Amsterdam: een woelige stad ÏKdveb&aal van dag DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL Kloosters branden in Barcelona VRIJDAG 15 JANUARI 1937 Althans in vroeger eeuwen Optreden der burger wacht Glas en goede smaak Broeder André over leden Aansprekersoproer van 1696 Beroemd bedevaartsoord door DON LOIS ALBARON Ontevredenheid kwam veelal in gewelddaden tot uiting De heer J. Z. Kannegieter heeft in het gebouw van de Vrijwillige Burgerwacht te Amsterdam voor de Studieclub van officie ren van dit corps een lezing gehouden over dit onderwerp: „Woelingen te Amsterdam in vroeger eeuwen". Als inleiding gaf de spreker een overzicht van de organen die in vroeger eeuwen belast waren met de ordehandhaving te Amsterdam: de stedelijke politie met aan het hoofd den Schout; de gewapende burgermacht of schutterij, een geer belangwekkende organisatie, die voorai door haar sociale positie een factor van betee- kenis was; de gamizoenssoldaten, een niet altijd be trouwbaar element, en ten slotte veiligheidscorpsen ad hoe, zooals ruiterwach ten van aanzienlijke poorterszonen. Tot zijn onderwerp komende, deelde de spre ker mede, dat de Amsterdamsche geschiedenis tal van oproeren van allerlei aard kent, zoo- dat een keuze moeilijk is. Hij zou zich echter bepalen tot eenige der meest sprekende too- neelen uit de drie voorafgaande eeuwen, zoo dat hij o.a. het Wederdoopersoproer van 1535, een om meer dan een reden merkwaardige ge beurtenis, waarbij burgemeester Colijn om het leven kwam, stilzwijgend moest voorbijgaan. Als eerste behandelde spr. het z.g. Dit was het gevolg van een keur op het trou wen en begraven, waardoor tal van begrafenis ondernemers zich ernstig benadeeld voelden. Door een scheeve voorstelling van de zaak te geven, wisten zij allerlei ongure elementen op him hand te krijgen, die tot plundering van eenige huizen overgingen. De gamizoenssolda ten bleken niet in staat of niet geneigd, de orde te herstellen. Des te beter deed de scnutterij haar plicht, die, eenmaal in het geweer ge roepen, den opstand spoedig gedempt had. Van veel grooter omvang en van veel grooter gevolgen ook was het Pachter soproer in 1748 De gewapende burgerij weigerde de belas tingpachters en hun bezittingen te beschermen, waardoor de stad eenige dagen ten prooi was aan den moedwil van het schier waanzinnige volk. Eerst toen de Staten van Holland tot op heffing van de pachterijen besloten hadden en toen de stedelijke regeering den schutters drin gend verzocht had, op te komen, kwam de bur gerorganisatie in actie, waarna de beweging een einde nam. Niet minder den 20 pachters huizen waren geplunderd, sommige zelfs ten deele afgebroken. Het vrijwel onbeteekenende „Soeploodsop- roertje" van 1835 dat nu volgde, behandelde de spreker vooral, omdat de finesses zoo goed be kend zijn geworden. Dooden zijn er niet ge vallen, de kwetsuren bestonden uit builen en schrammen. Buitengewoon instructief is het echter, omdat men er uit kan leeren, hoe een volksbeweging en scène wordt gezet. Ten laatste besprak de heer Kannegieter het palingoproer van 1886, dat gezien moet worden als een uiting van ontevredenheid jegens de stedelijke politie, maar dat tevens gevoed werd door den nood des tijds en de hartstochtelijke redevoeringen van de pioniers van het so cialisme. Lessen uit de historie Zijn er uit het voorafgaande leeringen te trekken voor den tegenwoordigen tijd? Men moet onderscheid maken tusschen 'het ont staan van oproeren en het dempen er van. Wat het ontstaan betreft, moet de vraag zeer zeker bevestigend beantwoord worden. Het blijkt toch dat spontane commoties tot de uitzonderingen behooren. Meestal is er opruierij in mindere of meerdere mate in het spel. De organisatoren blijven ech ter achter de schermen en Jordaners of Riddersstraters halen de kastanjes uit het vuur. Het zou Napoleontische regeermethode zijn, de aanstokers, die meestal wel bekend zijn, van te voren te interneeren. Er blijft