v^\> ABDIJSIROOP fflduebfraal den dag DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL k SiroopFamel lm fA 8 Wie doodde I Marco Graffi? B GOEDGEEFSCHHEID VAN LORD NUFFIELD Kou gevat op de luchtpijpen? AKKER's verstèrkie Impresario WOENSDAG 6 JANUARI 1937 Groote sympathie voor de misdeelden P771 Automobiel fabrikant, die als werk gever een nauw geweten en een ruim hart heeft In dieren SLUIT U AAN OOK GIJ EEN ABONNEMENT Kath. Medisch Consultatie-bureau voor Alcoholisme. Tn rijn11 dtrieur- Alles ter eere! j Al 1 A IC* op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^ift bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bij een ongeval met p OCft btf veröes van een hand, C"\l .1 .I"1. A 311 ll r. n ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen UV/»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen %J\J» doodelijken afloop «wvi een voet of een oog AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ii° Weer vullen de bladen hun voornaamste nieuwskolommen met bijzonderheden betreffende een openbare gift van Lord Nuffield. Die bijzonderheden zijn u in hoofdzaak reeds "ekend. Deze automobielfabrikant, die 42 jaar Beleden zijn loopbaan als industrieel aanving 'het een bedrijfskapitaal van 5 hij legde sich toen toe op 't vervaardigen van rijwielen heeft 2.000.000 ter beschikking gesteld van drie door hem benoemde trustees, die dit bedrag •boeten aanwenden ten bate van de „distressed breas", d.w.z. van die gebieden waar groote ^erkloosheid heerscht, doordat de daar vroeger bestaande industrieën ten gevolge van de eco nomische crisis bijna geheel opgeheven zijn. In totaal heeft Lord Nuffield de laatste elf luren bijna 7y, millioen pond geschonken voor bhilantrophische, maatschappelijke en weten schappelijke doeleinden. Hij is gehuwd, maar kinderloos. Hij heeft dus Been rechtstreekschen opvolger, aan wien hij z'jn millioenen zou kunnen nalaten. En hij geeft er de voorkeur aan zelf de millioenen, die hij veel heeft, te verdeelen onder die groepen en «"'Stellingen, welker belangen hij wenscht te be- Vorderen% Zijn vorige gift was ten bate van de arbeiders öer Morrisfabrieken te Cowley, Coventry en Birmingham. Den 30 November deelde hij •bode, dat dezen 't- dividend zouden ontvangen Van 1 millioen gewone aandeelen in Morris Motors, Limited, welker waarde op 't oogenblik 2.121(000 bedraagt. Weinige dagen daarvoor had hij besloten zijn teel besproken gift van 1.250.000 voor een school voor geneeskundig onderzoek te Oxford te vermeerderen tot 2.000.000. Vroeger in 't jaar had hij 100.000 voor an dere doeleinden geschonken aan de Universi teit van Oxford, 80.000 voor uitbreiding van bet tehuis voor verpleegsters aan 't Guy's Hos pital te Londen, en 35.000 voor 't vervaardigen Van Brailleboeken voor de blinden. Hij heeft dozijnen schenkingen gedaan aan Ziekenhuizen en kinder-inrichtingen; daar wa- ren „kleine" giften van 15.000 en 25.000 pond ;b groote van 100.000 en 150.000 pond. Dit jaar terd Lord Nuffield ongeduldig. Zijn vermogen Bloeide oneindig veel sneller aan dan hij 't uit- Buf aan zijn liefhebberijen" en zijn voor naamste liefhebberij was de bevordering van bet openbaar welzijn. Lord Nuffield is, ondanks zijn onmetelijken rÜkdom en zijn grooten invloed, een eenvoudig •ban. Uiterlijk beantwoordt hij niet aan de ge ijkte voorstelling van milliardairs, noch aan dis Van lords. Hij maakt veeleer den indruk van een bekwaam technisch bedrijfsleider dan van eeh man die aan 't hoofd staat van een der Brootste bedrijven ter wereld, en er feitelijk de eigenaar van is. Hij heeft de slankheid en le digheid van een mecanicien, die dagelijks ma chines hanteert, en desnoods acrobatische toe fen moet verrichten om „erbij te komen". Hij •s 59 jaar oud, en ziet er uit als 40 en soms bok jonger. Hij heeft "eel