ffldo&t&aal van den dato Het Zeemonster van Nagasaki 20 jaar geleden greep de Russische revolutie plaats De zorgen van Jimmy ZATERDAG 20 MAART 1930 LENIN'S LEUZEN EN WACHTWOORDEN Nog niet geëindigde misleiding Nieuwe onderzoekingen Over den plantengroei HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de preeste andere; Nieuwe Uitgaven DOOR P. a WODEHOUSE Rooft het geroofde! Oorlog aan de paleizen! Vrede in de hutten! Land, vrede en vrijheid! Het is in deze maand al weer twintig jaar geleden, dat de Russische revolutie plaats greep en de roode vlag ging wapperen boven het oude tsarenrijk. Baton Erik von Fersen, oud-Russisch maar schalk en oud-lid van de Russische Doema, be schrijft in het onderstaande, hoe in de maand Maart 1917 de revolutie het hoofd opstak te St. Petersburg, en de macht in handen kwam van Lenin. Het was in Maart 1917, toen te St. Petersburg bij een van de reserve-regimenten van de garde een muiterij uitbrak, die uitgroeide tot een al- geheelen opstand van het garnizoen, dat 150.000 man sterk was. Met het gepeupel van de stad staken de soldaten het Paleis van Justitie in brand, zij openden de gevangenissen, bestorm den de politieposten en vermoordden de beamb ten en officieren van den Veiligheidsdienst. In den voormiddag bevond de stad zich reeds in handen van de opstandelingen; het arsenaal, het Winterpaleis, de St. Petrus en Paulus-ves- ting, de ministeries, de post- en telegraafkan toren, kortom alle openbare gebouwen waren bezet, de ministers en hooggeplaatste ambte naren waren in hechtenis genomen en naar de Rijksdoema overgebracht. Hier werden zij op bevel van den Doema-af- gevaardigde Kerenski als „gijzelaars van de revolutie" in het zoogenaamde Ministerpavil joen opgesloten. In het Taurische paleis, den zetel van de Doema, kwamen de afgevaardigden bijeen en zij kozen een comité, dat de regeering in handen nam, waarmee de eerste schrede gezet was op den weg, die leidde tot den troons afstand van den tsaar. In liberale, burgerlijke en in hofkringen hoopte men nog dat men de revolutie den kop zou kunnen indrukken, en nog een zekeren invloed te kunnen uitoefenen op de gebeurtenissen. Niet ten onrechte vreesden de politieke lei ders, dat deze revolutionnaire massabeweging al te gemakkelijk tevens het einde van de krijgs verrichtingen zou beteekenen. In de herfst van 1916 en in het begin van 1917 hadden de demonstreerende arbeiders ook reeds roode vlaggen meegedragen met het op schrift: „Weg met den oorlog" en de talrijke vlugschriften eischten op scherp gestelden toon, dat de vijandelijkheden gestaakt zouden wor den. Ook in het leger was duidelijk een propa- ganda-actie merkbaar tegen de voortzetting van den oorlog; de reserve-lichtingen stonden moreel zeer zwak, steeds talrijker werden de ge vallen, dat de manschappen een bevel niet wil den uitvoeren. In het leger van generaal Brus- siloff had zelfs het geheele zevende Siberische legercorps geweigerd, de vijandige stellingen aan te vallen. Dat waren stormachtige voor teekenen. Onmiddellijk luidde het bevel: de posten der legerleiding te bezetten en de bewe ging totaal in handen te nemen. Toch scheen de toestand nog niet hopeloos. De volksmassa's hadden geen leider, zij stroomden naar de Doe ma, alsof een van de radicale veelpraters, die hun hoofden op hol hadden gebracht, hen nu kon helpen. In de Doema heerschte een onbe schrijfelijk gewoel van opgewonden menschen, een chaos en een wirwar van afgevaardigden, soldaten, figuren van twijfelachtig allooi en jeugdige revolutionnairen; men riep en schreeuwde door elkaar, iedereen wilde den an der overschreeuwen, iedereen wilde iets nuttigs verrichten en niemand wist eigenlijk, wat hij zelf wilde. Een kleine groep menschen scheurde zich uit dezen chaos los, die zich in de fractiekamer van de Doema terugtrokken om over de organisatie van de revolutionnaire beweging te beraadsla gen. De vergadering koos een voorloopig