Minister Colijn spreekt over
Ned.-Indië
G
'■m
Vlotte landing op
Tjililitan
MEESTERLIJK BETOOG
NEDERLANDERS GEEN
GRENZDEUTSCHEN
Hiat fnaet w&tz*t
HET AVONTUUR
ROND SYLVIA
ZATERDAG 13
FEBRUARI 1937
TWEEDE KAMER
Ten aanzien van de algemeene
vooruitzichten ziet de minister
met gematigd optimisme de
toekomst tegemoet
Termijn pensioen
korting teruggebracht
Tegen opheffing der
pensioenkorting
Idee-Kortenhorst goed
ontvangen
N.S.B. in Indië
Replieken
Hoog bezoek
Verpleger aangevallen
Krankzinnige patiënt heeft hem
met een schop neergeslagen
Uitgave van het Duitsche Jung-
volk Jahrbuch stopgezet
Loonen en arbeidsduur
in de mijnen
Beprekingen in de Contact-
Commissie voor het
Mijnbedrijf
KOLENDAMPVERGIFTIGING
Verbroken trouwbelofte
Beslissing van den Hoogen Raad
inzake het betalen van
schadevergoeding
LIJK OPGEHAALD
Nieuwe militaire attaché te Berlijn
Bijzonderheden over de aankomst
van ir. De Kok, directeur der
Koninklijke, in Indië
Industr. Ongevallenwet
Het „zelf-doen" moet hoofdzaak
blijven buiten ambtenarij
Beleediging van de politie
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheidingen
SA
ev«6
ne1'
«el'
DEN HAAG, 12 Februari 1937.
In een meesterlijk betoog, meester
lijk voorgedragen, heeft Minister
COLIJN hedenmiddag met de hem
eigen rust en beheersching, waarbij
bit ieder woord diep gefundeerde
kennis en hechte overtuiging sprak,
de bij de algemeene beschouwin
gen gehouden redevoeringen verder
beantwoord.
Systematisch had de Minister zijn rede d$-
febouwd; achtereenvolgens behandelde hij de
'°1gste bestuurswisseling in Indië, de econo
mische en financieele positie en den algemee-
ben politieken toestand van het verre Rijks-
Geel.
Met den heer Van Poll was hij van meening,
bat het zeer bezwaarlijk is, een oordeel te
Vellen over partijgenooten. Over praestaties als
bie van een Gouverneur-Generaal moet de ge
schiedenis oordeelen en dat geldt niet alleen
Voor een G. G., voegde de Minister er met een
Cbdeugend lachje aan toe (de spreker wist
eL dat alle aanwezigen hem begrepen).
Het ministerieel oordeel over den afgetreden
G. was nog even gunstig als verleden jaar.
Wat den nieuwen G. G. betreft: deze is nog
b>aar kort in functie, maar reeds nu heeft de
Minister aanwijzingen, welke geen twijfel la
ma aan de juistheid der keuze.
Waarom hij den heer Tjarda van Starken-
orSh Stachouwer den juisten man op de
•[biste plaats achtte? Inderdaad méde zoo-
de heer Van Poll reeds veronderstelde
bhidat hij volkomen blanco tegenover Indië
8tond.
Hat de invloed van het Plein den laatsten
*bd in Indië grooter werd, is een noodzakelijk
fevolg van omstandigheden.
He economische en financieele positie van
hïdië is in geen honderd jaar zóó moeilijk
geweest als de laatste vier jaar.
Het voornaamste lichtpunt is nu, dat de te
ruggang tot staan is gekomen, deels ten ge
lige van verbeterde wereldmarktprijzen, deels
Ven gevolge van de depreciatie.
1 Zal de stijging blijvend zijn? 't Is onzeker;
o aandeelen-koersen zijn in ieder géval geen
paatstaf. De politiek van andere landen kan,
b.v. hoor invoerbelemmering, de prijzen ern-
t'g beïnvloeden.
Gp Java bestaan nog kommervolle toestan
den, vooral in de suikerstreken, waar de sui
kerindustrie moest ingekrompen worden. En
°or de tabak is het een gevaarlijk iets, dat
J Pet. der totale productie naar één land
Uitschland geëxporteerd wordt, terwijl
aarover telken jare weer gevochten moet
worden.
.He Regeering zal zeker beproeven de al te
Se loonen weer op peil te krijgen, maar voor
en minimum-loon-regeling voelde de minister
'et: met verdwijning van bedrijven was nie
mand gebaat.
