Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?.
I voor 80.000 gezinnen
Aanvaring op de Westerschelde.
DONDERDAG 4 FEBRUARI1937
|nnmiimniiiiiiiimiiiiiiiiiimiiimmmiHiiinninHiimiiniiiiiiiininiiiinnniinirm!iniininimmnmiini!nia
Hoe Piet uit het dorp kwam
De
H. I
van
Mus(
sitie
geho
sbelii
zaal
Wi
op 1
schil
land
gehe
ook
llnge
De
fleur
ons
Vo
te d
wei
hog
hij i
En
flerij
mete
ttieei
.,E
trich
„J;
heb
dan
„O
Rott
hieej
inne
0\
voor
Kaai
Waai
te ls
Boot
>,D
van
Een
,,H
Weer
En
de s
ai ti
Wi
ciati
Prijs
al is
Mi
In d
eeldi
Bel ij:
>,A
gerli
luide
W<
het
Poëz
zijn
tlek,
Vorn
To
schr
®che
levei
kan
Oogi
Dï
reali
Paar
ten
in z
een
syni]
1 A1
heth
flwaï
En
ziin
antw
zich
een
van
beei<
van
Ng
schi]
flruk
kleu
flege
He
fladi
kuru
H<
selij]
ïriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijjj
FOTOREPORTAGE IPlaats daS'"mroüper
Mej. M. Pluygers passeerde Woensdag
als 6000ste de controle op de Bosch-
plan-tentoonsteliing In de Militiezaal te
Amsterdam. De wethouder voor Publieke
Werken, de heer S. R. de Miranda
bood haar het boek .Amsterdam" aan
Ten slotte probeerde hij het nog eens in
deze havenstad, maar het was te vergeefsch;
ook naar hier waren de raven gevlogen en
nu krasten en spektakelden ze om den
ouden toren van het koninklijke paleis.
De jongeman wilde den koning graag hel
pen, maar hij wist ook niet hoe; toen hij
evenwel 's avonds in zijn bed lag, begon de
nachtegaal te zingen en toen het lied uit
was viel hij dood op den grond. De jonge
man was daar heel bedroefd om, maar in-
tusschen had hij de laatste woorden van
den vogel goed in zijn ooren geknoopt.
Den volgenden ochtend liet hij zich bij
den koning aandienen.
„Majesteit", zei hij, „ik geloof dat ik het
middel ken om de raven te verdrijven!"
De koning keek wel wat wantrouwend
naar den eenvoudigen zeeman, maar bij
zichzelf dacht hij: „Die menschen hebben
heel wat van de wereld gezien, wie weet
heeft hij wel de macht om die verwenschte
vogels weg te krijgen."
„Weet je wel," zei hij, „dat er al tiental
len scherpschutters en anderen in de ge
vangenis zuchten, die ook allemaal gepro
beerd hebben hetzelfde te doen wat jij van
plan bent en die ook allemaal gefaald heb
ben?"
„Zeker weet ik dat," antwoordde de jonge
zeeman," en ik wil de raven ook maar op
die voorwaarde verdrijven, dat u al deze
mensehen, die u toch hebben willen helpen,
op staanden voet vrij laat!"
De koning beloofde dit en toen klommen
zij naar boven.
Een tijdlang bleef de jongeman toen
staan en keek naar de vechtende vogels, die
elkaar met hun snavels vreeselijk toetakel
den. Tenslotte zei hij:
„Zoo, zoo, dat is dus de heele kwestie. Kijk
eens majesteit, er is een oorlog onder de vo
gels uitgebroken en nü zijn zij in twee par
tijen verdeeld...."
„Klets niet," viel de koning boos uit,
„tracht me niet voor den gek te houden!"
Onverstoord ging de jongeman verder:
en nu is er een ravenpaar dat een
heel dapperen en sterken zoon heeft en nu
beweert de moeder dat de zoon van haar
is en de vader zegt dat hem het kind toebe
hoort. Omdat de zoon koning gekroond moet
worden en dus öf naar den vader öf naar
de moeder moet heeten, hebben zich twee
partijen gevormd, de een die het met den
vader en de ander die het met de moeder
eens is. De partij die gelijk heeft zal voor
eeuwig de voornaamste zijn in het raven-
rijk."
„Kan zijn," zei de koning, „maar wat heb
ik daar nu mee te maken en hoe raken we
die lastposten kwijt?"
„Majesteit, de vogels hebben besloten dat
gij uitspraak moet doen en zij zullen u niet
met rust laten voor en aleer gij u ^van die
taak gekweten hebt," antwoordde de jonge
zeeman.
„Had ik dat eerder geweten," riep de ko
ning uit, „natuurlijk behoort de zoon aan
den vader toe, aan den vader!"