voor de ordebewakers dus niets an ders over, dan af te wachten, tot er een uit barsting komt en dan de niet het meest schuldige belhamels te arresteeren. Oorlog en daarmede gepaard gaande hoogc belastingen maken de bevolking uitermate prikkelbaar en tot opstand geneigd. In 1696 woedde de krijg met Frankrijk, in 1748 was de vrede juist gesloten en in 1835 was het le ger nog gemobiliseerd. Eindelijk leert ons de geschiedenis, dat ook de Overheid niet altijd vrij uit gaat. Zoo had in 1748 de regentenheerschappij het contact met de bevolking geheel en al verloren. Geen wonder, dat men haakte naar verandering, waarlijk niet alleen naar verbetering in het heffen van belastingen. Burgemeester groote macht Wat nu de tweede vraag aangaat, het dem pen der oproeren, heeft het behandelde ons niet veel te zeggen, omdat de Overheid thans over betere middelen beschikt dan vroeger. Nïet al leen is het politie-apparaat verbeterd, maar ook heeft de wetgever de opperste leiding toe vertrouwd aan één persoon, ni. den burgemees ter. Vonden de zeventiende-eeuwsche burge meesters het nog wel eens noodig, machtiging te vragen aan de vroedschap, om de schutterij te doen ageeren, berustte in de eerste helft der negentiende eeuw de zorg voor de ordehandha ving bij het college van Burgemeester en Wet houders, sedert het totstandkomen der Ge meentewet in 1851 is de burgemeester alléén de verantwoordelijke persoon. Hij alleen kan thans bij voorkomende gelegenheden alle maatrege len nemen, die hij noodig oordeelt, de meest volmaakte hulpmiddelen staan hem ten dienste, den gemeenteraad behoeft hij geen inlichtin gen te verstrekken. Hij bezet een moeilijken en eenzamen post, slechts geschikt voor karakters van groot formaat. Bij de gedachtenwisseling werd in het licht gesteld, dat tegenwoordig, door de afschaffing der schutterijen, de burgemeesters niet meer, zooals in vroegere eeuwen, de beschikking heb ben over een plaatselijke, gewapende macht tot steun van de politie bij ernstige ongeregeldhe den. Daar plaatselijke oproeren in tijden van economischen druk en van sociale ontevreden heid licht kunnen uitgroeien tot opstanden en, ernstiger nog, tot revoluties, zijn de plaatselijke burgerwachten, zooals die te Amsterdam, ge roepen, op vordering van den Burgemeester, de politie met militaire macht bij te staan, ten einde deze in staat te stellen oproeren reeds tn de kiem te smoren. De burgerwacht alhier zet Voor het palingtrekken bestond altijd een groote belangstelling up» ötówS&ïfcssSiè*. -*. In de oude tijden vond onrust in de volkswijken weerklank in andere deelen van de stad. Onze prent toont ons den Dam in de achttiende eeuw, waar een ordebewaker door het verzet van de menigte werd gedwongen een huis binnen te vluchten dan ook de eeuwenoude traditie voort, dat de Plaatselijke Overheid over een eigen gewapen de macht beschikt, die zij'kan gebruiken in al die gevallen, waarin de politie den toestand niet meer beheerscht. Deze macht is samen gesteld uit regeeringsgetrouwe mannen, met uitbanning dus van alle extremistische ele menten. De glaskunst is geen verschijnsel van dezen tijd. Ze werd reeds bij de Egyptenaren beoefend en de werktuigen, die thans nog bij het glasblazen in gebruik zijn, verschillen in principe maar heel weinig met die der oude Egyptenaren. Een geweldige routine wordt van den glasblazer vereischt: is hij een veertien dagen ziek, dan heeft hij drie maanden noodig, om zich weer geheel in te werken. Vroeger stond het vak van den glasblazer zeer in aanzien, en terecht. De Fransche konin gen, die er een hobby voor fraai kunstglas op na hielden, haalden de glasblazers uit het bui tenland (voornamelijk België en ook Duitsch- land) weg en zij slaagden hierin wonderwel, door ze bij hun vestiging in Frankrijk in den Franschen adelstand te verheffen. Er is sindsdien veel veranderd en voor den glasblazer is het zoo geworden, dat niemand met meer recht van dien „goeden ouden tijd" kan