IJmuiden en de visscherij ffletvetfiaal den dag Het Zeemonster van Nagasaki Kloosters branden in Barcelona REDE VOORZITTER JJMUIDENS BLOEr DONDERDAG 28 JANUARI 1937 >,lJmuiden niet meer een belang rijke vischmarkt voor het bui tenland en zal het ook niet meer worden" Moeilijkheden en moge lijkheden Nederland geen visch- etende natie IJmuiden en de Marine Scheepvaartverkeer Bestuursverkiezing UIT DEN OMTREK SPAAiRNW OUDE VELSEN VOGELENZANG ZAANDAM door DON LOIS ALBARON Woensdagavond is in hotel „Augusta" te IJmuiden de jaarvergadering gehouden van de Vereeniging „IJmuidens Bloei" onder voorzit terschap van den heer W. A. Dolleman. De Vergadering werd o.a. bijgewoond door den burgemeester van Velsen, Mr. M. M. Kwint. Na allereerst hulde te hebben gebracht aan de nagedachtenis van den heer W. P. F. van Deventer, den overleden directeur van de A. N. V. V., hield de voorzitter een rede, waarin hij Uleende in tegenstelling met de laatste vijf jaren een meer optimistisch geluid te mogen laten hooren, hetgeen hij al een bijzonder groot Voordeel achtte. Het verheugde hem de mineurstemming te kunnen verlaten, ook al, omdat pas is komen vast te staan dat wij in het visscherijbedrijf Van een staking gespaard zullen blijven. Intus- schen verheelde spr. zich niet, dat het nog lang Seen „couleur de rose" is. IJmuiden is er nog bij lange na niet, terwijl de politieke onzeker heid in Europa er het noodige toe bijdraagt °tn de meer optimistische geluiden nog veelal Ie doen verstommen. Dat er in IJmuiden nog heel wat gebeuren faoet, wil de bloei van vóór 1930 zijn terugge keerd, daarover zal ieder het eens zijn. IJmuiden is inderdaad zwaar getroffen; het Verdwijnen van meer dan een derde deel van de visscherijvloot is een factor, welke aan een algeheel herstel niet kan doen denken. Zelfs indien het kapitaal aanwtezig ware om de visscherijvloot weer op peil te brengen, dan bog zou spr. geen algeheel herstel verwachten. IJmuiden heeft helaas opgehouden de visch- diarkt van een belangrijk buitenlandscn afzet gebied te zijn en zal dit z.i. ook niet meer wor den. De directe en indirecte tolmuren tusschende Europeesche naties zouden daarvoor moeten Verdwijnen. Hieraan te gelooven is in de hui dige internationale politieke omstandigheden Vrijwel ondenkbaar. Het binnenlandsch vischverbruik, gepaard dan een -zoover mogelijk doorgedreven uitvoer, •boet IJmillden als visscherijplaats op de been houden. Men kan gemakkelijk betoogen, dat IJmuiden in zijn vroegeren welstand terugge bracht zou worden, wanneer Nederland naar Verhouding evenveel visch als Engeland con sumeerde, doch Nederland is nu eenmaal helaas geen vischetende natie; het vleesch is hier baar verhouding van den prijs te goed en visch 6ten kost, nevens de visch zelf, ook nog geld. Wil IJmuiden geholpen zijn, dan moet er baast de visscherij nog iets anders bijkomen; IJmuiden als los- en laadhaven zou het er Voorzeker in korten tijd brengen. Het gemeentebestuur zij hier diligent. Op den buur kan het, volgens spr., niet uitblijven. Wat Ügt IJmuiden hiervoor niet gunstig! Een be- 8in, hoe simpel ook, is voldoende om verder op Voort te bouwen. Indien er een begin is, zal be drang naar uitbreiding in een haven als IJmuiden vanzelf komen. Eerst zoo noodig de gelegenheid voor kleinere schepen; de uitbrei ding der outillage en de grootere schepen vol ken dan van zelf. Den voorspoed welke voor IJmuiden hieruit kan volgen, kan men zich bijna niet indenken. Er is nog een tweede punt. Spr. was absoluut keen deskundige op marinegebied, doch vroeg Zich af waarom Den Helder alles van onze hiarine moet hebben. Heeft IJmuiden ons mi- htaire zeewezen niets te bieden? Uit een oog- kunt van defensie zal het overbrengen van een kedeelte van onze marine naar IJmuiden toch *eker niet aanvechtbaar zijn. De verdediging Van het Noordzeekanaal, de slagader van Am sterdam, is toch ongetwijfeld een belangrijke factor, die meespreekt. Met spanning, zoo vervolgd spr., wordt uit gezien naar het definitief besluit der regeering °br tot den bouw van den tunnel onder het ^oordzeekanaal te Velsen over te gaan. Onge steld zal de gemeente hier in hooge mate boor gebaat zijn. scheepvaartverkeer door en in IJmuiden