Wat de algemeene vooruitzichten
betreft: Met gematigd optimisme zag
de Minister de toekomst tegemoet.
.Ten aanzien van de economische samenwer-
r.hg bestond er geen verschil van meening.
j en willen zoo ver mogelijk gaan. De Minis-
er acht thans de gevraagde coördinatie nog
^aematuur; hij zou willen volstaan met het
hderzoek naar een schema, bezien in het licht
n mogelijke samenwerking.
Wat Dr. Kortenhorst in de ook door den.
Minister belangrijk genoemde rede ge
daagd had: de instelling van een instan
ce, welke voor het Nederlandsche product
*n Indië hetzelfde zou doen als wat voor
het Indische product in Nederland ge
schiedt door het Koloniaal Instituut, juich
te de Minister zeer toe. De Kamer zou met
be noodige fondsen moeten steunen.
Van een tol-unie tussqhen Nederland en In-
kan niets komen.
Minister Colijn
In de financiën is thans zoo ongeveer het
evenwicht bereikt, maar toch is er nog een
tekort van 71 millioen.
Daarom was de Minister tegen de voorstel
len tot opheffing der korting op de pensioe
nen, en met nadruk verklaarde de bewindsman:
Wij zitten midden in de Grond
wetsherziening en de verkiezingen
staan voor de deur; daarom zal ik
uit verwerping van de Regeerings-
voorstellen ten aanzien der herbere
kening thans niet de gebruikelijke
gevolgtrekking mogen maken, maar
a 1 s ik dat mocht, zou ik het doen.
De Kamer behoeft daar dus nu geen
rekening mee te houden, maar des
te grooter is haar verantwoordelijk
heid I
Eén concessie wilde de Minister
nog doen: den kortingstermijn van
1 Januari 1940 terugbrengen tot 1
Januari 1939. Dan zal de toestand
wel beter te overzien zijn.
Voorts had de Minister opdracht gegeven,
tc onderzoeken, of er op technisch-uitvoerbare
wijze iets te doen zou zijn ten gunste van hen,
die tegen hun zin „afgevloeid" waren.
Het percentage der tijdelijke uitvoerheffing
is op 2 en niet op 4 pet. gesteld, omdat deze
belasting alleen maar incidenteel geheven
wordt om te voorzien in 'n enkele speciale in
komstenverlaging. Er mag dus niet meer op
gebracht worden dan tot het gestelde doel
noodig is.
Wat de N. S. B. in Indië betreft: de
nieuwe Landvoogd heeft den Minister als
zijn voorloopige conclusie meegedeeld, dat
de Indische N. S. B. heel anders beoor
deeld moet worden dan de beweging in
Nederland.
Het was voorgekomen, dat twee officieren
niet als lid waren toegelaten, omdat de leger
commandant zulks (ofschoon er geen verbod
bestaat) minder wenschelijk achtte.
Toen kon de heer Westerman zich niet ont
houden, op luidruchtige, lastige wijze te in-
terrumpeeren („Dat kunt u in Nederland ook
krijgen!"), zoodat deze honoraire paladijn der
N. S. B. in de Kamer door den president ter
verantwoording geroepen moest worden.
Indië is ook nog lang geen eenheid; de
volksgroepen moeten geleidelijk naar elkaar
toe groeien, steeds meer deelnemend aan de
behartiging van hun eigen zaken.
De replieken leverden een motie-Cramer (S.
D. A. P.) op, waarin de Regeering wordt uit-
genoodigd te bevorderen, dat het extra-uit
voerrecht van 2 op 4 pet. zal worden gebracht.
Ofschoon de heer VAN POLIL (R. K.) er
ook vóór was het uitvoerrecht aldus te ver-
hoogen, teneinde daardoor het middel te vin
den om de pensioenkorting ongedaan te ma
ken, bleek hy toch niet bereid om voor de
motie-Cramer te stemmen.
Maar wel zal spr. tegen het pensioen-ontwerp
dus tegen voortduring der korting stem
men.
Korting op de pensioenen acht hij het laatst
toelaatbare middel!
Na verdere replieken verklaarde minister
Colijn, een geheel andere meening omtrent de
financiën te hebben dan de heer Van Poll
Alles hangt af van de al dan niet goede
prijzen der Indische producten.
De rubber b.v. is nu goed, maar spr. ver
moedt, dat dit verband houdt met tijdelijke
voorraadvorming van rubber in verschillende
staten met het oog op oorlogsvoorbereiding.