gewagen dan hij. Ondanks de groote rou tine, die nog voor de richtige uitoefening van zijn vak vereischt wordt, ondanks den moei lijken en zwaren arbeid, is het aanzien van den glasblazer zeer gedaald en wordt op zijn vak neergezien. Het moet velen, die bij den aankoop van glas- en aardewerk ook hun aandacht plegen te schenken aan kleur en vorm van het be treffende artikel, opgevallen zijn, dat den laat- sten tijd de aesthetische schoonheid van het glas- en aardewerk er eerder op achter- dan vooruitgaat. Van de goede richting, die voor eenige jaren schuchter ingeslagen werd en een meer verantwoorden, soberen en doelmatigen vorm voorstond, terwijl ook de kleur een belang rijk punt van overweging ging uitmaken en zelfs al vaak haar kermisbontheid verloor, van deze goede richting wordt steeds meer afge weken. De koppen en schoteltjes met bloem- décor nemen in al hun bonte onbescheidenheid bezit van de étalages en eischen geheel de aandacht op van het koopende publiek. Glazen met patroontjes, gekarteld z.g. „geslepen kris tal", gelden als het nieuwste en gaan schrik wekkend grif van de hand, zoodat de glasfa brieken te dezen opzichte hun „handen" vol hebben voor tijdig nieuwen aanmaakt. Maar hoe komt het, dat we ten deze van den goeden weg zijn afgeraakt en weer dreigen terug te vallen in de algemeenheid van bonte kermiskraamartikelen, die van elke aesthetische schoonheid gespeend zijn en den goeden smaak van den enkeling geweld aandoen? Zijn hier de glasfabrieken schuldig? We kennen een glasfabriek, wier zolders opgesta peld staan met glas- en aardewerk, dat aan vele, zoo niet alle aesthetische eischen voldoet en waar ware kunststukjes onder zijn, een lust voor de oogen. Echter, de verkoopafdeeling van de fabriek regelt den aanmaak van de artikelen naar de momenteele vraag der tusschenhan- delaren, de winkeliers, en houdt daarbij tevens de fabricage der concurreerende fabrieken in het oog bij den aanmaak van artikelen, die gaan". Komt een harer reizigers b.v. met een goedkoop glas, dat een koopgraag publiek ge vonden heeft, dan zullen zij, om niet ten ach ter te geraken, ook iets dergelijks moeten gaan produceeren. 2!akenmenschen, fabrikanten, zijn nu eenmaal geen philantropen en men kan niet van hen verwachten, dat zij kunstenaars of idealisten zijn. De „besten" onder hen willen er wel eens een keer een paar honderd gulden aan wagen, maar dan is het ook afgeloopen. Kop pen en schotels zónder bloemetjes gaan gemeen lijk, als er een kooper voor gevonden wordt, voor de helft minder in waarde weg. Welke handelsman zou niet, al moge hij met idealis tische neigingen „behept" zijn, voor de verlei ding bezwijken en er een goedkoop bloemen- patroontje op laten zetten? We hebben het gezien: de opvoeding tot goeden smaak moet van onderaf aanvangen, bij het publiek. En het is dan allereerst taak bij de jeugd te beginnen en bij haar aan te kweeken het gevoel voor de aesthetica en schoonheid. Voor het lager onderwijs, dat niet slechts deze zijde van de opvoeding verwaar loost, maar indien zulks mogelijk nog verder verknoeit en tientallen jaren ten achter is bij de huidige moderne opvattingen over schoon heid en cultuur, voor dit lager onderwijs is nog een schoone, doch dringende taak weggelegd. De smederij „De Drie gekroonde Hamers" dateerde uit 1676. 't Was een zaak met een naam en al werd uit eerbied voor den stichter de poort t-n de balk daarboven met den uitgehouwen datum en het smids-embleem behouden, ach ter die poort was de smederij echter met haar tijd meegegaan. Daar heerschten de macht en de kracht van den meester-smid en zijn zonen onveranderd fier en kundig met thans de mo dernste gereedschappen en hulpmiddelen. En tusschen smederij en woonhuis lag een vredig niemandsland. Daar woonde onder velen de koster. De koster was een kip; haar uitzonderlijke naam herinnerde aan den vroegeren eigenaar. Die kip was de trots der smeden-familie, zij was de kampioene onder