van de gewoonten ge houden uit den tijd toen honderd pond meer of •binder heel wat voor hem beteekende. Hij rookt teij goedkoope tabak uit vrij goedkoope pijpen. Hij hield van die tabak en van die pijpen 'n kwarteeuw geleden, en verkiest ze ook thans boven de beste sigaren. Lady Nuffield, met wie bij in 1914 in 't huwelijk trad, heeft niet gelijk Z°o vele vrouwen van mannen, die 't tot 'n Broote positie gebracht hebben, haar echtgenoot Bedwongen „dik" te doen. Zij is huiselijk, en de Die% snijdende Noordenwind is oorzaak dat öienschen met zwakke luchtpijpen dadelijk gaan hoesten. Past op, grijpt nog heden in, Want Ge staat meer dan anderen bloot aan ®en chronische bronchitis, die lang duurt! Verzorg U daarom dadelijk met het voor U aange wezen middel, de nieuwe versterkte Abdi>3iroop. I>at is een natuurlijk kruiden-middel en werkt Jacht en grondig op Uw aangedane slijmvliezen. Bovendien is in de nieuwe Abdijsiroop nu nog toegevoegd de krachtig hoest-bedwingende stof codeïne, welke uiterst snel en verrassend Uw hoest verdrijft en Uw bronchitis tot staan brengt. Terecht noemt men thans Akker's Abdijsiroop om JÜn bijzondere samenstelling ,,'s Werelds béste Hoest-siroop", want de werking bij Hoest, Griep, Bronchitis, Asthma is werkelijk verbazing-wek- kend, dat zult U bij de aanwending ondervinden. Verlaagde prijzen: 75 ct. f 1.25,f2.-, f 3.50 p. Ifacon. genoegens van 't echtpaar zijn van huiselijken aard. Zij heeft er nooit eenig bezwaar tegen ge had, dat hij in zijn geweldig bedrijf blijft wer ken alsof hij zijn eigen employé is, want zij weet dat hij er jong en veerkrachtig bij geble ven is. Zij bewondert zijn toomelooze energie, die zich uit in 't ontwerpen van grootsche plan nen, zoowel op technisch als op maatschappe lijk gebied. Lord Nuffield heeft steeds groote vreugde in 't leven geschept, en 't is die levensblijheid wel ke 't geheim is van zijn voorbeeldelooze mild dadigheid. Hij schept gaarne geluk en vreugde om zich heen. In de eerste plaats wil hij dat zijn on middellijke omgeving zijn duizenden arbei ders en employé's zich over niets te beklagen zullen hebben. Hij weet dat de stemming onder zijn personeel van groot gewicht is voor den goeden gang van zaken, maar toch is dit niet zijn voornaamste overweging. Maar als werk gever heeft hij een nauw geweten en een ruim hart. Hij voelt onuitputtelijk sympathie voor die genen, die misdeeld zijn; voor de zieken en gebrekkigen, voor de werkloozen en de armen. Maar hij is geen „aalmoezengever". Hij wil geen nood lenigen, maar uit den weg ruimen. Hy schenkt niet alleen reusachtige giften aan hos pitalen, maar bevordert ook 't medisch onder zoek; hij helpt niet alleen de werkloozen, maar geeft ook groote bedragen met 't doel de oor zaken van werkloosheid te bestrijden. Deze laatste gift heeft 'n bijzondere betee- kenis. Zij is bedoeld als een uiting van goeden wil jegens Koning George VI, als steun voor de Nationale Regeering, en als een blijk van bewondering voor de onvermoeide pogingen, door Mr. Baldwin ten behoeve van 't land aan gewend. Men vraagt zich af of Lord Nuffield hiermede nog een bijzondere bedoeling heeft. Men her innert zich dat Edward VIII 'n goede maand geleden 't steenkolengebied van Zuid-Wales be zocht, en dat velen deze reis opvatten als een blijk van ontevredenheid over 't geen de Re geering gedaan had in 't belang der „distressed areas". Gedurende de crisis in de eerste helft van December is van vele zijden de koning tegen zijn ministers uitgespeeld. Beweerd werd zelfs dat laatstgenoemden blij waren 'n koning kwijt te raken die hen zoozeer op de vingers keek. Maar de Regeering werkt met middelen die, ofschoon ruim, toch beperkt zijn. Door zijn schenking heeft Lord Nuffield die middelen aanzienlijk versterkt, en tevens een les willen geven aan