Zwervende kinderen in Spanje Md modaal mn dm ia§ N* Het Zeemonster van Naóasaki Kloosters branden in Barcelona MEER DAN 50.000 ZIJN ER DAKLOOS BOEKENSCHATTEN mi ZATERDAG 30 JANUARI 1937 Tienduizenden weezen mm m r. 11 mm 1 Merkwaardige tempel Zijn wraak door DON LOIS ALBARON De groote kindertehuizen zijn ver woestj de Zusters verdreven en de bezittingen verdwenen Dat de burgeroorlog in Spanje een vreese- lijke ramp is voor het land der trotsche hidalgo's, dat hij misschien ook een in ternationale ramp kan worden, daarvan zullen onze lezers wel overtuigd zijn. Wel groot is de verantwoordelijkheid van hen, die deze moord partij onder broeders ontketend hebben! Bijzonder tragisch is bij dezen strijd het lot der ouderloos geworden kinderen, wier vader en moeder gevallen zijn onder den kogelregen of de scherven van bommen en granaten. Meer dan 50.000 kinderen moeten dakloos en onverzorgd rondzwerven. Men herinnert zich, dat ook in Rusland, in de eerste jaren na de revolutie, zulk een leger Van kinderen van stad tot stad en van dorp tot dorp trok. verwilderd en hongerig. Zoo is het nu ook in Spanje. De honger drijft de kleinen voort. Een sombere kinderkruistocht Wat zal er met deze ongelukkige kleinen ge beuren? Wie zal er voor hen zorgen? Waar zullen zij onderdak vinden? Eertijds werkte in Spanje de bekende vereeniging „Protection de Menores" (Bond voor Kinderbescherming». Doch deze nuttige instelling is door de Regee ring opgeheven. De groote kindertehuizen zijn verwoest. De zusters zijn verdreven, de bezit tingen en het geld zijn verdwenen. De subsi dies werden niet meer verleend en de kleine verpleegden, soms van vier of vijf jaar oud, zwerven langs de straten en wegen, bibberend Van kou. Het meest kan men nen vinden in de nabij - he id van het front. Zij weten reeds, daar is de meeste kans, wat voedsel machtig te wor den. In de door de Nationalisten bezette ge bieden schijnt men de kleine zwervers te ver zamelen en brengt hen onder bij burgers, in ziekenhuizen, in scholen en*in de niet ver- Woeste kloosters van de steden Burgos, Valla- dolid, Toledo. Duizenden evenwel zoeken be scherming bij de Tertio, de Regulares en bij deMooren. Ja, bij de zoo gevreesde Mooren van het Riff gebied, die men voor barbaren houdt. Doch hienschelijker en beschaafder toonen zich deze rnohammedaansche kleurlingen dan menig Europeaan. Men ziet de Moorsche soldaten met de kleine havelooze schooiertjes aan de hand langs de wegen trekken. Van hun soldij koo- Pen zij voor hun kleine beschermelingen lek kernijen en eten. Ze doen wat ze kunnen, om hun leed te verzachten. Treffend ook is het te zien, hoe in de kampen der Regulares voor de kleinen gezorgd wordt. Geharde krijgers ver- Plegen de uitgeputte kinderen met een liefde en zachtheid, die men aan een oorlogsfront biet zoeken zou. Doch deze mannen denken ®an hun eigen kinderen, die zij hebben achter gelaten en die misschien de hulp van anderen Zoo hard noodig hebben. Maar ook bij de andere strijdende partij Vindt men natuurlijk liefdevolle menschen, die Wat voor de ongelukkige stumpers doen. Lang Piet allen zijn het er mee eens, dat het goed Is geweest religieuzen te verjagen, die zooveel Voor de jeugd deden, en zij trachten iets van hun werk over te nemen. Zoo staat b.v. de dochter van den Spaanschen minister Prieto aan het hoofd van eenige kindertehuizen Het aantal is echter groot, de omstandighe den zijn moeilijk, er is aan alles behoefte én de krijg verspreidt verschrikking. Er spelen zich nog ontzettende tooneelen af onder die zwervende kinderen. Volgens de getuigenissen van vluchtelingen moeten er in de spelonken Van de bergketens van Guadarrama. Navace- tada, Los Molino.s en Cercedilla hoopen be vroren lijken van