ga over op voor Gesprekken aan de biertafel in Duitschland <Kd wbftaal can den dag DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL Wie doodde Marco Graffi? Marco Graffi? ZATERDAG 2 JANUARI 1937 Willekeurige menschen vertellen van hun ervaringen Engelsche critiek uit vorige eeuwen CIGARETTES Kleingeestigheid, die Holland belachelijk wilde maken dig het nieuws 5 ontVOeviflg l BOEK EN BLAD Wanneer men een vreemd land en een vreemd volk wil leeren kennen, ten minste vanuit de verte, dan moet men van dat land en dat volk de kranten lezen, vooral de kleinere kranten. Wanneer men een vreemd land en een vreemd volk van dichtbij wil bestudeeren, dan moet men er de lands taal van leeren en met de menschen spreken. Van officieele instanties verneemt men niet meer, dan men ook in boeken vinden kan. „The man in the street" is het belangrijks:. „The man in the street" is in Duitschland „der Mann am Biertisch". Wij noteeren een aantal gesprekken met wil lekeurige menschen. Deze gesprekken geven misschien een beteren kijk op de menschen en de dingen in het Derde Rijk, dan vele diep zinnige beschouwingen over den totalen om keer, welken het nationaal-socialisme op poli tiek, oeconomisch, cultureel en religieus terrein heeft gebracht. Een reiziger in verpakte kruideniersartikelen, vooral koloniale waren: „Tja, we moeten zuinig zijn. De afname? Die is uitstekend. Met betalen hebben wy ook geen last. Wie poffen wil, wordt niet eens meer be zocht. Wij hebben meer klanten dan ons lief is, die vlot over de brug komen. „Maar ja, wat moet een mensch beginnen, wanneer hij een goed deel van de dingen, die de menschen hebben willen, voorloopig niet verkoopen mag? Er zijn pas weer nieuwe be palingen uitgekomen. Wij moeten onze voor raden voor een groot deel tot nader order „op zouten". En er zit ook geen groei meer in het „Geschaft". U weet toch, dat het verboden is voor een grossier om nog nieuwe klanten aan te nemen?" Een architect: „Werk? O, meer dan genoeg en zelfs een paar verduiveld aardige opdrachten. Maar de fut gaat er uit. Kijk eens, ik werk niet, omdat een of andere hartstocht mij aan mijn teeken bord geboeid houdt. Wat ik teeken, dat wil ik ook uitgevoerd zien. En begin daar maar eens aan tegenwoordig. - „Met de bouwpolitie, schoonheidscommissie en wat dies meer zij, speel ik het wel klaar. Dat is een kwestie van routine. Maar wat voor paperassen moet men thans nog meer hebben! Ten eerste 't officieele bewijs dat er voldoen de arbeiders ter beschikking zijn. Ten tweede het officieele bewijs, dat het de gemeenschap niet tot schade strekt, wanneer de gevraagde materialen ter beschikking worden gesteld. Ten derde het officieele bewijs, dat hetgeen men bouwen wil, van algemeen belang is. „Het spreekt vanzelf, dat alleen voor arbei derswoningen, boerderijen en militaire verster kingen zonder meer die paperassen verstrekt worden. Slaagt men er tenslotte in, ze te krijgen, dan is men gewoonlijk juist aan het werk, wan neer arbeiders en materialen worden opgevor derd door de regeering, die voor een en ander een nuttige bestemming heeft ontdekt. En het mooiste is, dat de opdrachtgevers tegenwoordig in het contract vastleggen, dat alle kosten, dus ook die van het ontwerp, pas betaald worden, wanneer het heele werk kant en klaar is." Een koopman: „Herr Ober, dit rondje is voor mij! Ja, ik heb een aardig- buitenkansje gehad vandaag. Vanmiddag komen er twee heeren op bezoek, bontjassen, een pracht van wagen met chauf feur in uniform; er ontbrak werkelijk niets aan en die vragen, of ik bereid ben, „die fa briek van me" te verkoopen. Ik zeide, dat ik heelemaal geen fabriek in mijn bezit heb, doch toen bleek, dat ze een of andere ruïne op het oog hadden, een kilometer of twintig ten Noor den van Berlijn. Ik heb daar in opdracht eens een complex gekocht. Ik bleef toen zitten met wat thans plots