Het Zeemonster van Naóasaki
Md metaal ma den daq
Sneeuw en ijs in
het Noorden
Havenconflict te
Rotterdam
eo(d Gream
Kloosters branden
in Barcelona
Een bisschop in
het ijs
DINSDAG 26 JANUARI 1937
Verschillende Drentsche dorpen
zijn van de buitenwereld
afgesloten
Scheepvaart ondervindt
moeilijkheden
De auto-diefstal te
Roosendaal
VAN BRANDSTICHTING
VERDACHT
Arbeidersorganisaties treffen reeds
voorbereidingen voor een staking
De dader, een zwakzinnige, in zijn
woning te Dordrecht aan
gehouden
Oude man voor de rechtbank
Leening Groningen
Overwintering in het Poolgebied
Oude Afrikaansche
beeldhouwwerken
&-7frtZ
nmB»
De dagelijksche verzorging met
door DON LOIS ALBARON
De ijzige stormwind, die van Zondagavond af
uit Oostelijke richtingen over het Noorden van
ons land waait en die Maandagochtend een
ongekende hoeveelheid sneeuw over de drie
Noordelijke provincies uitstortte, is vandaag
weliswaar in kracht iets afgenomen, maar de
snerpende koude is er zeker niet minder door
geworden.
De stormwind joeg Maandag en vannacht de
fijne sneeuw op tot hooge bergen en het merk
waardige feit deed zich voor, dat terwijl op
sommige plaatsen geen sneeuw was te vinden,
op andere plekken de sneeuw zich opstapelde
tot hoogten, waar geen doorkomen aan was.
Vooral in Oost-Drente, zoo o.m. op den
weg van Zuid-Laren naar Anloo, vormden
zich bergen sneeuw, die de wegen volkomen
blokkeerden. Sneeuwbarrières van twee me
ter hoogte en zes meter lengte over de ge-
heele breedte van den weg zijn geen uit
zondering. Verschillende auto's bleven reeds
in dergelijke hoogten steken, sneeuwden ge
heel in en konden voor, noch achteruit.
Verschillende Drentsche dorpen waren
Maandagavond van de buitenwereld afge
sloten.
In de Noordelijke binnenwateren, welke dicht
gevroren zijn, is het verkeer geheel gestremd.
De geregelde dienst van de Hunze-booten is
stopgezet en ijsbrekers met 'n ijsploeg zijn van
ochtend van Harlingen naar Groningen vertrok
ken om te trachten een geul vrij te maken.
Wanneer dit gelukt en de ijsbrekers vanavond
in Groningen aankomen, zou het voor de Hun-
zebooten mogelijk zijn om via Nieuwediep Am
sterdam te bereiken. Ook de Lemmer-booten,
die vannacht uit Amsterdam naar Groningen
vertrokken, kregen van Lemmer af met groote
moeilijkheden te kampen. Zij worden voorafge
gaan door ongeladen vaartuigen, die dienst doen
als ijsbrekers.
De reis vordert uiterst langzaam, steeds moet
worden achteruit gestoomd om met nieuwe
kracht voorwaarts te gaan.
Vannacht vroor het te Groningen tien graden.
Vanmiddag om twaalf uur was de temperatuur
nog vijf graden beneden het vriespunt. Het ijs
op de ijsbanen is door den sneeuwstorm niet
mooi. De Groninger ijsbanen zullen waarschijn
lijk morgen open gaan.
Het was opgevallen, dat de man den vorigen
dag petroleum gekocht had en dienzelfden dag
Zijn Zondagsche kleeren bij andere menschen
had gebracht.
Het O.M. achtte schuld aanwezig en wees op
de omstandigheid, dat verdachte vroeger al
eens voor brandstichting veroordeeld is. -- De
eisch luidde een jaar gevangenisstraf.
Namens den Centralen Bond van Transport
arbeiders, den Nederlandschen Bond van Chris
telijke Fabrieks- en Transportarbeiders en den
Nederlandschen Roomsch-Katholieken Bond van
Transportarbeiders St. Bonifacius, afd. Rotter
dam, deelt men ons het volgende mede:
Als gevolg van de beëindiging van het lid
maatschap der Scheepvaartvereeniging Zuid,
door de N.V. Frans Swarttouw's Havenbedrijf,
is laatstgenoemde onderneming, met ingang van
1 Februari a.s., niet meer gebonden door de col
lectieve arbeidsovereenkomst voor het haven
bedrijf.
