Minister Colijn spreekt over Ned.-Indië G '■m Vlotte landing op Tjililitan MEESTERLIJK BETOOG NEDERLANDERS GEEN GRENZDEUTSCHEN Hiat fnaet w&tz*t HET AVONTUUR ROND SYLVIA ZATERDAG 13 FEBRUARI 1937 TWEEDE KAMER Ten aanzien van de algemeene vooruitzichten ziet de minister met gematigd optimisme de toekomst tegemoet Termijn pensioen korting teruggebracht Tegen opheffing der pensioenkorting Idee-Kortenhorst goed ontvangen N.S.B. in Indië Replieken Hoog bezoek Verpleger aangevallen Krankzinnige patiënt heeft hem met een schop neergeslagen Uitgave van het Duitsche Jung- volk Jahrbuch stopgezet Loonen en arbeidsduur in de mijnen Beprekingen in de Contact- Commissie voor het Mijnbedrijf KOLENDAMPVERGIFTIGING Verbroken trouwbelofte Beslissing van den Hoogen Raad inzake het betalen van schadevergoeding LIJK OPGEHAALD Nieuwe militaire attaché te Berlijn Bijzonderheden over de aankomst van ir. De Kok, directeur der Koninklijke, in Indië Industr. Ongevallenwet Het „zelf-doen" moet hoofdzaak blijven buiten ambtenarij Beleediging van de politie UIT DE STAATSCOURANT Onderscheidingen SA ev«6 ne1' «el' DEN HAAG, 12 Februari 1937. In een meesterlijk betoog, meester lijk voorgedragen, heeft Minister COLIJN hedenmiddag met de hem eigen rust en beheersching, waarbij bit ieder woord diep gefundeerde kennis en hechte overtuiging sprak, de bij de algemeene beschouwin gen gehouden redevoeringen verder beantwoord. Systematisch had de Minister zijn rede d$- febouwd; achtereenvolgens behandelde hij de '°1gste bestuurswisseling in Indië, de econo mische en financieele positie en den algemee- ben politieken toestand van het verre Rijks- Geel. Met den heer Van Poll was hij van meening, bat het zeer bezwaarlijk is, een oordeel te Vellen over partijgenooten. Over praestaties als bie van een Gouverneur-Generaal moet de ge schiedenis oordeelen en dat geldt niet alleen Voor een G. G., voegde de Minister er met een Cbdeugend lachje aan toe (de spreker wist eL dat alle aanwezigen hem begrepen). Het ministerieel oordeel over den afgetreden G. was nog even gunstig als verleden jaar. Wat den nieuwen G. G. betreft: deze is nog b>aar kort in functie, maar reeds nu heeft de Minister aanwijzingen, welke geen twijfel la ma aan de juistheid der keuze. Waarom hij den heer Tjarda van Starken- orSh Stachouwer den juisten man op de •[biste plaats achtte? Inderdaad méde zoo- de heer Van Poll reeds veronderstelde bhidat hij volkomen blanco tegenover Indië 8tond. Hat de invloed van het Plein den laatsten *bd in Indië grooter werd, is een noodzakelijk fevolg van omstandigheden. He economische en financieele positie van hïdië is in geen honderd jaar zóó moeilijk geweest als de laatste vier jaar. Het voornaamste lichtpunt is nu, dat de te ruggang tot staan is gekomen, deels ten ge lige van verbeterde wereldmarktprijzen, deels Ven gevolge van de depreciatie. 1 Zal de stijging blijvend zijn? 't Is onzeker; o aandeelen-koersen zijn in ieder géval geen paatstaf. De politiek van andere landen kan, b.v. hoor invoerbelemmering, de prijzen ern- t'g beïnvloeden. Gp Java bestaan nog kommervolle toestan den, vooral in de suikerstreken, waar de sui kerindustrie moest ingekrompen worden. En °or de tabak is het een gevaarlijk iets, dat J Pet. der totale productie naar één land Uitschland geëxporteerd wordt, terwijl aarover telken jare weer gevochten moet worden. .He Regeering zal zeker beproeven de al te Se loonen weer op peil te krijgen, maar voor en minimum-loon-regeling voelde de minister 'et: met verdwijning van bedrijven was nie mand gebaat. Wat de algemeene vooruitzichten betreft: Met gematigd optimisme zag de Minister de toekomst tegemoet. .Ten