ffldo&t&aal van den dato
Het Zeemonster van Nagasaki
20 jaar geleden greep de Russische
revolutie plaats
De zorgen van
Jimmy
ZATERDAG 20 MAART 1930
LENIN'S LEUZEN EN
WACHTWOORDEN
Nog niet geëindigde
misleiding
Nieuwe onderzoekingen
Over den plantengroei
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de preeste andere;
Nieuwe Uitgaven
DOOR P. a WODEHOUSE
Rooft het geroofde! Oorlog aan
de paleizen! Vrede in de
hutten! Land, vrede
en vrijheid!
Het is in deze maand al weer twintig jaar
geleden, dat de Russische revolutie plaats greep
en de roode vlag ging wapperen boven het oude
tsarenrijk.
Baton Erik von Fersen, oud-Russisch maar
schalk en oud-lid van de Russische Doema, be
schrijft in het onderstaande, hoe in de maand
Maart 1917 de revolutie het hoofd opstak te
St. Petersburg, en de macht in handen kwam
van Lenin.
Het was in Maart 1917, toen te St. Petersburg
bij een van de reserve-regimenten van de garde
een muiterij uitbrak, die uitgroeide tot een al-
geheelen opstand van het garnizoen, dat 150.000
man sterk was. Met het gepeupel van de stad
staken de soldaten het Paleis van Justitie in
brand, zij openden de gevangenissen, bestorm
den de politieposten en vermoordden de beamb
ten en officieren van den Veiligheidsdienst. In
den voormiddag bevond de stad zich reeds in
handen van de opstandelingen; het arsenaal,
het Winterpaleis, de St. Petrus en Paulus-ves-
ting, de ministeries, de post- en telegraafkan
toren, kortom alle openbare gebouwen waren
bezet, de ministers en hooggeplaatste ambte
naren waren in hechtenis genomen en naar de
Rijksdoema overgebracht.
Hier werden zij op bevel van den Doema-af-
gevaardigde Kerenski als „gijzelaars van de
revolutie" in het zoogenaamde Ministerpavil
joen opgesloten. In het Taurische paleis, den
zetel van de Doema, kwamen de afgevaardigden
bijeen en zij kozen een comité, dat de regeering
in handen nam, waarmee de eerste schrede
gezet was op den weg, die leidde tot den troons
afstand van den tsaar. In liberale, burgerlijke
en in hofkringen hoopte men nog dat men de
revolutie den kop zou kunnen indrukken, en
nog een zekeren invloed te kunnen uitoefenen
op de gebeurtenissen.
Niet ten onrechte vreesden de politieke lei
ders, dat deze revolutionnaire massabeweging al
te gemakkelijk tevens het einde van de krijgs
verrichtingen zou beteekenen.
In de herfst van 1916 en in het begin van
1917 hadden de demonstreerende arbeiders ook
reeds roode vlaggen meegedragen met het op
schrift: „Weg met den oorlog" en de talrijke
vlugschriften eischten op scherp gestelden toon,
dat de vijandelijkheden gestaakt zouden wor
den. Ook in het leger was duidelijk een propa-
ganda-actie merkbaar tegen de voortzetting
van den oorlog; de reserve-lichtingen stonden
moreel zeer zwak, steeds talrijker werden de ge
vallen, dat de manschappen een bevel niet wil
den uitvoeren. In het leger van generaal Brus-
siloff had zelfs het geheele zevende Siberische
legercorps geweigerd, de vijandige stellingen
aan te vallen. Dat waren stormachtige voor
teekenen. Onmiddellijk luidde het bevel: de
posten der legerleiding te bezetten en de bewe
ging totaal in handen te nemen. Toch scheen
de toestand nog niet hopeloos. De volksmassa's
hadden geen leider, zij stroomden naar de Doe
ma, alsof een van de radicale veelpraters, die
hun hoofden op hol hadden gebracht, hen nu
kon helpen. In de Doema heerschte een onbe
schrijfelijk gewoel van opgewonden menschen,
een chaos en een wirwar van afgevaardigden,
soldaten, figuren van twijfelachtig allooi en
jeugdige revolutionnairen; men riep en
schreeuwde door elkaar, iedereen wilde den an
der overschreeuwen, iedereen wilde iets nuttigs
verrichten en niemand wist eigenlijk, wat hij
zelf wilde.
Een kleine groep menschen scheurde zich uit
dezen chaos los, die zich in de fractiekamer van
de Doema terugtrokken om over de organisatie
van de revolutionnaire beweging te beraadsla
gen. De vergadering koos een voorloopig gevol
machtigd comité, de eerste cel van de Sovjets,
die zich nog denzelfden avond aan het prole
tariaat van Sint Petersburg kon voorstellen. De
verschillende fabrieken en troepenafdeelingen
hadden hun afgevaardigden naar dit comité ge
zonden.
