Het Zeemonster van Nagasaki
Vrijbuiter in den
aether
Oe zorgen van
Jimmy
WOENSDAG 10 MAART 1937
Bezwaren tegen den
zender
Het Gildeboek
Badings' Derde
DOOR P. C. WODEHOUSE
Interpellatie over radio-Luxem
burg in de Volksvertegen
woordiging
Radio-Luxemburg, de vrijbuiter in den
aether, die zich niet aan conventies stoort,
op golflengte en in kilowatts uitzendt zoo-
&ls hem dat souverein goeddunkt, en die drijft
°P de opbrengst van de reclame die hij, in af
wijking van de meeste bona-fide zenders, uit
zendt, geniet door deze dingen veel, en niet al
tijd sympathiseerende, belangstelling in de het
Broothertogdom omringende landen.
Ook in Luxemburg zelf heerscht geen onver
mengde tevredenheid over den machtigen, op de
Junglinster-hoogvlakte gebouwden zénder. Of
eigenlijk: over de wijze waarop deze geëxploi
teerd wordt niet.
Deze ontevredenheid gaat in twee richtingen:
Programma's en financieel beleid. Wat het eer
ste betreft: voor de eigen gouwsprake des lands,
öe in engeren zin nationale Luxemburger uit
zendingen dus, is slechts één half uur per week
beschikbaar gesteld, n.l. Zaterdagavond van
half negen tot negen uur. Onlangs zag dat
halfuurtje er bv. aldus uit volgens het pro
gramma met wat goeden wil vertaalt men
het wel:
Jh-ogramm von der Letzeburger Halef Stonn
vum Samschdeg, den 20. Pebruar 1937
(Owes vun y2-9 bis 9 Auer).
ENG BAUEREN STONN
Zesummegestallt vum Hér Pierre Cariers, a vir-
Bedroen vum Jean Krippes, Willy Ries tón
Aloyse Minden vu Ro'sport."
Dat vinden de Luxemburgers wel wat schraal
toebedeeld.
Ernstiger zijn echter de bezwaren tegen den
«nancieelen opzet en de exploitatie van Radio-
Luxemburg.
Deze zijn thans zelfs aanleiding geweest tot
^en interpellatie in de volksvertegenwoordiging,
Waarbij harde noten te kraken zijn gegeven.
De feiten en tenlastelegging komen ongeveer
hier op neer. Radio-Luxemburg is, naar de
Wetten des lands, een Luxemburger naamlooze
Vennootschap, maar het kapitaal, groot
25.000.000 franken, is grootendeels buitenlandsch
mi in hoofdzaak Fransch.
In den Raad van Beheer zitten evenwel ook
Luxemburgers; voorzitter ervan is zelfs de Ka
merpresident, Emile Reuter.
De reclame-uitzendingen zijn echter verpacht
San buitenlandsche reclamebureaux (Havas in
■Frankrijk, een Engelsch bureau in Londen, etc.)
en de twee genoemde krijgen onderscheidenlijk
23 pet. en 25. pCt. van de opbrengst in hun
land.
De bezwaren, die de heer Victor Bodson, van
öe oppositie, in de Kamer bij zijn interpellatie
opsomde, waren in het kort deze: de Luxem-
bürgsche staat zou ongeveer één derde deel van
de winsten krijgen; Radio-Luxemburg bestaat
hu al 5 jaar, we hebben sindsdien een kabel die
bijna een millioen franken kostte van stad-
"Luxemburg naar Junglinster gelegd; de balans
Beeft een zuivere winst in het laatste jaar van
141.000 franken aanen de Staatskas krijgt,
Volgens de ingediende Staatsbegrooting, niette
min geen rooien cent, al trekt de Kamer-presi
dent als voorzitter van den Raad van beheer
42.000 fr. en het Kamerlid, tevens lid van dien
Raad, Diderich, burgemeester van Groot-
Luxemburg, 22.000 franken per jaar van de
Radio; men schrijft er verder, bij een kapitaal
Van 25 millioen franken, maar even A]/2 millioen
Per jaar af en betaalt nog 6 millioen franken
korting aan buitenlandsche reclamebureaux...
En dan nog werd het beheer voor de voeten
Beworpen, dat Radio-Luxemburg in politiek op-
Zicht niet neutraal zou zijn, met name in de
berichtgeving over den Spaanschen burger
oorlog zou het eenzijdig pro-Franco georiën
teerd zijn.
