v^\>
ABDIJSIROOP
fflduebfraal den dag
DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
k
SiroopFamel
lm
fA
8 Wie doodde
I Marco Graffi? B
GOEDGEEFSCHHEID VAN
LORD NUFFIELD
Kou gevat op
de luchtpijpen?
AKKER's verstèrkie
Impresario
WOENSDAG 6 JANUARI 1937
Groote sympathie voor
de misdeelden
P771
Automobiel fabrikant, die als werk
gever een nauw geweten en
een ruim hart heeft
In dieren
SLUIT U AAN
OOK GIJ EEN ABONNEMENT
Kath. Medisch Consultatie-bureau
voor Alcoholisme.
Tn rijn11 dtrieur- Alles ter eere! j
Al 1 A IC* op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^ift bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bij een ongeval met p OCft btf veröes van een hand,
C"\l .1 .I"1. A 311 ll r. n ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen UV/»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen %J\J» doodelijken afloop «wvi een voet of een oog
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
ii°
Weer vullen de bladen hun voornaamste
nieuwskolommen met bijzonderheden
betreffende een openbare gift van Lord
Nuffield.
Die bijzonderheden zijn u in hoofdzaak reeds
"ekend. Deze automobielfabrikant, die 42 jaar
Beleden zijn loopbaan als industrieel aanving
'het een bedrijfskapitaal van 5 hij legde
sich toen toe op 't vervaardigen van rijwielen
heeft 2.000.000 ter beschikking gesteld van
drie door hem benoemde trustees, die dit bedrag
•boeten aanwenden ten bate van de „distressed
breas", d.w.z. van die gebieden waar groote
^erkloosheid heerscht, doordat de daar vroeger
bestaande industrieën ten gevolge van de eco
nomische crisis bijna geheel opgeheven zijn.
In totaal heeft Lord Nuffield de laatste elf
luren bijna 7y, millioen pond geschonken voor
bhilantrophische, maatschappelijke en weten
schappelijke doeleinden.
Hij is gehuwd, maar kinderloos. Hij heeft dus
Been rechtstreekschen opvolger, aan wien hij
z'jn millioenen zou kunnen nalaten. En hij geeft
er de voorkeur aan zelf de millioenen, die hij
veel heeft, te verdeelen onder die groepen en
«"'Stellingen, welker belangen hij wenscht te be-
Vorderen%
Zijn vorige gift was ten bate van de arbeiders
öer Morrisfabrieken te Cowley, Coventry en
Birmingham. Den 30 November deelde hij
•bode, dat dezen 't- dividend zouden ontvangen
Van 1 millioen gewone aandeelen in Morris
Motors, Limited, welker waarde op 't oogenblik
2.121(000 bedraagt.
Weinige dagen daarvoor had hij besloten zijn
teel besproken gift van 1.250.000 voor een
school voor geneeskundig onderzoek te Oxford
te vermeerderen tot 2.000.000.
Vroeger in 't jaar had hij 100.000 voor an
dere doeleinden geschonken aan de Universi
teit van Oxford, 80.000 voor uitbreiding van
bet tehuis voor verpleegsters aan 't Guy's Hos
pital te Londen, en 35.000 voor 't vervaardigen
Van Brailleboeken voor de blinden.
Hij heeft dozijnen schenkingen gedaan aan
Ziekenhuizen en kinder-inrichtingen; daar wa-
ren „kleine" giften van 15.000 en 25.000 pond
;b groote van 100.000 en 150.000 pond. Dit jaar
terd Lord Nuffield ongeduldig. Zijn vermogen
Bloeide oneindig veel sneller aan dan hij 't uit-
Buf aan zijn liefhebberijen" en zijn voor
naamste liefhebberij was de bevordering van
bet openbaar welzijn.
Lord Nuffield is, ondanks zijn onmetelijken
rÜkdom en zijn grooten invloed, een eenvoudig
•ban. Uiterlijk beantwoordt hij niet aan de ge
ijkte voorstelling van milliardairs, noch aan dis
Van lords. Hij maakt veeleer den indruk van
een bekwaam technisch bedrijfsleider dan van
eeh man die aan 't hoofd staat van een der
Brootste bedrijven ter wereld, en er feitelijk de
eigenaar van is. Hij heeft de slankheid en le
digheid van een mecanicien, die dagelijks ma
chines hanteert, en desnoods acrobatische toe
fen moet verrichten om „erbij te komen". Hij
•s 59 jaar oud, en ziet er uit als 40 en soms
bok jonger. Hij heeft "eel van de gewoonten ge
houden uit den tijd toen honderd pond meer of
•binder heel wat voor hem beteekende. Hij rookt
teij goedkoope tabak uit vrij goedkoope pijpen.