De organisaties hebben zich, naar aanleiding
hiervan, tot de directie van genoemde onder
neming gewend, met het verzoek een arbeids
overeenkomst aan te gaan op dezelfde voor
waarden als met de Scheepvaartvereeniging
Zuid overeenkomt.
De directie antwoordde echter, dat zij
deze zaak met de Scheepvaartvereeniging
Zuid zou bespreken. Van de zijde der
Scheepvaartvereeniging Zuid kan evenwel
hierover niets worden medegedeeld. Intus-
schen, zoo zeggen de organisaties verder,
nadert de datum van 1 Februari snel en
daarom zijn zij alle noodige voorbereidingen
aan het treffen voor het geval op 1 Februari
a.s. een staking in genoemd bedrijf zou
uitbreken. Deze zou eventueel ongeveer hon-
derddertig man, althans aanvankelijk, om
vatten.
êlUH^T *T <?UW\I
Teen onze vrienden een paar dagen in den trein hadden
gezeten, zei Piet opeens: „Zeg, Drein, zouden we hier maar
niet eens uitgaan. We zullen wel zoo ongeveer in de goede
richting zijn." Nauwelijks stond de trein stil of ze stapten uit.
„Hallo, meneer", zeiden ze tegen den stationschef, „waar zijn
we?" Maar daar de chef hen eerst in het Grieksch en daarna
in het Arabisch antwoordde, werden ze niet veel wijzer.
Kalmpjes doolden ze naar buiten en overlegden waar ze zou
den kunnen slapen. Opeens werd hun aandacht getrokken door
een bord, waarop stond: „Siuhet 't raan". „Dat is Grieksch",
verklaarde Piet Prikkel en dat beteekent: „Naar 't tehuis".
Laten We mar eens gaan kijken, misschien kunnen we daar
clftTv»n
Toen ze aan den hoofdingang kwamen, belde Piet Prikkel
aan. „Wat moeten jullie?" vroeg een Gieksch dienstmeisje. „We
wilden hier vannacht graag slapen", antwoordde Piet. Maar
daar het tehuis alleen maar een tehuis voor oude mannen was,
dacht het dienstmeisje, dat ze voor den gek werd gehouden. Ze
klapte heel hard de deur dicht, zoodat de bulten van Piet z'n
hoofd werden afgeknepen.
De man, die er Maandagavond te Roosendaal
met een vrachtauto vandoor was gegaan, is
vannacht te Dordrecht opgespoord. Men bleek
te doen te hebben met een zwakzinnige, die
uit het gesticht „Vrederust" te Bergen op
Zoom was ontvlucht.
Achtervolgd door de motorpolitie uit Roosen
daal is de man met groote snelheid naar Dor
drecht gereden, waar hij woonde. Te Moerdijk
haalden de politiemannen hem in, doch hij
stoorde zich niet aan de sommatie te stoppen,
waarop hij wist te ontkomen.
Later werd de wagen aan den buitenkant
van Dordrecht aangetroffen. De man bleek naar
zijn woning te zijn gegaan, waar de politie
hem heeft aangehouden. Hij zal naar Bergen
op Zoom op transport worden gesteld.
Te Maastricht had zich voor de rechtbank
de 72-jarige O. uit Schaesberg te verantwoor
den, die daar in den nacht van 7 op 8 No
vember van het vorige jaar brand zou heb
ben gesticht.
Hij had drie huisjes aan de Heideveldstraat
gekocht voor 1500 en een verzekering geslo
ten voor 4000. Van zijn eigen woning uit
had hij zich door een gat in den muur op de
andere zolders begeven en daar lompen, oude
kwitanties en andere rommel verspreid; dit
alles had hij met petroleum overgoten. Tegen
twee uur brak brand uit. Een buurman, die
hem kwam waarschuwen, kreeg ten antwoord:
Laat maar branden.
De veldwachter vond verdachte op een der
zolders, waar hij werkeloos stond en het vuur
zijn vernielend werk liet verrichten.