haar acht soortge- nooten. Ze had haar entrée gemaakt vanuit een doodgewonen zak en, na eenige veront waardigde wiekslagen, met van verwondering knippende oogleden haar nieuwe omgeving nek- rekkend aangestaard. Behalve mede-kippen had ze een pracht van een haan opgemerkt, maar ook een groot slag met vele duiven, een los rondspringend konijn, een hond, twee kat ten en zelfs een paar eenden, die naar water niet schenen te talen zelfs. Spoedig was de koster gewend en bleek inderdaad een kip, die haar vak verstond. Nagenoeg dagelijks leverde zij een ei, dat overigens ook in grootte niets te wenschen overliet. Dus liet als vanzelfspre kend de koster zich haar eereplaats voorstaan; er werd voor gewerkt. Doch ook in een kippenleren zijn van die bepaalde gevoelens tegenover anderen en van die maatschappelijke verhoudingen, welke niet nalaten eenige bitterheid door de dagelij ksche geneugten te mengen. Zoo noopt Tommy, de hond, die uit puur medelijden staart en ooren had mogen behouden, al was hij ook een ras pincher, de koster meermalen de dikke, veilige takken te bezoeken van den stok-ouden pere boom, die ieder jaar een verminderende hoe veelheid sappige vruchten afwierp. Eenden vallen buiten de standsbegrippen van een kip en de koster toonde dan ook zelfs geen belangstelling voor haar openbare baden in een grooten, ouden spoelbak uit de smederij. Duiven, die vlogen om af en toe eens een week vrij voer of een medaille te winnen, reikten riet aan de waardigheidsvoorstelling van de koster en de kattenkatten schijnen voor kippen als duivels voor menschen te zijn. In ieder geval was de koster doodeljjk beangst voor de poesen; nóg meer voor Dirk, de doch ter, dan voor Willem, de moeder. Haar kake lende vreugde was haast onbegrensd, toen, juist tegen Kerstmis, Dirk, die altijd het meest werd vertroeteld, plotseling verdween en nimmer werd teruggezien. Doch de winter bracht ook leed, zelfs rouw in de kringen van de koster. Op een vinnig kouden morgen na een nacht van felle vorst, kraaide geen haan. De meester van het kippenhuis bleef onbewogen op stok. De kippen waren er zenuwachtig van en toen één der smeden een onderzoek instelde, dron gen ze angstig by elkaar, knipperden met de oogleden en klokten. „Bevroren," constateerde de smidszoon, „witte puntjes op zijn kam en stijve kuiten." De koster, een kip, was zelfs verontwaardigd over dergelijke harteloosheid, welke nog gelach oogstte. Kippen kunnen zwaar piekeren over iets en de gebeurtenissen van den laatsten tijd zaten de koster heel erg dwars. Zij besloot te deser- teeren. Een zonnige lente-middag zag haar, onder de „Drie Gekroonde Hamers'' door, de wijde wereld instappen met lange, nieuwsgierig rek kende passen. Maar een agent de politie ziet alles hield haar aan, zij het met groote moeite en gevaren voor zijn waardigheid. De koster werd in arrest gesteld en de toevallige omstandigheden brachten de koster in de krant, vermeld namelijk in de rubriek „gevon den voorwerpen." Onder de vleugels gedragen, werd de koster weer naar het paradijs der dieren terugge- tm Toen Drein zijn wedervaren aan Piet vertelde, werd deze Met z'n tweeën trokken ze er thans op uit om een honderdtal Na eenige uren hadden ze een prachtverzameling van alle kwaad. „Wat riep hij, „ze weigeren ons? Ga mee, Drein, ik bedelaars te verzamelen. Hoe viezer ze er uitzagen, des te nogelijke landloopers-typen om zich verzameld. „Zie, jongens", wil eens zien of ze ons niet toelaten. Ik heb geld in mijn zak eerder kwamen ze in aanmerking voor het plannetje van Piet. zei Piet. „Nu gaan we met zijn allen lekker eten in Hotel Royal.' om kamers te betalen voor wel honderd landloopers en bede laars." bracht, dat zij niet had weten te waardeeren, doch de ongewone gebeurtenissen hadden haar ran haar stuk en van den leg gebracht. ZÜ vergat haar kippenplicht en daardoor haar be* staansrecht. Om te beginnen kostte haar deze tragedie haar goeden naam, weinig vleiends