De huwelijksplechtigheid in de
historische St. Jacob
HET JAWOORD KLONK
De lof der buitenlandsche pers
a
Nederland naar
Den Haag
DS. WELTER VERRICHT
DE INZEGENING
VOOR ONS KONINGSHUIS
DONDERDAG 7 JANUARI 1937
Prinses Juliana, de Koninklijke
Bruid, fier en vorstelijk in dit
groote oogenblik
Luisterrijk schouwspel
en in de kerk
bij
De stoet komt
-e
De handen in elkander
BUITENLANDSCH OVERZICHT
Voor ons land en volk
a
In den vroegen ochtend daverde
het verkeer langs rail en weg
naar het hart der feest
vierende natie
Spoorwegen vernield
Ontzaglijk reizigers-
vervoer verwerkt
Intocht in Den Haag
Te Oegstgeest is heden in het huwelijk getreden mej. Juliana v. d. Meer met den heer
Martinus van Stijn. De bruid is op'denzelfden dag geboren als onze Kroonprinses
Voor de vensters der huizen, die uitzicht ge
ven op het plein, rondom de Groote Kerk, heb
ben honderden reeds uren gewacht.
Hier althans was geen venster onbezet ge
laten. Op de straat was geen publiek. Rondom
de kerk hadden matrozen het trottoir bezet; op
den rijweg tegenover den hoofdingang 'n be
scheiden poortje met een donkerrood baldakijn
staan eerewachten van studenten; geheel
rechts afgevaardigden der vrouwelijke studen-
tenvereenigingen en voorts een lang gelid sa
mengesteld uit de studentenweerbaarheidscorp-
sen. Om den hoek, waarlangs de stoet moet af
trekken, staan de eerefronten van officieren,
groep bij groep, met wuivende vederbossen wit
of zwart, dan wel met den hoogen kolbak der
huzaren of van den generalen staf.
Voor de kerkdeur komen langzamerhand de
autoriteiten. Een der eersten is minister-pre
sident Colijn. Uit de verte wordt hij toegejuicht
door het publiek, dat hem herkent. De tijd ver
strijkt, terwijl de zon hooger aan de blauwe
lucht klimt, en de zon haar schijn over het
kerkplein doet vallen. Telkens trekt opnieuw
de aandacht der toeschouwers: nu eens de Kon.
Marine Kapel, die aan het hoofd van deta
chementen mariniers in groot tenue onder
schetterende muziek komt opgemarcheerd en
naast de kerkpoort post vat, dan weer het
carillon dat vroolijke tonen over het plein uit
stort, dan weer een generaal, die terloops nog
even den stoet opwacht.
Het wachten duurt lang, maar plots
klinkt een trompetstoot en nog vrij
onverwacht ziet men van links, in de
Gravenstraat, den stoet naderen:
voorop een detachement Marechaus
see, en daarachter schemeren reeds
de gouden en gele dolmans der Rij
dende Artillerie. Spoedig is het
Kerkplein vol ruiters, die om den
hoek van de kerk weer verdwijnen:
de eerste berline rijdt voor, waaruit
Prinses Kyra van Rusland stijgt en
een der bruidsjonkers. En vervol
gens nog meer koetsen. Steeds een
gelijk, maar toch aantrekkelijk
schouwspel bieden: de elegante toi
letten der dames en de exotische uni
formen van haar cavaliers.
Het Vorstelijk Bruidspaar en Hare
Majesteit zijn nog pas op het stad
huis. De gouden en glazen koets rij
den leeg de kerk voorbij om daar-
achterlangs weer in goede volgorde
voor het raadhuis te komen.
Het is voor de wachtenden nog slechts een
voorspel geweest, en men wacht verder. Intus-
schen klinkt vanuit de vensters rond het plein
de radio-reportage van de formaliteiten in het
stadhuis: men hoort het eedsformulier, men
hoort het ja-woord van den Prins dat
van de Prinses, gaat voor de luisteraars ver
loren.