Tenslotte onthulde de heer Bodson de volks
vertegenwoordiging dan nog, dat er een aan
bieding is, den Luxemburger radio-zender zoo
als-ie reilt en zeilt over te nemen voor een be-
örag van 100.000.000 Lux. franken (plm.
13.000.000 gulden), te betalen in 20 jaren, na
Bfloop waarvan de zender dan Staatseigendom
Zou zijn geworden. Bovendien wilde deze nieuwe
Segadigde dan nog een nationalen Luxemburger
Schouwburg subsidieeren ook! De minister vond
üit van een concurreerende kongsie stammende
hanbod echter niet serieus genoeg om er op in
te gaan en overigens heeft minister Dupong
zich tegen dezen aanval verweerd met op te
merken, dat de Staat precies krijgt waarop hij
Volgens het Cahier des charges eventueel recht
beeft; er is in de afgeloopen 5 jaren nog geen
cent dividend aan aandeelhouders uitgekeerd
6h dus ook nog niet aan den Staat; de kabel,
öie inderdaad een kleine millioen franken ge
kost heeft hij dient om de in de hoofdstad
Belegen studio met den zender te verbinden
Wordt door de vennootschap regelmatig in de
°vereengekomen annuïteiten terugbetaald; de
2eer hooge afschrijvingen zijn volkomen ver
klaarbaar uit den aard van het bedrijf en ten
slotte: de Engelschen dringen gewoonweg om
voor hun reclame aan bod te komen, zoo goed
is de zender in technisch opzicht. Wat de po
litieke neutraliteit betreft: de radio-contróle-
commissie ontving zoo ongeveer even veel
klachten over te veel Franco-vriendelijkheid
als over te veel Spaansche regeeringsvriende-
lijkheidDus dat zou dan wel zoo'n vaart
niet loopen.
Tenslotte vond de minister dat men ook eens
moest bedenken, hoeveel goodwill de zender
het land wel bracht, door dag-in dag-uit den
naam van Luxemburg door millioenen radio
luidsprekers te laten hooren
Dit laatste is, dunkt ons, slechts ten deele
juist, want naast de goodwill staat zeker in
vele gevallen toch ook op z'n minst bepaald
gebrek aan waardeering voor de bandeloosheid
van dezen vrijbuiter in den aether, zoodat het de
vraag blijft of Radio-Luxemburg op den langen
duur het landje wel ten zegen zal zijn.
De graveur Levigne
Aflevering I van den 20sten jaargang van „Het
Gildeboek" bevat de openingsrede van Prof. Ir.
Graupré Molière voor den leergang in architec
tuur te Tilburg, welke rede tot titel draagt „De
taak van de bouwkunst in de jaren van strijd".
Dr. A. Willemse vervolgt zijn opstellen over
edelsteenen, Dr. J. A. B. M. de Jong schrijft
over de kerk van Kropholler te Vught, Pauline
Hens over een werk van Jac. Maris en Dr. K
Smits over „Waardeering van oude kunst".
Van Oldenburg Ermke behandelt het werk
van zijn stadgenoot, den jongen Maastricht-
schen graveur Hubert Levigne.
't Is misschien ver gezocht, aldus de schrij
ver, maar het lijkt ons toch van beteekenis, dat
de Levigne's, waaruit de graveur Levigne stamt,
geweermakers waren, menschen, gewend aan
het precieze, aan het perfecte, en die met ge
voelige handen de koele gaafheid toetsten van
glad staal en de waarde kenden van een dui
zendsten millimeter.
Hubert Levigne is, zijn Franschen naam ten
spijt, een echte Limburger. Hij werd in 1906 te
Meerssen geboren en kwam al vroeg in het vak,
dat hij later, als een kunst, beoefenen zou. Op
de Céramique, een Maastrichtsche aardewerk
fabriek, leerde hij onder leiding van bekwame
vakmenschen het graveeren van dessins voor
allerlei aardewerk. Jarenlang bekwaamde hij
zich dus onbewust in wat hem later een harts
tocht en een passie worden zou, maar vooralsnog
niets anders was dan een ambacht, als alle
ambachten, alleen wat moeilijker, ja,, wel zoo
moeilijk als geweer- en horlogemaken.
