Het Eucharistisch Congres LI Een nieuwe nieuwe regeering, postzegel een I Mdv&dacU van den dag B Het Zeemonster van Nagasaki Kloosters branden in Barcelona De beteekenis voor Azië Er zullen speciale kroningszegels uitkomen VRIJDAG 29 JANUARI 1937 Aftreden? Geen kwestie van! Wij hebben pas nieuwe postzegels Er is goed nieuws voor verzamelaars I Een schilderijen- vervalsching Stoffelijk overschot van Bayard Gevonden te Grenoble m A F1 A r>/*\\TAl"r< op cüt blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen p 7^0 bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^f~l m een ongeval met p 9Cfj bfl verlies van een hand, MI ,1 »r, A ri^ 1 J-j iJ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen vu»" verlies van beide armen; belde beenen of beide oogen t»vi doodelijken afloop A "WU» een voet of een oog AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL door DON LOIS ALBARON „Hoe durven ze." Nog maar weinige dagen en het eerste Eucharistische Congres in het Verre Oosten, aan den rand van den Stillen Oceaan, gaat een aanvang nemen. Van alle kanten uit de katholieke wereld ook uit Ne derland zijn de congressisten naar de Philip- Pijnsche hoofdstad gestroomd, om deel te ne men aan deze machtige XXXIIIe wereldhulde aan den Eucharistischen Koning. Meer speciaal richt zich het officieel congres lied tot de Aziatische volkeren, in zijn uitnoo- diging: „Venid, pueblos del oriente", komt, vol ken van het Oosten; tot de katholieken om nieuwe en sterkere geestdrift te komen putten aan de volle Bron; tot de niet-katholieken om hun belangstelling te vragen voor een gebeu ren, tot nu toe eenig in de geschiedenis van dat werelddeel. Dit Congres zal een missie-congres zijn. Vol gens den uitdrukkelijken wensch van het Phi- lippijnsche Episcopaat moet het als een van zijn voornaamste opgaven beschouwen: de bekee ring van de heidenen in Oost-Azië, in het eigen Philippijnsche eilandengebied en ook in de machtige, omhoogstrevende rijken van Japan en China. Ook de Indiërs van onzen Archipel vallen onder de heel bijzondere belangstelling Van het congres. Ruim 300 jaren geleden, toen de missionaris sen pogingen deden, om tot de Aziatische vol keren door te dringen, dienden de Philippijnen reeds als basis der missie. Zij vormden het strategisch centrum, waarheen de missiekrach- ten werden geconcentreerd en vanwaar zij ook weer werden uitgezonden. Het was in den tijd, dat er een missielente heerschte in Europa. Toen stonden de kloosters van het bloeiende Portugal en het krachtige Spanje bijna ledig, niet als gevolg van uitdrijving, vervolging en uitmoording, zooals in het Spanje van onze da gen, maar omdat telkens opnieuw scharen held haftige geloofsboden uittrokken en de con quistadores vergezelden naar pas-ontdekte, overzeesche gewesten. Rond 1580 trachtten te vergeefs moedige Spaansche Augustijnen, Fran ciscanen en Dominicanen vanuit Manilla door te dringen in het gesloten China. Eerst met de komst van de Jezuïeten keerde de kans. Sedert het land van de opgaande zon door Sint Fran- ciscus Xaverius ontgonnen was, ontving ook Japan zijn missionarissen over de Philippijnen. Tot aan de definitieve vernietiging van de vroeg-Japansche Kerk bleven de provinciale huizen van Manilla hun ordebroeders zenden, terwijl ook van hieruit de Maleische Archipel Werd verzorgd en pogingen in het werk werden gesteld tot missionneering van Achter-Indië. Weliswaar lag het centrum en de krachtbron van deze missiebeweging in Europa en dienden de Philippijnen slechts tot steunpunt en „bun kerhaven"; van