Menu-mogelijkheden Polen,het raadsel van Europa iertellingen van Ons dorpke staat blank SIBOTAK Eens wat anders Jus voor vleeschlooze dagen WASSCHEN VAN TRICOT ONDERGOEDEREN ZONDAG 21 FEBRUARI 1937 Melkvellen als hulpmiddel ;fü Indische festiviteiten BRABANTSCHE BRIEVEN Alle leven is versmoord, verstikt Er zijn nu eenmaal geijkte manieren om bepaalde groenten en voedingsmiddelen op een bepaalde manier te koken en daar stappen we niet van af. Ik geloof tenminste biet, dat u er tot nu toe ooit aan gedacht hebt, °tn de wortelen enkel en alleen met het aan hangwater op te zetten, omdat u er van over tuigd bent, dat ze dan aan zullen branden. En toch berust die overtuiging alleen maar op overlevering en ik ga u hier een manier van Worteltjes koken opgeven, die radicaal breekt biet die overlevering. Waarom bedelen de kinderen zoo vaak om rauwe worteltjes? Niet enkel omdat het rau- We zoo lekker is maar ook omdat de smaak *°o veel pittiger is en die pittige smaak Wordt behouden wanneer we de worteltjes, in ^hijfjes gesneden, zooals voor groentesoep maar ban niet zóó dun, met ruim aanhangwater op hotten, plus een flinke klont boter en per pond ®on vlak afgestreken paplepel suiker. En de Pieterselie, waarvan u nu eens niet de steeltjes Weg moet gooien, maar heel fijn gesneden er bij laten, gooit u er pas over wanneer de wortel tjes al in de schaal zijn. Als u deze manier oenmaal geprobeerd hebt, doet u het nooit meer bhders dat zult u zien. En nu een andere methode om rijst te koken zóó, dat ze niet als een kleverige, maar als «en losse, rulle massa in de schalen ligt te bampen. De oude manier is op ieder kopje nist drie kopjes water. De nieuwe is zoo: op btiv. vier kopjes rijst, vijf kopjes water, dus oen kopje water meer, dan dat er kopjes rijst *ijn. Het water aan de kook brengen en de Soed afgespoelde rijst er bij doen, de pan da- belijk op een asbestplaatje zetten en als de hijst en het water koken, op een laag pitje laten borrelen tot het gaar is. En dan geef ik u een paar gerechten, die b bij deze rijst eens op moet dienen. Dat is in be eerste plaats de combinatie: rijst en soep groente. Het klinkt u misschien gek in de ooren maar het is zöö iets lekkers. Voor drie per- ^nen reken ik altijd op een kwartje soepgroente Wat ik tenminste bij onzen groenteman krijg Voor een kwartje, is ruim voldoende voor drie Personen. En die groente moet u daïi eens niet volgens de geijkte methode schoonmaken, maar v°lgens een andere, die tot hoofdregel heeft: biets weggooien. De prei bijv. doet u er in haar Reheel in. Want weet u, dat de zonbeschenen Plantendeelen een veel rijkere bron van vita- Te Lake Placid, het Amerikaansche wintersportgebied, is miss Jane Proman voor het seizoen 1937 tot koningin van de wintersport gekozen minen zijn dan de niet door de zon beschenen' deelen? En dat we meestal juist zoo dom zijn de donker-groene, dus de vitamine-rijke deelen weg te gooien? En daarom, niets weggooien van de prei. Het harde groen snijden we in heel kleine deeltjes, zoodat ze goed gaar kun nen worden. Zelfs de worteltjes van de selderij kunt u gebruiken. Goed afborstelen en dan in heel fijne schijfjes snijden. En dan gaat alles met elkaar in een pannetje. U begint natuur lijk met datgene er het eerst in te doen, wat het langste koken moet en alweer met alleen het aanhangwater en een flinke klont boter. U zult versteld staan over de geurige groente, die u op die manier krijgt. Op ons bord doen we dan de rijst en groente door elkaar met nog een klein beetje boter en kerry en u zult zien, dat u den meest smakelijken maaltijd krijgt, dien u zich maar wenschen kunt. Een andere combinatie is rijst met prei de prei weer heelemaal gebruiken, want juist het witte gedeelte en het donkere groen sa men vormen zoo'n heerlijken smaak. Een ander smakelijk gerechtje, maar