Uitbreiding der Garderobe iertellingen van Hulvenout bestaat 650 jaar stoffen te kust EEN STRENGE SECTE SIBOTAK SI NAKAL „START Dn Fielp z'n brein is vol van 't feest ZONDAG 14 MAART 1937 EN TE KEUR PITTIGE SANDWICHES VOOR EEN „AVONDJE' WEINIG BEWERKELIJK.:;. EN TOCH GOED VAN ONZE ADVERTEERDERS Geen opschik, slechts feest met de bruiloft, verder: slechts werken Wasschen van een vacht BRABANTSCHE BRIEVEN by De voorjaarsstoffen zijn er! Te kust en te keur liggen ze opge stapeld in de magazijnen en winkels hangen in soepele plooien neervallend ach- de winkelruiten zijn elegant gedrapeerd 0ra slanke etalagepoppen alles, opdat we koopen zullen en de verleiding niet weerstaan 0tri onszelf op een nieuw japonnetje te tractee- fen. inderdaad, als we al die kostelijke stoffen de nieuwe voorjaarscollectie zien dan ^óèt iedere vrouw het verlangen in zich op Voelen komen, één van deze kjeurige lappen in haar bezit te hébben, om haar garderobe er uit te breiden. Grillig en kleurig, ziedaar de voornaamste kenmerken van de zomersche stoffen. Griliig, want wat zou u zeggen, als u een stof 2aë, bedrukt met dansende paren van verschil- lende nationaliteit, waaronder, als misschien de tekening in duidelijkheid te kort mocht schie- ten. de naam van den dans gedrukt is? Of ^'at van een stofje, bedrukt met Japansche fi guurtjes en Japansche letters, in fel groen, r°°d en geel? En wat van een stof, waarop ^ctietiaansche gondels in blauw water zijn te ®eh, met „brandende" lampions, om het ro mantisch effect te verhoogen? Misschien lacht u er om? Als u de beschrij- ^g leest, hebt u misschien wel gelijk ook en tochals u de stoffen zou zien, was u er op 6Eag mee verzoend.... ze zijn bééldig! Niet dat ze voor een heele japon zijn te ge bruiken, tenzij het voor een uiterst tenger en bkin figuurtje is, maar het gros van ons, Hol- kndsche vrouwen, heeft dat nu eenmaal niet en daarom is het ook niet aan te raden maar een blousje, een casaque, of een shawltje van een dergelijke stof? Ik garandeer u, dat 11 er mee zou pronken! Denk niet, dat deze internationale motieven het eenig nieuwe zijn allerminst, er is geen G^nsche rèèks van variaties. Herinnert u zich van vroeger dat mousseline, bedrukt met de meest grillige en kronkelende %uren? Ook dat heeft de mode-ontwerpers Geïnspireerd en alleen de helderheid van kleur en het feit, dat 't geen mousseline maar kunst- ktide is, maakt het verschil met vroeger uit °°k alweer niet geschikt voor forsche figuren - maar voor een slank jong meisje is het fleu- «g en vroolijk. Vertier zien we gesoutacheerde stoffen °°k dat doet Weer ouderwetsch aan. Misschien herinnert u zich niet eens meer precies, hoe bet er uit ziet, zoo: heel smal band, van on- Beveer 2 mm. breed, is in een reeks van een voudige figuren óp de stof gestikt. Dit goed kent er zich ontzettend aardig voor, om als ®eu. strak getailleerd jasje, met kleine pofmouw- Ues, of als vestje op een effen japon in de lfde tint of op zwart gedragen te worden. ■Ma u een eenvoudige japon heeft, voor den middag, kunt u ze met jasje ook voor den avond Gebruiken wanneer u uitgaat. En zoon japon "mt meer dan een mogelijkheid is altijd prac tised, Ook als enkel blousje, maar dan van eeu eenvoudig en strak model, is het zeer ge- «aagd. En dan is er nog een nieuwe stof.... slaakt h misschien de verzuchting, dat u wel een dub bel span „kruiers" voor uw portemonnaie mag hebben, omdat een p.k. vast niet genoeg is om b» wenschen en droomen in vervulling te doen 8aan? ik ook Maar over dat nieuwe stofje gesproken.... "kt is kunstzijde, een donker fond, waarop kleurige strepen, strepen bestaande uit allerlei bloemetjes in een bonte rij gerangschikt, de koeling is dat hier een japonnetje van ge- maakt wordt, waarin de strepen zoowel dwars bk overlangs verwerkt zijn. Leuk is ook de Gebloemde stof met een ingewerkten rand, die v°°r een deux-pièces geknipt is! Grappig is op te merken dat de afmetingen Vap de bloemen evenredig zijn aan Óen graad gekleedheid: hoe gekleeder de japon b°e grooter de bloem. En als