Hij hield van die tabak en van die pijpen 'n
kwarteeuw geleden, en verkiest ze ook thans
boven de beste sigaren. Lady Nuffield, met wie
bij in 1914 in 't huwelijk trad, heeft niet gelijk
Z°o vele vrouwen van mannen, die 't tot 'n
Broote positie gebracht hebben, haar echtgenoot
Bedwongen „dik" te doen. Zij is huiselijk, en de
Die% snijdende Noordenwind is oorzaak dat
öienschen met zwakke luchtpijpen dadelijk
gaan hoesten. Past op, grijpt nog heden in,
Want Ge staat meer dan anderen bloot aan
®en chronische bronchitis, die lang duurt!
Verzorg U daarom dadelijk met het voor U aange
wezen middel, de nieuwe versterkte Abdi>3iroop.
I>at is een natuurlijk kruiden-middel en werkt
Jacht en grondig op Uw aangedane slijmvliezen.
Bovendien is in de nieuwe Abdijsiroop nu nog
toegevoegd de krachtig hoest-bedwingende stof
codeïne, welke uiterst snel en verrassend Uw
hoest verdrijft en Uw bronchitis tot staan brengt.
Terecht noemt men thans Akker's Abdijsiroop om
JÜn bijzondere samenstelling ,,'s Werelds béste
Hoest-siroop", want de werking bij Hoest, Griep,
Bronchitis, Asthma is werkelijk verbazing-wek-
kend, dat zult U bij de aanwending ondervinden.
Verlaagde prijzen: 75 ct. f 1.25,f2.-, f 3.50 p. Ifacon.
genoegens van 't echtpaar zijn van huiselijken
aard. Zij heeft er nooit eenig bezwaar tegen ge
had, dat hij in zijn geweldig bedrijf blijft wer
ken alsof hij zijn eigen employé is, want zij
weet dat hij er jong en veerkrachtig bij geble
ven is. Zij bewondert zijn toomelooze energie,
die zich uit in 't ontwerpen van grootsche plan
nen, zoowel op technisch als op maatschappe
lijk gebied.
Lord Nuffield heeft steeds groote vreugde in
't leven geschept, en 't is die levensblijheid wel
ke 't geheim is van zijn voorbeeldelooze mild
dadigheid.
Hij schept gaarne geluk en vreugde om zich
heen. In de eerste plaats wil hij dat zijn on
middellijke omgeving zijn duizenden arbei
ders en employé's zich over niets te beklagen
zullen hebben. Hij weet dat de stemming onder
zijn personeel van groot gewicht is voor den
goeden gang van zaken, maar toch is dit niet
zijn voornaamste overweging. Maar als werk
gever heeft hij een nauw geweten en een ruim
hart.
Hij voelt onuitputtelijk sympathie voor die
genen, die misdeeld zijn; voor de zieken en
gebrekkigen, voor de werkloozen en de armen.
Maar hij is geen „aalmoezengever". Hij wil geen
nood lenigen, maar uit den weg ruimen. Hy
schenkt niet alleen reusachtige giften aan hos
pitalen, maar bevordert ook 't medisch onder
zoek; hij helpt niet alleen de werkloozen, maar
geeft ook groote bedragen met 't doel de oor
zaken van werkloosheid te bestrijden.
Deze laatste gift heeft 'n bijzondere betee-
kenis. Zij is bedoeld als een uiting van goeden
wil jegens Koning George VI, als steun voor
de Nationale Regeering, en als een blijk van
bewondering voor de onvermoeide pogingen,
door Mr. Baldwin ten behoeve van 't land aan
gewend.
Men vraagt zich af of Lord Nuffield hiermede
nog een bijzondere bedoeling heeft. Men her
innert zich dat Edward VIII 'n goede maand
geleden 't steenkolengebied van Zuid-Wales be
zocht, en dat velen deze reis opvatten als een
blijk van ontevredenheid over 't geen de Re
geering gedaan had in 't belang der „distressed
areas". Gedurende de crisis in de eerste helft
van December is van vele zijden de koning tegen
zijn ministers uitgespeeld. Beweerd werd zelfs dat
laatstgenoemden blij waren 'n koning kwijt te
raken die hen zoozeer op de vingers keek. Maar
de Regeering werkt met middelen die, ofschoon
ruim, toch beperkt zijn. Door zijn schenking
heeft Lord Nuffield die middelen aanzienlijk
versterkt, en tevens een les willen geven aan die
millionnairs-dagblad-Lords, die een tegenstelling
poogden te scheppen tusschen koning en kabi
net, maar wien 't niet inviel iets van hun over
daad af te staan ten bate van de zaak die Ko
ning en kabinet hadden te behartigen.