De inschrijving op ƒ4.800.000 3'A pet. Obliga-
tiën, Leening 1937, ten laste der Gemeente Gro
ningen, tot den koers van 99'A pet., zal zijn
opengesteld op Dinsdag 2 Februari bij de Hol-
landsche Bank-Unie en H. Oyens Zonen te
Amsterdam; N.V. Bankierskantoor Van Lissa
Kann, te 's Gravenhage, en te Groningen bij
den Gemeente-Ontvanger.
De obligatiën zijn voorzien van halfjaarlijk-
sche coupons, vervallende 1 Februari en I
Augustus, waarvan de eerste vervalt 1 Augus
tus 1937.
Houders van de per 3 Maart 1937 aflosbare
obligatiën der 4 pet. leening 1934 teerste lee
ning) ten laste der Gemeente Groningen, pro
resto groot ƒ5.047.000, kunnen bij de inschrij
ving op de 3'A pet. leening een recht van voor
keur uitoefenen in dier voege, dat de aanmel
ding der 4 pet. obligatiën bij de inschrijving
zooveel mogelijk recht geeft op toewijzing van
een gelijk nominaal bedrag 314 pet. obligatiën,
leening 1937. De coupures van 100 zijn uit
sluitend verkrijgbaar voor houders van 4 pet.
Obligatiën 1934 (eerste leening) van 100, voor
zoover zij van het recht van voorkeur gebruik
maken.
De voor de uitoefening van het voorkeursrecht
aangemelde obligatiën moeten, voorzien van
alle nog niet verschenen coupons, op Donderdag
25 Februari ten kantore van inschrijving wor
den ingeleverd, waartegen 314 pet. obligatiën,
eventueel recepissen, worden uitgereikt onder
vergoeding aan de inschrijvers van koers- en
renteverschil.
De betaling der op de vrije inschrijvingen toe
gewezen obligatiën moet geschieden op Donder
dag 25 Februari ten kantore van inschrijving,
met 995 per obligatie van 1000, vermeerderd
met ƒ2.28 voor 24 dagen rente a 3% pet., onder
aftrek van 2 pet. couponbelasting en met
ƒ497.50 per obligatie van ƒ500, vermeerderd
met ƒ1.14 voor 24 dagen rente a 3'A pet. onder
aftrek van 2 pet. couponbelasting.
De leening is a pari aflosbaar in 22 jaar.
De opbrengst dezer leening dient ter gedeel
telijke conversie der per 3 Maart 1937 aflosbaar
gestelde 4 pet. leening 1934 (eerste leening) ten
laste der Gemeente Groningen, pro resto groot
5.047.000.
Dat de prediking van het Evangelie ook in
onze dagen zijn eigen romantiek kan be
zitten, leert een beschrijving der lotgeval
len van een Missiebisschop, Mgr. Peter Falaize,
die samen met een priester, een broeder en drie
Eskimo-kinderen maandenlang door het ijs in
gesloten is geweest. Zelfs een hoogst moderne
ontknooping ontbreekt niet aan het verhaal,
dat wij in de Universe aantroffen. Intusschen
kan dit ons ook leeren hoe het hier niet alleen
gaat om een spannende historie, maar om
groote ontberingen en langdurige gevaren.
Monseigneur Falaize en zijn lotgenooten wer
den tijdens den afgeloopen herfst met hun
schoener, die den naam droeg van Oijze Lieve
Vrouw van Lourdes, door het ijs ingesloten toen
het winterseizoen aanbrak. Met hun sleden be
reikten zij de kust en trokken 75 mijl ver het
land in, om een onderkomen te zoeken in den
afgelegen missiepost aan de rivier de Hornaday,
honderden mijlen diep in het Poolgebied ge
legen.
Een Canadeesch piloot, die in de Poolstreken
zijn sporen heeft verdiend, Matt Berry, had
destijds te Letty Harbour, dat Noordelijker is
gelegen, uit een opslagplaats der Hudson Bay
Company 675 kilo voedsel gedeponeerd voor
twee missionarissen, die hier hun verblijfplaats
hadden gehad, en 'hiervan konden zij gebruik
maken. Deze vlieger was het ook, die hen ten
slotte met zijn machine in veiligheid wist te
brengen. Hij vertelde naderhand als volgt over
de lotgevallen van den Bisschop en zijn gezel
len.