u de stof ziet voor een avondjapon dan zult u van een bloemmotief genieten van reusachtige afmetin gen, zachter in kleur dan de kleinere zusters, smaakvol en sierlijk in kunstzijde of georgette zóó mooi, dat iedere vrouw niets liever zou willen dan daar een japon van te bezitten. En wat zijn wel de modekleuren? Marine blauw, een bepaalde kleur geel geel dat wer kelijk mooi is, helder en zacht om een triesten dag mee op te fleuren, voor donkere typen een prachtkleur. Maar voor de blondines is er ook gezorgd, want behalve het marine-blauw, dat haar altijd goed kleedt, is er een heel fijne tint groen als de veel te dragen kleur aange kondigd. Niet dat vale groen van verleden jaar veel frisscher. en zonniger, minstens zoo charmant voor de blondjes als het geel voor de zwartjes! Maar dit was slechts een klein intermezzo, want met de stoffen bent u nog niet uitgeke ken. Zooals er jarenlang tusschen de stoffen het z.g.n. „opposé" was te krijgen, zoo is op 't oogenblik dè groote mode het zg.n. „composé". Niet dat het de naam van één stof is. Het is de naam van de combinatie van bijv. een be drukte en een effen stof van hetzelfde mate riaal, waarbij de effen stof de kleur heeft van het fond van de bedrukte. Het jasje, of de blou se, of hoe u het noemen wilt, wordt streng getailleerd, de rok iets geklokt, en er ontstaat een geheel, dat buitengewoon aardig is. Vooral van tweed zullen deze combinaties in het vroe ge voorjaar veel gedragen worden. Bovendien hebt u hier de mogelijkheid om op dezen rok in dezelfde kleur, uit de vele nieuwe materialen, die er op het gebied van wol, zijde en katoen in knotten zijn, een truitje te maken, zoodat er een meer sportief cachet aan ons uiterlijk wordt verleend. Er zijn n.l. alleraardigste nieuwtjes, zoo bijv. een combinatie van een zijden wollen en ka toenen draad, die zeer speciaal voor truitjes met kantmotieven schijnt gemaakt te zijn, truit jes die veel gedragen zullen worden dezen zo mer. Verder is er naast het z.gii. Iersche linnen, dat vrij duur was, een goedkoopere soort geko men. Materiaal, dat kleurecht en ijzerstex-k is, dus voor onze jongste robbedoezen een heerlijke dracht, die niet te gauw zal slijten, wanneer het eens een keertje extra door het sop ge haald moet worden. Tot slot moet ik nog even het vilt aankon digen. Vilt in allerlei kleuren, soepel en stevig voor mutsen, vesten en korte jasjes. Het is on- geloofelijk aardig, vooral omdat er galon en kleine vilten bloemetjes en figuurtjes los zijn bij te krijgen, die er als afwerking op gestikt of geborduurd kunnen worden. Zooals zoo vele tegenwoordige nieuwtjes: geïnspireerd op de Oostenrtfksche plattelands-dracht. Dit is dus het slot en ik hoop dat u een klein heetje wegWijs bent geworden in het doolhof van nieuwtjes, waarmee onze voorjaarsmode zich op het gebied van stoffen heeft verrijkt. MARYE. Op een bridgepartij of avondvisite is een hartig hapje altijd zeer welkom. Voor dit doel zijn sandwiches geschikt. Bij 't klaarmaken van deze versnapering moeten we er voor zorgen, dat de stukjes gegeten kunnen worden zonder dat -men vette vingers krijgt; het belegsel of smeersel komt dan ook altijd tusschen twee laagjes brood. Men kan sandwiches het best klaarmaken van casinobrood van den vorigen dag; dit is nog goed van smaak indien we mèlkbrooc! gebrui ken, terwijl we 't voordeel hebben, dat het ge makkelijker te snijden is dan versch brood. Om geen kans te loopen, dat de dun gesneden bo terhammetjes bij het smeren stuk gaan, is het aan te raden eerst de korsten van het brood te snijden, dan den snijkant van het brood met boter of een sandwichcrême te besmeren, waar na men een gesmeerd dun sneetje af kan snij den. We leggen dan twee van deze sneetjes op elkaar en snijden ze in rechthoekige of drie hoekige stukjes. Als belegsel van sandwiches komt vooral iets hartigs in aanmerking; bijzonder lekker zijn de volgende sandwichcrêmes. Deze kunnen we op verschillende wijzen maken: 1. Boter zacht roeren, vermengen met geraspte oude kaas, zeer fijn gehakte peterselie en zoo noodig wat peper en zout. 2. Boter zacht roeren, vermengen met zeer fijn gehakte selderij, wat peper en zout en ge raspte oude kaas. 3. Boter zacht roeren, vermengen met door een zeef gedrukte ansjovis. 