Het Zeemonster van Naóasaki Md metaal ma den daq Sneeuw en ijs in het Noorden Havenconflict te Rotterdam eo(d Gream Kloosters branden in Barcelona Een bisschop in het ijs DINSDAG 26 JANUARI 1937 Verschillende Drentsche dorpen zijn van de buitenwereld afgesloten Scheepvaart ondervindt moeilijkheden De auto-diefstal te Roosendaal VAN BRANDSTICHTING VERDACHT Arbeidersorganisaties treffen reeds voorbereidingen voor een staking De dader, een zwakzinnige, in zijn woning te Dordrecht aan gehouden Oude man voor de rechtbank Leening Groningen Overwintering in het Poolgebied Oude Afrikaansche beeldhouwwerken &-7frtZ nmB» De dagelijksche verzorging met door DON LOIS ALBARON De ijzige stormwind, die van Zondagavond af uit Oostelijke richtingen over het Noorden van ons land waait en die Maandagochtend een ongekende hoeveelheid sneeuw over de drie Noordelijke provincies uitstortte, is vandaag weliswaar in kracht iets afgenomen, maar de snerpende koude is er zeker niet minder door geworden. De stormwind joeg Maandag en vannacht de fijne sneeuw op tot hooge bergen en het merk waardige feit deed zich voor, dat terwijl op sommige plaatsen geen sneeuw was te vinden, op andere plekken de sneeuw zich opstapelde tot hoogten, waar geen doorkomen aan was. Vooral in Oost-Drente, zoo o.m. op den weg van Zuid-Laren naar Anloo, vormden zich bergen sneeuw, die de wegen volkomen blokkeerden. Sneeuwbarrières van twee me ter hoogte en zes meter lengte over de ge- heele breedte van den weg zijn geen uit zondering. Verschillende auto's bleven reeds in dergelijke hoogten steken, sneeuwden ge heel in en konden voor, noch achteruit. Verschillende Drentsche dorpen waren Maandagavond van de buitenwereld afge sloten. In de Noordelijke binnenwateren, welke dicht gevroren zijn, is het verkeer geheel gestremd. De geregelde dienst van de Hunze-booten is stopgezet en ijsbrekers met 'n ijsploeg zijn van ochtend van Harlingen naar Groningen vertrok ken om te trachten een geul vrij te maken. Wanneer dit gelukt en de ijsbrekers vanavond in Groningen aankomen, zou het voor de Hun- zebooten mogelijk zijn om via Nieuwediep Am sterdam te bereiken. Ook de Lemmer-booten, die vannacht uit Amsterdam naar Groningen vertrokken, kregen van Lemmer af met groote moeilijkheden te kampen. Zij worden voorafge gaan door ongeladen vaartuigen, die dienst doen als ijsbrekers. De reis vordert uiterst langzaam, steeds moet worden achteruit gestoomd om met nieuwe kracht voorwaarts te gaan. Vannacht vroor het te Groningen tien graden. Vanmiddag om twaalf uur was de temperatuur nog vijf graden beneden het vriespunt. Het ijs op de ijsbanen is door den sneeuwstorm niet mooi. De Groninger ijsbanen zullen waarschijn lijk morgen open gaan. Het was opgevallen, dat de man den vorigen dag petroleum gekocht had en dienzelfden dag Zijn Zondagsche kleeren bij andere menschen had gebracht. Het O.M. achtte schuld aanwezig en wees op de omstandigheid, dat verdachte vroeger al eens voor brandstichting veroordeeld is. -- De eisch luidde een jaar gevangenisstraf. Namens den Centralen Bond van Transport arbeiders, den Nederlandschen Bond van Chris telijke Fabrieks- en Transportarbeiders en den Nederlandschen Roomsch-Katholieken Bond van Transportarbeiders St. Bonifacius, afd. Rotter dam, deelt men ons het volgende mede: Als gevolg van de beëindiging van het lid maatschap der Scheepvaartvereeniging Zuid, door de N.V. Frans Swarttouw's Havenbedrijf, is laatstgenoemde onderneming, met ingang van 1 Februari a.s., niet meer gebonden door