De eerste stalmeester, jhr. Verheijen, rijdt
intusschen over het plein heen en weer om alle
maatregelen nog even te controleeren. Hij
draagt een schitterend roode gala-jas, die rijk
Biet goud is afgezet.
Dan het is kwart voor twaalf uur
verschijnen de hemelsblauwe jassen der
huzaren, die aan de gouden koets vooraf
gaan, opnieuw voor het stadhuis; het bur
gerlijk huwelijk is gesloten en zij geleiden
de gouden koets voor de kerkdeur.
Langs alle wachten wordt het commando
doorgegeven: „Presenteert geweer" en
het geheele plein is dan omringd door een
haag van bajonetten.
De Prins en de Prinses stijgen uit de gou
den koets. Het zijn de oud-secretaris van
H.M. baron van Geen en de opperkamer
heer baron van Lijnden, die hen in het
kerkportaal ontvangen.
Na hen volgt in de glazen koets Hare
Majesteit de Koningin, vergezeld van
Prinses Armgard,
cfecfctfccktixfccfecfcücfcctickcfccfecfeckcfeckdbckctjtfetkcfeefcctjdjcfeckckcfecbcfcckiiickcb cfccfccfetLicfcckcfecfcckcbcfccktfcckcfccSwiiciicijctj
-&
De ruiters, die beide koetsen begeleid hebben,
stijgen af, laten hun paarden aan oppassers
over en volgen de koninklijke personen in het
kerkgebouw.
Het interieur van de Groote, St. Jacobs-
kerk biedt een alles overweldigenden aan
blik. Bnndels zonnestralen vallen door de
breede ramen naar binnen op de heldere
zacht blanke mnren en kolommen met hun
krullige kapiteelen. Op de prachtige rijen
zilveren orgelpijpen, op de gedreven kope
ren kroonluchters en op de gouden rosetten,
op de kruispunten van de ribben, die het
donkere houten gewelf dragen.
In de banken en op de donkere houten
balccns om het preekgestoelte verzamelt
zich geleidelijk een uitgelezen gezelschap
een gezelschap dat 'aanstonds bij den
eersten oogopslag herinnert aan oude schil
derijen van schitterende plechtigheden aan
de Europeesche hoven
Hier leeft een en al weelde van uniformen en
toiletten. Recht tegenover den preekstoel in de
oude Stadhoudersbank hebben enkele hooge
hofdignitarissen plaats genomen, de kleur van
welker uniformen men nauwelijks kan onder
scheiden door al de gouden tressen, onderschei
dingsteekenen en veelkleurige orde-linten, waar
mee zy zyn omhangen.
Voor hen hebben op rood fluweelen stoelen
eveneens een aantal waardigheidsbekleeders van
het Hof plaats genomen, allen eveneens ryk
omhangen met eere-teekenen.
De ministers in witte pantalons, dr. H. Colijn
met het Grootkruislint van den Nederlandscheri
Leeuw op de borst, hebben terzijde, links van
den preekstoel, plaats genomen. Rechts zitten
de diplomaten met hun dames. Ook hier vallen
de meest onderscheidene tenues op. De leden
van den Raad van State in lichtblauw met
zilver en de leden van den Hoogen Raad der
Nederlanden in het zwart, vormen een aparte
groep naast die der diplomaten. Achter de Re
geering zitten de leden van het parlement ge
schaard, waarvan vele de officieele galatenue
dragen.
Naast hen ziet men de burgemeesters van de
groote plaatsen met de ambtsketen omhangen.
Een breed gouden vlak vormt de groote groep
hofdignitarissen ter rechterzyde van de Stad
houdersbank.
Tegen de donkere betimmering onder het or
gel steken op het paars van sjerp en mantel
twee gouden bisschopskruisen af.
