Zwervende kinderen in Spanje
Md modaal mn dm ia§
N*
Het Zeemonster van Naóasaki
Kloosters branden
in Barcelona
MEER DAN 50.000 ZIJN
ER DAKLOOS
BOEKENSCHATTEN
mi
ZATERDAG 30 JANUARI 1937
Tienduizenden weezen
mm
m
r. 11
mm
1
Merkwaardige tempel
Zijn wraak
door DON LOIS ALBARON
De groote kindertehuizen zijn ver
woestj de Zusters verdreven
en de bezittingen
verdwenen
Dat de burgeroorlog in Spanje een vreese-
lijke ramp is voor het land der trotsche
hidalgo's, dat hij misschien ook een in
ternationale ramp kan worden, daarvan zullen
onze lezers wel overtuigd zijn. Wel groot is de
verantwoordelijkheid van hen, die deze moord
partij onder broeders ontketend hebben!
Bijzonder tragisch is bij dezen strijd het lot
der ouderloos geworden kinderen, wier vader
en moeder gevallen zijn onder den kogelregen
of de scherven van bommen en granaten.
Meer dan 50.000 kinderen moeten dakloos en
onverzorgd rondzwerven.
Men herinnert zich, dat ook in Rusland, in
de eerste jaren na de revolutie, zulk een leger
Van kinderen van stad tot stad en van dorp
tot dorp trok. verwilderd en hongerig. Zoo is
het nu ook in Spanje. De honger drijft de
kleinen voort. Een sombere kinderkruistocht
Wat zal er met deze ongelukkige kleinen ge
beuren? Wie zal er voor hen zorgen? Waar
zullen zij onderdak vinden? Eertijds werkte in
Spanje de bekende vereeniging „Protection de
Menores" (Bond voor Kinderbescherming».
Doch deze nuttige instelling is door de Regee
ring opgeheven. De groote kindertehuizen zijn
verwoest. De zusters zijn verdreven, de bezit
tingen en het geld zijn verdwenen. De subsi
dies werden niet meer verleend en de kleine
verpleegden, soms van vier of vijf jaar oud,
zwerven langs de straten en wegen, bibberend
Van kou.
Het meest kan men nen vinden in de nabij -
he id van het front. Zij weten reeds, daar is
de meeste kans, wat voedsel machtig te wor
den. In de door de Nationalisten bezette ge
bieden schijnt men de kleine zwervers te ver
zamelen en brengt hen onder bij burgers, in
ziekenhuizen, in scholen en*in de niet ver-
Woeste kloosters van de steden Burgos, Valla-
dolid, Toledo. Duizenden evenwel zoeken be
scherming bij de Tertio, de Regulares en bij
deMooren.
Ja, bij de zoo gevreesde Mooren van het
Riff gebied, die men voor barbaren houdt. Doch
hienschelijker en beschaafder toonen zich deze
rnohammedaansche kleurlingen dan menig
Europeaan. Men ziet de Moorsche soldaten met
de kleine havelooze schooiertjes aan de hand
langs de wegen trekken. Van hun soldij koo-
Pen zij voor hun kleine beschermelingen lek
kernijen en eten. Ze doen wat ze kunnen, om
hun leed te verzachten. Treffend ook is het te
zien, hoe in de kampen der Regulares voor de
kleinen gezorgd wordt. Geharde krijgers ver-
Plegen de uitgeputte kinderen met een liefde
en zachtheid, die men aan een oorlogsfront
biet zoeken zou. Doch deze mannen denken
®an hun eigen kinderen, die zij hebben achter
gelaten en die misschien de hulp van anderen
Zoo hard noodig hebben.
