iertellingen van
l
w
m
UIT DEN OMTREK
Laatste Nieuws
Men om:
D'n Dre bo
wt een vlot
SIBOTAK
De roofmoord te
Den Haag
Dien Zondag werd er
niet gepropt
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1939
GERED UIT DE KAMPONG
Francis Drake
i
Mooie, maar ongenoode gasten melden zich voor het ontbyt
BENNEBROEK
HEEMSTEDE
VELSEN
ZAANDAM
ZANDVOORT
Zaandam
RIJKSVISCHAFSLAG
(Gedeeltelijk gecorrigeerd.)
Signalement der daders
STAAT VAN BESOMMINGEN
BRABANTSCHE BRIEVEN
U
Gedurende meerdere maanden hadden wij
in de bosschen van Borneo doorgebracht
en ons voornamelijk bezig gehouden met
het in kaart brengen van houtaankapeoncessies.
Na beëindiging van het werk, werd onver
wijld de terugtocht aanvaard en wij bevonden
cns thans nog slechts op één dagmarsch van
de rustplaats van waar we ons voor Singapore
zouden inschepen.
Langs 'n plantweg van een rijstveld naar den
kampong loopend om aan het dorpshoofd een
nachtverblijf te verzoeken, passeerden wij een
troepje vrouwen, die onder scherts en zang
doende waren, den rijstoogst binnen te halen.
Toevallig viel mijn blik op één der oogsters,
die er zoo geheel anders dan de primitieve be
volking van deze landstreek uitzag.
Toen zij mij in zuiver Hollandsch vroeg,
waar wij vandaan kwamen, kreeg ik de zeker
heid, dat deze vrouw niet in deze afgelegen
streken kon thuisbehooren.
Na eenig praten bleek dan ook, dat zij een
afstammelinge was van een Hollandschen va
der en een Soendaneesche moeder, en zeer
christelijk was opgevoed. Van haar schuchter
heid eenigszins bekomen, deelde zij mij het vol
gende aandoenlijk verhaal mede:
Nadat zij op jeugdigen leeftijd haar vader
door den dood had verloren, woonde zij tot
aan haar zestiende jaar bij haar moeder, toen
op een ongeluksdag in den kampong een agent
van een werfkantoor was verschenen, die haar
onder allerlei schoone voorspiegelingen wist
over te halen, om bij een beheerder van een
rubberplantage als gouvernante in dienst te
gaan.
In plaats van haar to bestemder plaatse ai
te leveren, werd zij met bekwamen spoed naar
een Chineeschen kuststoomer vervoerd, welke
reeds gereed lag met bestemming Engelscli-
Noord-Bomeo.
Al spoedig werd het haar duidelijk, dat zij
geronseld en met een honderd Inlanders op
transport gesteld was, om op een koffieland als
contract-koele te worden te werk gesteld.
Doch ook dit zou nog niet het einde van
haar beproeving zijn, want nauwelijks ter
plaatse aangekomen, kwam er een geweten-
looze Arabier opdagen, die den begeleider van
het transport wist over te halen het meisje
tegen een flinke som gelds af te staan. Onder
hevig verzet werd zij des nachts weggevoerd en
naar de woning van den Muzelman gebracht,
waar zij als slavin dienst moest doen.
Nu brak er een treurige tijd voor haar aan
en het was treurig te vernemen, hoe zij door
haar andere lotgenooten werd vernederd en
gesard, ja soms zelfs mishandeld.
Door wanhoop gedreven besloot zij naar het
binnenland te vluchten en na veel zwerven en
ontberingen in de bosschen gelukte het haar
een afgelegen kampong te bereiken in de na
bijheid van de plaats waar ik haar aantrof.
Alhoewel zij in het Dessaverband was opge
nomen en op goeden voet met de kampongbe
volking verkeerde, gevoelde zij zich ook hier
door de barbaarsche en vreemde gebruiken
meer dan ellendig.
Aan haar aanhoudend smeeken, om haar uit
deze hel te verlossen besloot ik zoo mogelijk,
te voldoen. M'n vriend, de landmeter, was in-
tusschen doorgegaan naar de kampong, om
nachtlogies te bespreken.
Ik nam hartelijk afscheid van haar; het
oogenblik vergeet ik nooit; met die oogen, vol
van weemoed, maar ook vol vertrouwen op God,
scheen het, of ze mii nog wilde afsmeeken de
gelofte gestand te doen. En na een korte pauze
klonk 't bijna onhoorbaar: ,,Kan ik in u geloo-
ven als in God?''
„Ja," zei ik en ik drukte haar voor de laatste
maal de hand. Weg was ze, blij. Ik bleef nog
even staan. Ja hoor, ze keek nog even om en
wuifde.
Daar stond ik alleen met m'n gedachten.
Den naam van het meisje kende ik niet; maar
dat was ook niet noodig, want als ik aan haai
dacht, zag ik weer dien vertrouwenden blik en
hoorde ik die zachte weemoedige stem.
Ook ik ging naar den kampong m'n vriend
opzoeken, een landmeter, ook een Hollandei
van geboorte, een aardige, brave, beste vent,
met degelijke christelijke beginselen.
Daar stond-ie vlak bij me, z'n witte jas over
de rieten rugleuning van den fauteuil werpend
en zich gereedmakend voor een verfrisschend
bad.
Een poosje later vertelde ik hem van mijn
ontmoeting. Hij interesseerde zich buitenge
woon voor het meisje en vroeg, of het mogelijk
zou zijn hem met haar in kennis te brengen.