die millionnairs-dagblad-Lords, die een tegenstelling poogden te scheppen tusschen koning en kabi net, maar wien 't niet inviel iets van hun over daad af te staan ten bate van de zaak die Ko ning en kabinet hadden te behartigen. Rijden op een voor- rangsweg beteekent, dat u bij kruisingen ook voorrang hebt boven van rechts naderend verkeer. HET BETEEKENT NIET. dat zich nu als een wegdictator moogt misdragen en niet meer zoudt behoeven uit te kijkenl (Van onzen Berlijnschen correspondent) Het bioscooppubliek is er aan gewoon ge raakt, dat er in de film allerlei dieren optreden, die precies doen wat het draai boek voorschrijft, die zich nauwkeurig houden aan de aanwijzingen van den regisseur en die hun kunsten vertoonen, zoodra de cameraman daar het sein toe geeft. De menschen van de film schrikken op dit gebied voor geen moeilijkheid meer terug. Zij zijn begonnen met honden, olifanten, wilde die ren en andere kinderen uit het rijk der fauna, die zich betrekkelijk makkelijk onderwerpen aan den wil van een ervaren regisseur. Doch op die manier kon men den toeschouwer ten slotte niet meer aanbieden, dan een fotografische weergave van hetgeen circus en cabaret in waarachtige werkelijkheid lieten zien. En dies zocht men naar andere wegen. Met succes! Het grootste circus en het meest verfijnde cabaret kunnen thans niet meer concurreeren met de film, die immers meer tijd heeft, die er niet van afhankelijk is, dat 'n staaltje van dressuur direct slaagt en die de nervositeit niet kent van een ongeduldig publiek, een opgewonden directeur, een opgejaagden dresseur en een bang gewor den dier. De ervaring in de studio heeft geleerd, dat men strikt genomen alles eischen kan van on- ■erschillig welk dier. Draaiboekschrijvers, re gisseurs en productieleiders zijn echter men schen, die aan de zonderlingste invallen plegen te lijden, en zoo is het tegenwoordig minder de vraag, hoe men van een bepaald dier gedaan krijgt, wat het scenario er van verlangt, dan wel, hoe men in de gauwigheid aan het dier komt, van welks aanwezigheid het afhangt of scène-zooveel gedraaid kan worden of niet. In Neubabelsberg kunnen zich op dit terrein geen moeilijkheden meer voordoen, of het is de taak van Fritz Bock om er een oplossing voor te vinden. Fritz Bock, die onder de vier- en-een-half-millioen bewoners der Duitsche hoofdstad één der weinigen is, die er groot op kunnen gaan, dat zij geboren Berljjners zijn, heeft misschien vele idealen gekoesterd, maar dat hij nog eens een rol zou spelen bij de film. al is het dan ook maar achter de coulissen, dat heeft hij nooit gedroomd. Van huis uit is hy ontdekkingsreiziger. Hij nam deel aan verschillende expedities in Afrika en bracht uit het Zwarte Werelddeel zonder eenige lucratieve bijbedoeling en louter uit persoonlijke liefhebberij een getemd wild zwijn en een jongen panter mee naar de Heimat. Het wilde zwijn, dat hij Johnny gedoopt had, bracht hem onder het licht der schijnwerpers. Het werd „ontdekt" door Fritz Lang in de dagen, dat hij zijn „Metropolis" draaide. Johnny werd de lieveling van Neubabelsberg, vrat goedhartig den figuranten hun boterham uit den zak, terwijl zij den moed niet hadden ook maar een vin te verroeren, zoo lang de regisseur daartoe niet het bevel had gegeven, en vestigde tevens de aan dacht op zijn eigenaar, die zich contractueel verbinden kon om ook zijn panter op te laten treden en wel in de sensationeele film „Frauen- raub in Marokko". Het beviel Fritz Bock in zijn nieuwe beroep. Hij ging dus wat grooter wonen, haalde een miniatuur-dierentuin in zyn huis, liet een serie Jupiter-lampen monteeren want bij het dres- seeren voor de film komt het er in de eerste plaats op aan, dat men de dieren „scheinwer- ferfromm" maakt en toog aan den arbeid. Tot op den huidigen dag leeft hij te zamen