aanzien van de economische samenwer- r.hg bestond er geen verschil van meening. j en willen zoo ver mogelijk gaan. De Minis- er acht thans de gevraagde coördinatie nog ^aematuur; hij zou willen volstaan met het hderzoek naar een schema, bezien in het licht n mogelijke samenwerking. Wat Dr. Kortenhorst in de ook door den. Minister belangrijk genoemde rede ge daagd had: de instelling van een instan ce, welke voor het Nederlandsche product *n Indië hetzelfde zou doen als wat voor het Indische product in Nederland ge schiedt door het Koloniaal Instituut, juich te de Minister zeer toe. De Kamer zou met be noodige fondsen moeten steunen. Van een tol-unie tussqhen Nederland en In- kan niets komen. Minister Colijn In de financiën is thans zoo ongeveer het evenwicht bereikt, maar toch is er nog een tekort van 71 millioen. Daarom was de Minister tegen de voorstel len tot opheffing der korting op de pensioe nen, en met nadruk verklaarde de bewindsman: Wij zitten midden in de Grond wetsherziening en de verkiezingen staan voor de deur; daarom zal ik uit verwerping van de Regeerings- voorstellen ten aanzien der herbere kening thans niet de gebruikelijke gevolgtrekking mogen maken, maar a 1 s ik dat mocht, zou ik het doen. De Kamer behoeft daar dus nu geen rekening mee te houden, maar des te grooter is haar verantwoordelijk heid I Eén concessie wilde de Minister nog doen: den kortingstermijn van 1 Januari 1940 terugbrengen tot 1 Januari 1939. Dan zal de toestand wel beter te overzien zijn. Voorts had de Minister opdracht gegeven, tc onderzoeken, of er op technisch-uitvoerbare wijze iets te doen zou zijn ten gunste van hen, die tegen hun zin „afgevloeid" waren. Het percentage der tijdelijke uitvoerheffing is op 2 en niet op 4 pet. gesteld, omdat deze belasting alleen maar incidenteel geheven wordt om te voorzien in 'n enkele speciale in komstenverlaging. Er mag dus niet meer op gebracht worden dan tot het gestelde doel noodig is. Wat de N. S. B. in Indië betreft: de nieuwe Landvoogd heeft den Minister als zijn voorloopige conclusie meegedeeld, dat de Indische N. S. B. heel anders beoor deeld moet worden dan de beweging in Nederland. Het was voorgekomen, dat twee officieren niet als lid waren toegelaten, omdat de leger commandant zulks (ofschoon er geen verbod bestaat) minder wenschelijk achtte. Toen kon de heer Westerman zich niet ont houden, op luidruchtige, lastige wijze te in- terrumpeeren („Dat kunt u in Nederland ook krijgen!"), zoodat deze honoraire paladijn der N. S. B. in de Kamer door den president ter verantwoording geroepen moest worden. Indië is ook nog lang geen eenheid; de volksgroepen moeten geleidelijk naar elkaar toe groeien, steeds meer deelnemend aan de behartiging van hun eigen zaken. De replieken leverden een motie-Cramer (S. D. A. P.) op, waarin de Regeering wordt uit- genoodigd te bevorderen, dat het extra-uit voerrecht van 2 op 4 pet. zal worden gebracht. Ofschoon de heer VAN POLIL (R. K.) er ook vóór was het uitvoerrecht aldus te ver- hoogen, teneinde daardoor het middel te vin den om de pensioenkorting ongedaan te ma ken, bleek hy toch niet bereid om voor de motie-Cramer te stemmen. Maar wel zal spr. tegen het pensioen-ontwerp dus tegen voortduring der korting stem men. Korting op de pensioenen acht hij het laatst toelaatbare middel! Na verdere replieken verklaarde minister Colijn, een geheel andere meening omtrent de financiën te hebben dan de heer Van Poll Alles hangt af van de al dan niet goede prijzen der Indische producten. De rubber b.v. is nu goed, maar spr. ver moedt, dat dit verband houdt met tijdelijke voorraadvorming van rubber in verschillende