Potvisschen, reuzen van de zee
MducïAacd aan dm dof
Het Zeemonster van Na
f
W
i
De zorgen van
SCHEDEL MET GROOTE
HOLTEN
fja 4ouuk 'sa&orvdti
VRIJDAG 12 MAART 1937
Naast traan en vleeschmeel leveren
de dieren nog een tweetal
kostbare grondstoffen op
Walschot en amber
msóm
's Avonds na de vischvangst
Modern katholiek
jeugdwerk
Beginselverklaring van
De Kruisvaart
Lucifer als openlucht
spel
Te Eindhoven
weinige minuten i Vaandrig
Boekkunst
Palestina
GELUIDSSIGNAAL VERBODEN I
a T A n^ATATr1 op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen P *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door *7RH m bij een ongeval met JM /SI)."
I ,p, iN tLi ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A "V/t doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
DOOR P. G. WODEHOUSE
De op een zandplaat in Zeeland aange
spoelde potvisschen, die niet meer in
diep water konden komen, hebben heel
wat belangstelling getrokken. Ook de weten
schappelijke wereld heeft zich zeer voor deze
reusachtige water-zoogdieren geïnteresseerd.
Daarvan getuigt o. a. een verhandeling van
dr. M. Wagenaar, die in de N. R. Ct. vertelt
over een tweetal kostbare grondstoffen, welke
de potvisch oplevert, naast de traan en het
vleeschmeel.
De grootste bijzonderheid dezer reuzen van de
zee, zoowel in werkelijken als in figuurlijken
zin, is het hoofd.
We zouden geneigd zijn te denken, dat dit
tot model gediend heeft bij den bouw van de
eerste tapissière en onwillekeurig vraagt men
zich af wat zoo'n beest nu toch in 's hemelsnaam
met dat grccte hoofd doet. Wij zullen ons
er maar niet in verdiepen, ook dat zal wel één
van de raadselen der natuur blijven, waar wij
voorloopig niet achter zullen komen. Van meer
practisch belang is de vraag, wat wij met dat
waterhoofd zullen beginnen en dan blijkt bi,»
voorzichtig openen, dat de schedel een aantal
groote holten bevat, gevuld met een weeke
zeer heldere vloeistof. Uit dit vocht scheidt zich
aan de lucht 'n prachtig gekristalliseerde hagel
witte stof af. de beroemde cetaceum, de wal
schot, oudtijds spermaceti genoemd. Vroeger
toen de oorsprong van deze verbinding niet van
algemeene bekendheid was, dacht men dat deze
walschot afgezonderd werd uit het zaadvocht
van den mannelijken potvisch, vandaar den
naam sperma ceti. Spoedig echter heeft men
deze dwaling ingezien, want men treft de stof
uitsluitend aan in de bewuste holten van het
schedeldak en ook in een ruimte dicht bij de
wervelkolom.
De praktische Engelsche jagers hebben deze
twee opslagplaatsen zelfs afzonderlijke namen
gegeven, zij spraken van „Case" en .Junkie".
Een flinke potvisch levert ongeveer 3000 K.G.
walschot en 2000 K.G. walschot-olie, een res
pectabele hoeveelheid dus!
Waarvoor tijdens het leven deze holten dienen
is naar ik meen, ook weer een raadsel, dat ze
evenwel voor het dier van groot belang zijn
wordt wel verklaard door de omstandigheid, dat
ze omsponnen zijn met zeer fijne zenuw
vertakkingen.
Wie zal ons dus zeggen, welke merkwaardige
waarnemingen diep in zee er met deze vet-
meertjes gedaan worden?
Van meer practisch belang dan wat de
potvisch er mogelijk mee zou kunnen doen, is
de kwestie wat wij er mee kunnen doenen
dat is heel wat.
Walschot of Cetaceum is een zeer belangrijke
grondstof, die wij in tal van zalven en pleisters
moeilijk zoudéir-kunnen missen. De vaste stof,
die in chemische samenstelling veel overeen
komt met insectenwas, is prachtig kristallijn,
een bewijs, dat ze van groote zuiverheid is. Ze
voelt vettig aan en is gekristalliseerd in prach
tige parelmoerkleurige blaadjes.
Natuurlijk wordt een dergelijke kostbare en
zeldzame verbinding vaak vervalscht. Het onder
zoek is echter zoo geperfectionneerd, dat moge
lijke vervalschingen spoedig ontdekt kunnen
worden.