Als daarin voorzien is, zullen de prijzen dalen.
De belangen der" inlandsche bevolking moeten
eventueel voorgaan bij opheffing der korting.
Bovendien kunnen wij de bezuiniging niet
missen.
De vergadering is uiteengegaan tot Dinsdag.
Dan wordt over de motie-Cramer gestemd.
In de vergadering der Tweede Kamer van
Donderdagmiddag was tijdens een deel der
rede van minister Colijn in de loge van den
voorzitter aanwezig Z. H. Mangkoe Negoro VII
met diens echtgenoote en dochter.
Een verpleger van de inrichting der ge
meente Leiden voor de verpleging van
krankzinnigen Endegeest, de heer Kruizinga,
sociaal-democratisch raadslid van Oegst-
geest, is door een der verpleegden met een
schop neergeslagen en zeer ernstig gewond.
Omtrent de toedracht van het gebeurde ver
nemen wij, dat enkele verpleegden onder toe
zicht bezig waren met in het park van de in
richting doode struiken te verwijderen en deze
door nieuwe te vervangen. Een verpleegde liet
bij dit werk de klacht hooren dat de schop, die
hy gebruikte, te bot was, waarop de heer Krui
zinga hem eenige aanwijzingen gaf om te too-
nen, dat het werk met eenige inspanning wel
verricht kon worden. Toen de heer Kruizinga
zich even omwendde, viel de patiënt hem plot
seling aan en bracht hem met de schop enkele
zware slagen op het hoofd toe. De heer Krui
zinga stortte neer, doch voor de verpleegde hem
opnieuw kon aanvallen, werd deze door andere
toegeschoten verplegers overmeesterd.
Het slachtoffer werd in bewusteloozen toe
stand naar het Academisch Ziekenhuis te Lei
den vervoerd, waar bleek, dat in den schedel een
gat was ontstaan, doch dat de hersenen niet
waren geraakt. Zijn toestand wordt niet levens
gevaarlijk geacht.
„Het spfjt me meneer, maax na twaalf
mag ik niet meer schenken",
„Hoe hik weet U, dat hik ik
er twaalf op héb?"
De minister van Buitenlandsche Zaken heeft
geantwoord op vragen van den heer Van der
Waerden in zake eenige op de inwoners van Ne
derland betrekking hebbende uitdrukkingen,
voorkomende in het „Jungvolk Jahrbuch" 1937,
in welk boek alle Nederlanders met „Grenzdeut-
sehen" worden betiteld.
De Duitsche regeering heeft ter kennis
van de regeering doen brengen, dat de ver
koop van het „Jungvolk Jahrbuch" is stop
gezet en dat de nieuwe uitgave dergelijke
uiteenzettingen niet meer zal bevatten.
Vrijdag kwam de Oontact-Clommissie voor
het Mijnbedrijf bijeen.
Over de vraag, of de tegenwoordige werk
methoden niet een te groote krachtsinspanning
van de arbeiders vragen, was in de vorige ver
gadering van de zijde der directies een uiteen
zetting gegeven, waarop van den R. K. Mijn-
werkersbond een schriftelijk antwoord was ge
volgd.
Hierover werd uitvoerig van gedachten ge
wisseld, waarbij bleek, dat de» meeningen op
dit punt uiteenloopen en grootendeels afhan
gen van de persoonlijke appreciatie. De direc
ties hielden zich aanbevolen individueele klach
ten over te zwaren arbeid te vernemen, ten
einde deze te kunnen onderzoeken.
De brief van den Ned. Mijnwerkersbond, waar
in werd aangedrongen op loonsverhooging, werd
vanwege dien bond toegelicht. Hierbij werd te
vens de kwestie der werktijdverkorting ter
sprake gebracht. Met verwijzing naar de bij de
Fransche en Belgische mijnen ingevoerde ver
korting van de werkweek met gelijktijdige ver
hooging der loonen, achtte het bestuur van den
Ned. Mijnwerkersbond den tijd gekomen, ook
hier den arbeidsduur te verminderen en de loo
nen te herzien, ten einde aldus den arbeiders
een aandeel te geven in den beteren gang van
zaken.
De vertegenwoordiger van den R. K. Mijn
werkersbond stelde zich eveneens op het stand
punt, dat den werklieden een deel tooekomt van
de batérc bedrijfsuitkomsten tengevolge der
opleving in de mijnindustrie en dat ook de stij
ging in de kosten van het levensonderhoud een
loonsverhooging wettigt.