gevol machtigd comité, de eerste cel van de Sovjets, die zich nog denzelfden avond aan het prole tariaat van Sint Petersburg kon voorstellen. De verschillende fabrieken en troepenafdeelingen hadden hun afgevaardigden naar dit comité ge zonden. Het eerste optreden van de Sovjets was bui tengewoon aanmatigend; zij pochten op hun macht. Zij drongen hun wil op aan de leden van het Doemacomité. Vóór alles moesten deze laatsten hun plannen tot redding van den mo- narchistischen staatsvorm en tot de oprichting van een constitutioneel bewind opgeven, en de eonstitutioneele nationale vergadering bijeen roepen, die over den toekomstigen staatsvorm van Rusland zou moeten beschikken. Van nu af beheerschte de Sovjet de heele re geering; de regeering was spoedig nog maar een schaduw, ze had geen beteekenis meer; ze was alleen maar goed genoeg om de steeds mach tiger wordende Sovjets te helpen. De aristocra tische kringen en de intellectueelen onder het Russische volk hadden eindelijk afgedaan; nu kwamen de onderste lagen op het tooneel en hun parool luidde: „Uitbreiding der revolutie!" Maar de leiders van de revolutie vertoefden in het buitenland, in Zwitserland, Frankrijk, En geland, Canada en ook in Siberië, in balling schap en in de gevangenissen. Zoo moest de provisorische regeering onmiddellijk na haar verkiezing algeheele amnestie afkondigen voor „alle politieke gevangenen, voor de daders van terroristische aanslagen, de medeplichtigen aan militaire opstanden en andere misdaden". Zij moest zich zelfs verplichten de vrijgelaten gevangenen op staatskosten te laten terugkee- ren en met bijzondere eerbewijzen te ontvan gen. Op grond hiervan kon Lenin zijn reis door Duitschland naar Rusland beginnen; de Rus sische staat betaalde de onkosten en op .het station te St. Petersburg werd hem een groot- sche ontvangst bereid. De heeren van de voor- loopige regeering hadden geen goede voorstel ling van den man, die daar plotseling uit de onbekendheid te voorschijn was getreden. Zelfs de nieuwe Minister van Justitie, Kerenski, die in alle revolutionnaire aangelegenheden goed thuis was, zag in Lenin slechts een ongevaar- lijken fantast, die onder de breede volksmassa geen aanhang telde. „Hif leeft zoo zegt Ke renski in een absoluut geïsoleerde atmosfeer, hij weet van niets, beziet alles slechts door den bril van zijn fanatisme, en heeft niemand in zijn omgeving, die hem opheldering kan geven en hem over den politieken toestand kan oriën- teeren"In werkelijkheid echter overzag Le nin den toestand onmiddellijk en gaf wacht woorden en leuzen uit, die het volk kon begrij pen en waarmee hij de massa's rond zich ver zamelde: Alle macht aan de Sovjets! Rooft het geroofde! Oorlog aan de paleizen! Vrede in de hutten! Land, Vrede en Vrijheid! In een historisch document, het vlugschrift: „Zullen de bolsjewisten de staatsmacht in han den houden?" besprak Lenin met zijn politieke' tegenstanders de toekomst en maakte hij onder het volk propaganda voor zijn nieuwen staat. Hij zeide om.: „De Raden (Arbeiders- en Sol daten-raden) vormen het nieuwe staatsappa raat, dat een nauwen, onafscheidelijken, gemak kelijk te controleeren en te hernieuwen band vormt met de massa's en met de volksmeerder heid, zooals die in den vroegeren staatsvorm ook in de verste verte niet te vinden was. Deze staatsvorm is door het kiezen van de leden dezer Raden en de altijd mogelijke afzetting van de gekozenen volgens den wil van het volk veel democratischer dan alle vroegere staats vormen." In deze zinnen ligt een plechtige belofte van Lenin aan het Russische volk opgesloten; de belofte, om het volk in het Sovjetregime vrij zelfbestuur te geven. Met geen enkel woord- werd gesproken over de machtsbevoegdheden van de communistische partij. En het volk, dat Lenin op het schild verhief, en hem en zijn kameraden tegen het aanstormende Witte Le- De voltooiing van een katholieke Uni versiteit zal al uw