deze kinderen gevonden zijn. Zij verbergen zich achter alles, wat maar benige beschutting bieden kan. Een oorlogscor respondent vond tusschen wat armzalig huis raad langs den weg vijf doodgevroren kinderen. Het was op den landweg' tusschen Maqueda en Santa Cruz de Retamar. Een heldhaftig voorbeeld van moed en zelf verloochening gaven de nonnen van het laat ste klooster dat zich nog in het roode Madrid bevond. Onder het dreigende doodsgevaar Werkten de kloosterlingen voort, onder leiding van haar overste, een zuster van den beken den Spaanschen dramaturg Pedro Munez Seea. Enkele dagen geleden kwam er uit het klooster een boodschap bij den „Raad van Kinderbescherming" om iemand te zenden, aan Wien men de driehonderd weesmeisjes kon overgeven, die men uit de straten der hoofd stad verzameld had en voor wie men niets meer te eten had, daar de middelen van het klooster volkomen uitgeput waren. Vooral de melkvoorziening ten behoeve der allerkleinsten gaf onoverkomelijke moeilijkheden. Toen de afgezanten der Regeeringsstrijders het stille klooster binnentraden, konden ze hun oogen niet gelooven. Voor hen stonden veer tien nonnen. Toen haar gevraagd werd, waar om zij hier tusschen de puinhoopen der stad waren achtergebleven, terwijl de volkswoede haar elk oogenblik met den dood bedreigde, trad de overste naar voren en antwoordde met groote kalmte en waardigheid: ,,Wij zijn hier gebleven, zoo lang wij goed konden doen. Deze driehonderd weeskinderen hadden ons noodig. Thans, nu ons niets meer rest, moeten wij de kleinen aan uwe mensch- lievendheid toevertrouwen Als na maanden de oorlog beslecht zal zijn en de heropbouw van huizen en kerken begin nen kan, zal het rampzalige land zich geleide lijk van de toegebrachte schade kunnen her stellen. Wat het evenwel aan menschenbloed en vooral aan zijn kinderen verloren heeft, is een verlies, dat in geen halve eeuw is in te halen. De tienduizenden weezen, van wie de wereld weinig hoort en zich weinig aantrekt, zijn de onschuldige bloedgetuigen, die met hun jonge leven de schuld der ouderen uit boeten. Veel schatten zijn in oude boeken Verborgen, schijnbaar zonder nut, Totdat er eensklaps uit hun rijkdom s Door grage geesten wordt geput. Dan zijn het bronnen van veel schoonheid, 't Zijn paradijzen voor den geest, Dan is het delven in hun rijkdom H Voor ware kenners als een feest. H Dan wordt hun lang-verzonken inhoud Weer blootgelegd en aangetoond, H Dan wordt de speurder der historie Met schatten van den geest beloond. s Ook onlangs is het weer bewezen Dat rijkdom, in zoo'n boek te geef, Doordat geen mensch het in wou kijken, Daar eeuwenlang verborgen bleef. Thans was het rijkdom in contanten Thans was het een bedrag in geld, Wat voor de meesten op deez' wereld Veel meer dan geestesrijkdom telt. Voor eeuwen was er eens een schrijver, Die, toen hij haast was uitgeleefd, In 'n phïlosophisch handboek heim'lijk Zijn testament verborgen heeft. Hij, die door 't lezen van dat boekwerk Zijn interesse had getoond §E Voor 't geesteskind van dezen schrijver, Werd daar dan rijk'lijk voor beloond, De schrijver was al lang vergeten De goede man was eeuwen dood! =E Toen viel zijn rijkdom, zoo verborgen, Een jong student plots in den schoot Nu komt weer vraag naar oude eee boeken, s De schrijvers worden weer geteld, Men jaagt thans ijv'rig naar de schatten Niet van hun geest, maar van hun geld! HERMAN KRAMER ^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii •mmM i, Op de weekmarkt In Britsch-Indië Dr. Ir. H. G. van Beusekom te Den Haag schrijft ons nadere bijzonderheden over den na tionalistischen tempel die te Benares in Britsch- Indië werd opgericht, n.l. als volgt: In Britsch-Indië is kort geleden te Benares aan den Ganges