IJmuiden en de visscherij
ffletvetfiaal den dag
Het Zeemonster van Nagasaki
Kloosters branden
in Barcelona
REDE VOORZITTER
JJMUIDENS BLOEr
DONDERDAG 28 JANUARI 1937
>,lJmuiden niet meer een belang
rijke vischmarkt voor het bui
tenland en zal het ook
niet meer worden"
Moeilijkheden en moge
lijkheden
Nederland geen visch-
etende natie
IJmuiden en de Marine
Scheepvaartverkeer
Bestuursverkiezing
UIT DEN OMTREK
SPAAiRNW OUDE
VELSEN
VOGELENZANG
ZAANDAM
door DON LOIS ALBARON
Woensdagavond is in hotel „Augusta" te
IJmuiden de jaarvergadering gehouden van de
Vereeniging „IJmuidens Bloei" onder voorzit
terschap van den heer W. A. Dolleman. De
Vergadering werd o.a. bijgewoond door den
burgemeester van Velsen, Mr. M. M. Kwint.
Na allereerst hulde te hebben gebracht aan
de nagedachtenis van den heer W. P. F. van
Deventer, den overleden directeur van de A. N.
V. V., hield de voorzitter een rede, waarin hij
Uleende in tegenstelling met de laatste vijf
jaren een meer optimistisch geluid te mogen
laten hooren, hetgeen hij al een bijzonder groot
Voordeel achtte.
Het verheugde hem de mineurstemming te
kunnen verlaten, ook al, omdat pas is komen
vast te staan dat wij in het visscherijbedrijf
Van een staking gespaard zullen blijven. Intus-
schen verheelde spr. zich niet, dat het nog lang
Seen „couleur de rose" is. IJmuiden is er nog
bij lange na niet, terwijl de politieke onzeker
heid in Europa er het noodige toe bijdraagt
°tn de meer optimistische geluiden nog veelal
Ie doen verstommen.
Dat er in IJmuiden nog heel wat gebeuren
faoet, wil de bloei van vóór 1930 zijn terugge
keerd, daarover zal ieder het eens zijn.
IJmuiden is inderdaad zwaar getroffen; het
Verdwijnen van meer dan een derde deel van
de visscherijvloot is een factor, welke aan een
algeheel herstel niet kan doen denken.
Zelfs indien het kapitaal aanwtezig ware om
de visscherijvloot weer op peil te brengen, dan
bog zou spr. geen algeheel herstel verwachten.
IJmuiden heeft helaas opgehouden de visch-
diarkt van een belangrijk buitenlandscn afzet
gebied te zijn en zal dit z.i. ook niet meer wor
den.
De directe en indirecte tolmuren tusschende
Europeesche naties zouden daarvoor moeten
Verdwijnen. Hieraan te gelooven is in de hui
dige internationale politieke omstandigheden
Vrijwel ondenkbaar.
Het binnenlandsch vischverbruik, gepaard
dan een -zoover mogelijk doorgedreven uitvoer,
•boet IJmillden als visscherijplaats op de been
houden. Men kan gemakkelijk betoogen, dat
IJmuiden in zijn vroegeren welstand terugge
bracht zou worden, wanneer Nederland naar
Verhouding evenveel visch als Engeland con
sumeerde, doch Nederland is nu eenmaal helaas
geen vischetende natie; het vleesch is hier
baar verhouding van den prijs te goed en visch
6ten kost, nevens de visch zelf, ook nog geld.
Wil IJmuiden geholpen zijn, dan moet er
baast de visscherij nog iets anders bijkomen;
IJmuiden als los- en laadhaven zou het er
Voorzeker in korten tijd brengen.
Het gemeentebestuur zij hier diligent. Op den
buur kan het, volgens spr., niet uitblijven. Wat
Ügt IJmuiden hiervoor niet gunstig! Een be-
8in, hoe simpel ook, is voldoende om verder op
Voort te bouwen. Indien er een begin is, zal
be drang naar uitbreiding in een haven als
IJmuiden vanzelf komen. Eerst zoo noodig de
gelegenheid voor kleinere schepen; de uitbrei
ding der outillage en de grootere schepen vol
ken dan van zelf. Den voorspoed welke voor
IJmuiden hieruit kan volgen, kan men zich
bijna niet indenken.
Er is nog een tweede punt. Spr. was absoluut
keen deskundige op marinegebied, doch vroeg
Zich af waarom Den Helder alles van onze
hiarine moet hebben. Heeft IJmuiden ons mi-
htaire zeewezen niets te bieden? Uit een oog-
kunt van defensie zal het overbrengen van een
kedeelte van onze marine naar IJmuiden toch
*eker niet aanvechtbaar zijn. De verdediging
Van het Noordzeekanaal, de slagader van Am
sterdam, is toch ongetwijfeld een belangrijke
factor, die meespreekt.