„Natuurlijk, dat is geen bezwaar", antwoord
de ik, maar zou dat een oplossing kunnen zijn,
haar te helpen?"
„Mogelijk wel, we zouden beiden naar het
kamponghoofd kunnen gaan."
Zoo trokken we er eenige dagen later op uit;
het schitterend zonlicht hielp mede, onze ge
moederen vroolijk te stemmen.
Daar stond ze in al haar schoonheid, wach
tend op de tweede ontmoeting.
Ze had Ben, mijn vriend, niet verwacht en
het leek wel een teleurstelling voor haar, doch
de geruststellende woorden van m'n collega en
de hulp, die hij haar bood, deden haar weldra
het vertrouwen herwinnen.
Allereerst gingen we nu naar het kampong
hoofd, die een aanzienlijke som gelds eischte,
welke, zoo zeide hij, aan haar verzorgers moest
worden uitbetaald.
Op den terugweg was mijn vriend zeer stil;
ik begreep dat in- z'n jonge leven, vol van ar
beidskracht, een ommekeer was gekomen en
eiken dag weer sprak hij mij over de jonge
vrouw; hij sprak zelfs over huwelijk en vroeg
mij dan raad en daad, om zoo spoedig mogelijk
tot dezen stap te kunnen overgaan.
Eindelijk, na een half jaar na vele
moeilijke beslommeringen met het ruwe kam
ponghoofd uit den weg geruimd te hebben,
werd de huwelijksplechtigheid voltrokken. En
nooit heb ik gelukkiger menschen gekend dan
die twee.
Naast Nederland is Engeland steeds de baker
mat van de beroemde zeevaarders geweest. Een
der bekendste admiraals van Engeland in de
zestiende eeuw was Sir Francis Drake. Hij was
de zoon van een eenvoudigen zeeman; waar
schijnlijk moeten wij zijn geboortehuis zoeken
in Tavidstock, een klein plaatsje in Devonshire.
In zijn jeugd voer hij als matroos en konstabel
op Spanje en de kuststreken van Nieuw-Gui-
nea. In 1567 werd hem het eerste bevel opge
dragen over de „Judith", waarmee hij zich on
derscheidde in een gevecht tegen de Spanjaar
den bij Vera Cruz. Sedert dien tijd waren de
Spanjolen zijn doodsvijanden en dat werd er
nie't beter op toen hij hoorde, hoe de Engelsche
krijgsgevangenen door hen mishandeld werden.
Hij zwoer Spanje, waar hij kon, afbreuk te
doen. Voor dit doel werd hem het commando
opgedragen over een smaldeel, waarmee hij
naar de Spaansche koloniën in Zuid-Amerika
zeilde. Hij nam de stad Nombre de Dios in, ver
overde verscheidene schepen, verwoestte een
deel van Vera Cruz en met buit beladen kwam
hij in het vaderland terug. Nu rustte hij voor
eigen rekening drie fregatschepen uit, die hij
onder de bevelen van den graaf van Essex stel
de. Na diens dood legde hij aan koningin Eli
zabeth een plan voor, om door de Straat van
Magelhaen naar den Stillen Oceaan te steve
nen, ten einde daar de Spanjaarden aan te tas
ten. Elizabeth had hier wel ooren naar; zij stel
de vijf schepen ter beschikking van Drake,
waarmee hij de kusten van Chili bereikte. Hij
wendde den steven naar de Westkust van Zuid-
Amerika en menig Spaansch schip werd be
machtigd. Hij ondernam ten slotte den stouten
tocht over den Grooten Oceaan en bereikte het
eiland Ternate (een der Molukken). Celebes en
Java, vanwaar hij om Kaap de Goede Hoop
naar Engeland terug ging (Sept. 1580). Konin
gin Elizabeth kwam bij den koenen vlootvoogd
aan boord en sloeg hem tot ridder. Korten tijd
later, als bevelhebber over een vloot van 25
schepen, behaalde hij op de Spanjaarden een
buit van meer dan zeven millioen gulden. Op
nieuw uitzeilende, verbrandde hij in de haven
van Cadix een deel van de Armada. Als Vice-
Admlraal zeilde hij voor de laatste maal naar
West-ïndië, doch de onderneming tegen Porto-
rico mislukte. Op 23 Januari 1595 overleed hij.
Inzicht in onze historie vordert dat
ieder katholiek zijn Universiteit steu-
ne. Als de rijpe vrucht der katholieke
middeleeuwen geboren, behoort tot onze
emancipatie de volledige eigen Universi
teit.
Raadsvergadering Goedgekeurd worden de
wijzigingen van de Politieverordening, waarin
wordt opgenomen in verband met de verkiezin
gen een verbod om op de straat te kalken en
een verbod om in de bebouwde kom uitvliegende
duiven te houden.
Dan wordt de gemeentebegrooting 1937 be
handeld. De VOORZITTER merkt op, dat de
grootste moeilijkheid is geweest, het nadeelig
saldo van 1935 ad f 6000 te dekken. B. en W.
hebben getracht de helft van dit bedrag ten
laste te brengen van het dienstjaar 1936 en de
andere f 3000 op het dienstjaar 1937 te brengen.
Als Ged. Staten dit goedkeuren behoeven de be
lastingen in Bennebroek, wat betreft de op
centen op de Personeele belasting en op de Ge
meentefondsbelasting niet worden verhoogd.