weer heel wat anders is het volgende. Ingrediënten: zes rauwe aardappelen, twee eetlepels meel, twee eieren, flink wat pieterselie, wat zout en peper. De aardappelen worden geraspt en een poosje in een vergiet gedaan om het vele sap er uit te laten loopen dan mengen met het meel, de eieren, pieterselie, zout en peper en bakken in boter of olie, al naar verkiezing. En gaat u dit nu alles eens probeeren ik weet zeker dat u het niet bij de eerste maal laat en dan hebt u uw aantal menu-mogelijk heden alweer met eenige uitgebreid. MARIJK Wij Hollanders zijn verslaafd aan jus! Het is een bekend feit, dat in geen an der land het gebruik van „jus" bij de aardappelen zóó als vanzelfsprekend wordt be schouwd; en eigenlijk wordt ook door geen en kele andere natie de jus bereid zooals bij ons, waar een duidelijk afgescHeiden vetlaagje bo vendrijft op het magere bruine gedeelte. Die jus van ons is gewoonlijk een bijproduct van het vleesch, zooals wij dat gewend zijn te braden; valt derhalve het vleesch in de vasten dagen weg, dan beteekent dit voor de meeste huisvrouwen, dat men het dien tijd ook buiten jus zal moeten stellen. Dat is een onjuist begrip. Zeker, we mogen geen vleesch gebruiken, maarwe hebben gelukkig wel boter tot onze beschikking en voor het bruine bezinksel, dat anders de pan met gebraden vleesch te zien geeft, stellen we een dergelijk bruingebraden laagje in de plaats, een laagje van kijkt u maar niet &.1 te verwonderd! melkvellen, het door velen zoo gehate bijproduct van gekook te melk. Hoe we die gebruiken? We doen onzen voorraad aan afgeschepte melkvelletjes in het ijzeren potje, waarin we gewoonlijk het vleesch braden en we voegen er zooveel boter bij, als voor onzen voorraad jus noodig is (gewoonlijk 25 a 30 gram of onge veer 1 y2 afgestreken lepel per persoon). Met een klein beetje zout erin en misschien een ietsje „marmite" laten we nu zachtjes alles samen braden, af en toe roerende om de melk velletjes wat te verdeelen en van den bodem te schrappen. Als het mengsel goed bruin is ge worden en er zich, evenals bij gebraden vleesch, een donker bezinksel op den bodem vertoont, dan gieten we roerende wat water erbij (onge veer y, d.L. per persoon); we dekken de pan dicht en laten op een zacht vuur onze jus nog een oogenblik „napruttelen", tot ze de gewensch- te mate van gebondenheid heeft gekregen. Wilt u in plaats van de marmite bijv. er een scheutje soja in doen, dan gebeurt dat op het laatste oogenblik. De jus, op deze wijze bereid, wijkt noch in smaak noch in uiterlijk van een vleeschjus af: 't zou kunnen zijn, dat u er den eersten keer niet dadelijk volkomen succes mee had, maar de oefening van een paar dagen geeft u toch vast en zeker de noodige routine om op dit punt het volmaakte te bereiken. Wilt u nog eenige variatie aanbrengen? Tegelijk met de melkvellen kunt u dan bijv. een fijngehakt uitje laten bruin worden, dat u er desgewenscht vóór dat de jus in de sauskom wordt gegoten, weer kunt uitzeven. Of wel, er worden met de melkvellen een paar theelepels dikke tomatenpurée meegefruit, die de jus behalve een smaakverandering ook een zeer gunstige kleurverhooging bezorgen en een iets grootere mate van gebondenheid, die het product doet lijken op de beroemde bief stukjes. Tot zoover over de jus. Natuurlijk is het óók mogelijk het begrip „jus" in dezen tijd geheel op zij te zetten en tijdelijk de hulp in te roepen van allerlei ge bonden sauzen, waarin het vet niet als afge scheiden laagje zichtbaar is (gewelde boter, botersaus, peterseliesaus, eiersaus, enz.) Waar de meeste van die sauzen wel aan de huisvrouw bekend zullen zijn, en ze met een flink klontje boter altijd wel smakelijk worden, lijkt het mij overbodig er in nadere bijzonder heden over te schrijven. Martine Wittop Koning. Feestelijke gelegenheden