Daarvoor ziet men de ryke, exotische dracht
van de Indische prinsen, die allen de kleurige
bonte sarong dragen. Ze zyn rijk met goud en
edelsteenen omhangen, enkele dragen een don
keren Oosterschen hoofddoek
Een ander deel van de banken.wordt ingeno
men door professorale toga's, waar de witte bef
scherp tegen afsteekt. Nog elders heeft een groep
militairen plaats genomen, den statiesteek met
de witte pluim voor zich op de knieën. En de
ryke, kleurige charme en de toiletten der da
mes voltooien dit alles tot een machtig indruk
wekkend geheel, waar men het oog nauweiyks
van af kan wenden.
Met orgelspel, koor en solozang wordt de lan
ge tyd van wachten verkort. Officieren' van de
-8
-8
-8
-e
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-6
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-6
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
-8
't Heeft geklonken in onz' ooren, 't is weerkaatst in aller hart,
't Eéne woord, dat menschen saambindt, in hun vreugd en in hun smart.
Al de jubel van deez' maanden, al het luid en blij „hoera"
Vond vandaag zijn schoonsten climax in het kleine woordje „jat"
't Werd gezegd door jonge menschen, die voor 't volle leven staan,
Die elkander zullen helpen, één in liefde, voort te gaan;
Van één wil, van één verlangen was dit kleine woord de tolk.
Met een heil'gen ernst gesproken, voor hun God en voor hun volk.
't Was het „ja" van menschenkinderen, zich ontworst'lend aan den druk
Van de eenzaamheid der grooten, in verlangen naar geluk;
't Was ook 't woord van jonge vorsten, van hun zware taak bewust.
Van den last, die, tot den dood toe, thans op beider schouders rust.
Maar hun jawoord vond zijn weerklank in een volk en in een rijk.
Van zijn vreugd om deez' verbint'nis geeft ons land' thans duid'lijk blijk:
Ook wij willen eeuwig trouw zijn, en wij zeggen ernstig na
't Woord, dat heden werd gesproken, het voor altijd bindend: ja!
3a, nu nieuwe hoop gaat gloren, durven wij het leven aan,
En wij blijven vastberaden om het Huis Oranje staan;
Uit den band, door God gezegend, putten wij weer moed en kracht.
Want Oranje en ons Neerland zijn door God te zaam gebracht.
Laat vol vreugd de klokken beieren, en, fanfares, schalt nu luid
Een hoezee voor Hollands bruidspaar, voor den bruigom en de bruid.
Want het „ja", dat thans gezegd is, legt een onverbreek'bren band
Tusschen hen en tusschen allen, tusschen Vorstenhuis en landl
HERMAN KRAMER.
3-
3-
3-
3-
8-
8-
3-
3-
3-
3-
3-
8-
8-
8-
8-
3-
8-
8-
8-
3-
3-
8-
6-
8-
3-
3-
8-
8-
8*
8*
3-
3-
3-
8-
8-
8-
8-
3-
3-
3-
3-
3-
3-
8-
3-
3-
8-
3-
8-
3-
3-
3-
3-
8-
3-
3-
3-
3-
8-
8-
8-
8-
8-
8-
3-
3-
3-
8-
blauwe huzaren met de zilveren gibeme om den
schouder en den kolbak in de hand, doen dienst
als geleider. Tweeduizend menschen hebben
plaats genomen.
Tusschen half elf en elf uur komen de ko
ninklijke gasten, die in de nog niet bezette don
kere zetels, waar de wapens van Oranje en
Lippe-Biesterfeld op gestikt zijn, plaats nemen.
De opper-ceremoniemeester, in rood gala, met
den staf in de hand geleidt hen over de tapijten
een voor een naar hun zetels. Vier vorsteiyke
gasten dragen het groene generaals-uniform
van het oude Duitsche keizerhjke leger, de borst
vol ©rdeteekenen en onderscheidingen.
Meer dan twee uren reeds hebben de meeste
aanwezigen hun plaatsen ingenomen. Tegen
twaalf uur geleidt een officier der huzaren
Mangkoe Negoro VII naar zyn plaats, naast
den Minister-President, die hem met een hand
druk begroet. De ceremoniemeester volgt en
loopt achteruit nog even den weg, dien aan
stonds de stoet moet nemen.