Spermaceti heeft de reputatie van groote
zuiverheid door tal van eeuwen weten te hand
haven. Plinius en Lucianus spreken er over en
in de Middeleeuwen gold het vocht uit den
kop van den cachelot als een uitstekend middel
om bloedingen te stelpen en pijn te verzachten.
Georg Niclaus Schurtz, die in 1673 zijn
standaardwerk „Neuingerichteten Material-
kammer" te Neurenberg uitgaf, wist reeds dat
uit de kopolie zich een vaste stof van groote
zuiverheid afzette.
Destijds schijnt het afzonderen en zuiveren
van walschot uitsluitend een pharmaceutisch
werkje geweest te zijn, want hy zegt; „Die
Apotheker können auch das Spermaceti aus
dem Hirn des Pottwales machen".
Ook diende vroeger de cetaceum voor de ver
vaardiging van kaarsen. Uit deze zuivere stof
goot men een kostbaar soort kaarsen, ze hadden
de reputatie niet te walmen, veel licht te ver
spreiden en werden nog hooger geschat dan de
beroemde waskaarsen.
In Engeland voerde men voor dit doel jaarlijks
130.000 K.G. walschot in, dat voor het grootste
gedeelte tot kerkekaarsen verwerkt werd.
En nu iets over het tweede merkwaardige
product, den amber. De amber is wel veel zeld
zamer maar ook veel merkwaardiger dan de
spermaceti. Iedereen denkt natuurlijk direct aan
„amberkleurig" en associeert dit begrip met
Grieksche of Turksche schoonen en Perzische
Bieraden, maar de beroemde amberkleur heeft
met den potvisch niets te maken. Het „Ambre
jaune", waaraan deze teere tint ontleend werd,
is niets anders dan het barnsteen, dat evenals
amber uit de zee wordt opgevischt en er alleen
van verschilt doordat barnsteen zinkt, terwijl
het potvischproduct drijft.
Toen men den potwal nog niet kende, wist
men ook niet waar precies deze drijvende stuk
ken vandaan kwamen. Aanvankelijk dacht men
aan zeeplanten of stukken bitumen. De klompen
waren zelden zwaarder dan 10 K.G. Eenmaal
spoelde zoo'n amberklomp aan, die het fabel
achtig gewicht had van 90 K.G.!
De oude onderzoekers namen zoo'n stukje in
de hand en zagen dat de stof week werd.
Amber kon branden en smolt dan weg met een
sterk roetende vlam. Er bleef haast geen asch
over, soms wat schelpjes of tandjes, die den
vorm hadden van papegaaiensnavels.
Toen strandde de eerste potvisch en in het
darmkanaal vond men dezelfde concrementen,
waar de middeleeuwsche wetenschap nog steeds
mee in de maag zat. De beroemde „Ambra
cinerea" of aschkleurige amberklompen waren
dus niets anders dan verharde faecaliën van
den potwal
Beale, een Engelschman, dampte nu vloei
baren darminhoud van zoo'n zeekolos in en het
resultaat was een product, dat uiterlijk niet van
het natuurproduct te onderscheiden was.
Anderen beweren, dat de amberklompen
darmsteenen zijn, dus meer een pathologisch
product. Hoewel de grens niet scherp te trekken
is, schijnen de amberklompen toch tot de ge
wone uitwerpselen te hooren, ofschoon ze voor
een groot gedeelte uit dezelfde stof bestaan als
de galsteen. De potvisch heeft dus last van
chronische constipatie en dit verklaart mis
schien ook zijn agressieven aard, want volgens
deskundigen is dit dier met het waterhoofd de
nurks onder zijn stamverwanten. De beman
ning der vroegere kleine houten scheepjes was
als de dood voor een cachelot.
Het beest schijnt verder zeer kieskeurig in
de keuze van zijn voedsel te zijn. Ieder, die hem
goed aankijkt, staat versteld over het kleine
bekje, dat onder aan den kolossalen kop ben
gelt. Welnu, in dat kleine onderkaakje schuilt
een, voor e«a zeereus, fijn tongetje.
De potvisch heeft het nu eenmaal „in zijn
hoofd" gezet om bijna uitsluitend jacht te
maken op zeepolypen en kleine inktvisschen.