Maar ook bij de andere strijdende partij
Vindt men natuurlijk liefdevolle menschen, die
Wat voor de ongelukkige stumpers doen. Lang
Piet allen zijn het er mee eens, dat het goed
Is geweest religieuzen te verjagen, die zooveel
Voor de jeugd deden, en zij trachten iets van
hun werk over te nemen. Zoo staat b.v. de
dochter van den Spaanschen minister Prieto
aan het hoofd van eenige kindertehuizen
Het aantal is echter groot, de omstandighe
den zijn moeilijk, er is aan alles behoefte én
de krijg verspreidt verschrikking. Er spelen
zich nog ontzettende tooneelen af onder die
zwervende kinderen. Volgens de getuigenissen
van vluchtelingen moeten er in de spelonken
Van de bergketens van Guadarrama. Navace-
tada, Los Molino.s en Cercedilla hoopen be
vroren lijken van deze kinderen gevonden zijn.
Zij verbergen zich achter alles, wat maar
benige beschutting bieden kan. Een oorlogscor
respondent vond tusschen wat armzalig huis
raad langs den weg vijf doodgevroren kinderen.
Het was op den landweg' tusschen Maqueda en
Santa Cruz de Retamar.
Een heldhaftig voorbeeld van moed en zelf
verloochening gaven de nonnen van het laat
ste klooster dat zich nog in het roode Madrid
bevond. Onder het dreigende doodsgevaar
Werkten de kloosterlingen voort, onder leiding
van haar overste, een zuster van den beken
den Spaanschen dramaturg Pedro Munez Seea.
Enkele dagen geleden kwam er uit het
klooster een boodschap bij den „Raad van
Kinderbescherming" om iemand te zenden, aan
Wien men de driehonderd weesmeisjes kon
overgeven, die men uit de straten der hoofd
stad verzameld had en voor wie men niets
meer te eten had, daar de middelen van het
klooster volkomen uitgeput waren. Vooral de
melkvoorziening ten behoeve der allerkleinsten
gaf onoverkomelijke moeilijkheden.
Toen de afgezanten der Regeeringsstrijders
het stille klooster binnentraden, konden ze hun
oogen niet gelooven. Voor hen stonden veer
tien nonnen. Toen haar gevraagd werd, waar
om zij hier tusschen de puinhoopen der stad
waren achtergebleven, terwijl de volkswoede
haar elk oogenblik met den dood bedreigde,
trad de overste naar voren en antwoordde met
groote kalmte en waardigheid:
,,Wij zijn hier gebleven, zoo lang wij goed
konden doen. Deze driehonderd weeskinderen
hadden ons noodig. Thans, nu ons niets meer
rest, moeten wij de kleinen aan uwe mensch-
lievendheid toevertrouwen
Als na maanden de oorlog beslecht zal zijn
en de heropbouw van huizen en kerken begin
nen kan, zal het rampzalige land zich geleide
lijk van de toegebrachte schade kunnen her
stellen. Wat het evenwel aan menschenbloed
en vooral aan zijn kinderen verloren heeft, is
een verlies, dat in geen halve eeuw is in te
halen. De tienduizenden weezen, van wie de
wereld weinig hoort en zich weinig aantrekt,
zijn de onschuldige bloedgetuigen, die met
hun jonge leven de schuld der ouderen uit
boeten.
Veel schatten zijn in oude boeken
Verborgen, schijnbaar zonder nut,
Totdat er eensklaps uit hun rijkdom
s Door grage geesten wordt geput.
Dan zijn het bronnen van veel
schoonheid,
't Zijn paradijzen voor den geest,
Dan is het delven in hun rijkdom
H Voor ware kenners als een feest.
H Dan wordt hun lang-verzonken
inhoud
Weer blootgelegd en aangetoond,
H Dan wordt de speurder der historie
Met schatten van den geest beloond.
s Ook onlangs is het weer bewezen
Dat rijkdom, in zoo'n boek te geef,
Doordat geen mensch het in wou
kijken,
Daar eeuwenlang verborgen bleef.
Thans was het rijkdom in contanten
Thans was het een bedrag in geld,
Wat voor de meesten op deez' wereld
Veel meer dan geestesrijkdom telt.