opmerkingen van haar meesters volgden spoedig. De koster werd baloorig en baldadig. Ze be gon te pikken naar haar zusters, stond me' slaande wieken en wijdopen snavel in gevechts positie tegenover den hond en deed zelfs ver woede uitvallen. Niemand vermoedde, dat de oorzaak van dit |nj optreden heel be- langrijk was. De koster werd naar T\ bnctw" uiterlijk en schijn i XVt; rCUo tb beoordeeld, en er j werd zelfs niet gedacht aan de natuurlijke neiging tot verdediging van eigen dommen. Zoo werd de stemming ten opzichte van de koster steeds slechter en de jongst® smid verklaarde, dat „de koster rijp werd voor de braadslee!" Onverwacht voelde de koster zich op eeu middag aangegrepen en ondervond aan den lijve, dat smeden ook slagerscapaciteiten kun nen bezitten. De koster sneuvelde, kakelend en klokkend, onschuldig op het veld van eer, in dit geval een keukentafel, en den anderen dag roemden de huisgenooten om strijd haar ge braden kwaliteiten en genoten de malschheid van haar blank vleesch en haar prachtig vet. Drie maanden later, bij het leeghalen van het „kachel-nok" in den herfst, bleek het on recht, dat de koster was aangedaan. In een ouden haard zonder deurtjes en roosters, vond de jongste smid een groote partij onbruikbare eieren, welke de koster in klokkende blijmoe digheid daar had neergelegd en verzameld. Op Driekoningen overleed te Montreal een eenvoudig leekebroeder van de Congre gatie van het H. Kruis, die in geheel Canada bekend stond als de stichter van de beroemde bedevaartskerk te Mont Royal, welke aan den H. Jozef is toegewijd. De merkwaardige levensgeschiedenis van de zen „wonderdoener" vonden wij beschreven in de Universe. Broeder André was de zoon van arme ouders uit Fransch-Canada, wier gezin uit 11 kinderen bestond. Toen Alfred Bessette zooals hij in de wereld heette 10 jaar oud was, had hij zijn ouders reeds verloren. Zijn zwakke gezond heid liet hem niet toe om de school te bezoeken, en daarom verrichtte hij allerlei werk, eerst op een boerderij, toen bij een schoenmaker en ver volgens op een katoenmolen in Connecticut. Zijn gezondheidstoestand dwong hem toen naar Canada terug te keeren, waar de pastoor der parochie, waar hij woonde, hem allerlei werkzaamheden liet opknappen. In dezen tijd vond hij zijn eigenlijke roeping en begon hij ook een groote devotie te koesteren tot den heilige0 Jozef, Canada's beschermheilige. Op den leeftijd van 25 jaar trad hij als leekebroeder in bij °e Congregatie van het H. Kruis. Eiken avond, ais zijn dagtaak was verricht, bracht hij nu ure° door in gebed voor een primitief gebouwd ka pelletje van Sint Jozef, dat op de helling va» den Mont Royal was gelegen. Vervolgens werd hij portier en barbier op het College van Notre Dame en verwierf zich wel dra in wijden kring bekendheid wegens-de ge' nezingen, die door zijn bemiddeling plaats von den. En in 1904, pas 34 jaar nadat hij zijn ge loften had afgelegd, gaf de Aartsbisschop bed1 verlof om de eerste bedevaartskapel op de° Mont Royal te bouwen, met geld dat hij barbier had verdiend. Hij had daartoe IcuS moeten sparen, want voor één keer knippen in rekende hij slechts twee-en-een-halve penny* Deze bouw kostte hem 40 pond sterling. Thans verrijst op dezelfde plaats de majes tueuze bedevaartskerk, die hoog en wit boven Montreal zich verheft en millioenen gulden5 heeft gekost. Het grootste gedeelte daarva0 werd betaald door de pelgrims. Vele gevalle11 van genezingen, die hier plaats vonden, word®0 vermeld. Broeder André stierf in den ouderdom van 91 jaar. Hij was een verre neef van Mrs. Dionn®> de moeder van de Canadeesche vijfling, en meJl verhaalt hoe hij eens het leven heeft gered va° Mrs. Dionne's moeder. Deze laatste was naWe' hjk al maanden ziek geweest ven verzwakt® steeds meer, toen zij hoorde, dat Broeder An dré op een nabijgelegen boerderij verbleef. broer van Mrs. Dionne droeg toen zijn moed® in zijn armen naar den Broeder toe. Toen vrouw de boerderij