Volstaan kan dan worden met het invoeren, voor
de eerste maal, van opcenten op de vermogens
belasting, tot het maximum aantal van 38. Deze
heffing zal opbrengen naar raming f 1292.
De heer DUBBES is zeer verheugd over de
vermindering van de Wethoudersvergoeding met
een bedrag van f 200.
De heer DUBBES verklaart zich voor het
voorstel om het salaris van den adjunct-admi
nistrateur met f 300 te verhoogen, maar ten na-
deele van den secretaris. De heer DUBBES stelt
voor de administratie van eenige gemeentefond
sen, waarvoor de secretaris een vergoeding ont
vangt van f 350, in handen te stellen van den
adjunct-administrateur.
Het voorstel van den heer DUBBES wordt
verworpen, alleen de heeren de Vries en Dubbes
stemmen voor.
De heer DE VRIES wenscht een herziening
van de rioolbelasting, daar de indertijd in den
Raad aangenomen regeling in de practijk een
100 pet. belastingverhooging blijkt te zijn.
De VOORZITTER antwoordt, dat men vooraf
niet altijd kan weten hoe een maatregel zal
werken in de practijk, maar dat in ieder geval
de regeling goed is.
Nadat nog naar eenige kleine bedragen geïn
formeerd is, wordt de begrooting zonder eenige
verandering aangenomen.
Op verzoek van den heer DE VRIES wordt
besloten de gemeentelijke opslagplaats aan de
Schoollaan aan het gezicht te onttrekken door
het aanplanten van een heg. Ook informeert
de heer DE VRIES naar den voedingstoestand
van schoolgaande kinderen en zou in geval van
ondervoeding voor willen stellen op kosten van
de gemeente op de scholen melk te verstrekken.
De VOORZITTER antwoordt, dat uit het rap
port van de doctoren is gebleken, dat er van
ondervoeding op de scholen hier geen sprake is.
Hierna sluiting.
Bestuursraadsvergadering R. K. Volksbond
Onder leiding van den voorzitter van den R. K.
Volksbond, den heer H. A. Meeuwenoord, werd
Vrijdagavond een vergadering gehouden van den
raad van besturen der diverse onderafdeelingen.
Allereerst werd besproken een circulaire van
het R. K. Werkliedenverbond, betreffende de op
richting van een R. K. Ziekenfonds, nu mogelijk
geworden doordat groote fondsen, zooals dat in
Den Haag reeds bestaat, agentschappen kan
stichten.
Deze zaak zal echter een nauwkeurige voorbe
reiding eischen.
Vervolgens werd besproken de in 1941 te hou
den reis naar Rome. Dit moet, aldus de voor
zitter, een geweldige demonstratie worden, een
uiting van dankbaarheid voor wat Z. H. de Paus
in 1891 voor de arbeiders heeft gedaan.
Zeer uitvoerig werden de reis en de mogelijk
heden besproken. Van nu af wordt een mogelijk
heid tot sparen in het leven geroepen, om de
f 70.noodig voor reis- en verblijfkosten, bijeen
te krijgen, wat zal geschieden door een door de
Centrale reiskas te organiseeren spaarsysteem.
Voor Heemstede werd een commissie samenge
steld, bestaande uit de heeren W. Groenland,
Wiekerplein 5; C. Floris, secr., Drieheerenlaan
15; S. Smit, penningmeester, Jan v. d. Berg
straat 3 en de heeren Jo Vester, Lombokstraat 10
P. Juffermans, Lindelaan 15 en P. Zegwaart,
Lindelaan 37, bij wien men zich nu reeds als
deelnemers kan aanmelden.
De bedoeling is, dat wekelijks bij de a.s.
deelnemers het te sparen bedrag, dat gemid
deld 50 cents zal moeten bedragen, aan huis zal
worden afgehaald, welke gelden zullen belegd
worden, en waardoor het mogelijk zal worden ook
voor minder bedeelden zulk een reis te maken.
Vervolgens werd nog besproken een schrijven
van het Verbond over de zorg voor zwakke kin
deren en volwassenen.
Algemeen was men van meening, dat deze
zaak hier heel goed wordt verzorgd door de Al-
gemeene Vereeniging tot Uitzending van zwakke
Kinderen naar Vacantie-oorden, zoodat hier als
nog geen behoefte bestaat voor het stichten van
zulk een vereeniging.
Vastgesteld werd de eerste vergadering der
commissie-Rome-reis, die gehouden wordt op
Maandag 8 Maart a.s. in het Verenigingsge
bouw.
Afsluiting van wegen Van Maandag a.s.
af zullen de Zeeweg te IJmuiden van den Stations
weg tot den iJmuiderstraatweg voor alle ver
keer, en de Hoofdstraat te Santpoort, van den
Overbiltweg tot den Hagelingerweg, tot nader
order voor het doorgaand verkeer met rij- en
voertuigen zijn afgesloten.
Inbraak bij de fa. Polak en Schwarz In
den nacht van Donderdag op Vrijdag is een
brutale inbraak gepleegd in het kantoor der
N.V. Polak en Schwarz's Essence-fabrieken aan
den Provincialen weg, tegenover het spoorweg
emplacement.
Bij het onderzoek bleek, dat de brandvrije
kluis met een zuurstof cylinderapparaat was
bewerkt. Het slot was geheel uitgebrand. Een
bedrag van 300.— aan geldswaardig papier en
specie werd als buit meegenomen. Ook op enkele
bureaux werd een onderzoek ingesteld, waarbij
alles overhoop werd gehaald, doch dit leverde
niets op.