Rijden op een voor-
rangsweg beteekent, dat
u bij kruisingen ook voorrang
hebt boven van rechts naderend
verkeer. HET BETEEKENT NIET. dat
zich nu als een wegdictator
moogt misdragen en niet
meer zoudt behoeven
uit te kijkenl
(Van onzen Berlijnschen correspondent)
Het bioscooppubliek is er aan gewoon ge
raakt, dat er in de film allerlei dieren
optreden, die precies doen wat het draai
boek voorschrijft, die zich nauwkeurig houden
aan de aanwijzingen van den regisseur en die
hun kunsten vertoonen, zoodra de cameraman
daar het sein toe geeft.
De menschen van de film schrikken op dit
gebied voor geen moeilijkheid meer terug. Zij
zijn begonnen met honden, olifanten, wilde die
ren en andere kinderen uit het rijk der fauna,
die zich betrekkelijk makkelijk onderwerpen
aan den wil van een ervaren regisseur. Doch op
die manier kon men den toeschouwer ten slotte
niet meer aanbieden, dan een fotografische
weergave van hetgeen circus en cabaret in
waarachtige werkelijkheid lieten zien. En dies
zocht men naar andere wegen. Met succes! Het
grootste circus en het meest verfijnde cabaret
kunnen thans niet meer concurreeren met de
film, die immers meer tijd heeft, die er niet van
afhankelijk is, dat 'n staaltje van dressuur direct
slaagt en die de nervositeit niet kent van een
ongeduldig publiek, een opgewonden directeur,
een opgejaagden dresseur en een bang gewor
den dier.
De ervaring in de studio heeft geleerd, dat
men strikt genomen alles eischen kan van on-
■erschillig welk dier. Draaiboekschrijvers, re
gisseurs en productieleiders zijn echter men
schen, die aan de zonderlingste invallen plegen
te lijden, en zoo is het tegenwoordig minder de
vraag, hoe men van een bepaald dier gedaan
krijgt, wat het scenario er van verlangt, dan
wel, hoe men in de gauwigheid aan het dier
komt, van welks aanwezigheid het afhangt of
scène-zooveel gedraaid kan worden of niet.
In Neubabelsberg kunnen zich op dit terrein
geen moeilijkheden meer voordoen, of het is de
taak van Fritz Bock om er een oplossing voor
te vinden. Fritz Bock, die onder de vier-
en-een-half-millioen bewoners der Duitsche
hoofdstad één der weinigen is, die er groot op
kunnen gaan, dat zij geboren Berljjners zijn,
heeft misschien vele idealen gekoesterd, maar
dat hij nog eens een rol zou spelen bij de film.
al is het dan ook maar achter de coulissen, dat
heeft hij nooit gedroomd.
Van huis uit is hy ontdekkingsreiziger. Hij
nam deel aan verschillende expedities in Afrika
en bracht uit het Zwarte Werelddeel zonder
eenige lucratieve bijbedoeling en louter uit
persoonlijke liefhebberij een getemd wild zwijn
en een jongen panter mee naar de Heimat. Het
wilde zwijn, dat hij Johnny gedoopt had, bracht
hem onder het licht der schijnwerpers. Het
werd „ontdekt" door Fritz Lang in de dagen,
dat hij zijn „Metropolis" draaide. Johnny werd
de lieveling van Neubabelsberg, vrat goedhartig
den figuranten hun boterham uit den zak, terwijl
zij den moed niet hadden ook maar een vin te
verroeren, zoo lang de regisseur daartoe niet het
bevel had gegeven, en vestigde tevens de aan
dacht op zijn eigenaar, die zich contractueel
verbinden kon om ook zijn panter op te laten
treden en wel in de sensationeele film „Frauen-
raub in Marokko".
Het beviel Fritz Bock in zijn nieuwe beroep.
Hij ging dus wat grooter wonen, haalde een
miniatuur-dierentuin in zyn huis, liet een serie
Jupiter-lampen monteeren want bij het dres-
seeren voor de film komt het er in de eerste
plaats op aan, dat men de dieren „scheinwer-
ferfromm" maakt en toog aan den arbeid. Tot
op den huidigen dag leeft hij te zamen met pa
pegaaien en katten, koekoeken en honden, apen
en kakatoes.
Doch, we zeiden het reeds, draaiboekschrij
vers, regisseurs en productieleiders zyn men
schen, die aan de zonderlingste invallen plegen
te lijden. Fritz Bock is dan ook maar zelden
in staat om „uit voorraad" te leveren en moet
er in den regel op uit om in den kortst mogelij
ken tijd op te duiken, wat men van hem vraagt.