een nieuwe tempel in gebruik genomen, waarvan de gelijke nergens in Indië noch elders ter wereld te vinden is. Deze tem pel is voor rekening van een rijken Hindoe gebouwd, een vurig nationalist, die daaraan 'n bedrag van meer dan 80.000 ropijen heeft ten koste gelegd. De tempel is gebouwd! van roode, Indische zandsteen, maar het voorwerp van aanbidding is gemaakt van Carrarisch marmer, speciaal uit Italië aangevoerd. Dit is echter geen godheid of een altaar. Het is een zeer nauwkeurig afgewerkte reliëfkaart van Indië, die op den vloer is aangebracht. Deze kaart is het. voorwerp, dat wordt aanbeden. De tempel is gewijd aan Bharatmata, Moeder India. En duizenden komen hier tezamen om een nieuwe godheid te aanbidden, hun land. De ontwaking van het nationalisme heeft de oude goden in Indië doen wankelen. In deze technische, in- dustrieele wereld kunnen zij het volk niet meer redden. Voor hen is geen plaats meer. In Rus land hebben de tractor en de landbouwmachine de plaats van God ingenomen. In Indië stelt men het land op de plaats van de oude go den. Deze tempel is een merkwaardig voorbeeld van de tegenwoordige ontwikkeling van het na tionaal bewustzijn. Ook in Indië blijkt het be trekkelijke op de plaats van het absolute te worden gesteld. Het nationalisme wordt zelfs een religie. Voor de andere godsdiensten, de oude Indische zoowel als het Christendom, bergt deze ontwikkeling groote gevaren in zich. Door deze verstrakking van het begrip natio nalisme wordt het moeilijker om als Hindoe of Christen nationaal gezind te zijn. In het bij zonder de zending en de inheemsche kerk ko men voor de zware taak te staan, te laten zien, dat een Indiër tegelijk een goed Christen en een goed vaderlander kan zijn. (Ned. Chr. Persbureau). raast de komst van onze eerste ge loofsverkondigers, naast het herstel van onze godsdienstvrijheid en van het regelmatig Kerkelijk bestuur, achten Wij de stichting der katholieke Universi teit eene der voornaamste gebeurtenissen in onze vaderlandsche kerkgeschiedenis. Het Hoogwaardig Episcopaat tot de Katholieken van Nederland, 8 Sept. 1931. Ik wil je wel ronduit verklaren, dat ik me in Willy leelijk vergist heb. Ik had gedacht, dat zij zich niet tot flirten leende, maar een eerlijke opvatting van liefde had. Gisteren avond heb ik echter met eigen oogen gezien, dat ze op lijn 25 stapte met een vent, die me wel wat bekend voorkwam, zonder dat ik hem echter kon herkennen Hij was ongeveer een type als jij, Leo." Zenuwachtig speelde Wim de Jager met zijn lichte eenigszins groezelige handschoenen. „Tja, wat zal ik daar van zeggen. Ze zal c-r wel een reden voor hebben gehad. Nico, wees eens eerlijk, zeg: jij liep Zaterdagavond toen ook met een ander, toen ik je in de Kalver- straat tegen kwam." „Nou ja „Nou ja, nou ja. Ik wil je geen verwijten maken, je bent oud genoeg om op je eigen te passen, maar een herinnering aan den legenda- rischen pot en dito ketel zal je wellicht je ge moedsrust weer teruggeven." Een ironiscn lachje speelde om Leo's mond. „Jij hebt gemakkelijk praten," en zonder eenige nadere verklaring volgde: „Maar dat zal haar bezuren, dat beloof ik je." „Zoo?! En wat dacht je dan te doen?" Vra gend keek Leo naar zijn opgewonden metgezel „Zou je dat zoo graag willen weten?" „Houd 't voor je, man. Ik wensch je bij waartoe hij in voorbaat veel succes!" was het afgemeten ant woord. „Nou, nou, wind je niet zoo op, je lijkt mijn hospita wel, die is ook zoo gauw aangebrand. Ga je mee een glaasje bier drinken, dan zal ik het je vertellen." In een stil hoekje van het roezemoezige re staurant wenschten ze elkaar „prosit" en „santjes," rookten een sigaret en hervatten de gestokte conversatie, die nu fluisterend werd gevoerd en geruimen