den anderen kant echter kun nen wij wel aannemen, dat zonder deze bijna volledig gekerstende Spaansche kolonie de mis sie van Noord-Oost-Azië voor onoverwinnelijke moeilijkheden gestaan had. Een eeuwenlange vreedzame ontwikkeling heeft het Katholicisme diep wortel doen schie ten in 't hart van den Philippino. Wantoestan- den, geheime woelarbeid en politieke drijve rijen konden op den duur velen verleiden tot een godsdienst van louter uiterlijkheden, tot losscheuring van Rome en door de neutrale school tot indifferentisme. De meerderheid van het volk echter bleef, ook in tijden van ont- zettenden priesternood en langjarige verwaar- loozing, het geloof der vaderen trouw en tol; op onze dagen zijn de Philippijnen het eenigste overwegend katholieke land van het Ooster. Het as. Eucharistische Congres beschouwt als zijn voornaamste taak, dit katholieke volk in het geloof te vernieuwen en tot een nieuw en levend middelpunt van verjongden missiegeest te maken. Vastgegroeid in zijn nationale strevingen en soms vervallen tot kleingeestige bekrompenheid, «loet de Philippino zijn groote toekomsttaak leeren zien en begrijpen. Zou het land ook feite lijk zijn zelfstandigheid verwerven, dan wordt ongetwijfeld vanzelf reeds een grootere belang stelling gewekt voor het algemeene wereldge beuren. En eenmaal de hindernis genomen, zal het ook den Philippijnschen katholieken niet meer moeilijk vallen, zich te beschouwen als dragers van de universeele missiegedachte en missietaak. De geest der ware katholieke actie moet hen doordringen, om te kunnen zijn het „Licht voor het Oosten". Ook al zou nooit meer zulk een lentebloei van missie-activiteit aanbreken, zooals de Philip pijnsche eilanden die drie eeuwen geleden ge kend hebben, zoo mogen wij toch verwachten, dat in de naaste toekomst de Philippijnsche kerk een werkzaam aandeel zal nemen; eer stens in de kerstening van het eigen land en vervolgens in de missionneering van de millioe- henrijken China en Japan. Waar het Eucharistisch Congres zijn volledig succes en uitwerking heeft, daar zal het den gezichtskring verwijden, belangstelling wekken voor de missie-problemen. Op de Philippijnen mogen we bovendien hiervan een toename der priesterroepingen verwachten. En nog vele Priesters zijn er dringend noodig, want voor eerst moet nog een ontzettend tekort in eigen land worden aangevuld. De nauwelijks 1400 priesters, die voor het pastoorswerk onder IV/, millioen katholieken beschikbaar staan, zijn al jaren lang overbelast. Als typisch voorbeeld van de uitgebreidheid der parochies mag hier wel dienen de H. Geest-parochie van Manilla, die 40.000 zielen telt en door slechts drie priesters kan worden bediend. Op het platteland is de toestand nog meer kritiek. In den Spaanschen tijd hebben actieve missionarissen overal in de dorpen ruime kerken en pastories gebouwd, die nu, na de uitdrijving der priesters, bij honder den leeg staan en vervallen. Groot is de be hoefte aan een talrijken inheemschen clerus, die in seminarie en ordes-noviciaat gevormd wordt. Reeds bezit het Philippijnsche land één aartsbisschop, zeven bisschoppen, 600 seculiere priesters en een 800 religieuzen (voor het groot ste gedeelte zusters), welke echter soms het ver wijt moeten hooren, sterk plaatselijk gebonden te zijn en zoodoende weinig begrip te hebben voor de expansie van de wereldkerk. Maar ook hier zal een goede seminarie-opleiding zonder twijfel het universeel-kerkelijk denken en voe len kunnen bevorderen, terwijl eveneens het Internationale Euch. Congres