inspanning eischen, maar het is Mijn vurige en innige wensch^-dat gij dit groote werk, van zoo'n verstrekkend belang voor uw land en uw geloof, tot een goed einde zult brengen. Paus Pius XI op de audiëntie bij de heiligverklaring van Petrus Canisius, 20 Mei 1925. ger verdedigde, verwachtte dat Lenin zijn be lofte zou houden. En hier begon de tragische ontgoocheling. Lenin gaf den Sovjets de macht in handen en leverde het volk over aan de bloeddorstige willekeur van de Communis- sche Partij. Het was een van de brutaalste misleidingen, die de wereldgeschiedenis ooit gekend heeft. Twintig jaren reeds duurt nu de lijdensweg van het ongelukkige Russische volk, dat door een onbarmhartigen staatsvorm van voortdurend geweld onderdrukt wordt. Wat baat het, dat een Robespierre in Rusland ook een Danton en diens vrienden gevangen zet en het Bolsjewisme zijn eigen voorstanders vermoordt? Twintig jaar geleden hebben de bezittende klassen hun so ciale en politieke plichten verzuimd, en voor deze kapitale fout boeten nu met de schuldigen ook millioenen onschuldigen. Met grootsche feesten heeft Moskou den twintigsten geboorte dag gevierd van het Sovjetrijk, waaraan Stalin in zijn nieuwe grondwet democratisch zelfbe stuur beloofde. De misleiding is echter nog steeds niet geëindigd. In vele opzichten verschilt het plantaardig leven van het dierlijke. Een der meest op vallende eigenschappen van de plant is haar bijna onbeperkte groei, waardoor zij in tegen stelling met het dier geen begrensden afgesloten vorm bezit, maar een binnen zekere grenzen wisselende verzameling van stengels, bladeren en bloemen. Steeds weer vormen zich nieuwe knoppen en in elk voorjaar ontluiken deze en groeien zij uit door een proces, dat uit cel- deelingen en celstrekkingen is opgebouwd. Sinds een tiental jaren heeft de wetenschap over dit plantaardig groeiproces een dieper in zicht geopend en aangetoond, dat de groei be- heerscht wordt door „hormonen". In de punt van een kiemplantje van een graankorrel kon men een stof aantoonen, het z.g. auxine, die in de hieronder liggende groeizone dringt en de strekking der nieuw gevormde cellen veroor zaakt. Het auxine is uit stengeltoppen afge zonderd en de chemische samenstelling onder zocht. Vele experimenten wettigden het ver moeden dat het auxine in den top van de jonge scheuten gevormd werd, maar nieuwere onder zoekingen toonen, dat de verhoudingen inge wikkelder zijn. In de eerste plaats bleek het, dat in zaden en vruchten een groote hoeveelheid groeihor moon voorkomt en wel in het z.g. endosperm, het zetmeelhoudend weefsel van den zaadkorrel. Het gehalte aan groeistof in haverkorrels be paalt de snelheid waarmede het kiemplantje op groeit en door het extraheeren van de zaden of wel 't kunstmatig vergrooten van het auxine- gehalte kon men de groeisnelheid wijzigen. Uit deze proeven komt de botanicus R. Pohl tot de conclusie, dat er geen productie van groeistof in de stengelpunt plaats vindt, maar dat hierin een voorraad aanwezig is, die voor de ontkie ming in het zaad besloten lag. Voortgezet onder zoek, o.a. van den Nederlandschen botanicus van Overbeek, heeft het zeer waarschijnlijk gemaakt, dat de groeistof in de groene bladeren onder invloed van het licht wordt gevormd en van daar naar de jonge zaadkorrels wordt getrans porteerd. Er is dus in de plant altijd een voor raad van 't hormoon aanwezig, die alleen onder invloed van het licht wordt vergroot. Door de reserve-hoeveelheid groeistof kan een plant ook in het donker een tijdlang blijven groeien en omdat bij afwezigheid van licht het weefsel veel gevoeliger is voor de inwerking van het auxine groeien de jonge loten in het donker aanvankelijk sneller, zooals dit bij kiemende aardappelen in een kelder bekend is. De verhoogde gevoeligheid door lichtonttrek- king treedt ook op als hooger geleger planten- deelen in het donker worden gebracht. Zoo Danscène van Edith Fürckheim en