Met spanning, zoo vervolgd spr., wordt uit
gezien naar het definitief besluit der regeering
°br tot den bouw van den tunnel onder het
^oordzeekanaal te Velsen over te gaan. Onge
steld zal de gemeente hier in hooge mate
boor gebaat zijn.
scheepvaartverkeer door en in IJmuiden blijkt
dat in 1936 6558 zeeschepen de sluizen passeer
den tegen 6265 in 1935, terwijl voor het Hoog-
ovenedrijf 10b2 shcepen met 400.683 ton erts
in 1936 aankwamen tegen 101 schepen met
429.000 ton erts in 1935 en voor de papierfabriek
te Velsen in 1936 76 zeeschepen met 470.220 M3.
papierhout tegen 7i schepen met 417.415 M3. in
1935. Hier zien wij dus een niet onbelangrijke
opleving.
Had het visscherijbedrijf zijn stijgende ten-
denz van de laatste maanden van 1936 vergele
ken bij het vorige jaar kunnen handhaven, dan
zouden de totale besommingen van 1936, niet
tegenstaande de staking in den zomer van dit
jaar, die van 1935 hebben kunnen overtreffen.
December 1936 bleef echter bij dezelfde maand
van het voorgaande jaar circa 85.000 aan
omzet ten achter. Tegenover rond 6.338.000 in
1935 bedroeg de omzet in 1936 rond 6.230.000.
Typeerend voor het trawlvisscherijbedrijf was
weer die laatste week van December Waarin
de versche visch bijkans waardeloos bleek te
zijn tegenover de daaraan voorafgaande weken,
toen het product zeer duur was. Vischetend
Nederland heul toen blijkbaar iets anders te
eten en de visch werd versmaad met als gevolg
een belangrijk verlies voor de reederijen.
Moge het visscherijbedrijf, zoo eindigde spr.,
var. dergelijke inzinkingen in 1937 zooveel mo
gelijk gespaard worden en de opleving, w'elke
men op velerlei gebied mag waarnemen, ook
in het nieuw ingetreden jaar aan de gemeente
Velsen ten deel vallen.
De secretaris-penningmeester, de heer B.
Schuitenmaker, bracht hierna een uitvoerig
jaarverslag uit. Het ledental daalde van 230.tot
218. De ontvangsten bedroegen 1445.42 en
de uitgaven 1525.38, zoodat er een nadeelig
saldo was van 79.96.
De voorzitter bracht den secretaris, die om
gezondheidsredenen zijn functie moet neerleg
gen, hartelijk dank voor zijn arbeid. Deze is
voor de vereeniging van zeer groote beteekenis
geweest en vormt thans de kroon voor den
scheidenden functionaris.
Bij de hierna volgende bestuursverkiezing
werden de aftredende leden, de heeren W. A.
Dolleman, H. Lastdrager, G. Voet en G. Heij-
koop herkozen. Als nieuw bestuurslid werd ge
kozen de heer Ir. A. Verhoef.
Voorts werd besloten het bestuur met één
lid uit te breiden, dat belast zal worden met
het secretariaat. Hiervoor werd gekozen de heer
M. Roos.
Aan het eind der vergadering werd het woord
gevoerd door burgemeester Kwint, die o.a. de
verzekering gaf, dat het gemeentebestuur dank
baar is voor het werk der vereeniging. Het zou
gaarne meewerken voor het voeren van meer
propaganda voor deze gemeente, doch de finan-
cieele mogelijkheden daarvoor zijn niet aan
wezig. De burgemeester betreurde dit in hooge
mate, omdat telkens blijkt, hoeveel onwetend
heid er nog ten opzichte van de gemeente be
staat. Spr. ondervindt dit in de practijk meer
malen, zelfs van de zijde van arbeidsorganen,
die b.v. brieven adresseeren aan den burge
meester van Santpoort of IJmuiden, blijkbaar
nog steeds niet wetend, dat de gemeente Velsen
een conglomeraat is van belangrijke deelen.
Spr. bracht tenslotte namens het gemeente
bestuur hulde aan den aftredenden secretaris.
Door een der leden werd nog in overweging
gegeven de mogelijkheid na te gaan van het
organiseeren en een groote visscherij tentoon
stelling.
Tenslotte dankte de heer Schuitenmaker ge
troffen voor de Woorden van hulde en dank, tot
hem gericht.
Vastenavond-uitvoering. Zondag 31 Januari
geeft de R. K. Gemengde Tooneel- en Mond-
accordeonvereeniging „St. Jacobus" een bonte
Vastenavond-uitvoering in het Vereenigingsge-
bouw te Spaarnwoude. Door de tooneelafdeeling
zullen worden opgevoerd 2 blijspelen: „Op ge
makkelijke condities" en „De Mode regeert". De
mondaccordeonafdeeling geeft vroolijke mar-
schen en wijzen. Verder gezellig samenzijn met
medewerking van de Elsnerus-Band uit Haar
lem.
Jubileum De heer A. v. d. Vlerk, 1ste klerk
bij het gemeentelijk gasbedrijf, is morgen, 29
Januari, 25 jaar bij dit bedrijf werkzaam.
Tooneeluitvoering Zondag 31 Januari geeft
de damestooneelclub van de St. Elisabeth-ver-
eeniging een uitvoering in het R.K. Vereeni-
gingsgebouw. Opgevoerd zal worden „Knotje",
tooneelspel in drie bedrijven en „Juffrouw
Groenmeijer is zenuwachtig", klucht in één be
drijf.