tijd duurde. „Ik beloof je, dat ze op die manier behoor lijk haar trekken thuis krijgt. Maar daar heeft ze het dan ook naar gemaakt. Vind je zelf niet?" ,Tja, Wim, wat moet ik daarvan zeggen? Mij lijken zulke grappen nu eenmaal niet. Daar ben ik veel te ernstig voor. Maar als jij vindt, dat je op die manier je gram kunt halen, nu wat let je?" .Spreken we dan af, dat we elkaar a.s. Za terdagavond om 9 uur treffen in het hotel aan den overkant van haar pension?" Als je daar nu persé op staat, vooruit dan maar. Ik zal op tijd aanwezig zijn. Houd je taai en tot ziens, jö." Hierna scheidden de beide vrienden. Vóór de groote hotelklok op 9 uur stond, za ten de beide jongemannen Zaterdagsavonds in een gemakkelijken stoel voor het raam van hotel ,L'Etranger". Gespannen tuurden ze naar het drukke gedoe op den weg. Af en toe gingen hun blikken naar omhoog, naar de derde étage van het moderne flatgebouw, dat duidelijk zichtbaar het getal 59 droeg, waar Willy haar kamer had. De gordijnen waren gesloten, niets duidde erop, dat er iemand thuis was. Een slagersjongen kronkelde met een behoor lijk vaartje door het haastige rijverkeer, zwenkte eensklaps naar het trottoir, waar hij met een onmiskenbare handigheid zijn fiets tegen aan zette en was met enkele vlugge stappen voor perceel 59. Op zijn schouder torste hij een groot pak, stevig met touw bij eengebonden. Nog voor hij de bel voor ae tweede maal liet overgaan, stonden een drie tal collega's naast of achter hem, die minstens even groote pakketten droegen. Met veel claxon misbaar veroverde een zware bestelauto zich een plaats naast de bestelfietsen. Twee pootige kerels sjouwden er een voorwerp van behoor lijke afmetingen uit, klaarblijkelijk een twee- persoons-opklapbed. Meerdere auto's volgden en ontlaadden een grooter of kleiner aantal pakjes van de meest uiteenloopende vormen. Taxi's snorden aan en brachten allerlei men schen, dikke en dunne, voorname en gewone, lange en magere, die haastig afrekenden en probeerden de deur van perceel 59 te bereikeji Maar iedere poging daartoe was tevergeefsch. Behalve de deur was het heele .trottoir ge blokkeerd door zweetende, zuchtende en luidop kankerende loopjongens en expediteurs, die elk op zijn manier ieder vogeltje zingt nu een maal zooals het gebekt is en vogelsoorten zijn er vele zijn oprechte meening over zoo'n Jan Steenschen rommel overluid te kennen gat. Een surveilleerende agent stapte kordaat na derbij, maar was even spoedig weer verdwe nen. Zonder assistentie was hier niets te be reiken. Wim verkneukelde zich en keek af en toe eens naar zijn vriend, die ook veel plezier in het geval scheen te hebben. Hij durfde echter niets te zeggen, want het geheele hotelperso neel, de buffetchef incluis, verdrong zich rond om hen om met volle teugen te genieten van deze dolle situatie. „Als Willy nu maar thuis is." Ternauwernood had Wim deze gedachte behoorlijk verwerkt of een vrouwenfiguur werd zichtbaar in de matig- verlichte kamer. Als gefascineerd bleef hij om hoog zien. Het jubelde en juichte in hem: nu was zijn wraak volkomen. Nu zou E ze aan den lijve ondervinden, Het is algemeen bekend, dat Grieken niet tegen een grapje kunnen. Ze za-gen van dat optreden van Piet en Drein de aardigheid heelemaal niet in en pakten hen beet om hen er uit te gooien. Hetgeen dan ook gebeurde. In een minimum van tijd zaten Piet Prikkel en Drein Drentel in het gras. staat was. Hij E E liet niet met zich sollen, dat zou haar nu wel voldoende duidelijk zijn! Op het trottoir had men ook bemerkt, dat er op de derde étage iemand thuis was. „As ik dat liefie nog es tege kom, is ze nog niet jaorig." Een versterkte politiemacht drong de straat in en maande tot doorloopen, een wenk, waar aan