Aan een verkorting van den wettelijken werk
tijd, welke ook de R. K. Bond voorstaat als
dit zonder nadeel voor de arbeiders mogelijk is,
mag evenwel de bestaande korte dienst op de
Zaterdagen niet worden opgeofferd.
De vertegenwoordiger van den Protestantsch-
Christelijken Mijnwerkersbond drong er op aan,
de in vorige jaren toegepaste loonsverminderin
gen wettelijk ongedaan te maken.
De directies wezen er op, dat de kosten van
de verbeterde pensioenregeling, welke van 1
Januari af zal gelden, geheel door de bedrijven
worden gedragen.
Wat den arbeidsduur betreft, dient men te
bedenken, dat de Limburgsche mijnen sinds
jaren een korteren werktijd hadden dan in alle
concurreerende mijndistricten gold.
Aan een verdere verkorting valt alleen te
denken, indien de groote kolen-exporteerende
landen daartoe overgaan. Ten aanzien van de
loonen zullen de directies overwegen hetgeen
dienaangaande de bonden hebben aangevoerd
en van haar standpunt doen blijken in een
nieuwe bijeenkomst, welke de voorzitter om
streeks het einde van deze maand denkt bijeen
te roepen. De directies vertrouwen, dat alsdan
omtrent dit punt overeenstemming kan worden
bereikt.
Met betrekking tot de in de vorige vergade
ring aangehouden kwestie nopens de tewerk
stelling van gerevalidiseerden en het genees
kundig onderzoek bij weder indiensttreding van
arbeiders, werd te kennen gegeven, dat deze
zaak in behandeling is.
In de eerstvolgende vergadering kan daarover
een mededeeling worden tegemoet gezien.
Toen mejuffr. S. te Kortenhoef Vrijdagmorgen
als gewoonlijk haar buurvrouw mej. T., de hel
pende hand wilde bieden bij de verzorging van
een 12 dagen jonge baby, vond zij de deur ge
sloten. Na herhaald kloppen kreeg zij geen ge
hoor en vermoedde dat er iets niet in den haak
was. Zij waarschuwde een geneesheer dr. Boeree.
Deze liet de deur openbreken. Men vond de
vrouw met haar beide kinderen, resp. van 6 jaar
en 12 dagen, bewusteloos in een vertrek, waarin
kolendamp hing. De drie slachtoffers werden
oogenblikkelijk naar buiten gedragen. Ook dr.
Burck schoot te hulp en door middel van kunst
matige ademhaling kwamen de beide kinderen
spoedig tot bewustzijn. Bij de moeder duurde
het bijna een half uur, voordat deze tot bewust
zijn kwam.
De slachtoffers werden daarna onderdak ge
bracht bij vrienden.
BfUir-fO oiEvE-Ct
wE.une.eriiw wou?
EtN ÖAWJE HOFpfcf
ÓAAn zeitfm
■TEGENWOORDIG, 15 ER EEN MELK
KOKER IN DÉN WANDEL 'DIE. 'Pt
DOORDRINGENDE 51 IRENE LAAT
HOOREn AL5 DE MELK BEGINT
OD TE KOMEN
Een Rotterdamsch koopman had aan een
Dortmundsche jongedame en zij aan herrs
de belofte van trouw gedaan, welke belof
ten waren gevolgd door aangifte des huwelijks
bij den ambtenaar van den burgerlijken stand,
door wiens zorg het huwelijk werd afgekon
digd.
Doch voor den huwelijksdag verbrak de brui
degom zijn trouwbelofte, zoodat dit huwelijks
bootje niet kon uitvaren. De bruid had inmid
dels voor haar rekening allerlei meubelen,
linnengoed, tafelzilver, glas, aardewerk, keuken
gerei enz. en tevens de bruidskleeding e.d. aan
geschaft en zij vorderde op grond van art-, 113
lid 2 van het Burgerlijk Wetboek schadever
goeding.
Rechtbank en Gerechtshof te 'sGravenhage
verklaarden evenwel de eischeres in haar vor
dering niet-ontvankelijk. Het hof overwoog
daarbij, dat, naar de geschiedenis van art. 113
aantoont, de wetgever heeft willen breken met
iedere verbindende kracht, vroeger hier te
lande aan trouwbeloften toegekend en dan ook
ieder bedrag tot schadeloosstelling uit hoofde
der niet-vervulling van de beloften heeft nietig
verklaard, waarop slechts een uitzondering is
gemaakt in het geval, vermeld in lid 2 van art.