voor een fabriek doorgaat en en dat uit niet meer bestaat, dan een paar in gevallen muren, een massa gegolfd plaatijzer en een hoop oud roest, overschot van machines of iets dergelijks. Ik had er al een paar keeren een slooper bij gehaald, maar niemand voelde er wat voor. Tenzij ik er natuurlijk het noodige bij legde. Enfin, ik heb er nu 'n goeden dag aan gehad. Die twee meenen, dat er voor oud ma teriaal binnen korten tijd uitstekende prijzen te maken zullen zijn. Zouden we weer „Sach- wertenflucht" krijgen, als tijdens de inflatie?" Een zadelmaker: „Pech! Vrijdagavond de boodschap meege kregen, dat ik Dinsdag maar eens moet komen hooren, wanneer we weer aan het werk gaan. Het kan nog tot Vrijdag duren voor er weer materiaal is. Materiaal! Als er geen werk is, dan houdt alles op. Daar kan niemand wat aan doen. Maar geen materiaal. Gelukkig hadden er drie de griep. Dat bezorgde ons nog materiaal voor twee dagen. „Dag in dag uit hetzelfde theater met de klanten. Ze eischen hun bestellingen op en wij hebben geen materiaal om ze uit te voeren. Wij vragen voor betrekkelijk kleine dingen nu al een leveringstermijn van drie tot zes maanden. Het is jammer. Rond drie jaar werkloos geweest en nu we per week zoo veel verdienen, als we vroe ger per maand aan steun ontvingen, nu is er gèen materiaal." Een ambtenaar: „Ik kan u een aardige bijzonderheid mee- deelen. Ik heb het niet uit de zooveelste hand, maar spreek uit persoonlijke ervaring. De „Reichsnahrstand" had besloten om den minister van Landbouw, Walther Darré, in zijn hoedanig heid van Rijksboerenleider "op den „Reichs- bauerntag" van Goslar een maarschalksstaf te overhandigen. Een kunstenaar had opdracht gekregen om een ontwerp in te dienen, en toen dit was goedgekeurd, zond men het door naar een juwelier met de opdracht, een zilveren maarschalksstaf te maken. De juwelier rekende uit, dat hij zeven kilo zilver noodig had en vroeg den „Reichsnahrstand", bij de Reichsbank te willen aanvragen, of hem dit materiaal ter be schikking kon worden gesteld. De „Reichsnahr stand" geloofde aanvankelijk niet, dat ook hij zoo'n „Genehmigung" noodig had, doch toen bleek, dat dit wel het geval was, ging er een formeel briefje naar de „Überwachungsstelle" voor edele metalen. En wie denkt u dat er ant woordde? Dr. Schacht persoonlijk! Hij stelde één kilo zilver ter beschikking!" Een fabrikant: „Een mooi zaakje heb ik aan de hand. Een zakenvriend van me, fabrikant in Beieren, vraagt me, of ik hem aan een hoeveelheid alu minium helpen kan. Ik heb zelf ook niets in voorraad, maar weet toevallig een aardig koopje op den kop te tikken en biedt hem dat aan. Hij wil het graag hebben en de zaak wordt dus be klonken. Nu is het aluminium, dat ik gekocht heb, echter geen ruw materiaal, maar een groot pakhuis vol bordjes, kopjes, schoteltjes en an deren rommel, zooals men indertijd alles van aluminium probeerde te maken. Ik bel dus een andere relatie op en vraag of hij den heelen boel maar weg wil halen en smelten. Graag, zegt hij, maar waar heb jij een smeltvergunning van daan? Smeltvergunning? Nooit van gehoord! Hij heeft echter gelijk. Er bestaat werkelijk eën smeltvergunning en opdat het toezicht op onzen metaalvoorraad zoo streng mogelijk zij, wordt die vergunning eenvoudig niet verleend. Maar wat moet ik nu begiitnen met mijn aluminium? Mijn vriend in Beieren heeft het noodig, ik heb plechtig verklaard, het hem te zullen leveren, maar als ik het weg stuur zooals het is, dan heb ik een heelen goederentrein noodig en dat kost veel en veel meer dan de heele rataplan waard is!" Een aannemer: „Wat een mensch toch beleven kan. Ik ben voor een paar dagen in Oost-Pruisen, ontmoet een ouden kennis, die daar prachtig mooi werk heeft een heel nieuw soort betonconstructie en die my natuurlijk uitnoodigt om eens te ko men kijken. Ik doe dat graag. Hij