4. Boter zacht roeren, vermengen met het door een zeef gedrukte geel van hard gekookt ei, wat peper en zout, en desgewenscht wat to matenpuree. Voor degenen, die toch wel graag iets zoets op den schotel aantreffen, kunnen we enkele sand wiches met oranjemarmelade klaarmaken. Ter afwisseling van het witte brood maken we sand wiches van bruin brood, beleggen deze met jonge kaas (die men wat pittiger kan maken door er wat mosterd over te strijken) en leggen daarop plakjes radijs of ramenas, 't geheel wordt weer met een tweede laagje brood afge dekt. Bij het opstapelen op den schotel, die belegd is met een servetje of een kanten kleedje, leg gen we de sandwiches soort bij soort. Om het den gasten gemakkelijk te maken, en ze niet voor verrassingen te zetten, die ze misschien niet aangenaam vinden, dient de gastvrouw wel te weten, waarmee ze belegd zijn. ZOMERSCHE DAGEN IN MAART zijn zeldzaam, maar wanneer ze er zijn, moeten wij iets klaar hebben om aan te trekken. Marineblauw met witte garnee ring zien we elk voorjaar weer terug en staat frisch en nieuwMantelpakjes, meest sportief, worden gedragen: donkerbruinen wollen rok met geel jasje van genopte stof. We nemen afscheid van onze winterjas en trekken een mantel aan van zachte wollen stof met b/eede stiksels en biezen van leer in contrasteerende kleur. Voor den middag kiezen wij combinatie van zwarte wollen georgette en kant met vierdeeligen kraag van kleine piqué-bloempjes. Onze lingerie wordt ook herzien: crêpe satin met tulle randen en aardig nachthemd van gebloemde toile de soie r is een groep vrouwen in Amerika, op H wie de veranderende mode totaal geen invloed heeft, en die er weinig om ge ven, hoe haar uiterlijk is. Dat zijn de Amish- vrouwen, een tak van de Mennonieten-secte, die iedere versiering een dwaasheid vinden, zelfs knoopen. Zij kleeden zich in een voudige kleeren, met haken en oogen, en zelfs de babies worden in donkere of zelfs zwarte kleertjes gestoken. Amish-families, waar een huwbare dochter in huis is, schilderen hun huisdeur ln een bijzondere tint blauw, zoodat de man, die daar loopt, het zien kan, of, wamieer zij niet erg aantrekkelijk is, hij, die het ziet, het op een loopen kan zetten! Een ongetrouwde man is gladgeschoren, maar zoo gauw hij getrouwd is, laat hij een woesten baard staan. Bruiloften worden zonder uitzondering ge vierd in den laten herfst, omdat er dan niet veel werk is op het land. Een bruiloft is prac- tisch de eenige gelegenheid in het leven van deze menschen, dat zij eens vroolijk en feeste lijk kunnen zijn, en daarom profiteeren zij er ook zooveel mogelijk van, door in alle vroegte te beginnen en laat uit te scheiden. De plechtigheid blijft niet beperkt tot een paar korte formules tusschen de jongelui en een kleine toespraak van den „geestelijke", maar er worden lange preeken gehouden, ge volgd door .even lange gebeden, afgewisseld door eindelooze gezangen. Wanneer men daar eindelijk mee ophoudt, gaan de mannen en jongens het erf op om allerlei spelletjes te doen, waarbij hoort, dat de bruidegom over de omheining wordt ge gooid in de armen van getrouwde mannen. De vrouwen blijven binnenshuis om het bruilofts maal aan te richten, en wanneer ieder naar hartelust gegeten heeft, is het wel tijd om op te stappen. Slechte tijden drukken niet zwaar op het Amish-volk, want het is een degelijk ras, en spaart in goede jaren voor de slechte. De vrouwen werken op het land even hard als de mannen, die dikwijls reeds voor daglicht op hun post zijn, om direct te kunnen beginnen als het voldoende licht is. Geen mensch zal werken op Zondag, en ook zij, die in dienst betrekking zijn, mogen dien dag niet meer doen dan het allervoornaamste. Zij hebben niets op met kerkgebouwen, maar houden hun godsdienstoefeningen bij elkaar thuis. Daarom worden, wanneer huizen