113 „kennelijk omdat het dan niet by beloften
is gebleven doch aan die beloften reeds uitvoe
ring is gegeven."
Laatstbedoeld geval achtte het hof niet aan
wezig, waar vaststond, dat de bedoelde goede
ren waren aangeschaft vóór de aangifte des
huwelijks, zoodat het in dezen geleden verlies,
naar 'shofs oordeel, niet voor schadevergoeding
in aanmerking kon komen, zelfs al stond vast,
hetgeen door den ex-bruidegom werd betwist,
dat de ex-bruid schade had geleden.
De Dortmundsche ging daarop in cassatie bij
den Hoogen Raad welk college van oordeel
bleek, dat de strekking der wet duidelijk deze
is, dat slechts wanneer door aangifte en af
kondiging als voormeld de ernst van de hu
welijksplannen is gebleken, de verbreking der
trouwbelofte de verplichting tot vergoeding der
volledige schade doet intreden, welke in het
vroegere recht aan verbreking van iedere trouw
belofte was verbonden.
Bij de door het hof toegepaste wetsuitlegging
zou, aldus overwoog de Hooge Raad, het wets
voorschrift wel haast nimmer toepassing kun
nen vinden. Uit de aangifte en de afkondiging
des huwelijks was hier gebleken, dat een ver
trouwen op de huwelijksbelofte ook voor de
aangifte alleszins gerechtvaardigd was, terwijl
daarenboven bij de opvatting van het hof art.
113 lid 2 zoo goed als alle beteekenis zou mis
sen, daar in dergelijke gevallen het huren
van een woning en het koopen van meubelen,
enz., niet plegen te geschieden in het veelal
korte tijdsverloop, gelegen tusschen aangifte
en afkondiging des huwelijks en het sluiten
daarvan.
De Hooge Raad vernietigde op grond van een
en ander het arrest en wees de zaak om for-
meele redenen terug naar het Haagsche ge
rechtshof ter verdere berechting.
Te Jutphaas is in den zijtak naar Vreeswijk
opgehaald het lijk van mej. J. M. V., die sedert
3 Januari vermist werd. Deze vrouw was zeer
slecht van gezicht en is in den vroegen morgen
van 3 Januari toen zij zich ter kerke begaf,
door de duisternis misleid, te water geraakt
Haar hoed was reeds eerder drijvende gevonden
in den Vaartschen Rijn. Qndanks het meer
malen dreggen van de gemeente-politie werd
zij eerst thans in den zijtak van het nieuwe
kanaal door twee visschers drijvende gezien,
waarop dezen de gemeente-politie waar
schuwden.
Met ingang van 1 Mei 1937 is aan den kapi
tein G. J. Sas eervol ontslag verleend als mili
tair attaché bij Hr. Ms. Gezantschap te Ber
lijn. In zijn plaats is benoemd de kapitein van
den generalen staf B. R. P. F. Hasselman,
werkzaam ten departemente van Defensie.
BATAVIA, 12 Febr. (Aneta). Tegen half zes
kwam het bericht door dat Khouw Khe Hien
op het vliegveld Bekassi was geland. Uiteraard
steeg de spanning omtrent de eventueele lan
dingsplaats van ir. de Kok, waarbij pogingen
in het werk zijn gesteld om hem op te sporen.
Aan deze spanning werd om vijf minuten over
half zes (midden-Java-tijd) een einde gemaakt,
toen de Kok's toestel zichtbaar werd en de Kok
na eenige omcirkelingen, waarbij de vlieger
blijkbaar naar het vliegveld zocht, om kwart
voor zes uur op het natgeregende veld een uit
muntende landing verrichtte.
Ir. de Kok werd op het vliegveld Tjililitan har
telijk verwelkomd onder meer door den wnd.
voorzitter van de Koninklijke Nederlandsch-
Indische Vereeniging voor Luchtvaart, schout
bij-nacht Ferwerda, die zijn collega immers
ir. de Kok is voorzitter van de Kon. Nsderland-
sche Vereeniging voor Luchtvaart hartelijk
begroette.
In een kort onderhoud verklaarde ir. de Kok
over zijn reis zelf geen bijzonderheden te mel
den te hebben, aangezien hieromtrent slechts
datgene kan worden gezegd, wat alreeds zoo-
velen hebben verteld.
