Uitbreiding der Garderobe
iertellingen van
Hulvenout bestaat 650 jaar
stoffen te kust
EEN STRENGE SECTE
SIBOTAK
SI NAKAL „START
Dn Fielp z'n brein
is vol van 't feest
ZONDAG 14 MAART 1937
EN TE KEUR
PITTIGE SANDWICHES
VOOR EEN „AVONDJE'
WEINIG BEWERKELIJK.:;.
EN TOCH GOED
VAN ONZE ADVERTEERDERS
Geen opschik, slechts
feest met de bruiloft,
verder: slechts werken
Wasschen van een vacht
BRABANTSCHE BRIEVEN
by
De voorjaarsstoffen zijn er!
Te kust en te keur liggen ze opge
stapeld in de magazijnen en winkels
hangen in soepele plooien neervallend ach-
de winkelruiten zijn elegant gedrapeerd
0ra slanke etalagepoppen alles, opdat we
koopen zullen en de verleiding niet weerstaan
0tri onszelf op een nieuw japonnetje te tractee-
fen.
inderdaad, als we al die kostelijke stoffen
de nieuwe voorjaarscollectie zien dan
^óèt iedere vrouw het verlangen in zich op
Voelen komen, één van deze kjeurige lappen in
haar bezit te hébben, om haar garderobe er
uit te breiden.
Grillig en kleurig, ziedaar de voornaamste
kenmerken van de zomersche stoffen. Griliig,
want wat zou u zeggen, als u een stof
2aë, bedrukt met dansende paren van verschil-
lende nationaliteit, waaronder, als misschien de
tekening in duidelijkheid te kort mocht schie-
ten. de naam van den dans gedrukt is? Of
^'at van een stofje, bedrukt met Japansche fi
guurtjes en Japansche letters, in fel groen,
r°°d en geel? En wat van een stof, waarop
^ctietiaansche gondels in blauw water zijn te
®eh, met „brandende" lampions, om het ro
mantisch effect te verhoogen?
Misschien lacht u er om? Als u de beschrij-
^g leest, hebt u misschien wel gelijk ook en
tochals u de stoffen zou zien, was u er op
6Eag mee verzoend.... ze zijn bééldig!
Niet dat ze voor een heele japon zijn te ge
bruiken, tenzij het voor een uiterst tenger en
bkin figuurtje is, maar het gros van ons, Hol-
kndsche vrouwen, heeft dat nu eenmaal niet
en daarom is het ook niet aan te raden
maar een blousje, een casaque, of een shawltje
van een dergelijke stof? Ik garandeer u, dat
11 er mee zou pronken!
Denk niet, dat deze internationale motieven
het eenig nieuwe zijn allerminst, er is geen
G^nsche rèèks van variaties.
Herinnert u zich van vroeger dat mousseline,
bedrukt met de meest grillige en kronkelende
%uren? Ook dat heeft de mode-ontwerpers
Geïnspireerd en alleen de helderheid van kleur
en het feit, dat 't geen mousseline maar kunst-
ktide is, maakt het verschil met vroeger uit
°°k alweer niet geschikt voor forsche figuren
- maar voor een slank jong meisje is het fleu-
«g en vroolijk.
Vertier zien we gesoutacheerde stoffen
°°k dat doet Weer ouderwetsch aan. Misschien
herinnert u zich niet eens meer precies, hoe
bet er uit ziet, zoo: heel smal band, van on-
Beveer 2 mm. breed, is in een reeks van een
voudige figuren óp de stof gestikt. Dit goed
kent er zich ontzettend aardig voor, om als
®eu. strak getailleerd jasje, met kleine pofmouw-
Ues, of als vestje op een effen japon in de
lfde tint of op zwart gedragen te worden.
■Ma u een eenvoudige japon heeft, voor den
middag, kunt u ze met jasje ook voor den avond
Gebruiken wanneer u uitgaat. En zoon japon
"mt meer dan een mogelijkheid is altijd prac
tised, Ook als enkel blousje, maar dan van
eeu eenvoudig en strak model, is het zeer ge-
«aagd.
En dan is er nog een nieuwe stof.... slaakt
h misschien de verzuchting, dat u wel een dub
bel span „kruiers" voor uw portemonnaie mag
hebben, omdat een p.k. vast niet genoeg is om
b» wenschen en droomen in vervulling te doen
8aan? ik ook
Maar over dat nieuwe stofje gesproken....
"kt is kunstzijde, een donker fond, waarop
kleurige strepen, strepen bestaande uit allerlei
bloemetjes in een bonte rij gerangschikt, de
koeling is dat hier een japonnetje van ge-
maakt wordt, waarin de strepen zoowel dwars
bk overlangs verwerkt zijn. Leuk is ook de
Gebloemde stof met een ingewerkten rand, die
v°°r een deux-pièces geknipt is!
