MOED VERLOREN AL VERLOREN Schaakrubriek NIE UWJAARS- JULIANA- n Eigenaardige „bibliotheek" PUDDING OVERPEINZINCEN VAN ONZE ADVERTEERDERS ZONDAG 3 JANUARI 1937 Een op mislukking ingestelde geestestoestand Een bloeiende Kerstboom Oranje-puddinkjes Wasschen van wollen jumpers BRABANTSCHE BRIEVEN Manjefiek begonnen, slonzig geëindigd i De beide laatste Decemberdagen voleindigden de vierlingen der familie Zimmerlein uit Küps in Oberfranken hun eerste levensjaar. Twee der kinderen werden 30 December geboren, terwijl de andere twee pas den volgenden dag ter wereld kwamen. Hier zitten de vierlingen in hun stoeltjes, vervaardigd door hun vader Ziehier een fout, waarin vele zakenlieden vervallen. Ze zitten bij de pakken neer. Het is te begrijpen, doch niet goed te pra ten. Meer dan ooit is thans het' zakenleven moeilijk en zwaar, vooral voor den midden stand. Alle oorzaken van mislukkingen wil men liefst aan den crisis-kapstok hangen. Dat gaat echter niet. „Moed verloren, al verloren." De juistheid hiervan zien we dagelijks om ons heen. Soms in eigen kring. Een moedeloos mensch gevoelt zich klein en ziet dientengevolge al zijn moei lijkheden als bergen. Wanneer hij wat aanpakken wil, denkt hij tegelijkertijd aan mislukking. Hij ziet naar an dere mislukkingen, inplaats dat hij succesvolle collega's gadeslaat. Eenigen tijd geleden heeft een toonaangevend buitenlandsch blad op economisch en financieel gebied, een onderzoek ingesteld naar de oor zaken van eenige honderden faillissementen. Men kwam tot de ontdekking, dat bij 21 pro cent der gevallen de oorzaken waren gelegen in toestanden, waartegen de failliet zelf mach teloos had gestaan. B.v. ziekte, achteruitgang van een woonstreek, kortom toestanden bui- te n de zaak. Doch bij 69 procent der onder zochte zaken moest men constateeren dat de oorzaken, die tot mislukking hadden geleid, te vinden waren in de zaak of bij den leider zelf. B.v. gebrek aan aanpassing aan de veranderde toestanden, verouderd zaken-systeem, onoor deelkundig beheer der zaak, gebrek aan finan cieel overzicht, enz. Het spreekt vanzelf dat zij, die de oorzaak van mislukking bij zich zelf moeten zoeken, hiervoor meestal terugschrikken. De hand in eigen boezem steken is voor velen een onbe kende handeling. Om deze reden zoekt men de oorzaak van mislukking liever elders. Men slaagt tegen woordig vrijwel vlug bij 't zoeken naar zonden- bokken. Heeft men zoo'n dier te pakken, dan is men klaar met een reden voor mislukken. Men heft klaagzangen aan in velerlei toon en de litanie bestaat meesttijds uit het volgende: „Als de tijd maar beter was." „Als het weer maar beter was." „Als de lasten maar niet zoo hoog waren." „Als we maar een andere regeering hadden." „Als er maar meer geld onder de menschen Was," kortom allemaal oorzaken, waaraan Weinig of niets te veranderen valt. Hierop staart men zich blind. Het gevolg is, dat verkeerde toestanden in de zaak, waarover men macht heeft deze te verbeteren, blijven bestaan en voortgaan met de zaak te onder mijnen. Zulk een op mislukking ingestelde geestes toestand moet wel tot mislukking leiden. Dit zijn ook meestal menschen, die roepen om een Veraart, die met papiersnippers uit een vlieg machine op „economisch" gebied mooi weer be weert te kunnen maken, z.g. met kunst en vliegwerk. Ford schrijft zijn succes toe aan het feit, dat hij steeds aan de fabricage van millioenen auto's dacht, terwijl zijn concurrenten slechts aan duizenden dachten. Toen de gebroeders