zjfnxfcL 11 i n JL MdtmAaai van den dag Het Zeemonster van Nagasaki AKKERTJES He zorgen van Jimmy Oude Engelsche gebruiken DE ZIEKTE VAN DEN PAUS ti DINSDAG 9 FEBRUARI 1937 Ruwefgesprongen handen da suilf mat ganaatJihacAL Welaan dan! vp;' w i H v s ->> En de toestand der Kerk De zusters van Maastricht Bij een eeuwfeest DOOR P. C. WODEHOUSE Op Vastenavond Ii elk Engelsch huisgezin worden steeds op den dag voor Asch-Woensdag, panne koeken .gegeten. Alle kinderen kennen dezen dag. waarop ze naar hartelust van deze trac- tatle mogen smullen, als „Pancake-day". Dit gebruik dateert nog uit oude tijden, toen men zich voor het aanbrekefi van de groote vasten nog even flink te goed wilde doen. In de dorpen werden voor de kinderen allerlei wed strijden georganiseerd en daarna werden zij terdege op pannekoeken onthaald. Natuurlijk bleven de gewone Vastenavond feesten niet achterwege. Een aardig en zeer oud gebruik bestaat in Westminster-School te Londen, een van de be kendste ..Public Schools" in Engeland, achter de Westminster Abbey gelegen. Elk jaar op Pancake-day bakt de kok van de school 'n grooten pannekoek, dien hij boven van een balkon af op de binnenplaats gooit, waar al de jongens gereed staan om er een stuk van te bemachtigen, wat, tot groot vermaak van de vele toeschouwers, niet altijd even zachtaardig toegaat. Hü, die 't grootste stuk heeft weten te veroveren wordt beloond met een ..guinea". Het vorig jaar schonk de kampioen dit geld aan een van de Londensche ziekenhuizen. De Dinsdag vóór Asch-Woensdag staat ook bekend onder den naam van „Shrove-Tuesday"' zoo genoemd, omdat men vroeger op dien dag algemeen te biechten ging. „Shrove" is n.l. af komstig van het woord „shrive", dat biechten, absolutie geven beteekent. In alle bapketbakkerswinkels ziet men gedu rende den Vastentijd en vooral tegen half-vas- ten de z.g. Simnel-cakes uitgestald. Ze zijn rond van vorm, worden in verschillende groot ten gebakken en tegenwoordig ook versierd met paascheitjes, chocolade-kuikentjes, enz. Het buitenste gedeelte wordt gemaakt van 'n deeg van meel en water, terwijl de vulling bestaat uit 'n mengsel van krenten, rozijnen, sucade, citroen- en oranje-snippers. Dit mengsel wordt gekookt, 't deegomhulsel er mee opgevuld en daarna in den oven gebakken. Het buitenste ge deelte is dan zeer hard, zóó hard soms, dat er verteld wordt, dat 'n vrouw, die voor den eer sten keer zoo'n simnel-cake ten geschenke kreeg en vond. dat 't gebak nogal hard aanvoelde, het nog eens over ging bakken, denkende dat 't nog niet gaar was. Een andere dame herkende dit baksel niet eens als iets eetbaars en gebruikte de simnel- cake als voetenbank, wat een heel practisch meubelstuk bleek te zijn. Uit de puntdichten van den 17e-eeuwschen Engelschen dichter Robert Herrick blijkt, dat 't veelal de gewoonte was onder de groote kin deren om hun moeder op den vierden Zondag van de Vasten met 'n simnel-taart te gaan verrassen. Deze Zondag wordt nu nog „Mo- thering-Sunday", Moeder-Zondag genoemd. Vaak was dit de eenige dag dat de kinderen, die hun ouderlijk huis reeds verlaten hadden, hun ouders opzochten. Als kleine attentie werd bij deze ge legenheid dikwijls een koek meegebracht, vaas ook een of andere snuisterij. Van hun kant maakten de ouders van dezen dag een feestdag door hun kinderen op hun lievelingsgerechten te onthalen en deze waren meestal pannekoeken en simnel-cake. De naam simnel komt voor zoowel in het oud- Engelsch als het oud-Fransch en is misschien wel afgeleid van het Latijnsche woord simila. 