met pa pegaaien en katten, koekoeken en honden, apen en kakatoes. Doch, we zeiden het reeds, draaiboekschrij vers, regisseurs en productieleiders zyn men schen, die aan de zonderlingste invallen plegen te lijden. Fritz Bock is dan ook maar zelden in staat om „uit voorraad" te leveren en moet er in den regel op uit om in den kortst mogelij ken tijd op te duiken, wat men van hem vraagt. Want hij is en blijft de man, die de Ufa in de laatste jaren alle dieren bezorgde, welke er in Neubabelsberg behalve dan voor wetenschap pelijke films; de bekende dierenfilmer Wolfram Junghans pleegt in zijn eigen studio zijn eigen peultjes te doppen verfilmd werden. Intus- VEERTIENDAAGS VERSCHIJNEND PROPAGANDABLAD DER RX STAATSPARTIJ ABONNEMENTSPRIJS FI.- PER JAAR ADMINISTRATIE MAURITSKADE 25 DEN HAAG schen is het lang niet altijd even makkelijk om aan de aanvragen te voldoen. Zoo eischte men van hem voor „Der tolle Bomberg" vijf-en-twintig.vlooien! Men mag aannemen, dat Berlijn wel over een goede twee dozijn „no paying guests" beschikt. Maar waar haalt men ze zoo gauw vandaan? Kort en goed, Fritz Bock slaagde er in. Hij haastte zich naar Neubabelsberg, waar hem verzocht werd, ze meteen maar te bezorgen bij onze landgenoote Adele Sandrock, voor wie men een scène met deze kampioen hoog- en vèrspringers in elkaar had gezet. Wie Adele Sandrock kent, kan zich de rest der historie zoo ongeveer voorstellen. Toen ze had uitgesproken, overtuigde zich de architect er van, dat zijn coulisses niet op om vallen stonden. En Fritz Bock aanvaardde de terugreis naar Berlijnmet zijn vijf-en-twin- tig vlooien. Bij de opnamen van „Liebe, Tod und Teufel" kwam men 's avonds tot de ontdekking, dat men den volgenden ochtend een aantal exoti sche eenden noodig had. Telefonisch graasde Bock in den nacht heel Duitschland af en den volgenden morgen bracht een speciaal vliegtuig ergens uit Beieren de eenden naar het vliegveld „Tempelhof". Voor „Des jungen Dessauers gros se Liebe" was er plotseling een ponny noodig, die het goed vond, dat een gedresseerde aap kunstjes maakte op zijn rug. Voor „Der Bettel- student" dook Bock een uil op, waarvan het draaiboek eischte, dat hy op bevel knipoogde en afwisselend het rechter en het linker oog sloot. Bij „Turandot" filmde men vier-honderd tro pische vogels, bij „Ein Mann will nach Deutsch- land" twee gedresseerde pauwen, bij „Schloss Vogelöd" dertig getemde!wilde konijnen, bij „Das Madchen Irene" dertien Maltezer Leeuw tjes, Fritz Bock is de impresario der fauna. Een zeer mooi staaltje van Bock's dresseer- kunst heeft men onlangs in Nederland kunnen bewonderen in de film „Stadt Anatol" (Bran dend Goud). Wanneer Anatol, de stad, welke plots uit den grond verrezen is /met de onver wachtheid, waarmee de nieuw ontdekte petro leum uit de aarde spoot, door het vuur wordt vernield, dan ziet men, hoe te midden van den algemeenen chaos, een hond zijn jongen onder vlammen en rook in veiligheid brengt. Natuur lijk is er ter dege voor gezorgd, dat er voor de dieren niet het minste gevaar bestond. De vlammen en de rook echter waren in de studio even goed zichtbaar als op de film. Niettemin deed de hond, wat er van hem verlangd werd. Ondanks dat de jonge dieren, die hij redden moest, heelemaal niet zijn eigen jongen en zelfs geen zusjes en broertjes van elkaar waren. Fritz Bock jubileert op het oogenblik. Sinds een tiental jaren is hij in vasten dienst bij de Ufa. Hij is geen geliefde ster en ook geen be kende grootheid geworden. Hij behoort tot de typische representanten van het alleen door insiders gekende en gewaardeerde gilde, dat zonder ooit op den voorgrond te treden de film eigenlijk maakt. Juliana en Rernhard, ze hebben zich al wat dankbaarheid op den hals gehaald! We zijn zóó met hen ingenomen, zóó eens met hun plannen, dat