Vooral de Sepia mochata of muskus inktvisch
schijnt voor hem een delicatesse te zijn. Deze
lekkernij is oorzaak, dat ook de darmproducten
van den potwal 'n heerlijken muskusgeur ver
spreiden en op deze eenvoudige wijze worden
alle duistere eigenschappen verklaard, waar de
primitieve wetenschap geen raad mee wist. Het
grootste stuk amber dat ooit aangespoeld is had
een lengte van 1.5 M. en een dikte van 0.5 M.
Met amber genas men vroeger zoowat alles.
De stof was een panacée voor tal van kwalen.
Ambertinctuur wordt aanbevolen tegen hersen-
lijden en chronische vergeetachtigheid.zou
het reuzenhoofd van den potwal hier den weg
gewezen hebben? Ambertinctuur was het ge
neesmiddel van den adelstand. Viel in de
burchtzaal een jonkvrouw flauw, dan werd er
om ambertinctuur geroepen en de potvisch deed
ook in dit geval wonderen.
De grijze amber was verreweg de beste; uit
Amerika bracht men ook vaak den zoogenaam-
den zwarten amber mee. Het was 'n zeer min
derwaardige soort. Dit product kwam zelfs niet
eens van den potvisch, maar van een ander
zeezoogdier, dat lang niet zoo kieskeurig op
zijn voedsel was. De faecaliën waren dienten
gevolge donker gekleurd, de bekende muskus
geur ontbrak of was nauw merkbaar en het
aschgehalte was veel hooger dan van den beroem
den aschgrauwen amber. Ook de echte amber
werd veel vervalscht met welriekende harsen als
benzoë en styrax. Deze minderwaardige bestand-
deelen zijn echter gemakkelijk op te sporen.
De potvisch heeft ook actief deelgenomen aan
den strijd tegen de middeleeuwsche pest en wel
op een zeer bijzondere manier.
De pestdoctoren droegen behalve hun gesloten
tabberden met lange snavels, waardoor ze veel
van pinguins hadden, ook zoogenaamde amber-
appeltjes of Pomambrae. Het waren holle gou
den kogeltjes ter grootte van een gulden, steeds
"V &i> - Pli
L .1 -
J
tmmm
keurig a jour bewerkt en mooi 'geciseleerd.
De inhoud bestond uit een amberballetje. De
geur werd versterkt door bisam-geil, civet,
benzoë, kaneel en dergelijke aromatische be-
standdeelen. Al deze ingrediënten werden met
gom of een ander plantenslijm met elkaar tot
een balletje gekneed en deze geur zou des-
infecteerend werken. Een pestdokter, die zonder
Pomambra op practijk ging, was verloren
Ze hielden dus het midden tusschen een mas-
kotte en een desinfectie-middel
Dezer dagen verscheen een nieuwe uitgave
van de Beginselverklaring der Kruisvaart in
het Bisdom Haarlem, volgens de nieuwste gege
vens betreffende dit jeugdwerk samengesteld.
Het in een frisch-blauwen omslag gestoken
boekje noodigt als' vanzelf tot lezen. Ook zij,
die tot dusverre nog niet in nader contact met
dezen modernen vorm van katholiek jeugdwerk
kwamen, kunnen hier alles vinden, wat him
belangstelling in dit opzicht gaande maakt.
Speciaal met het oog op verschillende actie
punten in de naaste toekomst, zooals deze thans
door de Kruisvaart worden voorbereid, kan men
zich mede door deze nieuwe uitgave naar alle
zijden oriënteeren ten aanzien van haar doel
en program.
Men vindt in dit uiterst doelmatig ingedeelde
werkje essentieele beschouwingen over de chris
telijke opvoeding, h?j> gezinsverband en de vrije
jeugdvorming. In aansluiting daarop volgt een
uiteenzetting over ridder-ideaal, meeleven met
de Kerk, vaderlandsliefde en gemeenschapszin
der Kruisvaart.
Verder bevat dit handig overzicht van haar
wezen en practijk nog een samenvatting van de
actueele middelen, de kenmerken en gebruiken,
de leiderstaak en den godsdienstigen achter
grond van haar actie.
Het boekje is verkrijgbaar aan het Centraal
Bureau van de Kruisvaart te 's-Gravenhage.
Ter herdenking van Vondel's 350sten geboor
tedag zal te Eindhoven in de tweede helft van
Augustus Vondel's meesterwerk .Lucifer" een
aantal keeren als openluchtspel vertoond wor
den.