zijn voor de meeste vrouwen een welkome aanleiding om een nieuio toiletje te bemachtigen. Hetzij we glanzende natuurzijde, geheimzinnig brocaat of ruischende taft nemen, altijd moeten we er rekening mee houden een model te kiezen waarbij de stof het meest tot haar recht komt. Het is bekend, maar nog niet iedereen wil het gélooven, dat een eenvoudige japon van prachtig materiaal het absoluut doet. Met metaal doorweven stoffen vragen den grootsten eenvoud, terwijl zijde meer speciaal geschikt is voor draperieën en plooien. Maar ook de stijf uitstaande taftzijde geeft aan een slank figuurtje een geestig silhouet iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiii= iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiiiiiiii/iimiiimimmmiiiiiiii imtiiiiiiiimiiiimiiiimiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiimi DeH.Vader heeft den modernen tijd een his- lEeU jOflg ^CSldCHt StUdtl vesten op de onwankelbare fundamenten der torisch drama genoemd, daar de zielen E waarheid, en de Voorzienigheid heeft het zoo der menschen, vooral van de jeugd, voort- T geleid dat de jeugd in den Katholieken Gods- durend aan groote gevaren zijn blootgesteld. DOOr de t)00rt dienst dit fundament gevonden heeft. Verschillende geestesrichtingen stellen alles in het werk om de jeugd te winnen. Onder de 1 landen waarin het jonge geslacht in hooge mate een beslissenden invloed zal uitoefenen op het toekomstig lot der christelijke beschaving, begint Polen in Europa op den voorgrond te treden. Polen bevindt zich in een zeer uitzonderlijke positie. Aan beide kanten is het ingesloten door de twee grootste legers van Europa: Duitschland en Rusland. Als een muur staat Polen tusschen de golven van Russisch Communisme en Duitsch Modem- Heldendom. In het huidige Polen leven enkele millioenen jonge lieden, die voor Europa nog een raadsel vormen. Aan welken kant zal zich de Poolsche jeugd scharen? Zal het jonge ge slacht de richtlijnen van Hitier volgen, of van den rooden heerscher van het Kremlin? Het lot van Europa is in hooge mate afhanke lijk van de keuze die de jonge generatie in Polen zal doen. Wanneer immers deze generatie ofwel het Communisme, ofwel het Nationaal-Socialisme kiest, wordt het evenwicht der Europeesche krachten ernstig geschokt. Gelukkig echter mogen we thans reeds aan nemen, dat de jeugd in Polen in overgroote meerderheid haar eigen weg zal gaan, die niets heeft uit te staan met een totalen staat van het Nationaal-Socialisme, noch met het wereldrevolutionnaire Communisme. Wie oefent op de jeugd in Polen den groot sten invloed uit? Wanneer we de nuchtere tcijfers laten spreken, dan blijkt onmiddellijk welk heerlijk werk de Katholieke Jeugdvereenigingen in Polen reeds hebben verricht. In November van dit jaar waren bij het Mannelijk Jeugdwerk 150.693 leden aangeslo- Tricot ondergoederen zijn zeer goed wasch- baar, mits ze goed behandeld worden. Maak daarom een Luxsopje (een eetlepel Lux op een liter water), na de goederen eerst even in lauw, bijna koud water geweekt te hebben. In dit sopje het goed heen en weer bewegen, tusschen de handen zacht uitdrukken, volstrekt niet wringen of wrijven. Daarna uitspoelen in wa ter van dezelfde temperatuur als het wasch- water, tot de zeep eruit is. Dan uitdrukken tusschen de handen en het overtollige water in een badhanddoek verder uitpersen. In oor- spronkelijken vorm terugbrengen en op een ronde lat te drogen hangen. Bij buiten drogen verdient het aanbeveling, gekleurd goed met een doek te bedekken. ten; terwijl het Vrouwelijk Jeugdwerk 163.000 leden telt. Men kan dus zeggen dat bij de Ka tholieke Jeugdorganisaties in Polen meer dan 300.000 leden zijn aangesloten. De Katholieke Actie is er in geslaagd, het grootste deel der Poolsche jeugd onder haar vanen te scharen. Volgens het Statistisch Jaar