'dat meel beteekent en waaronder men 'meestal 't fijnste soort wittebrood verstond, dat er in de Middeleeuwen werd gebakken. In vroeger tijden was 't de gewoonte deze simnel-cakes te versieren met afbeeldingen van de H. Maagd of van andere heiligen. Merkwaardige verhalen zijn in den loop der tijden over de afkomst van dit gebak ontstaan. Volgens sommigen werden deze simnels 't eerst gebakken door den vader van den in de Engel sche geschiedenis bekenden Lambert Simnel, die zich onder de regeering van Hendrik VII uit gaf als Edward Plantagenet, Graaf van War- wich, een van de Prinsen van den Tower. Deze Lambert Simnel werd ontmaskerd en in 1487 veroordeeld tot arbeid in de keuken van het koninklijk paleis. In sommige streken van Engeland is het vol gende verhaal zeer populair: Lang geleden leefde er een braaf oud echt paar. De man heette Simon, de vrouw Nelly. Ze werkten hard, hun leven had weinig afwisse ling. Den tijd vóór Paasch-Zondag leefden zij op 't blijde vooruitzicht van dezen feestdag, voor hen het hoogtepunt van 't Jaar, niet al leen om het feit, dat zij dan vierden het feest van Christus' verrijzenis, maar ook omdat al hun kinderen, die sedert lang op hun bestemming barsten en groeven, jeukend en branderig, ge zwollen en rood. Neen, zóó kunt U zich niet in gezelschap vertoonen. Waarom ook? Zwitsal - de zalf met onbegrijpelijke geneeskracht maakt ook Uw handen weer zacht, glad en blank. Vraag het oordeel van Moeders, die het gevoelige huidje van hun kinderen met Zwitsal behandelen, zij kénnen de waarde vam deze Zwitsersche Balsem. DOOZEN 30 en 60 c. TUBE 25 c. POEDER In STROOIBUS 40 c. waren, het Paaschfeest met hen zouden komen vieren. Was de groote dag voorbij, dan genoten ze nog lang van de olijde herinnering. Weer liep 't tegen Paschen en op Paasch- Zaterdag had Nelly nog wat ongedeesemd deeg over, waarvan zij gedurende de Vasten nu en dan brood bakte. Als zuinige huisvrouw ging 't haar aan 't hart dit deeg weg te doen en zij besloot het te gebruiken als onderlaag voor den koek, dien zij ter eere van de familieverza meling zou bakken. Simon vond dit een vernuftig idee en hij herinnerde Nelly er aan, dat er ook nog een restje was van de vulling van de Kersttaart. Wellicht zou dat hier ook te pas kunnen komen. Wat 'n verrassing voor de kin deren Tot zoover ging alles goed. Maar toen ont stond er oneenigheid over de vraag of de nieuwe taart gestoomd of gebakken moest worden. Nel stond er op, dat de koek gebakken moest wor den. Sim vond dit niet noodig. Tegen Sim kon je niet redeneeren, meende Nel en om haar man te doordringen van haar heilige overtuiging dat het geen man past zich met huishoudelijke vraagstukken te bemoeien, greep ze een voeten bankje en liet Sim kennis maken met de hard heid van het hout. Sim's hoofd bleek van na ture op dergelijke aanvallen berekend: het voe tenbankje kletste in splinters tegen den grond Deze beleediging liet onze huisvader niet onge straft; hij greep een borstel en borstelde daar mee tamelijk hardhandig hoofd en schouders van zijn echtvriendin af, die weer haar toevlucht nam tot een bezem. De strijd werd steeds hevi ger, totdat Nel tenslotte haar bezem zwaaide bij wijze van witte vlag en in 't strijdrumoer om een compromis gilde, waar Sim gretig op inging: de koek zou gedeeltelijk gebakken en gedeeltelijk gekookt worden. Het deeg werd ge bakken, het vulsel gekookt. Dit nieuwe product van Simon en Nelly's ban ketbakkerskunst werd genoemd de koek van Si mon en Nelly, of korter de koek van Sim en Nel, nóg korter Simnel. De Limburger Koerier van Zaterdagavond be vatte de volgende opwekking: Zous tiech, Mastreech, diech kinne dinke, Te leve zonder Carnaval? Zou 't op t'n doer neet goon verdrinke Dien levensvraög in bitter gal? Altied, Treech, höbs tiech oetgeblonke Es stad van zonnig' atmosfeer. Wannie op straot te toene klonke Van ech, onopgesjrouf plezeer. De tijje door höbs tiech beweze, Dat feestgedruus ziech good versteit