<SKdtM&aal den dag
DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
He abdicatie van
Koning Edward
Wie doodde»
1 Marco Graffi? 1
KINDEREN GETUIGEN
TEGEN HUN MOEDER
PRINS BERNHARD ALS
EXAMINANDUS
DINSDAG 15 DECEMBER 1936
Het Duitsche volk dacht minder
oan Engeland, dan aan zijn
eigen revolutie in Nov. '18
De indruk te Berlijn
Betalen van motorrijtuigen
belasting per giro
Geschenken voor het
prinselijk paar
Gelegenheid voor persoonlijke
aanbieding
Het jongste, een ventje van vier
jaar, komt met zijn teddy
beer in de rechtszaal
Contingenteering van petten
en baretten
Ergerlijk mishandeld
Een studiegenoot van onzen toe-
komstigen Prins-Gemaal haalt
herinneringen op
De radio hield er den
moed in
dat de verreke- I ZOndeV duiten
""li 1,'nTnjmjjjr
TELEFOONVERBINDINGEN
MET INDIË
Contingenteering in Indië
Apothekers-assistent
De uitbreiding van het Centrale
Girokantoor
I
(Van onzen Berlijnschen correspondent)
Sinds het nationaal-socialisme de Di.it-
sche pers haar absolute vrijheid van be
weging ontnam, heeft de krantenlezer
geene zijde onzer Oostelijke grenzen geen
200 groote sensatie meer beleefd als toen Don-
derdagavond de bladen het bericht brach-
kn, dat Koning Edward VIII afstand had
Gedaan van den Engelschen troon.
de verrassing van het Duitsche volk goed
begrjjpen, moet men er rekening mee houden,
dr. Goebbels de pers verboden had om ook
^aar met een woord te reppen over hetgeen er
het Engelsche Koningshuis voorviel en dat
^opa reeds meer dan een week, ja, Amerika
teeds meer dan een maand in de grootste span
de hield.
Toen de wereldpers begon dagelijks heele ko
mmen te wijden aan het drama, dat zich af
spelde rondom de Britsche kroon, zond het
j~eutsches Nachtrichten-Büro" aan de Duitsche
santen een bericht van niet meer dan een
a'f dozijn regels, waarin het heette, dat er een
pchil bestond tusschen Koning Edward en de
Veering-Baldwin; daar dit geschil echter over
Particuliere aangelegenheden des Konings liep,
Reende men zich van elk soort van berichtge-
te moeten onthouden.
Cht bericht was op hoog bevel zoo klein en
too
onopvallend weggedrukt, dat het in het
'gemeen hoegenaamd niet opviel. De gemiddel-
Duitscher wist dan ook van niets, toen het
leUws van Koning Edward's troonafstand Don-
efdagavond plotseling bekend werd gemaakt.
duizenden krantenventers leurden langs de
straten, in de restaurants en café's met de bla-
die in groote koppen alle den zelfden
^zin brachten: „König Edward VIII. dankt
ab!" Alle Berlijnsche kranten, onverschillig of
eigenlijk ochtend-, middag- of avondbladen
ta, verschenen met vlammend roode titels,
het kenteeken is van een extra-editie. Daar
eerst tegen acht uur 's avonds verlof werd ge-
8even tot bekendmaking der historische tijding
een korte officieele mededeeling geschiedde
let allereerst door de radio; waren de avond
beden reeds uitgevent en vooral de groote uit
gevers van populaire bladen als de „Morgen-
b°st", „Nachtausgabe", „Lokalanzeiger", „B. Z.
atn Mittag" en „Berliner Tageblatt", maakten
ë°ede zaken.
Koning Edward's troonafstand wordt door
^le Duitsche bladen uitvoerig gecommenta-
tleerd als een „feit van historische beteekems,
daarvan de, gevolgen op het oogenblik nog in
verste verte niet vallen te overzien." Bepaald
diepzinnig zijn deze commentaren niet! Inte-
gphdeel, duidelijk blijkt er uit, dat men zoo wei
nig mogelijk op de zaak zelve wil ingaan, ter
wijl algemeen de neiging valt waar te nemen
dpi zoo vriendelijk mogelijk te wezen tegenover
®bgeland en het Engelsche volk. Ook in dezen
fteer betuigt Duitschland zijn vriendelijke ge-
2"idheid ten opzichte van Brittannië.
Wie er niet zoo goed afkomt, is de internatio
nale pers, „die zich niet meende te moeten aan-
bfaiten bij de vanzelfsprekende kieschheid der
jPüitsche bladen en die uit een zuiver persoon-
'■jke aangelegenheid van den Engelschen Ko-
bing een sensatie maakte." Intusschen volgt
ba Duitsche pers het „klinkklaar onfatsoen"
bar wereldpers thans in zoo verre, dat
2ii kolommen lange overzichten geeft van wat
ba buitenlandsche bladen in den loop der laat-
bte dagen over de Londensche gebeurtenissen
barichtten
Eigenaardig was de reactie van het Berlijn
sche publiek op het nieuws, waardoor het in
derdaad getroffen werd als door een donder
dag bij helderen hemel. Over het geval liet men
dch practisch niet verder uit, dan dat Mrs.