Voor de dieven aan den arbeid togen had
den zij uit de smederij van de fabriek eenige
tangen en een breekijzer weggenomen, welke
gereedschappen bij de brandkast zijn terugge
vonden. Ook werd een zeil aangetroffen^ dat
naar men vermoedt dienst heeft gedaan om de
steekvlam te beschutten.
Vermoedelijk zijn vakkundige inbrekers aan
het werk geweest. De dieven hebben het privé-
kantoor links laten liggen, wat er op schijnt te
wijzen dat men met de situatie ter plaatse op
de hoogte was, aangezien zich daar een alarm
inrichting bevindt.
De politie stelt een uitgebreid onderzoek in.
Roomsch Katholieke Staatspartij. De af-
deeling Zandvoort van de R.K.S.P. hield haar
jaarvergadering in het patronaatsgebouw. De
voorzitter, de heer J. G. Crabbendarn gaf in
zijn openingswoord een uiteenzetting van de
werkzaamheden ter voorbereiding voor de a.s.
verkiezingen, waarbij tevens de ledenwerving
terdege ter hand wordt genomen. Reeds werd
het aantal leden opgevoerd van 120 tot 186.
Zandvoort is verdeeld in zeven wijken, aan het
hoofd waarvan een wijkmeester is gesteld, bij
gestaan door propagandisten. De ijver van deze
personen heeft het genoemde succes ten gevol
ge gehad. Medegedeeld werd, dat het aan het
bestuur is mogen gelukken prof. dr. C. P. M.
Romme, leider der R. K. Fractie in den ge
meenteraad te Amsterdam, als spreker op een
propaganda-bij eenkomst te mogen ontvangen
en wel in de maand April, hetgeen voor deze
afdeeling een buitengewoon voorrecht mag ge
noemd worden.
Voor de maand Maart is als spreker uitge-
noodigd de heer H. A. Vulink uit Amsterdam, die
meer speciaal voor de jongeren-afdeeling zal
komen spreken.
De jaarverslagen werden onder dank goed
gekeurd. Hierna werd het ontwerp-bijzonder
program 1937 bekend gemaakt. Tot leden van
het stembureau werden benoemd de heeren D.
Vader, C. Siegers en J. G. Crabbendarn.
Hierna rondvraag en sluiting.
PAROCHIE VAN DEN H. BONIFACIUS
ZONDAG, 4e en laatste Zondag van de
maand, 3e Zondag van de Vasten. De stille
H.H. Missen om 6, 7 en half 9, kwart vóór 10
Kindermis (uitsluitend voor kinderen toegan
kelijk); (om tien min. over half 11 begint de
.Asperges")de Hoogmis om kwart vóór 11.
Onder de H.H. Missen schaalcollecte voor het
vrouwelijk jeugdwerk in deze parochie. Om
kwart over 12 Catechismus voor de jongens;
om 4 uur installatie van de leden van de
Kruisvaart; om 5 uur Maria-Congregatie
(meisjes) afd. I, en om 6 uur voor de jon
gens; 7 uur Lof en Lijdensmeditatie.
In de week de H.H. Missen om kwart vóór 7,
half 8, 8 en 9 uur.
MAANDAG geen H. Mis om half 8. Om 9
uur gelezen maandstond voor Franciscus Dui
venvoorden. 's Avonds om 7 uur Lof ter eere
van den H. Jozef met Litanie tot opening vals
de maand Maart. 8 uur H. Familie, afd. man
nen.
DINSDAG-avond om kwart over 8 Mana-.
Congregatie, afd. jongemannen.
WOENSDAG om 3 uur Catechismus voor de
meisjes, 's Avonds om 7 uur Lof ter eere van
den H. Jozef. Om half 9 Maria-Congregatie.
afd. gehuwde dames.
DONDERDAG-morgen om half 12 en des
middags om 4 uur biechtgelegenheid voor de
kinderen van de St. Bonifaciusschool. Biecht
gelegenheid van 6.308.30 uur. 's Avonds om
8 uur plechtig Lof en eerste Donderdag van
het triduum van de Kath. Actie.
VRIJDAG, eerste Vrijdag van de maand; om
6 uur en half 7 wordt de H. Communie uitge
reikt. Kwart vóór 8 gez. H. Mi,s. 's Avonds om
8 uur oefening van het Triduum.
ZATERDAG-morgen onder de H. Mis van 8
uur alg. H. Communie voor de kinderen; des
middags van 48.30 uur gelegenheid om te
biechten; 's avonds om 7 uur Lof ter eere van
de H. Maagd Maria voor de bekeering van de
zondaars.
Voor de deelnemers aan den Stillen Omgang
wordt de kerk geopend om half één 'S nachts,
om kwart vóór één Lof en toespraak; om
kwart over één vertrek naar de Heilige Stede.
A s. ZONDAG, dag van den Stillen Omgang.
Euch. dag voor de parochie en alg. H. Commu
nie voor de parochie.
IJMUIDEN, 27 Febr. Rijksvischafslag. Tarbot
8092 cent per kg. Griet 19.0038 per 50 kg.
Tong 6590 cent per kg. Groote Schol 9.0011,
middel Schol 11.5015, Zetsehol 18.0025, klei
ne Schol 917.50, Bot 3.707, Schar 5.80—10.50,
Tongschar 27.0030 per 50 kg. Vleet 4.50 per st.
Pieterman en Poon 7.008 per 50 kg. Kabeljauw
11.0031 per 125 kg. Gullen 78.50 per 50 kg.