Grappig is op te merken dat de afmetingen
Vap de bloemen evenredig zijn aan Óen graad
gekleedheid: hoe gekleeder de japon
b°e grooter de bloem. En als u de stof ziet
voor een avondjapon dan zult u van een
bloemmotief genieten van reusachtige afmetin
gen, zachter in kleur dan de kleinere zusters,
smaakvol en sierlijk in kunstzijde of georgette
zóó mooi, dat iedere vrouw niets liever zou
willen dan daar een japon van te bezitten.
En wat zijn wel de modekleuren? Marine
blauw, een bepaalde kleur geel geel dat wer
kelijk mooi is, helder en zacht om een triesten
dag mee op te fleuren, voor donkere typen een
prachtkleur. Maar voor de blondines is er ook
gezorgd, want behalve het marine-blauw, dat
haar altijd goed kleedt, is er een heel fijne
tint groen als de veel te dragen kleur aange
kondigd. Niet dat vale groen van verleden jaar
veel frisscher. en zonniger, minstens zoo
charmant voor de blondjes als het geel voor
de zwartjes!
Maar dit was slechts een klein intermezzo,
want met de stoffen bent u nog niet uitgeke
ken. Zooals er jarenlang tusschen de stoffen
het z.g.n. „opposé" was te krijgen, zoo is op 't
oogenblik dè groote mode het zg.n. „composé".
Niet dat het de naam van één stof is. Het is
de naam van de combinatie van bijv. een be
drukte en een effen stof van hetzelfde mate
riaal, waarbij de effen stof de kleur heeft van
het fond van de bedrukte. Het jasje, of de blou
se, of hoe u het noemen wilt, wordt streng
getailleerd, de rok iets geklokt, en er ontstaat
een geheel, dat buitengewoon aardig is. Vooral
van tweed zullen deze combinaties in het vroe
ge voorjaar veel gedragen worden. Bovendien
hebt u hier de mogelijkheid om op dezen rok
in dezelfde kleur, uit de vele nieuwe materialen,
die er op het gebied van wol, zijde en katoen
in knotten zijn, een truitje te maken, zoodat
er een meer sportief cachet aan ons uiterlijk
wordt verleend.
Er zijn n.l. alleraardigste nieuwtjes, zoo bijv.
een combinatie van een zijden wollen en ka
toenen draad, die zeer speciaal voor truitjes
met kantmotieven schijnt gemaakt te zijn, truit
jes die veel gedragen zullen worden dezen zo
mer. Verder is er naast het z.gii. Iersche linnen,
dat vrij duur was, een goedkoopere soort geko
men. Materiaal, dat kleurecht en ijzerstex-k is,
dus voor onze jongste robbedoezen een heerlijke
dracht, die niet te gauw zal slijten, wanneer
het eens een keertje extra door het sop ge
haald moet worden.
Tot slot moet ik nog even het vilt aankon
digen. Vilt in allerlei kleuren, soepel en stevig
voor mutsen, vesten en korte jasjes. Het is on-
geloofelijk aardig, vooral omdat er galon en
kleine vilten bloemetjes en figuurtjes los zijn
bij te krijgen, die er als afwerking op gestikt
of geborduurd kunnen worden. Zooals zoo vele
tegenwoordige nieuwtjes: geïnspireerd op de
Oostenrtfksche plattelands-dracht.
Dit is dus het slot en ik hoop dat u een klein
heetje wegWijs bent geworden in het doolhof
van nieuwtjes, waarmee onze voorjaarsmode
zich op het gebied van stoffen heeft verrijkt.
MARYE.
Op een bridgepartij of avondvisite is een
hartig hapje altijd zeer welkom. Voor dit
doel zijn sandwiches geschikt. Bij 't
klaarmaken van deze versnapering moeten we
er voor zorgen, dat de stukjes gegeten kunnen
worden zonder dat -men vette vingers krijgt;
het belegsel of smeersel komt dan ook altijd
tusschen twee laagjes brood.
Men kan sandwiches het best klaarmaken van
casinobrood van den vorigen dag; dit is nog
goed van smaak indien we mèlkbrooc! gebrui
ken, terwijl we 't voordeel hebben, dat het ge
makkelijker te snijden is dan versch brood. Om
geen kans te loopen, dat de dun gesneden bo
terhammetjes bij het smeren stuk gaan, is het
aan te raden eerst de korsten van het brood te
snijden, dan den snijkant van het brood met
boter of een sandwichcrême te besmeren, waar
na men een gesmeerd dun sneetje af kan snij
den. We leggen dan twee van deze sneetjes op
elkaar en snijden ze in rechthoekige of drie
hoekige stukjes.
Als belegsel van sandwiches komt vooral iets
hartigs in aanmerking; bijzonder lekker zijn de
volgende sandwichcrêmes. Deze kunnen we op
verschillende wijzen maken:
1. Boter zacht roeren, vermengen met geraspte
oude kaas, zeer fijn gehakte peterselie en zoo
noodig wat peper en zout.
2. Boter zacht roeren, vermengen met zeer fijn
gehakte selderij, wat peper en zout en ge
raspte oude kaas.