Alles ging goed, zeide de heer de Kok, we
hebben mooi weer gehad en geen tegenspoed.
Slechts op het laatste deel van de reis maakten
zware wolken en regenbuien een landing op
Tangerang noodzakelijk, doch aangezien op dit
vliegveld bleek, dat men nog slechts een kwar
tier van Tjililitan verwijderd was, werd, na een
verzoek aan den ass.-wedana om te waarschu
wen, naar Tjililitan doorgevlogen. Hierbij hielp
het luchtbaken mede om de richting te vinden,
waarna vlot en veilig kon worden geland, onder
de hartelijke gelukwenschen der aanwezigen.
Hierbij moest de krans voor den heer Khouw
Khe Hien achterwege blijven, aangezien deze te
Bekassi was.
Voor het Verbond van Nederl. Werkgevers
heeft gisteren mr. B. C. Slotemaker een lezing
gehouden over het voor-ontwerp tot wijziging
van de industrieele ongevallenwet (uitvoering
voor bedrijfsvereenigingen)
De Vereen, van Ned. Werkgevers heeft alleen
weten te bereiken, dat ten aanzien van de fi
nancieele risico-overdracht de mogelijkheid van
zelf-doen in de Ongevallenwet is neergelegd,
doch de uitvoering is geheel ambtelijk gebleven.
Dit beperkte succes belette niet om te doen wat
mogelijk is op hjfc gebied van het gezamenlijk
dragen van het risico.
Ten aanzien der hoofdpunten strookt het
voorontwerp met den inhoud van het rapport
door het verbond uitgebracht in samenwerking
met de R. K. Werkgeversvereen. en de Christel.
Werkgevers.
Het Verbondsbestuur wenscht. dat slechts
krachtige bedrijfsvereenigingen tot de uitvoe
ring zullen worden toegelaten, waarbij het be
stuur denkt aan het voorbeeld van de Centrale
Werkgevers Risicobank. Vandaar dat het be
stuur met de in het voorontwerp gestelde
eischen kan accoord gaan. Het gaat om het be
ginsel van zelf-doen! Ambtelijke voogdij moet
afgewezen. De oudste onzer soc. verzekerings
wetten moet uitgevoerd door bedrijfsvereenigin
gen, opgericht door werknemers en werkgevers.
Beter dan door een ambtelijk apparaat kan
een sociale, efficiente, doeltreffende en ratio-
neele wetsuitvoering plaats vinden door krach
tige bedrijfsvereenigingen. Voorkomen moet
worden, dat de uitvoering wordt verbrokkeld en
in handen komt van instellingen of personen,
die eigen commercieele belangen beoogen.
Ten slotte is een motie aangenomen, waarin
al deze punten zijn neergelegd.
De rechtbank te Zutphen veroordeelde den
Winterswijkschen koopman H. P., die op 11
December j.l. aldaar een geschrift der
N.S.N.A.P. (partij-majoor Kruyt) had verspreid
met beleedigenden inhoud voor de politie te
Winterswijk, conform den eisch tot een maand
gevangenisstraf.
Aan H. Visser, directeur van de firma Wam-
bersie én Zoon, té Rotterdam, is verlof ver
leend tot het aannemen van zijn benoeming
tot ridder in de orde „Al Merito" van Chili.
Toegekend de aan de orde van Oranje-Nas-
sau verbonden eere-medaille, in brons, aan:
J. A. Hulsebos, expeditieknecht bij den heer J.
poppe, Jr„ te Vaassen, gemeente Epe.
36
»Hier raken we ze kwijt," zei Butterfield.
Ik wees op een huisje, niet ver van ons af;
gingen er naar toe. Toen we dichterbij
."amen zagen we, dat het een landelijke her-
terg was en dat er, ondanks het vroege uur,
peeds wat te doen was. De reden daarvan bleek
en motor te zijn, die voor de deur stond te
buffen jij. g.jng ,je kleine gelagkamer binnen
G bestelde een glas bier, dat me kostelijk
blaakte. Daarna begon ik te vragen aan de
,r°UW, die me bediend had, of er een heer en
"He geweest waren, wier kleeren van het wa
ter
dropen. De vrouw keek me met belang-
J,j »iWUÏV ikVLA, IUb
eliing aan. Ja.... dat was zoo.... zoowat
uur geledende dame was door den
°ed overvallen en de heer had haar gered.