„D© eerste ontberingen begonnen toen bruine
beren uit het binnenland, die gedurende dezen
winter bijzonder talrijk waren op de Poolkusten,
een opslagplaats van visch openbraken en het
grootste deel verslonden van 1500 groote forel
len, die hier voor den winter waren opgeslagen.
Gelukkig had een der Paters een voorraad van
14 caribou's aangelegd. De voedselvoorraad te
Letty Harbour lag ongeveer 65 mijl Noordelij
ker, terwijl de dichtstbfjgelegen vindplaats van
kolen 25 mijl naar het Zuidoosten lag. Op een
afstand van 35 mijl naar het Westen waren in
een meer vischnetten uitgezet om het voedsel
voor de honden te verschaffen.
„Zoo kwam het, dat de drie hondenspannen
spoedig hun krachten hadden uitgeput bij hun
pogingen om de noodige voorraden voor de mis
sionarissen en hun gezellen geregeld aan te
voeren. Het was een reis van vier dagen naar
Letty Harbour, en als zij waren teruggekeerd
was de helft van het voedsel al verbruikt door
de honden en de bemanning der sleden. De reis
kon alleen worden volbracht doordat de pries
ters zelf de sleden hielpen trekken of voort
duwden om de uitgeputte honden te helpen.
„Zij hadden reeds een der honden neerge
schoten op den weg van Letty Harbour naar het
kamp terug, voor wij daar zelf aankwamen, en
schoten er nog een neer bij het terugkeeren
van den kolenvoorraad. Wij bewonderden de
priesters, die kalm doorwerkten, ook al raasde
er een sneeuwstorm met een snelheid van 40
mijl per uur. Als wij hen niet bereikt hadden,
waren zij, zooals hun plan was, naar den kolen-
voorraad getrokken om daar hun tenten op te
slaan."
De piloot Mart Berry en zijn twee gezellen
landden, bij hun pogingen om de overwin
teraars te bevrijden, terwijl er een sneeuwstorm
woedde met een snelheid van 50 mijl per uur,
waardoor de machine werd omvergeduwd en op
een der vleugels kwam te rusten, zoodra de
glijvlakken den grond hadden geraakt. „De
priesters hadden kolenzakken op den grond uit
gespreid om een landingsplaats aan te geven,
maar ik kon deze niet zien. Gelukkig kwam ik
toch behouden neer," zei Berry.
Na éénmaal tevergeefs te hebben getracht
om te starten, verliet de piloot het kamp met
zijn zes passagiers in den morgen, terwijl al
leen een zwakke reflectie van het zonlicht in
het Zuiden zichtbaar was. De toenemende duis
ternis noodzaakte den vlieger te landen midden
tusschen den missiepost en Aklavik, wat de
plaats van bestemming was. Gedurende den
daaropvolgenden nacht, terwijl de temperatuur
zich bewoog om de 40 graden onder nul en er
een wind woei ter sterkte van 20 mijl per uur,
kampeerde het gezelschap op een onbekend
meer, waaraan Berry ter eere van Monseigneur
Falaize den naam van Bisschopsmeer gaf.
Er waren geen boomen om de tenten aan te
bevestigen; daarom bevestigde men deze aan
de machine. Een der tenten werd gevormd door
de canvas motorbedekking en diende tevens als
keuken. Een deel van het gezelschap sliep in
de cabine van het vliegtuig.
Omdat men alleen beschikte over een nood
rantsoen als voedsel, was het gezelschap zeer
verheugd, toen den volgenden morgen het gun
stige weer het veroorloofde om te vertrekken.
De Pooldag was echter nog zoo donker, dat de
piloot niet in staat was zich naar het land
onder hem te oriënteeren; .daarom werd met
het kompas de vliegrichting bepaald, en dank
zij Berry's bekwaamheid werd Aklavik be
reikt. De Bisschop werd per vliegtuig naar Fort
Resolution gebracht, dat Zuidelijker ligt. De
drie kinderen bleven te Aklavik op de missie
school.
Uit een van de belangrijkste verzamelingen
oude Negerkunst, n.l. de collectie Charles Rat-
ton uit Parijs, wordt een keuze van ruim vijf
tig der zeldzaamste stukken tentoongesteld in
de Kunstzaal van Lier, Rokin 126, te Amster
dam.