Voor eeuwen was er eens een
schrijver,
Die, toen hij haast was uitgeleefd,
In 'n phïlosophisch handboek heim'lijk
Zijn testament verborgen heeft.
Hij, die door 't lezen van dat boekwerk
Zijn interesse had getoond
§E Voor 't geesteskind van dezen
schrijver,
Werd daar dan rijk'lijk voor beloond,
De schrijver was al lang vergeten
De goede man was eeuwen dood! =E
Toen viel zijn rijkdom, zoo verborgen,
Een jong student plots in den
schoot
Nu komt weer vraag naar oude eee
boeken, s
De schrijvers worden weer geteld,
Men jaagt thans ijv'rig naar de
schatten
Niet van hun geest, maar van hun
geld!
HERMAN KRAMER
^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii
•mmM
i,
Op de weekmarkt
In Britsch-Indië
Dr. Ir. H. G. van Beusekom te Den Haag
schrijft ons nadere bijzonderheden over den na
tionalistischen tempel die te Benares in Britsch-
Indië werd opgericht, n.l. als volgt:
In Britsch-Indië is kort geleden te Benares
aan den Ganges een nieuwe tempel in gebruik
genomen, waarvan de gelijke nergens in Indië
noch elders ter wereld te vinden is. Deze tem
pel is voor rekening van een rijken Hindoe
gebouwd, een vurig nationalist, die daaraan 'n
bedrag van meer dan 80.000 ropijen heeft ten
koste gelegd. De tempel is gebouwd! van roode,
Indische zandsteen, maar het voorwerp van
aanbidding is gemaakt van Carrarisch marmer,
speciaal uit Italië aangevoerd. Dit is echter
geen godheid of een altaar. Het is een zeer
nauwkeurig afgewerkte reliëfkaart van Indië,
die op den vloer is aangebracht. Deze kaart is
het. voorwerp, dat wordt aanbeden. De tempel
is gewijd aan Bharatmata, Moeder India. En
duizenden komen hier tezamen om een nieuwe
godheid te aanbidden, hun land. De ontwaking
van het nationalisme heeft de oude goden in
Indië doen wankelen. In deze technische, in-
dustrieele wereld kunnen zij het volk niet meer
redden. Voor hen is geen plaats meer. In Rus
land hebben de tractor en de landbouwmachine
de plaats van God ingenomen. In Indië stelt
men het land op de plaats van de oude go
den. Deze tempel is een merkwaardig voorbeeld
van de tegenwoordige ontwikkeling van het na
tionaal bewustzijn. Ook in Indië blijkt het be
trekkelijke op de plaats van het absolute te
worden gesteld. Het nationalisme wordt zelfs
een religie. Voor de andere godsdiensten, de
oude Indische zoowel als het Christendom,
bergt deze ontwikkeling groote gevaren in zich.
Door deze verstrakking van het begrip natio
nalisme wordt het moeilijker om als Hindoe of
Christen nationaal gezind te zijn. In het bij
zonder de zending en de inheemsche kerk ko
men voor de zware taak te staan, te laten zien,
dat een Indiër tegelijk een goed Christen en
een goed vaderlander kan zijn.
(Ned. Chr. Persbureau).
raast de komst van onze eerste ge
loofsverkondigers, naast het herstel
van onze godsdienstvrijheid en van
het regelmatig Kerkelijk bestuur, achten
Wij de stichting der katholieke Universi
teit eene der voornaamste gebeurtenissen
in onze vaderlandsche kerkgeschiedenis.
Het Hoogwaardig Episcopaat tot de
Katholieken van Nederland, 8 Sept. 1931.
Ik wil je wel ronduit verklaren, dat ik me
in Willy leelijk vergist heb. Ik had gedacht,
dat zij zich niet tot flirten leende, maar een
eerlijke opvatting van liefde had. Gisteren
avond heb ik echter met eigen oogen gezien,
dat ze op lijn 25 stapte met een vent, die me
wel wat bekend voorkwam, zonder dat ik hem
echter kon herkennen Hij was ongeveer een
type als jij, Leo." Zenuwachtig speelde Wim de
Jager met zijn lichte eenigszins groezelige
handschoenen.