niet dan onder luid gemopper van de vele gedupeerden langzaam aan gevolg werd ge geven. Na een kwartier heerschte er rust voor perceel 59. „Nou, wat zeg je er van?" glimmend van zelfgenoegzaamheid keek Wim naar zijn met gezel. „Eenig, zeg, ik had niet durven vermoeden, dat het zóó zou gaan." „Ik zou het gezicht van Willy wel eens wil len zien." „En ik," in een teug ledigde Leo zijn glas en gluurde naar de hoteldeur, als verwachtte hy iemand. „Laten we er nog één nemen, op dezen ge weldigen afloop." „Accoord." „Dag, mijnheer de Jager, dag Leo." Met vlugge dribbelpasjes was ze onhoorbaar nader bij gekomen en stond daar in volle charme: „Willy". „Hoe kom jij hier," onthutst en met een kleur als een blozende boerendeern Was Wim opgesprongen en keek naar Willy als was ze zoo uit den hemel gevallen. „Ik dachtik bedoelik wil „Ga maar zitten, zeg. Je blameert je hope loos voor de andere gasten." Willy nam den stoel, dien Leo voor haar naderbij geschoven har en ging vlak naast hem zitten. Beiden hadden ze moeite om hun lachen te bedwingen bij het zien van hun overrompelden dischgenoot. Leo was de eerste, die sprak. „Ik behoef je zeker mijn verloofde niet voor te stellen wel, Wim?" „Jeje verloofde?" stotterend kwam het er uit, terwijl zijn hoofd van vuurrood spier wit werd. „Je vertelde me laatst toch, dat je Willy op lijn 25 had zien stappen met iemand van mijn postuur? Nu, dat kwam uit, want ik was het zelf. Ik kan je niet zeggen, hoe dankbaar ik me jegens je gestemd voelde, toen je me je wraakplannen ontvouwde. Nu konden we onze maatregelen nemen. Alle bewoners van perceel 59, zoowel als van 57 hebben we op de ko mende gebeurtenissen voorbereid, omdat we niet wisten, aan wie je de gefingeerde bestel lingen had opgegeven. Als ik daar achter had kunnen komen, had ik alles afbesteld, dat be loof ik!" „En die dame, die daar nog altijd voor het raam zit," Wim durfde het tweetal niet meer aanzien. „Die," zoowel Willy als Leo vermaakten zich uitermate en lachten hardop, „dat is een aan- gekleede pop, meer niet. We vonden het wat aardiger voor jou. Je hebt nu tenminste enkele minuten in den waan verkeerd, dat je Willy voor haar wangedrag naar jou opvatting althans behoorlijk hebt beetgenomen. Gezien de desillusie, die zou volgen, hebben we je dit pretje van harte gegund. Prosit. Op den ge weldigen afloop!" Zoo kwamen Piet Prikkel en Drein Drentel in de buurt van beroemde Grieksche bouwvallen terecht. „Zeg, Piet", zei Drein, zouden we die afbraak saampjes eens opruimen?" ,,Ben je gek" antwoordde Piet, „dat zijn de beroemde Grieksche tem pels. Laten we ze liever een beetje opknappen!" Drein Drentel, die zich ook met alle geweld verdienstelijk wilde maken, stemde hiermee in en nog denzelfden middag waren Piet Prikkel en Drein Drentel druk aan 't werk. Alle zuilen, alle ruïnes en tempels kregen een verfje en weldra zag de heele Areopagus (zoo heette dat zaakje daar) eruit als een groote kermis. Naast den autobestuurder moet voor elke persoon minstens 40 cm ruimte beschik baar zijn (voor kinderen tot 12 jaar: 30 cm) Op banken, die over den rug gemeten smaller zijn dan 140 cm, mogen dus geen 3 volwassenen zitten. A T F1 A DAMMr>C °P dlt blad zJJn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7bij een ongeval met p OCrt /A I .1 .r, ADUIN 1^1 JCi O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen W/»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen ff UV/» doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of eer oog 19 Hij liep met mij mee en bonkte regelmatig met de kolf van het geweer op den grond. ..Waarom ben je niet weggegaan?" vroeg Miguel met een onderzoekenden blik. Mijn tegenwoordigheid was verdacht. „Je had beter weg kunnen gaan," hernam