staten met het oog op oorlogsvoorbereiding. Als daarin voorzien is, zullen de prijzen dalen. De belangen der" inlandsche bevolking moeten eventueel voorgaan bij opheffing der korting. Bovendien kunnen wij de bezuiniging niet missen. De vergadering is uiteengegaan tot Dinsdag. Dan wordt over de motie-Cramer gestemd. In de vergadering der Tweede Kamer van Donderdagmiddag was tijdens een deel der rede van minister Colijn in de loge van den voorzitter aanwezig Z. H. Mangkoe Negoro VII met diens echtgenoote en dochter. Een verpleger van de inrichting der ge meente Leiden voor de verpleging van krankzinnigen Endegeest, de heer Kruizinga, sociaal-democratisch raadslid van Oegst- geest, is door een der verpleegden met een schop neergeslagen en zeer ernstig gewond. Omtrent de toedracht van het gebeurde ver nemen wij, dat enkele verpleegden onder toe zicht bezig waren met in het park van de in richting doode struiken te verwijderen en deze door nieuwe te vervangen. Een verpleegde liet bij dit werk de klacht hooren dat de schop, die hy gebruikte, te bot was, waarop de heer Krui zinga hem eenige aanwijzingen gaf om te too- nen, dat het werk met eenige inspanning wel verricht kon worden. Toen de heer Kruizinga zich even omwendde, viel de patiënt hem plot seling aan en bracht hem met de schop enkele zware slagen op het hoofd toe. De heer Krui zinga stortte neer, doch voor de verpleegde hem opnieuw kon aanvallen, werd deze door andere toegeschoten verplegers overmeesterd. Het slachtoffer werd in bewusteloozen toe stand naar het Academisch Ziekenhuis te Lei den vervoerd, waar bleek, dat in den schedel een gat was ontstaan, doch dat de hersenen niet waren geraakt. Zijn toestand wordt niet levens gevaarlijk geacht. „Het spfjt me meneer, maax na twaalf mag ik niet meer schenken", „Hoe hik weet U, dat hik ik er twaalf op héb?" De minister van Buitenlandsche Zaken heeft geantwoord op vragen van den heer Van der Waerden in zake eenige op de inwoners van Ne derland betrekking hebbende uitdrukkingen, voorkomende in het „Jungvolk Jahrbuch" 1937, in welk boek alle Nederlanders met „Grenzdeut- sehen" worden betiteld. De Duitsche regeering heeft ter kennis van de regeering doen brengen, dat de ver koop van het „Jungvolk Jahrbuch" is stop gezet en dat de nieuwe uitgave dergelijke uiteenzettingen niet meer zal bevatten. Vrijdag kwam de Oontact-Clommissie voor het Mijnbedrijf bijeen. Over de vraag, of de tegenwoordige werk methoden niet een te groote krachtsinspanning van de arbeiders vragen, was in de vorige ver gadering van de zijde der directies een uiteen zetting gegeven, waarop van den R. K. Mijn- werkersbond een schriftelijk antwoord was ge volgd. Hierover werd uitvoerig van gedachten ge wisseld, waarbij bleek, dat de» meeningen op dit punt uiteenloopen en grootendeels afhan gen van de persoonlijke appreciatie. De direc ties hielden zich aanbevolen individueele klach ten over te zwaren arbeid te vernemen, ten einde deze te kunnen onderzoeken. De brief van den Ned. Mijnwerkersbond, waar in werd aangedrongen op loonsverhooging, werd vanwege dien bond toegelicht. Hierbij werd te vens de kwestie der werktijdverkorting ter sprake gebracht. Met verwijzing naar de bij de Fransche en Belgische mijnen ingevoerde ver korting van de werkweek met gelijktijdige ver hooging der loonen, achtte het bestuur van den Ned. Mijnwerkersbond den tijd gekomen, ook hier den arbeidsduur te verminderen en de loo nen te herzien, ten einde aldus den arbeiders een aandeel te geven in den beteren gang van zaken. De vertegenwoordiger van den R. K. Mijn werkersbond stelde zich eveneens op het stand punt, dat den werklieden een deel