boek van 1936 telt de Centrale Bond van de Dorpsjeugd, die na de Katholieke Jeugdorga nisaties de meest talrijke is, 149.000 leden. De andere Jeugdorganisaties zooals de „Strzelec" heeft ongeveer 100.000 leden, terwijl bij de Radicale-Sociallstische jeugdbonden ongeveer 40.000 leden zijn aangesloten. Volgens deze statistiek bedraagt het aantal Universiteitsstudenten 48.254. Het grootst aantal dezer Universiteitsstuden ten is aangesloten in vereenigingen, die alle de Katholieke en Nationale gedachten huldi gen. De Katholieke Jeugdorganisaties in Po len staan zeer hoog aangeschreven, hetgeen o.m. blijkt uit een bericht in het tijdschrift voor Jonge Intellectueelen „Opstandige Jeugd", waarin wordt geconstateerd dat vele regiments commandanten onomwonden te kennen heb ben gegeven, dat het beste materiaal voor het leger juist uit de Katholieke Jeugdorganisaties gerecruteerd wordt. De feiten wijzen dus uit, dat de grootste meerderheid van de jeugd in Polen door de beginselen van het Katholiek geweten geleid wordt. Het jonge geslacht in Polen wordt vooral door drie dingen sterk gekarakteriseerd: 1. Radicalisme op economisch gebied; 2. Een vastberaden toenadering tot de Kerk en den Katholieken Godsdienst; 3. Natiopale en vaderlandlievende houding zonder echter in het chauvinisme of imperialis me van onze buren te vervallen. De Poolsche jeugd is er wel degelijk van overtuigd, dat ook voor haar het vraagstuk der werkloosheid een gevaar kan beteekenen en daarom verlangt zij verbetering van het eco nomisch apparaat. De werkloosheid onder de jeugd is in Polen in de laatste jaren belang rijk gestegen. Het aantal jeugdige werkloozen van 15 tot 21 jaar bedroeg in 1935 ongeveer 2.600.000 en dit reusachtige cijfer is in het afge- loopen jaar nog met meer dan 200.000 geste gen. De ondervinding heeft uitgewezen, dat ongeveer 75 procent van de jeugd op eigen ver diensten is aangewezen. Men kan het begrijpen dat de jeugd naar radicale oplossing van deze sociaal economische crisis streeft. Een tweede gelukkig verschijnsel dat men thans in Polen kan waarnemen is de besliste kentering ten gunste van den Katholieken Godsdienst. Onmiddellijk na het herstel van Polen begon de jeugd zich te organiseeren. Zij streefde er naar om heel het leven van het volk te grond- De Poolsche jeugd wordt steeds dieper van 1 de Katholieke gedachte doordrongen. „De wedergeboorte van het volk", zoo roepen de jongeren, „zal moeten geschieden langs de religieuze opstanding." Dit jaar heeft de Poolsche jeugd Onze Lieve Vrouw van Czestochowa tot haar Patrones ge kozen en de belofte afgelegd, dat zij zich bij al hun doen en laten zullen laten leiden door de richtlijnen die door het Geloof worden aan gegeven. Tenslotte is er een derde merkwaardig ver schijnsel waar te nemen. Bij de jeugd is een gezonde vaderlandsliefde opgebloeid, dat niets met chauvinisme of rassenleer gemeen heeft. De jongeren in Polen gelooven dat hun volk een bijzondere zending te vervullen heeft, maar zij voegen er tevens aan toe, dat deze zending niet zal bestaan in het opdringen van hun heerschappij aan andere volkeren, maar in het scheppen van een nieuwe sociale ordening, die in overeenstemming is met de christelijke beginselen van rechtvaardigheid en liefde en die voor de andere volken een voorbeeld kan zijn. De Poolsche jeugd begrijpt dat de weg naar een betere menschheid niet over de puinhoopen der maatschappij of door bloedplassen van ge martelde slachtoffers loopt. Wanneer we slechts vluchtigde kaart van het huidige Europa bekijken, dan komen we tot de bevinding, dat het land aan den Weichsel, dat reeds meermalen in de geschiedenis als bolwerk van het Christendom een rol vervuld heeft, ook in de naaste toekomst een bescher mende afweer zal blijken te zijn tegen het vergif dat de wereld dreigt te