„Tja, wat zal ik daar van zeggen. Ze zal c-r
wel een reden voor hebben gehad. Nico, wees
eens eerlijk, zeg: jij liep Zaterdagavond toen
ook met een ander, toen ik je in de Kalver-
straat tegen kwam."
„Nou ja
„Nou ja, nou ja. Ik wil je geen verwijten
maken, je bent oud genoeg om op je eigen te
passen, maar een herinnering aan den legenda-
rischen pot en dito ketel zal je wellicht je ge
moedsrust weer teruggeven." Een ironiscn
lachje speelde om Leo's mond.
„Jij hebt gemakkelijk praten," en zonder
eenige nadere verklaring volgde: „Maar dat
zal haar bezuren, dat beloof ik je."
„Zoo?! En wat dacht je dan te doen?" Vra
gend keek Leo naar zijn opgewonden metgezel
„Zou je dat zoo graag willen weten?"
„Houd 't voor je, man. Ik wensch je bij waartoe hij in
voorbaat veel succes!" was het afgemeten ant
woord.
„Nou, nou, wind je niet zoo op, je lijkt mijn
hospita wel, die is ook zoo gauw aangebrand.
Ga je mee een glaasje bier drinken, dan zal
ik het je vertellen."
In een stil hoekje van het roezemoezige re
staurant wenschten ze elkaar „prosit" en
„santjes," rookten een sigaret en hervatten de
gestokte conversatie, die nu fluisterend werd
gevoerd en geruimen tijd duurde.
„Ik beloof je, dat ze op die manier behoor
lijk haar trekken thuis krijgt. Maar daar heeft
ze het dan ook naar gemaakt. Vind je zelf
niet?"
,Tja, Wim, wat moet ik daarvan zeggen?
Mij lijken zulke grappen nu eenmaal niet. Daar
ben ik veel te ernstig voor. Maar als jij vindt,
dat je op die manier je gram kunt halen, nu
wat let je?"
.Spreken we dan af, dat we elkaar a.s. Za
terdagavond om 9 uur treffen in het hotel
aan den overkant van haar pension?"
Als je daar nu persé op staat, vooruit dan
maar. Ik zal op tijd aanwezig zijn. Houd je
taai en tot ziens, jö." Hierna scheidden de
beide vrienden.
Vóór de groote hotelklok op 9 uur stond, za
ten de beide jongemannen Zaterdagsavonds in
een gemakkelijken stoel voor het raam van hotel
,L'Etranger". Gespannen tuurden ze naar het
drukke gedoe op den weg. Af en toe gingen
hun blikken naar omhoog, naar de derde étage
van het moderne flatgebouw, dat duidelijk
zichtbaar het getal 59 droeg, waar Willy haar
kamer had. De gordijnen waren gesloten, niets
duidde erop, dat er iemand thuis was.
Een slagersjongen kronkelde met een behoor
lijk vaartje door het haastige rijverkeer,
zwenkte eensklaps naar het trottoir, waar
hij met een onmiskenbare handigheid zijn fiets
tegen aan zette en was met enkele vlugge
stappen voor perceel 59. Op zijn schouder
torste hij een groot pak, stevig met touw bij
eengebonden. Nog voor hij de bel voor ae
tweede maal liet overgaan, stonden een drie
tal collega's naast of achter hem, die minstens
even groote pakketten droegen. Met veel claxon
misbaar veroverde een zware bestelauto zich
een plaats naast de bestelfietsen. Twee pootige
kerels sjouwden er een voorwerp van behoor
lijke afmetingen uit, klaarblijkelijk een twee-
persoons-opklapbed. Meerdere auto's volgden
en ontlaadden een grooter of kleiner aantal
pakjes van de meest uiteenloopende vormen.