Deze vertooningen hebben plaats op het ter
rein der Eerw. Zusters Ursulinen aan de Treu-
renburgstraat, Villapark. Als actrices treden op
meisjes uit enkele R.K. Jeugdvereenigingen.
Regisseur is Anton v. d. Velde uit Antwerpen.
De vertooningen zullen alleen des avonds bij
kunstlicht gegeven worden.
Omtrent deze opvoeringen schrijft de heer
van de Velde:
„Vondel's „Lucifer" is 'n tragedie, waarin de
subtielste uitingen van allerreinste gevoelens
contrasteeren met de passies, die gansch 'n we
reld in ellende voeren.
Er zijn; het Gods-ontzag van Gabriël, de
aanbiddende lyriek der engelen-reien, maar ook
de intriges van afgunst en bedrog in Belze-
bub en Belial en Apollion, naast het torment
van Lucifer, wiens „weelde te groot was, te der-
tel om te dragen", en die bezwijkt door het
visioen van eigen opperheerschappij. Er is Ra-
faël's diep-ontroerende bede 'n kantiek van
puurste liefde gelijk voor verzoening en
vrede, maar ook de donkere wanhoop der luci-
feristen en de vloek der verdoemenis.
„Lucifer" is een werk, dat in zijn ideëele con
flicten den mensch kan doen huiveren; zijn
tragische bouw bevat de elementen voor 'n too-
neel-realisatie van aangrijpende grootschheid.
Zoo'n treurspel laat zich bezwaarlijk samenper
sen binnen de grenzen van 'n tooneelzaal; 't
behoeft de ruimte!
Daarom is 't een heerlijk plan „Lucifer" in
Opênlucht te geven, in stille avonduren, op 'n
speciaal geconstrueerden scène-bouw en met
de dramatische accenten van woord en rhythme
en plastiek, het clair-obscur van den zomer
avond en de expressieve glanzen van het mee
spelende kunstlicht."
We kunnen nog meedeelen, dat ter zelfder
tijd de R.K. Leeszaal te Eindhoven een ten
toonstelling zal organiseeren van Vondel-
werken.
Vreeselijk was er gevochten bij Austerlltz.
Vol enthousiasme hadden de Oosten
rijkers den strijd aangebonden tegen de
enorme legermacht, die de gevreesde Napoleon
in het veld had gebracht. In het moorddadige
gevecht, dat dikwijls ging van man tegen man
op de blanke wapenen, was de enthousiaste
stemming allengs veranderd in een van ver
bitterden haat. Zelfs den meest gewonen soldaat
was het duidelijk, dat tegen de Franzosen met
hun onweerstaanbare cavallerie-afdeelingen, die
als een alles vernielende en vernietigende lawi
ne op de linies aanstormden, niet zoo heel lang
meer stand gehouden kon worden. Het bevel
„terug", hoe vreeselijk het een rechtgeaard sol
daat ook in de ooren moge klinken, zou een ver
ademing zijn en verlossing beteekenen uit deze
baarlijke hel.
Fel schetteren in ongeziene verten helle
trompetten. Een adembenemende stilte hangt
over de linies; iedereen heeft de signalen ge
hoord, maar ze niet duidelijk kunnen onder
scheiden. Is het een aanvalscommando voor
de Franschen, om met het onweerstaanbare en
thousiasme van een zekere overwinning den
vijand den genadestoot te geven? Of zullen de
Oostenrijksche troepen retireeren om, wie weet
waar, hun gehavende regimenten tot een nieu
we legermacht te formeeren, ten einde nog één
maal den aanval te weerstaan, die hun vader
land aan den rand van den afgrond dreigt te
brengen?
Spoorslags nadert een ruiter. Het paard snuift
uit wijde neusgaten breede, dichte wolken, die
ijspegels vormen aan zijn kopstel. De flanken
trillen nog zenuwachtig, als zijn berijder al is
afgestapt en in de commandotent is verdwe
nen. Niet lang duurt de conferentie tusschen
de hooge officieren, er valt niet veel te bespre
ken. Het besluit is genomen: het Oostenrijksche
leger retireert. Op het Deutschmeister-regiment
rust de verantwoordelijke taak, den aftocht te
dekken. Via Lunz en Mariazell wil men trach
ten zich in Sankt Pölten met het Russische
leger te vereenigen. Een zware opdracht is het.