vertelt mij nog terloops, dat hij in opdracht van het leger werkt, maar zelf niet weet, wat hij eigenlijk bouwt, en daar blijft het voorloopig bij. Een dag later zitten wij in ons hotel en drinken een glas wijn met een of anderen hoogen oome uit Berlijn, die inspecteur was van het ministerie of zoo. Zoo onschuldig als een lam, vertel ik, wat ik gezien had. De man geeft niet eens ant woord en vraagt mijn ouden vriend, of hij mij misschien had rondgeleid. Mijn vriend zegt na- tuuriyk ja. En wat denkt u, dat die inspecteur zegt? Ik zou daar maar geen gewoonte van maken, als ik u was. U weet misschien, dat in dergeiyke gevallen geen enkele andere rechtbank competent is dan het „Volksgericht". En het „Volksgericht" legt gewoonlijk voor alle soorten van landverraad de.... doodstraf op." Toen de Republiek der Nederlanden in onze glorierijke zeventiende eeuw een eerste plaats innam in de ry der Europeesche Staten, werd de voorspoed van ons land ons vooral door Engeland benüd. Een der klein geestige gevolgen daarvan was een neiging bij de Engelschen om Holland belachelijk te maken, en in een minder gunstig daglicht te stellen. In een uitgebreid Engelsch woordenboek zal men onder „Dutch" tal van zegswijzen en uit drukkingen vinden, die meestal dagteekenen uit le zeventiende eeuw en getuigen van genoemde gestemdheid der Engelschen. Wel dient er rekening mee te worden gehou den, dat door een geograpische woordverwarring „Dutch" vooral bij vroegere schrijvers dikwyis het thans daarvan gescheiden begrip „Duitsch" uitdrukt. De ongunstige beteekenis behoeft dus niet altijd op Holland en de Hollanders te slaan. Zoo komt in Shakespeare het woord „Dutch" herhaaldelijk voor, waarby echter uit het ver band blijkt, dat er mee bedoeld wil zijn, wat volgens het hedendaagsche gebruik door Ger maan wordt aangegeven. Een van de hoofdfouten van het Nederland- sche volkskarakter, waar Engelsche schryvers uit de zeventiende eeuw en ook uit de acht tiende eeuw satyriek telkens weer op terugko men, is de onmatigheid in het gebruik van ster ken drank. Natuuriyk met de noodige overdry- Is. Israels: De Processie ving. Een voorbeeld is de uitdrukking „Dutch courage", „Hollandsche moed", voor jenever, alsof deze de eenige stimulans was voor de Hol landsche dapperheid, waarmee de Engelschen tot hun nadeel meermalen en ruimschoots ge legenheid hadden kennis te maken. Zoo spreekt Dickens in „Onze wederzijdsche vriend" van „die vierkante, dikke flesschen, met korte hal zen, waarin de Hollander, zooals het heette, zyn moed zou bewaren". En onder „een Hol- landsch feest", (a Dutch feast) wordt verstaan een maaltijd, waarbij de gastheer zelf het eerst onder de tafel ligt. Het flegma, dat den Hollanders volgens de Engelschen in hooge mate eigen is, wordt ge- illustreerd door de uitdrukking „Hollandsche troost: gelukkig dat het niet erger is" (Dutch consolation). Addison verhaalt daarvan den oorsprong: „Ik ben altijd bijzonder ingenomen", zegt hij, „met het verhaal van dien goeden Hol lander, die, toen hij by een val uit den grooten mast zijn been brak, uitriep, dat het een groote troost was, dat hy zyn hals niet gebroken had." Een andere grief tegen de Hollanders is ge brek aan kunstsmaak, platheid en ruwe ma nieren, plus een kruideniersachtige gezindheid, wat alle hoogere aspiratie bij hen uitsluit. Zoo is een Hollandsch concert (Duch concert) een muziekuitvoering, waarby ieder op eigen houtje speelt. En Churchil, een hekeldichter uit de acht tiende eeuw, zegt, dat het genie onafhankelijk is van zijn kring en dat het ook onder ongun stige omstandigheden zich een weg weet te ba nen. Hy zet zyn betoog klem by door te be sluiten: „Wellicht zal 't eens zelfs in Holland verrijzen!" Isaac D'Israëli, de schrijver van de „Curiosi ties of Literature", die verscheidene jaren in Holland doorbracht en aan de Leidsche Hooge - school studeerde hij kon dus beter weten) zegt in genoemd werk: „Vondel heeft een vreemden zeer ongelukkigen smaak: de dichter kende geen enkel Grieksch origineel, maar schreef over de een of andere nationale stof, de zekerste weg om toejuiching te oogsten. In den Lucifer wordt het onderwerp op de ruwste wijze geprofaneerd, doordat deze trotsche gevallen engel verliefd wordt op Eva en om harentwille de booze enge len tot opstand aanzet"(!) Voorts zegt D'Israëli: „Ik geloof, dat het van algemeene bekendheid is, dat de acteurs op het Hollandsche tooneel gewoonlyk handwerklieden zyn, die tegen den aanvang der voorstelling hun schootsvel afwerpen. Dit was zoo, toen ik veertig jaar geleden in Holland woonde. Hun blijspelen zyn walglijk door de ruwheid hun ner komische tooneelen. Ik heb twee hunner be roemde treurspelen gezien. Een daarvan was Gijsbrecht van Amsterdam, een krygsman, die gedurende de burgeroorlogen door zyn helden moed deze stad redded). Na een vreeselijke slachting blijven ovèrwinnaars en overwonnenen gedurende tien minuten op het tooneel zwygend en onbeweeglyk in de houding staan, waarin zij waren gevallen en dit pantomimisch pathos wordt door het publiek met luide goedkeuring ontvangen." En verder: „De Hollandsche dich ter KatzO) heeft een gedicht geschreven over „Kinderspelen", waarin aan alle spelen een zedekundige uitlegging wordt gegeven: ik ver moed, dat 's dichters smaak zoowel als zyn on derwerp kinderachtig is. Wanneer een natie niets heeft voortgebracht, dat zich boven net middelmatige verheft, dan geldt by haar één zekere middelmatigheid voor voortreffelijkheid, terwijl aan den anderen kant haar meester stukken een volk, dat een hoogere beschaving verworven heeft, slechts gebrekkig schooljon- genswerk toeschynen." Onze taal werd gaarne gebruikt om aardig heden te debiteeren. Double Dutch is brabbel taal, koeterwaalsch, ook taal van een beschon- kene als zyn tong dubbel slaat. De Engelsch- man zegt „dat is Hollandsch voor mij," waar wij zeggen, „dat is voor mij Arabisch." Baby- Dutch is de alleen voor de huisgenooten ver staanbare taal van een kind, dat pas leert pra ten. Het sterkst komt die vroegere antipathie tot uiting in de spreekwyze: „Ik ben een Hol lander als ik het niet doe," „I am a Dutchman if I don 't). Hollander is dan zoo ongeveer synoniem met schurk.... De zoon van millionnair Morrison was ontvoerd. De geheime dienst verwonderde er zich in het geheel niet over. In den loop der jaren raakt men aan ontvoeringsge- vallen even gewend als aan andere soorten diefstal en afpersing. De grootste moeilijkheden had natuurlijk de betrokkene, doch ditmaal moest toch inspec teur Norman zijn uiterste best doen om den beroofden millionnair Morrison gerust te stellen en vooral vertrouwen in te boezemen voor de bekwaamheid van den geheimen dienst. Detective Selby werd met de oplossing, en eventueel ontmaskering, van het geval belast. Inspecteur Norman vond het bovendien noodig Selby mee te deelen: „Ik heb juist jou geko zen, Selby, omdat ik je vertrouwen kan. Om meerdere redenen dient deze zaak te worden opgehelderd. Kom dus niet terug, vóór je ge slaagd bent." Selby voelde zich vereerd, doch weinig in genomen met het geval, dat moest worden opgelost. Hij arriveerde aan de villa van Morrison en overzag de situatie: Alles lamenteerde en jam merde, nieuwsgierigen verdrongen zich tot in het park om het huis, het plaatselyk hoofd der politie was verontwaardigd, dat hij „het geval" uit handen moest geven en er volgden slechts traag de noodige inlichtingen. Tegen het einde van den eersten dag had Selby zyn noodzakelyke verhooren afgenomen en op zijn gemak recapituleerde hy in zijn kamer de verzamelde gegevens. In afwezigheid van Morrison waren twee heeren per auto gekomen, die de bedienden volkomen hadden verrast. Met duidelijke be wijzen van ervaring hadden