®'nrpson weleen jodin zou wezen. Deze op
8een enkel waarneembaar feit steunende be
kering bleek zeer verspreid te wezen.
In het algemeen echter werd bij de opgewon-
ben gesprekken, die aan de groote gebeurtenis
van dezen dag waren gewijd, de naam van Ko
ning Edward VIII betrekkelijk zelden genoemd,
•^en sprak voornamelijk over een anderen
'roonsafstand, die niet in een vèr, vreemd land,
boch dichtbij, in de eigen „Heimat" had plaats
kevonden, en vooral over de gevolgen daarvan.
Êen keer te meer bleek den onpartijdigen toe
hoorder, hoe Wilhelm II in Duitschland door
*Ün vlucht alle sympathie verloren heeft.
In verband met verschillende verzoeken om
be verschuldigde motorrijtuigenbelasting op de
Postrekening van den ontvanger te voldoen en
vervolgens de motorrijtuigenbelastingkaart per
bost te ontvangen, heeft de minister van Fi
nanciën bij wijze van proef bepaald, dat indien
een. houder van een motorrijtuig de verschul
digde motorrijtuigenbelasting voldoet door
storting of overschrijving op de postrekening
van den ontvanger en hij toezending van de
motorrijtuigenbelastingkaart door middel van
de post verzoekt, de ontvanger aan het laatste
gevolg zal geven. Kosten zijn daarvoor niet ver
schuldigd.
Dit geldt voorloopig bij wijze van proef op
alle kantoren met uitzondering van het kantoor
der accijnzen te Amsterdam, waar voorloopig de
bestaande regeling blijft gehandhaafd.
In verband met het groot aantal ver
zoeken om persoonlijk geschenken te mogen
aanbieden aan het prinselijk paar, verzoekt
men ons, er de aandacht op te willen vestigen,
dat daartoe op 30 December a.s. gelegenheid
zal bestaan, doch dat, met het oog op den be
schikbaren tijd, slechts aan de verzoeken van
een zeer beperkt aantal comité's of deputaties
zal kunnen worden voldaan.
Verzoeken tot het persoonlijk aanbieden van
geschenken moeten worden gericht vóór 25 De
cember a.s. aan den d.d. grootmeester van
H. K. H. Prinses Juliana, Noordeinde 72, Den
Haag.
Hedenmorgen te tien uur is op alle Neder-
landsche scholen, lagere zoowel als middelbare,
openbare zoowel als bijzondere, de inzameling
gehouden voor het geschenk, dat de Neder-
landsche schooljeugd Prinses Juliana en Prins
Bernhard ter gelegenheid van hun huwelijk zal
aanbieden en dat naar men weet zal bestaan
uit de bibliotheek voor het paleis Soestdijk.
Als symbool van de sympathie, die op dit uur
de geheele Nederlandsche schooljeugd vereenig-
de, heeft terzelfder tijd een deputatie van het
comité van de Nederlandsche schooljeugd op
het paleis Noordeinde te Den Haag Prinses Ju
liana een bloemstuk aangeboden.
De deputatie bestond uit den voorzitter van
het comité, dr. Joh. H. van Burkom en vier
leerlingen van Haagsche middelbare scholen,
die lid zijn van het comité, n.l. de dames Lydia
Walther en Corry Wery en de heeren Floris
Struys en Louis Vernède.
Kort voor tien uur arriveerde dr. Van Bur
kom per auto met het bloemstuk, dat bestond
uit een mand witte bloemen, die bekroond werd
met een tuil witte anjers. Een oranje-lint droeg
het opschrift: De Nederlandsche schooljeugd,
één dag, één uur, één daad. Boven aan de mand
was de gouden wijzerplaat van een klok aan
gebracht, waarop de wapens van Prinses Ju
liana en Prins Bernhard, terwijl de wijzers op
10 uur stonden, het uur van de inzameling.
Ten paleize werd de deputatie ontvangen dooi
den kamerheer van H.K.H. mr. J. C. baron
Baud, wien dr. Van Burkom het bloemstuk
overhandigde, hem wijzende op de symbolische
beteekenis van het tijdstip, waarop dit geschied
de, nu een band van sympathie voor het Hooge
Jonge Paar de geheele Nederlandsche school
jeugd samenbond.
Baron Baud zegde toe, het bloemstuk ter
stond aan Prinses Juliana te zullen overhan
digen, opdat ook zij dit merkwaardige oogenblik
zou mogen meebeleven.