Ook in Levigne voltrok zich in die merkwaar
dige jaren na den oorlog die geestelijke, die
artistieke bewustwording, welke in Limburg
een schilderschool deed ontstaan, waaruit de
namen van Jonas, Eyck en Nicolas al spoedig
sterk sprekend naar voren kwamen en waarbij
zich later, iets jonger en minder uitbundig, ook
kunstenaars, als Schoonbrood, Kooien en ook
dus Levigne, voegden.
Levigne begon lessen te nemen aan het toen
malig stadsteekeninstituut, waaruit zich later
onder het bezielde streven van den al te vroeg
ontslapen directeur Postmes, de Middelbare
Kunstnijverheidschool ontwikkelde. Postmes
leidde zijn eerste schreden op het artistieke pad
en wie dezen schilder, als leeraar, gekend heeft,
weet zijn gaven van geest en hart niet genoeg
te roemen. Hij verlangde van zijn leerlingen
het hoogste en moedigde hen op alle mogelijke
manieren aan, dit te bereiken. Wie een geschie
denis van de jonge, Limburgsche kunst zou wil
len schrijven, zou Postmes, als leider en be
zieler van haar streven, een eereplaats hebben
in te ruimen.
Te Amsterdam bezocht Levigne de academie
voor beeldende kunsten. Hij moest daartoe zijn
baantje bij de fabriek eraan geven, wat menig
wijs, oud man laakte, als dom, voorbarig en
ijdel. Het aardewerk zou het voortaan zonder
Het gulle kinderhart. Leerlingen van een Haagsche fröbelklasse lieten
sneeuwpop meegenieten van hun fleschje schoolmelk
de
&Sm'
Gegraveerd portret van de pianiste mej.
Tine Kaiser door Hubert Levigne
de dessins van Levigne moeten stellen. Het ta
lent verbrak den toovercirkel van het tred-
molenbestaan: een daad van zelfvertrouwen,
welke de uitkomsten van zijn Amsterdamsche
studie al spoedig als juist en goed rechtvaar
digen zouden.
Opmerkelijk is, dat de in zijn vak als hst
ware geboren en getogen graveur schilder wilde
worden en zich te Amsterdam onder leiding
stelde van Prof. Jurres. De toenmalige directeur,
Prof. Roland Holst, constateerde echter een in
zijn oogen noodlottige neiging tot het schilder
achtige bij den jongen Levigne, waartegen zijn
monumentaal gemoed in opstand kwam, wes
halve hij bewerkte, dat Prof. Aarts, leider der
grafische klasse, den Maastrichtenaar onder
zijn hoede nam.
Levigne wist echter zijn eigen persoonlijkheid
te handhaven: hij is veel economischer in zijn
middelen dan zijn leeraar en laat, bij een
uiterst sobere lijnvoering, een groot deel van
het papier blank.
Hij keerde naar Maastricht terug na een
leertijd van vijf jaar, nadat hij zich een zil
veren medaille verworven had.
Te Maastricht leeft hij thans als schilder en
graveur. Hij heeft er o.a. geïllustreerd de bij
Stols verschenen Nederlandsche uitgave van
Mauriac's „Vie de Jesus".
Succes te Weenen
Men schrijft ons uit Weenen:
De derde symphonie van Henk Ba
dings, den begaafden jongen Holland-
schen componist, is te Weenen onder directie
van den bekenden Dresdener kapelmeester Dr.
Karl Boehm uitgevoerd.
Dit werk van den 30-jarigen, voor Weensche
begrippen hypermodernen atonalen componist,
had ondanks de conservatieve instelling van het
publiek een welverdiend succes.