Richard Schöffmanns in de Berlijnsche Staatsopera meent men reeds een ander groeihormoon te moeten aannemen, dat in het donker gevormd wordt en de verhoogde gevoeligheid voor het auxine veroorzaakt. Zijn de chemische processen bij den groei van stengels dus ingewikkelder, dan men aanvan kelijk meende, wat den groei der onderaardsche plantendeelen, de wortels, betreft, bestaan er nog vele duistere punten. Een wortel bijv. van het kiemplantje van een graankorrel groeit, evenals de stengel, niet aan de uiterste spits, maar de groeizone bevindt zich op eenigen afstand van het uiteinde. Normaal wordt de celstrekking in deze groeizone geremd door het auxine, dat van uit den worteltop hierin dringt. Door Amlong is nu aangetoond, dat de groeistof in zeer kleine hoeveelheden niet een remming, maar een verspelling van den wortelgroei veroorzaakt. Om een denkbeeld te geven van de gevoeligheid der plantencellen voor de groeistof, moge het feit dienen, dat de remmende werking, die een auxine-oplossing op den groei van een worteltop uitoefent, bij een verdunning van 1 op 6 milliard in een groei- bevordering omsloeg. Het blijkt dus, dat de groeistof met recht een hormoon kan worden genoemd, een naam, die oorspronkelijk aan de producten van de klieren met inwendige afscheiding der dieren werd gegeven. Evenals het hormoon van de schild klier in uiterst kleine hoeveelheden met het bloed overal in het lichaam heengevoerd, op de stofwisseling der dierlijke cellen invloed uit oefent, zoo is ook het groeihormoon in uiterst kleine hoeveelheden specifiek op de strekking van jonge plantencellen werkzaam. Langs chemischen weg is' dus de plant een eenheid en heeft het eene deel op het andere een invloed. Deze functioneele samenhang door het transport van specifieke sterk werkzame stoffen in uiterst kleine hoeveelheden verzorgd, maakt ook een harmonische regulatie in het plantaardig organisme en een aanpassing aan gewijzigde omstandigheden mogelijk. Wat bij de plant ontbreekt is het zenuwstelsel met zijn zintuigen en bewegingsorganen, waardoor een zich bewegen en een gewaar worden eerst mo gelijk is. Al mist de plant de dierlijke signa leering in het nerveuze verband der lichaams- deelen, zij is toch meer dan alleen een som van stengels, bladeren en bloemen; zij is een organisme, een levende eenheid. De rechtbank te Parijs zat met een moei lijke affaire. Daarin is niets ongewoons; de meeste affaires te Parijs zijn ingewik keld, doch deze zaak had toch iets heel merk waardigs. Gaston Périn had een parfumfabriek, Marcel Bercot had er ook een. Doch bovendien waren Périn en Bercot felle concurrenten. Het slimste was, dat deze concurrentie in zaken-nijd ont aardde. Bercot bezat een parfum, dat geweldig opgang maakte. Hoe Gaston Périn ook zocht, analyseerde, probeerde, chemische verbindingen uitdacht en scheikundige proeven nam, het baatte hem niet; 't parfum-Bercot met de de licate geur en de exquise kleur kon hij niet imiteeren. Toen Périn tot de conclusie kwam, dat hij er op die manier niet kwam, besloot hij andere middelen aan te wenden, welke nóg minder fair waren. Hij trachtte Bercot zijn za kengeheim te ontfutselen door een chemiker van hem om te koopen. Tot zijn geluk had Ber cot betrouwbaar personeel; de aanval mislukte. Daarop trachtte Périn inzage te krijgen van de gedeponeerde stukken, waarop de patenten wa ren verkregen. Na maanden tobben en allerlei spitsvondigheden, bleek ook deze opzet mislukt te zijn. Périn was intusschen reeds een .paar jaren ouder geworden, doch niet wijzer. Hij zou en moest het parfum-Bercoj; kunnen maken en vergat dat zijn zaak zonder die specialiteit toch uitermate marcheerde. Hij ondernam nieuwe pogingen om achter het geheim te komen, het waren alle vergeefsche moeiten. Toen kreeg Gaston Périn een onzalig plan in het hoofd. Périn was vrijgezel, wat lette hem het hof te maken aan de privé-secretaresse van Bercot? Périn was even