Ingediend is een wetsontwerp tot regeling
van den invoer van petten en baretten. De be
perking van den invoer dezer artikelen werd
bij Kon. besluit van 21 November 1936 met
ingang van 1 December 1936 voor het tijdvak
van drie maanden verlengd.
Aangezien de gevolgen van de monetaire
maatregelen voor den onderwerpelijken binnen-
landschen industrietak nog niet ten volle kon
den worden overzien, achtte de minister van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart het ge-
wenscht om de contingenteering voorloopig voor
een korte periode te verlengen.
In de afgeloopen periode hebben de maat
regelen grootendeels aan de verwachtingen be
antwoord.
Voor den Politierechter te Den Bosch had
zich te verantwoorden A. S., huisvrouw van
R. van Gr. te Mill, aan wie ten laste was
gelegd, dat zij in het verloop van twee
jaren haar drie-jarig, later vier-jarig
zoontje Hendrik gewelddadig heeft gestoo-
ten, geslagen en gestompt, en dat zij door
misbruik te maken van haar ouderlijk ge
zag, haar ouderen zoon Antoon gebood zijn
broertje, den kleinen Hendrik, te mishan
delen.
De vrouw is inmiddels door de rechtbank
ontzet uit de ouderlijke macht over al haar
kinderen. Het mishandelde kind is thans bij
goede pleegouders en was met zijn grooten
teddy-beer aanwezig om getuigenis tegen
zijn wreede moeder af te leggen.
Nadat de dagvaarding is voorgelezen zegt de
vrouw: Het is niet waar wat daar staat!
Ben je je wel bewust waarom je kinderen je
zijn ontnomen en je ontzet bent uit je gezag
en macht als moeder? vraagt haar de president.
Je hebt je schandelijk, afschuwelijk slecht ge
dragen tegenover je eigen kind! Je hebt het
kind gedwongen zijn eigen uitwerpselen op te
eten! Schandelijk is het!
Verdachte houdt koppig en onverschillig en
onbewogen vol dat zij niets heeft misdaan.
Haar 16-jarige dochter, dienstbode, als ge
tuige gehoord, verklaart thuis het schandelijk
gebeuren te hebben meegemaakt. De moeder
gebood haar broer Antoon het weerlooze kind
af te ranselen. Dat is meermalen gebeurd.
Dan wordt de 14-jarige zoon Antoon gehoord,
die gedaan had wat moeder hem gebood, zijn
broertje te mishandelen.
Je bent van je moeder weggenomen? vraagt
de president.
Ja, zegt getuige.
Weet je ook waarom jullie van je moeder
bent afgenomen?
De jongen zegt dat niet te weten en voegt
er aan toe, dat het verhaal door hem aan de
politie gedaan niet waar was. De marechaussée
van Dijk heeft gezegd, dat ze me voor een paar
jaar zouden opbergen als ik niet zeggen wilde
wat ik dan ook maar heb verteld.
Een der in de rechtszaal aanwezige wacht
meesters der marechaussée verklaart hierop
dat de jongen door van Dijk en anderen in
bijzijn van getuige is gehoord. Ook de vader
van den jongen was daarbij tegenwoordig. Der
gelijke verhooren geschieden steeds in tegen
woordigheid van meerderen. Er is niet de min
ste pressie op Antoon uitgeoefend.
De president berispt den jongen ernstig om
zijn leugens voor de rechtbank. Het politie
rapport vermeldt, dat deze jongen aan de po
litie heeft verklaard, dat zijn kleine broertje op
zolder moest blijven van moeder, ondanks dat
het erg koud was. Beneden brandde de kachel
goed, daar mocht het kind niet komen. Des
middags moest het komen eten, maar dan
durfde het ventje niet in de nabijheid zijner
moeder komen.
Nu, is daar niets van waar? vraagt de pre
sident aan den jongen.
De jongen blijft ontkennen.
Ten slotte wordt het mishandelde kind in de
rechtszaal gebracht. De moeder toont geen spoor
van leed of spijt, maar blijft onbewogen. Het
manneke houdt zijn teddy-beer stevig vast! De
rechter ondervraagt hem op den voor het kind
geëigenden toon. Het ventje weet nog goed dat
hij het bij moeder erg slecht had, dat hij slaag
kreeg en hem dat veel pijn deed.
De officier schetste in het kort de ontaarding
der vrouw die den schoonen moedernaam niet
waard is en eischt tegen haar wegens de mis
handeling op haar eigen kind zes maanden ge
vangenisstraf.
De toegevoegde verdediger Mr. van Dijk,
Eindhoven, meende, hoe onsympathiek hem het
geval ook was, eenige punten naar voren te
moeten brengen.
PI. vroeg zich nJ. af, hoe het komt, dat de
vrouw voor de andere kinderen goed was en
alleen over dit kleine ventje klachten over de
behandeling zijn gekomen. Ook bevreemdde
het pl. dat wel de kinderen als getuigen wor
den gehoord en niet de vader aanwezig was.
Pl. concludeerde tot clementie.