overstroomen. Want in dit land groeit een nieuw geslacht, dat vastberaden staat onder het eeuwigdurend teeken van Christus' Kruis. li 't Zou zonde zijn als ze wakker werd Weekly Telegraph De Kraton of wel het paleis van den Sultan van Djokjakarta is op geringen afstand van de hoofdplaats gelegen. Het geheei is aan de vier zijden omringd door zware stee- nen mimen. Aan de voorzijde is een breede poort aangebracht, en links en rechts van het paleis, twee andere poortvormige ingangen, die een reusachtig plein omsluiten. Deze vlakte eigent zich bijzonder tot het hou den van parades van 't legioen van den Sultan, offerfeesten en het Inlandsch Nieuwjaar. Voor het paleis is een tribune opgericht, die uitsluitend bestemd is voor de hofhouding en vanzelfsprekend voor de Europeesche genoo- digden. Het voornaamste deel van het programma zal een caroussel zijn, door Inlandsche prinsen uit te voeren. Duizenden Inlanders uit alle deelen der Vor stenlanden zijn hier saamgestroomd. Door de Westerpoort nadert een Cavalcade, welke, gezien de schitterende uitmonstering en kleeding, gevormd moet worden door de prin sen, die aan het Spiegelgevecht zullen deelne men. Na afgestegen te zijn, begeven zij zich naar het open gedeelte voor de tribune, waar zij op kostbare matten neerhurken, om het signaal tot den strijd, hetwelk door den regent zal worden gegeven, af te wachten. Hun costuum is zeer bijzonder. De veelkleu rige zijden sarongs, door een wijden gordel, die in breede plooien over een nauwsluitend broekje afhangt, opgehouden, schitteren van gouden bor duursels en laten borst, schouders en armen bloot, welke met saffraankleurig poeder zijn in gesmeerd. Het hoofddeksel gelijkt op een afge- knotten kegel, blauw, rood of zwart van kleur en met gouden galons versierd. In de ooren prijkt een gouden ornament in den vorm van een uitgespreiden vleugel, prachtig bewerkt. In plaats van diamanten, die gemakkelijk geduren de het gevecht verloren zouden kunnen gaan, zijn er thans eenige geurige Melalli-bloemen op bevestigd. Alle prinsen zijn vergezeld van hun bedien den, waaronder de parasoldrager, die het gelaat van zijn heer tegen de zonnestralen moet be schermen. Deze zonneschermen in allerlei kleu ren, zooals verguld, blauw, zilver, violet, groen en rood, geven een bijzonder effect in deze fees telijke omgeving. De paarden worden nu door stalknechts naar de arena geleid, prachtig zijn ze opgetuigd; bonte schabrakken, fraaie half-Arabische zadels, met helder rood laken bekleed en met goud en zilverdraad gestikt. Als een eigenaardigheid dient nog te worden opgemerkt, dat de ruiter blootsvoets te paard zit en den stijgbeugel tusschen den voorsten en den tweeden teen vasthoudt. De regent heeft nu door eenige slagen op de gong het sein gegeven en het spiegelgevecht neemt een aanvang. Twee ruiters betreden de arena en bestijgen niet zonder moeite hun vurige en tegenstrib belende rossen. Eerst rennen zij het strijdperk eenige malen rond, bedreigen elkander met hun lansen, vallen aan, pareeren, wijken uit, vluch ten, ontmoeten elkaar opnieuw, manoeuvreeren op allerlei wijzen, tot eindelijk de sterkste of de behendigste zijn tegenstander uit het zadel heeft gelicht. Meermalen zien wij na een feilen strijd en met een forschen stoot paard en ruiter beide in het zand tuimelen, hetwelk door het volk met hoon gelach wordt begroet. Na beëindiging van deze gevechten zouden we nog een soort van fantasie te zien krijgen. Het wordt een tooneel van wilde bekoorlijkheid. De mannen staan op, de paarden steigeren, men werpt zich in het zadel. Van tijd tot tijd vormen zich sa&mgedrongen lichamen van menschen en paarden in een dwarrelende me nigte. Het is een onbeschrijfelijke chaos, als 't ware een opgejaagde stofwolk, waaruit wel dra verschillende afdeelingen ruiters te voor schijn