tooekomt van de batérc bedrijfsuitkomsten tengevolge der opleving in de mijnindustrie en dat ook de stij ging in de kosten van het levensonderhoud een loonsverhooging wettigt. Aan een verkorting van den wettelijken werk tijd, welke ook de R. K. Bond voorstaat als dit zonder nadeel voor de arbeiders mogelijk is, mag evenwel de bestaande korte dienst op de Zaterdagen niet worden opgeofferd. De vertegenwoordiger van den Protestantsch- Christelijken Mijnwerkersbond drong er op aan, de in vorige jaren toegepaste loonsverminderin gen wettelijk ongedaan te maken. De directies wezen er op, dat de kosten van de verbeterde pensioenregeling, welke van 1 Januari af zal gelden, geheel door de bedrijven worden gedragen. Wat den arbeidsduur betreft, dient men te bedenken, dat de Limburgsche mijnen sinds jaren een korteren werktijd hadden dan in alle concurreerende mijndistricten gold. Aan een verdere verkorting valt alleen te denken, indien de groote kolen-exporteerende landen daartoe overgaan. Ten aanzien van de loonen zullen de directies overwegen hetgeen dienaangaande de bonden hebben aangevoerd en van haar standpunt doen blijken in een nieuwe bijeenkomst, welke de voorzitter om streeks het einde van deze maand denkt bijeen te roepen. De directies vertrouwen, dat alsdan omtrent dit punt overeenstemming kan worden bereikt. Met betrekking tot de in de vorige vergade ring aangehouden kwestie nopens de tewerk stelling van gerevalidiseerden en het genees kundig onderzoek bij weder indiensttreding van arbeiders, werd te kennen gegeven, dat deze zaak in behandeling is. In de eerstvolgende vergadering kan daarover een mededeeling worden tegemoet gezien. Toen mejuffr. S. te Kortenhoef Vrijdagmorgen als gewoonlijk haar buurvrouw mej. T., de hel pende hand wilde bieden bij de verzorging van een 12 dagen jonge baby, vond zij de deur ge sloten. Na herhaald kloppen kreeg zij geen ge hoor en vermoedde dat er iets niet in den haak was. Zij waarschuwde een geneesheer dr. Boeree. Deze liet de deur openbreken. Men vond de vrouw met haar beide kinderen, resp. van 6 jaar en 12 dagen, bewusteloos in een vertrek, waarin kolendamp hing. De drie slachtoffers werden oogenblikkelijk naar buiten gedragen. Ook dr. Burck schoot te hulp en door middel van kunst matige ademhaling kwamen de beide kinderen spoedig tot bewustzijn. Bij de moeder duurde het bijna een half uur, voordat deze tot bewust zijn kwam. De slachtoffers werden daarna onderdak ge bracht bij vrienden. BfUir-fO oiEvE-Ct wE.une.eriiw wou? EtN ÖAWJE HOFpfcf ÓAAn zeitfm ■TEGENWOORDIG, 15 ER EEN MELK KOKER IN DÉN WANDEL 'DIE. 'Pt DOORDRINGENDE 51 IRENE LAAT HOOREn AL5 DE MELK BEGINT OD TE KOMEN Een Rotterdamsch koopman had aan een Dortmundsche jongedame en zij aan herrs de belofte van trouw gedaan, welke belof ten waren gevolgd door aangifte des huwelijks bij den ambtenaar van den burgerlijken stand, door wiens zorg het huwelijk werd afgekon digd. Doch voor den huwelijksdag verbrak de brui degom zijn trouwbelofte, zoodat dit huwelijks bootje niet kon uitvaren. De bruid had inmid dels voor haar rekening allerlei meubelen, linnengoed, tafelzilver, glas, aardewerk, keuken gerei enz. en tevens de bruidskleeding e.d. aan geschaft en zij vorderde op grond van art-, 113 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek schadever goeding. Rechtbank en Gerechtshof te 'sGravenhage verklaarden evenwel de eischeres in haar vor dering niet-ontvankelijk. Het hof overwoog daarbij, dat, naar de geschiedenis van art. 113 aantoont, de wetgever heeft willen breken met iedere verbindende kracht, vroeger hier te lande aan trouwbeloften toegekend en dan ook ieder bedrag