blijkt dat in 1936 6558 zeeschepen de sluizen passeer den tegen 6265 in 1935, terwijl voor het Hoog- ovenedrijf 10b2 shcepen met 400.683 ton erts in 1936 aankwamen tegen 101 schepen met 429.000 ton erts in 1935 en voor de papierfabriek te Velsen in 1936 76 zeeschepen met 470.220 M3. papierhout tegen 7i schepen met 417.415 M3. in 1935. Hier zien wij dus een niet onbelangrijke opleving. Had het visscherijbedrijf zijn stijgende ten- denz van de laatste maanden van 1936 vergele ken bij het vorige jaar kunnen handhaven, dan zouden de totale besommingen van 1936, niet tegenstaande de staking in den zomer van dit jaar, die van 1935 hebben kunnen overtreffen. December 1936 bleef echter bij dezelfde maand van het voorgaande jaar circa 85.000 aan omzet ten achter. Tegenover rond 6.338.000 in 1935 bedroeg de omzet in 1936 rond 6.230.000. Typeerend voor het trawlvisscherijbedrijf was weer die laatste week van December Waarin de versche visch bijkans waardeloos bleek te zijn tegenover de daaraan voorafgaande weken, toen het product zeer duur was. Vischetend Nederland heul toen blijkbaar iets anders te eten en de visch werd versmaad met als gevolg een belangrijk verlies voor de reederijen. Moge het visscherijbedrijf, zoo eindigde spr., var. dergelijke inzinkingen in 1937 zooveel mo gelijk gespaard worden en de opleving, w'elke men op velerlei gebied mag waarnemen, ook in het nieuw ingetreden jaar aan de gemeente Velsen ten deel vallen. De secretaris-penningmeester, de heer B. Schuitenmaker, bracht hierna een uitvoerig jaarverslag uit. Het ledental daalde van 230.tot 218. De ontvangsten bedroegen 1445.42 en de uitgaven 1525.38, zoodat er een nadeelig saldo was van 79.96. De voorzitter bracht den secretaris, die om gezondheidsredenen zijn functie moet neerleg gen, hartelijk dank voor zijn arbeid. Deze is voor de vereeniging van zeer groote beteekenis geweest en vormt thans de kroon voor den scheidenden functionaris. Bij de hierna volgende bestuursverkiezing werden de aftredende leden, de heeren W. A. Dolleman, H. Lastdrager, G. Voet en G. Heij- koop herkozen. Als nieuw bestuurslid werd ge kozen de heer Ir. A. Verhoef. Voorts werd besloten het bestuur met één lid uit te breiden, dat belast zal worden met het secretariaat. Hiervoor werd gekozen de heer M. Roos. Aan het eind der vergadering werd het woord gevoerd door burgemeester Kwint, die o.a. de verzekering gaf, dat het gemeentebestuur dank baar is voor het werk der vereeniging. Het zou gaarne meewerken voor het voeren van meer propaganda voor deze gemeente, doch de finan- cieele mogelijkheden daarvoor zijn niet aan wezig. De burgemeester betreurde dit in hooge mate, omdat telkens blijkt, hoeveel onwetend heid er nog ten opzichte van de gemeente be staat. Spr. ondervindt dit in de practijk meer malen, zelfs van de zijde van arbeidsorganen, die b.v. brieven adresseeren aan den burge meester van Santpoort of IJmuiden, blijkbaar nog steeds niet wetend, dat de gemeente Velsen een conglomeraat is van belangrijke deelen. Spr. bracht tenslotte namens het gemeente bestuur hulde aan den aftredenden secretaris. Door een der leden werd nog in overweging gegeven de mogelijkheid na te gaan van het organiseeren en een groote visscherij tentoon stelling. Tenslotte dankte de heer Schuitenmaker ge troffen voor de Woorden van hulde en dank, tot hem gericht. Vastenavond-uitvoering. Zondag 31 Januari geeft de R. K. Gemengde Tooneel- en Mond- accordeonvereeniging „St. Jacobus" een bonte Vastenavond-uitvoering in het Vereenigingsge- bouw te Spaarnwoude. Door de tooneelafdeeling zullen worden opgevoerd 2 blijspelen: „Op ge makkelijke condities" en „De Mode regeert". De mondaccordeonafdeeling geeft vroolijke mar- schen en wijzen. Verder gezellig samenzijn met medewerking van de Elsnerus-Band uit Haar lem. Jubileum De heer A. v. d. Vlerk, 1ste klerk bij het gemeentelijk gasbedrijf, is morgen, 29 Januari, 25 jaar bij dit bedrijf werkzaam. Tooneeluitvoering Zondag 31 Januari geeft de damestooneelclub van de St. Elisabeth-ver- eeniging een uitvoering in het R.K. Vereeni- gingsgebouw. Opgevoerd zal worden „Knotje", tooneelspel in drie bedrijven en „Juffrouw Groenmeijer is zenuwachtig", klucht in