zij den kleinen Thomas uit zijn bedje gelicht, zonder dat de moeder er ook maar iets van had bemerkt. In razende vaart waren ze weggereden. In nauwe lijks tien minuten waren zij gekomen en ver dwenen. Dan hadden de bedienden de moeder, de politie en tenslotte ook Morrison gewaar schuwd. Den volgenden dag had de millionnair den brief ontvangen, om 10.000 dollar losgelo te zenden. Morrison zou aan dien eisch reeds voldaan hebben, wanneer niet de politie, die zich tot zijn verontwaardiging met het geval had be moeid, hem de inwilliging van den eisch zonder meer op dat moment had verboden. Overigens was Morrison de lastigste hinderpaal in de heele geschiedenis, want hij vreesde dat de bemoeiingen van politie of geheimen dienst slechts zouden leiden tot een moord op zijn eenigen zoon. Selby kwam tot de conclusie, dat de politie in ieder geval een wijzen maatregel had geno men, door een verbod om het geld te sturen. Vervolgens constateerde Selby, dat het noodig zou zijn al zijn gezag by Morrison te laten gelden en tenslotte dat hij het verstandigst deed deze uitvoering als één uit de serie te behandelen en niet als iets buitengewóóns. De behandeling van het geval door de bandieten zelf wees immers op gewoonte-werk, het beste ïesultaat zou waarschynlijk bereikt worden met eenvoudige middelen. Den volgenden morgen liet Selby door poli tie de terreinen afzetten en had zelf een lang durig onderhoud met Morrison. Na een paar uur slaagde hij erin een brief geschreven te krijgen, waarin aan de bandieten werd mede gedeeld, dat geen losgeld zou worden betaald, daar de zoon van Morrison in het geheel niet was ontvoerd, doch de dieven den zoon van der- tuinman hadden meegenomen. Selby had namelyk ontdekt, dat het zoontje van den tuinman even oud was en vrijwel de zelfde figuur had als de kleine Thomas Morri son. Selby was daardoor op een heel merkwaar dig idee gekomen. In den brief aan de ont voerders liet hij daarom voorgeven, dat de „In orde", zeiden Piet en Drein. De meneer verliet de cabine De uitvinding deed het prachtig. De kast vloog dwars over Meteen had hij nog een paar knopjes omgedraaid. Maar nu en daar gingen Piet en Drein naar hartelust met de knoppen Algiers en de Middellandsche Zee naar Frankryk. „Ziezoo", zei V'°°K 1 toest>el nie^ meel recht vooruit, maar ïecht omhoo. „Mooi", zei Piet nydig, „zoo zullen we gauw pp de maan zit- aan 't knoeien. Weldra stond de heele boel te trillen en even Piet, „zoo zullen we gauw thuis zijn. Laten we eens kyken of met de radio noodseinen te geven, later steeg de vllegkist omhoog. ie nog harder kan vliegen." Maan dat gaf natuuriyk niets. kleine Morrison veel samenspeelde met het zoontje van den tuinman en dan 's avonds, als het wat later werd, in de villa mocht blijven slapen. De bewaking der politie was ingesteld om mogelijk de daders te kunnen ontdekken, doch in geen geval dacht Morrison er over om duizenden dollars te betalen voor een kind, dat niet het zyne was. Selby was overtuigd, dat een zoo eenvoudig middel, goed uitgevoerd, probaat moest helpen. Wanneer de bandieten eenmaal geloofden in een vergissing, zouden zij den kleine niet meer tot hun last willen hebben zelfs en, „gewoonte getrouw", tot een volgende ontvoering over gaan. Tegen den middag had Selby het zoover ge kregen, dat de heer en mevrouw Morrison, na dat de politie-bezetting was opgeheven, met den kleine van den tuinman, in de kleeren van Thomas Morrison gestoken, zich op het balcon der villa vertoonden en zich door de nieuws gierigen lieten toejuichen. De i politie had han- van de vergissing der bandieten l rondgestrooid en Selby begaf zich vol vertrouwen met zijn brief op weg naar het door de ontvoerders aangeduide punt. Geen vijf minuten zelfs behoefde Selby te wachten. Een motorrijder stopte, vroeg of hij door Morrison was gezonden en Selby gaf hem, terwijl hij