gebouwd worden, de vertrekken afgescheiden door opvouwbare deuren, zoodat men van het heele huis één ruimte kan maken. Alleen de keuken wordt gebruikt om in te wonen, en men houdt heel het huis gesloten, de ramen dicht en stevig afgesloten, behalve vqpr brui loften en godsdienstoefeningen. Nog nooit heeft een Amish-vrouw of -man gebedeld en zij betalen getrouw hun belasting penningen. Het zijn bekwame landbouwers en vragen niemand om hulp, of de tijden goed zijn of slecht, maar zij betalen een hoogen prijs voor hun onafhankelijkheid. Zij leven slechts om te werken en de eenige uren van den dag, dat zij niet zwoegen, zijn de weinige, waarin zij moeten slapen of eten. Niet veel tijd voor de bereiding van het middagmaal? Dat kan voorkomen! Een drukke dag in de schoonmaak, een Woensdag- of Zater dagmiddag als met de kinderen gewandeld wordt, een mooie voorjaarsdag, die zich juist voor een uitstapje naar buiten leenthet zijn alle voorbeelden van gevallen, waarin het war me middagmaal in 't gedrang kan komen. Iets warms kan nog wel vlug op tafel worden gebracht, maar of dat „iets" voldoet aan de eischen van voedzaamheid dat is een andere kwestie. Toch is die kwestie wel op te lossen, zelfs op verschillende wijzen. Een portie sla (veldsla, kropsla of gesnipperde andijvie) kan reeds van te voren zijn schoon gemaakt, gewasschen en op een vergiet gezet; als we daar het gewone slasausje van olie, azijn (of citroensap), zout, aroma en misschien wat mosterd of peper doormengen, dan is onze groente in een oogenblik op tafel. Warme aardappelkoekjes vallen altijd in den smaak bij deze koude groente; ze zijn vlug in de koekepan gebakken en ze kunnen, wat voed zaamheid betreft mits voorzien van geraspte kaas in hun ééntje de rol overnemen van den gebruikelijken maaltijd. Het komt dan hierop neer, dat we in hoog stens uur een middagmaal op tafel brengen, waarop werkelijk geen aanmerking valt te maken. Of een ander geval: we zijn van plan om als groente de gemakkelijk schoon te maken en vlug gaar te koken bloemkool te geven, waar bij we spoedshalve een aanvulling achterwege moeten laten, welke een vrij lange bewerking vraagt. Laten we in zoo'n geval door de bloemkool- saus, die we toch moeten klaarmaken, eenvou dig flink wat geraspte kaas roeren (2 opge hoopte eetlepels per persoon)de melksaus wordt er pittiger door en het gerecht brengt de voedingswaarde mee, die we noodig hebben. Of nog een ander voorbeeld; we hebben een dag van te voren al op de drukte gerekend en voor een dubbele portie aardappelen gezorgd. We maken die, terwijl ze nog warm zijn (dan gaat 't gemakkelijker) tot een purée, onder toe voeging van flink wat melk en van weer een paar lepels geraspte kaas per persoon; we doen de purée dan in een vuurvasten schotel en we hebben den volgenden dag er slechts wat boter klontjes op te leggen en den schotel een half uur in den oven te zetten om lekker warm en bruin te laten worden. Geven we daarbij een groente, die ook in een half uur klaar is (in de- 4en tijd van 't jaar misschien spruitjes, koolraap of lof), dan zal weer een in alle opzichten vol doende middagmaaltijd op tafel komen, waar voor de huisvrouw, zonder zich te haasten, slechts een half uur noodig heeft gehad. In al de genoemde gevallen kan misschien nog „iets toe" worden gewenscht. Dat laten we dan voor deze gelegenheid eenvoudig bestaan uit rauwe vruchten: een sinaasappel, een ba naan of een appel. Vermoedelijk zullen mijn raadgevingen ook zonder de toevoeging van bepaalde recepten wel gevolgd kunnen worden. Alleen van de aard appelkoekjes wil ik de beschrijving door een recept verduidelijken. Meet de lengte en breedte van de vacht (alleen van de huid, dus den achter kant van de vacht). Dit is noodig om de vacht, wanneer deze mocht krimpen bij het drogen, weer op de juiste maat terug te bren gen. Maak een Radionsop als volgt: Doe de vereischte hoeveelheid Radion ln een kom (1 pakje is voldoende voor ca. 30 Liter sop). Voeg dan koud water in kleine hoeveelheden toe. Goed roeren om klonteren