Want hij is en blijft de man, die de Ufa in de
laatste jaren alle dieren bezorgde, welke er in
Neubabelsberg behalve dan voor wetenschap
pelijke films; de bekende dierenfilmer Wolfram
Junghans pleegt in zijn eigen studio zijn eigen
peultjes te doppen verfilmd werden. Intus-
VEERTIENDAAGS VERSCHIJNEND PROPAGANDABLAD
DER RX STAATSPARTIJ ABONNEMENTSPRIJS FI.- PER
JAAR ADMINISTRATIE MAURITSKADE 25 DEN HAAG
schen is het lang niet altijd even makkelijk
om aan de aanvragen te voldoen.
Zoo eischte men van hem voor „Der tolle
Bomberg" vijf-en-twintig.vlooien! Men mag
aannemen, dat Berlijn wel over een goede twee
dozijn „no paying guests" beschikt. Maar waar
haalt men ze zoo gauw vandaan? Kort en goed,
Fritz Bock slaagde er in. Hij haastte zich naar
Neubabelsberg, waar hem verzocht werd, ze
meteen maar te bezorgen bij onze landgenoote
Adele Sandrock, voor wie men een scène met
deze kampioen hoog- en vèrspringers in elkaar
had gezet. Wie Adele Sandrock kent, kan zich
de rest der historie zoo ongeveer voorstellen.
Toen ze had uitgesproken, overtuigde zich de
architect er van, dat zijn coulisses niet op om
vallen stonden. En Fritz Bock aanvaardde de
terugreis naar Berlijnmet zijn vijf-en-twin-
tig vlooien.
Bij de opnamen van „Liebe, Tod und Teufel"
kwam men 's avonds tot de ontdekking, dat
men den volgenden ochtend een aantal exoti
sche eenden noodig had. Telefonisch graasde
Bock in den nacht heel Duitschland af en den
volgenden morgen bracht een speciaal vliegtuig
ergens uit Beieren de eenden naar het vliegveld
„Tempelhof". Voor „Des jungen Dessauers gros
se Liebe" was er plotseling een ponny noodig,
die het goed vond, dat een gedresseerde aap
kunstjes maakte op zijn rug. Voor „Der Bettel-
student" dook Bock een uil op, waarvan het
draaiboek eischte, dat hy op bevel knipoogde en
afwisselend het rechter en het linker oog sloot.
Bij „Turandot" filmde men vier-honderd tro
pische vogels, bij „Ein Mann will nach Deutsch-
land" twee gedresseerde pauwen, bij „Schloss
Vogelöd" dertig getemde!wilde konijnen, bij
„Das Madchen Irene" dertien Maltezer Leeuw
tjes, Fritz Bock is de impresario der fauna.
Een zeer mooi staaltje van Bock's dresseer-
kunst heeft men onlangs in Nederland kunnen
bewonderen in de film „Stadt Anatol" (Bran
dend Goud). Wanneer Anatol, de stad, welke
plots uit den grond verrezen is /met de onver
wachtheid, waarmee de nieuw ontdekte petro
leum uit de aarde spoot, door het vuur wordt
vernield, dan ziet men, hoe te midden van den
algemeenen chaos, een hond zijn jongen onder
vlammen en rook in veiligheid brengt. Natuur
lijk is er ter dege voor gezorgd, dat er voor de
dieren niet het minste gevaar bestond. De
vlammen en de rook echter waren in de studio
even goed zichtbaar als op de film. Niettemin
deed de hond, wat er van hem verlangd werd.
Ondanks dat de jonge dieren, die hij redden
moest, heelemaal niet zijn eigen jongen en
zelfs geen zusjes en broertjes van elkaar waren.
Fritz Bock jubileert op het oogenblik. Sinds
een tiental jaren is hij in vasten dienst bij de
Ufa. Hij is geen geliefde ster en ook geen be
kende grootheid geworden. Hij behoort tot de
typische representanten van het alleen door
insiders gekende en gewaardeerde gilde, dat
zonder ooit op den voorgrond te treden de film
eigenlijk maakt.
Juliana en Rernhard, ze hebben zich al wat
dankbaarheid op den hals gehaald! We
zijn zóó met hen ingenomen, zóó eens met
hun plannen, dat het veel te officieel aandoet,
als we hun namen lezen met zooveel officieele
groote hoofdletters ervoor geplaatst.
Inderdaad zijn er weinig gebeurtenissen,
welke voor iedereen zooveel blijheid, trots en
voldaanheid inhouden, als het huwelijk van
prinses Juliana met prins Bernhard.