Taxi's snorden aan en brachten allerlei men
schen, dikke en dunne, voorname en gewone,
lange en magere, die haastig afrekenden en
probeerden de deur van perceel 59 te bereikeji
Maar iedere poging daartoe was tevergeefsch.
Behalve de deur was het heele .trottoir ge
blokkeerd door zweetende, zuchtende en luidop
kankerende loopjongens en expediteurs, die elk
op zijn manier ieder vogeltje zingt nu een
maal zooals het gebekt is en vogelsoorten zijn
er vele zijn oprechte meening over zoo'n
Jan Steenschen rommel overluid te kennen gat.
Een surveilleerende agent stapte kordaat na
derbij, maar was even spoedig weer verdwe
nen. Zonder assistentie was hier niets te be
reiken.
Wim verkneukelde zich en keek af en toe
eens naar zijn vriend, die ook veel plezier in
het geval scheen te hebben. Hij durfde echter
niets te zeggen, want het geheele hotelperso
neel, de buffetchef incluis, verdrong zich rond
om hen om met volle teugen te genieten van
deze dolle situatie.
„Als Willy nu maar thuis is." Ternauwernood
had Wim deze gedachte behoorlijk verwerkt of
een vrouwenfiguur werd zichtbaar in de matig-
verlichte kamer. Als gefascineerd bleef hij om
hoog zien. Het jubelde en juichte in hem: nu
was zijn wraak
volkomen. Nu zou E
ze aan den lijve
ondervinden,
Het is algemeen bekend, dat Grieken niet tegen een grapje
kunnen. Ze za-gen van dat optreden van Piet en Drein de
aardigheid heelemaal niet in en pakten hen beet om hen er uit
te gooien. Hetgeen dan ook gebeurde. In een minimum van tijd
zaten Piet Prikkel en Drein Drentel in het gras.
staat was. Hij E E
liet niet met zich
sollen, dat zou
haar nu wel voldoende duidelijk zijn!
Op het trottoir had men ook bemerkt, dat er
op de derde étage iemand thuis was. „As ik
dat liefie nog es tege kom, is ze nog niet
jaorig."
Een versterkte politiemacht drong de straat
in en maande tot doorloopen, een wenk, waar
aan niet dan onder luid gemopper van de vele
gedupeerden langzaam aan gevolg werd ge
geven. Na een kwartier heerschte er rust voor
perceel 59.
„Nou, wat zeg je er van?" glimmend van
zelfgenoegzaamheid keek Wim naar zijn met
gezel.
„Eenig, zeg, ik had niet durven vermoeden,
dat het zóó zou gaan."
„Ik zou het gezicht van Willy wel eens wil
len zien."
„En ik," in een teug ledigde Leo zijn glas en
gluurde naar de hoteldeur, als verwachtte hy
iemand.
„Laten we er nog één nemen, op dezen ge
weldigen afloop."
„Accoord."
„Dag, mijnheer de Jager, dag Leo." Met
vlugge dribbelpasjes was ze onhoorbaar nader
bij gekomen en stond daar in volle charme:
„Willy".
„Hoe kom jij hier," onthutst en met een
kleur als een blozende boerendeern Was Wim
opgesprongen en keek naar Willy als was ze
zoo uit den hemel gevallen. „Ik dachtik
bedoelik wil
„Ga maar zitten, zeg. Je blameert je hope
loos voor de andere gasten." Willy nam den
stoel, dien Leo voor haar naderbij geschoven har
en ging vlak naast hem zitten. Beiden hadden
ze moeite om hun lachen te bedwingen bij het
zien van hun overrompelden dischgenoot.
Leo was de eerste, die sprak.
„Ik behoef je zeker mijn verloofde niet voor
te stellen wel, Wim?"
„Jeje verloofde?" stotterend kwam het
er uit, terwijl zijn hoofd van vuurrood spier
wit werd.