Al heeft het grootste deel van het publiek er
zeker niets van begrepen! Sommigen spraken
zelfs van „overwonnen atonaliteit", alsof Ba
dings misschien als een epigoon van Schönberg
te beschouwen zou zijn en niet geheel eigen,
voor het oor aangenaam klinkende atonale
creaties schiep. Er is misschien nergens ter we
reld een concertpubliek, waarvan zoo een hoog
percentage muzikaal is, als te Weenen. Weenen
bezit ook de beste kamermuziekdilettanten, die
voor beroepsspelers van naam in minder muzi
kale landen niet behoeven onder te doen. En
toch bezit de Weener geen oor voor twintigste-
eeuwsche composities, omdat de Weensche
mensch au fond nog een Biedermeyerverschijn-
sel is en zich nog voor een Symphonie van
Schumann interesseert alsof het een Schick-
salssymphonie van het naoorlogsch geslacht wa
re. Het vechten van den modernen mensch O'
een nieuwen gemeenschapsstijl, het gevech
met de dissonanten, noodkreten der baring va
een nieuwen tijd, dit alles is den Weener vreem
en het zal hem zoolang vreemd blijven tot he
van elders wordt duidelijk gemaakt, dat de klo
een eeuw vooruit gezet moet worden. Dat
publiek, ondanks deze feiten, toch hartelijk ap
plaudisseerde bewijst, dat het de waarde va
het werk erkende, al is het ook in zijn vooroor
deel tegen alles wat atonaal is, niet tot liefd
bewogen. Wie echter, zooals vele Oostenrijk
sche muziekkritici, onder atonaal alles ver
staat, wat niet goed klinkt, kan tegen Ba
dings' compositie bezwaarlijk opponeeren. Ze
ker is dat ditzelfde werk in Berlijn een harts
tochtelijk enthousiasme zou ontketenen, al is
het percentage muzikale toehoorders in de Ber
lijnsche Philharmonie ook heel wat kleiner dan
in de muzikale, maar oerconservatieve Straus-
stad aan den Donau.
Den volgenden dag had Piet Prikkel een nieuwe uitvinding:
hij had ergens een spiksplinternieuwen stratosfeer-luchtballon
gekocht. Daarmee wilde hy opstijgen boven de zee en zóó
vanuit de hoogte bekijken, waar het zeemonster van Naga
saki zich eigeniyk bevond. Drein had natuurlijk bezwaren.
Piet Prikkel had hem deze bezwaren echter gauw uit het
hoofd gepraat, en het duurde niet lang of ze stonden in het
mandje, gereed om op te stijgen. Alles ging voorspoedig. De
ballon ging rustig de hoogte in en het beloofde een mooi tochtje
te worden.
Honderd klo~
met veel natuu
ze een heel
flink aan te
uurtje willen sl
AT T T7 ADAMMCC op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p *7 CH
M I j I j "i A fit. BI 11 III r. |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I Uv»"
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL
bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken d
verlies van beide armen, beide beenen of beide oog
>>I,IM||||||M|||I!I!!!I| MIMI MUI HU IIIIMIIIIIHMIII M milium lllllllllMHlllii
""■■mmmmmmmmmmmmimimimmiimmmmmmimmiiiiii
30
,Ga weg!"
.,Hhm?"
Verdwijn hier!"
>,Ik wil niet weg," zei Ogden met beslist
heid. Hij stak zijn hand in zijn broekzak en
"aaide er een kleverige massa uit, wat vroe-
Ber een crême-broodje of een schuimpje kon
Beweest zijn. Hij stak het in zijn mond. „Ik
™ist niet, dat ik het nog had," verklaarde hy,
•Mary gaf het my op de trap. Mary zegt ook,
"at u een gekken neus hebt," vervolgde hij.
.,Wat bliksem! Wat bliksem!" riep de verbit-
'hrde bokser uit.
.,Ik zeg alleen maar, wat ik haar hoorde zeg-
Ben."
Meneer Mitchell stond op en deed een stap
Jh de richting van zijn kwelgeest, luidruchtig
"'azend door het misprezen orgaan. Hy was
ridderlijk man, een bewonderaar van de
K°hoone kunne, maar hy wist toch wel, dat hij
geen hand voor zou omdraaien om Mary by
Belegenheid, wat hij noemde het hare, te geven,
^'j was een van de kamermeisjes, en het hin
derde Jerry, dat zyn Maggie, alias Celestine,
een groote vriendcshap voor die Mary had
opgevat. Hij wist niets bepaalds, maar hij ver
moedde sterk, dat Mary haar invloed op
Celestine liet gelden, inzake een eventueele toe
nadering tusschen Celestine en Biggs den
chauffeur, die ook naar Celestine's hand dong.
Maar Jerry mocht Mary in het algemeen ge
sproken al niet goed, zoodat zijn kwaadheid
door Ogden's openbaring nog grooter werd. Hij
dacht er een oogenblik aan zijn gevoelens te
luchten door den jongen een pak rammel te
geven, maar beheerschte zich nog bijtijds, be
denkende, dat dit zeer ernstige gevolgen met
zich zou kunnen brengen. Hij was genoeg met
het huis bekend om te weten, dat meneer Pett
niet veel in de melk te brokken had en hoe
weinig diens sympathie zou vermogen, bij een
mogelijke twist tusschen hem, Jerry en mevrouw
Pett. En Ogden die physieke behandeling te
laten ondergaan, die een van de voornaamste
steunpilaren van zyn opvoeding had behooren
te zyn, zou de wraak van mevrouw Pett op
onvergeeflijke wüze oproepen. Hy hield zich dus
in en nam het springtouw ter hand om zijn
geest, door nieuwe oefeningen te kalmeeren.