De één is verheugd en voldaan uit nationali
teitsgevoel, een ander mede om het geluk van
twee jonge menschen, een derde weer uit zake
lijke overwegingen van handel en verkoop, en
ja, er zijn er ook, die hun eigen geluk vinden
door het geluk van deze beide vorstelijke ge
liefden.
Treesje Hamers was juist twintig jaren oud
Ze was bij moeder in de huishouding en ver
liefd. Op een timmerman.
„Daar kan natuurlijk geen sprake van zijn,"
verklaarde pa. „Stel je voor! We kunnen in
onze ambtenaarskringen onmogelijk een tim
merman halen."
„Maar pa," protesteerde Treesje, ,,ik kan u
massa's voorbeelden opnoemen...."
„Kijk eens, Treesje, massa's noemt men niet
op en bovendien is één massa voldoende,"
merkte pa ambtelijk op, „tenslotte, al was
iedere ambtenaarsdochter met een timmerman
getrouwd, dan zal ik zooiets in mijn familie
weten te voorkomen."
Daarmee was de geheele aangelegenheid, die
Treesje's denken en verlangens geheel vervul
de, in een enkele minuut afgehandeld en afge
wezen.
Toen kwamen de berichten over de verloving
van de prinses met den Duitschen prins, daar
na werd de datum van het huwelijk bekend
en nog wat later de route, welke de bruidsstoet
zou volgen. Deze en alle andere tijdingen in de
kranten en door de radio hielden, als zoovele
duizenden andere menschen, ook de familie
Hamers en haar eenigste dochter bezig.
„We moeten er heen, dat moeten we zien."
besliste pa voor allen. „Van de week ga ik
eens een paar goede plaatsen huren. Van hier
naar Den Haag is maar een eindje, ik neem
de tram en als ik op Zaterdagmiddag ga, ben
ik tegen etenstijd weer terug."
Moeder zweeg; waarom zou ze bedenkingen
maken, als pa gesproken had? Maar Treesje
"bezat nog niet de levenswijsheid van haar
moeder.
„Daar kon u wel eens leelijk naast staan,
pa," zei ze openhartig, „of u moest er erg veel
geld voor over hebben. Ik heb gehoord, dat de
plaatsen in huizen en op tribunes langs den
weg, waar de stoet passeert, akelig duur zijn.
„Zou je dat niet aan my over laten?" vroeg
pa, „ik laat mie niet overvragen, noch minder
laat ik me in den nek zien. Juist optreden tegen
dergelijke woekeraars is het eenig juiste mid
del om ze een toontje lager te doen zingen."
Treesje zweeg; ze kreeg plotseling een schit
terend idee. Zaterdag wilde pa gaan, maar dat
duurde nog drie dagen. Ze holde naar boven,
naar haar kamer en schreef een langen brief.
Het R.K. Medisch Consultatiebureau voor
drankzuchtige mannen en vrouwen van alle
standen, van de afdeeling Amsterdam van de
Dr. Ariënsvereeniging, houdt 's Maandags om
de veertien dagen, des avonds van 8 tot 10 uur,
zitting; Beulingstraat 11 (Centrum), nabij het
Koningsplein.
De eerstvolgende zittingen worden gehouden:
Maandag 11 Januari 1937.
Maandag 25 Januari 1937.
Maandag 8 Februari 1937.
Maandag 22 Februari 1937.
Maandag 8 Maart 1937.
Maandag 22 Maart 1937.
Maandag 5 April 1937.
Maandag 19 April 1937.
Maandag 3 Mei 1937.
Maandag 24 Mei 1937.
Moedeloos slenterde het tweetal de stad uit, een stiUen land
weg op. Daar stond een kleine auto, heelemaal alleen. „Die
hebben ze zeker verloren", zei Piet. „Weet je wat, we stappen
in en dan gaan wé den eigenaar zoeken."
Eerst weigerde de motor, maar toen hij eindelijk aansloeg,
vloog de auto vooruit met een ontembare vaart. Een ongeluk
was natuurlijk te voorzien en dat kwam al bij het eerste het
beste bruggetje. Het autootje vloog tegen de borstwering aan en
Piet en Drein er overheen in bet water.
Toen ze weer wat waren opgedroogd, gingen ze maar weer
op stap en spraken iedereen aan om aan werk te komen. Van
een grondeigenaar kreeg Drein een sigaret en de beste wten-
schen, maar daar schoot hij niet erg mee op.
Zaterdagsmiddags nam de heer Hamers een
trammetje naar Den Haag: „Ik kom met
pracht-plaatsen terug, reken daar maar vast
op," beloofde hij optimistisch, zijn uitmunten
de stemming duurde niet zóó geweldig lang.