dertig, Anastase Bolère even veertig. Gaston vond het vanzelfsprekend geen bezwaar, evenmin gaf hij er veel om, dat Anas tase behalve een behoorlijk salaris geen enkel fortuin bezat. Anastase was een voorbeeldige werkkracht, doch zonder eenige uiterlijke be valligheid en oogenschijnlijk meer ouderwetsch dan conservatief. Ook dat riskeerde Gaston Périn, als hij maar achter het geheim van het parfum-Bercot zou komen. Want, nietwaar, eenmaal getrouwd, zou hij het geheim van zijn vrouw weten, daar er geen geheimen tusschen man en vrouw behooren te bestaan. Gaston Périn begon zijn snoode plannen enAnastase bleek niet ongevoelig voor den overigens charmanten parfum-concurrent. Dat spelletje duurde zoo een paar maanden; toen gebeurde er iets absoluut onvoorziens, iets dat alle plannen volkomen deed mislukken. Gaston Périn, vrijgezel sinds dertig jaren, be merkte dat de onaantrekkelijkheden van Anas tase slechts uiterlijk waren en de secretaresse een schat van een vrouw was met edel karak ter en een fijn verstand. De liefde is een vreemd evenement; zij be werkt soms wonderlijke dingen. Périn werd ver liefd op Anastase Bolère, daarna ging hij op recht van haar houden en de liefde was weder- keerig. Gaston en Anastase gingen trouwen; zij wa ren dol gelukkig en er werd niet gesproken, zelfs niet gedacht over een zeker parfum-Bercot. Doch het leven is vol moeilijkheden. Nu was het Bercot, die zich uiterst verongelijkt gevoel de. Dat gevoel, ontstaan door het verlies van een prima secretaresse, groeide tot het waan beeld, dat het geheim van het parfum-Bercot thans in handen was van zijn concurrent. Mar cel Bercot besloot zich te wreken en hij begon een proces. Een proces wegens „oneerlijke concurrentie" en hij eischte 500.000 francs schadevergoeding. Dat maakte het geval van het parfum-Bercot weer acuut, ook bij Périn. Périn noch zijn vrouw slaagden er in de rechters te overtuigen van hun betrouwbaar heid. Het verleden van Périn wreekte zich en de rechters zagen niet achter de leelijkheid van Anastase haar gouden hart en nobel karakter. Dus werd het proces de rechtbank moest ook uit de moeilijkheid verloren. Bercot ze gevierde en Périn moest betalen. Nieuwe moeilijkheden! Piet werd door de huldiging zoo verwaand, dat hij dacht dat het voor hem alleen was. „Ik vind jou een akeligen vent," zei Drein, terwijl hij kwaad naar Piet wees. „Dan moet je ver der maar je eigen weg zoeken," zei Piet lachend. „Goed," zei Drein, „dan ga ik maar" en heelemaal alleen wandelde Drein door de straten van Nagasaki. De inwoners dansten en hosten op straat, maar er was niemand, die den eenzamen Drein herkende. In den tuin van het paleis van den burgemeester van Naga saki werd een groote muziekuitvoering gegeven. Het eerste nummer van het programma heette: „De zeemonster-marsch" en het slotnummer was het beginstuk van een opera „Pedro Priccolo en Drino Drentelino" geheeten. Dat waren de Ita- liaansche namen voor Piet Prikkel en Drein Drentel. Want Périn redeneerde tegen zijn aandach tig luisterende vrouw: „Kijk aan, lieve, nu moet ik betalen voor hetgeen ik niet heb. Ik heb van Bercot het parfum gekocht tegen zijn prijs en dat ligt allemaal wettig beschreven. Ik heb dus nu alle rechten op het parfum, dat ik betaal, en acht het billijk dat ik tracht met mijn kapitaal van 500.000 francs, dat ik in mijn zaak onmogelijk missen kan, diezelfde zaak op poo- ten te houden door mijn onvrijwillig aange kocht parfum te gaan exploiteeren. Als je me tot" hiertoe hebt kunnen volgen, vrouwtje, is het derhalve vanzelfsprekend, dat jij nu, wat ik nooit vroeg, mij alle over dat parfum-Ber cot vertelt." Aldus Périn. Doch Anastase, u wist het reeds, had een scherp verstand. Hier volgt dus fjet zonderlinge het „happy-end": Anastase liep niet I in het valletje j nuwelljH van haar handi- gen echtgenoot. Zij vertelde hem heel iets anders: „Luister, Gaston, denk niet meer aan dat tweede-handsch