Philips met de fabricage van gloeilampen begonnen, was tegelijkertijd hun intentie, deze in alle landen der wereld te verkoopen. Stel hiertegenover eens de, in middenstands kringen opgeld doende meening „ik kan toch biet iedereen bedienen." Waarom niet getracht dit doel te bereiken? Wellicht bereikt men dan driekwart. Doch de man, die zich instelt op de helft, zal nooit ec te nimmer driekwart als zijn deel bekomen. Wanneer men denkt: „och, zoo groot zal mijn zaak toch nooit worden," wordt deze ook hooit zoo groot. Onze innerlijke gedachten worden vaak be waarheid en wat ons onderbewustzijn gelooft. Volgen wij menschen maar al te vaak op. De Wilskracht is ondergeschikt aan dat bewustzijn. Als bewijs diene het voorbeeld met een plank Vraag iemand of hij over een plank wil loo- Pen, die over de straat is gelegd. Hij bedenkt zich niet en stapt er rustig over heen. Legt men dezelfde plank tusschen twee dakgoten, 20 meter hoog, dan zal hij u bedanken. Zijn onderbewustzijn heeft hem wijsgemaakt, dat het gevaarlijk is om zoo hoog over een plank te loopen. Daarom doet hij het niet. Wordt hij er toe gedwongen, dan valt hij er af, want zijn geestestoestand is op mislukking ingesteld. Men kan zichzelf heel gemakkelijk wijs maken, dat dit of dat niet kan, doch ook het omgekeerde is waar. Wanneer er een kerktoren gebouwd moet worden geschiedt dit door menschen, die zich hebben" ingedacht, dat zij evengoed hoog in de lucht als laag bij den grond over een plank kunnen loopen. Zij doen het zonder te vallen. J. OKHUISEN. geven, dan zullen we eerlijk moeten beken nen, vaak gefaald te hebben en we weten dat we in het nieuwe jaar óók zullen falen dat is nu eenmaal menschelijk. We heb ben allemaal onze eigen fouten gemaakt, de eene dit, de andere dat. Maar ondanks het weten dat we ook dit jaar vergissingen zullen begaan, waar we ons het vorige jaar ook aan achuldig maakten, ondanks dat hopen en gelooven we toch, met Gods hulp een beter mensch te worden. Want het nieuwe jaar heeft een nieuwe kracht in ons geboren doen worden, een nieuw zelfvertrouwen. En dan hebben we ook den moed om tegen ons zelf te zeggen: „Nu moet je voortaan zóó doen en dat zou je beter kunnen laten." Dat is het, wat het nieuwe jaar in ons oproept: een hernieuwde kracht om te strij den tegen onze fouten en gebreken. Her nieuwd, want we vonden het in het oude jaar ook niet altijd goed, wanneer we iets zus of zoo deden, of iets nalieten, wat had moeten gebeuren. Maar het is, alsof we van binnen wel eens wat minder actief en een beetje slaperig worden en dan is het alsof het nieuwe jaar ons eens even wakker schudt, zoodat we frisscher tegenover ons zelf en onze om geving staan. Dan borrelt er een nieuwe activiteit, een lust tot aanpakken in ons op, die het oude jaar niet van ons kende en die het nieuwe jaar ja, als het nieuwe jaar zou kunnen praten een „goed zoo" zou ontlokken. Ook ik wensch U allen nog van harte een „Zalig Nieuwjaar". MARIJE In Noord-Brazilië groeit een boom, dien de Duitschers, die daar wonen, den levenden Kerst boom genoemd hebben, omdat hij juist om streeks Kerstmis ieder jaar in bloei staat en er uitziet, alsof hij volzit met schitterende roede kaarsen. De boom, die oorspronkelijk uit Madagascar komt, een vlamaccacia, ziet er nu echter niet erg uit als 'n kerstboom, omdat de stand van zijn takken hem het uiterlijk van een uitgespannen scherm geeft. Toch, wanneer hij begint te bloeien, en de boom als het ware met roode kaarsen