„Je vertelde me laatst toch, dat je Willy op
lijn 25 had zien stappen met iemand van mijn
postuur? Nu, dat kwam uit, want ik was het
zelf. Ik kan je niet zeggen, hoe dankbaar ik
me jegens je gestemd voelde, toen je me je
wraakplannen ontvouwde. Nu konden we onze
maatregelen nemen. Alle bewoners van perceel
59, zoowel als van 57 hebben we op de ko
mende gebeurtenissen voorbereid, omdat we
niet wisten, aan wie je de gefingeerde bestel
lingen had opgegeven. Als ik daar achter had
kunnen komen, had ik alles afbesteld, dat be
loof ik!"
„En die dame, die daar nog altijd voor het
raam zit," Wim durfde het tweetal niet meer
aanzien.
„Die," zoowel Willy als Leo vermaakten zich
uitermate en lachten hardop, „dat is een aan-
gekleede pop, meer niet. We vonden het wat
aardiger voor jou. Je hebt nu tenminste enkele
minuten in den waan verkeerd, dat je Willy
voor haar wangedrag naar jou opvatting
althans behoorlijk hebt beetgenomen. Gezien
de desillusie, die zou volgen, hebben we je dit
pretje van harte gegund. Prosit. Op den ge
weldigen afloop!"
Zoo kwamen Piet Prikkel en Drein Drentel in de buurt van
beroemde Grieksche bouwvallen terecht. „Zeg, Piet", zei Drein,
zouden we die afbraak saampjes eens opruimen?" ,,Ben je
gek" antwoordde Piet, „dat zijn de beroemde Grieksche tem
pels. Laten we ze liever een beetje opknappen!"
Drein Drentel, die zich ook met alle geweld verdienstelijk
wilde maken, stemde hiermee in en nog denzelfden middag
waren Piet Prikkel en Drein Drentel druk aan 't werk. Alle
zuilen, alle ruïnes en tempels kregen een verfje en weldra zag
de heele Areopagus (zoo heette dat zaakje daar) eruit als een
groote kermis.
Naast den autobestuurder moet voor elke
persoon minstens 40 cm ruimte beschik
baar zijn (voor kinderen tot 12 jaar:
30 cm) Op banken, die over den rug
gemeten smaller zijn dan 140 cm, mogen
dus geen 3 volwassenen zitten.
A T F1 A DAMMr>C °P dlt blad zJJn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7bij een ongeval met p OCrt
/A I .1 .r, ADUIN 1^1 JCi O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen W/»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen ff UV/» doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of eer oog
19
Hij liep met mij mee en bonkte regelmatig met
de kolf van het geweer op den grond.
..Waarom ben je niet weggegaan?" vroeg
Miguel met een onderzoekenden blik. Mijn
tegenwoordigheid was verdacht.
„Je had beter weg kunnen gaan," hernam hij,
toen ik niet aanstonds antwoord had gegeven.
„Wat doe jij hier?" luidde mijh wedervraag.
Het antwoord rolde prompt uit zijn mond:
„Ik ben hier, omdat Spanje mij noodig heeft."
„Spanje had die menschen misschien ook nog
Rel kunnen gebruiken," zei ik, terwijl ik op de
3ken wees, die over de binnenplaats lagen.
„Vóór het nieuwe geboren wordt, moet er
"loed vloeien," zei hij met saamgeknepen lippen.
••Zoo is het in de natuur.... zoo is het in de
historie."
Het is een typisch verschijnsel, dat men in
dezen tijd zoo gaarne met maximes werkt. Dit
hs een eenvoudige en overtuigende wijze om
Repliek te geven. Ze gaan er in als koek, zijn
lieht verteerbaar en hebben geen controle noodig
van het verstand.
„Maar wat hebben die daar dan mee te
maken?"
Ik wees op een groepje doode nonnen met af
gerukte kappen en op een pater, wiens handen
men had afgehouwen.
Hij putte zijn antwoord uit het Evangelie.