GEMEENTERAAD
Bij de voortgezette algemeene beschouwingen
omtrent de gemeentebegrooting voor 't dienst,
jaar 1937 heeft de heer R. PLOOIJER (S.D.A.P.)
er op gewezen, dat de algemeene toestand in
betrekking tot de geldmiddelen geleidelijk ver
betert. Wel is er nog een tekort op de rekening,
doch dit wordt van jaar tot jaar minder.
Dit resultaat is een gevolg van het feit, dat
geen groote werken meer worden uitgevoerd,
waardoor de schuldenlast vermindert, vooral ook
doordat de aflossingen op regelmatige wijze
doorgaan.
Het zou echter wenschelijk zijn, dat van
Rijkswege het uitvoeren van belangrijke werken
mogelijk werd gemaakt.
Met de begrooting gaan de sociaal-democraten
accoord. Gewenscht blijft het echter, dat van
den kant der gemeente meer zou worden ge
daan aan werkverruiming. Spr. wijst er op, dat
men kort geleden voor vijf ton grond en water
heeft verkocht aan de firma Bruynzeel. Kan
een deel van dit geld niet voor dit doel worden
benut?
Ook de bouw van een nieuwe brug in de plaats
van de Hoopbrug is urgent.
Wethouder PRINS (S.D.A.P.) kon nu reeds
een toezegging doen, dat de toestand bfi de Jaap
Haversluis zeer zeker verbeterd zal worden en
dat de bouw van een nieuwe brug ter verbin
ding der beide Zaanoevers een der eerste uit
te voeren werken zal zijn.
Ook de VOORZITTER is van oordeel, dat
enkele belastingen, zooals personeele belasting,
onredelijk zwaar zijn en in de toekomst niet te
handhaven; maar de omstandigheden hebben
dit medegebracht. Doch voor alles is toch wel
aan de orde de verlaging der lichttarieven. De
meterhuur zelf is niet onbillijk, maar wel is de
naam onjuist, daar dit met meterhuur niets te
maken heeft, maar meer is een belooning voor
verrichte diensten, zooals meter opnemen en
incasseeren.
Betreffende de versiering tijdens het Vorste
lijk Huwelijk zegt spr., dat deze hoofdzakelijk is
bekostigd uit de rekening van het Electriciteits-
bedrijf. De houding van de Soc.-Dem. is ten
opzichte hiervan niet veranderd, maar de S.D.
A.P. is te groot geworden om een oppositiepartij
te blijven en beschouwt zich thans dan ook als
een deel van het Nederlandsche volk.
Wat de begrooting zelf aangaat, verklaart de
voorzitter, dat met deze begrooting de grootste
moeite is gedaan om haar sluitend te krijgen
zonder verhooging van belastingen. Vrij blijven
van het Rijk en hervatten van sociaal werk, is
in de toekomst de taak van den Zaandamschen
Gemeenteraad. Uitvoerig worden de feiten naar
voren gebracht, die hebben geleid tot den ach
terstand in de jaren 1931'36.
De wegwerking van de verlichtingskosten tij
dens het Vorstelijk Huwelijk acht de fractielei
der van de S.D.A.P., de heer R. PLOOIJER,
ontoelaatbaar.
De heer KOEMAN (S.D.A.P.) vraagt waar
om Zaandam zóó versierd moest worden, dat
het de tweede plaats hiermede in Nederland in
nam. Spr. vindt dit een geldwegsmijterij.
De vragen in de interpellatie van den heer
BOSMAN (R.S.A.P.) over de te Zaandam ge
houden huwelijksfeesten worden door den voor
zitter beantwoord.
In een motie spreekt de R.S.A.P. haar mis
noegen uit over het feit, dat B. en W. de stad
hebben versierd, zonder daarvoor aan den Raad
een bedrag te hebben gevraagd.
De heer KAMPHUIJS (R.K.) is van oordeel,
U dacht Immen, dat nog beit
vóór dia andara auto hot kruispunt
kon passeerenl Maar langs
den weg moet a dat niet „den
ken", a moet 't zakar watanl
dat de uiterst linksche elementen spijkers op
laag water zoeken.
De motie van de R.S.A.P. wordt met 4 tegen
18 stemmen verworpen.
De behandeling van de begrooting van de
Lichtbedrijven komt hierna aan de orde, waar
bij de R.S.A.P.-er BOSMAN zich, zooals gewoon
lijk, kant tegen de bestaande meterhuur.
In bespreking komen de lichtbedrijven.
De eerste spreker is de heer KARTEN (R.S.
A.P.), die een pleidooi houdt voor verhooging
van de loonen.
De heer KROMMENDIJK (A.-R.) komt terug
op de questie van de kinderbijslagen op de loo
nen der gemeentearbeiders.
De heer VAN DITSHUIZEN (R. K.) brengt,
naar aanleiding van de woorden van den heer
Karten de stijging van het levenspeil in ver
band met de loonen in het geding. Dat levens
peil is inderdaad gestegen en daarvan zijn hoofd
zakelijk de groote gezinnen de dupe.