te voorkomen. Dan koud water bijvoegen om een melkachtige vloeistof te verkrijgen. De Radion-oplossing dan bij het gereedstaande waschwater voegen, hetwelk men gereed gezet heert m een groote teil. Het water mag iets lauw zijn. Men wascht nu de vacht in de teil; eerst bewerkt men den achterkant met een hard borsteltje, dan keert men de vacht om en wascht met de handen door de haren, precies alsof men hoofdhaar wascht. Mocht de vacht zeer vuil zijn, geef dan nog een tweede Radion-sop. Na deze be werking spoelt men de vacht terdege uit, zoo dat geen zeepdeelen meer aanwezig zijn. Heeft men een wringer, haal de vacht hier dan even door, doch zorg ervoor, dat de haren niet tus schen de assen komen. Beschikt men niet over een wringer, knijp dan zooveel mogelijk water uit de vacht met de handen. Hang het stuk in den wind te' drogen, niet in de zon, ovei een ronde lat. Tijdens het drogen schudt men de vacht af en toe wat op, teneinde de haren wat los te maken. Is de vacht droog, borste: de haren dan nog eens goed na met een har den, drogen borstel en u zult tevreden zijn over het resultaat. Bemerkt men wanneer de vacht eenmaal droog is, dat deze gekrompen is, dan maakt men de huid met wat sop een beetje vochtig en rekt deze op. Daar deze weer tijdens het drogen zou kunnen krimpen, spij kert men het huidje even vast op een plank (met koperen spijkertjes), nadat men hierop de juiste maten heeft aangegeven. u Het volgende relaas speelt op een kust- plaatsje in Borneo en bedoelt eenig idee te geven, hoe de planters zich op hun „Harie Besaar", wat groote dag be teekent, we ten te amuseeren. Soengey Pait is een metropool in-duo-decimo formaat en huisvest een paar duizend inwoners, onder welke een vijftigtal Europeanen van ver schillende nationaliteit, zoodat het hier voor polyglotten een dorado is, om hun talenkennis te luchten. Hier komen op vrije dagen de planters van heinde en verre bij elkaar. Eens in de veertien dagen komt hier een stoomertje van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij binnen, die om. de mail aan brengt. Dan leeft het stadje weer op. Het is ook de eenige gelegenheid om weer eens versche in drukken op te doen en een koel glas vatbier te kunnen genieten. Het reizen in dit land is echter nogal ver schillend met dat van in „the good old coun try", met zijn mooie wegen en bruggen en al lerlei comfortabele voertuigen. Hier echter geen kalm voortstroomende rivieren met luxueuze booten, doch wel snelle, woest-bruisende berg- stroomen, waar men op enkele plaatsen te paard of te voet door moet. Morgen, voor zonsopgang, zullen wij ons op weg begeven. Het koffertje met eenige witte pakken en ander gerei is al gepakt. Om vier uur is het reveille. Vlug kopje onder in de rivier en na een flink ontbijt zijn wij ge reed om te vertrekken. Si-Nakal, die reeds voor de buggy gespannen is, geeft al blijken van ongeduld en de koetsier heeft handen vol werk om hem in bedwang te houden. Si-Nakal (Maleisch: Ondeugd) is 'n pracht- paardje, klein van stuk, doch met een enorm uithoudingsvermogen en is ongeloofelijk dartel. Vooral nu hij in den laatsten tijd geen dienst heeft verricht, trilt hij van verlangen om er vandoor te kunnen gaan. Welnu, hij zal zijn zin hebben, des te vlugger is hij bekoeld en weer handelbaar. Het lijkt mij, dat 't beest, ondanks het vroege morgenuur, toch al de bokkenpruik op heeft. Het zal wel weer een lastige start worden. Nu even opstijgen! Jawel, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het vehikel moet, tusschen wiel en carros serie door, aan den achterkant beklommen worden, en daar 't geen oogenblik in rust is, zal het een toer zijn om, zonder schram of stoot op het zitbankje aan te komen. Intusschen moet uien zich na 't bestijgen vlug aan de leuning vastsjorren, daar er anders kans is onder het rijden, wanneer men in een gat of diepe voor van den weg terecht komt, er uit geslingerd te worden. Zooals wel te voorzien was, vertikt het paard het om behoorlijk af te rijden en worden wij eerst verrast op een