3. Boter zacht roeren, vermengen met door een
zeef gedrukte ansjovis.
4. Boter zacht roeren, vermengen met het door
een zeef gedrukte geel van hard gekookt ei,
wat peper en zout, en desgewenscht wat to
matenpuree.
Voor degenen, die toch wel graag iets zoets op
den schotel aantreffen, kunnen we enkele sand
wiches met oranjemarmelade klaarmaken. Ter
afwisseling van het witte brood maken we sand
wiches van bruin brood, beleggen deze met
jonge kaas (die men wat pittiger kan maken
door er wat mosterd over te strijken) en leggen
daarop plakjes radijs of ramenas, 't geheel
wordt weer met een tweede laagje brood afge
dekt.
Bij het opstapelen op den schotel, die belegd
is met een servetje of een kanten kleedje, leg
gen we de sandwiches soort bij soort. Om het
den gasten gemakkelijk te maken, en ze niet
voor verrassingen te zetten, die ze misschien
niet aangenaam vinden, dient de gastvrouw wel
te weten, waarmee ze belegd zijn.
ZOMERSCHE DAGEN IN MAART zijn zeldzaam, maar wanneer ze er zijn,
moeten wij iets klaar hebben om aan te trekken. Marineblauw met witte garnee
ring zien we elk voorjaar weer terug en staat frisch en nieuwMantelpakjes,
meest sportief, worden gedragen: donkerbruinen wollen rok met geel jasje van
genopte stof. We nemen afscheid van onze winterjas en trekken een mantel aan
van zachte wollen stof met b/eede stiksels en biezen van leer in contrasteerende
kleur. Voor den middag kiezen wij combinatie van zwarte wollen georgette en
kant met vierdeeligen kraag van kleine piqué-bloempjes. Onze lingerie wordt ook
herzien: crêpe satin met tulle randen en aardig nachthemd van gebloemde toile
de soie
r is een groep vrouwen in Amerika, op
H wie de veranderende mode totaal geen
invloed heeft, en die er weinig om ge
ven, hoe haar uiterlijk is. Dat zijn de Amish-
vrouwen, een tak van de Mennonieten-secte,
die iedere versiering een dwaasheid vinden,
zelfs knoopen. Zij kleeden zich in een
voudige kleeren, met haken en oogen, en zelfs
de babies worden in donkere of zelfs zwarte
kleertjes gestoken.
Amish-families, waar een huwbare dochter
in huis is, schilderen hun huisdeur ln een
bijzondere tint blauw, zoodat de man, die daar
loopt, het zien kan, of, wamieer zij niet erg
aantrekkelijk is, hij, die het ziet, het op een
loopen kan zetten! Een ongetrouwde man is
gladgeschoren, maar zoo gauw hij getrouwd
is, laat hij een woesten baard staan.
Bruiloften worden zonder uitzondering ge
vierd in den laten herfst, omdat er dan niet
veel werk is op het land. Een bruiloft is prac-
tisch de eenige gelegenheid in het leven van
deze menschen, dat zij eens vroolijk en feeste
lijk kunnen zijn, en daarom profiteeren zij
er ook zooveel mogelijk van, door in alle
vroegte te beginnen en laat uit te scheiden.
De plechtigheid blijft niet beperkt tot een
paar korte formules tusschen de jongelui en
een kleine toespraak van den „geestelijke",
maar er worden lange preeken gehouden, ge
volgd door .even lange gebeden, afgewisseld
door eindelooze gezangen.
Wanneer men daar eindelijk mee ophoudt,
gaan de mannen en jongens het erf op om
allerlei spelletjes te doen, waarbij hoort, dat
de bruidegom over de omheining wordt ge
gooid in de armen van getrouwde mannen. De
vrouwen blijven binnenshuis om het bruilofts
maal aan te richten, en wanneer ieder naar
hartelust gegeten heeft, is het wel tijd om op
te stappen.
Slechte tijden drukken niet zwaar op het
Amish-volk, want het is een degelijk ras, en
spaart in goede jaren voor de slechte. De
vrouwen werken op het land even hard als de
mannen, die dikwijls reeds voor daglicht op
hun post zijn, om direct te kunnen beginnen
als het voldoende licht is. Geen mensch zal
werken op Zondag, en ook zij, die in dienst
betrekking zijn, mogen dien dag niet meer
doen dan het allervoornaamste.
Zij hebben niets op met kerkgebouwen,
maar houden hun godsdienstoefeningen bij
elkaar thuis. Daarom worden, wanneer huizen
gebouwd worden, de vertrekken afgescheiden
door opvouwbare deuren, zoodat men van het
heele huis één ruimte kan maken. Alleen de
keuken wordt gebruikt om in te wonen, en
men houdt heel het huis gesloten, de ramen
dicht en stevig afgesloten, behalve vqpr brui
loften en godsdienstoefeningen.