bezaaid is, doet het zien ervan onwillekeurig denken aan een heel mooi ver sierden kerstboom. Alle correspondentie betreffende deze rubriek, gelieve men te zenden aan Jos. Duvergé, Korte Prinsengracht 55, Amsterdam. PROBLEEM No. 73 A. J. Deutekom te Schagen Eerste publicatie abcdefgh Wit geeft mat in twee zetten PROBLEEM No. 74 G. H. Drese te Slochteren Eervolle vermelding „Die Schwalbe" 1934 abcdefgh Wit geeft mat in twee zetten Oplossingen gelieve men voor den 15en Januari in te zenden. A GENIUS OF THE TWO-M.OVER Onder bovenstaan den titel zond Alain C. White aan zijn talrijke vrienden zijn 32ste en helaas! laatste jaarboek van „The Christmas Series". Het fraaie boekwerkje is ditmaal gewijd aan den bekenden Engelschen probleemcomponist C. Mansfield, van wien ruim honderd tweezet- ten met korte analyses, in chronologische volg orde zijn opgenomen. De vele vrienden die White in alle wereld- deelen heeft, zullen op de volgende Kerst, feesten zeer noode de aardige attenties van den Amerikaanschen componist-publicist-classi- ficator missen. JAARBOEK 1936 VAN DEN NED BOND VAN PROBLEEMVRIENDEN Aan de leden van den N. B. v. P. V. is het jaarboek 1936 toegezonden. Wegens het eerste lustrum van den bond, is het kloeke jaarboek ditmaal in galagewaad gestoken. Behalve de gewone verslagen, ledenlijst enz. bevat het boek van verschillende medewerkers artikelen, met veel diagrammen versierd. Het artikel van Nanning: „Wetenschap of Kunst" heeft ons zeer geboeid. CORRESPONDENTIE Dankend voor de vele gelukwenschen voor Kerstmis, wenschen wij onzen lezers weder- keerig een zalig Kerstfeest toe. Door omstan. digheden waaraan wij geen schuld hebben, bleef onze gelukwensch in de vorige rubriek achterwege. Mej. A. B. S. te S. Voor het probleem no. 64 worden de sleutelzetten Pb3 en Kb4 beide weerlegd door d7xc6. OPLOSSINGEN Van probleem no. 67 (J. P. Coppens te Am sterdam) 1. Pg5 dreigt 2. Te4 mat. Zwarte in terferentie door Rf5 en zwarte blokkeering door Rd5. Van probleem no. 68 (A. Ellerman) 1. Dc6 dreigt 2. Da4 mat. De thematische varianten zijn: 1Dc5, 2. Pc4 mat Dc3, 2. Pb5 mat Zwart pent tweemaal het mat dreigende stuk, waarop door een stuk dat door de parade ont- pend is, tweemaal een andere matzet volgt. Een thema dat technisch hooge eischen stelt. Het nieuwe jaar is pas begonnen en dat begin is voor alle menschen anders hoewel het één groote overeenkomst heeft voor iedereen, n.l. dat het, gelijk de hoorn des overvloeds, gevuld is met goede voornemens. We hebben feestdagen en Zondagen als heele series ernstige en vroolijke dagen doorleefd, druk en roezig, maar verster kend en verfrisschend, omdat het den ge wonen gang van zaken eens zoo radicaal onderbreekt. We hebben het druk gehad met het ont vangen van logé's, vrienden en kennissen, we zijn zelf uit geweest en er scheen geen einde aan al die feestelijke dagen te komen maar nu is het er toch en Moeder overpeinst, dat ze het nu wel eens met het eten héél makkelijk zal nemen, want er is zoo verschrikkelijk veel te doen in het huis houden, en bovendien ze hebben dagen lang extra lekkere hapjes gehad, dus een beetje eenvoud is wel goed. Dan bedenkt ze, dat daar een akelig dikke naaimand op haar staat te wachten met verstelgoed, dat is blijven liggen en een dito hoeveelheid strijkgoed, dat ook al wachten moest. Maar het is niet zoo heel erg, want in het nieuwe jaar schijn je altijd met meer moed en opgewektheid de dingen aan te zien. Een nieuw jaar is een nieuw