Toen hij aan enkele adressen was geweest en
men hem het voor en tegen van plaatsen ver
huren in huis of op speciale tribunes had dui
delijk gemaakt, toen hij ondervond, dat de
vraag ontstellend was en het ^antal plaatsen
groot, maar niet in evenredigheid daarmede
kón zijn, begreep de heer Hamers, dat er toch
moeilijk van woeker kon gesproken worden,
wanneer de menschen zelf schuld hadden aan
die hooge prijzen. Hij was met zijn aanbiedin
gen óók al boven zijn begrooting gegaan, maar
zijn prijs kwam niet in aanmerking, zoo er
zelfs al een adres was, waar nog plaatsen te
huren waren.
Hoogst onaangenaam gestemd stond de heer
Hamers te kijken by een grooten winkel, waar
de heele etalage in een tribune was vertim
merd, doch geen plaats meer onverhuurd was,
toen een jongè man hem op den schouder tik
te: „Is u niet mijnheer Hamers?'*
„Jawel, mijnheer, had u iets?" vroeg de heer
Hamers terug.
„Inderdaad, mijnheer, u zoekt plaatsen voor
de feestelijkheden, nietwaar?"
„Ja, dat wil zeggen
„Ik begrijp het, mijnheer, ik overvraag niet.
Gaat u maar eens mee."
De heer Hamers ging, en zag. Hij maakte
kennis met de vriendelijke ouders van Henk
Molendijk en toen hij vernam, dat hij de
plaatsen geheel gratis kreeg, werd de heer
Hamers joviaal, hy dronk graag de aange
boden thee en noodigde Henk met zijn ouders
uit den volgenden dag bij hem thuis op de thee.
Opgetogen ver
haalde de heer
Hamers aan E
stellingen en het E
onverwachte for-
tuintje om drie
buitengewoon goede plaatsen zoo maar voor
niets toegeworpen te krijgen. Toen Pa vertel
de, dat hij als tegenprestatie de familie Mo
lendijk tegen den volgehden dag gevraagd
had, waren de dames het volkomen eens met
zijn uitnoodiging.
De Zondag-thee verliep schitterend, de ken
nismaking werd nauwer aangehaald met de
Kerstdagen en het Oudejaar vierden de fami
lies zoo feestelijk en gezellig, als ze het jaren
niet meer beleefd hadden. De familie Molen
dijk, en vooral Henk, kon geen kwaad doen by
den heer Hamers, hij was opgetogen over hen.
Als Treesje nu met zoo iemand zou willen
trouwen
„Maar pa, hij is immers timmerman en die
wilt u toch niet in de familie?" merkte Treesje
voorzichtig op.
„Nee, die wil ik," zei de heer Hamers norsch,
„hoewel er een spreekwoord bestaat: Uitzonde
ringen bevestigen den regel. Daarmee basta."
't Was een dag vóór het groote nationale
feest, toen pa na het eten tot zijn vrouw zei:
„Er is toch eigenlijk iets eigenaardigs in die
geschiedenis. Ik heb natuurlijk ook op het
bureau verteld over mijn buitenkansje. Ze za
ten verstomd, hè. Drie plaatsen op één der
beste punten, voor niets! Maar ze brachten me
in de afdeeling op een gedachte, die me al een
paar dagen vasthoudt. Waaróm krijg ik eigen
lijk van een wildvreemden jongeman drie
plaatsen voor niets?"
Plotseling lachte Treesje hartelijk en danste
op haar vader toe:
.Omdat een aanstaande schoonzoon, die
morgen, maar nèt vlak voordat we onze plaat
sen willen gaan innemen, aan u en moeder om
mijn hand zal vragen, zich dit buitenkansje
heeft benut!"
En met een kameraadschappelijk klapje op
zijn schouder snelde ze de kamer uit.
De heer Hamers zat een moment perplex.
Toen zei hij tot zijn vrouw: „Als zoon zou ze
een talentvol en tactisch ambtenaar kunnen
zijn, nu, geloof ik, dat we haar den zin zullen
moeten geven."
Vraagt hei oordeel van Uw dokter I mt U 1
Bij Apothekers
en Drogisten
groote flacon
kleine flacon f 1.1 5 i
66
Het inspecteurtje verwelkomde zijn grooten
Londenschen collega met veel gebaren, leidde
hen het café binnen en stond er op, dat zij nu
2*jn gasten zouden zyn. Neen. Er was niets te
rapporteeren. Zeker, de drie personen waren
hog bij dr. Moreno in huis, en dat huis werd
streng bewaakt. En zijn Pasci's mannen
Wisten, waar ze hem vinden konden.