Conform den eisch werd de ontaarde moeder
veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.
„Tezamen met Prins Bernhard zin Lippe-
Biesterfeld heb ik mijn examen voor referen
daris gedaan. Dat was op den gedenkwaardigen
21en Juni 1935, dus nu alweer een goed jaar
geleden. Een maand van te voren zijn wij sa
men hard aan het werk gegaan. Meestal ont
moetten we elkander in het juridisch seminarie
op den Franz Joseph-Platz. Daar gingen we
dan stevig aan het repeteeren, want dat was
hard noodig."
Zoo lieten wij ons vertellen door dr. Hans
Joachim von Wietersheim, een studiegenoot van
onzen toekomstigen Prins-Gemaal.
Laag hangt de lucht boven Tempelhof, de
weidsche luchthaven van de Duitsche hoofd
stad. De slanke, zilveren gestalte van de „Sper
wer" verdwijnt in den dichten nevel, die Ber
lijn toedekt als een huif van natte watten. Over
enkele uren zal Te Roller zijn fiere Douglas
neerzetten op het vliegveld Twente, waar
H. K. H. Prinses Juliana Haar verloofde en
H. D. H. Prinses Armgard haar zoon wachten.
De tijd. dat Prins Bernhard en Hans von
Wietersheim elkaar allerlei droge, juristische
formules „einpaukten", was er één van beslis
sende beteekenis in het leven van den jongen
Prins. Korten tijd van te voren was zijn vader
gestorven. Van zijn verantwoordelijkheid be
wust, had hij het moeilijke besluit genomen
om zijn studie aan de Berlijnsche universiteit
op te geven en zich voor te bereiden op het
examen van referendaris. Zijn keuze stond
vast: hij zou zich in den handel begeven en
een positie zoeken, zoodra hij zijn diploma ver
worven had.
Niettemin was het geen sombere, voor zijn
leeftijd tè ernstige jonge man, die zich op den
eersten dag van den zomer 1935 naar het
plechtstatige Berlijnsche Kammergericht in de
Elsholzstrasse begaf.
„De dag der beslissing was aangebroken.
Reeds vroeg in den morgen kwam Prins Bern
hard mij met zijn Ford 8V afhalen. Herinner
ik mij goed, dan was dat een geschenk van
een tante uit Amerika. Dat wil zeggen, een
„geschenk"is misschien wat veel gezegd,
want de belasting was lang niet malsch en de
invoerrechten bedroegen maar liefst acht-hon-
derd Mark.... Maar goed, blijven wij bij het
examen.
„Om er den moed in te houden, had Prins
Bernhard zijn radio meegenomen. Wij hadden
het toestel tusschen ons in staan en het lukte
mij, terwijl de Prins zijn auto langs den Kur-
fiirstendamm liet suizen, een of ander buiten-
landsch station te krijgen, dat luchtige jazz
muziek precies wat we noodig hadden om
onze zenuwen eenigszins tot bedaren te bren
gen uitzond.
„Onderweg kregen we nog een passagier aan
boord. Een kennis van Prins Bernhard hield
den auto aan en toen hij hoorde, wat het
sombere" doel was van onzen vroolijken tocht,
verklaarde hij zich dadelijk bereid om ons als
„supporter" te vergezellen. Het „verhoor" was
namelijk openbaar en de „publieke tribune"
stond voor iedereen open.
„Intusschen had onze vroolijkheid haar na
tuurlijke grenzen. Een examen is nu eenmaal
geen kinderspel en er hing van een gunstigen
uitslag ook voor Prins Bernhard heel veel af.
Onze radio raakte meer en meer in vergetel
heid, naar mate wij de Elzholzstrasse naderden.
Ten slotte draaide Prins Bernhard met een
De Amerikaansche kapitein Mark Gilbert
is de houder van dezen uitzonderlijken
titel. Hij leidt te Traverse City in den
staat Michigan een hoogst bescheiden enterug-
getrokken leven als herbergier. Strikt genomen
bezit hij dus wel eenige duiten, daar hij als
herbergier zooveel weet te verdienen, dat hij
een behoorlijk en niet geheel armoedig leven
kan hebben, doch in verhouding tot het ver
mogen, dat hij in het jaar 2015 zal ontvangen,
is hij inderdaad straatarm, en millionnair zon
der duiten.
Dit jaar 2015 is niet een fictie en evenmin
is deze kapitein Gilbert het slachtoffer van
een ongepaste grap door een of anderen suiker
oom bedacht en in een zonderling testament
vastgelegd. Het hoogste Amerikaansche ge
rechtshof heeft deze beslissing genomen en in
allen ernst dit jaar 2015 vastgesteld.
Als Mark Giibert dus inderdaad de merk
waardige prestatie zou kunnen leveren tot het
jaar 2015 in leven te blijven, dan zal de Ame
rikaansche staatskas hem tot millionnair ma
ken, door hem het slordige kapitaaltje van
netto twee millioen dollar uit te betalen.