Het uiterste zal van alle manschappen worden
gevergd, om zich de opdringende Franschen van
het lijf te houden.
„Terug, terug!" van mond tot mond gaat het
commando, dat men al verwachtte, maar dat
toch nog ontroering verwekt. Een ijzig-koude
Novemberwind giert over de velden, striemt de
mannen langs de tintelende ooren en werpt een
fijne sneeuwjacht in hun verwaarloosde, uitge
hongerde en afgebeulde gezichten. Jachtend,
zonder zich een oogenblik rust te gunnen, steeds
klaar om zich te wenden en den Franschen
kamp te geven, wordt na urenlange marschen
Lunz bereikt. Volkomen uitgeput van ver
moeienis en ellende, laten zij zich, op dezelfde
plek waar „rust" gecommandeerd is, neervallen.
Het deert hun niet, dat de sneeuw er duimen-
hoog ligt opgewaaid! Slapen willen ze, slapen!
Slechts enkelen, waaronder vaandrig Förster,
nemen het besluit eerst te trachten wat eet-
'baars te vinden. Brood moeten ze hebben, eten.
Straat in, straat uit sjokken de mannen voort,
overal vragen ze als bedelaars om wat eten,
Förster biedt zijn gouden horloge aan in ruil
voor twee sneden brood, maar niets is er te
krijgen. Den broekriem nog maar wat nauwer
aanhalen en langer hongeren, tot het wit
van de oogen rood wordt! „Morgen misschien,
in Neuhaus," dat is de eenige troost, dien men
hun heeft kunnen geven. Dan zoeken ook zij
een rustplaatsje voor hun doodelijk-vermoeide
lichamen. Morgen!! Morgen moet over steile
bergruggen worden gemarcheerd, den eenen op,
den anderen af, om door een smalle kloof Neu
haus te kunnen bereiken. Zal hij nog komen,
de dag van morgen? Gehuld in een grauw,
dicht wolkenpak, dat sneeuwstormen verbergt,
wekt hij inderdaad de manschappen uit hun
muurvasten slaap.
Patrouilles hebben den heuvelrug verkend en
komen terug met de weinig bemoedigende tij
ding, dat de nauwe bergpas haast onbegaan
baar is door het vele ijs, dat er in is samen
gepakt. Elke stap zal verdubbelde energie ver
gen. En dan de kanonnen, die moeten ook be-
„Het is allemaal jouw schuld," verweet Drein en ze zouden
zoowaar nog ruzie hebben gekregen, als hun toestand niet zoo
ernstig was geweest. De ballon voerde de beide vrienden over
de zee en ze bleven zoo een dag en een nacht hangen.
Toen de ochtend aanbrak riep Piet Prikkel opeens „Land!" Er stond een groot bord, waarop iemand had geschreven
en ja hoor, ze vlogen langzaam naar een groot eiland. Gelukkig „onbewoond eiland'Er lagen nog allerlei voorwerpen, die
begon de ballon lnngvanm te dalen en toen de avond kwam, Waarschijnlijk waren achtergelaten door een vroegeren schip-
zaten ze rustig op het eiland hun potje te koken. breukeling. Een muts van bont, een parasol, een papegaai met
standaard, een jachthond en pistolen.
houden blijven en dus ook over de hoogten
worden gevoerd. Voor elk kanon, dat in Neuhaus
wordt binnengesleept, belooft de commandant
twintig gulden te zullen uitreiken. Wat is twin
tig gulden, wat is geld? Een hap brood heeft
veel meer waarde! Maar toch besluit men het
geschut mee te sleuren. De paarden kan men
bij dit moeilijk karwei niet gebruiken; die wor
den uitgespannen. De manschappen zelf binden
de touwen om en dan gaat het langzaam, heel
langzaam, voetje voor voetje, op den heuveltop
aan, Neuhaus tegemoet.
Met inspanning van alle krachten is de hoogte
ternauwernood voor de helft beklommen, als,
geheel onverwacht, een hagel van geweerpa
tronen op hen los spettert. In een oogwenk
teekenen zich in de maagdelijk-blanke sneeuw
bloedroode plekken, hier en daar, en overal. Be
schermd door het nachtelijk duister, hebben de
Franschen de helling aan de Noordzijde be
klommen en de komst van het Deutschmeister-
regiment daar
rustig afgewacht.