Achter de Stadhoudersbank staan de deuren
open en verschijnen de nog afwezige achter
gebleven hooge hofdignitarissen, die de plechtig
heid in het Raadhuis hebben bijgewoond.
Nauweiyks hebben zij hun plaatsen ingenomen
of allen verrijzen van hun zetels. Het orgel zet
zacht melodieerend het Bruidskoor van Handel
in. Ginds, terzijde van den preekstoel, vlak
langs de Indische vorstelijke gasten, schrijden
de paren der bruidsmeisjes en bruidsjonkers
statig naar het midden der kerk. De meisjes zijn
allen in zacht vloeiende kleuren gekleed en dra
gen een band in het haar. De jonkers zyn vry-
wel allen in het zwart.
En dan, als het orgel den hoogsten
jubel van het Bruidskoor uitzingt,
de oude gewelven vullend met een
rijkdom van warme klanken, ver
schijnt aan den ingang van de con
sistoriekamer het Prinselijk Bruids
paar zelf, omstuwd door bruidskin
deren.
Prinses Juliana, licht blozend het
gelaat, is een liefelijke verschijning in
Haar heerlijk bruidstoilet. Zij draagt
de blanke lelies in de hand. Zij is
zichtbaar onder den inddruk van het
groote gebeuren. Zij neigt het hoofd
licht naar den Prins, den fieren slan
ken officier, die Haar aan zijn ster
ken arm geleidt. Ook Hjj toont zijn
emotie: het gelaat door een lichte
bleekheid ^vertogen boven het don
kere uniform. Zijn oogen echter stra
len helder en sterk achter de glan
zende brillenglazen.
Hen volgen de naaste verwanten: H.M. Ko
ningin Wilhelmina, in zilver glanzend feest
gewaad, Prinses Armgard, eveneens in het licht
gekleed en Prins Aschwin, slank en blond in
zijn eenvoudig jacket, zy nemen onmiddeliyk
achter het bruidspaar plaats.
Wanneer dan de bruidskinderen den rüken
sleep en de weelde van den yiwolkenden bruids
sluier hebben gespreid, bestygt de voorganger
prof. Obbink het kleine spreekgestoelte, dat
voor den kansel is geplaatst, om, terwijl de
Prinses diep het hoofd buigt en de Prins eer
biedig zyn witgeschoeide handen over elkander
legt, onder diepe stilte, het votum uit te spre
ken.
Met zware volle klanken zet het orgel in.
Allen verheffen zich dan van hun zitplaatsen
en samen zingt men het „Dankt, dankt nu al
len God". Duideiyk ziet men hoe de Prinses
diep geroerd door de beteekenis van dit oogen
blik, het Haar vertrouwde lied meezingt.
Wanneer ds. Obbink voorgaat in het gebed
buigt de Prinses, die, evenals H.M. de Koningin
en Prinses Armgard op Haar zetel zitten biyft,
diep het hoofd, den vryen loop latend aan Haar
gedachten en gevoelens, welke misschien ook 'n
oogenblik verwyien bij de herinnering aan der,
dierbaren Vader, wiens beeld Haar thans zoo
sterk voor oogen komt. En ook Prins Bernhard
ziet ernstig voor zich uit, ook hij is alleen in
zijn gedachtenwereld, ook hij ziet beelden te-
rugkeeren uit het zonnig verleden, ook hy is
een oogenblik weer by zyn vader, die hem in
liefde en trouw den weg in het leven wees.
Na enkele oogenblikken van diepe stilte
spreekt ds. Obbink zyn rede uit.