Leng 2.70 per stuk. Heilbot 46 cent per kg. Wij
ting' 4.107.50 per 50 kg.
Naar wij vernemen, is heden bij de sectie
op 't lijk van het slechtoffer van den moord,
Vrijdagavond laat op den Bezuidenhoutsche-
weg in een auto gepleegd, gebleken, dat de
heer H. uit Haarlem is doodgeschoten met
een klein model vuurwapen. Hij was ge
troffen door een kogel in het achterhoofd.
De auto dien de heer H. en zijn metgezel J.
op de autobeurs op het Spui hebben trachten
te verkoopen was een licht-grijze 4-persoons
vier deurs Citroen, conduite-interieure van het
nieuwste model.
De eene is ongeveer 1.75 M. lang, een for-
sche, doch niet zware figuur. Hij droeg een
zwarten lap voor zijn rechteroog, was gekleed in
een donkere winterjas en blootshoofd, hij heeft
donker, achterovergekamd dik- haar waarin
een slag ligt. Zijn leeftijd wordt geschat op 27
a 28 jaar. Hij was glad geschoren.
De tweede persoon was gekleed in donker
grijze winterjas en met dito slappen hoed. Hij
was eveneens gladgeschoren, is iets jonger en
tengerder en ook kleiner dan de eerstbedoelde
verdachte.
De commissaris van politie van den justitieelen
dienst „A" verzoekt ieder die inlichtingen kan
geven, zich te vervoegen aan zijn bureau,
Laan Copes van Cattenburg 13, Den Haag.
WIE IS MIJN NAASTE
Geachte Redactie
In uw blad van Vrijdagavond wordt van „wel
ingelichte" zijde gewaarschuwd tegen de bemid
deling van het algemeen huisvestingscomité voor
Spaansche kinderen. Het Is Jammer dat die „wel
ingelichte" zijde zoo slecht ingelicht Is omtrent
den zin van het Evangelie. Dit is een kras staaltje
van benepen Katholieke belevenis, dat vreemd
is aan het universeel apostolaat der Moederkerk.
Is er iets beters te redden dan de ziel van het
Spaansche kind? En loopen juist deze kinderen
van communistische of socialistische vaders niet
het meeste gevaar? Is het niet oneindig beter
de kinderen te gewennen aan de sfeer van een
goede katholieke gezinsopvoeding, dan hen te
laten komen in gezinnen waar nooit dan in haat
en hoon over God en Godsdienst wordt gespro
ken? De waarschuwing is misplaatst. Laten wij
het communisme der ouders niet op de kinderen
wreken, want wellicht heeft de belevenis der Ka
tholieken nog schuld aan het communisme der
ouders en dan is er nog wat goed te maken. Maar
bovenal, laat vooral aan deze kinderen de naas
tenliefde der katholieken waarheid worden.
Ter overweging aan de „welingelichte".
Hoogachtend,
ROOD,
Bastiaanstraat 2, Haarlem.
Naschrift der Redactie. Wij vestigen er de
aandacht van inzeilde» op, dat hier te Haarlem
het indertijd ten behoeve van Duitsche, Hongaar-
sche en Oostenrijksche kinderen gestichte Katho
liek Huisvestingscomité een dezer dagen is her
opgericht, juist om de taak op zich te nemen,
waarvoor inzender zulk een vurig pleidooi houdt.
Dit comité zal met de Haarlemsche afdeeling van
het Algemeen Comité samenwerken en het toe
zicht en de verzorging op zich nemen van de
katholieke Spaansche kinderen, welke door be
middeling van het Algemeen Comité naar Neder
land zullen worden gebracht. Het hoofdbestuur
van het Algemeen Comité heeft toegezegd, dat
het de verzorging van de katholieke Spaansche
kinderen gaarne aan het Katholiek Huisvestings
comité zal overlaten. De eerwaarde zusters van
Sancta Maria aan de Dreef hebben zich bereid
verklaard een leslokaal voor deze kinderen be
schikbaar te houden en de zeereerw. pater v. d.
Vrande, die Spaansch spreekt, zal den kinderen
godsdienstonderricht geven.
Inzender moge uit deze mededeelingen de over
tuiging putten, dat de verzorging van het Spaan
sche kind in Haarlem zoo goed mogelijk verzorgd
is. Het wachten is nu alleen nog op de kinderen
zelf!
van de Zaterdag aan den Rijksvischafslag aange
komen
STOOMTRAWLERS
Amstelstroom 145 manden 1680.Dolfijn 75
manden 1700.Jennie Elsa 75 manden 1540
Ewald 425 manden 3090.
Ulvenhout, 26 Febr.
Amico,
Daar is lesten
Zondag van prop
pen nie veul geko
men. 't Zat zóó.
'k Had verlejen
week 'n vlot getimmerd. In veertien dagen had
ik geenen voet meer op m'nen grond gezet en
Ti kost t niemeer uithouwen!
Eiken morgen, op m'n blootc voeten nog, was
ik van de bedstee al naar de voorkamer gerend
en had ik, door 'n klerke van Trui's mooie gor
dijnen naar 't water getuurd eneiken nacht
was 't „wonder", da "k toch stiekum verwachtte,
uitgebleven! Geenen duim was 't water gezakt,
wa 'k zoo sjuust bespeuren kan, dóór, waar m'n
boerenkoolveld is, omdat den kool, mee z'n
groene pluimen, sjuust efkens boven water
steekt. Die groene toppen van m'nen onbereik-
baren kool zijn dus zooveul als m'n waterpeil.