Het eerste optreden van de Sovjets was bui
tengewoon aanmatigend; zij pochten op hun
macht. Zij drongen hun wil op aan de leden
van het Doemacomité. Vóór alles moesten deze
laatsten hun plannen tot redding van den mo-
narchistischen staatsvorm en tot de oprichting
van een constitutioneel bewind opgeven, en de
eonstitutioneele nationale vergadering bijeen
roepen, die over den toekomstigen staatsvorm
van Rusland zou moeten beschikken.
Van nu af beheerschte de Sovjet de heele re
geering; de regeering was spoedig nog maar een
schaduw, ze had geen beteekenis meer; ze was
alleen maar goed genoeg om de steeds mach
tiger wordende Sovjets te helpen. De aristocra
tische kringen en de intellectueelen onder het
Russische volk hadden eindelijk afgedaan; nu
kwamen de onderste lagen op het tooneel en
hun parool luidde: „Uitbreiding der revolutie!"
Maar de leiders van de revolutie vertoefden in
het buitenland, in Zwitserland, Frankrijk, En
geland, Canada en ook in Siberië, in balling
schap en in de gevangenissen. Zoo moest de
provisorische regeering onmiddellijk na haar
verkiezing algeheele amnestie afkondigen voor
„alle politieke gevangenen, voor de daders van
terroristische aanslagen, de medeplichtigen aan
militaire opstanden en andere misdaden". Zij
moest zich zelfs verplichten de vrijgelaten
gevangenen op staatskosten te laten terugkee-
ren en met bijzondere eerbewijzen te ontvan
gen. Op grond hiervan kon Lenin zijn reis door
Duitschland naar Rusland beginnen; de Rus
sische staat betaalde de onkosten en op .het
station te St. Petersburg werd hem een groot-
sche ontvangst bereid. De heeren van de voor-
loopige regeering hadden geen goede voorstel
ling van den man, die daar plotseling uit de
onbekendheid te voorschijn was getreden. Zelfs
de nieuwe Minister van Justitie, Kerenski, die
in alle revolutionnaire aangelegenheden goed
thuis was, zag in Lenin slechts een ongevaar-
lijken fantast, die onder de breede volksmassa
geen aanhang telde. „Hif leeft zoo zegt Ke
renski in een absoluut geïsoleerde atmosfeer,
hij weet van niets, beziet alles slechts door den
bril van zijn fanatisme, en heeft niemand in
zijn omgeving, die hem opheldering kan geven
en hem over den politieken toestand kan oriën-
teeren"In werkelijkheid echter overzag Le
nin den toestand onmiddellijk en gaf wacht
woorden en leuzen uit, die het volk kon begrij
pen en waarmee hij de massa's rond zich ver
zamelde: Alle macht aan de Sovjets! Rooft het
geroofde! Oorlog aan de paleizen! Vrede in de
hutten! Land, Vrede en Vrijheid!
In een historisch document, het vlugschrift:
„Zullen de bolsjewisten de staatsmacht in han
den houden?" besprak Lenin met zijn politieke'
tegenstanders de toekomst en maakte hij onder
het volk propaganda voor zijn nieuwen staat.
Hij zeide om.: „De Raden (Arbeiders- en Sol
daten-raden) vormen het nieuwe staatsappa
raat, dat een nauwen, onafscheidelijken, gemak
kelijk te controleeren en te hernieuwen band
vormt met de massa's en met de volksmeerder
heid, zooals die in den vroegeren staatsvorm
ook in de verste verte niet te vinden was. Deze
staatsvorm is door het kiezen van de leden
dezer Raden en de altijd mogelijke afzetting
van de gekozenen volgens den wil van het volk
veel democratischer dan alle vroegere staats
vormen."
In deze zinnen ligt een plechtige belofte van
Lenin aan het Russische volk opgesloten; de
belofte, om het volk in het Sovjetregime vrij
zelfbestuur te geven. Met geen enkel woord-
werd gesproken over de machtsbevoegdheden
van de communistische partij. En het volk, dat
Lenin op het schild verhief, en hem en zijn
kameraden tegen het aanstormende Witte Le-
De voltooiing van een katholieke Uni
versiteit zal al uw inspanning
eischen, maar het is Mijn vurige
en innige wensch^-dat gij dit groote werk,
van zoo'n verstrekkend belang voor uw
land en uw geloof, tot een goed einde zult
brengen.