begin een schoon blaadje van het levensboek dat is iets, wat een mensch hoopvol stemt. Je kunt immers nooit weten, wat er op geschreven zal worden? Het kunnen ver velende dingen zijn, maar ook prettige en zelf zijn we zóó vol goede plannen, dat we ons niet uit het veld laten slaan door een dikke naaimand, noch door een stapel strijkgoed. Maar dat is lang niet alles, wat Moeder de vrouw allemaal voor extra's te doen heeft. Daar is ook nog een keuken, waarin gebakken en gebraden werd, waar zoo hard in gewerkt is, dat ze absoluut een goede beurt moet hebben. En dan de logeerkamer, die gebruikt is och ja eigenlijk moet alles eens eventjes flink onder handen genomen worden, want goed beschouwd is er de laatste dagen maar met den Franschen slag gewerkt. Als moeder zich dat allemaal bedenkt, moet ze haast even zuchten, maar ze doet het niet, want het nieuwe jaar werpt onmiskenbaar een bemoedigend schijnsel op alle dingen, waar door ze minder erg lijken. En dan is er ook nog wat anders, waar door alles in een nieuw licht komt te staan: dat is het goede voornemen. Als we de balans van het afgeloopen jaar opmaken, dan vragen we ons altijd af of we datgene, wat we hadden moeten doen, wel gedaan hébben. En dan vraagt iedere moeder zich af, of ze wel een goede moeder en een goede vrouw is geweest. En als we ons rekenschap van ons zelf Kleinigheden zijn het vaak, die aan een toiletje cachet geven. De hier afgebeelde vesten zien er zeer verschillend uit, doch zijn van hetzelfde materiaal, n.l. peau de pêche, vervaardigd. Nummer 1 is donker blauw met rood bandfluweel in ruiten er op gewerkt; daaronder: voorpanden geheel geborduurd met 'n platten 'steek; daarnaast: korte bolero met galon of soutache bestikt, bijpassende hand schoenen. De ceintuur is van wildleder, bestikt met band in een contrasteerende kleur. Rechts boven: garnituur van grijs persianer of Indisch lam, waarvan de mof tevens als tasch gebruikt kan worden Voor dezen smakelijken pudding maken we, naast den onmisbaren room en de suiker- bestanddeelen, gebruik van sinaasappelen, van ouds „appeltjes van oranje" genoemd, die er juist in deze nationale feestweken zoo'n toe passelijk tintje aan geven. Om den slagroom- pudding niet te „zwaar" te maken, wordt stijf- geslagen eiwit gebruikt. Men zorge ervoor niet alle eiwit te kloppen, omdat men een weinig er van noodig heeft om den vorm om te spoelen, teneinde aankleven van den pudding te voorko men: bij dezen schuimigen pudding is omspoe len met water niet voldoende. Beschikt men niet over een zeer koude plaats om den pudding stijf te laten worden, dan moet deze een dag te voren gemaakt worden. Men heeft voor dezen pudding (voor 4 perso nen) noodig: y% L. slagroom, 1 citroen; 2 eiwitten, 125 gram suiker (8 afgestreken eet lepels) 5 sinaasappelen, 12 gram gelatine (hiervan 1 blaadje roode, verder witte). Pers de vruchten uit. Smeer den puddingvorm in met wat ongeklopt eiwit en zet hem omge keerd neer. Los in een deel van het vruchten sap, op het vuur, de suiker en de, in koud water geweekte gelatine op. Klop slagroom en eiwit afzonderlijk stijf. Vermeng alles met elkaar en voeg ook wat geraspte sinaasappelschil toe. Laat de massa in een kom staan tot ze geleiachtig wordt: roer er af en toe voorzichtig in. Als het sap niet meer zakt, roer dan nog eenmaal alles goed door. (Meer scheppen dan roeren eigenlijk, cm diet schuim niet weg te maken)Doe nu de massa in den puddingvorm en laat den pudding verder stijf