Een bijzondere boomplanting op „Sperwerhof". Repetitie voor
den Koninklijken Stoet.
A-,
Zoekt gij betrouwbaar FOTOREPORTAGE
Personeel?
Plaats dan een „Omroeper" j
voor 80.000 gezinnen j
Jezus en het ezeltje
Een toekomstdroom
M
DONDERDAG 17 DECEMBER 1936
GULZIG JANTJE!
k Mk
Jij v
snniiiniüimuiiiiiiniiiiinnmiimmiinnniiiTniiiHnmiHimHiiininiHniiiiiiiiiiTinnnmmnininnninninTTra
inni!iinnimmmnimmiii!iiiH[ini!iiiiiiiii!i!!iiMiiiiini!iiiiiiiiiii!miiiiiiii!iiiiM!iiiinii!nni!!iiiimiiniiiiiiiiI
^uiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiniiiiuiiiiiiiuiiiuiiinmmuiuuniuuiuiiuuiuimiuiiuuimiiuiiuÊ
Voor den ingang der Groote Kerk te den Haag is Woensdag een repetitie
gehouden van het voorrijden van de Gouden Koets en van de eerewacht
van het regiment Grenadiers
Toen Jezus geboren was in den stal van
Bethlehem legde de heilige Maagd
Maria Hem neer in de kribbe, waar
de beesten het hooi uit eten. De koe en
het ezeltje, die daar in den stal stonden om
beschut te zijn tegen de koude van den
nacht, keken verwonderd naar het kleine
Kindje en dorsten het hooi niet meer aan
raken. De koe legde zich rustig neer en
blies haar warmen adem tegen de koude
beentjes van het kindje Jezus. Maria streek
de koe nog eens over haar snuit, want ze
was blij, dat zij haar Kindje wat warmte
gaf. Het ezeltje kwam met z'n grooten kop
dicht bij de kribbe en toen begon hij op
eens heel hard te balken. De vier engelen,
die stonden te zingen, hielden vol schrik stil
en keken naar het ezeltje; de andere en
gelen, die speelden op hun lange fluiten
en tokkelden op de snaren van hun violen,
keken een klein beetje boos want engelen
kijken nooit erg boos. Het was dan ook zoo'n
leelijk geluid te midden van hun fijne mu
ziek.
Er waren ook herders in den stal, die
mollige schaapjes op hun schouders droe
gen. Ze lagen eerbiedig neergeknield op
een afstand van de kribbe. Ze keken heel
kwaad naar het ezeltje. Zij dorsten immers
niet eens dicht bij de kribbe te komen en
die brutale ezel stond daar vlak bij het
Kindje Jezus en liet zijn leelijke stem
hooren. De heilige Jozef wilde met zijn
langen stok het beest wegduwen, maar
Maria legde haar hand tegen zijn arm en
keek met haar lieve blauwe oogen van
Jozef naar het Kindje. Toen trok die goede
heilige Jozef gauw zijn stok terug, want
Hij zag nu ook, dat het Jezuskindje lachte,
dat Het kraaide van pleizier om het gebalk
van het ezeltje.
Toen een poosje later de H. Jozef van een
engel de boodschap had gekregen, dat Hij
met Maria en het Kindje moest vluchten,
wilde Hij in Bethlehem een lastdier gaan
huren, maar Maria zei: „we hebben hier
toch het ezeltje, het is nog wel jong, maar
het heeft sterke pooten en ik ben niet
zwaar, het beestje zal mij en het Kind best
kunnen dragen."
Het ezeltje balkte weer van vreugde en
geluk, dat het hiervoor uitverkoren werd
en het liep zoo vlug of het geen last op zijn
rug had. Zoo kwam het dan ook, dat de
kleine -Jezus gered werd, toen de Wreede
Herodus alle kleine kinderen van Bethlehem
liet vermoorden.
33 jaar later, op den Zondag voor Zijn
lijden, deed Jezus Zijn uittocht in Jeruza
lem, gezeten op een jong ezeltje. De men-
schen spreidden hun mantels op den weg
uit, wuifden met palmen en riepen: „Ge
zegend zij Hij, die komt in den naam des
Heeren." Zij benijdden het ezeltje, dat zoo
gelukkig was, om Jezus op zijn rug te mogen
dragen en niemand wist natuurlijk, dat
het 't jong was van den ezel, die bij de
kribbe gestaan had in Bethlehem, maar
Jezus, die alles weet, wist ook dit en daarom
had Hij tegen de apostelen gezegd, naar
wien zij moesten gaan om een jong ezeltje
te leen te vragen.