parfum-Bercot. Ik weet ook iets af van parfums en terwijl jij je stem schor praatte voor de balie en je schoenen scheef liep voor je proces en je hersens pijnigde om die malligheid te winnen, heb ik geëxperimen teerd in je laboratorium. Kijk, hier is het re sultaat!" en Anastase liet den verbluften Périn een parfum zien van een milde, diep wijnroode, haast violette kleur en toen Périn, als een vak man, het parfum opsnoof, voelde hij zich enkele oogenblikken als van de aarde weggenomen. Toen hij uit zijn verten terugkwam en Anas tase glimlachend voldaan voor zich zag, spron gen hem twee tranen in zijn oogen. Hij omhelsde zijn vrouw, gaf haar twee har telijke zoenen op iedere wang één en zeide: „Anasase, je bent meer dan mijn vrouw, je bent ook mijn zaak!" En Gaston gaf het product den naam: par fum Anastase Périn; het werd een „dernier cri", een fenomenaal succes en de Périns ver dienden er dubbel zooveel aan als ze hadden moeten betalen voor het geheim gebleven ge heim van het parfum-Bercot. „Soeng doolt naar de roovers" door Schi Nai An, vertvolgens de Duitsche versie van dr. Frans Kuhn door P. Demaechere. Uitg.: Boekengilde „Die Poorte Oude God" Antwerpen. (In expl. hij de N.W. Wereld-Biblio theek, Amsterdam) Onder dezen titel is het tweede deel thans verschenen van „Het Wateroeververhaal", het boeiende en suggestieve Chineesche volksepos uit de 13e eeuw, zooals het werd teboek gesteld door Schi Nai An. Het eerste deel van dit epos verscheen reeds eerder, onder den titel „De Roovers van het Liang Schan Moer", doch het tweede deel, betreffende de avonturen van den algemeen geachten griffier Soeng, staat geheel los van het eerste. Behandelde het eerste boek het ontstaan van de rooversbende, wier hoofden zich speciaal tegen de corrupte bonzen keerden, in dit vervolg zijn zij in volle actie, bestrijden het onrecht en de verdrukkers en redden her haalde malen den al te goedmoedigen Soeng van een wissen dood. Na afloop van zijn ern stigste avontuur, besluit hij zich voorgoed bi) de roovers aan te sluiten, die hem meteen tot hoofdman kiezen. Dan is echter de rust voor den ex-griffier nog lang niet verzekerd en het is maar door een kleinigheid dat zijn vrien den er nog in slagen, hem dan voorgoed te ver lossen uit den greep zijner vervolgers. Deze eindelooze wisseling van de situatie voor Soeng (want ook het begin en het midden van 't boek wemelen van zonderlinge lotgevallen, die hem of zijn naaste omgeving raken) geeft aan dit boek een zeldzaam sterke bewogenheid. Naar de waarheid zal 't niet geschreven zijn, doch dit is ook niet wat men van uit den volksmond te boek gestelde overleveringen verlangen kan. Hier heeft de schrijver fragmenten en motieven ver bonden tot een geheel, dat vol leven en gloed is gekomen. Religieuze folkloristische en legen darische figuren zijn hierin ongetwijfeld door- eengemengd, gedeeltelijk volgens de vrije fan tasie, gedeeltelijk om als tendenz-verhaal te dienen, als moraliseerende beschouwing der menschen en hun deugden en gebreken. Het boek is in vlot-Nederlandsch vertaald, met en kele Vlaamsche zinswendingen, die op zichzelf niet storen én zelfs de „couleur locale" verster ken in 't verhaal, dat geen moreele bedenkin gen tegen zich oproept. Het zal zelfs den niet al te romantischen le zer verwonderen, hoe de toestanden uit de 13e eeuw en zooveel vroeger nog betrekkelijk sterk overeenstemmen met wat men heden ten dage nog van China te lezen krijgt. Alleen de titels en namen zijn ietwat gewijzigd, een rooverhoofd- man heet thans „generaal" en de roovers van Liang Schan Moer zouden heden wellicht „com munisten" heeten. Alzoo is er ook voor den zoeker naar samenhang in China, in dit ver haal van Soeng nog een hoopvolle aanwijzing gelegen! V. O. ATT T"1 K D/^TVnVTE1'C °P dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 17 7 50 m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7 bij een ongeval met H 250 