het zijne er toe zal bijdragen, om belangstelling te wekken en levendig te houden, zoowel voor het kerkelijk leven in het algemeen, als voor de missiekerk van Oost-Azië. Het groote doel, eenmaal Philippino's te kun nen uitzenden als geloofsboden naar de omrin gende, grootendeels nog heidensche volkeren, is voorloopig nog ver af en behoort tot de toe komst wenschen. Nu echter het Missiecongres de Philippijnsche katholieken komt uitnoodigen de blijde Boodschap mede uit te dragen en de Kerk over de wereld uit te breiden, nu mag men verwachten, dat zij zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid van katholieke natie. Ons katholieken is immers het grootste goed toever trouwd niet voor ons zelf alleen, maar voor de geheele menschheid, om het anderen mee te deelen. Katholiek en apostel zijn synoniem, moeten het zijn. „Wij hoeven ons werkelijk niet te schamen," zoo schrijft P. Martindale in ,,The Month", „als de menschen ons propagandisten noemen. Ik zou wenschen dat wij nog veel meer propagandistisch werkten dan tot nu toe." En met den zelfden schrijver, die het Euch. wereldcongres' van groote beteekenis acht voor het herleven van den missiegeest op de Philip pijnen, besluiten wij: „Het zou een schande zijn voor de katholieken van de andere landen, als ze hun broeders in het verre Oosten niet die geestelijke hulp wilden verleenen, welke zij voor hun christelijke wereldtaak mogen ver hopen." H. LOMMEN S.V.D. Missiehuis Teteringen. Slapende kinderenvan Rubens -j En vertel nu eens waarom u hier bent. M'n concurenten wilden van me af. Hoezoo? Ik maakte hetzelfde bankpapier als de Staat. (Holite Humour) ets meer dan 'n maand geleden, toen men te Londen midden in de „groote crisis" zat, en men ernstig begon te denken aan de moge lijkheid, dat Edward VIII zou aftreden, riep iemand'uit: „Aftreden? Geen kwestie van! We hebben pas nieuwe postzegels!" Onnoodig te zeggen, dat deze man een phila telist en dus, tot op zekere hoogte, ontoereken baar was. Even onnoodig te zeggen, dat hij in vollen ernst meende wat hij zeide. Voor hem en voor de meesten zijner „geloofsgenooten" is een nieuwe regeering vóór alles 'n nieuwe reeks postzegels. Hij kon zich niet voorstellen, dat nu 't belangrijkste feit van Edwards Regee ring n.l. de uitgifÊe van nieuwe postzegels volbracht was, de koning afstand zou doen van den troon, aldus de uitgifte van wéér 'n nieuwe serie noodzakelijk makend. Vooral in Engeland moest 't postzegelliefheb bers bijna als iets ongerijmds toeschijnen, dat 'n koning zijn schepter neerlegde, enkele maan den nadat de postzegels met zijn beeltenis al gemeen in gebruik gekomen waren. Dit land immers is evenals vroeger 't onze zeer so ber in het produceeren van postzegels. Gelegen heidszegels geeft 't hoogst zelden uit. Even min heeft het ooit veel variaties aangebracht in de gewone series voor dagelij ksch gebruik. George V was 44 jaar oud toen hij den troon besteeg, en toen hij op 70-jarigen leeftijd stierf, voerden de postzegels nog altijd de beeltenis van den 44-jarigen monarch, ofschoon zij en kele jaren geleden verschenen in een anderen en mooieren druk. Toen in 't najaar de eerste zegels met den kop van Edward VIII uitkwamen, maakten mannen en vrouwen van goed-middelbaren leeftijd zich onmiddellijk vertrouwd met de gedachte, dat zij niet lang genoeg zouden leven om ooit nog een anderen Engelschen postzegel te zien. Zelfs kinderen met veel fantasie stelden zich voor, dat zij eenmaal voor hun eigen kinderen of kleinkinderen de eerste exemplaren van den volgenden Engelschen postzegel aan 't post kantoor zouden inslaan. En daar trad plotseling Edward VIII af, terwijl iedere Engelschman bij het opplak ken vaii de zegels met zijn beeltenis nog steeds de sensatie beleefde van 't spiksplinter-nieuwe. 