„Heel goed," zei Wirlescombe. „Dan zullen
We eerst nog een half uurtje uitrusten. En
onderwyl kunnen we eens praten over
Hij hield plotseling op, en staarde naar drie
•henschen, die in een donker hoekje naast de
deur zaten. Wirlescombe boog zich over naar
Graye.
„Ik ken twee van die menschen," fluisterde
hij. „Een er van is Monsieur Delphine van de
Parijsche politie, de ander is Mellish, een
detective uit New York. En ik zou wel eens
Willen weten, wat die hier zoeken."
HOOFDSTUK XS
GESTRAND
OP dat oogenblik voelde Wirlescombe, terwijl
"ti zich naar Graye overboog, dat er een hand
op zyn mouw werd gelegd. Hy keek op, en zag
dat Pasci zat te staren naar een van die drie
mannen, die hy niet kende. En de kleine man
zei met een van emotie bevende stem:
„Signor, ziet u dien heer, die daar juist
met die twee vreemdelingen is binnengekomen?
Het is de groote Donato, onze beroemdste detec
tive. Ah! Ik wist niet, dat hij al terug was.
Hij is voor zaken op reis geweest naar de Frajj-
sche Rivièra. Ik moet u eens aan hem voor
stellen. Zijn roem is toch zeker wel tot u door
gedrongen?"
„O, natuurlijk," antwoordde Wirlescombe, die
eigenlijk nog nooit van den grooten ^Donato
h^ad gehoord. „Natuurlijk, maar kent u die
andere twee niet?"
„Neen, Signor, ongetwijfeld zijn het vrien
den van Signor Donato."
„Ik ken ze wel," zei Wirlescombe opstaande,
„en ik zal eens met hen gaan praten. Signor
Pasci en u zullen elkaar zeker wel een» paar
minuten bezig willen houden, dokter," voegde
hij er met een knipoogje naar.Graye aan toe.
„Ik zou er heel wat om durven verwedden,
dat ze op dezelfde prooi uit zijn als wy. Ik zal
het u direct komen vertellen. Houd den kleinen
man zoolang hier."
De Franschman en de Amerikaan keken ver
wonderd op, toen ze Wirlescombe's ronde figuur
en zijn jovialen glimlach zoo eensklaps voor
zich zagen. Ze verwelkomden hem met enthou
siasme, stelden Signor Donato voor en maakten
een plaatsje voor hem vrij.
„En wat brengt mijnheer Wirlescombe hier in
Genua?" vroeg de Franschman. „Zaken of plei-
zier? 'n Vacantietje na al het zware werk, éh?"
„Zaken," antwoordde Wirlescombe prompt.
„En ik zou u ook wel kunnen vragen, wat u
hierheen voert, de een uit Parijs, de ander uit
New York, maar ik ben er van overtuigd, dat
het ook zaken zijn. En, mijn waarde confrères
uw gezondheid, Signor Donato, op onze
nadere kennismaking het zou me niets ver
wonderen, als uw zaken mijn zaken waren."
De man uit Parijs en de man uit New York
keken elkaar eens aan en toen naar den
Italiaan.
„Wel, en wat zijn jouw zaken, Wirlescombe?"
vroeg Mellish toen.
„Wat zijn de jouwe?" vroeg Wirlescombe.
„Neen," antwoordde de Amerikaan, „als jij
denkt, dat de jouwe de onze zijn, dan moet
jij ons vertellen, wat de jouwe zijn."
„Best," zei Wirlescombe. „Geen bezwaar, als
het maar onder ons blijft.
Wel ik ben hier, omdat ik iemand zoek, dien
ik van Rome uit ben nagereisd. Hij noemde
zich Stephenson van St. John's Wood in Lon
den. Hier in Genua schreef hy zich in als
Smith, maar ik geloof, dat zijn eigenlijke naam
Di Spada is. Nou?"
De drie mannen keken elkaar aan, Wirles
combe lachte. „En, jongens?" zei hij.
De detective uit Parijs boog zich naar hem
over.
„Waarvan beschuldigt u hem?" vroeg hij.
„Nergens van, maar ik moet iemand hebben,
die onder zijn hoede is, een jong meisje," ant
woordde Wirlescombe. „En wat hebben jullie
tegen hem? Laat ons open kaart spelen. Ik
wist wel, dat we denzelfde zochten."
Weer keken de drie elkaar aan, tot de
Franschman en de Italiaan naar den Ameri
kaan knikten, en deze zich lachend tot den
Engelschman wendde.