bereikte, lag zij op sterve0 en zij was weer gezond toen zij naar haar eige huis terugkeerde. ATT T7 A DDMMC^C °P dlt blad ziJn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen C* *7CH bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ET blJ 6611 ongeval met p OCH bij verlies van een hanf* I .I "i x\Dvyl 1 lii O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen KM\Jverlies van beide armen, beide beenen of belde oogen doodelijken afloop een voet of een AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 6 „De drang, dien je hebt, om je hoofd op te richten en tóch te kijkenEn dan zeker te weten, dat het gebeuren zal.... Ként u dat ge voel?" Ik kende dit gevoel, want ik had het ook gehad. Ik scheen er echter minder van te ge nieten dan vriend Gomez. We zaten nog in het zand, toen de militairen al bezig waren, hun knieën af te slaan. Ik had er geen flauw idee van of ze gevoch ten hadden tegen royalisten of tegen commu nisten. Misschien wisten ze het zelf ook niet. „Ga mee naar huis," stelde Gomez voor en ln één adem dóór zei hij: „Het is een gróóte tijd, waarin wij leven." „Jaja „Er wordt geschiedenis gemaakt." „Zeker," zei ik. „In zooverre de geschiedenis zich léat maken." „Jij bent veel te sceptisch voor een priester." Dit was al meer tegen mij gezegd. JEr zit een vreemde kronkel in den gedach- tengang van de menschen tegenwoordig," zei ik. „Een menschenleven wordt te gering geacht en de dood wordt te véél geacht. Voel je, dat daar iets aan hapert?" Gomez dacht aan een sophisme. „Ik bedoel dit. De menschen maken meestal veel te veel drukte van den dood. Ze zijn er bang voor: veel banger dan nóódig is voor iets, dat toch in den grond een heel gewone zaak is. Niets is zoo algemeen als de dood." „Natuurlijk." „Maar bij al dien angst springen ze den dood in de armen of ze gooien hem een ander in de armen, of hij niets anders is dan een vogelver schrikker." „Ik zal je Iets zeggen," zei Gomez. „Je bent heelemaal mis. Je vergeet wat doodsverachting is en heldenmoed. Denk aan den commandant van Toledo, aan Pedro Prieto. Zijn laatste woorden waren: „Leve Spanje." De stad wemelt reeds gedurende enkele dagen van verhalen over menschen, die „Leve Spanje" hebben geroepen. „Denk aan Silvestre in Badajoz." „Wie was dat?" „Een grootgrondbezitter en hij had zeven honderd morgen landDe bandieten dron gen binnen en wilden zich meester maken van zijn vrouw en dochter. Maar hij heeft ze dood geschoten." „De bandieten?" „Neen, zijn vrouw en zijn dochter.... Zie jedat is moed." Ik zweeg en Gomez begon mij woedend mijn laksheid te verwijten. „Spanje is altijd te traag geweestin alles," begon hij. „Wat is Spanje in de geschie denis? Sinds de gouden eeuw is dit land niets geweest dan een hoorigheid. Daarna zijn we teruggevallen in de inertie van de Middel eeuwen." Het sprak vanzelf dat mijn tegenspraak hem moest ontstemmen. Ik vertelde hem dat uit de inertie van de Mid deleeuwen kathedralen waren* opgegroeid en een groote cultuur. Door den invloed van de Mooren toonde onze cultuur wel typische afwijkingen met het cultuurbeeld van Europa, maar het was er niet minder levendig om. En wat de gouden eeuw betrof: daar is voor het vorstenhuis van Castilië veel geluk bijgekomen. Goed beschouwd hebben we veel te lang zitten tobben met de Mooren en het resultaat van de godsdienstoor logen in het Noorden is vrij poovertjes geweest. Bovendien vormde Spanje slechts schijnbaar een geheel: de servituten en de privilegies in de verschillende deelen van het rijk liepen zóó zeer uiteen, dat het nooit een eenheid heeft kun nen vormen. En ten slotte meende ik de verhalen over de ongehoorde daden van moed van beide partijen in twijfel te mogen trekken. „Wat ik verteld heb komt uit betrouwbare bron," zei Gomez woedend. We waren in de richting van het Zusterhuis gegaan. Het was voor mij niet mogelijk om achter de Pescaloria om mijn huis te bereiken, zoodat mij niets anders overbleef, dan een