één be drijf. GEMEENTERAAD Bij de voortgezette algemeene beschouwingen omtrent de gemeentebegrooting voor 't dienst, jaar 1937 heeft de heer R. PLOOIJER (S.D.A.P.) er op gewezen, dat de algemeene toestand in betrekking tot de geldmiddelen geleidelijk ver betert. Wel is er nog een tekort op de rekening, doch dit wordt van jaar tot jaar minder. Dit resultaat is een gevolg van het feit, dat geen groote werken meer worden uitgevoerd, waardoor de schuldenlast vermindert, vooral ook doordat de aflossingen op regelmatige wijze doorgaan. Het zou echter wenschelijk zijn, dat van Rijkswege het uitvoeren van belangrijke werken mogelijk werd gemaakt. Met de begrooting gaan de sociaal-democraten accoord. Gewenscht blijft het echter, dat van den kant der gemeente meer zou worden ge daan aan werkverruiming. Spr. wijst er op, dat men kort geleden voor vijf ton grond en water heeft verkocht aan de firma Bruynzeel. Kan een deel van dit geld niet voor dit doel worden benut? Ook de bouw van een nieuwe brug in de plaats van de Hoopbrug is urgent. Wethouder PRINS (S.D.A.P.) kon nu reeds een toezegging doen, dat de toestand bfi de Jaap Haversluis zeer zeker verbeterd zal worden en dat de bouw van een nieuwe brug ter verbin ding der beide Zaanoevers een der eerste uit te voeren werken zal zijn. Ook de VOORZITTER is van oordeel, dat enkele belastingen, zooals personeele belasting, onredelijk zwaar zijn en in de toekomst niet te handhaven; maar de omstandigheden hebben dit medegebracht. Doch voor alles is toch wel aan de orde de verlaging der lichttarieven. De meterhuur zelf is niet onbillijk, maar wel is de naam onjuist, daar dit met meterhuur niets te maken heeft, maar meer is een belooning voor verrichte diensten, zooals meter opnemen en incasseeren. Betreffende de versiering tijdens het Vorste lijk Huwelijk zegt spr., dat deze hoofdzakelijk is bekostigd uit de rekening van het Electriciteits- bedrijf. De houding van de Soc.-Dem. is ten opzichte hiervan niet veranderd, maar de S.D. A.P. is te groot geworden om een oppositiepartij te blijven en beschouwt zich thans dan ook als een deel van het Nederlandsche volk. Wat de begrooting zelf aangaat, verklaart de voorzitter, dat met deze begrooting de grootste moeite is gedaan om haar sluitend te krijgen zonder verhooging van belastingen. Vrij blijven van het Rijk en hervatten van sociaal werk, is in de toekomst de taak van den Zaandamschen Gemeenteraad. Uitvoerig worden de feiten naar voren gebracht, die hebben geleid tot den ach terstand in de jaren 1931'36. De wegwerking van de verlichtingskosten tij dens het Vorstelijk Huwelijk acht de fractielei der van de S.D.A.P., de heer R. PLOOIJER, ontoelaatbaar. De heer KOEMAN (S.D.A.P.) vraagt waar om Zaandam zóó versierd moest worden, dat het de tweede plaats hiermede in Nederland in nam. Spr. vindt dit een geldwegsmijterij. De vragen in de interpellatie van den heer BOSMAN (R.S.A.P.) over de te Zaandam ge houden huwelijksfeesten worden door den voor zitter beantwoord. In een motie spreekt de R.S.A.P. haar mis noegen uit over het feit, dat B. en W. de stad hebben versierd, zonder daarvoor aan den Raad een bedrag te hebben gevraagd. De heer KAMPHUIJS (R.K.) is van oordeel, U dacht Immen, dat nog beit vóór dia andara auto hot kruispunt kon passeerenl Maar langs den weg moet a dat niet „den ken", a moet 't zakar watanl dat de uiterst linksche elementen spijkers op laag water zoeken. De motie van de R.S.A.P. wordt met 4 tegen 18 stemmen verworpen. De behandeling van de begrooting van de Lichtbedrijven komt hierna aan de orde, waar bij de R.S.A.P.-er BOSMAN zich, zooals gewoon lijk, kant tegen de bestaande meterhuur. In bespreking komen de lichtbedrijven. De eerste spreker is de heer KARTEN (R.S. A.P.), die een pleidooi houdt voor verhooging van de loonen. De heer KROMMENDIJK (A.