Ik bleef dan staan turen, turen, turen naar
dat grijze, stille water in den graauwen winter
morgen, tot de koupukkeltjes op m'n vel prik
ten, om dan, 'n bietje moedeloos, terug te gaan
naar achteren om m'n eigen langzaam en pie
kerend zonder gedachten, aan te kleejen.
„En...."
„Nog 't zelfde, Trui....!"
„Gij pakt nog 's 'n flinke kou, mee eiken
morgen zoo in oew hemd aan die raam te gaan
staan.
„Kan er nog wel bij."
„Ge kunt toch net zoo goed even oew sokken
en klompen aanschieten
„Jawel. Maar ik ben zoo nieuwsgierig, ee,
naar t wonder!"
„Won—der?"
„Ja! Da'k op 'nen morgen op zal staan en
eh datte, nouja bidden er toch eiken avond
"n extra rozenhoeike voor, ee?"
Trui: „jajah!"
„Enne, Trui, 'k zal 't oe nou maar zeg
gen.
Toen zat ze meteen recht overeind in de
bedstee.
„Zeg op! Wat hangt er nou weer boven m'nen
kop?"
„Den Blaauwe z'n akkerske is heb ik
tennaastenbije al leeggerooid."
Hup! Trui slingerde heur beenen over de bed-
deplank. En mee d'r handen de plank vast
houwend, om 'r evenwicht te bewaren, zat ze
daar, mee 'nen vuurrooien kop van den slaap
en 'n bietje angst, mee groote, doffe oogen naar
me te kijken als 'nen dwaas.
„Christenezielenzee ze langzaam: „en
nouw....?"
„Ja, sjuust. En nouw."
Afijn, amico, om 'n lang verhaal kort te ma
ken: 'k heb 's middags 'n stuk of zes boomstam
men aan malkaar geklampt, Bles er voor ge
spannen en zoo m'n vlot naar 't water geslept.
„Ge liét 't, horre!" kwekte Trui.
„Mensch, hou-d-oe koest."
„Ik zeg oe, ge laat 't uit oew lijf, Dré!"
Toen nam ik den puthaak, 'nen stok van 'n
meter of vier, gooide die op 't vlot, klakte mee
m'n tong en Bles zette aan. Schurend en
zwaaiend over den vetten erf, liep m'n „schip",
de „Goeie Hoop", van stapel.
Trui achter me aan.
„Wat gade nou doen, Dré! wat gade nou
aanvangen?" dreinde Trui in duuzend on-
noodige angsten. Maar ik zette door. M'n klant
jes morgen in den steek laten....? Voor 't eerst
na vijf en veertig jarenNeeë, daar was
meer voor noodig, dan 'n klats water! „Vorrt,
Bles, vorrt!"
Bij 't water gekomen spande-n-ik Bles uit en
brocht 'm terug op stal. En steeds Trui achter
me aan. In den stal zocht ik wat gereedschap
bij malkaar, 'n paar bennekes ook en toen heb
ik Trui efkens „dé waarheid gezegd," lijk dat
genoemd wordt.
„Trui, sodejuu, schei uit! mee oew ge-
zeever! Ik zzallen toen sloeg ik mee den
vuist op tafel dat d'n koffiepot „neeë" schudde:
„ik zzall, hier-en-gunderwijd, ik zzal.
Ja, wat zou ik? O ja! „Ik zall m'n groentes
rooien, al al al mot ik er naar duiken!"
Weer zoo'n ding op tafel. Trui ving den koffie
pot nou op, (ik wist den tweeden keer veul
beter op welke plek ik slaan moest!) en meteen
liep ik naar buiten. Bij m'n vlot gekomen,
smeet ik manden en gereedschap er boven op,
rukte en snukte in m'nen drift 't heele ding
nogal rap te water en tenslotte moest ik nog
'nen sprong maken, want m'n schip had t
ruime sop al gekozen, nog vóór den kapitein
aan boord was.
Eenmaal op 't water zakte m'n kwaaie bui,
want m'n vlotje liet z'n eigen lekker boomen
en sturen, mee den puthaak. Ik was tenminste
weer 'ns op m'nen akker, al lag ie dan 'nen
meter onder me en mee m'nen boomstok voel-
de-n-ik: hier zit ik boven de savooien, hier bo
ven de spruiten .hier ga ik over m'n winterko
ren, hah, daar is den sloot langs m'n weiland,
vernolle amico, ik leefde weer óp, als ik m'nen
grond, m'n akkers, m'n velden betasten kost,
mee dieën stok. Op 'n oogenblik zat ik boven de
Mark. 'k Had diep water! Maar nou was m'nen
boomstok efkens te kortKost ik moeilijker
sturen en vóór ik 't wist, dreef de „Goeie Hoop"
op den snellen stroom van de Mark naar zo'n
kattenrugbrugske en nog sjuust op tijd kost ik
langsuit gaan liggen en zóó, onbeschadigd, on
der 't brugske doorkomen. Sodepin, dat was 'n
lollig avontuurke.
Maar nou terug naar „den akker".
En op 'nen bocht van de Mark, ik kan ze
uit m'nen kop teekenen, dat verstade, plant-
te-n-ik m'nen stok vast in den berm, trok, trok
mee beenen en armen m'n vlot den stroom uit
en pagaaide toen naar m'n koolvelden.