Nog nooit heeft een Amish-vrouw of -man
gebedeld en zij betalen getrouw hun belasting
penningen. Het zijn bekwame landbouwers
en vragen niemand om hulp, of de tijden goed
zijn of slecht, maar zij betalen een hoogen
prijs voor hun onafhankelijkheid. Zij leven
slechts om te werken en de eenige uren van
den dag, dat zij niet zwoegen, zijn de weinige,
waarin zij moeten slapen of eten.
Niet veel tijd voor de bereiding van het
middagmaal?
Dat kan voorkomen! Een drukke dag
in de schoonmaak, een Woensdag- of Zater
dagmiddag als met de kinderen gewandeld
wordt, een mooie voorjaarsdag, die zich juist
voor een uitstapje naar buiten leenthet zijn
alle voorbeelden van gevallen, waarin het war
me middagmaal in 't gedrang kan komen.
Iets warms kan nog wel vlug op tafel worden
gebracht, maar of dat „iets" voldoet aan de
eischen van voedzaamheid dat is een andere
kwestie.
Toch is die kwestie wel op te lossen, zelfs op
verschillende wijzen.
Een portie sla (veldsla, kropsla of gesnipperde
andijvie) kan reeds van te voren zijn schoon
gemaakt, gewasschen en op een vergiet gezet;
als we daar het gewone slasausje van olie, azijn
(of citroensap), zout, aroma en misschien wat
mosterd of peper doormengen, dan is onze
groente in een oogenblik op tafel.
Warme aardappelkoekjes vallen altijd in den
smaak bij deze koude groente; ze zijn vlug in
de koekepan gebakken en ze kunnen, wat voed
zaamheid betreft mits voorzien van geraspte
kaas in hun ééntje de rol overnemen van den
gebruikelijken maaltijd.
Het komt dan hierop neer, dat we in hoog
stens uur een middagmaal op tafel brengen,
waarop werkelijk geen aanmerking valt te
maken.
Of een ander geval: we zijn van plan om als
groente de gemakkelijk schoon te maken en
vlug gaar te koken bloemkool te geven, waar
bij we spoedshalve een aanvulling achterwege
moeten laten, welke een vrij lange bewerking
vraagt.
Laten we in zoo'n geval door de bloemkool-
saus, die we toch moeten klaarmaken, eenvou
dig flink wat geraspte kaas roeren (2 opge
hoopte eetlepels per persoon)de melksaus
wordt er pittiger door en het gerecht brengt de
voedingswaarde mee, die we noodig hebben.
Of nog een ander voorbeeld; we hebben een
dag van te voren al op de drukte gerekend en
voor een dubbele portie aardappelen gezorgd.
We maken die, terwijl ze nog warm zijn (dan
gaat 't gemakkelijker) tot een purée, onder toe
voeging van flink wat melk en van weer een
paar lepels geraspte kaas per persoon; we doen
de purée dan in een vuurvasten schotel en we
hebben den volgenden dag er slechts wat boter
klontjes op te leggen en den schotel een half
uur in den oven te zetten om lekker warm en
bruin te laten worden. Geven we daarbij een
groente, die ook in een half uur klaar is (in de-
4en tijd van 't jaar misschien spruitjes, koolraap
of lof), dan zal weer een in alle opzichten vol
doende middagmaaltijd op tafel komen, waar
voor de huisvrouw, zonder zich te haasten,
slechts een half uur noodig heeft gehad.
In al de genoemde gevallen kan misschien
nog „iets toe" worden gewenscht. Dat laten we
dan voor deze gelegenheid eenvoudig bestaan
uit rauwe vruchten: een sinaasappel, een ba
naan of een appel.
Vermoedelijk zullen mijn raadgevingen ook
zonder de toevoeging van bepaalde recepten wel
gevolgd kunnen worden. Alleen van de aard
appelkoekjes wil ik de beschrijving door een
recept verduidelijken.
Meet de lengte en breedte van de vacht
(alleen van de huid, dus den achter
kant van de vacht). Dit is noodig om
de vacht, wanneer deze mocht krimpen bij het
drogen, weer op de juiste maat terug te bren
gen. Maak een Radionsop als volgt: Doe de
vereischte hoeveelheid Radion ln een kom
(1 pakje is voldoende voor ca. 30 Liter sop).
Voeg dan koud water in kleine hoeveelheden
toe. Goed roeren om klonteren te voorkomen.