Wat den kindertoeslag betreft, kan men zoo
langzamerhand spreken van een drama. Zonder
dat de S.D.A.P. argumenten weegt, stemt men
tegen kindertoeslag. Is dat geestelijke armoede
of onwil?
Uit de circulaire van den Minister van Bin-
r.enlandsche Zaken blijkt, dat invoering daar
van geen loonsverlaging ten gevolge behoeft
te hebben.
Met de uitspraak van de S.D.A.P., dat de
lichttarieven een indirecte belasting zijn, om
dat zij ongelijk drukken en vooral voor de groote
gezinnen van nadeel zijn, kan spreker's fractie
accoord gaan. Spr. had gehoopt van B. en W.
dienaangaande een prae-advies te ontvangen.
Met voorbeelden toont spr. aan dat B. en W.
niet gloeien van welwillendheid tegenover de
minderheden in den Raad.
De heer EMMER (S.D.A.P.) wijst er op, dat, als
men de loonen wil verhoogen, men een post
op de begrooting dient aan te wijzen, waaruit
deze extra kosten kunnen worden bestreden.
De wethouder voor de bedrijven, de heer
HALLIE (V.-D.), wijst er op dat de quaestie
van de boeten een moeilijk probleem is. Zou men
deze afschaffen, dan is misbruik zeker te
duchten.
Het denkbeeld van den heer van Ditshuizen,
om de tarieven voor gas en electriciteit naar
draagkracht toe te passen, is moeilijk. Het zal
geld kosten, waarbij men in aanmerking dient
te nemen, dat de winsten uit de lichtbedrijven
niet gemist kunnen worden.
MDen kan vast-recht nemen, dan hebben de
groote gezinnen daardoor reeds eenige verlich
ting. Een volledige oplossing hebben noch B. en
W., noch de commissie voor de bedrijven kunnen
vinden.
Wat de verhooging der loonen betreft wijst
spr. er op, dat blijkens de cijfers van het bureau
voor statistiek te Amsterdam, de invloed van
de devaluatie zeer gering is.
Aleer kindertoeslag aanhangig te maken, dient
eerst overeenstemming verkregen te worden tus-
schen den Raad en de Regeering omtrent ver
laging der loonen. Bovendien zal de vraag onder
de oogen dienen gezien te worden of de be
grooting invoering van kindertoeslag, die op
8000 begroot wordt, kan lijden.
BURGEMEESTER TER LAAN verweert zich
tegen den heer van Ditshuizen, die gezegd heeft
niet te willen bukken voor de dictatuur van de
meerderheid. Dit is zeer onbillijk. Wat wil men,
dat men zal bukken voor de minderheid?
B. en W. moeten zich ook onderwerpen aan
de meerderheid, ook al zijn ze het er niet mee
eens. Als er interpellaties zijn verschoven, dan
is dat de schuld van de leden zelf door de groote
breedsprakigheid. Als men tegen het lange
wachten bezwaar heeft, kunnen de leden toch
met voorstellen komen.
De motie-Karten (verhooging der loonen)
wordt verworpen, mede met de stemmen der
communisten.
De heer VAN DITSHUIZEN (R. K.) bepleit
de wenschelijkheid dat bij den verkoop van
verlichtings- en verwarmingsapparaten door de
gemeente, de middenstand zal worden inge
schakeld.
De WETHOUDER HALLIE deelt mede, dat
dienaangaande nog met den bond van installa
teurs zal worden onderhandeld.
De begrooting voor de lichtbedrijven wordt
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Bij de behandeling van de begrooting voor het
Grondbedrijf geeft de heer KAMPHUIJS (R. K.)
als zijn meening te kennen, dat het niet aan
gaat de gelden van de fa. Bruynzeel te gebrui
ken voor bruggebouw. Dit behoort ter ontlasting
van schulden van gronden die in dit bedrijf zijn
opgenomen, te dienen.
De begrooting wordt goedgekeurd.
Aan de orde komt thans de begrooting voor
den Reinigingsdienst.
De heeren BOSMAN (R.SA.P.) en KAMP-
Reeds eenigen tijd waren Paul en Pauline
getrouwd en ze waren overgelukkig. Zoo
zelfs dat Pauline niet anders wilde dan ook
anderen gelukkig te zien. Daarom zei ze op
een avond tegen Paul:
„Die vriend van je, Gaston bedoel ik, dat is
een aardige jongen, Paul."
„Zoo, vind je?" vroeg Paul heelemaal niet
geïnteresseerd.
„Ja, en ik weet dat Ivonne hem heel graag
mag."
„O, juist. Nou, dat is dan wel prettig voor
haar," vond Paul.
„Maar ik geloof ook, dat ze van hem houdt,
zie je, en ik denk dat ze het heerlijk zou vin
den als hij haar vroeg."
„Zeg eens" zei Paul, „je weet toch dat Paul
een verstokte vrijgezel is en niet aan vrouwen
of tróuwen denkt?"