het veel te officieel aandoet, als we hun namen lezen met zooveel officieele groote hoofdletters ervoor geplaatst. Inderdaad zijn er weinig gebeurtenissen, welke voor iedereen zooveel blijheid, trots en voldaanheid inhouden, als het huwelijk van prinses Juliana met prins Bernhard. De één is verheugd en voldaan uit nationali teitsgevoel, een ander mede om het geluk van twee jonge menschen, een derde weer uit zake lijke overwegingen van handel en verkoop, en ja, er zijn er ook, die hun eigen geluk vinden door het geluk van deze beide vorstelijke ge liefden. Treesje Hamers was juist twintig jaren oud Ze was bij moeder in de huishouding en ver liefd. Op een timmerman. „Daar kan natuurlijk geen sprake van zijn," verklaarde pa. „Stel je voor! We kunnen in onze ambtenaarskringen onmogelijk een tim merman halen." „Maar pa," protesteerde Treesje, ,,ik kan u massa's voorbeelden opnoemen...." „Kijk eens, Treesje, massa's noemt men niet op en bovendien is één massa voldoende," merkte pa ambtelijk op, „tenslotte, al was iedere ambtenaarsdochter met een timmerman getrouwd, dan zal ik zooiets in mijn familie weten te voorkomen." Daarmee was de geheele aangelegenheid, die Treesje's denken en verlangens geheel vervul de, in een enkele minuut afgehandeld en afge wezen. Toen kwamen de berichten over de verloving van de prinses met den Duitschen prins, daar na werd de datum van het huwelijk bekend en nog wat later de route, welke de bruidsstoet zou volgen. Deze en alle andere tijdingen in de kranten en door de radio hielden, als zoovele duizenden andere menschen, ook de familie Hamers en haar eenigste dochter bezig. „We moeten er heen, dat moeten we zien." besliste pa voor allen. „Van de week ga ik eens een paar goede plaatsen huren. Van hier naar Den Haag is maar een eindje, ik neem de tram en als ik op Zaterdagmiddag ga, ben ik tegen etenstijd weer terug." Moeder zweeg; waarom zou ze bedenkingen maken, als pa gesproken had? Maar Treesje "bezat nog niet de levenswijsheid van haar moeder. „Daar kon u wel eens leelijk naast staan, pa," zei ze openhartig, „of u moest er erg veel geld voor over hebben. Ik heb gehoord, dat de plaatsen in huizen en op tribunes langs den weg, waar de stoet passeert, akelig duur zijn. „Zou je dat niet aan my over laten?" vroeg pa, „ik laat mie niet overvragen, noch minder laat ik me in den nek zien. Juist optreden tegen dergelijke woekeraars is het eenig juiste mid del om ze een toontje lager te doen zingen." Treesje zweeg; ze kreeg plotseling een schit terend idee. Zaterdag wilde pa gaan, maar dat duurde nog drie dagen. Ze holde naar boven, naar haar kamer en schreef een langen brief. Het R.K. Medisch Consultatiebureau voor drankzuchtige mannen en vrouwen van alle standen, van de afdeeling Amsterdam van de Dr. Ariënsvereeniging, houdt 's Maandags om de veertien dagen, des avonds van 8 tot 10 uur, zitting; Beulingstraat 11 (Centrum), nabij het Koningsplein. De eerstvolgende zittingen worden gehouden: Maandag 11 Januari 1937. Maandag 25 Januari 1937. Maandag 8 Februari 1937. Maandag 22 Februari 1937. Maandag 8 Maart 1937. Maandag 22 Maart 1937. Maandag 5 April 1937. Maandag 19 April 1937. Maandag 3 Mei 1937. Maandag 24 Mei 1937. Moedeloos slenterde het tweetal de stad uit, een stiUen land weg op. Daar stond een kleine auto, heelemaal alleen. „Die hebben ze zeker verloren", zei Piet. „Weet je wat, we stappen in en dan gaan wé den eigenaar zoeken." Eerst weigerde de motor, maar toen hij eindelijk aansloeg, vloog de auto vooruit met een ontembare vaart. Een ongeluk was natuurlijk te voorzien en dat kwam al bij het eerste het beste bruggetje. Het autootje vloog tegen de borstwering aan en Piet en Drein er overheen in bet water. Toen ze weer wat waren opgedroogd, gingen ze maar weer op stap en spraken iedereen