imitatie-cake-walk, die, al hoewel zonder muzikale begeleiding, keurig wordt uitgevoerd. Hierna volgt een proeve van traverseeren, on geveer op de wijze, waarop zich een krab voort beweegt. Het ruime erf blijkt voor deze evoluties toch nog te klein te zijn, daar wij na een carambo- lage met een kippenhok en de omheining een seconde later in een afvoergoot belanden. Als apotheose zien wij Si-Nakal met gestrekte voorbeenen op zijn partes-posteriores plaats ne men en blijft hij in deze dwaze houding een beetje rondkoekeloeren. Een ruk aan de teugels doet hem weer op springen, waarna de dolleman vervaarlijk begint te steigeren en onverwachts met een formida- bclen sprong de ruimte kiest. Ik moet feitelijk aan de teugels hangen om hem te bedwingen, omdat ik er niets voor voel met deze razende vaart tegen een telefoonpaal terzijde van den weg op te tornen. Na ongeveer een kilometer spurten gaat hij over in gestrekten draf en is nu weer volkomen gekalmeerd. Door de vele regens der laatste weken is de weg op verschillende plaatsen in modderpoelen herschapen. Het karretje verdwijnt er tot aan de as in en ik ben genoodzaakt uit te stappen om Si-Nakal, die alle kracht aanwendt om de buggy er uit te trekken, het werk te helpen ver lichten. Ondanks al deze hinderpalen bereiken wij heelhuids „Soengey Pait" en rijd ik rechtstreeks naar de pasangrahan-herberg om een bad te nemen en mijn bemodderde plunje voor schoone te verwisselen. ^enhout, 12 Maart, ^öilco, Dat was nog ëèèf koekske-toe, 3}. 't brood, dat leste •Vinterke, wat ons - verlejen-begin yeUs week in d'handen gestopt wierd. ^61 zwaaide den Noordooster al ennigte da- Gen over de velden; dan uit den Oost-, dan uit ^eh Noordhoek. Wij liggen mee ons huiske van ®chteren pal op 't Oosten en we voelden bij ^etl den schralen piekwind aan de voeten. Dubbeiéén, de kat, lag al 'n paar dagen mee rug naar de plattebuis. En nou en dan chokte d'r pelske mee rappe snukskens over ~eh ruggebocht. „We krijgen veul sneeuw," had rui dan ook al voorspeld: „zie 'ns, wa'nen *~°hWen rug die kat hee! En eigens heb ik er Jast van," en Trui schurkte d'r eigen zoo binilen d'r jak. -Nou, toeteloeris," zee ik toen: „daar motte '°u nie zoo'n lastig bakkes bij trekken," (ik e geren sneeuw, amico!), ,,'k zal de plattebuis s °P volle toeren brengen." - fih terwijl ik op m'n hukken te poken zat in ro°ster, vóelde-n-ik, hoe Trui, mee 'n on- 2 Vrejen gezicht op m'n rug keek. 't Was, of mee d'r oogen twee plekskes op m'nen rug broeide. keek 'ns lachend op, knipte 'n oogske. $nBot," bromde ze ontevrejen: „volgende Odag is 't al Passiezondag, 'k zou onderhand t>i„ ns aah m'nen schoonmaak willen be- Gttuieni" 'k Schee uit mee poken. De leut was er af. Schoonmaak! Mee die kou! Wég, warm huiske En ln den wilde probeerde-n-ik 'n schot, op goed geluk, maare.... geenen haas, horre! 'k Zee: „Trui, nie om oew teugen t'houwen, maar.... maar den Paasch is van 't jaar aan den vroegen kant, den winter is laat, zoude...?" „Nikss," siste ze: „nikss!" Toen, bijkans drei gend: „vóór den Paasch ga 'k schoon zijn, Fini! 't Wordt tijd ookEn meteen draaide beu ren kop mee veul afkeuring door den huis en op heur gezicht afgaande, zoudt ge vast en zeker geloofd hebben, dat de soep hier van de muren droop. „Jawel, mensch," ik riskeerde nóg 'n schot op goed geluk: „maar verlejen jaar hebben we, mee die veertig-jarige bruiloft in zicht, alles gewit, geverfd, gerepareerd, den vloer ver nieuwd kunt ge 't van 't jaar nou nie 'n bietje piano-aan doen?" „Jazéékers," zee ze, zoet en plakkerig als stroop: „zéékers! Piano-aan de boel laten ver vuilen? Zeekers, kén datte! Waarom nie? De klnders hier laten komen en m'n schoondoch ters laten adverteeren dat hier alles plakt en stinkt, zoo pianokes-aanjaja, Dré Goo chem, da's te doen, horre! Goed dat ge me op 't gedacht brengt! Fracht-idee, motte patent op nemen. Kan 'n ander 't nie namaken. Witte wat gij zijt'Nen vetten sloeber! En als ik nog 'ns 't eerste van ons tweeën uit den tijd geraak, dan komen ze jou na 'n jaar uitmesten, vetkees!" Na deze redevoering, amico, heb ik de kachel nog maar 'ns propvol gegooid, 'n versche pijp aangestoken en die kat mee d'ren schokkenden rug weggeschupt! En Zondagmorgen ging Trui in 'n stuivende sneeuwjacht naar de kerk. Lijk poeier, neeë, lijk witten smoor wolkté d'n sneeuw over 't dorp. Fijntjes plekte den sneeuw- poeier in de voegen van de muren, stoof ie on der de spleten van deuren en ramen, stofte-n-ie over den erf. De kiepen bleven in de kooi, zaten bij malkaar en tegen malkaar als 'nen troep ouwe wijven, die angstig naar 'nen brand keken. 