„Dat dacht jij vroeger immers ook niet, Paul
Maar daarom kan hij toch Zaterdagavond wel
eens bij ons komen bridgen?" meende Pauline.
„Met drie man kun je niet bridgen," zei
Paul volkomen logisch.
„Dan zullen we Ivonne ook uitnoodigen,
vind je dat goed?"
Aldus ontvingen den volgenden Zaterdag
Faul en Pauline een ouden vriend en een
jeugdvriendin als bridge-gasten en ontmoetten
Ivonne en Gaston elkander voor het eerst tij
dens een langen genoeglijken- avond in huise
lijken kring.
Pauline vond tijd om tusschen het kaarten
door een enthousiast verhaal te doen over de
schoonheid van Italië, waarheen zij met Paul
haar huwelijksreis had gemaakt, en Ivonne
deed de opmerking:
„Ik zou alleen van een Italiaan kunnen hou
den. Italianen lijken mij ideale menschen."
„Dat zei Pauline vroeger van de Brittqn ook,
en toch heeft ze mij genomen," merkte Paul
eenigszins zegevierend op. Gaston hoorde dit
alles aan en hij nam opnieuw het onwrikbaar
besluit voor altijd vrijgezel te blijven.
„Je weet dat ivonne maar vijf minuten van
hier woont, dus breng jij haar wel even thuis,
nietwaar Gaston?" vroeg Pauline als een vol-
HUUS (R. K.) bespreken de voorgestelde ver
hooging der tonnenbelasting.
De heer VAN DITSHUIZEN (R. K.) komt op
tegen de verlaging van de pensioentoelagen,
vooral nu de levensstandaard omhoog gaat.
BURGEMEESTER TER LAAN wijst er op,
dat men de 1000, welke daardoor wordt ver
kregen, niet kan missen.
De heer KAMPHUIJS (R. K.) gelooft dat
die 1000 wel kunnen worden gehandhaafd, om
dat men verwachten kan, dat door 't uitsterven
van gepensionneerden een gelijke bezuiniging
wordt verkregen.
De heer FLENTROP (V. D.) sluit zich hier
bij aan.
Een voorstel van de R. K. Raadsfractie in
den geest van het gesprokene wordt aangehou
den.
Dan komt in behandeling de ontsmettings-
dienst, die ongewijzigd wordt goedgekeurd.
Thans is aan de orde de Geneeskundige dienst.
De heer BOSMAN (R.S.A.P.) vraagt inlich
tingen omtrent de loonen, die by dezen dienst
worden toegepast, en aangaande de verlaging
van verschillende posten van uitgaaf. Voorts
vraagt spr. of het juist is, dat roodvonk-patiën
ten niet meer in het ziekenhuis worden opge
nomen.
De heer METSELAAR (S. D.) informeert naar
de gevolgen van het contract met het zieken
fonds.
De heer VELDEN (S. D.), wethouder voor
dezen dienst, antwoordt dat de roodvonk een
medische kwestie is, die,voor het geheele land
geldt.
Wat het nieuwe contract met het ziekenfonds
aangaat, wacht dit nog op de goedkeuring van
het bestuur der Maatschappij van Geneeskunst.
De heer M. PLOOIJER (S. D.) vindt het niet
billijk, dat de gemeente Zaandam een toeslag
geeft op den verpleegprijs voor de buitenge
meenten. In dit verband stelt hy de vraag, of
de heer Krommendijk als lid van het bestuur
van het ziekenfonds daar wel op zijn plaats is,
omdat hü meer geporteerd is voor de belangen
van het ziekenfonds, dan voor die va de ge
meente.
De vergadering wordt hierop verdaagd tot
Donderdagmiddag 2 uur.
I dicsecteug
ViOJj hlE.r
IItvIeoo-ecs
-xo.s
Hit de statistische gegevens betreffende het
Het was dan ook geen wonder, dat Drein, toen hij vijf
minuten op het tooneel stond, heelemaal vergeten was wat hij
te zeggen had. Drein stond wat je noemt met z'n mond vol
tanden en zoowel hij als Piet maakten een paar benauwde
oogenblikken door. Daaraan kwam een einde, doordat ze allebei
hard van het tooneel wegliepen.
Het spreekt vanzelf, dat de directeur van den schouwburg hee
lemaal niet tevreden was en tegen hen zei, dat ze maar beter
deden met onmiddellijk te vertrekken. Dan gebeurden er geen
ongelukken, zei-ie. Piet en Drein vonden het natuurlijk wel
treurig, maar niettemin gaven ze terstond gevolg aan deze
uitnoodiging.
't Was eigenlijk meer een vergissing dan boefachtigheid,
dat Piet Prikkel en Drein Drentel vergaten him tooneelpakjes
uit te trekken. Ze hadden allebei een hoop levensmoed en
trokken dus verder. „Als 't moet, dan loopen we naar Naga
saki", zei Piet, „dat zeemonster loopt niet weg."
17
Spanje praat: zelfs als het wordt platgebrand
en doodgemarteld. De discussie om de discussie.