de col lectieve arbeidsovereenkomst voor het haven bedrijf. De organisaties hebben zich, naar aanleiding hiervan, tot de directie van genoemde onder neming gewend, met het verzoek een arbeids overeenkomst aan te gaan op dezelfde voor waarden als met de Scheepvaartvereeniging Zuid overeenkomt. De directie antwoordde echter, dat zij deze zaak met de Scheepvaartvereeniging Zuid zou bespreken. Van de zijde der Scheepvaartvereeniging Zuid kan evenwel hierover niets worden medegedeeld. Intus- schen, zoo zeggen de organisaties verder, nadert de datum van 1 Februari snel en daarom zijn zij alle noodige voorbereidingen aan het treffen voor het geval op 1 Februari a.s. een staking in genoemd bedrijf zou uitbreken. Deze zou eventueel ongeveer hon- derddertig man, althans aanvankelijk, om vatten. êlUH^T *T <?UW\I Teen onze vrienden een paar dagen in den trein hadden gezeten, zei Piet opeens: „Zeg, Drein, zouden we hier maar niet eens uitgaan. We zullen wel zoo ongeveer in de goede richting zijn." Nauwelijks stond de trein stil of ze stapten uit. „Hallo, meneer", zeiden ze tegen den stationschef, „waar zijn we?" Maar daar de chef hen eerst in het Grieksch en daarna in het Arabisch antwoordde, werden ze niet veel wijzer. Kalmpjes doolden ze naar buiten en overlegden waar ze zou den kunnen slapen. Opeens werd hun aandacht getrokken door een bord, waarop stond: „Siuhet 't raan". „Dat is Grieksch", verklaarde Piet Prikkel en dat beteekent: „Naar 't tehuis". Laten We mar eens gaan kijken, misschien kunnen we daar clftTv»n Toen ze aan den hoofdingang kwamen, belde Piet Prikkel aan. „Wat moeten jullie?" vroeg een Gieksch dienstmeisje. „We wilden hier vannacht graag slapen", antwoordde Piet. Maar daar het tehuis alleen maar een tehuis voor oude mannen was, dacht het dienstmeisje, dat ze voor den gek werd gehouden. Ze klapte heel hard de deur dicht, zoodat de bulten van Piet z'n hoofd werden afgeknepen. De man, die er Maandagavond te Roosendaal met een vrachtauto vandoor was gegaan, is vannacht te Dordrecht opgespoord. Men bleek te doen te hebben met een zwakzinnige, die uit het gesticht „Vrederust" te Bergen op Zoom was ontvlucht. Achtervolgd door de motorpolitie uit Roosen daal is de man met groote snelheid naar Dor drecht gereden, waar hij woonde. Te Moerdijk haalden de politiemannen hem in, doch hij stoorde zich niet aan de sommatie te stoppen, waarop hij wist te ontkomen. Later werd de wagen aan den buitenkant van Dordrecht aangetroffen. De man bleek naar zijn woning te zijn gegaan, waar de politie hem heeft aangehouden. Hij zal naar Bergen op Zoom op transport worden gesteld. Te Maastricht had zich voor de rechtbank de 72-jarige O. uit Schaesberg te verantwoor den, die daar in den nacht van 7 op 8 No vember van het vorige jaar brand zou heb ben gesticht. Hij had drie huisjes aan de Heideveldstraat gekocht voor 1500 en een verzekering geslo ten voor 4000. Van zijn eigen woning uit had hij zich door een gat in den muur op de andere zolders begeven en daar lompen, oude kwitanties en andere rommel verspreid; dit alles had hij met petroleum overgoten. Tegen twee uur brak brand uit. Een buurman, die hem kwam waarschuwen, kreeg ten antwoord: Laat maar branden. De veldwachter vond verdachte op een der zolders, waar hij werkeloos stond en het vuur zijn vernielend werk liet verrichten. De inschrijving op ƒ4.800.000 3'A pet. Obliga- tiën, Leening 1937, ten laste der Gemeente Gro ningen, tot den koers van 99'A pet., zal zijn opengesteld op Dinsdag 2 Februari bij de Hol- landsche