A I .1 .r, A 111 111 lil r, Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A wvi verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. •iifliiiiiitiimif iiuiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiifiltfiiiliiiiiiiiiiiiiiinii miiiilliiifiiiii ■«■iiiiMiiiiiiiiiiHiiiiimifiiiiiiiimniiaiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiamimiitiiiiitiiM 38 „Is dat de waarheid?" „Om je te dienen „Werk je dan voor je zelf?" „Op het oogenblik werk ik heelemaal niet. Men zegt, dat ik later het vak van asperges- sorteerder zal aanpakken, met brieflessen, weet je." „O, houd toch op," zei Lord Wisbeach. „Waarom moeten we op die manier doorgaan. Waarom niet open kaart gespeeld? We zijn hier beiden gekomen voor hetzelfde doel." „Wil je me aan het verstand brengen," zei Jimmy, „dat je niet mijn oude vriend Lord Wisbeach bent?" „Juist. En jij bent niet mijn oude vriend Jimmy Crocker." „Hoe kom je daarbij?" „Als je dat wel was, zou je dan gedaan heb ben, alsof je me herkende, daarstraks?" Jimmy lachte. „Het zou er leelijk voor je uitgezien hebban, als ik werkelijk Jimmy Crocker was geweest, nietwaar?" „En voor jou zou het er evenmin prettig uit gezien hebben, als ik werkelijk Lord Wisbeach was, wat?" „Wie ben je eigenlijk, als ik vragen mag?" „De jongens noemen mü Gentleman Jack." „Waarom?" vroeg Jimmy verbaasd. Lord Wisbeach ging niet op dien steek in. ,Jk werk tegenwoordig met Burke's bende. Maar laten we nu tot een accoord met elkaar komen." Lord Wisbeach ging naar de deur en keek voor de tweede maal de gang op en af. „Je schijnt zenuwachtig te zijn," zei Jimmy. „Ik heb het niet begrepen op dien butler, hij is wat van plan." „Denk je, dat hij van Potter is?" „Het zou me niets verwonderen. In ieder ge val is het met hem ook geen zuivere koffie. Waarom zou hij anders hebben voorgegeven, jou als Jimmy Crocker te herkennen?" „Mij als Jimmy Crocker te herkennen schijnt geen aanbeveling voor iemand te zijn." „Hij stond er net zoo voor als ik," zei Lord Wisbeach. ,HÜ kon niet weten, dat je niet de echte Jimmy Crocker was, totdat jij hem ge ruststelde evenals je met mij deed, door te doen, alsof je hem kende. Hij keek Jimmy met oprechte bewondering aan. Jij hebt stalen zenuwen, man. Je ondernam tenminste wat, met hier zoo maar binnen te komen. Je kon onmogelijk weten, dat hier niemand was, die Jimmy Crocker werkelijk kent. Wat zou je ge daan hebben, als die butler zuiver in zijn schoe nen stond?" „Ja.... dat is de risico van het beroep. Hoe kwam jij ertoe, om voor Lord Wisbeach door te willen gaan?" „Ik wist, dat ik zulks nogal veilig doen kon. Hij was met mij op de boot, toen we over kwamen. Ik wist ook, dat hij een reis rond de wereld maakte en niet langer dan een dag in New York zou blijven. Burke zei me, dat ik con tact met den ouden Chester moest zien te krij gen voor een introductie. En nu kom jij hier gewoon binnenvallen en vertelt hun, dat je hier blijft! (Hij dacht na over de onrechtvaardige verdeeling der kansen). Maar, eh, wat ben je nu eigenlijk van plan, te doen?" „Waarmee?" „Nu we beiden hier zijn, meen ik. Wil je met mij samenwerken of op je eigen houtje door gaan, zoodat de boel misschien bedorven wordt? Het kan nooit goed zijn, dat we elkander pro- beeren de loef af te steken. Wij zijn hier allebei voor hetzelfde doel. Jij wilt dat goedje in je bezit hebben, dat Partridgite, en ik ook." „Geloof jij dan in Partridgite?" „Och, wel zeker," zei Lord Wisbeach beslist. „Natuurlijk. Burke heeft er al meer dan een jaar het oog op gevestigd. Je hebt misschien wel gehoord van Dwight Patridge? Welnu, die vent is zijn zoon. Iedereen weet, dat Dwight Partridge met onderzoekingen naar een nieuwe springstof bezig was, toen hij stierf, en nu komt zijn zoon met 'n buisje vol met een goedje, dat de stad in de lucht kan laten vliegen. Wat concludeer jé daaruit? Heel eenvoudig: de zoon heeft de proeven van zijn vader uitgewerkt. Ik