zich bedwingen moest op den kerel niet zijn bokskunst te demonstreeren, den brief over. Zonder overhaasting reed de vreemde koerier weg. Selby noteerde voor alle zekerheid ziin nummer en keerde terug naar de villa. Voor hem was het nog slechts een kwestie van wachten en geduld geworden. Twee dagen later vernam Selby dat het mo tornummer er een was van den geheimen dienst, maar er kwam ook een dreigbrief voor Morrison. De millionnair was wanhopig en het kostte Selby al zijn talenten Morrison te over tuigen dat zijn methode veilig was en de ge- wenschte oplossing moest brengen. Want Mor rison nam aan, dat de bandieten geloofden dat zy bedrogen werden en voor het laatst hun eisch stelden. Doch hij begreep ook het argu ment van Selby, dat het sturen van het geld slechts als resultaat zou hebben, dat steeds meer geld geëischt zou worden en hij zijn zoon evenmin zou terugbekomen. Selby gaf zichzelf maar een geringe kans doch hij forceerde de belofte, dat Morrison geen enkel antwoord meer zou geven. De millionnair hield woord en Selby kreeg zijn kans. Hij had zich niet vergist; het bleek dat hy de zaak psychologisch juist had gezien. Toen de bandieten niets meer vernamen en hun dreigementen zonder resultaat bleven, gin gen ze den brief en het loopende nieuws geloof schenken. Bijna veertien dagen na de ontvoering hield een auto voor de villa van Morrison stil. De inzittende dame en heer hadden een-jongetje meegebracht, dat huilend midden op den weg stond, een half uur gaans van de villa. Om zyn hals hing een briefje: „Eigendom van Morri son, multimillionnair." Detective Selby werd korten tijd later tot inspecteur bevorderd. TAALGEBRUIK, door M. Men del. Uitg.: J. B. Wolters Groningen, Batavia. Dit werkje bevat ruim 100 Oefeningen voor leerlingen van Inrichtingen voor Voortgezet Onderwijs. Ze hebben volgens schr. het dub bele doel: verstaan en zelf zeggen. „By de be antwoording van de vragen gaat het niet in de eerste plaats om 't „weetje", maar om het .for muleeren van een goed antwoord, van een, dat „sluit" op de vraag." Genoemde oefeningen zyn inderdaad wel ge schikt om het „al doende leert men" naar schryvers wensch tot verwezenlijking te bren gen. „Opstellen laten maken" zegt de auteur in zijn voorbericht „is heel goed, maar een bezwaar hierby is, dat slechts een be paalde hoeveelheid taaleigen in gebruik komt." Hy wil dus met zijn opgaven bereiken, dat „het taai-gebruik de macht van de leerlingen over hun „zegging" versterkt." Alle opgaven zyn mooi, maar sommige num mers achten we voor Ulo-scholen wat te zwaar, zoodat we de uitgave, vooral omdat er nog een 2e deeltje ter perse ligt, gerust aan studeerenden voor een onderwys-diploma, en ten gebruike in enkele klassen van het M. O, kunnen aanbe velen. G. J. Het Katholicisme kan zyn goddehjke zending in deze wereld niet vol ledig ontplooien zonder Universi teiten. Het is daarom plicht van iederen katholiek zyn eigen Universiteit naar ver mogen te steunen. 63 Graye keek op. Het idee, dat al eerder by hem op was gekomen, kwam weer terug. „U bedoelt de Di Spadas!" riep hy uit. „Ik bedoel de Di Spadas! Alle drie. Waar- Bchynlyk zijn het Stefano en zyn vrouw ge weest, die Ottilia ontvoerd hebben; in dat geval is het zeker, dat ze heel goed wisten, waar Ottilia was, terwijl u naar haar moest zoeken. Allemaal redenen te meer, om hen zoo snel mogelijk op het spoor te komen. Laat mü nu naar het telegraafkantoor gaan, en zorg, dat u klaar bent om elk oogenblik uit Rome te kun nen vertrekken." „Maar uw onderzoek hier dan?" zei Graye. ,Met mijn onderzoek hier ben ik vanmorgen woeg al klaar gekomen. HOOFDSTUK IX VENDETTA? Gedurende de .wee volgende uren, was Graye getuige var, zijn metgezels vindingrijkheid en doortastendheid. Nadat eenmaal by hem vast stond, op welke wijze hy te werk zou gaan, Het Wirlescombe al heel gauw zien, hoeveel