komen. Driemaal gaat het in vollen galop de vlakte over, de sarongs wapperen, de gor dels glinsteren in de zon, als een wervelwind jagen ze voorbij. Nu vormen zich aan de linkerzijde en rech terzijde van het veld twee afdeelingen, die oogenblikkelijk daarna op elkander zullen in- rennen en juist op 't moment, dat de ruiter- drommen op elkaar zullen botsen, houden ze ploseling stil. De paarden worden omgewend en gaan terug .naar hun oude plaatsen, waar ze van uitgegaan zijn. Deze manoeuvre wordt meerdere malen her haald. Het uitbundige publiek loopt thans overal heen, uitgelaten van vroolijkheid scharrelt het hier en daar en ten slotte vindt in een der uithoeken van het geweldige terrein een meer dan vroolijke, doch ook eigenaardige, potsier lijke vertooning plaats. Losse paarden, waarop levensgroote poppen zijn bevestigd, die Chinee- zen, Javanen, maar ook Europeanen moeten voorstellen, worden onder algemeen gelach in een door 't publiek gevormd carré gedreven. Zelden zagen we een amusanter voorstelling. De jonge paarden, die eerst woest en opge jaagd waren, bereiken elkander voorzichtig, spelen en dartelen, en bekommeren zich in het minst niet om hun levenlooze ruiters. ^Ivenhout, 19 Febr. 737 Amico, Ge hebt er natuur- 'ik al van gehoord of keiezen: ons dorpke *taat voor 'n groot fleei blank. Onafzienbaar wijd, tot aan de enders, staat 't kUjze, stille water, in bekans beweginglooze rust. ^ier en daar zeilt 'n windeke sjuust langs den Waterspiegel en fijne rimpels trekken en schok- *en efkens door 't starre meer. En stil....! Stu **8 't is, daar over al dat water.Alle leven is ^rsmoord, verstikt. Geenen veugel wiekt over ?®uzen blanken, doodschen poel. En 't kaal ge- ^*>mte hier en daar, staat roerloos in deuzen ^zen winterdag, die ons gevangen houdt onder b glazen kom. A] m'n akkerland staat onder. Alleen hier en j aar steekt den boerenkool zijnen groenen pluim 7°ven. 'n Hek, 'n paaltje, 'n afscheiding van wnnekesdraad hangt druppend boven den stil- vloed. En nou en dan zeilt 't Zuid-Oosterke rakelings langs den blanken spiegel en 'n eiland an louter rimpeltjes drijft efkens in dat wije Water. Dat wije water, die eindelooze verten aan ater, die strekken in den Bels. Schoon is 't genoeg, maar 't geeft veul schaai. .Want ga de gij maar groentes rooien, amico, 't sop....! Een geluk héb ik ons huiske staat droog. '■Water staat voornamelijk op de Westerhelft, échter den Steenweg, van ons dorpke, zoodat m'nen grond blank en m'n huis en erf droog staan. Bij den Blaauwe is 't sjuist andersom, die z'n stukske land bleef droog en z'n huiskeochèrm! Z'n Aantje en z'n kroost zit op de zolders; mee de kiepen! Heel zijnen huisraad brocht ie naar boven, op de klok en de portretten na, die boven de waterlijn han gen. En als ik bij 'm kwam, in hooge bagger- leerzen, dan dreef 't „ding" van onder de bed stee, door z'n huiske. Ja, 'k ben bij 'm geweest, voor zaken! Want ge verstaat misschien wel: m'n klantjes laat ik nie in den steek! Als ge baas voor oew eigen zijt, allee! dan knoeit ge nie mee klanten, al zitten er soms nóg zulke donderkoppen on derD'n knecht, jaadie kan royaler, lichtzinniger omspringen mee „zijn" klanten (van den baas). En knecht of meesterknecht, allee, da 's gelijk. Afijn, ge verstaat me genoeg. Ik wil maar zeggen: naamlooze vennootschappen motte al héél veul winsten maken, aleer ze na 't „na tuurlijke" verlies, door voorname knechten, nog wat overhouWen voor d' eigenaars, voor.... „den baas." Ik ging dus, in m'n baggerleerzen naar den Blaauwe. Als ik bij 'm binnen kwam, zag ik alleen z'n onderstuk, z'n beenen, ook in baggerleerzen, die op de leer stonden. Hij stond z'n kiepen te voeieren. „Allee, snotneus," riep ie: „mokt da touwkes los van dieën haan z'nen poot en gij, Keesje, zit nie aan dat ei te friemelen, wat da beest aan 't