Mét wat altied weurd aongepreze: Geveul van eige wierdigheid. Laot zwartkiekers noe mer vertèlle, Tot tat spiktakel. drei daog laank, Toes huurt bij onbesjaofde wèlle, Veer hawwe van deen awwe zaank, Dee eeder jaor weer bove water De kop opstik mét nuije mood En mèt trompöt en trom en klater Weer broesje deit eus Treechter blood. Dus, Treech, wat me-n-ouch maag bewere, Vier löstig diene Carnaval, Laot eed'rein weer z'n kute smere Veur daans op straot en op te bal, Laot eed'rein weer ins löstig knótse Mèt sjuimend aajt Mastreechter beer, Laot teg'neinop komplotte bótse, Laot vrije gaank aon 't g'intrigeer. Mer, haw daobü éin zaok veur ouge, Wies-tiech altied tat höbs gedoon: Boete de sjraom göon kaan noets douge En zou diech gaar en, gaans neet stoon. D'rum, jonges, meitskes, manslui, wiever Geft em katoen in volle vraög, Viert drei daog fees, wie mie wie liever, Mer altied toch In ier en daög. s-S; 1 e i i i ■k+ASÏ.i&ii'ïi De overstroomingen in Amerika hebben ook de stad Columbus eenige dagen geïsoleerd. Een kijkje op het station en omgeving Voor Paus Pius XI, den man van den arbeid, bestaat er geen ziekbed. Kan er wtel spra ke zijn van een ziekbed, waar de gewich tigste wereldproblemen worden uiteengezet en beslist? Is het wel een ziekbed, ook al ziet men er een dokter, doch nog meer de hoogwaardig- heidsbekleeders en de dragers van de meest ge wichtige ambten? De rolstoel, waarop de Paus zich naar zijn werkkamer laat rijden, is reeds beroemd geworden, als het zinnebeeld van zijn plichtsgetrouwheid, die geen tijd heeft, om ziek te worden, zoolang het nog dag is.... Welk een tegenstelling tusschen -den Stede houder van Christus hier op aarde en zoovele geloovigen, heel de wereld door, die zich door het geweld der huidige geschiedenis laten be ïnvloeden! Die nog rustig binnenshuis zitten, terwijl een gedeelte van Europa in brand staat! Die niet schijnen te beseffen dat het bestaan, van het Christendom in de Europeesche maat schappij bedreigd wordt! Is de heilige vlam in hen dan gedoofd, en is de wereld van idealen, waar ze in hun jeugd voor gestreden hebben, dan tot asch vergaan? Voelen ze dan niet, dat er iets buitengewoons moet gebeuren, als na zooveel jaren van rustige ontw'ikkeling, weer martelarenbloed vloeit in een van de oudste katholieke landen van ons werelddeel? Hoe onbegrijpelijk de Spaansche gebeurtenis sen ook mogen zijn, en hoe ongehoord de gru welen mogen wezen, die er beleefd en geleden worden, toch moeten we ons zelf afvragen of de slapheid van de christenen, die op zoo'n tijdstip en bij een dergelijk gevaar voor henzelf, nog niet tot een beslissende daad in staat zijn, nog niet veel onbegrijpelijker is? Schijnt het niet, alsof de grijze Paus te Rome werkelijk eenzaam strijdt voor een idee, dat zelfs ont breekt bij de menschen die er voor in den dood gingen? Maakt u niet druk om allerlei uitvluchten, dat er toch nog vele vrome menschen zijn, die trouw de sacramenten ontvangen en hun ker kelijke plichten, wanneer men als renteniertje toegeeft aan allerlei liefhebberij-gewoonten, en niet eens denkt aan de offers die in massa bloedig gebracht worden in een moorddadigen strijd, om de eer van dien God, waartoe men zelf in zijn nood z'n toevlucht neemt! 