Bank-Unie en H. Oyens Zonen te Amsterdam; N.V. Bankierskantoor Van Lissa Kann, te 's Gravenhage, en te Groningen bij den Gemeente-Ontvanger. De obligatiën zijn voorzien van halfjaarlijk- sche coupons, vervallende 1 Februari en I Augustus, waarvan de eerste vervalt 1 Augus tus 1937. Houders van de per 3 Maart 1937 aflosbare obligatiën der 4 pet. leening 1934 teerste lee ning) ten laste der Gemeente Groningen, pro resto groot ƒ5.047.000, kunnen bij de inschrij ving op de 3'A pet. leening een recht van voor keur uitoefenen in dier voege, dat de aanmel ding der 4 pet. obligatiën bij de inschrijving zooveel mogelijk recht geeft op toewijzing van een gelijk nominaal bedrag 314 pet. obligatiën, leening 1937. De coupures van 100 zijn uit sluitend verkrijgbaar voor houders van 4 pet. Obligatiën 1934 (eerste leening) van 100, voor zoover zij van het recht van voorkeur gebruik maken. De voor de uitoefening van het voorkeursrecht aangemelde obligatiën moeten, voorzien van alle nog niet verschenen coupons, op Donderdag 25 Februari ten kantore van inschrijving wor den ingeleverd, waartegen 314 pet. obligatiën, eventueel recepissen, worden uitgereikt onder vergoeding aan de inschrijvers van koers- en renteverschil. De betaling der op de vrije inschrijvingen toe gewezen obligatiën moet geschieden op Donder dag 25 Februari ten kantore van inschrijving, met 995 per obligatie van 1000, vermeerderd met ƒ2.28 voor 24 dagen rente a 3% pet., onder aftrek van 2 pet. couponbelasting en met ƒ497.50 per obligatie van ƒ500, vermeerderd met ƒ1.14 voor 24 dagen rente a 3'A pet. onder aftrek van 2 pet. couponbelasting. De leening is a pari aflosbaar in 22 jaar. De opbrengst dezer leening dient ter gedeel telijke conversie der per 3 Maart 1937 aflosbaar gestelde 4 pet. leening 1934 (eerste leening) ten laste der Gemeente Groningen, pro resto groot 5.047.000. Dat de prediking van het Evangelie ook in onze dagen zijn eigen romantiek kan be zitten, leert een beschrijving der lotgeval len van een Missiebisschop, Mgr. Peter Falaize, die samen met een priester, een broeder en drie Eskimo-kinderen maandenlang door het ijs in gesloten is geweest. Zelfs een hoogst moderne ontknooping ontbreekt niet aan het verhaal, dat wij in de Universe aantroffen. Intusschen kan dit ons ook leeren hoe het hier niet alleen gaat om een spannende historie, maar om groote ontberingen en langdurige gevaren. Monseigneur Falaize en zijn lotgenooten wer den tijdens den afgeloopen herfst met hun schoener, die den naam droeg van Oijze Lieve Vrouw van Lourdes, door het ijs ingesloten toen het winterseizoen aanbrak. Met hun sleden be reikten zij de kust en trokken 75 mijl ver het land in, om een onderkomen te zoeken in den afgelegen missiepost aan de rivier de Hornaday, honderden mijlen diep in het Poolgebied ge legen. Een Canadeesch piloot, die in de Poolstreken zijn sporen heeft verdiend, Matt Berry, had destijds te Letty Harbour, dat Noordelijker is gelegen, uit een opslagplaats der Hudson Bay Company 675 kilo voedsel gedeponeerd voor twee missionarissen, die hier hun verblijfplaats hadden gehad, en 'hiervan konden zij gebruik maken. Deze vlieger was het ook, die hen ten slotte met zijn machine in veiligheid wist te brengen. Hij vertelde naderhand als volgt over de lotgevallen van den Bisschop en zijn gezel len. „D© eerste ontberingen begonnen toen bruine beren uit het binnenland, die gedurende dezen winter bijzonder talrijk waren op de Poolkusten, een opslagplaats van visch openbraken en het grootste