leggen is. Aantje, gaauw, pakt ons Keesje 'ns bij z'n kladden, hij frit alle eiers op, hij zit ze gewoonweg op te vangen, den roover! Tuuttuut, tuu-uut, kom maar kiepkes, bij den Blaauwe, tuu-uut, tuut.." en rang, daar kletterde 't zaad over de planken van den zolder! En 'n spektakel, dat hooren-en- zien verging. Toen kwamen z'n eenden „thuis". Tusschen m'n beenen door kwamen ze binnen-gedreven. Ze hadden natuurlijk 't voeieren gehoord. „Noach!" riep ik naar boven: „volk!" „Ik kom, Dré!" riep ie terug: „hebt g" oew voeten geveegd En mee z'nen mandje voer, kwam ie de leer af. „Ach, Dré! Zijde tevoet of mee den stoomboot van Sinterklaas?" „Op de fiets. D'n keiweg is droog, ee." „Gelukkig wel. Want ik mot dalijknog verkens naar stad brengen; waar kan 'k oe mee helpen?" En vóór ik wat gezeed had: „Aantje....!" „Joeh, Tiest?" klonk door den zolder. „Is er koffie? Den Dré is hier!" „Joeh!" „Tiest?" zee ik 'n bietje benaauwd. „Is er ietsDré?" Ik wees naar boven, z'n mooie kast....! Die kast, die 'n paar voet in water stond, stond nie te vast op z'n pooten, lijk ge verstaat. En den H. Jozef, daar-bovenop. „Tiest, dadelijk mokt ie 'nen duik, kearel!" „Dan mot ie ok maar naar boven," zee den Blaauwe, pakte voorzichtig 't heilige beeldje van de kast en toen klommen we mee z'n drieën op de leer. Aantje trok 't luik open en als ik mijnen kop er doorstakKiepen, konijnen, 'nen gedresseerden ekster, die te schelden stond, beddegoed, kinders, 'n lawijt als 'n oordeel. 'Nen haan, die kiepen op de vlucht joeg; den scheldenden ekster; den brommenden waak hond; de tierende jong, voor wie deus leven één groot feest is; 'n kiep die 'n ei gelegd had en daarvan der weareld kond dee; den haan die 't in de gaten had gekregen en begost te kukelen, of hij de weareld mee 'n ei had vermeerderd, 't was om kleurendoof te worden, dèèr! „Zeg, Blaauwe, ik mis nog iets....?" En terwijl ie Sinte Josef veilig wegborg in de kist van 't naaimachien, zee-t-ie: „neeë, Dré, hier is alleen 't pluimvee...." (mee keek ie naar Aantje en de brakken) „de verkens heb ik op m'n eerpelland gestald, halvelings teugen den Fielp z'n bakkerij aan; ze zitten daar droog en werm!" „En oew! twee koeikes?" „Staan daar vlakke bij, teuge 't bosch aan, mee 'n dekkleed op den schoeft." „Niks verloren, dus?" „Ons Kiske zijnen weer-kikkert, die is er tusschen uit gegaan!" ('nen kikvorsch in 'n fleschke, amico, waarin 'n ladderke. Al naar den kikker höoger of lager op 't trapke zit, da&raan voorspelt den Blaauwe z'n Keeske 't weer). Ais ik aan 't helsche spectakel 'n bietje gewoon was, en mee den Blaauwe en z'n Aantje aan de warme' plattebuis zat, die hij 'n etage hooger brocht en na 'n gat in den schoorsteen te heb ben gebeiteld, prontjes opstelde, dan zijn we tot zaken gekomen. „Tc Had zóó gedopht, Tiest: 'k zal iederen dag, mee deus hooge water, op jouw akkerske m'nen groentenwagel vol-rooien, m'nen klantjes gerie ven en jouw den ontvangst afdragen." „En gij dan, Dré?" „Watte?' „Daar worde gij toch nie beter van „Ik gerief m'n klantjes, Tiest en da's vol doende, da 's ruim voldoende!" „Samsam, Dré!" „Leg niet te kluuten, jonk!" „Samsam, of ge zet ginnen poot op m'n land." „Tiest, leg nou nie te kalegezichten, daar komt „Samsam en gin gezeever!" „As den Dré 't nou niet anders wil, Tiest," zee Aantje: „enne Trui, Dré?" „Denkt er over, sjuust as ik, menschen." „Dan....," zee den Blaauwe en op 't eigenste moment vloog den haan op z'nen kop en den Blaauwe salueerde als hen generaal op de parade. 't Liep natuurlijk verkeerd, d.w.z. voor den Tiest, voor den haan liep 't best, en onder de woorden: „zo'nen schobbejak", kwakte- n-ie den haan op den vloer, vreef z'n rosse ste kels weer proper en verklaarde: „den besten mest die er is teugen kaalhoofdigheid." Toen waren we 't samen eens. En nou. achteraf, is de Blaauwe content dat z'n huiske nat en z'n landje droog is en ik ben met Trui kolossaal content, dat 't bij ons sjuust andersom is. 