schuilplaats te zoeken bij de Zusters. Don Pedro zou wel blij zijn als hij mij zag. Gomez, scheen zijn boosheid plotseling te onderdrukken en kalm zei hij: „Als je mij noodig hebt dan weet je mij te vinden. Tenminste als ik nog leef. Ik ben lid van de Renovacion Espana en je weet, wat dat zeggen wil." Ja.... ik weet, wat dat zeggen wil. Dat wil zeggen, dat Don Gomez gaarne speelt met den dood. Zijn lidmaatschap voor de uiterste natio nalistische partij is voor hem dezelfde gezellige griezel als de vuurdoop onder de barricaden. Don Gomez is een flinke man, een gezonde levenslustige kerel maar ik acht hem zoover zich dat laat beoordeelen nog niet rijp voor den dood. De dood wil zeggen: voor Gods rechterstoel verschijnen. Een streep zetten onder de reke ning en het saldo leeren kennen. Staan de zaken van Don Gomez dan zóó goed, dat hij er nu al vrijwillig uit kan scheiden? DERDE HOOFDSTUK Op het plein voor het gesticht is een onge wone drukte. Er staan menschen, in groepjes verspreid; er staan ook menschen op de balcons. Het ziet er uit, of er straks een processie zal passeeren. Het is geen dag voor bezoeken en er ligt iets rumoerigs over deze drukte, die beklemmend werkt. Gomez heeft afscheid genomen op de stoep en er wordt van verschillende zijden gefloten. Opeens trek ik werktuiglijk mijn hoofd opzij en er vliegt een steen door de ruiten, vlak naast de deur. De vensters van de benedenverdieping worden beschermd door zware tralies, zooals men die vindt in alle steden rond de Middellandsche zee, zoover deze bevaren werd door Mooren en Algerijnsche roovers. Het gebouw dateerde uit een tijd, dat de donkere heeren van den over kant nog wel eens overstapten, al was hun buit dan ook niet zoo belangrijk meer als die van hun grootvaders. Deze tralies geven voldoende bescherming tegen den overmoed van particuliere bestor mers. Ik sta te popelen, dat de oude zuster, maar spoedig de deur los zal maken, daar ik elk oogenblik een tweeden steen verwacht. Er komt echter niets meer en ik heb den indruk, dat de dader geen instemming heeft gevonden bij de omstanders. De werkzuster opende de deur en terwijl ze verslagen naar het gebroken ruitje keek, zei ze met bevende stem: „St. Anna brandt en ook O. L. Vrouw ter Zee." Ik snel de trappen op en uit de gang bij de bovenzaal zie ik achter de huizen zwarte rook wolken, die recht de lucht in stijgen. Ik zie ook brand vlak achter de kathedraal en ik veronderstel, dat dit het museum is en de bisschoppelijke bibliotheek, die daar in vlam men opgaan. De zusters zijn in de kapel, Rector Del Torres had zich bij haar aangesloten. Hij had zijn superplie en stola aan en bad het rozenhoedje voor. Het H. Sacrament stond uitgesteld en kaarsen brandden alsof het hoogfeest alle W»s' de Toen de Rector mij echter in de deur van sacristie zag verschijnen stond hij biddend °"l maakte zijn moeilijke, diepe kniebuiging en 65 een zuster een wenk om het voorbidden over te nemen. We stonden in de deur van de kapel en kon nog juist de achterste bank zien. hadden drie mannen plaats genomen, die onbe holpen in een confectiepakje staken. Hun te schoren kruinen staken zonderling af bij de 8e bloemde stropdasjes, die hun toilet voltooide0* „Van de Cisterciënsers," zei Don Pedro, Pasquale Martinot, Bruno ik weet zijn naa° niet meer en Fermino Brunelli. De beide ®el sten waren genaturaliseerde Franschen, 0 laatste, een Italiaan, was mij bekend als schril ver van dagbladartikelen over populaire mor3*3 filosofie. Don Pedro wist mij nauwkeurige bijzonde heden mede te deelen over den moord °P Karthuizers bij Badalona. Er was opdracht geven de paters naar Barcelona te breng®' daar er zich verschillende Franschen onder bevonden. Men had zich op eenvoudige wu van hen afgemaakt door hen beurtelings v achteren neer te schieten. Later had men eenige der gewonde Paters teruggevonden naar het hospitaal naar Barcelona vervoerd. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10