Hoe zit deze geschiedenis in elkaar, zal
menigeen zich verwonderd afvragen.
Mark Gilbert had reeds een werkzaam en
Amerikaansch romantisch leven achter den
rug, toen hij in 1917 het ministerie van Oorlog
het aanbod deed om een drietal schepen te
leveren van een zeer bijzondere constructie, wel
ke buitengewone voordeelen zouden bezitten in
dien een zeeslag zou plaats hebben. Gilbert had
reeds, als bezitter van een groote werf en be
kwaam technicus, talrijke zeewaardige schepen
gebouwd en afgeleverd, ook aan de Ameri
kaansche zeemacht. Het ministerie onderzocht
de plannen en nam na rijpe overweging Gil
bert's voorstel aan. Een contract werd opge
maakt en volgens de gesloten overeenkomst
moesten de drie schepen in dienst zijn vóór de
lente van 1918.
Het eerste schip werd daarop spoedig, ge
heel volgens het contract, op stapel gezet en
afgeleverd. Toen deed zich een onregelmatig
heid voor in de afwerking der overeenkomst.
Kapitein Gilbert ontving officieel bericht, de
bestelling der beide resteerende schepen als on
gedaan te beschouwen. Er werd niet aange
geven, of de reden daartoe gelegen was in het
feit, dat mogelijk de autoriteiten over de ca
paciteiten van het geleverd schip in de prac-
tijk niet geheel voldaan waren, of, dat de order
werd teruggenomen omdat de oorlog ten einde
liep of om welke andere mogelijkheid ook.
Zekér is wel, dat Gilbert met dit schrijven
allerminst accoord ging, voornamelijk omdat
hij de beide andere schepen reeds op stapel
had staan en zijn geheele vermogen in deze
kostbare, doch z.i. soliede onderneming ge
stoken had. Hij bouwde dan ook rustig door
en stelde, zich beroepend op zijn contract, de
beide andere schepen op den voorgeschreven
tijd ter beschikking van het ministerie van
Marine.
Daar intusschen de oorlog was geëindigd,
wilde de Amerikaansche regeering de beide
schepen nu heelemaal niet meer accepteeren
en deelde mede, dat zij er niet aan dacht deze
van Gilbert te koopen. Toen volgde een klacht
van Mark Gilbert tegen den staat en daaruit
volgde een reuzenproces, dat allen tijd van
Gilbert vroeg èn zijn laatste bezit, op een her
berg na.
Pas enkele jaren geleden werd dit proces be
ëindigd en in hoogste instantie besliste het
hoogste gerechtshof, dat de aanklager recht
had. Hem werd een schadevergoeding toege
kend van twee millioen dollar netto, en dit
bedrag moest binnen vijf en tachtig jaar wor
den uitbetaald. Maar de staat begon niet na
die hoogste uitspraak terstond uit te betalen.
De regeering benutte de eenigszins eigenaardige
bepaling om bin-
nen 85 jaar te j»»j
heffllpn pn vpr- - -
klaarde, dat dit De millionnair j
ook beteekende,
ning in het laat- z
ste dezer 85 jaren
kon plaats hebben, dus in 2015.
Tegen deze willekeur bleek geen verzet mo
gelijk en dus zal aan de rechterlijke uitspraak
op de voor Gilbert meest ongunstige wijze wor
den gevolg gegeven.
Intusschen is Mark Gilbert een arm man ge
worden, en verdient hij zijn levensonderhoud
in een hem overgebleven herberg, een erfgoed,
dat hy toevalligerwijze niet verkocht had, toen
hy al zyn bezit te gelde maakte om zijn
scheepswerf te financieren. Als bescheiden
waard brengt hij thans zijn laatste levensdagen
door en weigert elk aanbod van verzekerings
maatschappijen, die hem voorschot willen
geven.
Waarschyniyk zal dan ook een kleinzoon
eens met dankbaarheid den grootvader ge
denken, die hem zoo'n ongewone verrassing be
reiddeals er tenminste zich geen omstan
digheden voordoen, waardoor de Amerikaan
sche regeering met reden van haar verplich
ting tot betaling zal worden ontslagen!
Kapitein Mark Gilbert gaat echter aller
minst gebukt onder de vreemde positie, welke
hy inneemt. Integendeel, wanneer men hem
vraagt, of dit alles niet uiterst pynlijk voor
hem is, antwoordt hij glimlachend en oprecht:
„Een oude zeerob met zooveel land-ervaring als
ik, is nu eenmaal niet zoo büzonder teerhartig.
Ik kan tegen een stootje en heb erger dingen
meegemaakt dan deze teleurstelling en ik heb
voor mezelf het gevoel, dat, naar de feiten te
oordeelen, ik mijn teleurstelling beter verdraag,
dan de regeering die over haar verloren proces.