't Was zoo'nen fijnen poeier, die door de kouwe ruimte mistte, dat 't kiepengaas er wit van wierd. 't Leek wel 'n verzameling brillen, dat gaas. D'n notenleer kreeg hier en daar al 'n wit vlekske in d'oksels en zoetekensaan be- gosten alle dingen lichter te worden dan den grijzen hemel. De lichtend' eerde scheen teugen den hemel als 'n grillig watermerk in Oud- Hollandsch papier. En als ik 's middags naar de bakkerij ging d'n Fielp komt nog nie buiten, dan koekte den sneeuw al aan m'n zolen. Joeg ie in m'n ooren en in m'n zakken. En op 'n moment smakte zoo'n sneeuwdingske op m'n oogharen en 't ding woog wel 'n pond, docht ik. Ja, den Fielp. Hij had 'n boodschapke laten brengen, door huilie Fielemien, d'ennigst ongetrouwde, die nog thuis is. Sprekend den Fielp. Tweehonderd pond, 'n goeiig gezicht, maar wat blozender, 'n Frommes, om ooit 'nen weduwman mee 'n stuk of zeuven jong te trouwen. Want Trui ge looft vast, dat Fielemien geren 'nen vent zou willen hebben en ik ben van 't gedacht, dat t jonkvolk er wel 'n bietje teugen opziet om mee tweehonderd pond vrouwenvleesch tegelijk in 't teere huwelijksbootje te stappen. Zooiets mot 'n bietje geleidelijk gaan. Toen ik b.v. m'n Truike trouwde, woog ze goed honderd pond en den eersten keer dat ze 'r eigen woog, in onzen trouw, woog ze honderdtachtig. En ik ik kost toen haast nie gelooven, dat mijn hu welijksportie bijna verdubbeld wasAfijn. Fielemien was komen vragen, of ik Zondag middag naar de bakkerij wou komen, want Va der voelde z'n heiges nog nie ferm genogt, hom den uis hal hüit te gaan. (Ook mee de „H" is Fielemien erfelijk belast). „Hoe is 't mee vaders, Fielemien?" vroeg Trui. „Wa za 'k zeggen, Trui, alen en brengen, alen ep brengen, ee. Vader oest zoo, vooral 's nachts. Eel de buurt oest ie wakker. En mager as ie wordt, mager Hij is-t-er nie alf meer, nie alf. Hij weegt bekans net zoo locht, as ikke. Net zoo locht". (Fielemien praat sjuust, lijk 'n hondje lóópt. Ze legt den weg altij dubbel af, door telkens 'n stukske terug te gaan en 't nog 'ns over te doen) „Wa zoude gij van 'm denken, Dré? Ik maak me wel 'ns veul hongerust op vaders. Veul hongerust." „Geen zorgen voor den tijd", Fielpke! Hij is altij 'nen steuvigen kearel geweest, opgeruimd, hij kén teugen 'n douwke. Alles wat 'm hapert, allee, 't zijn allegaar kwaaltjes, die zijnen leef tijd meebrengt, horre. Alleenhij mot wat rustiger zién te worden. Hij zit te vol levens drift!" „Oow," zee Fielemientje en de blonde haar- kes onder d'r alpinomutske begosten in de warmte te krullen en te springen; d'r wipneus- ke begost te gloeien tusschen de frissche wan gen. „Oow, Dré, vader is zoo druk, zoo driftig. Altij vol plannen, waar ie soms nie van slapen kan, ee! Eele nachten, dat ie nie slaapt. Teu- genwoordig gaat ie mee 'n potlood naar bed. As 'm dan 's nachts iets te binnenschiet, schrijft ie 't op den muur van de bedstee. Ook nie lol lig, Dré, Trui, voor ons moeder. Eel den nacht zoo'nen schrijvert naast 'r. Neeë, voor ons moe der is 't geen lolletje." En zorglijk keken heur blaauwe oogskes door m'n zielement. „Jaha, Fielpke," vischte-n-ik: „trouwen is houwen!" „Gij dee 't toch ook," zee ze rap! „Zekers, daarom weet ik 't zoo goed, ee." „As g'overnieuw beginnen kost, deede 't weer," zee Fielemien 'n beetje fel en ze boog efkens voorover, om op m'n gemoed te werken. Nou, dat lukte „Fielpke, als ik ooit nóg 'ns trouwen ging, dan kwam ik om jou!" Fielemien kneep 'r oogskes 'n bietje