't Is schaai, zeker, 't Is veul schaai, maar als straks 't water terugloopt in de Mark, dan is 't bedrijf 't bedrijf gebleven engeloof dat 't van 't jaar schoon oogsten wordt, amico! Alleenm'n winterkorenik kan er nog niks van zeggenTrui zee-t-er daarom al genoeg over, horre. Maar 't is mee zulke rampzalige dingen (d' overstrooming! nie Trui!) zóó gelegen: op 't end valt 't al tij veul mee! Maar lijk ik hierboven al zee: „Schoon is 't!" Vandaag hing 'nen dunnen mist over de weareld. En ge kost de stilte snijen, hier. d' Eenzaamheid over al 't water, t was om koud te worden in oewen nek. 'n Rijke knotwilgen, daar midden in die stille, verlaten zee, onbereikbaar voor 'nen veugel haast, die wilgskesallee! Als 't water ooit 'ns weg is, ga 'k ze op d'nen schoeft kloppen! Gisterenavond was 't weer helder, 'k Zag door m'n bovenlicht van de deur 't manelicht op de takken van m'nen notenkroon zitten. Spookach tig, doorschijnend-groen, aderden ze teugen den blaauwzwarten hemel. ,,'k Docht da'k hierboven iets hoorde, Trui?" ,,'n Rat, misschien," zee Trui kort en bondig. Ja, amico, ze kan 't moeilijk verkroppen, dat er 's middags, als ik thuiskom mee den groenten wagel, niks voor haar te schuiven valt. Want ja, dat is ze zoo gewoon, ee? Als ik alles uit geteld heb, in kwartjes, dubbeltjes en centen en 'n paar vijftigers, die aan 't hoofd gaan van de troepenafdeelingen, sjuust in 't gelid van dubbeltjes en zoo, dan vat ze heuren schort bij 'nen punt en schaart, mee 'nen krommen arm, handig heel 't duitenleger mee éénen veeg in den schort. Da's nou nie noodig.... en da's iets! Ze staat 's middags net te kijken als 'n weeskind, als ik m'n boekske opmaak. Ja, d' admini stratie van den pof gaat door! Trui denkt heel den dag aan dat weeskindmoment. Heur ge zicht staat even strak als 't watervlak. Vrou wen...., ze kunnen slechter teugen verlies, dan mannen. Da's iets wat zeker is, amico! „Neeë, Trui," zee 'k na 'n moment: „da's geen rat, wefke „Ga dan maar 'ns kijken," zee Trui. En als ik halverwegen den zoldertrap was: „neem maar geen keerske mee, Dré, kek zóó maar door 't dakraam, ee Ochja, ik wilde haar nou nie dalijk zeggen, da 'k de meren van Ulvenhout 'ns onder 'nen gloriënden sterrenhemel wou zien, want Trui kan van d' overstrooming geen haarke goeds hooren, dat verstaat ge zeker wel! Toch had ze me weer dalijk in de gaten g'ad, dieën geldduvel! 't Was schoon, 't was "nen toover, daar uit m'n dak! Den ranken spits van ons kerketorentje droop van manelicht. Als zuiver zoo blonk 't kruis in den top, over 't rampzalige land. De stilte schoof me voorbij. Ze leek op te zweven van den zwarten kristal, daar op eerde. Zwarten kristal, besiepen mee duizenden sterren. Zwarten kristal, overgoten mee 'nen schemer van koud manelicht. 'Nen rimpel trok door 't mysterieuze kristal, 't Wierd ineenen vloeibaar, 'n Veer wierd er in geslepen....' 'n rat vermoedde ik, zwom door deuzen besterden pracht. Toen sloeg de torenklok negen slagen door de zwarte stilte. Ver droegen de dreunen over 't stille water. Streken neer, als onzichtbare veugels in 'n sierlijke, ruime glijvlucht. Ik meende te droomen. Te leven in 'n sprook en toen toen stond Trui op de steenweg en riep: motte nou nog 'n kou pakken ok, van Gekkum?" Neeë, 't was geen droom. AI deuze pracht om m'n huiske was werke lijkheid! Daar verschoot 'n ster. Ik zag 't in 't water. En in al m'nen arremoei, ik prees deus staal van Gods wondere scheppingspracht. 'k Zeg Jou dat; bij Trui zou 'k er nie gaarn mee aankomen Maar nou schei 'k er af, amico. Veul groeten van „de Werkelijkheid" en geen haarke minder van oewen t. a. v. Dré.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7