denk niet, dat hij er veel last mee heeft gehad. Alles was blijkbaar al kant en klaar, ,Maar niettemin heeft hij de stof. En nu willen wij ze hebben. Mij komt 't het eenvoudigste voor, dat we samen werken, en dan naderhand zien, hoe wij de zaken regelen. Anders loopen we maar kansen, die vermeden kunnen worden. We heb ben er voordeel genoeg mee. Er is zeker wel een dozijn markten, die tegen elkander op zullen bieden om dat Partridgite te krijgen. Je hoeft aan Burke niet te twijfelen. Ik sta voor hem in." Jimmy drukte het einde van zijn sigaret uit tegen zijn bord. „Ik ben geen redenaar, als Brutus. Maar, zooals ge allen weet een heel eenvoudig man. En, sprekend als heel eenvoudig man, 'moet ik zeggen er komt niets van in." „Wat? Doe je niet mee?" Jimmy schudde het hoofd. „Het spijt me, je te moeten teleurstellen, Wizzy, als ik je nog zoo mag noemen, maar je aanbod trekt me heelemaal niet aan. Ik wil niet samenwerken, of apart werken of wat ook. Integendeel, ik zal naar mevrouw Pett gaan en haar zeggen, dat er een slang in haar Eden is geslopen." „Ga je me verraden?" „Om je te dienen!" Lord Wisbeach lachte onaangenaam. „Best, ga je gang!" zei hij. „Hoe zul je verklaren, dat je me voor de lunch herken den als een oud kameraad en na den lunch ontdekte, dat ik een boef was. Je kunt mij niet verraden. Als ik niet Lord Wisbeach ben, dan ben jij niet Jimmy Crocker." Jimmy zuchtte „Ik snap je. Het leven is nogal gecompliceerd, vind je niet?" Lord Wisbeach stond op. „Denk er liever nog maar eens over na," zei hij. „Je zou met een dergelijke dwaasheid niets bereiken. Je kunt niet beletten, dat ik alles in het werk zal stellen, om die stof te bemachtigen. En als je niet redelijk wordt en met me samen werkt, vijftig tegen vijftig percent, dan heb je niets." Hij verliet het vertrek en Jimmy, die een nieuwe sigaret opstak, overdacht bij zichzelf de nieuwe complicaties, die zich in zijn zaken voor deden. Er was wel iets van aan, wat die Gentle man Jack gezegd had. Hem verloochenen, be- teekende zichzelf verloochenen. Jimmy rookte aandachtig. ZESTIENDE HOOFDSTUK Mevrouw Pett was van tafel opgestaan en had zich naar den salon begeven, teneinde daar te verwijlen naast het ziekbed van haar belaagde kind. Zij maakte zich bezorgd over Ogden. Het arme schaap was vandaag niet al te wel, Een kommetje heldere soep, het middagmaal, dat dokter Briginshaw had voorgeschreven, stond nog onaangeroerd naast hem. Zij ging het vertrek door en legde een koele hand op het gemartelde voorhoofd van haar zoon. „Jandorie!" zei Ogden. „Voel je je nog niet een beetje beter, lieve Ogden?" „Nee," zei Ogden op vasten toon, „een heelen boel erger. „Je hebt ook je lekkere soep niet opgedron ken." „Geef ze maar aan de kat." „Zou je nu niet eeen kommetje brood met melk kunnen eten, schat?" „Nee, ik ben niks in orde!" antwoordde de lijder. Mevrouw Pett ging verdrietig zitten. Het viel haar, als een vreemde samenloop, op, dat het arme kind bijna altijd ziek was, des ochtends nadat zij gasten had ontvangen. Zij schreef het toe aan de reactie van al die opwinding, die niet naliet invloed uit te oefenen op een fijn besnaard temperament. Bovendien had onge twijfeld het schandalige gedrag van Jerry Mitchell nog tot deze ongesteldheid bijgedragen- Iedere druppel van haar moederlijk bloed kookte van woede en ontzetting, als zij aan Jerry's ge drag ging denken. Zij had het eigenlijk nooit bijzonder op dien man staan gehad. Zij had zijn gezicht nooit erg sympathiek gevonden, niet alleen op aesthetische gronden, maar ook, omdat zij er steeds iets wilds, iets onbeschaafds in had meenen te zien, dat den .een of anderen dag zou kunnen losbarsten. Maar al te goed waren deze voorgevoelens bewaarheid. Vredig en rustig nestelde zich de vroege achtermiddag in den salon. Mevrouw Pett had een boek ter hand genomen. Op de sofa ademde Ogden, snorkend. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10