Het hoogste geluk van de menschen toespraak van den V\ BURGEMEESTER DONDERDAG 7 JANUARI 1937 De eerste officieele gelukwensch Een krans gelegd te Delft liefde van het volk is verdiend door den inzet van de geheele persoonlijkheid Het is wel het grootste geluk, dat ons menschen beschoren kan zijn, wanneer een man en een vrouw el kander in oprechtheid verklaard hebben, dat het hun liefste wensch is om voortaan samen hun leven te leiden, schouder aan schouder te staan om samen te dragen wat ieder aan zorgen en verdriet te torsen Jhr. VAN KARNEBEEK Grootkruis van de Huisorde van Oranje Op de kist van wijlen Prins Hendrik De Rijksveldwacht, welke de Haagsche politie i>y de afzettingen assisteerde, rukt aan HET HUWELIJKSFEEST IN DE RESIDENTIE Nadat de sluiting van het huwe- 'Ük op het stadhuis had plaats gehad bruid en bruidegom weer op hun *etels hadden plaats genomen, hield burgemeester van Den Haag een Gespraak: Koninklijke Hoogheden. Het is mij een buitengewoon voorrecht eerste te mogen zijn, die U oprecht Selukwenscht met Uw besluit, dat ik zoo- eveh in naam der wet mocht bekrachtigen. Majesteit. Het zij mij vergund, ook Uwe Majesteit ^Ün eerbiedigen gelukwensch aan te bie- ^en> nu Zij het geluk mag smaken, met Haar volle instemming Haar eenig kind Verbonden te zien aan den man, naar wien keuze van haar hart uitging. Auch erlaube ich mir der Mutter und Bruder seiner Königlichen Hoheit des tozen Bernhard, sowie den verehrten ®iteren Verwandten des Hohen Ehepaares, Burgemeester de Monchy meine aufrichtigen Glückwünsche bieten. anzu- Koninklijke Hoogheden. Jonge Echtgenooten. krijgt, maar ook om de vreugde en de heerlijkheid van het leven teza men te genieten. Elk van u heeft het geluk gekend van een zonnige jeugd, omringd als gij waart door de liefde van die u het naaste stonden. Wat de toekomst u brengen zal, niemand kan het u zeggen. Maar vast staat, dat de band, dien gij heden gelegd hebt, u sterk zal maken in de smart, omdat gij elkanders troost zult hebben, u de vreugde dubbel zal doen ge nieten, nu gij immers het geluk van den an der als eigen geluk zult ervaren. Naar menschelijke berekening zal u, Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, eenmaal moge het tijd stip nog heel verre zijn de kroon der Nederlanden te dragen worden gegeven. Op den hoogen en daar door noodwendig eenzamen post, dien gij dan zult innemen, zal het voor u een heerlijkheid zijn, naast u een man te hebben, aan wien gij al uwe zorgen en moeilijkheden zult kunnen toevertrouwen, een man, die u kent en begrijpt, voor wien gij uw hart kunt uitstorten en die als geen ander deelen zal in uwe blijdschap en voldoening, wanneer de uit komst de juistheid van moeilijke be slissingen aantoont. Dan zal voor u beiden het eenvoudige woord uit het burgerlijk wetboek, waarvan gij zoo even de naleving hebt beloofd: ,,de echtgenooten zijn elkander weder- keerig getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd", eerst recht een hooge beteekenis verkrijgen en zal het u. Prins Bernhard, een genot kunnen zijn om uwe echtgenoote in zoo me- nig opzicht dien bijstand te verlee- nen, die haar de vervulling van hare hooge taak lichter zal maken. Op dit oogenblik lacht echter gelukkig nog een blijde, zorgelooze toekomst u beiden tegen. Hartelijk verheugen zich uwe moeders en uw broeder in uw jong geluk en het zal u goed gedaan hebben te zien, hoe het Nederlandsche volk, dat u, Prinses, van uwe geboorte af op de handen heeft gedragen, in deze maanden