tot schadeloosstelling uit hoofde der niet-vervulling van de beloften heeft nietig verklaard, waarop slechts een uitzondering is gemaakt in het geval, vermeld in lid 2 van art. 113 „kennelijk omdat het dan niet by beloften is gebleven doch aan die beloften reeds uitvoe ring is gegeven." Laatstbedoeld geval achtte het hof niet aan wezig, waar vaststond, dat de bedoelde goede ren waren aangeschaft vóór de aangifte des huwelijks, zoodat het in dezen geleden verlies, naar 'shofs oordeel, niet voor schadevergoeding in aanmerking kon komen, zelfs al stond vast, hetgeen door den ex-bruidegom werd betwist, dat de ex-bruid schade had geleden. De Dortmundsche ging daarop in cassatie bij den Hoogen Raad welk college van oordeel bleek, dat de strekking der wet duidelijk deze is, dat slechts wanneer door aangifte en af kondiging als voormeld de ernst van de hu welijksplannen is gebleken, de verbreking der trouwbelofte de verplichting tot vergoeding der volledige schade doet intreden, welke in het vroegere recht aan verbreking van iedere trouw belofte was verbonden. Bij de door het hof toegepaste wetsuitlegging zou, aldus overwoog de Hooge Raad, het wets voorschrift wel haast nimmer toepassing kun nen vinden. Uit de aangifte en de afkondiging des huwelijks was hier gebleken, dat een ver trouwen op de huwelijksbelofte ook voor de aangifte alleszins gerechtvaardigd was, terwijl daarenboven bij de opvatting van het hof art. 113 lid 2 zoo goed als alle beteekenis zou mis sen, daar in dergelijke gevallen het huren van een woning en het koopen van meubelen, enz., niet plegen te geschieden in het veelal korte tijdsverloop, gelegen tusschen aangifte en afkondiging des huwelijks en het sluiten daarvan. De Hooge Raad vernietigde op grond van een en ander het arrest en wees de zaak om for- meele redenen terug naar het Haagsche ge rechtshof ter verdere berechting. Te Jutphaas is in den zijtak naar Vreeswijk opgehaald het lijk van mej. J. M. V., die sedert 3 Januari vermist werd. Deze vrouw was zeer slecht van gezicht en is in den vroegen morgen van 3 Januari toen zij zich ter kerke begaf, door de duisternis misleid, te water geraakt Haar hoed was reeds eerder drijvende gevonden in den Vaartschen Rijn. Qndanks het meer malen dreggen van de gemeente-politie werd zij eerst thans in den zijtak van het nieuwe kanaal door twee visschers drijvende gezien, waarop dezen de gemeente-politie waar schuwden. Met ingang van 1 Mei 1937 is aan den kapi tein G. J. Sas eervol ontslag verleend als mili tair attaché bij Hr. Ms. Gezantschap te Ber lijn. In zijn plaats is benoemd de kapitein van den generalen staf B. R. P. F. Hasselman, werkzaam ten departemente van Defensie. BATAVIA, 12 Febr. (Aneta). Tegen half zes kwam het bericht door dat Khouw Khe Hien op het vliegveld Bekassi was geland. Uiteraard steeg de spanning omtrent de eventueele lan dingsplaats van ir. de Kok, waarbij pogingen in het werk zijn gesteld om hem op te sporen. Aan deze spanning werd om vijf minuten over half zes (midden-Java-tijd) een einde gemaakt, toen de Kok's toestel zichtbaar werd en de Kok na eenige omcirkelingen, waarbij de vlieger blijkbaar naar het vliegveld zocht, om kwart voor zes uur op het natgeregende veld een uit muntende landing verrichtte. Ir. de Kok werd op het vliegveld Tjililitan har telijk verwelkomd onder meer door den wnd. voorzitter van de Koninklijke Nederlandsch- Indische Vereeniging voor Luchtvaart, schout bij-nacht Ferwerda, die zijn collega immers ir. de Kok is voorzitter van de Kon. Nsderland- sche Vereeniging voor Luchtvaart hartelijk begroette. In een kort onderhoud verklaarde ir. de Kok over zijn reis zelf geen bijzonderheden te mel den te hebben, aangezien hieromtrent slechts datgene kan worden gezegd, wat alreeds zoo- velen hebben verteld. Alles ging goed, zeide de heer de Kok, we hebben mooi weer gehad en geen tegenspoed. Slechts op het laatste deel van de reis maakten zware wolken en regenbuien een landing op Tangerang noodzakelijk, doch aangezien op dit vliegveld bleek, dat men nog slechts een kwar tier van Tjililitan verwijderd was, werd, na een verzoek aan den ass.