aan om aan werk te komen. Van een grondeigenaar kreeg Drein een sigaret en de beste wten- schen, maar daar schoot hij niet erg mee op. Zaterdagsmiddags nam de heer Hamers een trammetje naar Den Haag: „Ik kom met pracht-plaatsen terug, reken daar maar vast op," beloofde hij optimistisch, zijn uitmunten de stemming duurde niet zóó geweldig lang. Toen hij aan enkele adressen was geweest en men hem het voor en tegen van plaatsen ver huren in huis of op speciale tribunes had dui delijk gemaakt, toen hij ondervond, dat de vraag ontstellend was en het ^antal plaatsen groot, maar niet in evenredigheid daarmede kón zijn, begreep de heer Hamers, dat er toch moeilijk van woeker kon gesproken worden, wanneer de menschen zelf schuld hadden aan die hooge prijzen. Hij was met zijn aanbiedin gen óók al boven zijn begrooting gegaan, maar zijn prijs kwam niet in aanmerking, zoo er zelfs al een adres was, waar nog plaatsen te huren waren. Hoogst onaangenaam gestemd stond de heer Hamers te kijken by een grooten winkel, waar de heele etalage in een tribune was vertim merd, doch geen plaats meer onverhuurd was, toen een jongè man hem op den schouder tik te: „Is u niet mijnheer Hamers?'* „Jawel, mijnheer, had u iets?" vroeg de heer Hamers terug. „Inderdaad, mijnheer, u zoekt plaatsen voor de feestelijkheden, nietwaar?" „Ja, dat wil zeggen „Ik begrijp het, mijnheer, ik overvraag niet. Gaat u maar eens mee." De heer Hamers ging, en zag. Hij maakte kennis met de vriendelijke ouders van Henk Molendijk en toen hij vernam, dat hij de plaatsen geheel gratis kreeg, werd de heer Hamers joviaal, hy dronk graag de aange boden thee en noodigde Henk met zijn ouders uit den volgenden dag bij hem thuis op de thee. Opgetogen ver haalde de heer Hamers aan E stellingen en het E onverwachte for- tuintje om drie buitengewoon goede plaatsen zoo maar voor niets toegeworpen te krijgen. Toen Pa vertel de, dat hij als tegenprestatie de familie Mo lendijk tegen den volgehden dag gevraagd had, waren de dames het volkomen eens met zijn uitnoodiging. De Zondag-thee verliep schitterend, de ken nismaking werd nauwer aangehaald met de Kerstdagen en het Oudejaar vierden de fami lies zoo feestelijk en gezellig, als ze het jaren niet meer beleefd hadden. De familie Molen dijk, en vooral Henk, kon geen kwaad doen by den heer Hamers, hij was opgetogen over hen. Als Treesje nu met zoo iemand zou willen trouwen „Maar pa, hij is immers timmerman en die wilt u toch niet in de familie?" merkte Treesje voorzichtig op. „Nee, die wil ik," zei de heer Hamers norsch, „hoewel er een spreekwoord bestaat: Uitzonde ringen bevestigen den regel. Daarmee basta." 't Was een dag vóór het groote nationale feest, toen pa na het eten tot zijn vrouw zei: „Er is toch eigenlijk iets eigenaardigs in die geschiedenis. Ik heb natuurlijk ook op het bureau verteld over mijn buitenkansje. Ze za ten verstomd, hè. Drie plaatsen op één der beste punten, voor niets! Maar ze brachten me in de afdeeling op een gedachte, die me al een paar dagen vasthoudt. Waaróm krijg ik eigen lijk van een wildvreemden jongeman drie plaatsen voor niets?" Plotseling lachte Treesje hartelijk en danste op haar vader toe: .Omdat een aanstaande schoonzoon, die morgen, maar nèt vlak voordat we onze plaat sen willen gaan innemen, aan u en moeder om mijn hand zal vragen, zich dit buitenkansje heeft benut!" En met een kameraadschappelijk klapje op zijn schouder snelde ze de kamer uit. De heer Hamers zat een moment perplex. Toen zei hij tot zijn vrouw: „Als zoon zou ze een talentvol en tactisch ambtenaar kunnen zijn, nu, geloof ik, dat we haar den zin zullen moeten geven." Vraagt hei oordeel van Uw dokter I mt U 1 Bij Apothekers en Drogisten groote flacon kleine flacon f 1.1 5 i 66 Het inspecteurtje verwelkomde zijn grooten Londenschen