deel verslonden van 1500 groote forel len, die hier voor den winter waren opgeslagen. Gelukkig had een der Paters een voorraad van 14 caribou's aangelegd. De voedselvoorraad te Letty Harbour lag ongeveer 65 mijl Noordelij ker, terwijl de dichtstbfjgelegen vindplaats van kolen 25 mijl naar het Zuidoosten lag. Op een afstand van 35 mijl naar het Westen waren in een meer vischnetten uitgezet om het voedsel voor de honden te verschaffen. „Zoo kwam het, dat de drie hondenspannen spoedig hun krachten hadden uitgeput bij hun pogingen om de noodige voorraden voor de mis sionarissen en hun gezellen geregeld aan te voeren. Het was een reis van vier dagen naar Letty Harbour, en als zij waren teruggekeerd was de helft van het voedsel al verbruikt door de honden en de bemanning der sleden. De reis kon alleen worden volbracht doordat de pries ters zelf de sleden hielpen trekken of voort duwden om de uitgeputte honden te helpen. „Zij hadden reeds een der honden neerge schoten op den weg van Letty Harbour naar het kamp terug, voor wij daar zelf aankwamen, en schoten er nog een neer bij het terugkeeren van den kolenvoorraad. Wij bewonderden de priesters, die kalm doorwerkten, ook al raasde er een sneeuwstorm met een snelheid van 40 mijl per uur. Als wij hen niet bereikt hadden, waren zij, zooals hun plan was, naar den kolen- voorraad getrokken om daar hun tenten op te slaan." De piloot Mart Berry en zijn twee gezellen landden, bij hun pogingen om de overwin teraars te bevrijden, terwijl er een sneeuwstorm woedde met een snelheid van 50 mijl per uur, waardoor de machine werd omvergeduwd en op een der vleugels kwam te rusten, zoodra de glijvlakken den grond hadden geraakt. „De priesters hadden kolenzakken op den grond uit gespreid om een landingsplaats aan te geven, maar ik kon deze niet zien. Gelukkig kwam ik toch behouden neer," zei Berry. Na éénmaal tevergeefs te hebben getracht om te starten, verliet de piloot het kamp met zijn zes passagiers in den morgen, terwijl al leen een zwakke reflectie van het zonlicht in het Zuiden zichtbaar was. De toenemende duis ternis noodzaakte den vlieger te landen midden tusschen den missiepost en Aklavik, wat de plaats van bestemming was. Gedurende den daaropvolgenden nacht, terwijl de temperatuur zich bewoog om de 40 graden onder nul en er een wind woei ter sterkte van 20 mijl per uur, kampeerde het gezelschap op een onbekend meer, waaraan Berry ter eere van Monseigneur Falaize den naam van Bisschopsmeer gaf. Er waren geen boomen om de tenten aan te bevestigen; daarom bevestigde men deze aan de machine. Een der tenten werd gevormd door de canvas motorbedekking en diende tevens als keuken. Een deel van het gezelschap sliep in de cabine van het vliegtuig. Omdat men alleen beschikte over een nood rantsoen als voedsel, was het gezelschap zeer verheugd, toen den volgenden morgen het gun stige weer het veroorloofde om te vertrekken. De Pooldag was echter nog zoo donker, dat de piloot niet in staat was zich naar het land onder hem te oriënteeren; .daarom werd met het kompas de vliegrichting bepaald, en dank zij Berry's bekwaamheid werd Aklavik be reikt. De Bisschop werd per vliegtuig naar Fort Resolution gebracht, dat Zuidelijker ligt. De drie kinderen bleven te Aklavik op de missie school. Uit een van de belangrijkste verzamelingen oude Negerkunst, n.l. de collectie Charles Rat- ton uit Parijs, wordt een keuze van ruim vijf tig der zeldzaamste stukken tentoongesteld in de Kunstzaal van Lier, Rokin 126, te Amster dam. Deze expositie, die