-wedana om te waarschu wen, naar Tjililitan doorgevlogen. Hierbij hielp het luchtbaken mede om de richting te vinden, waarna vlot en veilig kon worden geland, onder de hartelijke gelukwenschen der aanwezigen. Hierbij moest de krans voor den heer Khouw Khe Hien achterwege blijven, aangezien deze te Bekassi was. Voor het Verbond van Nederl. Werkgevers heeft gisteren mr. B. C. Slotemaker een lezing gehouden over het voor-ontwerp tot wijziging van de industrieele ongevallenwet (uitvoering voor bedrijfsvereenigingen) De Vereen, van Ned. Werkgevers heeft alleen weten te bereiken, dat ten aanzien van de fi nancieele risico-overdracht de mogelijkheid van zelf-doen in de Ongevallenwet is neergelegd, doch de uitvoering is geheel ambtelijk gebleven. Dit beperkte succes belette niet om te doen wat mogelijk is op hjfc gebied van het gezamenlijk dragen van het risico. Ten aanzien der hoofdpunten strookt het voorontwerp met den inhoud van het rapport door het verbond uitgebracht in samenwerking met de R. K. Werkgeversvereen. en de Christel. Werkgevers. Het Verbondsbestuur wenscht. dat slechts krachtige bedrijfsvereenigingen tot de uitvoe ring zullen worden toegelaten, waarbij het be stuur denkt aan het voorbeeld van de Centrale Werkgevers Risicobank. Vandaar dat het be stuur met de in het voorontwerp gestelde eischen kan accoord gaan. Het gaat om het be ginsel van zelf-doen! Ambtelijke voogdij moet afgewezen. De oudste onzer soc. verzekerings wetten moet uitgevoerd door bedrijfsvereenigin gen, opgericht door werknemers en werkgevers. Beter dan door een ambtelijk apparaat kan een sociale, efficiente, doeltreffende en ratio- neele wetsuitvoering plaats vinden door krach tige bedrijfsvereenigingen. Voorkomen moet worden, dat de uitvoering wordt verbrokkeld en in handen komt van instellingen of personen, die eigen commercieele belangen beoogen. Ten slotte is een motie aangenomen, waarin al deze punten zijn neergelegd. De rechtbank te Zutphen veroordeelde den Winterswijkschen koopman H. P., die op 11 December j.l. aldaar een geschrift der N.S.N.A.P. (partij-majoor Kruyt) had verspreid met beleedigenden inhoud voor de politie te Winterswijk, conform den eisch tot een maand gevangenisstraf. Aan H. Visser, directeur van de firma Wam- bersie én Zoon, té Rotterdam, is verlof ver leend tot het aannemen van zijn benoeming tot ridder in de orde „Al Merito" van Chili. Toegekend de aan de orde van Oranje-Nas- sau verbonden eere-medaille, in brons, aan: J. A. Hulsebos, expeditieknecht bij den heer J. poppe, Jr„ te Vaassen, gemeente Epe. 36 »Hier raken we ze kwijt," zei Butterfield. Ik wees op een huisje, niet ver van ons af; gingen er naar toe. Toen we dichterbij ."amen zagen we, dat het een landelijke her- terg was en dat er, ondanks het vroege uur, peeds wat te doen was. De reden daarvan bleek en motor te zijn, die voor de deur stond te buffen jij. g.jng ,je kleine gelagkamer binnen G bestelde een glas bier, dat me kostelijk blaakte. Daarna begon ik te vragen aan de ,r°UW, die me bediend had, of er een heer en "He geweest waren, wier kleeren van het wa ter dropen. De vrouw keek me met belang- J,j »iWUÏV ikVLA, IUb eliing aan. Ja.... dat was