hij, toen ik niet aanstonds antwoord had gegeven. „Wat doe jij hier?" luidde mijh wedervraag. Het antwoord rolde prompt uit zijn mond: „Ik ben hier, omdat Spanje mij noodig heeft." „Spanje had die menschen misschien ook nog Rel kunnen gebruiken," zei ik, terwijl ik op de 3ken wees, die over de binnenplaats lagen. „Vóór het nieuwe geboren wordt, moet er "loed vloeien," zei hij met saamgeknepen lippen. ••Zoo is het in de natuur.... zoo is het in de historie." Het is een typisch verschijnsel, dat men in dezen tijd zoo gaarne met maximes werkt. Dit hs een eenvoudige en overtuigende wijze om Repliek te geven. Ze gaan er in als koek, zijn lieht verteerbaar en hebben geen controle noodig van het verstand. „Maar wat hebben die daar dan mee te maken?" Ik wees op een groepje doode nonnen met af gerukte kappen en op een pater, wiens handen men had afgehouwen. Hij putte zijn antwoord uit het Evangelie. Precies kon hij zich den tekst niet meer herin neren en hij stamelde: „Er zal een tijd komen, dat gij den Vader niet meer zult aanbidden in den Tempel is het, niet zoo?Maar in Geest en Waar heid.... Zoo is het toch, geloof ik?" Hij glimlachte verlegen. „Ja," zei ik, „zooiets is het wel. Maar het klinkt hier zoo gek. Zullen we liever buiten de poort gaan?" „Je kunt beter hier blijven," zei Miguel, „het is overal gevaarlijk op het oogenblik." Zijn waarschuwing was niet overbodig: het gevecht verplaatste zich voortdurend en in de onmiddellijke nabijheid van de kazerne waren juist verscheidene schoten gevallen. „Wat zou je moeder hiervan zeggen?" vroeg ik. „Als ze nog leefde." „Spanje is mijn moeder," zei Miguel. Het is hopeloos met zoo'n jongenEn zóó'n moeder Hij was een wonderlijk, onevenwichtig meng sel van nationalisme, communisme en kwasi- mystiek, een brok zenuwreactie, voortgegroeid uit de verwarring van den tijd en een typisch voorbeeld van de uit het lood geslagen jeugd. Het gesprek vlotte niet meer. Ik had dikwijls met Miguel gediscussiëerd. Maar dat was in een tijd, dat Barcelona praatte. Nu staan wij echter voor de Daad. De gevolgen van de Daad liggen over het binnenplein verspreid. Buiten de poort woedt eveneens: de Daad. Er zijn vluchtelingen, die dekking zoeken achter palen en mantels van rolluiken. Miguel deed ook niet meer aan praten alleen. Het was de Daad, die verlossing moest bren gen. Hij nam zijn geweer en legde aan. Ik zag hem mikken op een lantaarnpaal, waarachter een man stond die in zijn vlug genomen besluit niet gezien had, dat men hem van terzijde be laagde. Miguel mikte zoo rustig, of hij een vosje neer ging leggen. De man achter den paal was een lange jongen met een smal, nobel ge zicht. Hij drukte de hand tegen de borst, om zooveel mogelijk dekking te krijgen van den lan taarnpaal. De groote, zwarte zegelring, vlak voor zijn hart, noodigde tot mikken. Ik kon niet langer aan den drang weerstaan om den arm van Miguel tegen te houden. Met een hand duwde hij mij weg, maar het schot ging af. De kogel verdwaalde schuin omhoog de Hemel weet waarheen.... ACHTSTE HOOFDSTUK Miguel was Stalin niet. Hij was zelfs niet van een ander metaal. Hij was een gevoelige jongen, maar dit gevoel was stijf omvlochten met een net van gespannen zenuwen. Dit veel te teere harnas gaf geen beschutting tegen menschelijke gevoelens als; vriendschap liefde, edelmoedigheid, eerlijkheid, enz. enz. Dit was de voornaamste reden, dat Miguel mij na het falen van zijn schot, niet liet fusilleeren. Toen het tumult als een onweer was afgetrokken, bracht hij mij zelfs naar huis. Hij kende precies de straten die „in ons bezit" waren, zoodat ik mij daar veilig met hem kon vertoonen. Hij ging door de Avenido, het hoofd in den nek, alsof hij een generaal was. Hij vond het ook