beeldhouwwerken omvat in brons, steen, ivoor en hout, zal van 23 Januari tot 13 Februari te bezichtigen zijn en wordt Zaterdagmiddag te 2.30 uur geopend. Aan de rechter- en linkerzijde op een der badplaatsen aan de Noordzee sloten hooge, bruine rotsen het strand af Daar achter, door een hek van prikkeldraad be schermd, lagen de duinen, waarnaast zich de. boulevard bevond. De eenige in- en uitgang van het kleine stukje strand, waarop niet meer dan een half dozijn badkoetsjes stonden, was een trap van 35 treden. Op dit oogenblik was Toon Rievers de eenige persoon, die op 't punt stond naar het strand te gaan, waar een dikke heer lag te slapen. Toon stond boven aan de trap. De slapende heer was gekleed in een wit flanellen costuum, en z'n panamahoed lag over z'n oogen, Naast hem op den grond lag een krant. „Een prachtgelegenheid", mompelde Toon en liep de trap af, die naar zee leidde. Hij was nu al een paar dagen in het Badhotel, waar hij z'n intrek genomen had, om z'n slag te slaan en daarna snel als de wind te verdwijnen. Deze slaper was de rijke mijnheer Leerman en diens zwaar gevulde portefeuille had meer dan eens Toon's hebzucht opgewekt, als hij vlak in zijn nabijheid een borrel had gedronken. Toon keek aandachtig rond. Beiden waren de eenige levende wezens op het kleine strand. Hij stak een sigaret op en keek scherp naar mijnheer Leerman, die daar onbewegelijk lag. Nog eens keek hij naar rechts en naar links, maar ze waren alleen. Hij liep wat dichter op mijnheer Leerman toe, en hield daarbij z'n blik op den grond gevestigd alsof hij iets zocht. In werkelijkheid beschouwde hij nauwkeurig het droge zand, om te zien of z'n voetstappen geen sporen nalieten-, .Van achter den panama hoed hoorde hij een zacht gesnurk. Nu was het juiste oogenblik daar. Snel boog hij zich over den slapenden badgast. In 't volgende oogen blik was diens zwaar gevulde portefeuille in Toon's broekzak verdwenen en liep hij weer kalm verder. Hij stad weer een sigaret op en keek op z'n horloge. „Twee uur; tijd om te lunchen". Hij begaf zich naar de trap, die naar den Boulevard leidde Eensklaps bleef hij als aan den grond ge nageld staan. Hij kon z'n oogen niet gelooven. Nog even te voren, voordat hij zich van de portefeuille had meester gemaakt had hij nauwkeurig rondgekeken en niemand gezien. En nu, recht tegenover hem, op de bovenste trede van de trap, zat een man. Had hij dan niet goed gekeken? Die kerel had natuurlijk alles gezien. Toon keek recht naar boven en hun oogen ontmoetten elkander. Nooit had hij een grimmiger oogopslag gezien dan van dien vreem deling. Toon beefde van angst. Terug, de zee in, dacht hij, maarhij kon niet zwemmen. De man, die rustig daar boven zat was groot en zwaar gebouwd, z'n hand omklemde een knoestigen dikken wandelstok. Met één slag zou hij hem, Toon Rievers, kunnen neervellen, en deze geduchte man wachtte hem op! Nog steeds bleef de zakkenroller aarzelend staan Waar had hij dien man meer gezien? Die breede, vierkante schouders kwamen hem niet onbekend voor. Drommels ja, een paar dagen geleden had hij hem met een politie- Potjes 0.65, 1.— en 2.