„Juan," begon ik, „met hoogere geestelijke
Waarden bedoel ik niet de. kunst, niet de weten
schap en niet de literatuur. Ik bedoel nog heel
iets anders. Ik wil zeggen, dat de kloosterlingen
op den hoogsten top staan van de samenleving.
Dat in hun leven in de hoogst mogelijke vol
komenheid wordt uitgedrukt, wat God met de
schepping en de verlossing van de menschen
bedoeld heeft."
„Huy," zei Juan. „Kun je dat niet wat duide
lijker zeggen?"
„Misschien wel."
Het was doodstil in de kamer.
„God schiep de zonnebloem
„God?" zei Juan. „Nou ja
Juan was breed van opvatting. God mocht
er dan wel bij komen, om mij een pleiziertje te
doen. In werkelijkheid dacht Juan:
„Hij is niet wijzer."
„Als het zaad van de zonnebloem ontkiemt.
Juan, dan dringen de worteltjes in den grond.
Het zijn sappige, sterke stengels, die in de diepte
voedsel zoeken voor de kiemende plant en zij
brengen het over naar den stengel, die krachtens
zijn instinct.... krachtens zijn ingeschapen ver
langen.... omhoog dringt naar het licht."
„Met dat licht wordt natuurlijk God be
doeld...." viel Juan mij in de rede.
Buister: de stengel ontwikkelt zich, hij groeit
omhoog en er schieten bladeren uit, die hun
eigen doel nastreven voor het instandhouden
van de heele plant."
Juan luisterde opeens in ernstige aandacht.
Een der zustertjes had de oogen opgeslagen en
ving een hartelijken glimlach van Chiquita op.
„Maar in den top van den stengel, op de
uiterste grens tusschen plant en licht, daar ont
luikt de bloem: de stille zwijgende bloem. In die
bloem eindigt de hevige drang van het instinct.
van het verlangenen zij heeft niets anders
meer te doen dan het licht te vangen en Gods
schoonheid te verkondigen. En in het rijkste deel
daarvan, in het hartdaar ligt het zaad te
rijpen."
Chiquita knikte tevreden.
Juan was er stil van geworden. Voor het eerst
zag hij het ideaal van een Christelijke samen
leving duidelijk voor oogen staan.
„U wilt zeggen," ze hij na een poos, „de plant
is de maatschappij en de bloemen zijn de kloos
terlingen."
„Natuurlijk," bromde Sebastian, „dat ligt er
dik genoeg op, zou ik denken."
In de stilte zaten we te luisteren naar het
verwilderde gedonder van kanonnen.
„Ik moet de stad nog in," zei ik opeens.
„De stad in? Nu?"
„Ik ga den Rector zoeken."
Een van de zusters stond op.
„Blijft u niet hier?" stamelde zij.
Ze waren bang als vogeltjes.
Sebastian vroeg echter:
„Komt er nog meer volk in huis?"
Ik haalde de schouders op.
„Ik weet het niet. Don Pedro del Torres
Misschien.... En als u hem hebben kunt."
,Mi)'n huis is al overbevolkt," grinnikte hij,
terwijl hij met zijn wijsvinger een kringetje
teekende rond twee platgeslagen wandluizen op
den muur. En hij ging voort:
„Als de zusters genoegen kunnen nemen met
boven-achter: dan loopen ze niemand in den
weg."
En Chiquita knikte:
„Ja, kindertjes, Sebastian zal je wel verwen
nen. Maar hij heeft gelijk. We zijn geen logée's
gewend zie jeMaar de wil is goed. De wil
is goed."
De zusters stommelden het trapje op.
„En geen spektakel maken," riep de zeeman
haar achterna.
Met een gerustgesteld gemoed daalde ik het
ijzeren trapje af naar de straat. Tot zoover was
het goed gegaan. De zusters waren onderdak.
Ik weet, dat het bij Sebastian wemelt van de
wandluizen.
Nou ja....
Men kan wel viool spelen, al is het instalment
geen Stradivarius.
ZEVENDE HOOFDSTUK
Over de geheele stad ligt een rose gloed ver
spreid.
Het Carnaval van Satan dreunt nog door de
straten.
Bij de havens is het een drukte als bij een
nationaal feest. Het brandt overal, aan alle
zijden en langs het donkere water stfeat een
zwarte zoom van menschen met een oneindigheid
als achtergrond. De gezichten staren als gloeien
de maskers naar de vlammende stad. Ik zie de
koppen naast en boven elkaar als de noten en
accoorden op een muziekbalk staan.
Anders kalme geesten zijn door de sensatie
gegrepen: het besef een dag te beleven, die
eeuwig in de Historie zal blijven, heeft velen al
verzoend met de vernietiging van zooveel
grootsch en zooveel schoons.
Vrouwen staan in troepen bij elkaar tegen
de hekken aan. Zij stellen zich het meest aan.
Ze gillen en krijschen en joelen lachend wilde
grappen in het rond.
In de duistere diepte daarachter, op het em
placement, glijden verliefde paren rond, en
dwepen met de sterren die hier nog zichtbaar
zijn. Van de oude, strenge Spaansche opvatting
dat vrouwen zich na den ondergang van de zon
niet meer op straat zullen begeven, is niet veel
meer over hier: in deze stad is zij reeds lang
weggesleten onder de zolen van de slenteraars
die met de nieuwe tijden nieuwe zeden brachten.