worden. Stort den pudding na eenige uren (mits hij zeer koud gestaan heeft) of den volgenden dag, op een glazen schotel. Garneer hem desge- wenscht met geslagen room en presenteer er vanillewafeltjes bij. Leg aan weerskanten een J. en B. van sinaasappelschil op een onder grond van donkergroen en op den rand van den schotel kleine reepjes citroenschil en tomaat of biet. Een variant op bovenstaand recept krijgt men door de sinaasappelhelften, nadat met een mesje zooveel mogelijk de velletjes zijn verwijderd, te vullen met de puddingmassa. Indien dan boven op een schijfje ananas en een kers of geconfijt rood vruchtje wordt gelegd, heeft men meteen de kleuren van Lippe-Detmold toegepast. Voor 68 wordt 1. Dd4 en 1. Dc4 weerlegd door Dc5t; 1. Rd 7 en 1. Kc6 door Dc3t; l.DxeS door Pxb3; 1. Pc3 door Dxc3t. GOEDE OPLOSSINGEN van 67 en 68 ontvangen van: W. G. Harmse, J. P. Coppens (auteur v. 67); AL.v.Item; J. J. J. Lauwers, J. B. Renckens, P. Versteeg, J. H. C. Homeijer, C. Hartog, C. J. v. Amesfoort Jr., W. J. C. Schouten, P. Wartenbergh en Chr. J. Brandjes te Amsterdam; W. J. Depla te Kort- rijk (België); Theo Verheggen te Thurles (Ier land) J. Moolhuijzen, J. P. Rietbergen. L. M. van Maaren, G. C. Jansen, J. B. van Dongen en P. J. Barenbrug te Arnhem; M. J. Mees te Amersfoort; F. C. Laas te Heiloo; G. F. Dea ling te Zwartemeer; N. de Boer te Maalbroek (L.); D. de Jong te Bussum; C. Ruëdisruëli te Santpoort; A. Trompetter te Ter Apel; Joh. H. Hejjstee te Hilversum; J. van de Rijdt te Eindhoven; J. G. H. B. te St. Nicolaasga; W. Hoekstra te Haarlem; C. E. Koopman en H. G. Koopman te Den Helder; P. Andriesma te Heerlen; D. Janse te Bloemendaal; J. C. No bels te Baam; Nic. van der Poel te Lisse; R. Wesseiing te Ouderkerk a. d. A.; P. Thomas te Aalsmeer; N. P. A. Velzeboer, Theologicum te Warmond; P. Weijers te Bergen, N.H.; J. Adrichem te Heemskerk. Van 67; G. Th. J. Steverink te A'dam; Pastoor Ratté te Groote- broek; A. Kuypers te Soesterberg; Jac. van Heerewaarde te Den Burg (Texel)J. W. Kla- wer te Arnhem; Jeroen Warmerdam te Heem stede; mejuffrouw A. B. Spijker te Soest. PARTIJ UIT DE SIMULTAANSEANCE IN DEN HAAG VAN FINE Siciliaansche partij Wit: Fine Zwart: K. Nieukerke 1. e2e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, PbS—c6; 3. d2— d4, c5xd44. Pf3xd4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, d7— d6; 6. Rfle2, e7—e6; 7. 0—0, Rf8—e7; 8. Rel e3, 0—0; 9. f2f3a7a6; 10. a2—a4, Rc8— d7; 11. Ddld2, Dd8—c7; 12. Tal—dl, Rc6— a5; 13. Dd2—el, Ta8—c8; 14. Re2—f3, Pa5— c4; 15. Re3—cl, e6—e5; 16. Pd4—e2, Dc7—b6t 17. Kglhl, Pc4xb2. Zie diagram. Stand na den 17en zet van zwart abcdefgh 18. f4xe5. Een mooie weerlegging van den niet onaardigen aanval van zwart. 18d6xe5; 19. Tdlxd7, Re7b4; 20. Rclxb2, Pf6xd7; 21. Rf3—g4, Tc8d8; 22. Del—cl, Pd7—f6; 23. Rg4f3, Db6c5; 24. Pc3—d5, Pf6xd5; 25. e4x d5, f7f5; 26. Rb2xe5, en zwart gaf de partij op. Gebruik voor het wasschen van een wollen jumper nooit heet water, doch ook geen geheel koud water. Maak een Lux-sop, door in een hoeveelheid water, iets warmer dan zomertemperatuur, de benoodigde hoeveelheid Lux te strooien (verhouding 1 eetlepel op 1 liter water). Klop hiervan een sop. Maak de jumper even nat in water van dezelfde temperatuur als het waschwater geven de kleuren erg af, voeg dan een scheut azijn aan het water toe (1 eierdopje op 2 liter water) en breng ze daarna in het sop. Houd de jumper altijd zoo vast, dat deze niet kan rekken, d.w.z. met beide