Na het beëindigen van deze toespraak be
klimt de 87-jarige oud-hofprediker ds. Weiter,
Prinses Juliana's geestelijk leidsman, het
BAYER
De politiek moge heden zwygen, nu in
schier alle kolommen van ons blad de
hoogtydag van het prinseiyk paar wordt
gevierd. De overzichtschryver acht zich, biy-
vend op zyn eigen terrein, verplicht, een eere-
saluut te brengen aan de buitenlandsche pers
en haar vertegenwoordigers uit alle landen. De
groote Europeesche pers, vooral die van Enge
land en Frankryk, heeft al weken lang eiken
dag een even uitgebreid als keurig fotomate
riaal gepubliceerd van ons land en van ons
Koningshuis. En thans hebben alle Europeesche
bladen van beteekenis hun correspondenten
naar Den Haag gezonden en in de sfeer van
de bruidsstad is hun geschreven woord gewor
den tot haast lyrische poëzie, zy schrijven met
een warmte en enthousiasme over het Neder'
landsche land en volk, die weldadig aandoet en
voor het wederzydsch begrijpen en waardeeren
slechts allergelukkigste gevolgen kan hebben.
Goed doet het te bemerken, met welken eerbied
in de buitenlandsche pers het door eeuwen heen
reeds roemruchtige Huis van Oranje wordt
bejegend, met wtelk een voornaam begrip de
waarde van dit aloude vorstenhuis .van Europa
voor de vryheden en rechten van het Neder -
landsche volk wordt beoordeeld en met welk
diep besef wordt gevoeld, hoe groot de invloed
der Oranjevorsten, juist door de bescherming
der volksvryheden, op de verlichte WesteUjke
landen van ons werelddeel is geweest. Dit alles
is van groot belang voor ons land, ook omdat
al die vertegenwoordigers der buitenlandsche
pers de gelegenheid gretig aangrijpen om in
hun bladen artikelen te schrijven over ons
volkshuishouden, onze staatkunde en ons zoo
ryk ontwikkeld koloniaal gebied. Hier en daar
klinkt wel in deze artikelen een toon van ove
rigens volkomen onschuldige jaloezie. Men be-
nydt ons, omdat wü buiten den wereldoorlog
zijn gebleven, men benydt ons, omdat ons land
als het ware een oase van vrede is, men be
nydt ons, omdat wy (maar hier speelt de alge-
meene feeststemming onzen buitenlandschen
collega's parten!) zoo rustig-weelvarend zyn.
Tot in de uithoeken van Europa zingt de perd
den lof van ons land en van ons Koningshuis.
Ook in de pers der andere werelddeelen, vooral
in die van Amerika, staan wy door het prin-
seiyk huweiyk in het middelpunt der belang
stelling. Het behoeft geen betoog, dat deze al-
gemeene waardeering ons vaderland slechts ten
goede kan komen. Nederland is op het tooneel
van de wereld in het kader gezet van zyn roem-
ryke historie en van zyn nog zoo onverzwakt,
krachtig heden,
De Duitsche pers heeft in dit concert een
wanklank gevormd. Wij zullen er niet meer over
spreken. L'incident est clos, het geval is voor
bij. Na de gelijkgeschakelde aanvallen op ons
land hebben gisteren de Duitsche bladen alle
een eensluidend artikel gepubliceerd, getiteld
„Jubel in Holland", waarin met begrip over ons
land en volk wordt geschreven en waaruit
groote waardeering blykt voor ons Vorstenhuis.
Om een humoristisch einde te maken aan dit
artikeltje, dat alleen maar een feesttoast vol
dank wil zijn aan het adres van de buitenland'
sche pers, en om te laten zien, hoe een buiten-
landsch correspondent ons leuk-critisch kan be>
zien, citeeren wy uit een artikel, opgenomen in
het prachtige supplement, dat de Daily Tele'
graph aan ons land wijdde, de volgende zin
sneden:
„De Hollanders hebben hun voortreffelykhe-
den en hun tekortkomingen, maar in ieder ge
val schijnt 't dat zy de kunst verstaan die
Rembrandt zoo meesterlyk in z'n kleuren te
pas brachtzy weten hoe zij de dingen
moeten mengen, aanmaken, in evenwicht
houden
Dat feit treft den bezoeker ook in 't dage-
lijksch leven. Zy mengen hun sigaren zorg
vuldig met precies de goede verhouding van
Havanna, Braziel en Sumatra-tabak. Hun
koffie is de juiste menging van Java, Bra
ziel en Arabische koffie. Hun likeuren stree-
len 't verhemelte door haar uitgelezen aro
ma's. Geen diamantslyper ter wereld kan be
ter de honderden facetten zoo schikken dat
de hemelsche vonk noch te hard, noch te
zacht voortgebracht wordt."