Overigens zyn er in Amerika heel wat million-
nairs, doch er is maar één „millionnair zonder
duiten!"
resoluut gebaar den knop om en het werd zeer
stil in ons Fordje.
„Het „zweetkamertje" was in dit geval de
groote gehoorzaal van het Kammergericht. Om
negen uur liet een bode er ons binnen. Ons
werd een tafel aangewezen, waarachter wy zoo
ongeveer verdwenen. Tegenover deze tafel stond
een veel kleinere en daarachter zat de examen
commissie, welke wy met eenigszins gemengde
gevoelens bekeken, daar de heeren Prof. dr.
Sment, Kammergerichtsrat Eckart, Kammer-
gerichtsrat von Kammerer en de onlangs tot
professor aan de universiteit van Jena gepro
moveerde dr. Johann von Leers den naam had
den zeer streng te wezen.
„Met „preussische Genauigkeit" duurden de
„verhooren" van precies negen uur tot precies
half twaalf en van precies twaalf uur tot pre
cies half twee. Daarna volgde het „requisitoir".
Daar herinner ik my maar één zinsnede van:
Wij waren er dóór! Het was een heele toe
spraak, waaruit bleek, dat ook onze kennis de
volmaaktheid nog niet bereikt had. Het was
echter niet allemaal critiek, wat wy te hooren
kregen, de examinatoren schenen tevens te
hebben' vastgesteld, dat er ook nog wel iets
goeds over ons te vertellen viel. Wy verhoo-
vaardigden ons evenwel over het laatste al even
weinig, als wij ons door het eerste lieten ter
neer slaan. Wy waren er immers dóór!"
Toen de, intusschen vermaard geworden, gele
Ford 8 V van Prins Bernhard den terugweg aan
vaardde van de Elzholzstrasse naar de Duis-
burgerstrasse 8, waar ook Prins Aschwin woon-
mi n i iiimuriJii»! iwiinin iinftp
o y\ o o
lIJflIUMIJJjl
de, die zijn studie in de Chineesche taal en
letterkunde voortzette, moest de radio weer
doen wat zy kon om de blijde stemming van
haar eigenaar te vertolken.
Zijn geslaagde referendaris-examen opende
voor Prins Bernhard de mogelijkheid van een
rustige, regelmatige carrière bij de rechtbank.
Zijn besluit stond echter vast: hy ging in den
handel.
Er volgde een vacantie van eenige weken,
welke hij ten deele by zijn moeder op het slot
Reckenwalde doorbracht, om daarna met
H.D. H. Prinses Armgard naar Nederland te
vertrekken. Dit was 's Prinsen eerste kennis
making met zijn toekomstig vaderland.
Op 1 September trad hij in dienst bij de
„Société des Produits chémiques et des Ma-
tières colorantes", het Parijsche filiaal der I. G.
Far ben.
BANDOENG, 14 Dec. (Aneta) De autori
teiten te Londen gaven toestemming tot de
opening van de telefoonverbinding Londen
Singapore, via Kwala Lumper, Bandoeng en
Amsterdam.
In den loop van de maand Januari wordt de
opening verw'acht van den interinsulairen tele
foondienst PalembangJava, waarbij waar-
schijnlyk Benkoelen zal worden aangesloten.
BATAVIA, 14 Dec. (Aneta) In het heden
verschijnend staatsblad wordt afgekondigd de
verlenging van de contingenteering van bont-
ge weven stoffen met zes maanden.
Juist wilde Drein met zyn dolk eens flink hakken, toen de
deksel eraf vloog en een Chinees te voorschijn kwam. „Wel
heb ik van me leven", zeiden Drein en Piet tegelijk.
Opeens kreeg het schip een verschrikkelyke schok en alles
tuimelde door elkaar. Dat kwam, doordat Drein zyn uitkykpost
verlaten had. Nu was het schip op een klip geloopen. 't Begon
met een vaartje te zinken en de heele bemanning kroop haastig
in de reddingbooten.
Het schip helde naar een kant over en de golven spoelden
al over het dek. Drein, Piet en de Chinees wilden ook in de
booten kruipen. „Dat zou je wel willen", zei de kapitein. „Aan
jullie hebben we dat grapje te danken. Nu blyf je hier maar
rustig zitten."
AMSTERDAM. Mej. J. Zandstra, Driehuis-
Westerveld.
De belangrijke sloop-, grond- en gewapend
betonwerken en de bronbemaling met afkistin-
gen voor de uitbreiding van het gebouw van den
Post-chèque- en Girodienst te Den Haag zyn
na aanbesteding opgedragen aan de N.V. Ko
ninklijke Rotterdamsche Beton- en Aanne
ming Mij., v.h. Van Waning en Co., te Rotter
dam, voor 149.980.
Er moeten o.a. worden verwerkt circa vier
duizend kubieke meter beton met circa vyf
honderd duizend kilo betonyzer.