De uitwerking 1 rv dattftPVP
hunner salvo's is E UAippv 1;
verbijsterend; in E j
is het aantal
strijdbare man-
nen gedecimeerd.
De kanonnen worden in den steek gelaten.
Wat deert hun die twintig gulden? Met de
blanke wapens in de vuist wordt, onder moord
dadig geweervuur de hoogte bestormd. Voor
aan, omgeven door de élite van het corps, wap
pert het regimentsvaandel, boven alles uit en
doet de mannen het uiterste van zichzelf ver
gen. Maar er is geen houden aan. De overmacht
is veel te groot. Opnieuw klinkt het commando:
„Terug, terug!" Een ren om lijfsbehoud begint,
hoevelen hebben de eindstreep bereikt?
Vaandrig Förster kan zijn wapenbroeders
niet meer bereiken. Tien, twintig Franschen
snijden hem den terugweg af. In hun oogen
brandt het vreugdevuur, omdat zij zich nu van
het beroemde regimentsvaandel meester kun
nen maken. Met zijn linkerhand den vlagge-
stok krampachtig omspannend, hanteert de
jeugdige vaandrig in zijn rechter op meester
lijke wijze zijn sabel. Zijn hersenen werken
koortsachtig snel en doen hem beseffen, dat hij
het onderspit zal moeten delven. En de vlag
dan voor de Franschen?
Deze gedachte maakt hem razend. Met ver
dubbelden moed vecht hij tegen zijn belagers,
langzaam maar onfeilbaar zeker schuifelt hij
achteruit, naar den rand van een diepe kloof,
waardoor het water van de Ybbs kolkt. Nog één
stap, dan een sprong.... een kreet. Vaandel en
vaandrig storten in de peillooze diepte. Ge
helmde koppen gluren over den rand en tal-
looze paren oogen staren in dien duizelingwek-
kenden afgrond, waarin een eerlijk soldatenhart
meende zijn regimentsvlag voor vreemde han
den te moeten vrijwaren.
De V-A.NK.-commissie voor wisselende ten
toonstellingen organiseert van 10 tot 30 April
in het Stedelijk Museum te Amsterdam een
tentoonstelling over de typografie van het
boek en den machinaal vervaardigden boek
band, terwijl tevens geëxposeerd zullen worden
decollecties Stols en Nijkerk en wandschilde
ringen van Peter Alma, een en ander in samen
werking mét den Nederlandschen Bond van
Uitgevers en de vakgroep Boekbinden.
Bij de typografie van het boek wordt geen
reclamewerk, in welken vorm ook, opgenomen.
De inzending op deze tentoonstelling staat
voor iedereen open. De inzendingstermijn sluit
op 15 Maart a.s. Inlichtingen en opgaven bij
het tentoonstellingssecretariaat jkvr. F. Feith,
Hacquartstraat 14, Amsterdam-Zuid.
Het inwonerstal van Palestina is blijkens een
onlangs gepubliceerde statistiek 1263000, en wel
778.600 Mohammedanen, 336.100 Joden, 107.200
Christenen en 11.000 die tot andere geloofsge
meenschappen behooren. De Christenbevolking,
die vroeger de tweede plaats innam, is in den
laatsten tijd door de Jodenbevolking ver over
vleugeld, terwijl deze laatste het Mohamme-
daansche getal snel nadert. Ingeval de Joden-
immigratie in denzelfden omvang voortgaat,
zullen in ongeveer 8 jaar Joden en Mohamme
danen een gelijk cijfer halen, terwijl enkele ja
ren later de Joden aan de spits zullen staan,
ook al is het geboortecijfer der Mohammedanen
tweemaal zoo groot als dat der Joden.
(Ned. Chr. Persbureau)
tot x/2 uur vóór zonsopgang
zijn geluidssignalen verbo
den: knippert dan met de
koplichten als attentieseln!
■MMiitiiitiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiintiitiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii tuit ii minimi
32
Toen wist ik in een oogenblik, wat er gebeurd
was. Ik kon den man maar niet overtuigen,
dat het geen opzet van me geweest was. Het
speet me, die betrekking kwijt te raken, want
ik voelde me er als een goudvisch. Maar van
baantjes-verliezen gesproken, dat doet me aan
Jerry Mitchell denken."
„Och, laat Jerry Mitchell nu maar even bui
ten beschouwing
„Integendeel, laat ons zijn geval bezien en
nauwkeurig overwegen, welke nieuwe gezichts
punten het voor ons opent. Jerfy Mitchell heeft
me alles verteld!"