Eindigen wy met te constateeren, dat eender
verbiydendste feiten bij het huwelijk van het
prinselijk paar is geweest de gebleken waardee
ring voor ons land in en door de buitenlandsche
pers.
Een warme dronk voor de duizenden soldaten, die het eere-cordon vormden
spreekgestoelte. Het Prinselijk Paar gaat staan
en trekt de rechterhandschoenen uit.
Voor den hoogbejaarden prediker met zyn
patriarchalen witten baard reiken zij elkander
de rechterhand. Alle aanwezigen verheffen zich
op dit plechtig oogenblik van hun zetel.
Fier staat daar ons Koningskind,
het hoofd hoog en iets achterwaarts
geheven. Prachtig vallen de zachte
plooien van Haar bruidsgewaad in de
zonnestralen, die door de vensters
schieten, fonkelen de edelsteenen
van Haar diadeem. Zooals Zij daar
staat, herinnert Zij aan de fierste,
fraaiste portretten uit vroeger jaren
van Haar vorstelijke Moeder. Waar
lijk, Zij is het Koningskind, de
Kroonprinses der Nederlanden.
Ds. Weiter stelt de vragen van het huwe
lijksformulier. Miet krachtige, duidelijk in de
heele kerk verstaanbare stem, gaf dan de Prins
aan Zijn jonge Vrouw Zijn woord.
Op Haar gelaat ontspannen zich de ernstige,
fiere trekken tot een heel milde en zachte
uitdrukking van overgave.
Beiden treden naar voren en knielen
neer. Ds. Weiter strekt de armen en de
gespreide handen zegenend over hen uit.
De mouwen van zyn zwarte toga hangen
statig neer. Diep neigt de Prinses het hoofd
en met haar de Prins, terwijl de zwakke
stem van den gryzen prediker de zegenbede
over hen uitspreekt.
Een der bruidsmeisjes komt dan nader en
helpt de Prinses weer op Haar plaats. Ds. Wei
ter staat het spreekgestoelte af aan prof. Ob
bink, die aan de jong gehuwden de ceremonie
van het uitwisselen der ringen toelicht. Ouder
zachte orgelbegeleiding zingt de gemeente
staande de zegenbede, waarna prof. Obbink den
Prins namens de Ned. Herv. Kerk een fraaien
in zwart leer gebonden bybel overhandigt.
Aan een der bruidsjonkers wordt het boek in
bewaring gegeven.
Na het dankgebed zingt de gemeente den
slotzang en na een laatste zegenbede wordt
de dienst beëindigd met den koorzang van
Sweelinck's psalm 138.
Weer rijzen allen van hun zetel.
De plechtigheid is ten einde. Prins
Bernhard en Prinses Juliana zijn man
en vrouw. Een heilige huwelijksband
heeft hen voor heel het verdere le
ven verbonden.
De bruidsmeisjes en bruidsjonkers gaan ge
armd vooruit naar de consistoriekamer. Ge
lukkig lacht de Prinses allen in het voorbij
gaan toe. Zij volgt met Haar Prinselyken
echtgenoot omstuwd door de bruidskinderen.
Prins Aschwin biedt H. M. de Koningin den
arm; Prinses Armgard steunt op die van Her
tog Adolf. En zoo volgen paarsgewijze ook de
andere gasten.
In de consistoriekamer bieden zy het jonge
gehuwde Paar hun wenschen aan en inmid
dels stroomt de kerk leeg.
DJOCJA, 6 Januari (Aneta). Bandjirs sloegen
den spoordyk van de N. I. S. en S. S. tusschen
Klaten en Prambanan op drie plaatsen weg.