toe, keek me efkens onderzoekend aan, draaide op den stoel en zee: „Gij zou-d-oew Trui nie kunnen vergeten, gij!" Toen wierd 't me te gevaarlijk. (Trui zat er bij!). Ik lachte maar 'ns, stond op, klopte Fie lemien op d'ren ronden, vollen schouwer en zee: „Ik kom Zondagmiddag naar de bakkerij, horre." Zoo kwam ik dan Zondagmiddag, door den sneeuw, veul winterweer, bij den Fielp, in z'n warme bakkerij, 'n Genot om binnen te stap pen daar. Den lekkeren broodgeur kroelde warm door de droge werkplaats. En 'n tweede pla- zierig dingske was: den Fielp zat aangekleed, op z'n Zondags, aan de werkbank. „Doe die deur dicht, Dré; dat gat ee 'nen stinkenden hazem!" De kaarten lagen nie voor 'm. Wel 'n rooi boekske. De kaarten lagen zoo'n bietje achte loos bezijen. Ook miste-n-ik den luidspreker! En 't was van den middag toch HollandZwit serland. „Hoe gaat-ie, Fielp?" „Ga zitten; van den bollebof, Dré!" „Wel, dat doet me plazier, jonk!" „Mijn ook!" „Eh.... Fielp?" „Jaa?" „Waar is oewen luidspreker?" „Waarom?" „Voetbal!" „Teugen de Belzen....?!" „De Zwitsers." „Oem. Oor 's, Dré, niemand weet 't nog, 't is nog zooveul as ge-eim, maar jouw wil ik 't heerst in vertrouwen nemen...." Toen boog ie naar me toe, trok me aan m'nen mouw en heesch van spanning fluisterde-n-ie: „Als O. L. H. me gezond laat, dandan be staat van den zomer Hulvenout zesonderdvijf- tig jaren!" „Zes honderd vijftig jaren.... Fielp....??" „Geen uur minder, ja!" „Sooodepatat „Zeg da wel!" „Hoe zijde daar zoo achter gekomen, Filie- pus?" „Ier," zee-t-ie! En hij sloeg mee de vlakke hand parmantig op 't rooie boekske. Ik las: „DE PAROCHIËN in het BISDOM BREDA" En 't was 'n onderdeeltje van 'n kolossaal geschiedkundig werk van pastoor G. C. A. Juten. „Ier staat van alles in, Dré. 'k Heb 't van deus week, in de bedstee 'sseerjeus bestudeerd! Wij zyn zoowa de houdste prochie ge wit.de gemeentes zijn hallegaar hontstaan uit prochie- kerken en zoo, prochie beteekent ok zooveul as gemeente (sodepin, wat was Ie bij!) wij zijn zoo wat de houdste prochie in eel den homtrek. Zie, ier staat 't, ons heerste kerkske. Schoon pren- teke, watte? As we 'r 'n feest van maken as O. L. H. t wil, bedoel ik, maar ik voel me al veul beter dan mot op d'een of andere manier deus kerkske nagemokt worden, Dré, al is 't op 'nen praalwagen!" .Praalwagen? Fielp?" „Witte nie wat dat is voor 'n dink?" .Jawel, maar...." „Niks te maren! 'k Heb 't eele feest in m'nen kop. 'Nen hoptocht, 'n muziekconcours, 'n con- cours-iepiek, misschient 'n openlochtspul afijn, ik zal er eerst mee den burgemeester nog 'ns over beraadslagenTe mot natuurlijk cen ten ebben, veul centen, meneer pastoor ga t ook mee pratenjaafijn.... ik zit vol, vol plannen, jonk. Ge wit, Dré! Hulvenout mot hekselsior! En 'k zou "m van den zomer geren 'n steuvig opdonder geven naar boven! Kek 's, hallegaar haanteekeningen en notities. Eel 't feest zit in m'n brein. Eelegaar! GattDa Tc dé nog mee mag maken: Hulvenouts 650 jarig jubelfeest." Hij rolde 't boekske van pastoor Juten op. zette 't aan zijnen mond en „hette- rettettetet eh-tettet, tetterettetetetetèèt tette- rettetttettetettet-uh tèèèt, tèèèt, tèèèt!" Hij gaf den eersten fanfare. Toen kwam den Blaau we binnen! Die tetterde al gaauw mee, hij wist nie waar vóór, maar hij dee 't dan maar op de gezond heid van den Fielp! Ik kan oe zeggen, amico, den Fielp heeft nog nooit zooveul vuile pico's gehaald als Zondag middag. Als ze 'm uitlachten, dan knipte-n-ie naar mij 'n oogske! Hij was verstrooid! 't Feest.... t Groote feest....! Zou ie tvoor malkaar gebokst krijgen....? Ge ziet, waar 't al nie goed voor is, dat "nen mensch "ns 'n week op bed ligt en van verve ling 'n boekske gaat lezen, dat plotseling groote schatten blijkt te verbergen....! (Lot en eigen schap van veul boeken Maar nou ga 'k er afscheien. Ge hoort er natuurlijk nog veul meer van. De eerste vergadering is al uitgeschreven! Veul groeten van Trui en als altij geen haarke minder van oewen t. a v. DRË.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7