't Was als 't ware een crisis in een crisis! Toen de eerste schrik voorbij was, merkten postzegelliefhebbers met eenige verbijstering op, dat de broeders in profiel nogal op elkaar lij ken, en dat zegels van George VI, tenzij ze ge heel anders ontworpen werden, ontstellend veel op die van Edward VIII zouden lijken. Van daar, dat men vermoedt, dat zeer sterk van het dessin der thans in omloop zijnde zegels zal worden afgeweken. Aangezien de beweging ten gunste van een berouwvollen terugkeer tot den geest van George V grootsche, en zelfs eenigs- zins groteske afmetingen aangenomen heeft, is 't niet onmogelijk dat de George VI-zegels zul len opgeluisterd worden met de krulletjes en andere decoratievigheden, die de beeltenissen van George V en diens vader omlijstten. In geen geval evenwel zullen de nieuwe zegels gereed zijn vóór de kroning, 't schijnt gemak kelijker te zijn 'n nieuwe luchtvloot dan 'n nieu we serie postzegels 't licht te doen zien. De Edward VlII-zegels kwamen in September, dus 8 maanden na 's konings troonsbestijging uit; die van George V verschenen eerst 13 maanden nadat hij koning geworden was, namelijk even vóór zijn kroning. De nieuwe George VI-zegels zullen dus waarschijnlijk niet vóór Augustus gereed zijn. Voor postzegelverzamelaars evenwel is dit goed nieuws, want nu is 't waarschijnlijk, dat speciale kroningszegels zullen worden uitgege- ij een millionnair past een luxueus inge richt huis, dus had Buddy Loop „een en ander" aan zijn nieuwen welstand doen aanpassen. Zelf verzorgde hij ook een gedeelte van dezen moeizamen arbeid; hij kocht de schil derijen, welke het huis moesten sieren. Buddy Loop, die particulier chauffeur was geweest en met het legaat van zijn overleden meester eenige malen lukraak had gespecu leerd, was op deze onverklaarbare wijze even plotseling als onverwacht millionnair gewor den. Van schilderijen had hij niet het minste begrip, doch dit was ook volkomen overbodig, daar hü de prettigste connecties had verkregen met James Hinsley, handelaar in antieke en moderne kunst. „Hier heeft u een schitterende Dobrotsjef, welke uitnemend voor uw eetzaal geschikt is. Dit stilleven, dit puur realistisch fruit heeft een buitengewone werking en zal een verras send effect geven in een eetzaal," zeide Hins ley, toen Buddy Loop hem het doel van zijn komst had uiteengezet. „Juist," meende Buddy Loop, „maar wat kost dat grapje?" „Ja," antwoordde Hinsley ernstig, ,,'t is een wondermooi doek en Dobrotsjef is een oude meester. Het stuk is niet goedkoop..' „Onzin," zeide de piep-jonge millionnair, „ik wil een cijfer hooren." „Vijf duizend dollar," waagde Hinsley uit te spreken. „Te duur, laat maar wat anders zien," be sliste Loop onmiddellijk. „Maar 't is een echte Dobrotsjef en men schen van uw stand hebben toch minstens één zoo'n doek in hun verzameling." „Zoo?" liet Loop zich overtuigen. „Hoe was de naam ook weer?" en tegelijkertijd trok hü uit zijn jaszak een boek te voorschijn, een klap per ten dienste van den kunsthandel. „Eh.... eh.DobrotDobrots.... Do brotsjef juist," vond Buddy Doop. „De expert voor deze werken is professor Millhard te New York. In orde. Hinsley, ik koop die fruit schaal...." „Werkelijk?" grijnsde Hinsley verheugd. „Maar op voorwaarde, dat professor Millhard een bewijs voor de echtheid