Dan koud water bijvoegen om een melkachtige
vloeistof te verkrijgen. De Radion-oplossing
dan bij het gereedstaande waschwater voegen,
hetwelk men gereed gezet heert m een groote
teil. Het water mag iets lauw zijn. Men wascht
nu de vacht in de teil; eerst bewerkt men den
achterkant met een hard borsteltje, dan keert
men de vacht om en wascht met de handen
door de haren, precies alsof men hoofdhaar
wascht. Mocht de vacht zeer vuil zijn, geef
dan nog een tweede Radion-sop. Na deze be
werking spoelt men de vacht terdege uit, zoo
dat geen zeepdeelen meer aanwezig zijn. Heeft
men een wringer, haal de vacht hier dan even
door, doch zorg ervoor, dat de haren niet tus
schen de assen komen. Beschikt men niet over
een wringer, knijp dan zooveel mogelijk water
uit de vacht met de handen. Hang het stuk
in den wind te' drogen, niet in de zon, ovei
een ronde lat. Tijdens het drogen schudt men
de vacht af en toe wat op, teneinde de haren
wat los te maken. Is de vacht droog, borste:
de haren dan nog eens goed na met een har
den, drogen borstel en u zult tevreden zijn
over het resultaat. Bemerkt men wanneer de
vacht eenmaal droog is, dat deze gekrompen
is, dan maakt men de huid met wat sop een
beetje vochtig en rekt deze op. Daar deze weer
tijdens het drogen zou kunnen krimpen, spij
kert men het huidje even vast op een plank
(met koperen spijkertjes), nadat men hierop
de juiste maten heeft aangegeven.
u
Het volgende relaas speelt op een kust-
plaatsje in Borneo en bedoelt eenig idee
te geven, hoe de planters zich op hun
„Harie Besaar", wat groote dag be teekent, we
ten te amuseeren.
Soengey Pait is een metropool in-duo-decimo
formaat en huisvest een paar duizend inwoners,
onder welke een vijftigtal Europeanen van ver
schillende nationaliteit, zoodat het hier voor
polyglotten een dorado is, om hun talenkennis
te luchten.
Hier komen op vrije dagen de planters van
heinde en verre bij elkaar.
Eens in de veertien dagen komt hier een
stoomertje van de Koninklijke Paketvaart
Maatschappij binnen, die om. de mail aan
brengt.
Dan leeft het stadje weer op. Het is ook de
eenige gelegenheid om weer eens versche in
drukken op te doen en een koel glas vatbier te
kunnen genieten.
Het reizen in dit land is echter nogal ver
schillend met dat van in „the good old coun
try", met zijn mooie wegen en bruggen en al
lerlei comfortabele voertuigen. Hier echter geen
kalm voortstroomende rivieren met luxueuze
booten, doch wel snelle, woest-bruisende berg-
stroomen, waar men op enkele plaatsen te
paard of te voet door moet.
Morgen, voor zonsopgang, zullen wij ons op
weg begeven.
Het koffertje met eenige witte pakken en
ander gerei is al gepakt.
Om vier uur is het reveille. Vlug kopje onder
in de rivier en na een flink ontbijt zijn wij ge
reed om te vertrekken.
Si-Nakal, die reeds voor de buggy gespannen
is, geeft al blijken van ongeduld en de koetsier
heeft handen vol werk om hem in bedwang te
houden.
Si-Nakal (Maleisch: Ondeugd) is 'n pracht-
paardje, klein van stuk, doch met een enorm
uithoudingsvermogen en is ongeloofelijk dartel.
Vooral nu hij in den laatsten tijd geen dienst
heeft verricht, trilt hij van verlangen om er
vandoor te kunnen gaan.
Welnu, hij zal zijn zin hebben, des te vlugger
is hij bekoeld en weer handelbaar.
Het lijkt mij, dat 't beest, ondanks het vroege
morgenuur, toch al de bokkenpruik op heeft. Het
zal wel weer een lastige start worden. Nu even
opstijgen!
Jawel, maar dat is gemakkelijker gezegd dan
gedaan.
Het vehikel moet, tusschen wiel en carros
serie door, aan den achterkant beklommen
worden, en daar 't geen oogenblik in rust is,
zal het een toer zijn om, zonder schram of stoot
op het zitbankje aan te komen.
Intusschen moet uien zich na 't bestijgen vlug
aan de leuning vastsjorren, daar er anders kans
is onder het rijden, wanneer men in een gat of
diepe voor van den weg terecht komt, er uit
geslingerd te worden.
Zooals wel te voorzien was, vertikt het paard
het om behoorlijk af te rijden en worden wij
eerst verrast op een imitatie-cake-walk, die, al
hoewel zonder muzikale begeleiding, keurig
wordt uitgevoerd.
Hierna volgt een proeve van traverseeren, on
geveer op de wijze, waarop zich een krab voort
beweegt.
Het ruime erf blijkt voor deze evoluties toch
nog te klein te zijn, daar wij na een carambo-
lage met een kippenhok en de omheining een
seconde later in een afvoergoot belanden.
Als apotheose zien wij Si-Nakal met gestrekte
voorbeenen op zijn partes-posteriores plaats ne
men en blijft hij in deze dwaze houding een
beetje rondkoekeloeren.
Een ruk aan de teugels doet hem weer op
springen, waarna de dolleman vervaarlijk begint
te steigeren en onverwachts met een formida-
bclen sprong de ruimte kiest.
Ik moet feitelijk aan de teugels hangen om
hem te bedwingen, omdat ik er niets voor voel
met deze razende vaart tegen een telefoonpaal
terzijde van den weg op te tornen.
Na ongeveer een kilometer spurten gaat hij
over in gestrekten draf en is nu weer volkomen
gekalmeerd.