••Juist, dat is zoo," zei ik ernstig. „We waren
8 ongerust, maar zijn nu gerust gesteld. Waar
Min
ze naar toe gegaan? Naar Padstow?"
l^Hat wist ze tot onze spijt niet. Ze waren naar
kon
zuiden gereden, dat was alles, wat ze ervan
zeggen.
••Gereden?" vroeg ik verwonderd.
die heer was met een rijtuig gekomen en
n naar de baai gegaan. Daar had hij de
dame gered en toen waren ze weggereden. De
goede ziel scheen er verder niets bijzonders in
te vinden. We gingen gauw op stap.
„Dat is echt Alston!" zei Butterfield. „Hij
zal wel naar Padstow zijn."
„Waarom zou hij naar Padstow gaan?"
„Wel, het zou hem natuurlijk een groote vol
doening zijn, den patroon een poets te bakken.
Hij denkt natuurlijk, dat hij het gewonnen
heeft. En hij zou het geweldig grappig vinden,
om onder zijn neus te gaan trouwen!"
„Dat zou toch veel te gewaagd zijn!" merkte
ik ongeloovig op.
„Als ik ruzie met mijn baas had, zou ik me
afvragen, wat het brutaalste was, en dan
trouwde ik ook vlak voor zijn neus. Ik wil wed
den, dat Alston naar Padstow is gegaan."
„Nou.... en ik zal 't dan maar eens liever
gaan probeeren met den trein. In Wambridje
kan hij gemakkelijk een trein genomen hebben
en aan de stations hebben ze hem dan allicht
gezien."
Butterfield had er niets op tegen, dat we
ieder een kant uitgingen en hij haastte zich
naar Padstow en was van plan, aan de dichtst
bijzijnde boerderij een wagentje te huren. Maar
ik had niets aan een wagentje, want mijn
vijand was me bijna een uur voor. Als ik hem
nog voor het station wilde inhalen, moest ik
er wat anders op vinden. Ik keek eens naar
den chauffeur, die in een hoek van de gelag
kamer zat, achter een glas bier. Hij nam er
blijkbaar zijn gemak van.
„Is de weg nog al goed?" .vroeg ik hem ka
meraadschappelijk.
„Gaat nog al, mijnheer!"
„Wat is dat voor een wagen?"
,,'n Mercedes.... hij wordt nu oud, maar het
is altijd een schitterende wagen geweest!"
„Nog al een ingewikkelde motor, niet waar?"
„Ja,... ik heb ten minste een heel karwei
gehad aan een van de cylinders en kon niet op
tijd klaar komen, zoodat mijnheer met den
trein verder gegaan is en nou ga ik hem ach
terop, want het is weer in orde."
„Ga je gauw weg?"
„Oik heb nog geen haast," zei hij, naar
zijn glas kijkend.
„Neem er nog eentje voor mijn rekening en
laten we dan eens even praten."
Hij nam mijn voorstel gretig aan. Toen zijn
glas leeg was, ging ik met hem naar buiten.
„Zie je, ik moet noodzakelijk naar Wambrid-
geen ik heb me verlaatwil je me zoo
ver meenemen voor drie guinjes?"
Zonder een oogenblik te aarzelen, stemde hij
erin toe en ik klom in den wagen.
Hij starte den motor, schakelde hem in en we
reden weg. Binnen enkele minuten reden we
tegen de dertig mijl per uur. Ik zat achterin,
genoot van den heerlijken morgenwind en
dacht na over wat me te doen stond en over
mijn kans, om Alston te vinden.
We verwijderden ons nu van den zeekant en
gingen het land in; we hadden nog geen vijf
minuten in die richting gereden, of mijn oog
werd getroffen door een boerenwagen, die kalm
over den weg hebbelde en waarin een man en
een meisje zaten. Ik dook dadelijk in de diepte,
zoodat ze niets van me konden zien en kwam
niet te voorschijn, voordat we een mijl verder
en goed uit het gezicht waren. Toen liet ik den
chauffeur stoppen.
„Ik ga niet verder mee.... hier is je geld.."
zei ik tegen den chauffeur.
De man keek me aan, of hij een gek voor zich
zag. Ik ging bedaard langs den weg terug, tot
dat ik het wagentje weer in het oog kreeg.