geeft." Daarmede vertrok Buddy Loop, overtuigd Hinsley te hebben overtroefd. Hinsley trok zich een uur lang terug op zijn kantoor, besloot toen tot een duur telefoontje naar New York en besprak, na het tot stand komen van de verbinding, de overkomst van professor Millhard. De professor arriveerde na twee dagen en onderzocht de schilderij met de uiterste nauw keurigheid. Hij liet de fruitschaal met Rönt genstralen onderzoeken, hü nam een kleur proef op het fruit en deed de verf chemisch I ontleden. Eiken centimeter zocht hü af met de loupe en verklaarde tenslotte aan Hinsley: „Ik weet niet, of ik hier met een echten Dobrotsjef te doen heb Hinsley wankelde: „Wee.... wee.... weet u dat zeker?" stamelde hij. Wat weten wij?" vroeg professor Millhard diepzinnig. „Ik kan slechts verzekeren, dat vol gens mün meening, dit doek de duidelüke spo ren draagt van de hand van Dobrotsjef. Dit kan ik u schriftelijk vastleggen." Professor Millhard schreef daarop twee be wijzen; één voor de echtheid van den Do- brotsjef en één voor ontvangst van duizend ciollar advieskosten. Hinsley betaalde met dui delijke voldaanheid. „En nu opbellen," riep hij na het vertrek van den geleerden expert. „De heer Loop zal wel verheugd zijn," meen de de boekhouder van Hinsley. „De heer Loop? Eerst moet Dowering ko- n.en!" „Dowering, maar „Natuurlijk, en onmiddellijk," gebood Hinsley. Dowering kwam en wachtte af. „Kijk eens Dowering," begon Hinsley, „je bent een knap schilder, maar ik heb voor jouw pleizier doodsangsten uitgestaan. Je hebt me bijna dreiduizend dollar gekost." „Ik ben me van niets bewust!" bekende Dowering. „Van niets bewust!" schamperde Hinsley. „Je hebt verstand van de werking i van Röntgen stralen, je kent de chemische sa menstelling van kleuren, en nog veel meer. Maar één ding heb je vergeten." „Vergeten?" herhaalde Dowering, „ik schil der Dobrotsjef of ik het zelf ben. Er is niets vergeten." ,Kijk dan hier eens in," antwoordde Hinsley en wierp hem een boekje toe. ,Een prijscourant? Van een warenhuis?" „Juist, en kijk eens op bladzijde 23, dan zul je zien, dat je schaal, waarop je fruit ligt een moderne schaal is. Schilder me dus op het doek de schaal opnieuw en maak er een mid- deleeuwsch exemplaar van. Als je er mee klaar bent, zal ik je je honorarium van duizend dollar uitbetalen." Veertien dagen later nam Briddy Loop zün kostbare Dobrotsjef in bezit tegen een cheque van vijfduizend dollar. ,,'t Is dat je zoo'n ding in je eetzaal wil hebben," maar mooi is anders. Het fruit is heelemaal niet naar mijn smaak en bovendien vind ik die schaal een afschuwelijk lomp ding. Als ik op al die kleinigheden eerder had gelet, had ik misschien liever iets anders gekocht. Maar enfin, een Dobrotsjef met certificaat mag iets kosten," besloot de heer Briddy Loop. ven, en aangezien de series van Edward VIII en George V gedrukt zullen worden zoolang de gewone zegels van den tegenwoordigen koning nog niet in omloop zün, zullen dus gedurende de kroningsmaand postzegels van drie opeen volgende Regeeringen gebruikt worden. Verzamelaars zullen zich dus brieven moeten laten toesturen, waarop naast elkaar geplakt zijn zegels van George V, Edward VIII en (de kroningszegel van) George VI. Zulke couverts worden wel geen millioenen waard, maar zullen toch na eenigen tüd als een curiositeit gelden. Zoo naderden zü een stad, waarin bloemententoonstelling werd gehouden. Dien dag zou juist de koning komen kijken. De heeren, die den koning moesten ontvangen, zagen Piet naderen in koninklük gewaad en dachten