Ogden, die rustig op het restje van zijn ge
bakje kauwde, keek hem nieuwsgierig aan.
„Waarom doet u dat?"
Meneer Mitchell sprong grimmig verder.
„Waarvoor doet u dat? Ik dacht dat touwtje
springen alleen een spel voor meisjes was."
Meneer Mitchell lette er niet op. Na nog
een tydje zwygend te hebben toegezien, nam
Ogden zyn oorspronkeiyken gedachtengang
weer op.
„Ik zag onlangs in een tydschrift een adver
tentie van een soort machientje om neuzen van
vorm te doen veranderen. Je zet het op als je
naar bed gaat. Zoo moest u er ook een aan
schaffen."
Jerry Mitchell hygde van inspanning.
„U wilt toch zeker een mooi gezicht hebben,
nietwaar? U hoeft toch niet met zoo'n gezicht
rond te loopen als u het kunt verbeteren? Ik
hoorde Mary over uw neus praten tegen Biggs
en Celestine. Ze zei, dat ze telkens moest lachen
als ze er naar keek."
Het springtouw vormde een lus, toen het in
de lucht ronddraaide, ving een voet van den
bokser op en deed hem het heele vertrek door-
waggelen. Ogden wierp zijn hoofd achterover en
lachte hartelijk. Hij hield wel van kostelooze
vermakelijke dingen, en wat hy nu zag, scheen
hij buitengewoon grappig te vinden.
Nu zün er in het leven van iedereen, oogen-
blikken, waarop men neiging gevoelt zijn heele
toekomst op te offeren voor de resultaten van
het oogenblik. De sterke man weerstaat der
gelijke aanvechtingen. Jerry Mitchell was geen
zwakkeling, maar hy werd al zeer erg op de
proef gesteld. Het vervelende van Ogden's
tegenwoordigheid en het gesnap van den jongen
hadden zijn geest zoo lam gemaakt, zooals
voortdurend druppelend water zelfs een rots
weet uit te hollen. Even tevoren had hij de
opkomende aandrift, den knaap te vernietigen
waar hy stond, onderdrukt, maar nu versmade
liefde en gekwetste ydelheid samenwerkten, ver
gat hij alle gevolgen. Hy deed een geweldigen
sprong door de heele kamer en greep Ogden
beet in een knellenden greep, en het volgende
oogenblik was het ontbrekende gedeelte in het
opvoedings-program van den knaap aangevan
gen en daarmede, tegeiykertijd, die lawine van
geluid die doordrong tot in de kamer, waar
mevrouw Pett zich met haar gasten onder
hield.
Over de laatste traptreden schoot mevrouw
Pett voort als een gems, die van klip tot klip
door de Alpen springt; zy rende over de gang
en viel plotseling het vertrek binnen, toen
Jerry's wrekende hand voor den elfden keer
neerkwam.
ELFDE HOOFDSTUK
Minder dan een kwartier later verliet Jerry
Mitchell diep neerslachtig het huis van de
Petten; hij begaf zich naar zijn kosthuis in de
Zeven-en-Negenstigste straat tusschen den
boulevard en Broadway. Hy was werkelijk
overstuur van al het geweld van den afgeloopen
middag, en in zijn ooren klonk nog het gebruis
na van de woorden, die mevrouw Pett tot hem
gericht had, alvorens hem zijn congé te geven.
Bovendien zag hij er geweldig tegen op,
om de ramp aan Annie te vertellen. Hy begreep
wel, hoe het nieuws haar zou aangrijpen. Zij
had er alles op gezet, om Ogden naar een om
geving te laten brengen, waar wat meer tucht
zou heerschen, maar dat werd nu beslist on
mogelijk, nu haar bondgenoot uit het huis ver
wijderd was. Hy had van het heele plan een
voornamen factor uitgemaakt en door nu toe te
geven aan het verlangen van het oogenblik, had
hy zich er totaal buiten geschakeld. Lang vóór