En toen -Jezus vijf dagen later met het
kruis op Zijn schouders den weg naar Gol
gotha ging, liepen er 'n heeleboel menschen
mee. Er stonden wel eenige vrouwen langs
den weg te huilen, maar de meesten waren
blij, dat Jezus gekruisigd zou worden. Zij
joelden en maakten lawaai en voorop liepen
eenige trommelslagers. Zij roffelden hard
op hun groote trommels. Het was een ge
weldig lawaai, want ze hadden ze 's mor
gens pas nieuw bespannen met ezelshuid.
En alleen Jezus wist, dat het de huid was
van den ezel, die eens bij zijn kribbe had
gestaan en die nu juist drie dagen ge
leden gestorven was.
C. DAMEN
Janneman ligt in z'n bedje,
Jantje heeft -pijn in z'n maag,
Zelfs een boterham met suiker
Bliefde Jantje niet vandaag!
Hoe dat komt? Dat 's vlug verteld hoor,
Jantje's snoeplust heeft 't gedaan,
Dat hij heelemaal niet lekker,
Straks naar bed toe is gegaan.
Jantje kreeg er met St. Nicolaas
Heel wat lekkers, dat was fijn.
Moeder zei: „Niet te veel snoepen,
Dat kan slecht voor kinderen zijn!"
Maar die kleine domme Jantje
Luisterde niet naar moeder's raad.
En hij snoepte heele brokken
Tja, dat kan natuurlijk kwaad!
Nu ligt Jantje in z'n bedje,
Nu lust hij geen stukje meer,
Want dat snoeplustige maagje
Deed vanmorgen danig zeer!
Moeder zegt: „dat komt als kinderen
Eigenwijs en gulzig zijn.
Maar het is je eigen schuld hoor,
En dat doet het meeste pijn!
R. F. W.
Het was in het jaar 2036, dat Professor
Judokus Hoepla een bepaald sport
raket uitvond; een machine, die niet
alleen de reis naar het een of andere hemel
lichaam kon maken, maar ook op eigen
gelegenheid terug kon komen. Dit was zeker
iets bijzonders, want het vraagstuk, dat de
geleerden van de 20ste eeuw dag en nacht
had beziggehouden was juist dat van de
terugreis, omdat de bedoeling natuurlijk
was om te weten te komen, hoe het er
daarboven uitzag.
Het was dus een geweldige voldoening
voor professor Hoepla, dat hij eindelijk
de machine had uitgevonden, die aan zijn
verwachtingen beantwoordde. Groote man
nen, als professor Piccard immers waren
niet verder gekomen dan tot de stratosfeer.
„Beste vriend", zei Minet
In 2036 was dit maar een aardigheidje. De
jongens van de lagere school toerden in
hun speeluurtje al in de stratosfeer rond.
De raket van professor Hoepla nu was
zóó samengesteld dat zij op deze aarde
werd afgeschoten en na 10 dagen bijvoor
beeld op de planeet Mercurius terechtkwam.
Hier ontwikkelde zij een ontploffing, die
haar na een paar uur weer naar de aarde
terugzond. Ofschoon Judokus Hoepla zeef
met zijn uitvinding was ingenomen, had
hij er toch niet veel zin in, om zelf de reis
te maken. Daar hij een nogal eigenaardig
gevormd hoofd had, vanwege de vele her-
senkronkels die hij bezat, mochten de pla
neetbewoners hem eens vasthouden en in
een ziekenhuis opnemen, of de politie mocht
hem daar eens verdenken van opruierij of
spionnage. Neen, het was beter om iemand
anders de reis naar de planeet te laten
maken. Maar wien? Het was niet zoo ge
makkelijk om iemand voor dit toch zoo aar
dige vacantiereisje te vinden. Op zekeren
dag kreeg Judokus Hoepla een goeden in
val: hij had een zeer verstandige kat, die
zou hij de reis laten maken. Minet werd
dus bij haar staart gepakt en in de raket
gezet. Zij kreeg een voorraad levensmid
delen mee, bestaande uit: roompillen,
blikjes muizenvleesch en haring in melk
saus. De buizen, die de versche lucht moes
ten aanvoeren werden nog eens nagezien,
het portier gesloten en zonder te letten op
het angstig miauwen van Minet, drukte
professor Hoepla op den electrischen knop
enhup, daar vloog Minet de lucht in,
regelrecht naar de planeet Mercurius.
Drie weken later stond professor Hoepla
voor het raam van zijn woning vol span
ning den terugkeer van Minet af te wach
ten. Hij had alles nauwkeurig uitgerekend
10 dagen voor de heenreis, 3 uren ver
blijf op de planeet en 10 dagen voor de
terugreis. Precies op 13 April om 3 uur
's middags kon Minet dus aankomen. Het
werd echter half vier, vier uur, half vijf
en nog kwam er geen raket opdagen. Pro
fessor Hoepla liep zenuwachtig heen en
weer en het koude zweet brak hem uit
bij de gedachte, dat Minet verongelukt en
zijn proef dus mislukt was.