collega met veel gebaren, leidde hen het café binnen en stond er op, dat zij nu 2*jn gasten zouden zyn. Neen. Er was niets te rapporteeren. Zeker, de drie personen waren hog bij dr. Moreno in huis, en dat huis werd streng bewaakt. En zijn Pasci's mannen Wisten, waar ze hem vinden konden. „Heel goed," zei Wirlescombe. „Dan zullen We eerst nog een half uurtje uitrusten. En onderwyl kunnen we eens praten over Hij hield plotseling op, en staarde naar drie •henschen, die in een donker hoekje naast de deur zaten. Wirlescombe boog zich over naar Graye. „Ik ken twee van die menschen," fluisterde hij. „Een er van is Monsieur Delphine van de Parijsche politie, de ander is Mellish, een detective uit New York. En ik zou wel eens Willen weten, wat die hier zoeken." HOOFDSTUK XS GESTRAND OP dat oogenblik voelde Wirlescombe, terwijl "ti zich naar Graye overboog, dat er een hand op zyn mouw werd gelegd. Hy keek op, en zag dat Pasci zat te staren naar een van die drie mannen, die hy niet kende. En de kleine man zei met een van emotie bevende stem: „Signor, ziet u dien heer, die daar juist met die twee vreemdelingen is binnengekomen? Het is de groote Donato, onze beroemdste detec tive. Ah! Ik wist niet, dat hij al terug was. Hij is voor zaken op reis geweest naar de Frajj- sche Rivièra. Ik moet u eens aan hem voor stellen. Zijn roem is toch zeker wel tot u door gedrongen?" „O, natuurlijk," antwoordde Wirlescombe, die eigenlijk nog nooit van den grooten ^Donato h^ad gehoord. „Natuurlijk, maar kent u die andere twee niet?" „Neen, Signor, ongetwijfeld zijn het vrien den van Signor Donato." „Ik ken ze wel," zei Wirlescombe opstaande, „en ik zal eens met hen gaan praten. Signor Pasci en u zullen elkaar zeker wel een» paar minuten bezig willen houden, dokter," voegde hij er met een knipoogje naar.Graye aan toe. „Ik zou er heel wat om durven verwedden, dat ze op dezelfde prooi uit zijn als wy. Ik zal het u direct komen vertellen. Houd den kleinen man zoolang hier." De Franschman en de Amerikaan keken ver wonderd op, toen ze Wirlescombe's ronde figuur en zijn jovialen glimlach zoo eensklaps voor zich zagen. Ze verwelkomden hem met enthou siasme, stelden Signor Donato voor en maakten een plaatsje voor hem vrij. „En wat brengt mijnheer Wirlescombe hier in Genua?" vroeg de Franschman. „Zaken of plei- zier? 'n Vacantietje na al het zware werk, éh?" „Zaken," antwoordde Wirlescombe prompt. „En ik zou u ook wel kunnen vragen, wat u hierheen voert, de een uit Parijs, de ander uit New York, maar ik ben er van overtuigd, dat het ook zaken zijn. En, mijn waarde confrères uw gezondheid, Signor Donato, op onze nadere kennismaking het zou me niets ver wonderen, als uw zaken mijn zaken waren." De man uit Parijs en de man uit New York keken elkaar eens aan en toen naar den Italiaan. „Wel, en wat zijn jouw zaken, Wirlescombe?" vroeg Mellish toen. „Wat zijn de jouwe?" vroeg Wirlescombe. „Neen," antwoordde de Amerikaan, „als jij denkt, dat de jouwe de onze zijn, dan moet jij ons vertellen, wat de jouwe zijn." „Best," zei Wirlescombe. „Geen bezwaar, als het maar onder ons blijft. Wel ik ben hier, omdat ik iemand zoek, dien ik van Rome uit ben nagereisd. Hij noemde zich Stephenson van St. John's Wood in Lon den. Hier in Genua schreef hy zich in als Smith, maar ik geloof, dat zijn eigenlijke naam Di Spada is. Nou?" De drie mannen keken elkaar aan, Wirles combe lachte. „En, jongens?" zei hij. De detective uit Parijs boog zich naar hem over. „Waarvan beschuldigt u hem?" vroeg hij. „Nergens van, maar ik moet iemand hebben, die onder zijn hoede is, een jong meisje," ant woordde Wirlescombe. „En wat hebben jullie tegen hem? Laat ons open kaart spelen. Ik wist wel, dat we denzelfde zochten." Weer keken de drie elkaar aan, tot de Franschman en de Italiaan naar den Ameri