Nou, nie om te stoefen, jonk, fhaar ik ben
daar efkens te keer gegaan! 'k Heb m'n jas uit
geschoten, m'n mouwen omhooggestroopt tot
onder m'n armen, 'k heb 't vlot vastgezet aan
den stok en den ketting waaraan Bles de zaak
weggeslept had en toen, op m'n knieën, heb ik
m'n vlot volgerooid, genogt voor twee groenten-
wagels. M'n eerpel en m'n bieten liggen gekuild
achter m'n huis, droog! en zoo, teugen
donker heb ik de lading in evenwicht gebrocht,
m'n anker gelicht en koers gezet naar de haven.
Trui stond aan de kusten van Ulvenhout!
„E-è-enhakkelde ze.
„Goeie vangst, Toeteloeris! 'k Heb boerenkool,
spruiten en savooien gevischt, genogt voor twee
dagen. En de spullen zijn best! 'k Heb ze uit
't water getrokken als drenkelingen bij d'r
haren!"
't Schip heb ik netjes gemeerd, lading en ka-
piteii -v cdebarkeerd en m'n eigen voorgenomen:
dat doe 'k nog 'ns! Sodemearel, man, wat 'n
plazierig werk zoo rond te drijven over zo'nen
onafzienbaren plas, mee geen ander lawijt, dan
't geklots van 't water teugen oew vlotje aan.
't Was goei weer. Heel den voormiddag had
't gegoten. Maar nadenmiddag brakken de loch-
ten. Witte, zonbeschenen wolkenklodders dreven
majestueus door den bonten hemel. Bont van
blaauwe, witte, zilveren, peerse kleuren, door
schijnend van gouwen zonnelicht. Gouwen
poeier trillerde door de heele schepping. Schicht-
te over 't water en plekte aan de natte, kale
boomkruinen, die leken getrokken van gesmol
ten glas nou!
Heel den kleurigen hemel, ik pagaaide-n-er
door, zingend en plazierig, want 't was éénen
glazigen pracht, dat blinkend witzilver en puure
blaauw te zien drijven over m'n akkers, 't Was.
Maar allee, ik zou nog vertellen van Zondag!
We hadden ons Zondagmaaltje binnen, Trui
was doende in 't achterhuis mee d'ren omwasch
en ik zat duttend te wachten op den tijd van
naar de „Gouwen Koei" te gaan, voor 'n prop-
spulleke mee de kameraads, als daar bezoek
kwam.
'k Was efkens te lui om me om te draaien,
en op 't geklop riep ik, mee m'n oogen nog toe:
„Komt erin!" En 'k bleef „slapen".
De deur wierd dichtgedaan en Trui slefte
naar voren en ineens hoorde-n-ik ze roepen,
mee 'n „Zondagsche" stem:
„Neeëmaar.... da's lang gelejen, meneer
pastoor!"
Hè? Hè? Rap wierd ik „wakker", sprong uit
m'nen makkelijken zorg, gooide 't kusseltje om
en zee: „ga zitten, ga zitten, meneer pastoor.
Als ik daar nou erg in had, dat gij daar was!"
„Bedankt, bedankt, Dré, Trui Hoe gaat-ie,
menschen? Mee die overstrooming? Veul last?
Schaai??"
„Och, meneer pastoor, ge verstaat....!"
„Ja, genogt. M'n kerkske was maar half vol,
vandaag. Ze kunnen er nie door, m'n prochiaan-
tjes, jaah....!"
„Allee, doe-d-oewen jas af," vroeg ik: „maak
't oew eigen 'n bietje geriefelijk!"
„Neeë, neeë," plepte-n-ie: „neeë, Dré, ik ga
weer rap henen, man. Ik hou oew nie van oew
kaartspulleke af, jonk! Heel de week hard wer
ken, dan mot ge zoo 's Zondags oew verzetje
hebben, horre!"
„Jawel, meneer pastoor, maar dat komt op
geen half uurke aan."
Toen zat ie. 'n Bietje hijgend, kuchend,
ocherme, hij wordt zoo stok-, stokoud.
Trui: „wat zal 't zijn, meneer pastoor?
'n Bakske koffie of 'n kommeke thee, op den
oogenblik?"
„Niks, Truike, niks." En z'n papier-witte
handje wapperde in den donkeren hoek onder
de schouw: „doe nou 'ns geen moeite asteblief,
voor zoo'nen ouwen lastpot."
„Toch wel 'n sigaar, asteblief, meneer
pastooren 'k hiew 'm mijn kistje voor.
'n Bietje ondeugend, 'n tikske verlegenheid
in d' oogen, keek ie me aan. „Ge weet, Dré....!
Maar gade gij oewen gang, horre."
Ja, amico, mee den Grooten Vasten, dan raakt
ge geen sigéi&r aan 'm kwijt; geen extra bakske
koffie; geen snee koek, niks. En wilt ge ge-
looven, hij is er eigens "n bietje verlegen mee,
den braven mensch. En ik? Ik kan 't bijna nie
goed aanzien, dat ie z'n eigen tekort doet. Want
ocherme, hij is zoo heel, heel erg oud. 't Is of
ie geen lichaam meer heeft. Als ie daar zoo zit,
is 't eenen dikken jas, mee niks dan plooien,
waarboven uitsteekt 'n kopke als 'n keersevlam,
zoo teer, zoo locht, zoostralend in die zijen
krullen.
„Dré, ge mot me raad schaften, kearel."
„Geren, meneer pastoor en daad erbij, als 't
efkens kan! Dat witte!'