't Is wel een zeldzaam vreemde opvatting van gemeenschapszin, dat, terwijl men zich broe ders en zusters noemt, er toch nauwelijks door ontroerd wordt, dat deze broeders en zusters beestachtig worden vermoord, terw'ijl men zelf kalmpjes zijn levensverzekering aanbetaalt. Kom ook niet met de uitvlucht, dat het niet mogelijk is, iets te doen, want als het spreek woord: „Waar een wil is, daar is ook een weg" waarheid bevat, dan is het toch wel deze, dat er een wil moet zijn, als het om leven en dood van de allerdierbaarsten gaat, en dat er ook werkelijk een weg is, waar de wil voor een der gelijke zaak in begeestering ontvlamd is. Maar op die uitvlucht willen wij nog een ander antwoord geven. Heeft niet, eenige maanden geleden, ergens in een Sovjet-Russische fabriek, een eenvou dige vrouw haar stem verheven en geëischt, iets voor de Spaansche vrouw'en en kinderen te doen, wier echtgenooten en vaders den strijd voor het Communisme aan het front hadden ingezet? Is dientengevolge niet een storm van deelneming door heel Rusland ontstaan, en heeft men niet gecollecteerd, gewerkt en ge spaard om diegenen te helpen, die men welis waar niet als broeders in Christus, maar als makkers in den klassenstrijd wil helpen? En is er in Engeland niet een dergelijke beweging ontstaan in iedere stad en in ieder dorp? En is ook hier niet een reusachtige som en een geweldig materiaal voor de ondersteuning der roode strijders in Spanje bijeengebracht? Iets dergelijks hebben we vernomen uit Ame rika, uit Mexico, uit de meest verschillende landen van de wereld, om niet te spreken van Frankrijk. Gü zult zeggen, dat heel die actie handig geënsceneerd is en niets te maken heeft met naastenliefde, en dan antwoord ik in de eerste plaats, dat millioenen vrouwen en arbei ders hun gaven zeker in den geest van de edel ste vriendschap geofferd hebben en in de twee de plaats zeg ik, dat het maar een schrale troost voor ons kan zijn dat de organisatie van een Internationale Anti-Godbeweging beter werkt dan de eeuwenlang, over heel de wereld georganiseerde Kerk der strijders voor God. Laat dit alles minder een aanklacht dan een oproep zijn! De afzondering waarin de volkeren zich hebben teruggetrokken is oorzaak dat een vraagstuk niet in een enkel land opgelost kan worden. Dat is in politiek opzicht niet meer het geval, en ook niet op maatschappelijk en zelfs niet op religieus gebied. Doch we mogen niet vergeten dat de voor waarden, die in Spanje aanleiding tot de gru welen hebben gegeven, grootendeels ook in an dere landen voorhanden zijn. Niemand, die dat duidelijker ziet dan de H. Vader, die, men zou kunnen zeggen, zelfs den dood weerstaat, om Zijn laatste krachten in te spannen, voor wat hij heel zijn leven heeft voorgestaan, eendracht, liefde en gemeen schapszin onder de volkeren. Laten wij toch niet werkeloos blijven toezien, dat een grijze Paus alleen strijdt voor een ideaal, dat heel het Christendom minstens met dezelfde heldhaftigheid zou moeten verdedigen als de vijanden van God voor hun zaak aan den dag hebben gelegd. Prof. Dr. Friedrich Muckermann S.J. Als zeven koffers door twee arbeiders in twee uur naar de derde verdieping kun nen worden vervoerd, in hoeveel uur..." Vanaf mijn schooljaren heb ik al gesukkeld met die lamme vergelijkingen met één of nog meer onbekenden. Ze hebben mijn rapporten en vacantie-extraatjes in de war gestuurd en hebben tenslotte mijn prestige een leelijken knauw gegeven. Persoonlijk hebben die vergelijkingen me steeds volkomen koud gelaten, één onbekende was mij al voldoende om voor altijd te vergeten, doch de leeraar, en daarom ook mijn vader, dachten daar anders over. Al dergelijke sommen kwamen mij onveranderd voor als het raadseltje, hoe je uit de lengte van het schip den leeftijd van den kapitein kunt bepalen. Wat het rekenen betreft, heb ik geen gelukkiger oogenblik en grooter voldoening gekend, dan na mijn, mij verplicht, eindexamen al die rekenboeken op den vuilniswagen gesmokkeld te zien, zoodat ze ook nooit een ander meer zouden kunnen plagen. En daar plotseling, hoe was 't mogelijk, dook dat verachte rekenboekje weer op om mijn hu meur te vergallen. OP mijn bureau lag het, opengeslagen, juist bij het hoofdstuk: Vergelij kingen met onbekenden. Juist wilde ik