Eindelijk kwart voor zeven, daar ver
scheen een donker stipje in de lucht en
2 minuten later streek de machine in het
voortuintje neer. Gauw wilde de geleerde
het portier openmaken, doch dit werd reeds
aan den binnenkant opengeduwd en meteen
sprong Minet op den grond. Maar was dat
zijn lieve kleine poes? Onmogelijk! Haar
kop was buitengewoon groot, en haar voor-
pooten hadden niets meer van de lieve
mollige klauwtjes van een poes maar leken
op menschenhanden, gestoken in groote
witte bokshandschoenen.
„Beste vriend", zei Minet, „wij zijn een
beetje te laat hé! Ja, dat komt, omdat ik
daar op de planeet een klein bokspartijtje
gehad heb. Ze wilden daar namelijk de
raket vernielen, want ze waren niets over
al die nieuwigheid te spreken. Ze reizen
daar nog met de trekschuit zie je! Wat
sta je mij verwonderd aan te kijken? Vind
je het gek, dat ik kan spreken? Als geleerde
moest je toch weten, dat een dier of een
plant, die je naar een arider klimaat over
brengt, een zekere verandering ondergaat.
Ik voelde dan ook al dadelijk dat de lucht
van de planeet Mercurius mijn hersens deed
ontwikkelen en daardoor mijn kop uitzet
ten, mijn keel begon menschelijke geluiden
voort te brengen en mijn staart kromp in
en viel eenige oogenblikken later af. Dit is
dus de uitslag van de proef die je met me
hebt genomen. Nu ben ik geleerder dan Jij,
want ik weet, hoe het er daar op de planeet
Mercurius uitziet en jij niet. Ja kijk me nu
maar niet zoo boos aan. Wees nog maar
blij, dat ik je niet ga aanklagen bij de
IK''Su I I
s A.
1 Pi/' ^^"4/
Het gebedje van Toosje
Kerstkindje-lief vindt U het ook niet waar,
dat ik erg lief ben geweest heel het jaar?
'k Heb leeren lezen en schrijven en rekenen
en ik kan ook al een beetje van teekenen.
En ik kan tellenl Is U verwonderd?
Echt! Op mijn vingers van één tot honderd.
Voor moeder heb ik een stofdoek gemaakt
en stiekum voor vader pantoffels gehaakt.
En dikwijls heb ik op Dientje gepast,
d.ie zit nog met riemen ip 't wagentje vast.
Soms wilden vliegen zusje gaan plagen,
maar ik zat er bij om ze vlug weg te jagen.
Mag ik, lief Kerstkindje, van al Uw ge
schenken
er nu ook een paar voor mezelf bedenken?
't Liefste had ik een poppenwagen
met een pop om te rijden en een om
te dragen
met echte haren en lichtbruine laarsjes
en natuurlijk een kribje met sterren en
kaarsjes.
En dan wou ik o zoo graag een wit poesje,
Melk heeft moe genoeg en ik noem het
dan Snoesje.
Misschien is 't te veel, dat allemaal samen,
maar 'k bid veel Weesgegroetjes, dag
Kerstkindje, amen.
PIET BROOS
vereeniging tot bescherming van dieren of
bij den Volkenbond. Hier eet maar gauw dit
blikje muizenvleesch leeg, want dat lust
ik nu niet meer."
Hierna stapte de kat naar binnen, ging
aan de tafel zitten, deed een servet voor en
schonk zich een glas wijn in.
Professor Hoepla wilde het schoteltje
melk dus maar leegdrinken, dat hij voor
poes had neergezet. Hij bukte zich en
viel met zijn neus in den inktpot, want
hij had boven zijn bureau een dutje gedaan.
CEDA
De eerste herinneringsboom in verband
met het aanstaand vorstelijk huwelijk
werd Woensdag geplant op het land
goed .Sperwerhol" van jhr. W. F. Röell
te 's Graveland, waarvan hierboven
een snapshot
De vereeniging .De Princevlag" biedt
het vorstelijk bruidspaar bij gelegen
heid van het huwelijk een plaquette
aan, waarvan hierboven een afbeelding
In de R.K. Montessorischool aan de Velserstraat te Haarlem werd hedenmiddag door de jeugdige leerlingen De jaarlijkscbe groote ganzenmarkten te Purmerend trekken thans bij het naderen der feestdagen
een Kerstspel opgevoerd, waarvan hierboven een aardige scène veel belangstelling. Een overzicht
V yf cJa-»
I y