-R.) komt terug op de questie van de kinderbijslagen op de loo nen der gemeentearbeiders. De heer VAN DITSHUIZEN (R. K.) brengt, naar aanleiding van de woorden van den heer Karten de stijging van het levenspeil in ver band met de loonen in het geding. Dat levens peil is inderdaad gestegen en daarvan zijn hoofd zakelijk de groote gezinnen de dupe. Wat den kindertoeslag betreft, kan men zoo langzamerhand spreken van een drama. Zonder dat de S.D.A.P. argumenten weegt, stemt men tegen kindertoeslag. Is dat geestelijke armoede of onwil? Uit de circulaire van den Minister van Bin- r.enlandsche Zaken blijkt, dat invoering daar van geen loonsverlaging ten gevolge behoeft te hebben. Met de uitspraak van de S.D.A.P., dat de lichttarieven een indirecte belasting zijn, om dat zij ongelijk drukken en vooral voor de groote gezinnen van nadeel zijn, kan spreker's fractie accoord gaan. Spr. had gehoopt van B. en W. dienaangaande een prae-advies te ontvangen. Met voorbeelden toont spr. aan dat B. en W. niet gloeien van welwillendheid tegenover de minderheden in den Raad. De heer EMMER (S.D.A.P.) wijst er op, dat, als men de loonen wil verhoogen, men een post op de begrooting dient aan te wijzen, waaruit deze extra kosten kunnen worden bestreden. De wethouder voor de bedrijven, de heer HALLIE (V.-D.), wijst er op dat de quaestie van de boeten een moeilijk probleem is. Zou men deze afschaffen, dan is misbruik zeker te duchten. Het denkbeeld van den heer van Ditshuizen, om de tarieven voor gas en electriciteit naar draagkracht toe te passen, is moeilijk. Het zal geld kosten, waarbij men in aanmerking dient te nemen, dat de winsten uit de lichtbedrijven niet gemist kunnen worden. MDen kan vast-recht nemen, dan hebben de groote gezinnen daardoor reeds eenige verlich ting. Een volledige oplossing hebben noch B. en W., noch de commissie voor de bedrijven kunnen vinden. Wat de verhooging der loonen betreft wijst spr. er op, dat blijkens de cijfers van het bureau voor statistiek te Amsterdam, de invloed van de devaluatie zeer gering is. Aleer kindertoeslag aanhangig te maken, dient eerst overeenstemming verkregen te worden tus- schen den Raad en de Regeering omtrent ver laging der loonen. Bovendien zal de vraag onder de oogen dienen gezien te worden of de be grooting invoering van kindertoeslag, die op 8000 begroot wordt, kan lijden. BURGEMEESTER TER LAAN verweert zich tegen den heer van Ditshuizen, die gezegd heeft niet te willen bukken voor de dictatuur van de meerderheid. Dit is zeer onbillijk. Wat wil men, dat men zal bukken voor de minderheid? B. en W. moeten zich ook onderwerpen aan de meerderheid, ook al zijn ze het er niet mee eens. Als er interpellaties zijn verschoven, dan is dat de schuld van de leden zelf door de groote breedsprakigheid. Als men tegen het lange wachten bezwaar heeft, kunnen de leden toch met voorstellen komen. De motie-Karten (verhooging der loonen) wordt verworpen, mede met de stemmen der communisten. De heer VAN DITSHUIZEN (R. K.) bepleit de wenschelijkheid dat bij den verkoop van verlichtings- en verwarmingsapparaten door de gemeente, de middenstand zal worden inge schakeld. De WETHOUDER HALLIE deelt mede, dat dienaangaande nog met den bond van installa teurs zal worden onderhandeld. De begrooting voor de lichtbedrijven wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij de behandeling van de begrooting voor het Grondbedrijf geeft de heer KAMPHUIJS (R. K.) als zijn meening te kennen, dat het niet aan gaat de gelden van de fa. Bruynzeel te gebrui ken voor bruggebouw. Dit behoort ter ontlasting van schulden van gronden die in dit bedrijf zijn opgenomen, te dienen. De begrooting wordt goedgekeurd. Aan de orde komt thans de begrooting voor den Reinigingsdienst. De heeren BOSMAN (R.SA.P.) en KAMP- Reeds eenigen tijd waren Paul en Pauline getrouwd en ze waren overgelukkig. Zoo zelfs dat Pauline niet anders wilde dan ook anderen gelukkig te zien. Daarom zei ze op een avond tegen Paul: „Die vriend van je, Gaston bedoel ik, dat is een aardige jongen, Paul." „Zoo, vind je?" vroeg Paul heelemaal niet geïnteresseerd. „Ja, en ik weet dat Ivonne hem heel graag mag." „O, juist. Nou, dat is dan wel prettig voor haar," vond Paul. „Maar ik geloof ook, dat ze van hem houdt, zie je, en ik denk dat ze het heerlijk zou vin den als hij haar vroeg." „Zeg eens" zei Paul, „je weet toch dat Paul een verstokte vrijgezel is en niet aan vrouwen of tróuwen denkt?" „Dat dacht jij vroeger immers ook niet, Paul Maar daarom kan hij toch Zaterdagavond wel eens bij ons komen bridgen?" meende