Door de vele regens der laatste weken is de
weg op verschillende plaatsen in modderpoelen
herschapen. Het karretje verdwijnt er tot aan
de as in en ik ben genoodzaakt uit te stappen
om Si-Nakal, die alle kracht aanwendt om de
buggy er uit te trekken, het werk te helpen ver
lichten.
Ondanks al deze hinderpalen bereiken wij
heelhuids „Soengey Pait" en rijd ik rechtstreeks
naar de pasangrahan-herberg om een bad te
nemen en mijn bemodderde plunje voor schoone
te verwisselen.
^enhout, 12 Maart,
^öilco,
Dat
was nog
ëèèf koekske-toe,
3}. 't brood, dat leste
•Vinterke, wat ons
- verlejen-begin
yeUs week in d'handen gestopt wierd.
^61 zwaaide den Noordooster al ennigte da-
Gen over de velden; dan uit den Oost-, dan uit
^eh Noordhoek. Wij liggen mee ons huiske van
®chteren pal op 't Oosten en we voelden bij
^etl den schralen piekwind aan de voeten.
Dubbeiéén, de kat, lag al 'n paar dagen mee
rug naar de plattebuis. En nou en dan
chokte d'r pelske mee rappe snukskens over
~eh ruggebocht. „We krijgen veul sneeuw," had
rui dan ook al voorspeld: „zie 'ns, wa'nen
*~°hWen rug die kat hee! En eigens heb ik er
Jast van," en Trui schurkte d'r eigen zoo
binilen d'r jak.
-Nou, toeteloeris," zee ik toen: „daar motte
'°u nie zoo'n lastig bakkes bij trekken," (ik
e geren sneeuw, amico!), ,,'k zal de plattebuis
s °P volle toeren brengen."
- fih terwijl ik op m'n hukken te poken zat in
ro°ster, vóelde-n-ik, hoe Trui, mee 'n on-
2 Vrejen gezicht op m'n rug keek. 't Was, of
mee d'r oogen twee plekskes op m'nen rug
broeide.
keek 'ns lachend op, knipte 'n oogske.
$nBot," bromde ze ontevrejen: „volgende
Odag is 't al Passiezondag, 'k zou onderhand
t>i„ ns aah m'nen schoonmaak willen be-
Gttuieni"
'k Schee uit mee poken. De leut was er af.
Schoonmaak! Mee die kou! Wég, warm
huiske
En ln den wilde probeerde-n-ik 'n schot, op
goed geluk, maare.... geenen haas, horre!
'k Zee: „Trui, nie om oew teugen t'houwen,
maar.... maar den Paasch is van 't jaar aan
den vroegen kant, den winter is laat, zoude...?"
„Nikss," siste ze: „nikss!" Toen, bijkans drei
gend: „vóór den Paasch ga 'k schoon zijn, Fini!
't Wordt tijd ookEn meteen draaide beu
ren kop mee veul afkeuring door den huis en
op heur gezicht afgaande, zoudt ge vast en
zeker geloofd hebben, dat de soep hier van de
muren droop.
„Jawel, mensch," ik riskeerde nóg 'n schot
op goed geluk: „maar verlejen jaar hebben we,
mee die veertig-jarige bruiloft in zicht, alles
gewit, geverfd, gerepareerd, den vloer ver
nieuwd kunt ge 't van 't jaar nou nie 'n
bietje piano-aan doen?"
„Jazéékers," zee ze, zoet en plakkerig als
stroop: „zéékers! Piano-aan de boel laten ver
vuilen? Zeekers, kén datte! Waarom nie? De
klnders hier laten komen en m'n schoondoch
ters laten adverteeren dat hier alles plakt en
stinkt, zoo pianokes-aanjaja, Dré Goo
chem, da's te doen, horre! Goed dat ge me op
't gedacht brengt! Fracht-idee, motte patent
op nemen. Kan 'n ander 't nie namaken. Witte
wat gij zijt'Nen vetten sloeber! En als ik
nog 'ns 't eerste van ons tweeën uit den tijd
geraak, dan komen ze jou na 'n jaar uitmesten,
vetkees!"
Na deze redevoering, amico, heb ik de kachel
nog maar 'ns propvol gegooid, 'n versche pijp
aangestoken en die kat mee d'ren schokkenden
rug weggeschupt! En Zondagmorgen ging Trui
in 'n stuivende sneeuwjacht naar de kerk.
Lijk poeier, neeë, lijk witten smoor wolkté d'n
sneeuw over 't dorp. Fijntjes plekte den sneeuw-
poeier in de voegen van de muren, stoof ie on
der de spleten van deuren en ramen, stofte-n-ie
over den erf. De kiepen bleven in de kooi, zaten
bij malkaar en tegen malkaar als 'nen troep
ouwe wijven, die angstig naar 'nen brand keken.