met e-n boos gezicht het dichtslaan en in de prullen mand gooien, toen mijn oudste dochter binnen kwam. „Dat boek heb ik op Uw bureau gelegd,'" zeide ze, „want U moet m© even helpen. We hebben ook zulke moeilijke sommen meegekregen!" Ik zag het martelaresje aan, doch ik dacht slechts aan zelfbehoud. Ik was, zonder valsche schaamte, aan mijn prestige verplicht, niet te laten merken, hoe het eigenlijk met mijn ken nis van rekenen stond. Intuïtief voelde ik, dat deze toch al door weer andere voorvallen niet als feilloos werd getaxeerd en dus trachtte ik zoo diplomatisch mogelijk mijn onheil te ontgaan door opvoedkundige argumenten naar voren te brengen, „Leerlingen moeten hun sommen zelf maken," doceerde ik. Maar dat maakte geen indruk. „Thuis helpen andere vaders hun kinderen ook," zei mijn oudste, „als ze tenminste zelf de sommen kennen," volgde er verrassend logisch achter. „Je bedoelt, als die vaders niet willen." Doch ze hield vol: „Nee, niet kennen." „Zoo, en als ik nu eens niet wil?" „Als U niet wilt helpen," zei ze en ik voelde een zekere spotzucht in haar woorden: „Als U niet wilt helpen, dan vraag ik het mijn vrien dinnetje, die is de beste van de klas en helpt me wat graag!" Daarbij zag ze me zóó wereldwijs aan, dat ik me volkomen doorzien wist en ik moest tegen iederen prijs mijn onkunde voor mijn oudste verbergen. „Laat eens zien," begon ik roekeloos en toen ik zag, dat mijn dochtertje nog een paar blad zijden verder bladerde dan het hoofdstuk, dat voor me open lag, sloeg me de schrik om het hart. Ik kreeg bange voorgevoelens, maar het was te laat. „Let op," zei de dertienjarige, „hier staat het: Als zeven koffers door twee arbeiders in twes uur naar de derde verdieping kunnen gebracht worden...." Ze las me de heele som voor, maar ik kon zelfs de cijfers niet volgen. De kleine scheen dat heel goed te bemerken. „Wil ik nog eens voorlezen, va?" vroeg ze allerbeminnelijkst. „Waarom? Ik snap het al," loog ik brutaal weg. „De oplossing is heel gemakkelijk." Volkomen verrast zag ze me aan. „De som moet men oplossen door middel van 1 Ai een vergelijking, xl-o begon ik behoed- zaam. Tegelijk kOjjeVS wilde ik opstaan en het kind hul- peloos achterlaten. Ik kreeg geen kans. „Dat weet ik wel. Daar gaat het heele hoofd stuk over. Maar U moet me juist die vergelij king zeggen." Ik voelde me erg onbehaaglijk; gelukkig belde juist de telefoon. In de gang overtuigde ik me eerst of mijn dochtertje in de kamer bleef eb nadat ik hoorde niet een vriend te spreken, legde ik hem het geval voor. Daarop hoorde it schelden, dan werd er geroepen:. „Daar moet je liever een expediteur voor opbellen" en ver volgens bemerkte ik, dat het gesprek zonder meer' verbroken werd. Ik ging de kamer weer binnen en zei ont stemd: „Nu, heb je je som al klaar?" Volmaakt argeloos merkte mijn oudste op! „Waarom? U kunt 'r toch?" „Vooruit dan," begon ik met wanhopigen durf, „als negen kisten naar tweehoog moeten in vier uur en zes arbeiders vijf van die kisten op drie hoog „Zal ik het misschien liever aan mijn vrien dinnetje vragen?" zei de dochter medelijdend. „Ja, als je me stoort in mijn rekening," zei ik geraakt, „dan raak ik den draad kwijt." „Goed, va," besliste de scholiere, „dan ga ik zoolang in mijn boek lezen," en ze verdween zonder nog om te zien. Ik begon den strijd met een energie, die een betere zaak waard was; ik vocht, ik zwoegde, ik tobde. Na een half uur had ik twee bladzijden vol cijfers over koffers-, uren, verdiepingen, arbeiders, maarik had de som voor elkaar. Als een kampioen ging ik naar de huiskamer, Waar de kleine knus zat te lezen. „Ziezoo, ik heb mijn werk afo ja, die som van je. Dat is waar ook. Doodgemakkelijk hoor, ik had ze zoo klaar." „Wat komt er uit?" vroeg ze