Pauline. „Met drie man kun je niet bridgen," zei Paul volkomen logisch. „Dan zullen we Ivonne ook uitnoodigen, vind je dat goed?" Aldus ontvingen den volgenden Zaterdag Faul en Pauline een ouden vriend en een jeugdvriendin als bridge-gasten en ontmoetten Ivonne en Gaston elkander voor het eerst tij dens een langen genoeglijken- avond in huise lijken kring. Pauline vond tijd om tusschen het kaarten door een enthousiast verhaal te doen over de schoonheid van Italië, waarheen zij met Paul haar huwelijksreis had gemaakt, en Ivonne deed de opmerking: „Ik zou alleen van een Italiaan kunnen hou den. Italianen lijken mij ideale menschen." „Dat zei Pauline vroeger van de Brittqn ook, en toch heeft ze mij genomen," merkte Paul eenigszins zegevierend op. Gaston hoorde dit alles aan en hij nam opnieuw het onwrikbaar besluit voor altijd vrijgezel te blijven. „Je weet dat ivonne maar vijf minuten van hier woont, dus breng jij haar wel even thuis, nietwaar Gaston?" vroeg Pauline als een vol- HUUS (R. K.) bespreken de voorgestelde ver hooging der tonnenbelasting. De heer VAN DITSHUIZEN (R. K.) komt op tegen de verlaging van de pensioentoelagen, vooral nu de levensstandaard omhoog gaat. BURGEMEESTER TER LAAN wijst er op, dat men de 1000, welke daardoor wordt ver kregen, niet kan missen. De heer KAMPHUIJS (R. K.) gelooft dat die 1000 wel kunnen worden gehandhaafd, om dat men verwachten kan, dat door 't uitsterven van gepensionneerden een gelijke bezuiniging wordt verkregen. De heer FLENTROP (V. D.) sluit zich hier bij aan. Een voorstel van de R. K. Raadsfractie in den geest van het gesprokene wordt aangehou den. Dan komt in behandeling de ontsmettings- dienst, die ongewijzigd wordt goedgekeurd. Thans is aan de orde de Geneeskundige dienst. De heer BOSMAN (R.S.A.P.) vraagt inlich tingen omtrent de loonen, die by dezen dienst worden toegepast, en aangaande de verlaging van verschillende posten van uitgaaf. Voorts vraagt spr. of het juist is, dat roodvonk-patiën ten niet meer in het ziekenhuis worden opge nomen. De heer METSELAAR (S. D.) informeert naar de gevolgen van het contract met het zieken fonds. De heer VELDEN (S. D.), wethouder voor dezen dienst, antwoordt dat de roodvonk een medische kwestie is, die,voor het geheele land geldt. Wat het nieuwe contract met het ziekenfonds aangaat, wacht dit nog op de goedkeuring van het bestuur der Maatschappij van Geneeskunst. De heer M. PLOOIJER (S. D.) vindt het niet billijk, dat de gemeente Zaandam een toeslag geeft op den verpleegprijs voor de buitenge meenten. In dit verband stelt hy de vraag, of de heer Krommendijk als lid van het bestuur van het ziekenfonds daar wel op zijn plaats is, omdat hü meer geporteerd is voor de belangen van het ziekenfonds, dan voor die va de ge meente. De vergadering wordt hierop verdaagd tot Donderdagmiddag 2 uur. I dicsecteug ViOJj hlE.r IItvIeoo-ecs -xo.s Hit de statistische gegevens betreffende het Het was dan ook geen wonder, dat Drein, toen hij vijf minuten op het tooneel stond, heelemaal vergeten was wat hij te zeggen had. Drein stond wat je noemt met z'n mond vol tanden en zoowel hij als Piet maakten een paar benauwde oogenblikken door. Daaraan kwam een einde, doordat ze allebei hard van het tooneel wegliepen. Het spreekt vanzelf, dat de directeur van den schouwburg hee lemaal niet tevreden was en tegen hen zei, dat ze maar beter deden met onmiddellijk te vertrekken. Dan gebeurden er geen ongelukken, zei-ie. Piet en Drein vonden het natuurlijk wel treurig, maar niettemin gaven ze terstond gevolg aan deze uitnoodiging. 't Was eigenlijk meer een vergissing dan boefachtigheid, dat Piet Prikkel en Drein Drentel vergaten him tooneelpakjes uit te trekken. Ze hadden allebei een hoop levensmoed en trokken dus verder. „Als 't moet, dan loopen we naar Naga saki", zei Piet, „dat zeemonster loopt niet weg." 17 Spanje praat: zelfs als het wordt platgebrand en doodgemarteld. De discussie om de discussie. „Juan," begon ik, „met hoogere geestelijke Waarden bedoel ik niet de. kunst, niet de weten schap en niet de literatuur. Ik bedoel nog heel iets anders. Ik wil zeggen, dat de kloosterlingen op den hoogsten top staan van de samenleving. Dat in hun leven in