Nauwelijks had hij deze woorden gespro-
Eén der twee paarden, die door de
Prov. Ver. ter Bevordering der Paarden
fokkerij te Warfhuizen (Gr.) als huwe
lijksgeschenk aan H. K. H. Prinses
Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard zijn
aangeboden
De heeren J. E. F. de Kok en H. Schmidt
Crans vertrokken Woensdag van het
vliegveld Ypenburg voor een vliegtocht
naar Ned. Indië en China
Op de Westerschelde is het Fransche
s.s. .Condé" in aanvaring gekomen
met het Zweedsche s.s. .Bullaren".
Beide schepen liepen ernstige schade
op. De .Condé" werd tegen de Mid
delplaat voor Terneuzen gezet
Het vorstelijk echtpaar op huwelijksreis. H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard tijdens hua
verblijf in Krakau, waar zij o.m. de merkwaardigheden der stad bezichtigden
De heer Ch. James Laming, sedert
1928 consul van Groot Brittannië en
Ierland, is op 56-jarigen leeftijd te
Aerdenhout overleden
Door het rijden met te groote snelheid reed Woensdagavond een
luxe-auto te Amsterdam op den Singel nabij het Koningsplein door
het hek tewater, waarbij twee personen om het leven kwamen.
De verongelukte auto, nadat zij door de brandweer op het droge
was gebracht
Het gebeurde op zekeren dag dat het
zoontje van een rijken koopman al
leen thuis was. Hij zat wat voor het
raam te spelen, tot hij plotseling een slang
langs het klimop omhoog zal kruipen, die
het blijkbaar gemunt had op den nachte
gaal, die tegen den muur in een kooitje
hing. De jóngen schrok in het begin erg en
wilde wegloopen, maar toen hij zag wat de
slang van plan was, greep hij den wandelstok
van zijn vader en timmerde het dier daar
zoo geducht mee op zijn kop, dat het dood
naar beneden viel.
Plotseling hoorde de jongen een stem ach
ter zich of boven zich, hij wist het zelf niet
en hij zag ook niemand.
„Dank je wel hoor," zei de stem, „je hebt
mijn leven gered en als belooning daarvoor
zul je in het vervolg altijd mijn woorden
kunnen verstaan!"
De woorden kwamen uit het vogelkooitje
en het was warempel de nachtegaal, die zoo
sprak.
„Wat raar," dacht de jongen, „ik heb wel
niet veel aan zoo'n belooning, maar het is
in ieder geval toch beter dan niets en als
vader en moeder weg zijn, heb ik iemand
om eens iets tegen te kunnen zeggen."
Er gingen een paar dagen voorbij en op
'een goeden middag, toen zij met zijn drieën
aan tafel zaten zong de nachtegaal een lied
je. Het klonk nogal droevig, maar toch mooi
én zij luisterden er met aandacht naar.
„Sjonge," zei de vader, „wat mooi, het was
me wel honderd gulden waard als ik de taal
van dien vogel verstond en wist wat hij al
tijd zong."
De kleine jongen hoofde dat en aarzelend
vertelde hij toen wat er met de slang ge
beurd was en hoe hij als belooning de taal
van den nachtegaal kon verstaan.
„En wat heeft hij nu dan gezongen," vroeg
de vader.
„Er zal eens een tijd komen dat je ouders
je zullen dienen en dat je vader je water
zal brengen en je moeder je een handdoek."
„een volgendén keer zal ilt beterop den
goeden raad van den vogel letten."
Intusschen verliepen er jaren en jaren
en uit den kleinen jonfeen was een flinke
jongeman, gegroeid, die nog steeds met zijn
pleegvader de zeeën bevoer. De nachtegaal
zong nog maar zelden en was stokoud.
Op zekéren dag liet. hij zijn stem weer
eens hooren en de jongen die er naar luister
de schrok geweldig, want de vogel zong
dat er twaalf schepen met zeeroovers onder
weg waren, die hen wilden overvallen. Hij
liep zoo vlug mogelijk naar den kapitein en
vertelde hem wat de vogel gezongen had.
En dezen keer was de kapitein verstandig
genoeg te luisteren en hij liep de eerste de
beste haven binnen.
Nauwelijks had hij zijn schip in veilig
heid gebracht of aan den horizon dTeven
twaalf schepen voorbij.
In dien tijd woonde toevallig de koning
van het land in de havenstad en toen de
bemanning aan land ging, reed juist een
heraut vóorbij, die op zijn hoorn blies en
daarna het volgende bekend maakte:
„De helft van het koninkrijk wordt aan
dengene geschonken, wien het gelukt de ra
ven van de vensters van het koninklijke slot
te verwijderen. Wie zich aanmeldt en de op
dracht, niet volbrengt, wordt in de gevan
genis geworpen."