onbewogen. Ik richtte mij wat op, zag haar zegevierend aan: „Voor twaalf kisten in een half uur naar de eerste verdieping zijn drie vijf achtsten ar beider noodig." Mijn oudste zag me een oogenblik aan, zon der bepaalde uitdrukking op haar gezichtje. Dan greep ze naar haar tasch en zei toonloos: „Ik had toch maar beter direct naar mün vriendinnetje kunnen gaan." 29 April a.s. zal het honderd jaar geleden zijn dat de Congregatie der liefdezusters van den H. Carolus Borrom^us te Maastricht werd gesticht. Als stichteres toch riep God een eenvoudig meisje geboren in 1789 te Lquth in Belgisch Limburg n.l. Elisabeth Gruiters. Zij ontving een eenvoudige en zeer godsdienstige opvoeding en De bergen waren hier allemaal zóó hoog, dat overal sneeuw en ijs lag. Een inlander gaf Piet en Drein den raad om maar op een plank te gaan zitten (en zich zoo naar beneden te laten glijden. Als alles meeliep, kwamen ze op die manier wel ergens in Nagasaki uit. Piet geloofde er niet veel van, want Nagasaki was nog aardig ver. Maar de inlander scheen nog zoo dom niet te zijn. Met een ongeloofelijke snelheid vlogen Piet en Drein voort, dwars door Tibet en China heen en ze hadden zelfs zooYi vaart, dat ze door de lucht over een groot water vlogen. „Wat is dat daar bene den?" riep Drein. „Dat is de Gele Zee", schreeuwde Piet terug. „Ziezoo zei Piet Prikkel tegen Drein Drentel, „we zijn in Nagasaki. Nou hebben we niks anders meer te doen dan het zeemonster te pakken." „Nou", vroeg Drein, hoe wou jij dat doen?" „Daar heb ik nog niet over nagedacht", zei Piet. God leidde haar naar Maastricht. Tijdens haaf verblijf aldaar kreeg zij een vurig verlangen orfl zieken te gaan verplegen en met nog twee an dere juffrouwen deed zij een ernstige poging een huis met grooten tuin, gelegen bij den Cal- variënberg, te koopen. Zij raf dit verlangen te kennen aan den Deken van de St. ServaaskerK, den H. E. heer P. A. van aer, die sinds zijn vestiging ernstig eraan dacht aan Maastricht een kloosterlijke instelling te geven voor onder wijs en andere liefdewerken. Hij vroeg in een ander Klooster het regelboeK te leen en stelde in 1836 een dagorde pp. Daarna volgde in November van dat jaar een verder® stap en hij huurde een huis om er een klooster op te richten. Elisabeth werd als Liefdezuster aangenomen en kort daarop kwam Elisabeth Maria Paulussen zich aangeven. 29 April van het volgend jaar werd de eigen lijke stichtingsdag. De Congregatie, die thans bijna 2000 zusters telt, heeft nog steeds haar Moederhuis te Maastricht „Onder de Bogen", waar ook het Noviciaat en Postulaat is geves tigd. Met recht dragen de zusters den naam van „Liefdezusters", want geen werken aer Christe lijke naastenliefde zijn haar vreemd. De zusters zijn werkzaam in Nederland, in Indië en i® Noorwegen. Gri«P/r De koorts daalt onmiddellijk. De besmetting wordt gestuit. De ziekte-duur wordt ingekort, Steeds goede resultaten met: Volgens recept van Apotheker Dumont Overal verkrijgbaar. Per 12 stuks 52 cent f D/^TVUVTU 'C °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p V - biJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 7^O bij een ongeval met In 9 RH m A I .1 .F, A\ gil 111 IM J£_4 |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen fv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I doodelijken afloop 4 fcrfvVP» AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog- tiiiiiiiimiiiiiiiiiuiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiimii mi mi li mimi in minimi li mil ii in urn HiiiMiMiiii mu nullum mui. „Precies," zei mevrouw Pett, verheugd bij dat voorstel. „Dat is, wat we hebben moeten." „Wil jij schrijven en het hem voorstellen?" zei meneer Pett, zich koesterend in het zon netje van dien onwillekeurigen