— Flacons van w 0.60, 1— en 1.75 Compact 0.90, 1.50 Tuben 0 en 0.60 4711" Terei 4711" Cold Cream de creme voor de nacht, voedt de huid en houdt haar jeugdig en sterk. "Matt-creme" het verf rissdiende gezichtswater Verwijdert des ochtends alle resten van de Cold Cream en reinigt des avonds de huid van poeder en dagcreme. geeft aan de huid de zoo ge- wenschte matte tint. Ook uit stekend als onderlaag voor de zacht getinte "4711" poeder. agent zien praten. Toon begreep dat hij verlo ren was. Die man behoorde natuurlijk tot de geheime politie en hij stond aJ lang onder ver denking. Wat had hij nu aan die portefeuille van mijnheer Leerman, die in z'n broekzak zat, terwijl daarboven de politie kalm op hem wachtte? Hij dacht even na, smeet z'n sigaret weg en liep de trap op De man zwaaide met z'n stok heen en weer. Vijf treden van boven af bleef Toon stil staan en zei: „Luister eens, mijnheer". „Wat?" De zwaar gebouwde man stond op. Hij wa® nog grooter dan Toon gedacht had en z'n stok rustte gevëchtsklaar in z'n breede, gespierde hand. „Luisterluister eens, agent", hakkelde Toon. „Ikik moetuiets zeggen 't Was alsof de man hem nog grimmiger ett scherper aankeek. „Wel", sprak hij, „als u iets te zeggen heb. zeg het dan; ik luister". De zakkenroller vermande zich zoo goed MJ kon. „Welnu, agent, als je je mond houdt, da® zouden we den inhoud van deze portefeuille kunnen verdeelen". Om de lippen van den reus speelde een gli®" lach, dien Toon niet goed thuis kon breng®11, ,'t Is een eerlijk aanbod, mijnheer. U zou 1113 misschien hetzelfde aanbod gedaan hebben. Laten we eerlijk deelen en dan mond dicht houden, natuurlijk. Vindt u mijn aanbod niet aannemelijk. De man keek naar rechts en naar links. „Kijk eens, mijnheer", hernam Toon, die be' greep dat hij zich moest haasten. „U noch j» zijn onschuldige kinderen. Ik geef toe dat die portefeuille onder de oogen van een recher cheur wegpakte. Ja, ik weet heel goed wat bent. Maar wat gaan we nu doen?" In de verte klonken naderende voetstappen* „Mijnheer", fluisterde Toon, wien het angst* zweet uitbrak. „Hier, neemt u de heele porte* feuille maar, en laat me vrij." Hij sprong de treden t\ man f)t) van de trap op en muri Up duwde de porte- j feuille in de han- CIC trap i den van den reus. „Ik ga direct en voor goed weg, u zult geen last meer van 11,11 hebben". „Goed", zei de man rustig, en liet de port®" feuille in den zak van z'n jas glijden. „Dank u vriendelijk" mompelde de ander, en liep snél langs den reus heen. Een oogenbb* later was hij uit 't gezicht verdwenen. „Hij dacht dat ik een rechercheur was rieP de man en lachte uitbundig van pleizier. Z lachen deed mijnheer Leerman ontwaken, dl opstond, zich de oogen uitwreef en riep: „Allemachtig, is 't al zóó laat! Enma91 waar is m'n portefeuille?" Hij betastte zich aan den lijve, keek rond' zocht, maar vond niets. Zoo snel z'n beene hem konden dragen, snelde hij de trap op. Boven gekomen, hield de man, die daar za een portefeuille naar voren en vroeg: „IS dl van u mijnheer?" „Ja, dat is de mijne. Lieve hemel, noe hom u daaraan?" j „Ik kreeg haar van den dief, die ze u n® ontstolen. Hij dacht dat ik een stille poW' agent, een rechercheur was. Hoe vindt u W' Mijnheer Leerman borg z'n portefeuille j „Nu", lachte hij, „uw geheele voorkomen 1 aanmerking genomen, zou u er best een fc®® nen zijn. Intusschen, hartelijk bedankt. Ma bent u dan niet bij de politie?" „Neen", luidde het langzame antwoord, „wan' ik ben blind". Tont bij de jaarlijksche inzameling voor de katholieke Universiteit, dat gü in liefde voor een der edelste Cultuurgoederen, de wetenschap, bij nie mand wilt ten achter blijven en dat gU in geloofsijver allen wilt overtreffen. Het Hoogwaardig Episcopaat bij bet eerste lustrum der Kath. Universiteit. 