de hoogst mogelijke vol komenheid wordt uitgedrukt, wat God met de schepping en de verlossing van de menschen bedoeld heeft." „Huy," zei Juan. „Kun je dat niet wat duide lijker zeggen?" „Misschien wel." Het was doodstil in de kamer. „God schiep de zonnebloem „God?" zei Juan. „Nou ja Juan was breed van opvatting. God mocht er dan wel bij komen, om mij een pleiziertje te doen. In werkelijkheid dacht Juan: „Hij is niet wijzer." „Als het zaad van de zonnebloem ontkiemt. Juan, dan dringen de worteltjes in den grond. Het zijn sappige, sterke stengels, die in de diepte voedsel zoeken voor de kiemende plant en zij brengen het over naar den stengel, die krachtens zijn instinct.... krachtens zijn ingeschapen ver langen.... omhoog dringt naar het licht." „Met dat licht wordt natuurlijk God be doeld...." viel Juan mij in de rede. Buister: de stengel ontwikkelt zich, hij groeit omhoog en er schieten bladeren uit, die hun eigen doel nastreven voor het instandhouden van de heele plant." Juan luisterde opeens in ernstige aandacht. Een der zustertjes had de oogen opgeslagen en ving een hartelijken glimlach van Chiquita op. „Maar in den top van den stengel, op de uiterste grens tusschen plant en licht, daar ont luikt de bloem: de stille zwijgende bloem. In die bloem eindigt de hevige drang van het instinct. van het verlangenen zij heeft niets anders meer te doen dan het licht te vangen en Gods schoonheid te verkondigen. En in het rijkste deel daarvan, in het hartdaar ligt het zaad te rijpen." Chiquita knikte tevreden. Juan was er stil van geworden. Voor het eerst zag hij het ideaal van een Christelijke samen leving duidelijk voor oogen staan. „U wilt zeggen," ze hij na een poos, „de plant is de maatschappij en de bloemen zijn de kloos terlingen." „Natuurlijk," bromde Sebastian, „dat ligt er dik genoeg op, zou ik denken." In de stilte zaten we te luisteren naar het verwilderde gedonder van kanonnen. „Ik moet de stad nog in," zei ik opeens. „De stad in? Nu?" „Ik ga den Rector zoeken." Een van de zusters stond op. „Blijft u niet hier?" stamelde zij. Ze waren bang als vogeltjes. Sebastian vroeg echter: „Komt er nog meer volk in huis?" Ik haalde de schouders op. „Ik weet het niet. Don Pedro del Torres Misschien.... En als u hem hebben kunt." ,Mi)'n huis is al overbevolkt," grinnikte hij, terwijl hij met zijn wijsvinger een kringetje teekende rond twee platgeslagen wandluizen op den muur. En hij ging voort: „Als de zusters genoegen kunnen nemen met boven-achter: dan loopen ze niemand in den weg." En Chiquita knikte: „Ja, kindertjes, Sebastian zal je wel verwen nen. Maar hij heeft gelijk. We zijn geen logée's gewend zie jeMaar de wil is goed. De wil is goed." De zusters stommelden het trapje op. „En geen spektakel maken," riep de zeeman haar achterna. Met een gerustgesteld gemoed daalde ik het ijzeren trapje af naar de straat. Tot zoover was het goed gegaan. De zusters waren onderdak. Ik weet, dat het bij Sebastian wemelt van de wandluizen. Nou ja.... Men kan wel viool spelen, al is het instalment geen Stradivarius. ZEVENDE HOOFDSTUK Over de geheele stad ligt een rose gloed ver spreid. Het Carnaval van Satan dreunt nog door de straten. Bij de havens is het een drukte als bij een nationaal feest. Het brandt overal, aan alle zijden en langs het donkere water stfeat een zwarte zoom van menschen met een oneindigheid als achtergrond. De gezichten staren als gloeien de maskers naar de vlammende stad. Ik zie de koppen naast en boven elkaar als de noten en accoorden op een muziekbalk staan. Anders kalme geesten zijn door de sensatie gegrepen: het besef een dag te beleven, die eeuwig in de Historie zal blijven, heeft velen al verzoend met de vernietiging van zooveel grootsch en zooveel schoons. Vrouwen staan in troepen bij elkaar tegen de hekken aan. Zij stellen zich het meest aan. Ze gillen en krijschen en joelen lachend wilde grappen in het rond. In de duistere diepte daarachter, op het em placement, glijden verliefde paren rond, en dwepen met de sterren die hier nog zichtbaar zijn. Van de oude, strenge Spaansche opvatting dat vrouwen zich na den ondergang van de zon niet meer op straat zullen begeven, is niet veel meer over hier: in