Deze expositie, die beeldhouwwerken omvat in
brons, steen, ivoor en hout, zal van 23 Januari
tot 13 Februari te bezichtigen zijn en wordt
Zaterdagmiddag te 2.30 uur geopend.
Aan de rechter- en linkerzijde op een der
badplaatsen aan de Noordzee sloten
hooge, bruine rotsen het strand af Daar
achter, door een hek van prikkeldraad be
schermd, lagen de duinen, waarnaast zich de.
boulevard bevond. De eenige in- en uitgang
van het kleine stukje strand, waarop niet meer
dan een half dozijn badkoetsjes stonden, was
een trap van 35 treden.
Op dit oogenblik was Toon Rievers de eenige
persoon, die op 't punt stond naar het strand
te gaan, waar een dikke heer lag te slapen.
Toon stond boven aan de trap. De slapende
heer was gekleed in een wit flanellen costuum,
en z'n panamahoed lag over z'n oogen, Naast
hem op den grond lag een krant.
„Een prachtgelegenheid", mompelde Toon en
liep de trap af, die naar zee leidde. Hij was
nu al een paar dagen in het Badhotel, waar
hij z'n intrek genomen had, om z'n slag te
slaan en daarna snel als de wind te verdwijnen.
Deze slaper was de rijke mijnheer Leerman en
diens zwaar gevulde portefeuille had meer dan
eens Toon's hebzucht opgewekt, als hij vlak in
zijn nabijheid een borrel had gedronken.
Toon keek aandachtig rond. Beiden waren
de eenige levende wezens op het kleine strand.
Hij stak een sigaret op en keek scherp naar
mijnheer Leerman, die daar onbewegelijk lag.
Nog eens keek hij naar rechts en naar links,
maar ze waren alleen. Hij liep wat dichter op
mijnheer Leerman toe, en hield daarbij z'n
blik op den grond gevestigd alsof hij iets zocht.
In werkelijkheid beschouwde hij nauwkeurig
het droge zand, om te zien of z'n voetstappen
geen sporen nalieten-, .Van achter den panama
hoed hoorde hij een zacht gesnurk. Nu was het
juiste oogenblik daar. Snel boog hij zich over
den slapenden badgast. In 't volgende oogen
blik was diens zwaar gevulde portefeuille in
Toon's broekzak verdwenen en liep hij weer
kalm verder. Hij stad weer een sigaret op en
keek op z'n horloge.
„Twee uur; tijd om te lunchen". Hij begaf
zich naar de trap, die naar den Boulevard
leidde
Eensklaps bleef hij als aan den grond ge
nageld staan. Hij kon z'n oogen niet gelooven.
Nog even te voren, voordat hij zich van de
portefeuille had meester gemaakt had hij
nauwkeurig rondgekeken en niemand gezien. En
nu, recht tegenover hem, op de bovenste trede
van de trap, zat een man. Had hij dan niet
goed gekeken? Die kerel had natuurlijk alles
gezien. Toon keek recht naar boven en hun
oogen ontmoetten elkander. Nooit had hij een
grimmiger oogopslag gezien dan van dien vreem
deling. Toon beefde van angst. Terug, de zee
in, dacht hij, maarhij kon niet zwemmen.
De man, die rustig daar boven zat was groot
en zwaar gebouwd, z'n hand omklemde een
knoestigen dikken wandelstok. Met één slag zou
hij hem, Toon Rievers, kunnen neervellen, en
deze geduchte man wachtte hem op!
Nog steeds bleef de zakkenroller aarzelend
staan Waar had hij dien man meer gezien?
Die breede, vierkante schouders kwamen hem
niet onbekend voor. Drommels ja, een paar
dagen geleden had hij hem met een politie-
Potjes 0.65,
1.— en 2.—
Flacons van
w
0.60, 1—
en 1.75
Compact
0.90, 1.50
Tuben 0
en 0.60
4711" Terei
4711" Cold Cream
de creme voor de nacht,
voedt de huid en houdt
haar jeugdig en sterk.