Precies kon hij zich den tekst niet meer herin
neren en hij stamelde:
„Er zal een tijd komen, dat gij den Vader
niet meer zult aanbidden in den Tempel
is het, niet zoo?Maar in Geest en Waar
heid.... Zoo is het toch, geloof ik?"
Hij glimlachte verlegen.
„Ja," zei ik, „zooiets is het wel. Maar het
klinkt hier zoo gek. Zullen we liever buiten de
poort gaan?"
„Je kunt beter hier blijven," zei Miguel, „het
is overal gevaarlijk op het oogenblik."
Zijn waarschuwing was niet overbodig: het
gevecht verplaatste zich voortdurend en in de
onmiddellijke nabijheid van de kazerne waren
juist verscheidene schoten gevallen.
„Wat zou je moeder hiervan zeggen?" vroeg ik.
„Als ze nog leefde."
„Spanje is mijn moeder," zei Miguel.
Het is hopeloos met zoo'n jongenEn zóó'n
moeder
Hij was een wonderlijk, onevenwichtig meng
sel van nationalisme, communisme en kwasi-
mystiek, een brok zenuwreactie, voortgegroeid
uit de verwarring van den tijd en een typisch
voorbeeld van de uit het lood geslagen jeugd.
Het gesprek vlotte niet meer.
Ik had dikwijls met Miguel gediscussiëerd.
Maar dat was in een tijd, dat Barcelona praatte.
Nu staan wij echter voor de Daad.
De gevolgen van de Daad liggen over het
binnenplein verspreid. Buiten de poort woedt
eveneens: de Daad.
Er zijn vluchtelingen, die dekking zoeken
achter palen en mantels van rolluiken.
Miguel deed ook niet meer aan praten alleen.
Het was de Daad, die verlossing moest bren
gen.
Hij nam zijn geweer en legde aan. Ik zag hem
mikken op een lantaarnpaal, waarachter een
man stond die in zijn vlug genomen besluit
niet gezien had, dat men hem van terzijde be
laagde. Miguel mikte zoo rustig, of hij een
vosje neer ging leggen. De man achter den paal
was een lange jongen met een smal, nobel ge
zicht. Hij drukte de hand tegen de borst, om
zooveel mogelijk dekking te krijgen van den lan
taarnpaal.
De groote, zwarte zegelring, vlak voor zijn
hart, noodigde tot mikken.
Ik kon niet langer aan den drang weerstaan
om den arm van Miguel tegen te houden. Met
een hand duwde hij mij weg, maar het schot
ging af. De kogel verdwaalde schuin omhoog
de Hemel weet waarheen....
ACHTSTE HOOFDSTUK
Miguel was Stalin niet.
Hij was zelfs niet van een ander metaal.
Hij was een gevoelige jongen, maar dit gevoel
was stijf omvlochten met een net van gespannen
zenuwen.
Dit veel te teere harnas gaf geen beschutting
tegen menschelijke gevoelens als; vriendschap
liefde, edelmoedigheid, eerlijkheid, enz. enz.
Dit was de voornaamste reden, dat Miguel mij
na het falen van zijn schot, niet liet fusilleeren.
Toen het tumult als een onweer was afgetrokken,
bracht hij mij zelfs naar huis. Hij kende precies
de straten die „in ons bezit" waren, zoodat
ik mij daar veilig met hem kon vertoonen.
Hij ging door de Avenido, het hoofd in den
nek, alsof hij een generaal was. Hij vond het
ook vanzelfsprekend, dat ik hem rechts liet
loopen.
In de oude wijk was de drukte zóó groot, dat
we slechts langzaam vooruit kwamen. Het was
de drukte, zooals die in den middag om twaalf
uur gewoonlijk door de nauwe straatjes perst.
Van alle zijden drongen menschen aan, soms
stille, donkere groepen, dan weer juichende en
schreeuwende horden. Daar doorheen schoven
schichtige gestalten van onrustige moeders en
ontstelde familieleden.