dus, dat hü de. koning van Griekenland was. ,.We zullen t zoo maar laten", zei Piet stil letjes tegen Drein. De commissie bracht Piet en Drein naar een groote tentoon stellingszaal. Na een heel lange toespraak had er zóó'n feeste- lüke bloemenhulde plaats, dat Drein letterlük onder de bloe men bedolven raakte en het benauwd kreeg, 't Was dan ook geen wonder, dat hü om hulp begon te schreeuwen. In de algemeene verwarring wisten Piet Prikkel en Drein Drentel stilletjes weg te komen. Ze kropen tusschen een paar bloeiende cactussen om zich stikum te verkleeden. Alle men schen liepen den koning en zijn knecht te zoeken, tot ze allebei plotseling tusschen de cactussen uit sprongen. i Toen Bayard, de Ridder zonder Vrees of Blaam, in Italië was gedood door een ko gel uit een haakbus, heeft zijn trouwe schildknaap Jacques Joffrey het stoffelijk over schot vervoerd, over Turün en Chambéry, naar Grenoble. Hoewel Bayard bepaald had, dat hü te Grignon begraven wilde worden, heeft men hem toen met plechtigheid bijgezet in de kapel der Minderbroeders „de la Plaine". In 1822 nam de prefect van Grenoble, baron d'Haussez, het initiatief om het stoffelijk overschot van den beroemden krüsman over te brengen naar de kerk van Saint-André. Daar heeft men het» be graven tusschen het altaar en de communiebank. In 1933 heeft dr. Allibe echter uitgemaakt, dat menverkeerde resten had begraven, ni. die van twee vrouwenskeletten. De oudheidkun dige Henri Rousset te Grenoble is daarna op nieuw gaan snuffelen, om aan het stoffelijk overschot van Bayard alsnog de eer te geven die het toekomt, gezien de faam van den Ridder zonder Vrees of Blaam. In oude archieven vond hij een testament, geteekend door Claude de Bourchenu, erfgenaam van Laurentius, Bis schop van Grenoble en oom van Bayard. Daarin bepaalde die edelman, dat zijn zoon Gaspard na zijn dood bü het klooster van de Minderbroeders de la Plaine een kapel moest bouwen en dat zijn stoffelük overschot daar moest worden begraven in het midden van een grafkelder, geflankeerd links door dat van zün vader Nicolaas en rechts door het gebeente van Bayard. In 1618 is Claude de Bourchenu gestor ven en zün zoon heeft het voorschrift van zijn vader stipt uitgevoerd, want de kapel werd ge bouwd in 1624. De heer Rousset heeft nu gezocht in de fundamenten van die voormalige kapel en de zer dagen zijn er inderdaad drie graven gevon den, betrekkelijk gaaf bewaard, met het stof felük overschot van de genoemden. Een vierde graf bevatte het gebeente van de Walbonnais, een historicus uit de Dauphinée. De beenderen van Bayard waren grootendeels zwart gekleurd, in tegenstelling met die van d'e anderen, welke normaal geelachtig waren. Men schrüft dit hieraan toe, dat de heldhaftige ridder in zün wapenrusting is begraven, waarvan de oxyde het gebeente moet hebben verkleurd. Zoo kan men nu met zekerheid het gebeente van den Ridder zonder Vrees of Blaam de hulde geven, welke die legendarische held ver dient. 18 Zijn inlichtingen begonnen echter aan belang rijkheid te winnen, toen hü allerlei interessante bijzonderheden ging vertellen over de lüken van kloosterzusters, die men had opgegraven. Münheer was er zelf bü geweest. Het nieuws kwam dus uit de eerste hand en de figuur van den vreemdeling begon werkelük aan belang- rÜkheid te winnen. Er was trouwens zoovéél voor den dag ge komen. 