsen uitgehou wen galerijen, welke nu nog den achterkant vormen van de Fauststad is een bewijs, dat men ook in het huidige Oostenrijk de andere kunst graag ter hulp roept, als het noodig is, om waardige tradities met moderne hulpmid delen voort te zetten. Salzburg moet zonder twijfel tot een der belangrijkste kunstcentra van Midden- Europa worden gerekend. Het is echter ook een toeristenstad bij uitnemendheid, die elke gewenschte afwisseling biedt en daar om ook in den winter zeer geschikt als uit gangspunt voor een vacantie, want in de nabijheid vindt men eveneens wintersport plaatsen van beteekenis. Het is dan ook geen wonder, dat er van het Oostenrijksche Alpenland ook in deze omgeving steeds op de buitenlandsche toe risten een groote aantrekkingskracht uit gaat. De Schattenburg te Feldkirch Een geweldige paniek was hiervan het ge volg en zelfs werden de Staten van Holland verzocht tusschenbeiden te komen. Om aan dezen toestand een einde te maken, kwamen den 24sten Februari 1637 de gezamenlijke bloe misten uit de Hollandsche steden te Amsterdam bijeen. Op deze vergadering werd besloten alle koopen van tulpen, welke voor het einde van November 1636 waren gedaan, in stand te hou den. Van de latere transacties zouden de koo- pers afstand mogen doen, echter op voorwaarde dat zij tien procent van de koopsom zouden geven als schadevergoeding. Het gevolg van een en ander was, dat de waarde van de bollen ge weldig daalde en de handel tot meer normale afmetingen werd teruggebracht. Maar daarover willen wij het thans niet heb ben. De tulp, welke, zooals wij zeiden, door velen ten onrechte als een inheemsch Hollandsch bol gewas wordt beschouwd, komt oorspronkelijk uit Perzië. In de 15e eeuw kwam de tulp voor het eerst in Turkije voor, waar zij al dadeiyk veel opgeld deed. Men hield er zelfs ieder jaar een fraai feest ter eere van de tulp. Eigenaardig is het wel, dat niettegenstaande in vijf eeuwen tijds veel veranderde, deze feesten ter eere van de tulp nog steeds bestaan. Eerst in het midden van de zestiende eeuw kwam de tulp in Duitsch land voor het eerst voor, vanwaar zij haar weg naar ons land vond. Het duurde evenwel nog tot in het begin van de zeventiende eeuw, al vorens men de eerste tulpen in ons land aan trof. Wel nergens heeft de tulp zooveel aftrek ge vonden als ten onzent, waar men van de bollen een handelsartikel maakte, waarin zwaar werd gespeculeerd. De' tulpenhandel nam hier al spoedig fabelachtige afmetingen aan en schat ten gelds werden er aan deze bloemen verspild. Men kocht elkaar heele tuinen en hoven af, enkel en alleen om de bloemen te bezitten, welke men soms nog niet eens had gezien of waar van de stelen nog niet eens boven den grond uitstaken. De herbergen werden omgezet in een soort tulpenbeurs, waar zwaar werd gespe culeerd. De tulpenkoorts werkte zoo aansteke lijk, dat velen hun geregeld werk in den steek lieten om hun geluk in den tulpenhandel te beproeven. Om een handel in tulpen te begin nen, had men niet veel geld noodig. De ge kochte tulpen werden immers niet geleverd, daar de bollen zich nog in den grond bevonden. Zooals men dat noemt, kocht en verkocht men dus „op termijn". Al vrij spoedig ontaardden deze speculaties in een oplichterij op groote schaal. Tengevolge van de enorme vraag naar zeldzame soorten bood menig koopman iets aan, dat slechts in zijn ver beelding bestond, terwijl het ook niet zelden voorkwam, dat een zelfde partij tulpen twee maal werd verkocht, omdat men den eersten kooper was vergeten! Iedereen begon tulpen te kweeken en iedere kweeker trachtte door het uitvinden van een nieuwe soort op een gemak kelijke manier ryk te worden. Met opzet werden de partijen de hoogte ingejaagd en voor wer kelijk bijzondere soorten betaalde men onge hoorde sommen. Zoo bracht één enkele bol van de soort „semper Augustus" 14.600 gulden op, terwijl in 1637 te Alkmaar 120 stuks tulpen wer den verkocht voor 80.000 gulden. Te Amsterdam bedroeg de omzet in één week niet minder dan tien millioen gulden. Een inzinking kon natuur iyk niet uitblijven. Plotseling, door welke oor zaken is niet bekend, kwam er een moment, waarop niet meer werd geleverd en niet geaccep teerd, terwijl hierdoor aan het licht kwam, dat partijen, welke meermalen waren verhandeld, eenvoudig niet bestonden. De bloembollenvelden liggen sinds maanden weer kaal. Het toeristenverkeer komt eerst weer het volgend jaar, maar intusschen neemt de handel zijn gewonen loop. Eerty'ds was dat echter anders. Algemeen denkt men, dat de tulp van oorsprong een inheemsch Hol landsch bolgewas is; men treft ze niet alleen aan in de streek tusschen Leiden en Haarlem, het tulpenland bij uitnemendheid, doch ook in het Westland, vooral in de omgeving van Mon ster, 's Gravenzande en Naaldwijk, is men zich meer en meer op den bollenhandel gaan toe leggen en zelfs in den Wieringermeerpolder, in Gelderland en Groningen werden de laatste jaren bollenvelden aangelegd met het begrijpe lijk gevolg, dat ook hierin overproductie kwam. Het bekende slot Amras bij Innsbruck

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8