De luiken van de winkels waren neergeslagen
als overdag waardoor de straatjes nog nauwer
werden en de groenten lagen uitgestald of het
ochtend was. Alle kleuren werden gebroken
door het doode, witte licht van de lampen en
over het heele woelige tafereel lag iets grauws
en troosteloos.
Een oude man stond een vat te kuipen.
Daarnaast was de woning van Miguel en
achter het venster brandde nog licht.
Dan was Frasquita opgebleven.
Ik zag aan Miguel, dat hij onrustig was en
dat hij het vervelend vond, om binnen te gaan..
Frasquita zou wel verstoord zijn, dat zij zoo lang
had moeten waken. Ze zou tegen hem uitvaren
en dat vond de anarchist zeer vervelend. Ik
had nog niets van de geleende kleeren tegen
Miguel verteld en ik wist ook niet, of het wel
verstandig was, om daar nu mee te beginnen,
Toen ik trouwens bij Frasquita aanklopte, had
ik niet gedacht, dat haar broer al zoozeer over
tuigd was van de waarde van de Daad.
We stonden onder aan de stoep en de student
plaatste zijn geweer tegen het pleister aan.
„We zullen het toch nooit eens kunnen wor
den," zei hij. „Jij gaat nu eenmaal van heel
andere principes uit, die op zichzelf heel mooi
en aantrekkelijk zijn. Ik kan mij voorstellen, dat
die aangename zekerheid, die jij er op na houdt
prettig is. Maar je houdt geen rekening met de
werkelijkheid."
Ik keek Miguel eens aan, in de hoop, dat hij
de enormiteit van zijn dwaasheid zelf zou
voelen. Hij deed dit echter niet en ging zelfs
nog verder.
„De wereld is aan de Kerk ontgroeid. De Kerk
is een machtsorgaan uit den tijd van het feoda
lisme. Maar de arbeider is zich bewust geworden.
Dat verliezen ze bij jullie uit het oog. De Kerk
heeft haar greep op de arbeiders verloren."
„Ja," zei ik, „en het spijt me werkelijk, dat je
daarin gedeeltelijk gelijk hebt."
„Ozie je wel," zei hij.
„Ja," hernam ik, „nu is het alleen de vraag
voor wie dat erger isvoor de Kerk of voor
de arbeiders."
„Hoe bedoel je?" vroeg Miguel.
Om zich een houding te geven keek hij achter
dochtig naar de scharniertjes van mijn bril.
„Ik bedoel zooals ik het zeg," verklaarde ik.
„wie zal daar meer onder lijden, de arbeiders of
de Kerk?"
„De Kerkde Kerkzei hij, „dat woord
kun je op zooveel manieren uitleggen. Wat be
doel je eigenlijk met de Kerk?"
„Wat ze is natuurlijk: de Gemeenschap der
HeiligenJe hebt toch wel eens gehoord van
de lijdende Kerk, de strijdende Kerk en de
triomfeerende Kerk? Daar heb ik het over."
Ja, Miguel herinnerde zich wel, dat ooit ge
leerd te hebben.
„Dat is een gratis bewering," zei de student
ferm. „Je hebt niet eens bewijzen, dat die Kerk
wel bestaat."
Het gesprek liep weer hopeloos in het zand.
Ik kon hem toch niet van den grond af aan
hier staan te onderrichten. Dat hoefde trouwens
ook niet, want Miguel heeft toch niet het geduld
om het gebouw van het inzicht van den grond af
op te bouwen.
„Die drieledige kerk is een mooie allegorie,"
zei hij, „en als zoodanig voel ik er wel wat voor.
Maar het is allemaal uit den tijd en te vaag.
Wij met onze beweging staan met twee beenen
op den grond."
Ik herinnerde hem aan de binnenplaats van de
kazerne.
,Ja, dat heb ik gezien," zei ik, „maar er zijn
daar velen, die dat niet meer zeggen kunnen."
Om mij een pleizier te doen deed Miguel wat
water in den wijn.
(Wordt vervolgd)