„Bedankt op voorhand, jongen. Zie 's...."
„Motte nou wezenlijk niks hebben, meneer
pastoor; ook nie om mij 'n plazier te doen?"
vroeg Trui.
„Neeë, Truike. Adam is nou veuls te oud om
z'n eigen nog te laten verleiën door Eva, zelfs
als ze Trui hiet, horre 1"
„Dan ga 'k maar verders, aan m'nen borden-
wasch," zuchtte Trui: „anders wordt m'n water
koud."
„Zie 's, Dré, ik zit gevangen. Gevangen ach
ter 't water! Daar gunder, achter de wieler
baan, daar heb ik 'n prochiaantje zitten, dat
hard ziek is. 'n Jonk vrouwke van dertig om
trent.... vier kinderkes.... man zonder werk.,
ochja." Toen richtte-n-ie z'n eigen op: „en daar
mót ik naar toe, Dré! 'kHeb er geen rust meer
over. Als ik vannacht wakker wierd, dan....
nouja. Ik mót er henen. En ge weet, hoe 't
staat't is nie te bereiken nou, dan mee
uren, uren gaans en dat kan ik niemeer, jonk."
„Ge komt er nie, meneer pastoor, mee uren
gaans óm te loopen, want ge kunt 't zóó nie
aanleggen, of ge zult wel drie keeren tot oew
knieën door 't water motten."
Toen beet ie op z'n lippen, rimpelde z'n voor
hoofd en strak staarde-n-ie naar de plattebuis.
In gedachten, bedroefd, knikte z'n kopke, als
'n blommeke op den wind.
„Dus't is nienie te bereiken
„Mee geenen auto, mee geen sjees, mee
geen.... vliegmachien," lachte-n-ik.
Efkens trokken de rimpels weg, maar lachen,
neeë, dat ging 'm deuzen keer nie af.
Hij zette z'n hoeike achterover, wreef over
z'n rose voorhoofd, zuchtte en zag de ellende
van 't arme huishouwentje vóór 'm, in den
donkeren hoek naast ons bedstee, waar naar
ie angstig en bedroefd te staren zat. Z'n lippen
beefden efkens. Toen: „ik heb m'n moeder ook
verloren, Dré, als ze efkens dertig was....!
Jongen, da's zoo vreed....!"
We zwegen. Wou Ie nou toch maar 'n sigaar
aansteken van me. 't Leidt 'n bietje af, docht ik.
„Gij weet er dus ook niks op, Dré?" yroeg ie
eindelijk.
.Jawel, meneer pastooralleen, jaik
durf er zoo slecht mee voor den dag te ko
men.... ik(fluisterend) en Trui mag 't
zékers nie weten!"
„Zeg op, zeg op, zeg op, Dré." Zenuwachtig
kneep z'n handje in m'nen mouw.
„Ik heb 'n vlotje gemaakt!"
Hij stond op. „Kunnen we 'r daarmee ko
men??"
Ja.
„Wanneer, jongen?"
„Dal ijk!"
„Maar oew kaartspulleke.... Dré?"
„Niks! ik wil nie hebben, sodejuu, dat gij van
nacht wéér legt te piekeren!"
„Dré, da's schoon van oe, da's...."
„Hou nou op, hou nou op, meneer pastoor.
Maar één ding! Gij komt hier nie vandaan zon
der 'nen steuvigen bak koffie mee 'n vet be
boterde snee koek mee suiker. En 'n sigaar voor
op 't vlot! Want 't is koud, man, op die vlakte
van niks dan water. En als ge daar nou mijnen
zin doet, dan neem ik 'n benneke versche eiers
mee, 'n kan melk, groentes en eerpel voor 'n
week genogt en 'n stuk vleesoh uit de kuip! En
anders.... nikss!"
Toen kwam Trui binnen.
„Wat hebben jullie toch allemaal te veze
len?" vroeg ze verdacht.
„Als ge twee minuten kimt zwijgen, dan zal
'k oe alles vertellen. Daarna kunt ge praten
zooveul als ge wilt, maar.... daar wordt nie
naar geluisterd."
En zoo, amico, zoo koos 'n half uur later de
„Goeie Hoop" weer het ruime sop. Meneer pas
toor in 't midden op 't vlotje, op mijnen rieten
zorgstoel, die "k goed vastgesjord had, z'n voe
ten op Trui's warme stoof en nog 'n steuvige
deken over z'n knieën.
En zoo is er van kaartspeulen toen niks ge
komen.
De propclub, die ons gaan zag, heeft staan
wuiven, staan wuiven, of we naar Amerika
overstoken. Den Blaauwe praaide: „ahoy!" En
meneer pastoor lachte, genoot en zee: „en toch
zijn 't goeie kearels, Dré. 'kHeb altij leut in
juiliën kring. Hou 'm bij malkaar!"
„Meneer pastoor, daar hoeft ge vannacht in
geen geval over te piekeren, horre!"
En zoo, amico, mee wat leut, wat lach en
plazier zijn we gevaren over den watervloed en
zijn we thuisgekomen om goed zes uur, mee 't
licht van m'nen stallanteem.
'k Heb er stillekes van genoten, 't Was 'n pren-
teke, deus heilig, grijze manneke midden op dat
vlot, In 't rosse licht van den lanteern, daar op
't stille water, waarover den nacht ging weme
len als zwarten asch.
Veul groeten van Trui en als altij gin haarke
minder van oewen
t. a. v.
DRÉ.