"Matt-creme"
het verf rissdiende gezichtswater
Verwijdert des ochtends alle
resten van de Cold Cream en
reinigt des avonds de huid van
poeder en dagcreme.
geeft aan de huid de zoo ge-
wenschte matte tint. Ook uit
stekend als onderlaag voor de
zacht getinte "4711" poeder.
agent zien praten. Toon begreep dat hij verlo
ren was. Die man behoorde natuurlijk tot de
geheime politie en hij stond aJ lang onder ver
denking. Wat had hij nu aan die portefeuille
van mijnheer Leerman, die in z'n broekzak zat,
terwijl daarboven de politie kalm op hem
wachtte? Hij dacht even na, smeet z'n sigaret
weg en liep de trap op
De man zwaaide met z'n stok heen en weer.
Vijf treden van boven af bleef Toon stil staan
en zei: „Luister eens, mijnheer".
„Wat?"
De zwaar gebouwde man stond op. Hij wa®
nog grooter dan Toon gedacht had en z'n stok
rustte gevëchtsklaar in z'n breede, gespierde
hand.
„Luisterluister eens, agent", hakkelde
Toon. „Ikik moetuiets zeggen
't Was alsof de man hem nog grimmiger ett
scherper aankeek.
„Wel", sprak hij, „als u iets te zeggen heb.
zeg het dan; ik luister".
De zakkenroller vermande zich zoo goed MJ
kon. „Welnu, agent, als je je mond houdt, da®
zouden we den inhoud van deze portefeuille
kunnen verdeelen".
Om de lippen van den reus speelde een gli®"
lach, dien Toon niet goed thuis kon breng®11,
,'t Is een eerlijk aanbod, mijnheer. U zou 1113
misschien hetzelfde aanbod gedaan hebben.
Laten we eerlijk deelen en dan mond dicht
houden, natuurlijk. Vindt u mijn aanbod niet
aannemelijk.
De man keek naar rechts en naar links.
„Kijk eens, mijnheer", hernam Toon, die be'
greep dat hij zich moest haasten. „U noch j»
zijn onschuldige kinderen. Ik geef toe dat
die portefeuille onder de oogen van een recher
cheur wegpakte. Ja, ik weet heel goed wat
bent. Maar wat gaan we nu doen?"
In de verte klonken naderende voetstappen*
„Mijnheer", fluisterde Toon, wien het angst*
zweet uitbrak. „Hier, neemt u de heele porte*
feuille maar, en
laat me vrij." Hij
sprong de treden t\ man f)t)
van de trap op en muri Up
duwde de porte- j
feuille in de han- CIC trap i
den van den reus.
„Ik ga direct en
voor goed weg, u zult geen last meer van 11,11
hebben".
„Goed", zei de man rustig, en liet de port®"
feuille in den zak van z'n jas glijden.
„Dank u vriendelijk" mompelde de ander, en
liep snél langs den reus heen. Een oogenbb*
later was hij uit 't gezicht verdwenen.
„Hij dacht dat ik een rechercheur was
rieP
de man en lachte uitbundig van pleizier. Z
lachen deed mijnheer Leerman ontwaken, dl
opstond, zich de oogen uitwreef en riep:
„Allemachtig, is 't al zóó laat! Enma91
waar is m'n portefeuille?"
Hij betastte zich aan den lijve, keek rond'
zocht, maar vond niets. Zoo snel z'n beene
hem konden dragen, snelde hij de trap op.
Boven gekomen, hield de man, die daar za
een portefeuille naar voren en vroeg: „IS dl
van u mijnheer?"
„Ja, dat is de mijne. Lieve hemel, noe hom
u daaraan?" j
„Ik kreeg haar van den dief, die ze u n®
ontstolen. Hij dacht dat ik een stille poW'
agent, een rechercheur was. Hoe vindt u W'
Mijnheer Leerman borg z'n portefeuille j
„Nu", lachte hij, „uw geheele voorkomen 1
aanmerking genomen, zou u er best een fc®®
nen zijn. Intusschen, hartelijk bedankt. Ma
bent u dan niet bij de politie?"
„Neen", luidde het langzame antwoord, „wan'
ik ben blind".
Tont bij de jaarlijksche inzameling
voor de katholieke Universiteit, dat
gü in liefde voor een der edelste
Cultuurgoederen, de wetenschap, bij nie
mand wilt ten achter blijven en dat gU
in geloofsijver allen wilt overtreffen.
Het Hoogwaardig Episcopaat bij bet
eerste lustrum der Kath. Universiteit.