HOOFDSTUK XIV
Een huwelyk verhinderd
En opnieuw moeten de twee voogden en de
beroemde specialist uit Harley Street wachten,
of ze willen of niet. Zy moeten zelfs zoo lang
Wachten op het verschynen van Lady War-
grave en haar zoon, dat intusschen de auto al
terug is met dr. Herbert en dr. Graye, die
binnenkomen als menschen, die verwachten
midden in een scène te zullen vallen. En nie
mand maakt ze eerst veel wijzer, totdat Spils-
bury hen terzijde neemt.
„We waren nog net op tyd, om een groot on
geluk te verhinderen", fluistert hy. „Lady
Wargrave en die Di Spada stonden op het
punt te trouwen met een speciale vergunning
van den Aartsbisschop. De dominee was al
onderweg om de plechtigheid te voltrekken."
Herbert werpt een snellen blik naar Graye.
Deze klemt zyn kiezen op elkaar en veinst on
verschilligheid.
,Pan wordt volgens my", zegt Herbert, „Lady
Wargrave daartoe gedwongen. Bent u er zeker
van, dat het huwelyk niet ergens anders plaats
vindt?"
Mijnheer Spilsbury schrikt by het hooren
van deze mogelijkheid. De dominee zal toch
wel doen zooals hem gezegd is? En ze hebben
nu al weer langer dan een kwartier gewacht.
„Ik geloof heusch, Spilsbury, dat je er eens
op aan moet dringen te weten, wat er nu
eigenlyk gebeurt", zegt Sir Austin, die onge
duldig wordt. „Zy kunnen ons, voogden, maar
niet zoo laten wachten in deze...."
Maar daar gaat de deur open, en komt de
nurse binnen, die Graye by het bedje van den
jongen baron gezien heeft, op den avond, toen
hij zijn eigen leven riskeerde. Ze heeft het kind
op den arm, en kykt met verschrikte, angstige
blikken van den eenen dokter naar den ande
ren. Maar overigens is ze alleen. Mijnheer Spils
bury loopt op haar toe.
„Waar is uw meesteres?" vraagt hy.
De vrouw kykt hem aan.
„Ik weet niet, waar Lady Wargrave is", ant
woordt ze. „Ik heb haar al sinds vanmorgen
niet meer gezien."
„Wie zei u dan dit kind hier te brengen?"
„Mijnheer Di Spada, mynheer Lucien."
Mijnheer Spilsbury wendt zich tot zyn mede
voogd. „Kom met me mee, Sir Austin", zegt
hy. „We moeten oogenblikkelyk Lady War
grave gaan zoeken. Terwyl wy weg zyn, wil
len de heeren dokters zeker wel het kind on
derzoeken en de nurse ondervragen."
Sir Benjamin Broadstairs en de twee jonge
dokters maken aanstalten om het kind te gaan
onderzoeken, dat zich gelukkig niet bewust is
van al de lasten en moeilykheden, die zyn
jonge leventje veroorzaakt. De advocaat haast
zich met Sir Austin de kamer uit.
„We moeten deze zaak op 'n stevige manier
aanpakken", verklaart mynheer Spilsbury.
„We moeten vorderen, we moeten eischen, we
moeten onvermurwbaar zyn. Ik ben er zeker
van, dat het hier raar toegaat. Kijk die kerels
maar eens aan."
De zoo aangeduide personen zyn iemand,
die klaarblijkelijk de buttler is, en een paar
jongemannen, die even klaarbiykelyk lakeien
zyn en die in de hal loopen te lanterfanten
met gezichten, waarop duidelyk te lezen staat,
dat ze heel goed weten, dat er iets ongewoons
gaande is. Mijnheer Spilsbury kent er geen van.
Het zijn allen nieuwe bedienden, die met
Lady Wargrave en haar gasten uit de stad zijn
meegekomen. Mijnheer Spilsbury wendt zich
op scherpen autoritairen toon tot den buttler,
een zoetelyken, glimmenden vent met gluur-
oogjes, voor wien hy aanstonds een antipathie
opvat.
„Waar is mevrouw de barones?,, vraagt myn
heer Spilsbury.
De glimmende kucht spytig. ,Ik geloof niet,
dat ik u zou kunnen zeggen waar mevrouw de
barones zich op 't oogenblik bevindt", zegt hy.
„Ze is misschien in haar boudoir, of in de huis
kamer op het Zuiden, of in de Oostelyke wa
randa, mijnheer. Daar zit mevrouw nog al eens
met een borduurwerkje."
„Het kan me niet schelen, waar ze misschien
is, ik wil weten waar ze is", snauwt mynheer
Spilsbury. „Ga haar onmiddellijk zoeken, on
middellijk, en zeg haar, dat Sir Austin Wrex
ham en mijnheer Spilsbury haar wenschen te
spreken."
't Glimmend wezen wendt zich langzaam tot
zyn ondergeschikten.