„Hoe bedoelt u?"
„Omtrent Ogden. Het plan. Het complot. De
heele onderneming."
Annie kon niet direct antwoorden.
„Ik voel vreeselijk veel voor het plannetje.
Zelfs zooveel, dat ik u voorstel om Jerry's
plaats in te nemen."
„Ik begrijp u niet."
Herinnert u zich, dat u, dien dag, toen we
(amen lunchten, en nadat die merkwaardige
meneer mij voor Jimmy Crocker had gehouden,
dat u er toen op zinspeelde, hoe bedrieglijk
veel ik wel op Jimmy Crocker moest lijken,
zoozeer zelfs, dat ik maar bij uw oom naar
binnen hoefde te loopen en me voor Jimmy
Crocker uit te geven, om direct zonder aarzelen
op de meest hartelijke wijze welkom geheeten
te worden? Dat ben ik nu van plan te doen.
Dan, als ik er eenmaal in huis ben, ben ik ge
heel tot uw orders voor het plan. U kunt zoo
volledig over me beschikken, als eerst over
Jerry Mitchell."
„Maarmaar...."
„Maar," zei Jimmy, „zou ik niet kunnen doen,
wat Jerry kan? Meer nog. Jerry zou ongetwij
feld de zaak op een gegeven moment bedorven
hebben. Daarvoor ken ik hem te goed. Een heel
aardige man, maar wanneer het aankomt op
intellect en tegenwoordigheid van geest, dan is
hij vanaf zijn hals dood. Het is tenslotte nog
een meevallertje, dat hij er niet aan mee hoeft
te doen. Ik mag hem heel graag, maar zijn
schedel is van ivoor. Die onderneming vereischt
tact, gevoel, initiatief, gewiekstheid, geest en
verve." Hij hield even op. „Ik ben de man," zoo
besloot hij.
„Maar het is belachelijk! Er kan geen
sprake van zijn."
„Absoluut. Ik moet wel buitengewoon veel op
Jimmy Crocker lijken, anders zou die meneer
in het restaurant mij niet voor hem hebben
aangezien. Laat alles maar aan mij over. Ik
weet er wel weg mee."
„Ja maar, ik denk er met aan, om
„Om negen uur, morgenochtend," zei Jimmy
beslist, „meld ik mij bij het kantoor van meneer
Pett. Dat is uitgemaakt."
Annie zweeg.
„U vroeg me op de boot, als u het zich nog
kunt herinneren," zei Jimmy, „of ik avontuur
lijk was aangelegd. Welnu, ik wil een proef af
leggen. U hebt ook hoog opgegeven van Ame
rika, als een land van avonturen. Ik zie, dat u
gelijk hebt gehad."
Annie dacht een oogenblik na.
„Als ik verklaar, mij niet langer tegen die
dwaasheid te verzetten, meneer Bayliss, wilt u
me dan nog een ding beloven?"
„Wat u maar hebben wilt?"
„Welnu, op de eerste plaats wil ik niet
hebben, dat u zich met de uitvoering van al die
gevaarlijke plannen belast, die ik met Jerry
eerst had gesmeed. Maar ik zie een betere
manier, waarop u mij helpen kunt. Ik heb u
al verteld, dat tante Nesta alles voor Jimmy
Crocker zou willen doen, als hij in New York
mocht komen. Nu moet u me beloven,
alles in het werk te stellen om Jerry te doen
terug keeren.
.Hooit!"
„U zei, dat u alles beloven zou."
„Alles, behalve dat."
,Dan spreken we er verder niet over."
Jimmy dacht na.
„Dat is erg vervelend."
„Doet er niet toe. Ik wil niet, dat het anders
gebeurt."
„Mogelijk, maar ik blijf protesteeren."
Annie ging zitten.
„Nou, eigenlijk, meneer Bayliss, vind ik u
een kraan. Ik voel me werkelijk erg verplicht."
„Heelemaal met."
„Ogden zal er zelf zoo reuzen veel genot van
hebben, niet waar?"
„Onvergelijkelijk."
„Wat ons nu nog bezig houdt, is alleen maar,
alles goed in scène te zetten. Dit bijvoorbeeld.
Ze zullen u vragen, wanneer u in New York
bent aangekomen. Hoe zult u een verklaring
vinden voor het. feit, dat u niet eerder bent
gekomen?"