15 Toen er niemand was, die antwoord gaf, kwa men na een lange poos de slierten van het tweede vers, gedragen door den wind cipiosemper.... saeculo-o-rum...." Amen. De binnenplaats scheen op het eerste gezicht verlaten te zijn, maar in de buurt van den achteruitgang van het gesticht hoorde ik een dof gebonk. Een vrouwenstem hijgde opgewonden: „Jatoe dan.... ai!.... toe dan.... ai!...." Weer hetzelfde bonken. Ik sloop naar de plek, waar het geluid van daan kwam en zag daar twee vrouwen. Zij had den niets dan lompen aan en de mouw van de eene vrouw was geheel afgerukt. Haar ontblooten arm hield ze uit alle macht in den wijd ge- openden mond van een ouden man gedrukt. Haar vuist vulde den geheelen mond, zoodat hij niet kon biiten of schreeuwen, en met alle kracht van dezen gespierden arm bonkte zij het hoofd van den ongelukkige op de ruwe keien op en neer. De schedel van den man was aan één zijde reeds geheel verbrijzeld. Hij moest allang dood zijn, maar de angst van de vrouwen, dat de oogen van het slachtoffer haar nog één maal aan zouden zien, gaf haar dien waanzin nigen drang om maar dóór te slaan, maar dóór te slaanAl waren zijn hersens als pap. In mijn ontsteltenis had ik geluid gemaakt, haastig veegde de vrouw het bloed van haar hand aan den rood bedrukten doek, die in flar den van haar schouders hing en ze vluchtten beiden in krankzinnige haast. Ik stond voor het lijkde hersens lagen over de steenen heen als de ingewanden van een overreden hond. Procul recedant somnia, Et noxium fantasmata Weg met de schrikbeelden van den nacht Wat was er met dien man? Ik wéét het niet. Een verpleegde misschien, die geweigerd had om met de vrouwen mee te gaan? Iedereen interpe- teert de „dictatuur van het proletariaat" op zijn manier. Met roerende nauwgezetheid had Frasquita voor alles gezorgd. Er ontbrak slechts een paar kousen en het was waarschijnlijk dat ik die uit het gehavende pakje verloren had. Het viel mij mee, dat de zusters toonden mijn moeite op prijs te stellen, door de kleeren aan te trekken en toen ze te voorschijn kwamen, zagen ze er uit als meisjes van een weverij. Och, och.... had die Frasquita maar wat meer smaak gehad. De witte bloesjes waren echter helder en keurig gesteven en wat de kleu rig gestreepte rokken betrof, die werden gelukkig voor een groot deel bedekt door de ruime schor ten, met gemakkelijke ruime zakken. Nauwelijks stonden wij op straat of de zus tertjes bleven stilstaan: de een om een gesp te verplaatsen, de ander om de plooien van haar rok te verschikken. Zij deden het met een pijn lijken ernst. Opeens zag ik echter iets verschrik kelijks. Die schoenen! Onder de glanzende rokjes staken twee paar voeten uit met groote, platte schoenen, scheef- geloopen hakken en kolossale neuzen. Welke vrouw zou zulke schoenen dragen? Om haar niet noodeloos ongerust te maken, zweeg ik over mijn ontdekking en ik hield dit vol, niettegen staande hun voeten naast mij voortklepperden, dat het kaatste door de straat. Er was nog iets: zij bleven kloosterlingen door alles heen. Die ingetogenheid moest opvallen als we onder de menschen kwamen en ik smeeekte den Hemel vurig, om haar voor deze gelegenheid wat meer ijdelheid en luchthartigheid te schenken. Ze spraken weinig, bang het silentium te schenden. Een helsche kermis doorgloeit de heele stad, want overal is brand. In de buurt bij de Jezuïeten die reeds lang verbannen zijn, staat alles in lichter laaie. Het vuur slaat uit de donkere diepte tegen den nachthemel op, en de vonken, die over de huizen jagen, onderscheppen den zwijgenden luister van de sterrenlucht. Dat vuur daar is niet het vuur, dat Sint Ignatius bedoelde, toen hij zijn