Een eind verderop is het preludium van een
nieuw gevecht. Het begint als een veelbelovend
vuurwerk met den knal van een granaat.
Dat is tamelijk dichtbij. Men went aan schie^
ten als aan onweer. De strijd ontwikkelt zich
over een groot terrein, van hier tot aan de
brandende kerk van O. L. V. ter Zee. De groot
ste moeilijkheid is bij zoo'n gelegenheid niet, om
weg te komen maar om te weten in welke rich
ting men zal vluchten. Het was een geheel
nieuwe combinatie die slaags was geraakt. De
troepen van de regeering vochten tegen de
Arbeiders-militie. De inzet was het College. De
hardhandige confiscatie, waartoe men over wilde
gaan zoo hoorde ik later was in strijd met
de persoonlijke gevoelens van den President van
het Uitvoerend Comité, zoodat we hier te maken
hebben met een intieme knokpartij, om zoo te
zeggen, in den boezem van de regeering zelf.
De president heeft hier zijn opvoeding genoten.
Dit is een daad van treffende piëteit en tenge
volge hiervan ligt het heele huis in puin.
Men heeft mij wel eens verteld, dat een land
schap, waarover een wolk van sprinkhanen is
heen gewaaid, zóó troosteloos en leeg er uit
ziet, dat men feitelijk niet meer van een land
schap spreken kan. Zoo was het ook met toet
klooster van St. Joseph. Na den aftocht van de
roode sprinkhanen, en nadat de gewone roode
haan had uitgewoed, was het moeilijk om nog
van een klooster te spreken. Er stond een puin
hoop te rooken, het had ook een fabriek kunnen
zijn. Een vleugel van het gesticht brandde nog
maar er was niemand meer in de buurt, die
zich ervoor interesseerde.
Ook Don Pedro niet.
Ik had gehoopt hem hier nog bë 4e !*»•>-
leerd diplomaat bij het afscheid. De beleefd
heid deed Gaston aan zijn plan verzaken om,
in uiterste instantie, Ivonne slechts tot de
tramhalte te vergezellen.
De kaartavond had aan Gaston echter bij
gebracht, dat Ivonne buiten een slecht bridge-
speelster, een alleraardigst, bescheiden, blond
meisje was, dat tegelijk intellectueel en vat
baar was voor humor. Tien minuten na het
vertrek bij Paul en Pauline, liepen Ivonne en
Gaston nog vroolijk pratend hun „blokje rond",
om even van de frissche lucht te genieten.
„U heeft één gulden vijf en twintig verlo
ren," zeide Gaston tactvol, „maar.... onge
lukkig in het spel.... Nietwaar? Nu moest u
nog alleen een Italiaan leeren kennen
„O, die ken ik al," onderbrak Ivonne hem
lachend. „Dezen zomer komt hij hierheen! Ik
heb zoo'n schitterende foto van hem."
Toen vijf minuten daarna Gaston aan Ivonne
een goede nachtrust wenschte had hij een toe
stemmend antwoord ontvangen op zijn verzoek
uit beleefdheid natuurlijk in de volgende
week naar een theater te gaan.
„Dit is mijn moeder, dit is mijn vader en
hier is mijn hondje," stelde Ivonne eenige we
ken later Gaston voor, toen hij zijn eerste be
zoek aan de familie bracht door toevallige om
standigheden, want hij had meermalen zich
zelf beloofd, niettegenstaande alles, vrijgezel te
blijven. Zoo bij een kopje thee, deed zich de
uitnemende gelegenheid voor, dat ivonne een
foto aan Gaston liet zien van een eleganten
jongeman met zwart haar en een onleesbaar
onderschrift.
,Wie is dat?" vroeg Gaston met bepaalde
vermoedens.
,Dat is nu de Italiaan, waarover ik sprak,"
zei Ivonne bekoorlijk lachend.
„O, de Italiaan, die ideale man. En intus-
schen ben ik zoo'n ezel geweest om te denken
dat je dien kerel zou vergeten, als ik met je
ging wandelen, een theater bezocht en je aan
genaam trachtte te zijn. Een Italiaan, een
buitenlander, is echter veel interessanter, niet
waar?" En Gaston bemerkte in zijn opgewon
denheid niet eens dat Ivonne hem ditmaal
geen antwoord gaf.
Gaston had al enkele vergaderingen afgezegd,
nu verliet hü zelfs enkele vereenigingen, om
maar tijd te besteden aan Ivonne, maar hij
bleef volhouden dat hij tóch vrijgezel zou blij
ven.
„Kijk eens," juichte Ivonne op een avond,
:ik heb een brief gekregen van mijn Italiaan!"
en zij hield hem een enveloppe onder den neus.
,Moet je eens hooren, hoe heerlijk dat klinkt,
wat hij schrijft," ging Ivonne verder, terwijl
ze den brief openvouwde. „Hier lees eens:
Carissima!" en dan aan het slot: „tutto il
mio suore." Prachtig, niet Gaston?"