„Daar heb ik ook al over gedacht. Er komt
morgen weer een boot aan, de Coronia, geloof
ik. Ik zag het boven, in de krant. Ik zal het
nog eens naslaan, maar ik kan dan zeggen,
dat ik met dat schip ben aangekomen."
„Dat kan, ja. Het is wel gelukkig, dat u en
oom Peter elkaar niet ontmoet hebben op de
Atlantic."
„En nu over het gedrag, als ik het huis bin
nen kom? Hoe moet dat zijn. Zou ik uitgelaten
moeten doen of erg triest? Een verloren zoon is
natuurlijk heel wat anders dan een verloren
neef. Wat denkt u, dat een lang weggebleven
en reddeloos verloren gewaande neef zou moe
ten doen?"
„Zoo'n neef met de mentaliteit van Jimmy
Crocker, en met zooveel op zijn geweten als
die, zou het huis moeten binnen kruipen met
een witte vlag in zijn handen."
Er klonk een bel in de gang.
„Souper!" zei Jimmy.
„Dan moet ik gaan."
„Ja, ik ontmoet u nog wel."
Hij geleidde haar tot aan de deur en keek
haar na van af de stoep voor het huis. Hij
haalde toen diep adem en dacht hardop bij
zichzelf, toen hij weer het huis binnen ging
om zich te versterken met het souper.
TWAALFDE HOOFDSTUK
Toen Jimmy 's anderendaags 's morgens om
half tien bij het kantoor van meneer Pett in
de Pine-straat aankwam zijn vaste voor
nemen, om vroeg genoeg op te staan, teneinde
er om negen uur te kunnen zijn, was niet
doorgegaan toen hij er dus aankwam, be
vond hij zich in verren staat van voorbereiding
op de ontmoeting. Hij had zich op heel wat
voorbereid, door o.a. een paar keurige schotels
te verorberen in een duur hotel, in plaats van
het pensionontbijt, waarmee hij zijn innerlij-
ken mensch den laatsten tijd herhaaldelijk een
affront had aangedaan. Verder was zijn pak
netjes geperst, zijn schoenen blonken schit
terend en zijn kin was spiegelglad geschoren.
Al die dingen mèt den prachtigen ochtend ver
hoogden nog zijn optimisme. Er was iets, dat
hem scheen te vermanen, zich toch nergens
ongerust over te maken en dat alles in orde
zou komen. Hij was de laatste om te ontken
nen, dat zijn positie wel een beetje gecom
pliceerd was geworden en hij had papier en
potlood moeten gebruiken om juist uit te mik
ken, waar hij nu eigenlijk stond. Maar wat be-
teekende dat? Een beetje moeilijkheden in het
leven zijn uitstekend voor de hersens. Jimmy
overhandigde zijn kaartje met zoo'n geniaal
gebaar, dat het jongmensch van zijn stuk ge
bracht werd en zelfs zijn hap kauwgom door
slikte.
„Geef dat eens aan den baas, jongeman!"
zei hij.
De jongen verdween sprakeloos.
Van waar hij stond, buiten het hek, dat de
bezoekers van de werkers aan den anderen
kant scheidde, had Jimmy het uitzicht op de
bezig uitziende jongelui, met groote papieren
versterkingen om zich heen gestapeld, diep ver
zonken in bezigheden, die veel papier schenen
te vereischen. Jimmy bekeek de zwoegers met
een goedmoedigen, vriendelijken blik. Al die be
drijvigheid gaf hem een gelukkig gevoel. Hij
hield er van, dat dit allemaal om hem heen
gebeurde.
De kantoorjongen kwam terug.
„Dien kant uit, alstublieft."
De eerbiedigheid van den jongen was blijk
baar gestegen. De manier, waarop meneer Pett
den naam begroet had van den bezoeker, had
hem geïmponeerd. Het was werkelijk merk
waardig, hoe de financier, een nul in zijn eigen
huis, op iedereen indruk wist te maken op zijn
bureau.
De aankondiging, dat meneer James Crocker
meneer Pett verlangde te spreken, had dezen
laatste toegeklonken als een mirakel. Er was
sinds hun terugkeer uit Engeland geen dag
voorbijgegaan, zonder dat mevrouw Pett in
weeklagen uitbrak over het mislukken van hun
poging om van den jongeman een kerel te
maken.
(Wordt vervolgd).