Iri het rijk: waren veel scherpschutters en
met hun .achterladers wilden zij wel eens
een poging wagen om een half koninkrijk
te yerdiehen'. Maar dat was gemakkelijker
gezegd dan gedaan. Want de vogels schud
den eventjes met hun veeren, wanneer een
lading schroot hen getroffen had en deden
of èr niets gebeurd was. En het werd hoe
langer hoe erger. lederen dag groeide de
kolonie aan en het was een gekrijsch en een
rumoer óm den ouden toren van het slot
dat hooren en zien er je verging en niemand
er zijn eigen woorden meer kon verstaan.
Dat was niet alleen bij dezen toren. Maar
ook in de residentie, waar de koning an
ders altijd verblijf hield, hadden de ra
ven 'n geweldig lawaai gemaakt. De vorst,
die ten einde raad zijn woning ergens an
ders ingericht had, om van de beesten af
te zijn, was bedrogen uitgekomen, want de
vogels waren hem netjes gevolgd en in
welke plaats hij ook ging wonen, overal vlo
gen de zwartgerokte vogels met hem mee.
ken of het lawaai verminderde en de ra-
venlegers trokken weg.
Wat was de koning in zijn schik! Maan
den had hij al niet meer kunnen slapen
door het geweld dat de vogels om zijn ver
blijfplaats maakten en nu was hij op zoo'n
gemakkelijke manier er van verlost.
De jonge zeeman kreeg terstond de helft
van het rijk en daar hij natuurlijk goede
vrienden bleef met den koning, kwam hij
er dikwijls aan het hof en nam tenslotte de
knappe prinses als zijn bruid mee naar zijn
eigen paleis. Er werd toen een nationaal
feest afgekondigd en de jonge koning wil
de dat zijn ouders er bij tegenwoordig wa
ren. Hij zadelde dus een paard en reed
zonder gevolg alleen naar zijn geboorteland
en bereikte tenslotte de stad waar hij ge
boren was. Daar nam hij zijn intrek in het
duurste hotel dat er te vinden was. De waard
en zijn vrouw, twee oude vriendelijke
menschjes, waren niet weinig in hun schik
met zoo'n voornamen gast en de man liep
terstond naar den waterput om frisch water
te halen, waar de gast om gevraagd had en
zijn vrouw zocht in de linnenkast naar den
mooisten handdoek.
Toen zaten ze wat gezellig bij elkaar en
informeerde de koning of zij ook een zekere
familie kenden, die in die en die straat ge
woond had en die heel vroeger haar zoontje
had verloren.
De vrouw werd doodsbleek en barstte in
snikken uit. „Je.... jebentonzè
zoonik zie het," stamelde zij en de
jongen die hen toen ook herkende omhels
de hen allebei en riep: „Ja hoor ik ben het
in levenden lijve, jullie jongen!"
Door de vreugde van het weerzien was
alles vergeten wat vroeger geschied was
maar wat de vogel het eerst gefloten had,
was in ieder geval uitgekomen, al dachten
zij daar dan ook niet meer aan.
Verschrikt keken de ouders elkaar aan en
stuurden den jongen terstond naar bed.
Het waren erg domme menschen en zij
beeldden zich in, dat er een vloek rustte op
hun gezin. Samen bespraken zij wat er met
den jongen moest gebeuren, want zij wil
den in geen geval de ondergeschikten zijn
van hun zoon. Tenslotte besloten zij hem
weg te jagen en midden in den nacht na
men zij hem zonder dat hij het merkte uit
zijn bed, legden hem In een roeiboot en
stieten die van wal. Zij woonden aan de kust
van een groote zee en de golven namen de
boot met zich mee ver weg den oceaan op.
„Iemand zal hem wel vinden," zei de hard
vochtige man.
De nachtegaal zag wat er met zijn klei-
nen vriend gebeurde en hij wrong en rukte
net zoolang, tot het deurtje van zijn kóól
opensprong. Regelrecht vloog hij naar de
roeiboot, die al maar verder in zee dreef,
en bleef er boven vliegen, tot hij moe werd
en op den rand ervan girtg zitten.
Eindelijk, na al uren en uren in zee ge
dobberd te hebben, voer een groot zeilschip
voorbij en gélukkig voor den jongen be
merkte de kapitein hem en bracht hem
aan boord. Hij was danig in zijn schik met
zijn onverwachte vondst en hij besloot den
jongen als zijn eigen zoon aan te nemen.
„Kapitein," zei de jongen dén volgenden
dag tot zijn nieuwen vader, „kapitein, .de
nachtegaal heeft gezongen dat er een zwa
re storm op til is, die al de masten zal bre
ken en de zeilen zal scheuren."
Het was prachtig weer en zoo op het eer
ste gezicht leek het er niet op dat er storm
op komst zou zijn. En de kapitein lachte
eens en zei dat de vogel zeker wel eens
droomde. Maar binnen een uur brak er ech
ter zoo'n storm los dat al de masten braken
en de zeilen verscheurd werden, nog voor de
matrozen tijd hadden om ze in veiligheid
te brengen. Het scheelde maar een haartje
of het heele schip was op de klippen te
pletter geloopen. „Nou," dacht de kapitein,