deze stad is zij reeds lang weggesleten onder de zolen van de slenteraars die met de nieuwe tijden nieuwe zeden brachten. Een eind verderop is het preludium van een nieuw gevecht. Het begint als een veelbelovend vuurwerk met den knal van een granaat. Dat is tamelijk dichtbij. Men went aan schie^ ten als aan onweer. De strijd ontwikkelt zich over een groot terrein, van hier tot aan de brandende kerk van O. L. V. ter Zee. De groot ste moeilijkheid is bij zoo'n gelegenheid niet, om weg te komen maar om te weten in welke rich ting men zal vluchten. Het was een geheel nieuwe combinatie die slaags was geraakt. De troepen van de regeering vochten tegen de Arbeiders-militie. De inzet was het College. De hardhandige confiscatie, waartoe men over wilde gaan zoo hoorde ik later was in strijd met de persoonlijke gevoelens van den President van het Uitvoerend Comité, zoodat we hier te maken hebben met een intieme knokpartij, om zoo te zeggen, in den boezem van de regeering zelf. De president heeft hier zijn opvoeding genoten. Dit is een daad van treffende piëteit en tenge volge hiervan ligt het heele huis in puin. Men heeft mij wel eens verteld, dat een land schap, waarover een wolk van sprinkhanen is heen gewaaid, zóó troosteloos en leeg er uit ziet, dat men feitelijk niet meer van een land schap spreken kan. Zoo was het ook met toet klooster van St. Joseph. Na den aftocht van de roode sprinkhanen, en nadat de gewone roode haan had uitgewoed, was het moeilijk om nog van een klooster te spreken. Er stond een puin hoop te rooken, het had ook een fabriek kunnen zijn. Een vleugel van het gesticht brandde nog maar er was niemand meer in de buurt, die zich ervoor interesseerde. Ook Don Pedro niet. Ik had gehoopt hem hier nog bë 4e !*»•>- leerd diplomaat bij het afscheid. De beleefd heid deed Gaston aan zijn plan verzaken om, in uiterste instantie, Ivonne slechts tot de tramhalte te vergezellen. De kaartavond had aan Gaston echter bij gebracht, dat Ivonne buiten een slecht bridge- speelster, een alleraardigst, bescheiden, blond meisje was, dat tegelijk intellectueel en vat baar was voor humor. Tien minuten na het vertrek bij Paul en Pauline, liepen Ivonne en Gaston nog vroolijk pratend hun „blokje rond", om even van de frissche lucht te genieten. „U heeft één gulden vijf en twintig verlo ren," zeide Gaston tactvol, „maar.... onge lukkig in het spel.... Nietwaar? Nu moest u nog alleen een Italiaan leeren kennen „O, die ken ik al," onderbrak Ivonne hem lachend. „Dezen zomer komt hij hierheen! Ik heb zoo'n schitterende foto van hem." Toen vijf minuten daarna Gaston aan Ivonne een goede nachtrust wenschte had hij een toe stemmend antwoord ontvangen op zijn verzoek uit beleefdheid natuurlijk in de volgende week naar een theater te gaan. „Dit is mijn moeder, dit is mijn vader en hier is mijn hondje," stelde Ivonne eenige we ken later Gaston voor, toen hij zijn eerste be zoek aan de familie bracht door toevallige om standigheden, want hij had meermalen zich zelf beloofd, niettegenstaande alles, vrijgezel te blijven. Zoo bij een kopje thee, deed zich de uitnemende gelegenheid voor, dat ivonne een foto aan Gaston liet zien van een eleganten jongeman met zwart haar en een onleesbaar onderschrift. ,Wie is dat?" vroeg Gaston met bepaalde vermoedens. ,Dat is nu de Italiaan, waarover ik sprak," zei Ivonne bekoorlijk lachend. „O, de Italiaan, die ideale man. En intus- schen ben ik zoo'n ezel geweest om te denken dat je dien kerel zou vergeten, als ik met je ging wandelen, een theater bezocht en je aan genaam trachtte te zijn. Een Italiaan, een buitenlander, is echter veel interessanter, niet waar?" En Gaston bemerkte in zijn opgewon denheid niet eens dat Ivonne hem ditmaal geen antwoord gaf. Gaston had al enkele vergaderingen afgezegd, nu verliet hü zelfs enkele vereenigingen, om maar tijd te besteden aan Ivonne, maar hij bleef volhouden dat hij tóch vrijgezel zou blij ven. „Kijk eens," juichte Ivonne op een avond, :ik heb een brief gekregen van mijn Italiaan!" en zij hield hem een enveloppe onder den neus. ,Moet je eens hooren, hoe heerlijk dat klinkt, wat hij schrijft," ging Ivonne verder, terwijl ze den brief openvouwde. „Hier lees eens: Carissima!" en dan aan het slot: „tutto il mio suore." Prachtig, niet Gaston?" Onzinnig," zei Gaston. Onzinnig?" herhaalde Ivonne verbaasd. „Natuurlijk. Ik versta heelemaal geen Ita- liaansch, hoe zou ik 't dan kunnen lezen?" bromde Gaston. Och ja! Nu er staat in dat hij beslist hier heen kcant. En dan wil hy ook myn hand vragen en ,En dan ge je hier weg, uit je land vandaan, om naar zoo'n stelletje bergen en wat blauwe lucht te kyken. Zooiets noem ik ongehoord, zooiets. Met schelden zul je 't niet erger maken," meende Ivonne, en Gaston zweeg. Des avonds be sloot hij eerst met i Paul te gaan pra- j £ejj kuWeUjkS- eigeniyk je vrouw COflCtlYYCflt leeren kennen?" begon Gaston het interview. „Bij haar vriendin Marianne op een bridge avond," zei Paul. „Nou ja, dat is vriendschappeiyk. Je kent elkaar, leert elkaar beter kennen en wordt vrienden. Ik bedoel, wanneer kreeg je idee, dat ze wel eens je vrouw kon worden?" „O, eenige weken later," geloofde Paul. „En wanneer heb je haar gevraagd?" liet Gaston meedoogenloos het verhoor voortgaan. „Ja, eigenlijk hol over bol! Dat kon niet anders, zie je. Ze had namelijk kennis aan een Engelschman, die haar uitstekend scheen te be vallen. Ze had me zijn foto laten zien en 'twas werkelijk een patente kerel. En ze vertelde me dat hij haar geschreven had, dat hy over kwam om haar te vragen. Toen heb ik afge zworen vrygezel te zijn, omdat ik het hopeloos jammer zou vinden, als zoo'n aardig vrouwtje hier werd weggehaald, om altijd in een dikken mist te wonen. Je begrijpt, dat ik anders nog wel eenigen tyd noodig zou hebben gehad om alle nadeelen rustig te overwegen, maar bij zoo groote concurrentie moet je niet lang talmen, nietwaar? Overigens, beste kerel, heb ik er niets, niets geen spijt van, hoor!" Gaston sprong overeind en holde naar de telefoon en even later het huis uit. Paul was verbluft over een dergeiyk optreden, doch toen bij den volgenden dag vernam dat Ivonne en Gaston zich dienzelfden avond met toestem ming van haar ouders hadden verloofd, be greep hy de situatie eenigszins. „Nu moet ik een Alpinist van u hebben, oom," zei Pauline tot haar oom Marcel, wien ze glimlachend de foto teruggaf van den Ita liaan Benjamino Brado, zooals zy hem vroeger de foto van den Engelschen uitvinder Walter Statson had teruggebracht. Oom Marcel deed de foto in zijn verzame ling en zocht naar de foto van een Zwitser. Daarop reikte Pauline enkele uren later aan haar vriendin Constance een foto over van den Alpinist Wilhelm Stolzer en diens daarby be- hoorend handschrift.... Wederom zou een verstokte vrijgezel tegen zijn concurrent vechten en uit een succesvollen stryd als overwinnende held te voonschyn tre den. hoopen te zien ronddolen. Maar hy was nergens te zien. Een der mupen van de kapel was inge stort en het tongewelf hing als geblakerd spaan derhout omlaag. Gebroken beelden lagen naast de weggebrande voetstukken. Het was een groote ruïne. Aan den kant van den geopenden muur moes ten de zusters liggen. Er waren vermoedeiyk enkele vrouweiyke hyena's geweest, want de ïyken waren reeds gedeelteiyk beroofd van haar poover bezit. Sluiers waren afgerukt en kleeding- stukken weggeroofd. Thans liggen de ïyken half bedolven onder den ingestorten muur. Uit de grotten van het puin sloop onver wacht een donkere gedaante naar mij toe. Het spreekt vanzelf, dat ik eerst aan Don Pedro dacht, maar ik zag den omtrek van een andere figuur. De man strompelde gebogen door de heete asch en porde met zün stok in de flarden en smeulende resten, die overal te walmen lagen. Hy had my gehoord en zocht in de richting van het geluid. Toen hü mij zag, kwam hü rechtstreeks naar my toe. Grinnekend wees hij op de ïyken in het puin. Ik zag opeens, dat ik te doen had mef een halven ididoot. De man had een dringende behoefte om zqn onkiesche praatjes te luchten. Om hem kwyt te raken, ging ik heen, maar hy liep broederiyk met mu mee. Aanvankeiyk had hy weinig mee te deelen, dat zich voor publicatie leent. Het was trouwens ook niet nieuw of interessant en zelfs op zun geliefdkoosd terrein toonde deze imbeciel ontstel lend weinig geest te bezitten. <Wo*dt vervolge»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9