handen; niet in 't sop op- en neerhalen. Pers het sop er flink door; hals en manchetten extra nazien. Naspoelen in water van dezelfde, totdat alle zeepdeelen verwijderd zijn. Mochten de kleuren gedurende de waschbehandeling af geven, wasch dan zoo vlug mogelijk en voeg aan het laatste spoelwater azijn toe. lieg de Jumper in den oorspronkelijken vorm neer op een drogen doek, rol ze hierin en pers met de handen zooveel mogelijk vocht uit het klee- dingstuk in den doek. Daarna legt men de jumper plat te drogen. Een goede manier om snel te drogen is een doek te leggen over twee drooglatten of boven op het droogrekje en op dezen doek de jumper neer te leggen, liefst op een tochtige plaats. Laat een wollen jumper nooit in de zon drogen; witte wol wordt geel en kleuren verschieten. Ook drogen bij de kachel is verkeerd, daar de wol dan stug en hard wordt. Aan den verkeerden kant luchtig strijken, wanneer geheel droog, met een matig warm ijzer. v jaar. 't Leste blad van T" den Grootboek 1936 wordt weer volgeschreven; den boek wordt af gesloten. En we maken balans. We blèren 'ns terug in dieën dikken boek, mee de 366 zware bladzijden, waarop geschre ven staat onze eigen historie 1936. En waaruit We kunnen trekken de winst- en verliesreke ning van de zaak-van-ons-zielement. om 'm dan 'n volgnommer op zijnen rug te geven, 't cijfer van onzen leeftijd en 'm te plaat sen op de plank, waar al 'n heele lange rij van soortgelijke boeken staat Tja! 't Is 'n eigenaardige „bibliotheek" zoo'n lange plank van zulke jaarboeken, 'n Zware bibliotheek van vergeelde en nieuwere folian ten, die er zoo kolossaal gewichtig uitzien en. allemaal samen zoo'n klein bietje saldo aan- geven. Als er.nog van saldo te praten is. Maar éen ding hebben ze allemaal gemeen, deus boeken. Ze zijn allemaal zoo mooi begon- henl Eiken nieuwen boek wierd aangevangen mee schoon gecalligrafeerde sierletters, lijk 1 Januari veul gebruikt worden. Hij wierd tel kens geopend, den blanken, den smetloozen boek mee 'n paar regels gouwen calligrafie, vastgeleed uit 'nen schoonen nieuwjaarspreek, uit 'n subliem verhaal of uit hooge gedachten! En telkens weer, wierd dieën boek, zoo be kwaam begonnen, on 't end weer volgeknoeid. Volgeknoeid mee de zenuwachtige hane- pooten van den slonzigen „boekhouwer". Volgekrabbeld en -gekriebeld in grooton haast, want daar was nog zooveul meer ce c!oen, dan den boek netjes-houwen. Volgepeuterd mee de kleine, beverige letter- kens van den neergeslagen mensch, die zo'n moeite had weer öp te komen. Ja, dat hebben al die gewichtig-uitziende fo lianten mee malkander gemeen: manjefiek be gonnen, slonzig geëindigd. Sjuust als op school we dat al dejen mee 'n nieuw schrift. Waarop we Vader onzen, naam lieten calligrafeeren, zooveul als den „preek" hierboven. (En dan spreek ik nog maar nie van de keeren, dat Vader zijnen calligrafie grandioos mislukte Hoe kosten we, als kind, blij mee 't nieuwe, blanke, smetlooze schrift ons veurnemen om 't nou 'ns tot 't end prachtig vol te schrijven, mee de oefeningen van school. Zonder fouten! En.... hoe kwamen we mee ons goeie veur- nemens van de kouwe kermis thuis, als den meester mee zijnen feilen, roojen inkt 't eer ste blad al dalijk verknoeide, als ie onze fouten mee de bloedige vegen van z'n rooie pen, over de goedbedoelde oefening striemde! ja, we zijn maar vette knoeipotten, van klein tot groot, van jong tot oud! En we meugen wel content zijn, dat we 't zoo best getroffen hebben_ mee onzen „Hoofd accountant", die op 't end meer Zijn groote barmhartigheid zal laten gelden, dan de „rooie pen"Want daar bleef van onze heele „boekhouding" anders nie veul over Want ge mot wel veul, veul oud worden, om ten langen leste nie meer zoo hartverscheurend oewen boek vol te knoeien! Veul oud! Zoo oud wel, dat ge.... niemeer .schrijven" kunt En'dan is 't ook geen groote kunst meer den boek blank en smetloos te houwen, waar of nie? Of ik daarmee zeggen wil, amico, dat we in onzen nieuwen boek 1937 majr dapper motten gaan knoeien? Allee, welneeë, daar kent ge me toch wel veur? Neeë, man! Ik ben er sterk veur, om wéér den nieuwen, glanzend-blanken boek mee z'n 365 reine blajen waarop ge elk smetje zoo rap ziet, om dieën "blanco 1937-boek weer maar prontjes aan te vangen mee schoon gecalligra feerde, gouwen sierletters; mee de beste veur- nemensi Maar achter m'n redeneering zat 'gaar iets anders 'k Was lest bij een van ons kinders en daar kregen de kleine dreumekes van m'n zeun 'n nieuw schrift! 'n Prachtig, blank, dik schrift, mee 'nen blinkend zwarte kaft, waarop 'n smet loos etiket. Wat waren de kleine kluutmanne- kes blij, mee dieën blanken boek. Zoo blii, wi' ik zeggen, waren die kluutjes mee d'ren blan ken boek als wij mee „Nuuwjaar". Vijf minu ten van volkomen geluk en toentoen kwam den „preek". M'n zeun calligrafeerde op de etiketten den naam van de kleine mannen en hij dee 't vrij beroerd, 't „Oog" was er af, maar de kleintjes zagen 't nie of.... wilden 't nie zien, want ook kleintjes zijn soms al veul slimEenen liet al z'n speulgoed staan, ging op z'n buikske op den grond liggen en begost 't eerste blad te beschrijven, z'n tongske uit den zenuwachtigen mond, vol van span ning sopte-n-ie z'n pen in den inktpot, die veur"'m op 't vloerkleed stond, begost te schrij ven, en zorgzaam, veurzichtig, nauwlettend en mee de beste bedoelingen ver.knoeide-n-ie den mooien boek van louter blank papier, 'n Fout, 'n vlek, de leut was er af. Weg t schrift en van Peuteren begost z'n moeder te plagen, want hij had niks beters te doen. In 't spullegoed geen zin meer, en 't schrift. was nergens meer te zien! Moeder had geenen tijd om „geplaagd" te worden ze moest koken en zoo, dus den kleinen calligraaf kreeg 'n kwats om z'n ooren en toen ging ie 'ns pro- beeren hoe stevig den steert aan de kat vast zat! Waarop ie 'n tweede mep kreeg van den Opper-calligraaf, van pa. Ik zee toen tegen den onder-calligraaf„kom 'ns hier, Dorus! Geef oew schrift 'ns!" „'k Weet nie waar 't is, Opa!" En de „zonde" van de leugen trok als 'n bel- lefleur-kleurke over 't frissche toetje, 'n Rim peltje in z'n neus, de schouwerkes in ontken nende beweging omhoog, ik frat 'm op, den kleinen ongeluksveugel! Toen heb ik veur zij nen Lievenheer gespuid, z'n schrift gezocht er. er de verknoeide bladzijden uitgescheurd, en ook de andere, die loskwamen, weggenomen en kordaat in de hel, in de kachel gestopt. „Nou is 't weer splinternieuw, Dorus!" En wéér vierde-n-ie „nieuwjaar" mee zijnen vernieuwden boek! En wéér ging ie op den grond liggen en wéérzie boven, van af „prachtig, blanco schrift" tot en met den „kattesteert". Ik heb me bedooid mee dieën kleinen Dorus, die tel kens, mee de beste veurnemens bezield, al cal- ligrafeerend bij den kattesteert uitkwam. Zoo „calligrafeeren" wü allemaal, amico! En dan kunde zo'nen kleinen kluut wel om z'n ooren slaan en nog 'n bietje ongelukkiger ma ken, 'm uitfoeteren veur knoeipot, stommerik en dierenbeul, beter