vanzelfsprekend, dat ik hem rechts liet loopen. In de oude wijk was de drukte zóó groot, dat we slechts langzaam vooruit kwamen. Het was de drukte, zooals die in den middag om twaalf uur gewoonlijk door de nauwe straatjes perst. Van alle zijden drongen menschen aan, soms stille, donkere groepen, dan weer juichende en schreeuwende horden. Daar doorheen schoven schichtige gestalten van onrustige moeders en ontstelde familieleden. De luiken van de winkels waren neergeslagen als overdag waardoor de straatjes nog nauwer werden en de groenten lagen uitgestald of het ochtend was. Alle kleuren werden gebroken door het doode, witte licht van de lampen en over het heele woelige tafereel lag iets grauws en troosteloos. Een oude man stond een vat te kuipen. Daarnaast was de woning van Miguel en achter het venster brandde nog licht. Dan was Frasquita opgebleven. Ik zag aan Miguel, dat hij onrustig was en dat hij het vervelend vond, om binnen te gaan.. Frasquita zou wel verstoord zijn, dat zij zoo lang had moeten waken. Ze zou tegen hem uitvaren en dat vond de anarchist zeer vervelend. Ik had nog niets van de geleende kleeren tegen Miguel verteld en ik wist ook niet, of het wel verstandig was, om daar nu mee te beginnen, Toen ik trouwens bij Frasquita aanklopte, had ik niet gedacht, dat haar broer al zoozeer over tuigd was van de waarde van de Daad. We stonden onder aan de stoep en de student plaatste zijn geweer tegen het pleister aan. „We zullen het toch nooit eens kunnen wor den," zei hij. „Jij gaat nu eenmaal van heel andere principes uit, die op zichzelf heel mooi en aantrekkelijk zijn. Ik kan mij voorstellen, dat die aangename zekerheid, die jij er op na houdt prettig is. Maar je houdt geen rekening met de werkelijkheid." Ik keek Miguel eens aan, in de hoop, dat hij de enormiteit van zijn dwaasheid zelf zou voelen. Hij deed dit echter niet en ging zelfs nog verder. „De wereld is aan de Kerk ontgroeid. De Kerk is een machtsorgaan uit den tijd van het feoda lisme. Maar de arbeider is zich bewust geworden. Dat verliezen ze bij jullie uit het oog. De Kerk heeft haar greep op de arbeiders verloren." „Ja," zei ik, „en het spijt me werkelijk, dat je daarin gedeeltelijk gelijk hebt." „Ozie je wel," zei hij. „Ja," hernam ik, „nu is het alleen de vraag voor wie dat erger isvoor de Kerk of voor de arbeiders." „Hoe bedoel je?" vroeg Miguel. Om zich een houding te geven keek hij achter dochtig naar de scharniertjes van mijn bril. „Ik bedoel zooals ik het zeg," verklaarde ik. „wie zal daar meer onder lijden, de arbeiders of de Kerk?" „De Kerkde Kerkzei hij, „dat woord kun je op zooveel manieren uitleggen. Wat be doel je eigenlijk met de Kerk?" „Wat ze is natuurlijk: de Gemeenschap der HeiligenJe hebt toch wel eens gehoord van de lijdende Kerk, de strijdende Kerk en de triomfeerende Kerk? Daar heb ik het over." Ja, Miguel herinnerde zich wel, dat ooit ge leerd te hebben. „Dat is een gratis bewering," zei de student ferm. „Je hebt niet eens bewijzen, dat die Kerk wel bestaat." Het gesprek liep weer hopeloos in het zand. Ik kon hem toch niet van den grond af aan hier staan te onderrichten. Dat hoefde trouwens ook niet, want Miguel heeft toch niet het geduld om het gebouw van het inzicht van den grond af op te bouwen. „Die drieledige kerk is een mooie allegorie," zei hij, „en als zoodanig voel ik er wel wat voor. Maar het is allemaal uit den tijd en te vaag. Wij met onze beweging staan met twee beenen op den grond." Ik herinnerde hem aan de binnenplaats van de kazerne. ,Ja, dat heb ik gezien," zei ik, „maar er zijn daar velen, die dat niet meer zeggen kunnen." Om mij een pleizier te doen deed Miguel wat water in den wijn. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 11