lof. „Wat geeft dat nou, of we ook al schrijven? Eugenia zou er geen moment aandacht aan schenken. Bovendien, ik zou werkelijk niet alles in een brief kunnen zetten, wat lk eigen lijk te zeggen heb. Nee, het eenige wat wij kunnen doen is: oversteken naar Engeland en haar opzoeken. Ik zal volkomen openhartig tegen haar zijn. Ik zal haar duidelijk maken welk voordeel het voor den jongen zou zijn, als hfj bü jou op kantoor was en hier woonde. Annie schrok. „U meent toch niet wonen hier in huis?" „Wel natuurlijk. Wat zou het nu voor zin hebben, wanneer we hem uit Engeland haalden en henj hier weer gewoon Peten rondloopen, waarheen hü wil." Mijnheer Pett humde afkeurend. „Ik geloof niet, dat dit erg prettig voor Annie zou zün, vrouw." „Maar wat kan Annie daar in 's-hemelsnaam op tegen hebben?" Annie ging naar de deur. „Aardig van u oom, daaraan te denken. Ik vind het heel lief van u. Maar bekommert u zich niet om mij. Doe precies wat u wilt. Ik voor mij ben toch vast overtuigd, dat u er niet in zult slagen hem hier te krügen. U kunt wel in de krant zien, dat hü in Londen een veel te goed leventje leidt." Mevrouw Pett keek naar de deur, toen die dicht ging achter Annie. Vervolgens keek zü naar haar man. „Wat bedoelde je Peter met wat je zei over Annie? Waarom zou het voor haar niet prettig zün, als die Cijocker bü ons kwam wonen?" Münheer Pett aarzelde. „Wel, kük eens hier, Nesta. Ik hoop, dat je haar niet zegt, dat ik het je verteld heb. Ze is erg gevoelig voor zulke dingen. Het betreft een gebeurtenis van voor ons huwelük. Annie was toen nog veel jonger. En je weet hoe schoolmeisjes nu eenmaal zijn: dwaas, senti menteel. Nu, het was werkelük mijn eigen schuld. Ik had moeten „Lieve hemel, Peter! Wat ga je me nu ver tellen?" „Zü was nog maar een kind Mevrouw Pett stond in langzaam groeiende ontzetting op. „Peter, vertel opi Vertel het me ineens." „Annie schreef een verzenbundel en ik liet dien uitgeven." Mevrouw Pett viel terug In haar stoel. „O!" riep ze en het was moeilijk hier uit op te maken of ze dat zei van verlichting of teleurstelling. „Maakte je daar zoo'n drukte om. Waarom was je toch zoo geheim zinnig?" „Het was werkelük allemaal mün schuld," vervolgde meneer Pett. „Ik had beter moeten weten. Maar ik dacht er toen alleen maar aan, hoe prettig het voor het kind zou zijn, haar verzen gedrukt te zien en ze zoo aan haar vriendinnen te kunnen geven. Nu, dat deed ze ook," ging hij berouwvol verder, „en sindsdien heeft zij getracht het te boven te komen. Ik heb eens gezien, hoe zij een jonge man büna te lijf ging, toen die een keu- rigen indruk meende te maken, door haar om een gedichten-bundel te verzoeken, dien hü bü zijn zuster op het boekenrek gezien had." „Maar wat heeft dat in 's hemelsnaam met den jongen Crocker te maken?" „Wel, dat ging zoo: de meeste bladen gaven van Annie's boek natuurlijk een korte ver melding onder de rubriek: Ontvangen Boeken, of zü wüdden er een paar regels aan, die niet veel beweerden. Maar de „Kroniek" zag er een stuk kopü in voor haar Zondagsnummer, omdat Annie een meisje was, dat büna iedereen kende. Toen stuurden ze Crocker op haar af, om haar te interviewen: over haar manier van werken, over haar inspiratie, en meer van die dirjgen. Wü wisten natuurlük van den prins geen kwaad en zagen hem voor een eerlük man aan. Maar wat gebeurt er: dienzelfden dag nog bestel ik 100 exemplaren van de krant, te bezorgen zoodra zij verscheen. En meneer Pett werd nu nog rood van kwaadheid als hü er aan dacht het was een blamage van voor tot achter. Dat onmensch stak den draak met de gedichten en met wat Annie hem ver teld had over haar inspiratie, en haalde stukjes uit de verzen aan, alleen om ze den nek om te draaien. Ik dacht, dat Annie er nooit over