15
Toen er niemand was, die antwoord gaf, kwa
men na een lange poos de slierten van het
tweede vers, gedragen door den wind
cipiosemper.... saeculo-o-rum...."
Amen.
De binnenplaats scheen op het eerste gezicht
verlaten te zijn, maar in de buurt van den
achteruitgang van het gesticht hoorde ik een dof
gebonk.
Een vrouwenstem hijgde opgewonden:
„Jatoe dan.... ai!.... toe dan....
ai!...."
Weer hetzelfde bonken.
Ik sloop naar de plek, waar het geluid van
daan kwam en zag daar twee vrouwen. Zij had
den niets dan lompen aan en de mouw van de
eene vrouw was geheel afgerukt. Haar ontblooten
arm hield ze uit alle macht in den wijd ge-
openden mond van een ouden man gedrukt.
Haar vuist vulde den geheelen mond, zoodat hij
niet kon biiten of schreeuwen, en met alle
kracht van dezen gespierden arm bonkte zij het
hoofd van den ongelukkige op de ruwe keien
op en neer. De schedel van den man was aan
één zijde reeds geheel verbrijzeld. Hij moest
allang dood zijn, maar de angst van de vrouwen,
dat de oogen van het slachtoffer haar nog één
maal aan zouden zien, gaf haar dien waanzin
nigen drang om maar dóór te slaan, maar dóór
te slaanAl waren zijn hersens als pap.
In mijn ontsteltenis had ik geluid gemaakt,
haastig veegde de vrouw het bloed van haar
hand aan den rood bedrukten doek, die in flar
den van haar schouders hing en ze vluchtten
beiden in krankzinnige haast.
Ik stond voor het lijkde hersens lagen
over de steenen heen als de ingewanden van een
overreden hond.
Procul recedant somnia,
Et noxium fantasmata
Weg met de schrikbeelden van den nacht
Wat was er met dien man? Ik wéét het niet.
Een verpleegde misschien, die geweigerd had om
met de vrouwen mee te gaan? Iedereen interpe-
teert de „dictatuur van het proletariaat" op zijn
manier.
Met roerende nauwgezetheid had Frasquita
voor alles gezorgd. Er ontbrak slechts een paar
kousen en het was waarschijnlijk dat ik die uit
het gehavende pakje verloren had.
Het viel mij mee, dat de zusters toonden mijn
moeite op prijs te stellen, door de kleeren aan te
trekken en toen ze te voorschijn kwamen, zagen
ze er uit als meisjes van een weverij.
Och, och.... had die Frasquita maar wat
meer smaak gehad. De witte bloesjes waren
echter helder en keurig gesteven en wat de kleu
rig gestreepte rokken betrof, die werden gelukkig
voor een groot deel bedekt door de ruime schor
ten, met gemakkelijke ruime zakken.
Nauwelijks stonden wij op straat of de zus
tertjes bleven stilstaan: de een om een gesp te
verplaatsen, de ander om de plooien van haar
rok te verschikken. Zij deden het met een pijn
lijken ernst. Opeens zag ik echter iets verschrik
kelijks.
Die schoenen!
Onder de glanzende rokjes staken twee paar
voeten uit met groote, platte schoenen, scheef-
geloopen hakken en kolossale neuzen. Welke
vrouw zou zulke schoenen dragen? Om haar
niet noodeloos ongerust te maken, zweeg ik over
mijn ontdekking en ik hield dit vol, niettegen
staande hun voeten naast mij voortklepperden,
dat het kaatste door de straat. Er was nog iets:
zij bleven kloosterlingen door alles heen. Die
ingetogenheid moest opvallen als we onder de
menschen kwamen en ik smeeekte den Hemel
vurig, om haar voor deze gelegenheid wat meer
ijdelheid en luchthartigheid te schenken.
Ze spraken weinig, bang het silentium te
schenden.
Een helsche kermis doorgloeit de heele stad,
want overal is brand.
In de buurt bij de Jezuïeten die reeds lang
verbannen zijn, staat alles in lichter laaie. Het
vuur slaat uit de donkere diepte tegen den
nachthemel op, en de vonken, die over de huizen
jagen, onderscheppen den zwijgenden luister van
de sterrenlucht.