2e hadden in de kloosters zelfs kinderlükjes gevonden. In den grond vond mün metgezel het heele- diaal niet erg, als er in de kloosters dingen gebeurden, die niet heelemaal in den haak ^aren. Hü was ruim van opvatting. Zéér ruim Jfelfs. Hü kon veel hebben. Hü kon alleen niet hebben, dat die kloosterlingen zich daarbü dan hog zoo schünheilig voordeden. -Een mensch is nu eenmaal een mensch niet waar?En ze hebben gelükJavan «un kant beschouwd. Je leeft maar één keer 1 i en als je dood bent, dan is het gedaan. Hahaha Hyena's kunnen ook lachen. Zeer hard zelfs. Maar schünheiligen kon hü niet uitstaan. Als je van een pretje hield, dan moest je er voor uit durven komen. Of niet? Arme man, wat ging hü toch gebukt bü het zien van zooveel schijn heiligheid in de wereld. „En worden wü gebalsemd na onzen dood?" kletste hü opeens. Het was weinig intelligent van mü, dat ik niet onmiddellijk het verband kon zien met hetgeen was voorafgegaan. „Waarom zouden zij niet hoeven te rotten en wij wel?" Ik had hier een aardige scherpe opmerking kunnen plaatsen maar ik liet de gelegenheid glippen. De vraag echter, die de man gesteld had, was er eene die zelfs den meest handigen causeur een oogenblikje met den mond vol tan den zou doen staan. Het was noodig om orde te brengen in het hoofd van mün toevalligen vriend. Voor een oogenblikje maar. „Wat is er dan met dat balsemen?" vroeg ik. „Oweet je dat nog niet?Neen maar. Het is geweldig zeg," vertelde hü opgetogen, „ze hebben al die cadavers van oude nonnen uit de kelders gehaald en netjes neergezet in het por tiek van de kerk." Welke orde het was, waar dat gebeurd was, dat wist hij niet. Hü kon die dingen niet uit elkaar houden. Neen. Waarom zou hü zün her sens ook overbelasten? Ik zei slechts: „Vind je dat zoo erg?" vroeg de man. „Erg?Daar heb ik het niet over.... Ik vraag: hoe durven ze. Waren ze niet bang, dat de arme mummies zich zouden verdedigen?' „Je bent een grappenmaker," prees mün vriend. „Maar je hebt gelük. Het is geen hel dendaad. Maar je moet bü zooiets meer denken aan den géést, waarom zooiets gebeurt." Had die man het ook al over géést? Alia.... „Het is „de geest van verzet", die zich daarin uit," ratelde hü verder. „Het verzet tegen den be- spottelijken eerbied en de onderdanigheid, die de clerus altüd voor zich heeft opgeëischt. Wij hoeven niet langer meer te kruipen voor hun goddelijke geweldigheid. Onze cadavers zijn net zooveel waard als de hunne. Waarom moeten die dan gebalsemd worden? God heeft alle men schen gelük geschapen." Man.... zeg toch geen „God" met je stinken den adem. „Ik wist niet eens, dat die kloosterlingen ge balsemd werden," zei ik. „Ik dacht, dat ze be graven werden net als gewone menschen.... Zoover ik weet Ik wist het niet. Ik wist het werkelijk niet. „Dan weet je er niets van," zei mün beleefde vriend, "„ze worden allemaal gebalsemd, en dat kost een macht geld. En wie moet dat betalen? Wij...." Hij sloeg op zün zak, waar men zün geld mocht veronderstellen, maar het bleef op die plek akelig stil. Misschien had hü pas op zün kosten een paar nonnen laten balsemen. Onder het gesprek door speurde ik zorgvuldig rond of ik nergens Don Pedro kon ontdekken, Met de beruchte spreuk: „Het doel heiligt de middelen" voor oogen, vroeg ik den man of hü behalve mij nog iemand anders op de binnen plaats van het klooster had ontmoet. „Zoo'n ouwe?" vroeg hü met opmerkelijke intelligentie. „Jaeen ouwe...." „Een soort pastoor.Ja je weet het, hè. Ik kan die lui niet zoo goed uit elkaar houden." Hü had zich in een heel andere richting ge specialiseerd. „Ja," vertelde hü, „dien heb ik gezien en hü liep psalmen te zingen. Maar wat ik nog ver tellen wou Hij was nog niet uitgepraat over de gebalsemde lüken. Ze