Onzinnig," zei Gaston.
Onzinnig?" herhaalde Ivonne verbaasd.
„Natuurlijk. Ik versta heelemaal geen Ita-
liaansch, hoe zou ik 't dan kunnen lezen?"
bromde Gaston.
Och ja! Nu er staat in dat hij beslist hier
heen kcant. En dan wil hy ook myn hand
vragen en
,En dan ge je hier weg, uit je land vandaan,
om naar zoo'n stelletje bergen en wat blauwe
lucht te kyken. Zooiets noem ik ongehoord,
zooiets.
Met schelden zul je 't niet erger maken,"
meende Ivonne, en Gaston zweeg.
Des avonds be
sloot hij eerst met i
Paul te gaan pra- j £ejj kuWeUjkS-
eigeniyk je vrouw COflCtlYYCflt
leeren kennen?"
begon Gaston het
interview.
„Bij haar vriendin Marianne op een bridge
avond," zei Paul.
„Nou ja, dat is vriendschappeiyk. Je kent
elkaar, leert elkaar beter kennen en wordt
vrienden. Ik bedoel, wanneer kreeg je idee,
dat ze wel eens je vrouw kon worden?"
„O, eenige weken later," geloofde Paul.
„En wanneer heb je haar gevraagd?" liet
Gaston meedoogenloos het verhoor voortgaan.
„Ja, eigenlijk hol over bol! Dat kon niet
anders, zie je. Ze had namelijk kennis aan een
Engelschman, die haar uitstekend scheen te be
vallen. Ze had me zijn foto laten zien en 'twas
werkelijk een patente kerel. En ze vertelde
me dat hij haar geschreven had, dat hy over
kwam om haar te vragen. Toen heb ik afge
zworen vrygezel te zijn, omdat ik het hopeloos
jammer zou vinden, als zoo'n aardig vrouwtje
hier werd weggehaald, om altijd in een dikken
mist te wonen. Je begrijpt, dat ik anders nog
wel eenigen tyd noodig zou hebben gehad om
alle nadeelen rustig te overwegen, maar bij zoo
groote concurrentie moet je niet lang talmen,
nietwaar? Overigens, beste kerel, heb ik er
niets, niets geen spijt van, hoor!"
Gaston sprong overeind en holde naar de
telefoon en even later het huis uit. Paul was
verbluft over een dergeiyk optreden, doch toen
bij den volgenden dag vernam dat Ivonne en
Gaston zich dienzelfden avond met toestem
ming van haar ouders hadden verloofd, be
greep hy de situatie eenigszins.
„Nu moet ik een Alpinist van u hebben,
oom," zei Pauline tot haar oom Marcel, wien
ze glimlachend de foto teruggaf van den Ita
liaan Benjamino Brado, zooals zy hem vroeger
de foto van den Engelschen uitvinder Walter
Statson had teruggebracht.
Oom Marcel deed de foto in zijn verzame
ling en zocht naar de foto van een Zwitser.
Daarop reikte Pauline enkele uren later aan
haar vriendin Constance een foto over van den
Alpinist Wilhelm Stolzer en diens daarby be-
hoorend handschrift....
Wederom zou een verstokte vrijgezel tegen
zijn concurrent vechten en uit een succesvollen
stryd als overwinnende held te voonschyn tre
den.
hoopen te zien ronddolen. Maar hy was nergens
te zien. Een der mupen van de kapel was inge
stort en het tongewelf hing als geblakerd spaan
derhout omlaag. Gebroken beelden lagen naast
de weggebrande voetstukken. Het was een groote
ruïne.
Aan den kant van den geopenden muur moes
ten de zusters liggen. Er waren vermoedeiyk
enkele vrouweiyke hyena's geweest, want de
ïyken waren reeds gedeelteiyk beroofd van haar
poover bezit. Sluiers waren afgerukt en kleeding-
stukken weggeroofd. Thans liggen de ïyken half
bedolven onder den ingestorten muur.
Uit de grotten van het puin sloop onver
wacht een donkere gedaante naar mij toe. Het
spreekt vanzelf, dat ik eerst aan Don Pedro
dacht, maar ik zag den omtrek van een andere
figuur. De man strompelde gebogen door de
heete asch en porde met zün stok in de flarden
en smeulende resten, die overal te walmen lagen.
Hy had my gehoord en zocht in de richting
van het geluid. Toen hü mij zag, kwam hü
rechtstreeks naar my toe. Grinnekend wees hij
op de ïyken in het puin. Ik zag opeens, dat ik
te doen had mef een halven ididoot. De man
had een dringende behoefte om zqn onkiesche
praatjes te luchten. Om hem kwyt te raken,
ging ik heen, maar hy liep broederiyk met mu
mee. Aanvankeiyk had hy weinig mee te deelen,
dat zich voor publicatie leent. Het was trouwens
ook niet nieuw of interessant en zelfs op zun
geliefdkoosd terrein toonde deze imbeciel ontstel
lend weinig geest te bezitten.
<Wo*dt vervolge»