Dat vuur daar is niet het vuur, dat Sint
Ignatius bedoelde, toen hij zijn brandende man
nen de wereld inzond, om heel de wereld de
vlam van de Liefde te brengen.
Het is zelfs niet het atheïstisch vuur van den
waanzinnigen Nietzsche, den gekruisigde van de
moderne verwarring, die in zijn haat tegen den
Onbegrepene, als een eenzame vlam op den
dooden zwarten berg, midden in de zee verrijst.
Het vuur déér is niets anders dan het vuur
van de grenzelooze domheid, van een wereld, die
geen tijd meer heeft om te denken en zich te
bezinnen, die dus ook geen cultuurwaarden kan
waardeeren als deze niet in marmeren triomf
bogen staan uitgedrukt. Het is het vuur van een
wereld, die geen tijd heeft gehad om levens
vragen op te lossen, omdat het leven zoo overvol
is van nuttelooze zaken. Het is slechts het vuur
van de smeulende on-wijsheid, dat is opgelaaid
om Spanje plat te brandenzóó plat.... zóó
plat....
Er vallen twee paters: plét op den grond. Ze
worden voortgedreven als ezels door een joelende
massa.
De paters klimmen overeind: witte uitge
teerde denk-koppen in den donkeren nacht.
Maar de denk-koppen zijn toegetakeld met
builen en sneden.
Wat kunnen wij met dènk-koppen doen?
Het is zoo donker, dat we niet kunnen zien
of het Carmelieten, Franciscanen of Capucjjnen
zijn.
En ze hollen, voor de menschen uit, als gek
geworden beesten. i
En dan komen de ménschen.
Ménschen?
J a.
Er is een non bij, die gearmd met een paar
kerels danst. Ze is een verkleede mujeracha van
de allerlaagste soort.... De dikke platina-
witte krullen springen brutaal onder den zwarten
kap vandaan. Het mensch gaat beestachtig te
keer: de wreede, roode mond is breedgetrokken
tot een tijger-grijns. Over de witgekalkte kaken
trekt een zwarte, natte streep van los gezweete,
nagemaakte wimpers.
Ze gilt achter de paters aan met honderd
kerels of nog meer.
Zij is erger dan een beest. Het menschelijk
vernuft geeft haar schunnigheden in, die haast
ondenkbaar zijn.
Ze wil dat de paters dansen.
Als béren.Als béren.
De paters hebben hun sandalen verloren: hun
teenen moeten op deze keien al gebroken zijn.
Verderop in de .duisternis staat de bacchante
stil. De heele troep staat te schreeuwen rond de
neergevallen paters.
Ik hoor haar nog gillen:
„Béértjes, dansen.Béértjes.dansen.
De paters zullen niet meer gedanst hebben,
want spoedig zal het einde van hun lijden zijn
gekomen.
Een van de zusters draagt den rozenkrans
openlijk in de hand en haar lippen bidden snel.
„Wèg dien rozenkrans..—"
Laat ze bidden, maar in Godsnaam zónder
rozenkrans.
Het zustertje bidt verder. Ze kan op het
oogenblik niet anders bidden dan met den
rozenkrans. Zonder rozenkrans staat zij hulpe
loos naar woorden te tasten, die ze nooit ^al
kunnen vinden.
Wees gegroet Maria. Wees gegroet Maria. Wees
gegroet Maria.
De Wees gegroeten komen hijgend uit ba«r
mond.
Maar uit haar hart stuwt de smeekende drang-
„God.... red ons.... God, red alle men
schenRed ons Heer, want wij vergaan."
Zonder rozenkrans kan ze niet meer bidden
op dit oogenblik waarin heel het gouden, he
heilige Spanje door het rode vuur vergaat.
En temidden van de zwart-geblakerde ruïnes,
die over heel de donkere wereld staan, krijg
het gevoel of alles uit elkaar geslagen is: of d
steenrots van Petrus het zal moeten afleggen
tegen de machten van de Hel.
Dit gevoel bekruipt mij, hier midden op
straat.
Maar in den loop der eeuwen hebben duizen
den dat gevoel gekend.
De zustertjes beginnen nu hardop te bidde
en ik sta doodsangsten uit.
Als ik Sebastian maar bereik.
(Wbrdt
Het
"e stor
He u
om