met u heeft medegeleefd, gelijk het in deze uren bij honderdduizenden op en langs de stra ten van deze stad, bij millioenen aan de radio toestellen over vier werelddeelen verspreid, u zoo nabij tracht te zijn als slechts mogelijk is. Gij hebt het zij mij vergund dit te zeg gen die groote aanhankelijkheid verdiend. Zoo jong gij nog zijt, hebt gij toch reeds jaren geleden uw persoon ingezet tot leniging van nood. Gij hebt in crisistijd den stoot gegeven tot de oprichting van een instelling, die licht bracht in de duisternis, welke in vele gezinnen heerschte en gij zijt die instelling door uwen bijna dagelijkschen arbeid blijven steunen. En toen gij werd aangezocht om de opperste lei ding op u te nemen van den omvangrijken arbeid van het Nederlandsche Roode Kruis, waart gij ook daartoe aanstonds bereid. Dat gij, Prins Bernhard, u onmiddellijk ge zet hebt aan de bestudeering van ons econo misch leven door bezoeken aan belangrijke centra in alle deelen van ons land, door uwen arbeid ook aan de instelling, die het geestes kind was van den eersten Koning, het heeft groote waardeering gewekt bij de Nederlanders, wier hart u reeds geopend was, omdat gij hun geliefde Prinses deed stralen van geluk, die Nederlanders, wier taal gij al dadelijk zoo goed bleekt te beheerschen, wier aard zich tot uwen eenvoud aangetrokken gevoelde. Aldus hebt gij beiden aan ons volk de hand gereikt en het heeft die met graagte gegrepen. Na hetgeen gij beiden reeds deedt, behoef ik u niet te vragen: trekt die hand niet terug. Komende van de plaats, waarop gij staat, kan een enkel woord, een enkele daad van u zoo vaak tot zegen zijn. Een woord van bemoedi ging door u gesproken, uw blik waaruit deel neming spreekt, geven kracht in droefenis. Uw waardeerend woord wordt door hem, wien het gold, zijn leven lang niet vergeten. Zoo mede te leven met ons volk, het kost gij hebt het reeds ervaren groote inspanning en zelfverloochening, maar dui zendvoudig vindt gij die beloond in de liefde en de aanhankelijkheid van dank baar Nederland, dat in deze dagen tallooze beden omhoog zendt voor uw beider geluk. Neemt gij u voor in het leven, dat gij thans samen beginnen gaat, allereerst el kander te dienen in trouwe toewijding, aan uwe Moeder uwe kinderlijke liefde te blijven schenken en om u heen, in het volk te midden waarvan gij leeft, den zegen te verspreiden van uw medeleven en uwe be langstelling, dan zult gij stellig de daad, die gij heden hebt verricht, als de beste, de mooiste van uw leven blijven beschou wen. H. M. de Koningin heeft benoemd tot Grootkruis in de Huisorde van Oranje: den Minister van Staat, jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, commissaris der Koningin in Zuid-Holland. H.M. de Koningin heeft den burgemeester van 's-Gravenhage, Mr. S. J. R. de Monchy, benoemd tot commandeur in de Huisorde van Oranje. Vanochtend vroeg heeft de secretaris van Prins Bernhard, Jhr. Ir. W. G. Röell, een be zoek gebracht aan de Nieuwe Kerk te Delft. Jhr. Röell arriveerde om half acht. Hij werd ontvangen door den Commissaris van den Ko ninklijken Grafkelder, den burgemeester van Delft, mr. G. van Baren, die in ambtsgewaad was en den ambtsketen droeg, en den heer D. Houtzager. Jhr. Röell vertoefde eenigen tijd in den graf kelder, waar hij een krans van aronskelken na mens het vorstelijk bruidspaar op de kist van wijlen Prins Hendrik legde. Om acht uur vertrok Jhr. Röell weer naar de residentie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 5