kaan knikten, en deze zich lachend tot den Engelschman wendde. ,,'t Is er niet een, maar het zijn er twee, die we moeten hebben," zei hy. „En ze heeten wel degelijk Dit Spada. Twee broers, Lucien en Stefano." „En je gelooft, dat een van die twee hier is?" vroeg Wirlescombe. „We weten, dat Lucien al een dag of tien hier is. En we leven in de hoop, dat Stefano een dezer dagen op zal komen dagen. En naar wat je vertelde, vermoed ik, dat jy Stefano bedoelt." „Waar moet je hen voor hebben?" vroeg Wir lescombe. „Oplichterij op groote schaal. In New York, daarom ben ik hier, en in Parijs, en daarom is vriend Delphine hier." „En Signor Donato, wat heeft hij er mee te maken?" „Hij is een vriend van ons beiden. Donato heeft in de buurt van Nice naar Lucien ge zocht, en bij toeval uitgevonden, dat hij hier in Genua is. En als het waar is, dat Stefano zich hier bij Lucien gevoegd heeft, dan denk ik, dat we ze allebei wel te pakken zullen krijgen. En ik denk, dat enkele van de mooie dingen, waar ze hier dit zaaltje mee versierd hebben, er wel wat van zullen lijden." „Zou er gevochten worden?" vroeg Wirles combe. „Reken maar, als het er op aan komt," zei Mellish. „En ze schijnen allebei erg handig te zijn met hun revolver." „Waarom wil je eigenlijk trachten ze hier te arresteeren?" vroeg Wirlescombe. „Om twee simpele redenen, mijn zoon. De eerste is, dat, naar men ons meedeelt Lucien Di Spada gedurende zyn kort verblijf in deze stad waaruit (dit om je Britsche on wetendheid weer eens een vleugje te verminde ren) Columbus nog gesproten is het zich tot gewoonte heeft gemaakt, om hier iederen mor gen om 11 uur zijn aperitief je te drinken, en zyn krantje te lezen." „Ja en die tweedef" „De tweede is, dat voor zoover wy weten noch Lucien noch Stefano ons kent. En als nu Stefano hem vandaag vergezelt, dan zullen we van deze gelegenheid gebruik maken, om hen kalm en vriendelijk, maar daarom niet minder flink op het lijf te vallen. Alles bij elkaar kun je wel een heibeltje verwachten." „Misschien kan ik iets beters voorstellen," merkte Wirlescombe op. „Alleen ben ik bang, dat de twee heeren mij kennen. Zouden zij iets verwachten?" „Voorzoover wij weten niet. Alles is heel stil voorbereid. Maar we vermoeden, dat ze naar Genua zijn gekomen, om van hieruit morgen naar Zuid-Amerika te vertrekken. Er vertrekt morgen een schip daarheen." „Jullie kennen hen toch zeker?" vroeg Wir lescombe. „Wij kennen hen best. En zie je die twee dikke kerels, die daar aan de bar zitten te drinken? Dat zijn „stillen" van Donato en die wachten tot er iets gebeurt." „Ik heb daarginds ook nog een „stille" zitten zei Wirlescombe, de twee drinkers eens opne mend. „Ga mee naar dat hoekje, dan zal ik je voorstellen. Dan kunnen we ook een plan da campagne opmaken, dat zal ons een hoop drukte besparen. Ik ben meer voor orde en kalmte bij dergelijke dingen." „Zeker," stemde Mellish in, „dat ben ik ook." Maar voordat ze nog op konden staan, zag Wirlescombe, dat Graye vanuit de box, waar hy zat, naar hem wenkte. „Een oogenblik," zei hy, en liep er naar toe. Graye stond ook op, kwam hem tegemoet, en nam hem een einde verder mee de zaal in. „Wat is er?" vroeg Wirlescombe. „Is er iets gebeurd?" Graye trok hem mee een andere box in. „Hebt u al eens naar dien man, die daar bij de bar staat, gekeken?" vroeg hij. „Nog niet," zei Wirlescombe. „Waarom?" „Ga hier zitten, en kijk dan eens om. Achter het tafeltje, waar u met uw vrienden zat, staat een man, in een grijs pak, en met een slappen hoed op. Kijk hem niet recht aan, maar zoo'n beetje toevallig. Nu bijvoorbeeld. Hij heeft zijn gezicht nu half dezen kant uitgedraaid." Wirlescombe draaide zich langzaam om. En met moeite kon hij een uitroep van verwonde- dering onderdrukken. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9