,,'t Is er niet een, maar het zijn er twee, die
we moeten hebben," zei hy. „En ze heeten wel
degelijk Dit Spada. Twee broers, Lucien en
Stefano."
„En je gelooft, dat een van die twee hier is?"
vroeg Wirlescombe.
„We weten, dat Lucien al een dag of tien
hier is. En we leven in de hoop, dat Stefano
een dezer dagen op zal komen dagen. En naar
wat je vertelde, vermoed ik, dat jy Stefano
bedoelt."
„Waar moet je hen voor hebben?" vroeg Wir
lescombe.
„Oplichterij op groote schaal. In New York,
daarom ben ik hier, en in Parijs, en daarom
is vriend Delphine hier."
„En Signor Donato, wat heeft hij er mee te
maken?"
„Hij is een vriend van ons beiden. Donato
heeft in de buurt van Nice naar Lucien ge
zocht, en bij toeval uitgevonden, dat hij hier
in Genua is. En als het waar is, dat Stefano
zich hier bij Lucien gevoegd heeft, dan denk ik,
dat we ze allebei wel te pakken zullen krijgen.
En ik denk, dat enkele van de mooie dingen,
waar ze hier dit zaaltje mee versierd hebben, er
wel wat van zullen lijden."
„Zou er gevochten worden?" vroeg Wirles
combe.
„Reken maar, als het er op aan komt," zei
Mellish. „En ze schijnen allebei erg handig te
zijn met hun revolver."
„Waarom wil je eigenlijk trachten ze hier te
arresteeren?" vroeg Wirlescombe.
„Om twee simpele redenen, mijn zoon. De
eerste is, dat, naar men ons meedeelt Lucien
Di Spada gedurende zyn kort verblijf in
deze stad waaruit (dit om je Britsche on
wetendheid weer eens een vleugje te verminde
ren) Columbus nog gesproten is het zich tot
gewoonte heeft gemaakt, om hier iederen mor
gen om 11 uur zijn aperitief je te drinken, en
zyn krantje te lezen."
„Ja en die tweedef"
„De tweede is, dat voor zoover wy weten noch
Lucien noch Stefano ons kent. En als nu
Stefano hem vandaag vergezelt, dan zullen we
van deze gelegenheid gebruik maken, om hen
kalm en vriendelijk, maar daarom niet minder
flink op het lijf te vallen. Alles bij elkaar kun
je wel een heibeltje verwachten."
„Misschien kan ik iets beters voorstellen,"
merkte Wirlescombe op. „Alleen ben ik bang,
dat de twee heeren mij kennen. Zouden zij iets
verwachten?"
„Voorzoover wij weten niet. Alles is heel stil
voorbereid. Maar we vermoeden, dat ze naar
Genua zijn gekomen, om van hieruit morgen
naar Zuid-Amerika te vertrekken. Er vertrekt
morgen een schip daarheen."
„Jullie kennen hen toch zeker?" vroeg Wir
lescombe.
„Wij kennen hen best. En zie je die twee
dikke kerels, die daar aan de bar zitten te
drinken? Dat zijn „stillen" van Donato en die
wachten tot er iets gebeurt."
„Ik heb daarginds ook nog een „stille" zitten
zei Wirlescombe, de twee drinkers eens opne
mend. „Ga mee naar dat hoekje, dan zal ik je
voorstellen. Dan kunnen we ook een plan da
campagne opmaken, dat zal ons een hoop
drukte besparen. Ik ben meer voor orde en
kalmte bij dergelijke dingen."
„Zeker," stemde Mellish in, „dat ben ik ook."
Maar voordat ze nog op konden staan, zag
Wirlescombe, dat Graye vanuit de box, waar
hy zat, naar hem wenkte.
„Een oogenblik," zei hy, en liep er naar toe.
Graye stond ook op, kwam hem tegemoet, en
nam hem een einde verder mee de zaal in.
„Wat is er?" vroeg Wirlescombe. „Is er iets
gebeurd?"
Graye trok hem mee een andere box in.
„Hebt u al eens naar dien man, die daar bij
de bar staat, gekeken?" vroeg hij.
„Nog niet," zei Wirlescombe. „Waarom?"
„Ga hier zitten, en kijk dan eens om. Achter
het tafeltje, waar u met uw vrienden zat, staat
een man, in een grijs pak, en met een slappen
hoed op. Kijk hem niet recht aan, maar zoo'n
beetje toevallig. Nu bijvoorbeeld. Hij heeft zijn
gezicht nu half dezen kant uitgedraaid."
Wirlescombe draaide zich langzaam om. En
met moeite kon hij een uitroep van verwonde-
dering onderdrukken.
(Wordt vervolgd)