men kan doen als men eenmaal weet, wat er gedaan moet worden, en men niet od geld hoeft te kijken. De detective interviewde de voornaam ste politie-autoriteiten, hij huurde zich een be- roepstolk; hy rende in den snelsten auto, dien hij krygen kon, van de Prefectuur naar het station, en van het station naar het telegraaf kantoor, en verzond telegrammen naar alle richtingen, zonder op de kosten te letten, tot groote verwondering van de klerken. En ten slotte nam hij, den tolk zoolang vryaf gevend, zyn metgezel bij den arm, en voerde hem mee het telegraafkantoor uit, de zonnige straat op. „Ziezoo, dat is genoeg voor vanmorgen, dok ter," zei hij. „Laat ons nu eens een rustig restaurant opzoeken, midden in de stad. Ik krijg een leeg gevoel in myn Engelsche maag, na al dat werk op 'n kopje koffie en een broodje vanmorgen om half zeven. En ik had al heel wat gedaan, toen ik by u terugkwam." „In verband met Cafferata? Heet hy werke- lyk zoo?" vroeg Graye. „Inderdaad. Ik zal er u alles van vertellen, als we eerst maar eens onze lunch of ons ontbijt, of wat die kerels hier ook mogen be doelen met hun déjeuner, op hebben. Hier heb ben we iets, dat wel wat belooft. Lucht nu uw Italiaansch maar eens." In een rustig hoekje van het restaurant, dat ze waren binnengegaan, vertelde Wirlescombe, toen ze aan de sigaren en aan de koffie waren, wat hij dien morgen zooal had uitgevoerd. „Dat huis in de Via Nazionale een van die moderne straten daar in de buurt van het station waarvan ik het adres in dat notitie- „boekje, waar ik u over verteld heb, gevonden had. bleek beneden een winkelt ie te ziin. waar ze boeken, schrijfbehoeften en briefkaarten ver kochten. En van de verdieping daarboven wer den kamers verhuurd. De eigenaar van den „cartolinawinkel" was een vroolyk, gezellig man, die, als hy niet in een gewoon pak en in hemdsmouwen had rongeloopen, maar op een meer schilderachtige manier zou zyn uitgedost, er zou hebben uitgezien als een van die roovers, zooals je ze in opera's ziet, en hij bleek ook de man te zyn, die de kamers er boven ver huurde. Hy sprak vrij goed Fransch, en die taal, dokter, -spreek ik gelukkig als myn moedertaal. Het was al niet meer te vroeg om hem een kopje koffie en een sigaar te presenteeren in een klein ristoranti aan den overkant. En toen ik hem enkele dingen had uitgelegd, werd hy spraakzaam genoeg. Ja, hij herinnerde zich dien Cafferata nog heel goed. Hij had hem immers een tijdlang op kamers gehad. Wel een paar maanden lang, en al was het nu zeven jaar geleden, dat Carlo Cafferata voor 't laatst den voet bij hem over den drempel ge zet had, zoo herinnerde hy het zich nog, alsof het pas gisteren gebeurd was. En toen vertelde hij me, wat ik al lang vermoed had, en dat was, dokter, dat Carlo Cafferata een Corsicaan was." „Waarom vermoedde u dat?" vroeg Graye verwonderd. „Wacht maar. Dat vertel ik nog wel. Een Corsicaan dus. Hij was tenminste volgens mijn vriend van de cartolina recht van Ajaccio naar Rome gekomen, om er een paar rechten-colleges te loopen. Hij was iemand, die eenvoudig leefde en veel studeerde. Toen hy uit Rome on die fatale reis naar Londen ver trokken is, heeft hy een heelen stapel rechtsboe ken by zyn hospes in bewaring gegeven, en hem gezegd, dat hy over drie weken terug zou zyn. De huiseigenaar herkende ook het notitie boekje aan het vergulde handelsmerk van een boekwinkel op den Corso, daar om den hoek. Hij had er zoo een heele party op een uitver koop gekocht. Cafferata had er toen een van hem gekocht. Ik twyfel er nu niet meer aan, of de man, dien u op dien avond van den dikken mist bij Graffi gezien hebt, die bij Aldobrandini gelogeerd heeft, en dien wy in het leege huis dood hebben gevonden, was de student, waar van mijn vriend uit de cartolina me vertelde. Er valt niet aan te twyfelen! Ook is zeker, 'dat ze hem in dat leege huis