brandende man nen de wereld inzond, om heel de wereld de vlam van de Liefde te brengen. Het is zelfs niet het atheïstisch vuur van den waanzinnigen Nietzsche, den gekruisigde van de moderne verwarring, die in zijn haat tegen den Onbegrepene, als een eenzame vlam op den dooden zwarten berg, midden in de zee verrijst. Het vuur déér is niets anders dan het vuur van de grenzelooze domheid, van een wereld, die geen tijd meer heeft om te denken en zich te bezinnen, die dus ook geen cultuurwaarden kan waardeeren als deze niet in marmeren triomf bogen staan uitgedrukt. Het is het vuur van een wereld, die geen tijd heeft gehad om levens vragen op te lossen, omdat het leven zoo overvol is van nuttelooze zaken. Het is slechts het vuur van de smeulende on-wijsheid, dat is opgelaaid om Spanje plat te brandenzóó plat.... zóó plat.... Er vallen twee paters: plét op den grond. Ze worden voortgedreven als ezels door een joelende massa. De paters klimmen overeind: witte uitge teerde denk-koppen in den donkeren nacht. Maar de denk-koppen zijn toegetakeld met builen en sneden. Wat kunnen wij met dènk-koppen doen? Het is zoo donker, dat we niet kunnen zien of het Carmelieten, Franciscanen of Capucjjnen zijn. En ze hollen, voor de menschen uit, als gek geworden beesten. i En dan komen de ménschen. Ménschen? J a. Er is een non bij, die gearmd met een paar kerels danst. Ze is een verkleede mujeracha van de allerlaagste soort.... De dikke platina- witte krullen springen brutaal onder den zwarten kap vandaan. Het mensch gaat beestachtig te keer: de wreede, roode mond is breedgetrokken tot een tijger-grijns. Over de witgekalkte kaken trekt een zwarte, natte streep van los gezweete, nagemaakte wimpers. Ze gilt achter de paters aan met honderd kerels of nog meer. Zij is erger dan een beest. Het menschelijk vernuft geeft haar schunnigheden in, die haast ondenkbaar zijn. Ze wil dat de paters dansen. Als béren.Als béren. De paters hebben hun sandalen verloren: hun teenen moeten op deze keien al gebroken zijn. Verderop in de .duisternis staat de bacchante stil. De heele troep staat te schreeuwen rond de neergevallen paters. Ik hoor haar nog gillen: „Béértjes, dansen.Béértjes.dansen. De paters zullen niet meer gedanst hebben, want spoedig zal het einde van hun lijden zijn gekomen. Een van de zusters draagt den rozenkrans openlijk in de hand en haar lippen bidden snel. „Wèg dien rozenkrans..—" Laat ze bidden, maar in Godsnaam zónder rozenkrans. Het zustertje bidt verder. Ze kan op het oogenblik niet anders bidden dan met den rozenkrans. Zonder rozenkrans staat zij hulpe loos naar woorden te tasten, die ze nooit ^al kunnen vinden. Wees gegroet Maria. Wees gegroet Maria. Wees gegroet Maria. De Wees gegroeten komen hijgend uit ba«r mond. Maar uit haar hart stuwt de smeekende drang- „God.... red ons.... God, red alle men schenRed ons Heer, want wij vergaan." Zonder rozenkrans kan ze niet meer bidden op dit oogenblik waarin heel het gouden, he heilige Spanje door het rode vuur vergaat. En temidden van de zwart-geblakerde ruïnes, die over heel de donkere wereld staan, krijg het gevoel of alles uit elkaar geslagen is: of d steenrots van Petrus het zal moeten afleggen tegen de machten van de Hel. Dit gevoel bekruipt mij, hier midden op straat. Maar in den loop der eeuwen hebben duizen den dat gevoel gekend. De zustertjes beginnen nu hardop te bidde en ik sta doodsangsten uit. Als ik Sebastian maar bereik. (Wbrdt Het "e stor He u om

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10