zoo.... zoowat uur geledende dame was door den °ed overvallen en de heer had haar gered. ••Juist, dat is zoo," zei ik ernstig. „We waren 8 ongerust, maar zijn nu gerust gesteld. Waar Min ze naar toe gegaan? Naar Padstow?" l^Hat wist ze tot onze spijt niet. Ze waren naar kon zuiden gereden, dat was alles, wat ze ervan zeggen. ••Gereden?" vroeg ik verwonderd. die heer was met een rijtuig gekomen en n naar de baai gegaan. Daar had hij de dame gered en toen waren ze weggereden. De goede ziel scheen er verder niets bijzonders in te vinden. We gingen gauw op stap. „Dat is echt Alston!" zei Butterfield. „Hij zal wel naar Padstow zijn." „Waarom zou hij naar Padstow gaan?" „Wel, het zou hem natuurlijk een groote vol doening zijn, den patroon een poets te bakken. Hij denkt natuurlijk, dat hij het gewonnen heeft. En hij zou het geweldig grappig vinden, om onder zijn neus te gaan trouwen!" „Dat zou toch veel te gewaagd zijn!" merkte ik ongeloovig op. „Als ik ruzie met mijn baas had, zou ik me afvragen, wat het brutaalste was, en dan trouwde ik ook vlak voor zijn neus. Ik wil wed den, dat Alston naar Padstow is gegaan." „Nou.... en ik zal 't dan maar eens liever gaan probeeren met den trein. In Wambridje kan hij gemakkelijk een trein genomen hebben en aan de stations hebben ze hem dan allicht gezien." Butterfield had er niets op tegen, dat we ieder een kant uitgingen en hij haastte zich naar Padstow en was van plan, aan de dichtst bijzijnde boerderij een wagentje te huren. Maar ik had niets aan een wagentje, want mijn vijand was me bijna een uur voor. Als ik hem nog voor het station wilde inhalen, moest ik er wat anders op vinden. Ik keek eens naar den chauffeur, die in een hoek van de gelag kamer zat, achter een glas bier. Hij nam er blijkbaar zijn gemak van. „Is de weg nog al goed?" .vroeg ik hem ka meraadschappelijk. „Gaat nog al, mijnheer!" „Wat is dat voor een wagen?" ,,'n Mercedes.... hij wordt nu oud, maar het is altijd een schitterende wagen geweest!" „Nog al een ingewikkelde motor, niet waar?" „Ja,... ik heb ten minste een heel karwei gehad aan een van de cylinders en kon niet op tijd klaar komen, zoodat mijnheer met den trein verder gegaan is en nou ga ik hem ach terop, want het is weer in orde." „Ga je gauw weg?" „Oik heb nog geen haast," zei hij, naar zijn glas kijkend. „Neem er nog eentje voor mijn rekening en laten we dan eens even praten." Hij nam mijn voorstel gretig aan. Toen zijn glas leeg was, ging ik met hem naar buiten. „Zie je, ik moet noodzakelijk naar Wambrid- geen ik heb me verlaatwil je me zoo ver meenemen voor drie guinjes?" Zonder een oogenblik te aarzelen, stemde hij erin toe en ik klom in den wagen. Hij starte den motor, schakelde hem in en we reden weg. Binnen enkele minuten reden we tegen de dertig mijl per uur. Ik zat achterin, genoot van den heerlijken morgenwind en dacht na over wat me te doen stond en over mijn kans, om Alston te vinden. We verwijderden ons nu van den zeekant en gingen het land in; we hadden nog geen vijf minuten in die richting gereden, of mijn oog werd getroffen door een boerenwagen, die kalm over den weg hebbelde en waarin een man en een meisje zaten. Ik dook dadelijk in de diepte, zoodat ze niets van me konden zien en kwam niet te voorschijn, voordat we een mijl verder en goed uit het gezicht waren. Toen liet ik den chauffeur stoppen. „Ik ga niet verder mee.... hier is je geld.." zei ik tegen den chauffeur. De man keek me aan, of hij een gek voor zich zag. Ik ging bedaard langs den weg terug, tot dat ik het wagentje weer in het oog kreeg. Binnen tien minuten zouden ze mij bereikt hebben. Ik haalde mijn revolver uit mijn zak, maakte