heen zou komen. Nu, dat is nogal meegevallen zü is nu uit haar schooltüd, maar je kunt je nu wel voorstellen, dat zü er moeilijk toe kan komen, den jongen Crocker met groot gejuich binnen te halen." „O, maar dat is toch belachelijk," zei me vrouw Pett. „ik denk er in geen geval aan, mün plannen te veranderen omwille van een kleinigheid, die jaren geleden is voorgevallen. We zullen aanstaanden Woensdag vertrekken." „Dat is goed vrouwtje," zei meneer Pett, ge laten. „Juist zooals je zegt. Enwat ik zeg gen wou: „alleen jü en ik?" „En Ogden natuurlük." „Ik denk er natuurlük niet aan, hem hier achter te laten, na wat er gebeurd is, toen hij indertüd in Engeland school ging. Bovendien zal zoo'n zeereisje den armen jongen zeker goed doen. Hij ziet er heelemaal niet goed uit, den laatsten tüd." „Wanneer Ogden meegaat, -zou Annie ook wel mee kunnen." „Waarom?" „Zü kan Hü zocht naar een verzachtend woord. „In de gaten houden," was een uitdruk king, die hij liever niet gebruikte. Hij begreep, dat Annie het eenige tegengif voor Ogden zou zijn, maar voelde wel, dat hü niet tactisch zou wezen, dat te zeggen „....op hem passen aan boord," besloot hü zijn zin. „Je weet, je kunt niet te best tegen de zee. „Nu, goed dan. Dan gaat Annie ook mee. Oh, Peter, dat is waar ook. Ik had je nog iets willen zeggen, maar het is me door die ver schrikkelijke krant heelemaal door het hoofd gegaan. Lord Wisbeach heeft Annie om haar hand gevraagd." Meneer Pett keek een beetje verstoord. „Zoo, daar heeft ze me niets van gezegd." Gewoonlük was hij Annie's vertrouweling. „Mü ook niet. Ik heb het van Lord Wis- baech gehoord. Hij zei, dat Annie beloofd had er over te zullen nadenken en hem nader hand antwoord te geven. Intusschen kwam hü al maar vast bü mü, om zich te overtuigen, of ik eventueel mijn goedkeuring er aan zou schenken. Dat vond ik werkelijk heel aardig van hem." Meneer Pett peinsde. „Zü heeft hem niet bevestigend geantwoord?" „Dat nog niet precies." „Ik hoop ook niet, dat ze het doen zal." „Maar, Peter. Het zou een uitstekende partü zün." Meneer Pett schoof met zün voeten over den vloer. „Ik mag hem niet. Die knaap is me veel te zoetsappig." „Wanneer je wil zeggen, dat zün manieren uiterst beschaafd zün, dan heb je gelijk. Ik zal alles in het werk stellen om Annie te doen toestemmen." „Dat zou ik maar liever niet doen," z® meneer Pett, met grootere beslistheid dan zij0 gewoonte was. „Je weet hoe Annie is, wanneet je haar tot iets wil dwingen. Dan is er geeP land meer met haar te bezielen. Haar vader is net zoo. Toen we nog jongens waren, gingen W® soms „Praat nu geen onzin, Peteralsof ik ef ook maar aan denken zou, Annie ergens toe t® dwingen." „Wü weten niets van dien man. Twee wekeP geleden wisten we niet eens, dat hü bestond." „Wat moeten jwe weten, behalve zün naam? Meneer Pett gaf geen antwoord. Maar over tuigd was hü niet. Lord Wisbeach was een wel' bespraakte jongeman, had een goed voorko men, en was onlangs bü münheer Pett op kantoor geweest, om hem te raadplegen bij he® beleggen van wat geld. Hü had toen een intro ductie meegebracht van Hammond Chestefi Annie's vader, dien hü in Canada ontmoet had' waar de oude Chester op dat oogenblik bezté was met een voor zün doen beuzelachtig® bezigheid: visschen. Als mijnheer Pett gewild had, zou hun zakelijk gesprek daarmee zij11 begonnen en geëindigd, want hü had eigenlü" niet veel op met Lord Wisbeach. Maar hl) was een Amerikaan met een AmerikaanscheP zin voor gastvrüheid, en aangezien de jonge' man een vriend van Hammond Chester waS' had Pett zich verplicht gevoeld, hem uit t® noodigen, zü het dan met eenig wantrouweP' dat hü nu maar al te zeer gerechtvaardig" zag. (Wordt vervolgd-?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10