't Was zoo'nen fijnen poeier, die door de
kouwe ruimte mistte, dat 't kiepengaas er wit
van wierd. 't Leek wel 'n verzameling brillen,
dat gaas. D'n notenleer kreeg hier en daar al
'n wit vlekske in d'oksels en zoetekensaan be-
gosten alle dingen lichter te worden dan den
grijzen hemel. De lichtend' eerde scheen teugen
den hemel als 'n grillig watermerk in Oud-
Hollandsch papier.
En als ik 's middags naar de bakkerij ging
d'n Fielp komt nog nie buiten, dan koekte
den sneeuw al aan m'n zolen. Joeg ie in m'n
ooren en in m'n zakken. En op 'n moment
smakte zoo'n sneeuwdingske op m'n oogharen
en 't ding woog wel 'n pond, docht ik.
Ja, den Fielp.
Hij had 'n boodschapke laten brengen, door
huilie Fielemien, d'ennigst ongetrouwde, die
nog thuis is. Sprekend den Fielp. Tweehonderd
pond, 'n goeiig gezicht, maar wat blozender,
'n Frommes, om ooit 'nen weduwman mee 'n
stuk of zeuven jong te trouwen. Want Trui ge
looft vast, dat Fielemien geren 'nen vent zou
willen hebben en ik ben van 't gedacht, dat t
jonkvolk er wel 'n bietje teugen opziet om mee
tweehonderd pond vrouwenvleesch tegelijk in
't teere huwelijksbootje te stappen. Zooiets mot
'n bietje geleidelijk gaan. Toen ik b.v. m'n
Truike trouwde, woog ze goed honderd pond
en den eersten keer dat ze 'r eigen woog, in
onzen trouw, woog ze honderdtachtig. En ik
ik kost toen haast nie gelooven, dat mijn hu
welijksportie bijna verdubbeld wasAfijn.
Fielemien was komen vragen, of ik Zondag
middag naar de bakkerij wou komen, want Va
der voelde z'n heiges nog nie ferm genogt, hom
den uis hal hüit te gaan. (Ook mee de „H" is
Fielemien erfelijk belast).
„Hoe is 't mee vaders, Fielemien?" vroeg
Trui.
„Wa za 'k zeggen, Trui, alen en brengen, alen
ep brengen, ee. Vader oest zoo, vooral 's nachts.
Eel de buurt oest ie wakker. En mager as ie
wordt, mager Hij is-t-er nie alf meer, nie
alf. Hij weegt bekans net zoo locht, as ikke.
Net zoo locht". (Fielemien praat sjuust, lijk 'n
hondje lóópt. Ze legt den weg altij dubbel af,
door telkens 'n stukske terug te gaan en 't nog
'ns over te doen) „Wa zoude gij van 'm denken,
Dré? Ik maak me wel 'ns veul hongerust op
vaders. Veul hongerust."
„Geen zorgen voor den tijd", Fielpke! Hij is
altij 'nen steuvigen kearel geweest, opgeruimd,
hij kén teugen 'n douwke. Alles wat 'm hapert,
allee, 't zijn allegaar kwaaltjes, die zijnen leef
tijd meebrengt, horre. Alleenhij mot wat
rustiger zién te worden. Hij zit te vol levens
drift!"
„Oow," zee Fielemientje en de blonde haar-
kes onder d'r alpinomutske begosten in de
warmte te krullen en te springen; d'r wipneus-
ke begost te gloeien tusschen de frissche wan
gen. „Oow, Dré, vader is zoo druk, zoo driftig.
Altij vol plannen, waar ie soms nie van slapen
kan, ee! Eele nachten, dat ie nie slaapt. Teu-
genwoordig gaat ie mee 'n potlood naar bed.
As 'm dan 's nachts iets te binnenschiet, schrijft
ie 't op den muur van de bedstee. Ook nie lol
lig, Dré, Trui, voor ons moeder. Eel den nacht
zoo'nen schrijvert naast 'r. Neeë, voor ons moe
der is 't geen lolletje." En zorglijk keken heur
blaauwe oogskes door m'n zielement.
„Jaha, Fielpke," vischte-n-ik: „trouwen is
houwen!"
„Gij dee 't toch ook," zee ze rap!
„Zekers, daarom weet ik 't zoo goed, ee."
„As g'overnieuw beginnen kost, deede 't weer,"
zee Fielemien 'n beetje fel en ze boog efkens
voorover, om op m'n gemoed te werken. Nou,
dat lukte
„Fielpke, als ik ooit nóg 'ns trouwen ging,
dan kwam ik om jou!"
Fielemien kneep 'r oogskes 'n bietje toe, keek
me efkens onderzoekend aan, draaide op den
stoel en zee: „Gij zou-d-oew Trui nie kunnen
vergeten, gij!"
Toen wierd 't me te gevaarlijk. (Trui zat er
bij!). Ik lachte maar 'ns, stond op, klopte Fie
lemien op d'ren ronden, vollen schouwer en
zee: „Ik kom Zondagmiddag naar de bakkerij,
horre."