Ernstige schade werd aangericht by Srowot
waar de N. I. S.-baan over een gedeelte van 40
meters is weggespoeld.
De grond is onder de S. S.-baan geheel weg
geslagen, de rails zweefden over een afstand
van 50 meter vier meter in de lucht.
Hedenavond zal de N. I. S.-baan in zooverre
gereed zyn, dat de nacht-expresse daarover ge
leid kan worden.
Het herstel van de S. S.-baan vordert een
langen tyd.
Nederland, dat toch geen land van lang
slapers is, was dezen dag nog veel vroeger
dan anders uit de veeren. In Amsterdam
reden om zes uur reeds van alle kanten
trams af en aan, maarzij brachten toen
nog slechts een luttel aantal passagiers mee.
Alleen op het Stationsplein, waar al die
drukte zich concentreerde, was het reeds
voor dag en dauw rijkelijk vol.
Nu is drukte op de stations niets onge
woons, maar opmerkelijk was de blijde
stemming, die uit alles sprak.
Vlaggen, oranje en de gala-uniformen van
militairen gaven aan de menigte, die daar in
het lampschijnsel dooreen woelde, een
feestelyk aanzien. En hoe meer het uur vor
derde, des te voller werd het.
De treinen, die met steeds geringer tus-
sehenpoozen vertrokken, waren reeds by het
beginpunt vol.
En het scheen een wonder, hoe zy op de tus-
Bchenstations toch nog steeds nieuwe menschen-
massa's konden opnemen. Moeilykheden voor
den dienst leverde de drukte overigens niet op:
de spoorwegmannen hebben sedert de Kerst
dagen gelegenheid te over gehad om daaraan te
wennen.
De hekjes waren bij de controle weggenomen
om de menschen gemakkelyker te laten passee-
ren kaartjes werden niet geknipt en niet in-
genomen alles was op vlotheid ingesteld, in
Den Haag stortten de wagons hun heele men-
schenlading uit op de perrons, om zoo goed als
ledig door te gaan naar Rotterdam of Amster
dam, waar nieuwe massa's op vervoer wacht
ten.
Ten Noordwesten van Den Haag, zoo tegen
Voorburg aan, kreeg men den besten indruk van
het geweldige railverkeer. De Noord-Zuid-Hol-
landsche, de „blauwe" tram, had al haar mate
riaal ingezet. Uit Leiden, uit Katwyk en uit
Noordwijk zond zij extra lange wagentreinen
naar de Residentie: de meest moderne harmo
nica-treinstellen en de heerlijkste stoomtram-
vehikeltjes uit de dagen van Olim.
Uit 't Oosten stormden met korte tusschen-
poozen de leigrijze Dieseltreinen op de Residen
tie toe. Ook de spoordijk van de lyn naar Haar
lem en Amsterdam torste zwaarder lasten dan
ooit: om de tien minuten daverde een zware
electrische uit de hoofdstad aan en om de zeven
minuten voegden zich daar nog de treinen aan
toe, die tienduizenden Rotterdammers via Pijn-
acker aanvoerden.
De intocht der bruiloftsgangers in de Hofstad
was op zichzelf reeds een evenement.
Onafgebroken stoeten van honderdduizenden
trokken vanaf den prillen morgen langs ver
schillende wegen de stad in.
Mannen, vrouwen en kinderen, veel militairen
onder hen, terstond herkenbaar aan den witten
of zwarten vederbos, die van de kepi wapperde.
Op het Stationsplein werden zij ontvangen
door commercieele inwoners der Residentie, die
van alles te koop aanboden. In de eerste plaats
nog tribuneplaatsen, in overvloed, men vroeg
zich af hoe deze nog over konden zyn als men
die honderdduizenden zag optrekken.
En steeds wordt de menschenstoet van de sta
tions aangevuld. Het zyn legers die Den Haag
bezetten en ordelijk naar hun plaats worden ge
leid door de tallooze agenten en de marechaus
sees, die, te paard, hoog boven de massa uit"
steken.