gelokt, en daar ver moord hebben. En daarom had ik ook zoo'n idee, zoo'n vast idee, dat hy van Corsica kwam." „Ik ben niet erg vlug van begrip," zei Graye. „Ik zou wel eens iets meer willen weten over die Corsica-theorie. Hoe komt u daaraan, en wat heeft dat nu met de zaak uit te staan?" Wirlescombe glimlachte. „Het beetje, dat ik gelezen heb, dokter, gaat vóornamelyk over myn eigen vak. Daar heb ik een heel aardig bibliotheekje over, dat ik u op een of anderen keer nog wel eens zal laten zien. Nu heb ik myn hersens zitten pynigen met het verzinnen van allerlei motieven, die tot den moord van Cafferata geleid zouden hebben. En zoo schoot het me plotseling te binnen: kan het niet het resultaat van een vendetta geweest zyn?" „O," riep Graye uit. „Ik begryp, wat u be doelt. Maar ik weet niet veel over dergelijke vendetta's." „Dan laat me u de grondbeginselen daarvan eens uiteenzetten", zei Wirlescombe. „Ik vertel u natuuriyk alleen maar, wat ik uit de boeken weet. Het is voornamelyk de familieband, die typisch is voor de echte Corsicanen, en die hen, zelfs van hun naaste buren in de Middelland sche zee, volkomen doet verschillen. De eenige wet in Corsica is de ongeschreven wet, die be staat ten aanzien van de familie-eer. En geen andere wet heeft er ooit zoo krachtig gewerkt als deze. Laat een of ander familielid ook maar de minste beleediging worden aangedaan door een lid van een andere familie, dan ontstaat er onmiddeliyk een bloedveete tusschen de twee families, die haar invloed doet gelden tot by de verst verwijderde verwanten. Het vreeselyke nu van zoo'n bloedveete is, dat enkel en alleen de totale vernietiging van een van de beide fami lies ze kan uitwisschen. De oorspronkelyke par tyen mogen sterven, hun afstammelingen mogen sterven, geslacht na geslacht mag er over heen gaan: zoolang er nog maar van elk der beide families één afstammeling over is, blyft de bloedveete bestaan. En nu moet u in 't oog houden, dat het een plicht is, die als heilig wordt beschouwd. De Corsicaan, die uit lafheid iets, wat bij een Corsicaan niet denkbaar is of uit afkeer ervan, wat by hen beschouwd wordt als lafheid of uit medeiyden, of om welke reden ook, zich zou onthouden van wraak op den vijand of diens familie wordt aangekeken met een af schuw en een verachting, waarvan wy ons geen denkbeeld kunnen vormen. Kortom, de ware Corsicaan moet altijd paraat zijn, hetzij om aan te vallen, hetzij om zich te verdedigen. Al was u een neef, zestien graden verwyderd van den man, die iemand van een andere fami lie een beleediging had aangedaan, dan nog zou zelfs het verstverwijderde lid van de familie u zoo maar a bout portant hebben moeten dood schieten, als hy zich zou houden aan de onge schreven wet: de Vendetta. Ik heb zelfs gelezen van gevallen, besloot de detective, waar van twee bloeiende, wydvertakte families, nog maar een afstammeling van ieder was overgebleven, en het tenslotte den een gelukte het laatst overgebleven lid van het andere geslacht te dooden, voor hy zelf door hem vermoord werd." „En u denkt, dat de moord op Cafferata ook het gevolg kan zijn van zoo'n vendetta?" vroeg Graye. „Alle omstandigheden in aanmerking geno men, ja. Hy was voorzoover wy weten, een vreedzame, vlijtige jongeman, die rustig leefde. En ook in Londen leefde hy gedurende het tijdje, dat hij by Aldobrandini logeerde, zeer sober. En dan wordt hij plotseling vermoord gevonden onder omstandigheden, die er op wijzen, dat hij in dat leege huis gelokt is. want waarom zou hy daar anders naar toe zijn ge gaan? Ja, ik geloof inderdaad, dat een Ven detta alles zou verklaren. Maar om er alles van te weten te komen, zouden we naar Corsica over moeten steken. En 't zou me niets verwon deren, als ook de moord op Marco Graffi het gevolg was geweest van zoo'n vendetta." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 2