hadden deze een hoed opgezet. En sigaretten in den stroeven mond gestoken. En het was nog leuker gewordenen nóg leu keren nóg leuker. Ten laatste was het zóó leuk, dat ik mü onpasselijk voelde en mü met een ruk omkeerde Buen DiosBarcelona De kleine kwelgeest, met zün muizengezicht strompelde alleen verder over het plaveisel, langs de cafeteria en spoedig was het zielige brokje van woelende drift verdwenen in de duisternis. Een seconde later flitsen de -lampen aan: er is weer electrische stroom in de stad. Het heldere licht is als eeen zonsopgang na een be nauwden droom. Het is de bevrijding uit de kleffe modder van dat geklets, dat alleen in de duisternis kon broeien. De straat lijkt mü rein. Het plaveisel is goed, hard en vast en de nachtlucht, die uit zee over de stad heen- waait, verkoelt mün droog verhemelte. Met het licht was ook het rumoer terugge keerd. Er werd gevochten hier en daar, meest in de Ciudad en in de buitenwüken. Een troep carabinero's stoof voorbü: het gekletter van de paardenhoeven kaatste tegen de geblindeerde gevels op. Een tweede patrouille galoppeerde uit de poort van de Wacht en zocht steigerend een weg door de opeenhooping van auto's, wagens en ambulance-karren. Daar was een groot ge drang van menschen. Een oude dame kwam door de poort naar buiten. Met de füne handen bedekte zü haar bleek gezicht. Zij had moeite om te gaan en er liepen twee mannen naast haar, die haar ondersteunden. De vorstelüke gestalte van de oude vrouw verdween tusschen de wachtende wagens. Hier was het knekelhuis van waanzinnig Bar celona. De ruime binnenplaats was overdekt met dooden. De lüken waren in lange rijen neerge legd, met ruime gangen er tusschen om het publiek gelegenheid te geven, verwanten te her kennen. De menschen schuifelden in drommen door de paden heen als op een pas geopende bloemententoonstelling. Toch hing er een diepe stilte over het plein. Het witte licht van de schü'nwerpers bescheen honderden witte gezich ten van dooden. De stomme, verstilde mimiek van de doode, wassen handen vormde het panop ticum van alle smarten en begeerten van dezen* nacht. Er waren handen, die grepen, handen die dreigden, handen die smeekten, handen die vervloekten, handen die baden Dit was een mengeling van kloosterlingen, arbeiders, militairen en er waren ook zeelui bü- Verschillende lijken waren toegedekt met paar dendekens uit de stallen. Maar Don Pedro was er niet. Miguel, de student echter, schijnt voor mü uit den grond te rüzen. Hü heeft een korte ge bogen gestalte: de figuur van een jongen, die niet zoozeer gebukt gaat onder de wijsheid, die op zün schouders rust, maar meer door de ken nis, die men aan zijn hals heeft gehangen. Hü had waarachtig een geweer in de hand. Zijn oogen keken fanatiek uit de diepe kassen en zün geheele gelaat was stroef en hard. Hü herkende mü, omdat ik hem verwonderd stond aan te staren, maar zün gezicht bleef van gips. „Heb je Don Pedro niet gezien?" vroeg ik. Hij schudde het hoofd. Daarna verplaatste het gipsen beeld een voet en vroeg: „Heb je geen sigaret voor me?" Ik had geen sigaret. ,.lk zal even een sigaar gaan koopen," stelde ik voor. Ik had opeens zelf een onweerstaanbaar verlangen gekregen, om iets te rooken. „Dat gaat niet," zei Miguel. „Alles is geslo ten." Natuurlijk was alles gesloten. De winkels waren geblindeerd en het was al diep in den nacht. De onstuimige drukte overal had de ver onderstelling gewekt, dat alle bedrüven open moesten zün, net als bü een feest. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9