Binnen tien minuten zouden ze mij bereikt
hebben. Ik haalde mijn revolver uit mijn zak,
maakte ze zoo goed mogelijk schoon en laad
de ze. Ik had de patronen in een blikken
doosje bij me en ze waren gelukkig niet nat
geworden door het water. Daarna stak ik ze
in mijn zak en wachtte. Aan de ééne zijde van
den weg liep een muurtje en aan de andere
zijde strekten zich de golvende korenvelden uit,
zoover het oog reikte. Op een kleinen afstand
bevond zich een boschje pijnboomen. In de
verte kwam het karretje van Alston aanwag
gelen
Ik ging midden op den weg staan en hij gaf
een schreeuw van woede. Dan staarde hij me
zwijgeijd aan. Hij werd bleek en zijn lippen
trilden.
„Je bent een drommels kranige kerel, luite
nant," zei hij, „ik veronderstel, dat je me spre
ken wilt."
„Juist!" zei ik, naar zijn gezellin kijkend. Ze
zag er bleek en angstig uit. Alston gaf haar de
teugels in handen en klom uit den wagen, maar
scheen zich weer te bedenken en bleef stil
staan. Ik kon me niet indenken, wat Sylvia
weten zou van zijn laagheid, om mij aan mijn
lot over te laten. Ze was bewusteloos, toen ik
haar aan het touw vastmaakte en ze was dat
gebleven, tot hij haar een goed eind ver door
de duinen had gedragen. Hü zou haar met zijn
gladde tong wel een aannemelijke verklaring
van mijn verdwijning gegeven hebben. Ze kon
dus hoogstens verbaasd wezen, dat ze me daar
zoo onverwachts aantrof.
„We moesten naar die boerderij daar gaan,"
zei hij. „Houd je de leidsels, Sylvia? wat een
mooie morgen, hè Kerslake?"
„Een prachtmorgen, om nog levend te zijn,"
antwoordde ik langzaam.
„Dat is zoo. Ik heb ten minste nog geen zin,
om dood te gaan en jij ook zeker niet," zei hij,
toen we langzaam den weg opgingen naar de
boerderij.
In de nabijheid van het meisje konden we
natuurlijk niet vrijuit praten. Het ergste voor
mij was, dat het natuurlijk voor haar een on
oplosbaar raadsel moest wezen, hoe ik eerst Al
stons bondgenoot, nu zijn verklaarde vijand
was geworden. Ik had haar zoo graag uitleg
gegeven, maar kon het niet, zoolang Alston er
bij was.
„We zullen vragen, of je soms even binnen
kunt zitten, Sylvia," zei hij. „Dan kunnen mijn
heer Kerslake en ik onze zaken rustig afhan
delen."
De boer had niet het minste bezwaar tegen
het verzoek: Sylvia stapte dus uit en ging naar
binnen.
„Nu moet je jezelf maar een tijdje verma
ken, kindje.... ik ben zóó terug. Ga je mee,
Kerslake."
Ik vond het een krankzinnigen toestand, zoo
als hij en ik daar vriendelijk en lachend het
erf verlieten en den weg opgingen, zoo doodge
woon, alsof er niets aan de hand was. Toen we
eenmaal op den weg waren, zei ik scherp:
„Je weet heel goed, wat hiervan het eind
zal wezen. We moeten het eens en voor altijd
uitmaken."
„Ja," zei hij langzaam, „dat geloof ik ook.
Zoodra we maar op een stil plekje zijn."
Zoo liepen we nog een tijdje rustig voort
totdat we aan het pijnboschje kwamen. Alston
drong er een eind in door en bleef toen staan.
„Ik zou met een vraag willen beginnen," zei
hij, „en dat is, hoe je daar van die klippen bent
weggekomen?"
„Door een ouden kennis van jouButter
field!"
„Nou.... dat was een geluk. Ik zou nog wel
een en ander meer willen weten, maar dat zal
ik maar voorbijgaan, want daar is de tijd te
kort voor."
„En ik zou nog wel eenige bemerkingen wil
len maken over jou en jouw gedrag, maar als
we geen tijd hebben...."
„Toe maar, vooruit ermeel" zei hij ongedul
dig.
„Uitstekend. Ik weet nu jouw heele geschie
denis en ik zal die aan Miss Lovell meedeelen."
„Denk je soms, dat ze je gelooven zal?"
„Ik heb er bewijzen genoeg voor."
„Daar heeft Wilson zeker voor gezorgd, niet
waar? Heb je ze soms bü je?"
„Nee, maar mijn woord zal wei genoeg zijn.
Ik heb ze zelf gezien."
(Wordt vervolgd