„Ga eens kyken, Warters, of je mevrouw
de barones kunt vinden", zegt hy.
„Stuur ze allebei en ga zelf ook", zegt Spils
bury. „En vlug wat".
De glimmende let er niet op. Hy knikt naar
Warters, en deze verwydert zich.
„Hoorde je me niet?" vraagt mynheer Spils
bury, zich meer en meer ergerend. ,Ik zei, stuur
ze allebei, en ga zelf ook! Versta je me niet
kerel?"
De glimmende richt zich op. Hy bekykt mijn
heer Spilsbury van top tot teen. „Pardon,
mynheer, ik hoor en versta u. Ik verzoek u
echter beleefd er aan te denken, dat u niet
het recht hebt my orders te geven. Ik ben uw
bediende niet, mynheer. Ik ben de buttler en
u hebt niet het recht my te bevelen. Neemt
u me niet kwalijk."
„Jy.... Jy...." begint Spilsbury bijna bui
ten zichzelf van woede. ,Ik zal je
Maar het glimmende personage draait zich
om. „Daar u me bedreigt, mynheer, zal ik zoo
vrij zyn me te verwijderen", zegt hy beleefd,
maar vastberaden. En met opgeheven hoofd
gaat hy weg, terwyl Sir Austin en zyn mede
voogd in stomme verbazing over zooveel bru
taliteit elkaar aankyken.
Maar dan gebeurt er iets, wat ze niet ver
wachten iets, dat de zaken een anderen keer
geeft De achtergebleven lakei, die den glim
menden buttler door de deur heeft zien ver
dwijnen, komt langzaam naar den advocaat
toe, en laat merken, dat hij iets te zeggen
heeft.
Hij vergeet zelfs zyn waardigheid zoover,
dat hy begint te knipoogen. „Dat is allemaal
bluf, mijnheer", fluistert hy. „Het waren orders
van mynheer Di Spada. Mevrouw is niet in
huis."
„Niet in huis?" roept mynheer Spilsbury
uit.
„Neen mynheer, ze is met mynheer Di Spada
de tuinpoort uitgegaan, en vandaar in een auto
weggeheden", zegt de lakei. „Ze gingen den
kant van het dorp uit. Als u 't my vraagt,
mijnheer, dan zit er hier iets in de lucht, dat
niet in den haak is. 't Is me de heele week
al opgevallen en ik heb trouwens al opgezegd
ook."
Mynheer Spilsbury denkt bliksemsnel na:
Weg met Di Spada en Di Spada met de
vergunning van den Aartsbisschop in zyn zak!
Hij begrijpt wat dat beteekent en hy grypt Sir
Austin by de mouw.
„Kom mee, Wrexham!" roept hij uit. „Kom
mee! De auto! Die kan nog iets doen. Ze zijn
vertrokken, naar een geestelijke natuurlyk.
Kom mee, vlug!" En hy trekt Sir Austin mee
de trappen af, duwt hem in Herbert's auto, die
nog voor de deur staat, schreeuwt onnoodig
hard den chauffeur toe om naar het huis van
den dominee te ryden en zet hem met drukke
gebaren tot spoed aan.
Halverwege de laan laat hy hem stoppen, want
daar ziet hü het angstige gezicht van den do
minee van achter een grooten rhododendron
uit gluren. „Blyf weg! Blyf weg!" schreeuwt
hij, den verschrikten gestelyke achteruit du
wend. „Vooruit, loop een heel eind het bosch
in! Verberg u Loop maar verloren, maar
schiet op! Ga weg!"
„Maarmaar...." werpt de dominee te
gen. „Maar ze zijn weg. Ik heb ze gezien."
„Wie, wie?" vraagt Spilsbury.
„Lady Wargrave en Di Spada", antwoordt de
dominee. „Ik zag ze een paar minuten geleden
hier in een auto langs komen."
Mijnheer Spilsbury kreunt; een nieuwe ge
dachte komt in hem op. „U hebt een hulp
dominee, niet? Ja? Waar woont die? Vlug!
„Vlak naast Herbert."
,,'n Huis met groene blinden. Maar waarom?"
Maar Spilsbury wacht niet om hem uit te
leggen waarom. Hy beduidt den dominee zich
weer terug te trekken in de schaduw van zyn
schuilplaats, rent terug, springt weer in den
auto en schreuwt den chauffeur toe, naar den
hulpdominee te rennen.
„Daar zullen ze wel naar toe zyn", legt hy
aan Sir Austin uit. „De hemel geve dien hulp
dominee het benul, om die zaak uit te stellen,
totdat hy den dominee heeft gesproken. Maar
het lamme ervan is ^rexham, dat die vergun
ningen een dominee verplichten 'n paartje
overal en 'ten allen tyde te trouwen; ook al
kent hy ze niet. Ik hoop, dat we ze nog te
pakken krygen."
Wordt vervolgd).