ze zoo goed mogelijk schoon en laad de ze. Ik had de patronen in een blikken doosje bij me en ze waren gelukkig niet nat geworden door het water. Daarna stak ik ze in mijn zak en wachtte. Aan de ééne zijde van den weg liep een muurtje en aan de andere zijde strekten zich de golvende korenvelden uit, zoover het oog reikte. Op een kleinen afstand bevond zich een boschje pijnboomen. In de verte kwam het karretje van Alston aanwag gelen Ik ging midden op den weg staan en hij gaf een schreeuw van woede. Dan staarde hij me zwijgeijd aan. Hij werd bleek en zijn lippen trilden. „Je bent een drommels kranige kerel, luite nant," zei hij, „ik veronderstel, dat je me spre ken wilt." „Juist!" zei ik, naar zijn gezellin kijkend. Ze zag er bleek en angstig uit. Alston gaf haar de teugels in handen en klom uit den wagen, maar scheen zich weer te bedenken en bleef stil staan. Ik kon me niet indenken, wat Sylvia weten zou van zijn laagheid, om mij aan mijn lot over te laten. Ze was bewusteloos, toen ik haar aan het touw vastmaakte en ze was dat gebleven, tot hij haar een goed eind ver door de duinen had gedragen. Hü zou haar met zijn gladde tong wel een aannemelijke verklaring van mijn verdwijning gegeven hebben. Ze kon dus hoogstens verbaasd wezen, dat ze me daar zoo onverwachts aantrof. „We moesten naar die boerderij daar gaan," zei hij. „Houd je de leidsels, Sylvia? wat een mooie morgen, hè Kerslake?" „Een prachtmorgen, om nog levend te zijn," antwoordde ik langzaam. „Dat is zoo. Ik heb ten minste nog geen zin, om dood te gaan en jij ook zeker niet," zei hij, toen we langzaam den weg opgingen naar de boerderij. In de nabijheid van het meisje konden we natuurlijk niet vrijuit praten. Het ergste voor mij was, dat het natuurlijk voor haar een on oplosbaar raadsel moest wezen, hoe ik eerst Al stons bondgenoot, nu zijn verklaarde vijand was geworden. Ik had haar zoo graag uitleg gegeven, maar kon het niet, zoolang Alston er bij was. „We zullen vragen, of je soms even binnen kunt zitten, Sylvia," zei hij. „Dan kunnen mijn heer Kerslake en ik onze zaken rustig afhan delen." De boer had niet het minste bezwaar tegen het verzoek: Sylvia stapte dus uit en ging naar binnen. „Nu moet je jezelf maar een tijdje verma ken, kindje.... ik ben zóó terug. Ga je mee, Kerslake." Ik vond het een krankzinnigen toestand, zoo als hij en ik daar vriendelijk en lachend het erf verlieten en den weg opgingen, zoo doodge woon, alsof er niets aan de hand was. Toen we eenmaal op den weg waren, zei ik scherp: „Je weet heel goed, wat hiervan het eind zal wezen. We moeten het eens en voor altijd uitmaken." „Ja," zei hij langzaam, „dat geloof ik ook. Zoodra we maar op een stil plekje zijn." Zoo liepen we nog een tijdje rustig voort totdat we aan het pijnboschje kwamen. Alston drong er een eind in door en bleef toen staan. „Ik zou met een vraag willen beginnen," zei hij, „en dat is, hoe je daar van die klippen bent weggekomen?" „Door een ouden kennis van jouButter field!" „Nou.... dat was een geluk. Ik zou nog wel een en ander meer willen weten, maar dat zal ik maar voorbijgaan, want daar is de tijd te kort voor." „En ik zou nog wel eenige bemerkingen wil len maken over jou en jouw gedrag, maar als we geen tijd hebben...." „Toe maar, vooruit ermeel" zei hij ongedul dig. „Uitstekend. Ik weet nu jouw heele geschie denis en ik zal die aan Miss Lovell meedeelen." „Denk je soms, dat ze je gelooven zal?" „Ik heb er bewijzen genoeg voor." „Daar heeft Wilson zeker voor gezorgd, niet waar? Heb je ze soms bü je?" „Nee, maar mijn woord zal wei genoeg zijn. Ik heb ze zelf gezien." (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 3