Zoo kwam ik dan Zondagmiddag, door den
sneeuw, veul winterweer, bij den Fielp, in z'n
warme bakkerij, 'n Genot om binnen te stap
pen daar. Den lekkeren broodgeur kroelde warm
door de droge werkplaats. En 'n tweede pla-
zierig dingske was: den Fielp zat aangekleed,
op z'n Zondags, aan de werkbank.
„Doe die deur dicht, Dré; dat gat ee 'nen
stinkenden hazem!"
De kaarten lagen nie voor 'm. Wel 'n rooi
boekske. De kaarten lagen zoo'n bietje achte
loos bezijen. Ook miste-n-ik den luidspreker!
En 't was van den middag toch HollandZwit
serland.
„Hoe gaat-ie, Fielp?"
„Ga zitten; van den bollebof, Dré!"
„Wel, dat doet me plazier, jonk!"
„Mijn ook!"
„Eh.... Fielp?"
„Jaa?"
„Waar is oewen luidspreker?"
„Waarom?"
„Voetbal!"
„Teugen de Belzen....?!"
„De Zwitsers."
„Oem. Oor 's, Dré, niemand weet 't nog, 't is
nog zooveul as ge-eim, maar jouw wil ik 't heerst
in vertrouwen nemen...."
Toen boog ie naar me toe, trok me aan m'nen
mouw en heesch van spanning fluisterde-n-ie:
„Als O. L. H. me gezond laat, dandan be
staat van den zomer Hulvenout zesonderdvijf-
tig jaren!"
„Zes
honderd
vijftig
jaren....
Fielp....??"
„Geen uur minder, ja!"
„Sooodepatat
„Zeg da wel!"
„Hoe zijde daar zoo achter gekomen, Filie-
pus?"
„Ier," zee-t-ie! En hij sloeg mee de vlakke
hand parmantig op 't rooie boekske. Ik las:
„DE PAROCHIËN
in het
BISDOM BREDA"
En 't was 'n onderdeeltje van 'n kolossaal
geschiedkundig werk van pastoor G. C. A.
Juten.
„Ier staat van alles in, Dré. 'k Heb 't van
deus week, in de bedstee 'sseerjeus bestudeerd!
Wij zyn zoowa de houdste prochie ge wit.de
gemeentes zijn hallegaar hontstaan uit prochie-
kerken en zoo, prochie beteekent ok zooveul as
gemeente (sodepin, wat was Ie bij!) wij zijn zoo
wat de houdste prochie in eel den homtrek. Zie,
ier staat 't, ons heerste kerkske. Schoon pren-
teke, watte? As we 'r 'n feest van maken
as O. L. H. t wil, bedoel ik, maar ik voel me
al veul beter dan mot op d'een of andere
manier deus kerkske nagemokt worden, Dré, al
is 't op 'nen praalwagen!"
.Praalwagen? Fielp?"
„Witte nie wat dat is voor 'n dink?"
.Jawel, maar...."
„Niks te maren! 'k Heb 't eele feest in m'nen
kop. 'Nen hoptocht, 'n muziekconcours, 'n con-
cours-iepiek, misschient 'n openlochtspul
afijn, ik zal er eerst mee den burgemeester nog
'ns over beraadslagenTe mot natuurlijk cen
ten ebben, veul centen, meneer pastoor ga t
ook mee pratenjaafijn.... ik zit vol,
vol plannen, jonk. Ge wit, Dré! Hulvenout mot
hekselsior! En 'k zou "m van den zomer geren
'n steuvig opdonder geven naar boven! Kek 's,
hallegaar haanteekeningen en notities. Eel 't
feest zit in m'n brein. Eelegaar! GattDa Tc
dé nog mee mag maken: Hulvenouts 650 jarig
jubelfeest." Hij rolde 't boekske van pastoor
Juten op. zette 't aan zijnen mond en „hette-
rettettetet eh-tettet, tetterettetetetetèèt tette-
rettetttettetettet-uh tèèèt, tèèèt, tèèèt!" Hij
gaf den eersten fanfare. Toen kwam den Blaau
we binnen!
Die tetterde al gaauw mee, hij wist nie waar
vóór, maar hij dee 't dan maar op de gezond
heid van den Fielp!
Ik kan oe zeggen, amico, den Fielp heeft nog
nooit zooveul vuile pico's gehaald als Zondag
middag. Als ze 'm uitlachten, dan knipte-n-ie
naar mij 'n oogske!
Hij was verstrooid!
't Feest.... t Groote feest....! Zou ie tvoor
malkaar gebokst krijgen....?
Ge ziet, waar 't al nie goed voor is, dat "nen
mensch "ns 'n week op bed ligt en van verve
ling 'n boekske gaat lezen, dat plotseling groote
schatten blijkt te verbergen....! (Lot en eigen
schap van veul boeken
Maar nou ga 'k er afscheien.
Ge hoort er natuurlijk nog veul meer van.
De eerste vergadering is al uitgeschreven!
Veul groeten van Trui en als altij geen haarke
minder van oewen
t. a v.
DRË.