is, naar mijn gedacht, om 'm de liefde veur de calligrafie te laten be houwen! Om 'm te helpen, om 't knoeiwerk te verbranden, ommild en wijs te zijn, om veur Dorus zijnen Lievenheer te speulen. Ik wil zeggen: ge kunt den mensch wel alles kwalijk nemen, 'm ongelukkig maken, 'nen preek veur 'm houwen die meer mee de vuis ten dan mee 't hart wordt „gesproken", 'm uit foeteren veur zondaar, recidivist en zoo, beter is naar mijn gedacht, om 'm de liefde veur z'n Geloof te laten behouwen! Om 'm te helpen opstaan telkens, om mild en wijs te zijn, lijk Onzenlievenheer dat veur jou is! Veur ons knoeiers, die wéér mee prachtletters den nieu wen boek 1937 gaan aanvangen! Allemaal! Zonder uitzondering; steeds opnieuw, sjuust als den kleinen Dorus. Tusschen den grooten en den kleinen Dorus is zoo weinig verschil.. Ik heb m'nen balans klaar. Ben 'm aangevangen bij 't Kerstkribbeke, als 't stalleke daar te gloren stond in ons huis en als in diep geluk de liefde veur 't Kindeke Gods op de lichtpiekskes der keersekens ons ziele- ment binnenstraalde. 'k Heb 'm voortgezet, den balans, als ik dool de deur de bosschen, stik-alleen mee de ouwe boomen, daar in den stillen, peinzenden buiten van 't Ouwejaar. 'k Heb er den boek loopen om blaren, omblaren en.... veul gedocht om 't schrift van den kleinen Dorus. En 'k heb efkens weemoedig gelachen, als ik denken moest om.... den „kattesteert", waar ik ook, al „calligrafeerende" dikwijls bij was uitge komen. En ik heb gebl&ard, geblaard, heen en weer, en ten lange leste den boek afgesloten mee de gedachten van deuzen brief. Die 't leste blad is van mijnen 1936-foliant. Dieper, dieper ben ik 't bosch in versukkeld, want ik had 'n lang gesprek mee den „Hoofd-Accountant", alveur ik den boek ging afsluiten. Want diep, diep in de bosschen, alleen mee de boomen, alleen op de wegels, die altij weg- schemeren in den onendigen buiten, alleen, in den vollen vrede van de mijmerende natuur, waar nog 'n dood eikenblad neersmakt op den boschbojem mee hoorbaren tik, waar 'nen drup van de nevels op oew pet smakt, waar de roerlooze stilte staat tusschen de boomen, op zulke plekken, waar de weareld sereen, en zui ver is van alle menschelijk lawijt en geknoei, daar komt ge altij Onzenlievenheer teugen..1 Daar kunt g' oewen boek openleggen en vra gen of Hij de verknoeide blajen er wil uittrek ken asteblief en smijten in de vlammen van d'Hel. Ja, dan wordt den boek veul dun.... maar ge draagt 'm licht en gelukkig naar huis en ge zet 'm op de plank mee 't nommer van oew jaren. En ge ziet naar 't glorend stalleke, naar 't rooie Godslampke, dat z'n zachte licht als dahliafluweel in oew oogen schijnt. En ge zijt gereed veur 'n Zalig Ouwejaars- feest mee vrouw en kinders en kleinkinders Ge gaat blij worden mee den nieuwen, blan ken, smetteloozen boek-1937 dien Onzenlieven heer oe schenkt en gebent gelukkig, diep- gelukkig mee oew heilige veurnemens van 'n jaar vol schoone calligrafie! En zoo, amico, mee deus warm geluk in de borst, zoo wensch ik jou en al oew lezers en lezereskes 'n, ook namens Trui: ZALIG NIEUWJAAR. Ik hoop dat we deus nieuwe jaar weer pla- zierig en oprecht gemeend mee malkaar zullen „correspondeeren"! En nou schei 'k er af. Ik mot mee den Fielp gaan praten over den worstenbrood veur Ouwejaarsavond! Veul groeten van Trui en als alty geen haarke minder van oewen t. a. v. DRÉ. Amico, Daar gaat ie weer, den lesten brief van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7