Paus Pius XI op de audiëntie bij de
heiligverklaring van Petrus Canisius,
20 Mei 1925.
ger verdedigde, verwachtte dat Lenin zijn be
lofte zou houden. En hier begon de tragische
ontgoocheling. Lenin gaf den Sovjets de macht
in handen en leverde het volk over aan de
bloeddorstige willekeur van de Communis-
sche Partij.
Het was een van de brutaalste misleidingen,
die de wereldgeschiedenis ooit gekend heeft.
Twintig jaren reeds duurt nu de lijdensweg van
het ongelukkige Russische volk, dat door een
onbarmhartigen staatsvorm van voortdurend
geweld onderdrukt wordt. Wat baat het, dat
een Robespierre in Rusland ook een Danton en
diens vrienden gevangen zet en het Bolsjewisme
zijn eigen voorstanders vermoordt? Twintig jaar
geleden hebben de bezittende klassen hun so
ciale en politieke plichten verzuimd, en voor
deze kapitale fout boeten nu met de schuldigen
ook millioenen onschuldigen. Met grootsche
feesten heeft Moskou den twintigsten geboorte
dag gevierd van het Sovjetrijk, waaraan Stalin
in zijn nieuwe grondwet democratisch zelfbe
stuur beloofde. De misleiding is echter nog
steeds niet geëindigd.
In vele opzichten verschilt het plantaardig
leven van het dierlijke. Een der meest op
vallende eigenschappen van de plant is haar
bijna onbeperkte groei, waardoor zij in tegen
stelling met het dier geen begrensden afgesloten
vorm bezit, maar een binnen zekere grenzen
wisselende verzameling van stengels, bladeren
en bloemen. Steeds weer vormen zich nieuwe
knoppen en in elk voorjaar ontluiken deze en
groeien zij uit door een proces, dat uit cel-
deelingen en celstrekkingen is opgebouwd.
Sinds een tiental jaren heeft de wetenschap
over dit plantaardig groeiproces een dieper in
zicht geopend en aangetoond, dat de groei be-
heerscht wordt door „hormonen". In de punt
van een kiemplantje van een graankorrel kon
men een stof aantoonen, het z.g. auxine, die in
de hieronder liggende groeizone dringt en de
strekking der nieuw gevormde cellen veroor
zaakt. Het auxine is uit stengeltoppen afge
zonderd en de chemische samenstelling onder
zocht. Vele experimenten wettigden het ver
moeden dat het auxine in den top van de jonge
scheuten gevormd werd, maar nieuwere onder
zoekingen toonen, dat de verhoudingen inge
wikkelder zijn.
In de eerste plaats bleek het, dat in zaden
en vruchten een groote hoeveelheid groeihor
moon voorkomt en wel in het z.g. endosperm,
het zetmeelhoudend weefsel van den zaadkorrel.
Het gehalte aan groeistof in haverkorrels be
paalt de snelheid waarmede het kiemplantje op
groeit en door het extraheeren van de zaden
of wel 't kunstmatig vergrooten van het auxine-
gehalte kon men de groeisnelheid wijzigen. Uit
deze proeven komt de botanicus R. Pohl tot de
conclusie, dat er geen productie van groeistof
in de stengelpunt plaats vindt, maar dat hierin
een voorraad aanwezig is, die voor de ontkie
ming in het zaad besloten lag. Voortgezet onder
zoek, o.a. van den Nederlandschen botanicus van
Overbeek, heeft het zeer waarschijnlijk gemaakt,
dat de groeistof in de groene bladeren onder
invloed van het licht wordt gevormd en van
daar naar de jonge zaadkorrels wordt getrans
porteerd. Er is dus in de plant altijd een voor
raad van 't hormoon aanwezig, die alleen onder
invloed van het licht wordt vergroot. Door de
reserve-hoeveelheid groeistof kan een plant ook
in het donker een tijdlang blijven groeien en
omdat bij afwezigheid van licht het weefsel
veel gevoeliger is voor de inwerking van het
auxine groeien de jonge loten in het donker
aanvankelijk sneller, zooals dit bij kiemende
aardappelen in een kelder bekend is.
De verhoogde gevoeligheid door lichtonttrek-
king treedt ook op als hooger geleger planten-
deelen in het donker worden gebracht. Zoo
Danscène van Edith Fürckheim en
Richard Schöffmanns in de Berlijnsche
Staatsopera
meent men reeds een ander groeihormoon te
moeten aannemen, dat in het donker gevormd
wordt en de verhoogde gevoeligheid voor het
auxine veroorzaakt.
Zijn de chemische processen bij den groei van
stengels dus ingewikkelder, dan men aanvan
kelijk meende, wat den groei der onderaardsche
plantendeelen, de wortels, betreft, bestaan er
nog vele duistere punten.
Een wortel bijv. van het kiemplantje van een
graankorrel groeit, evenals de stengel, niet aan
de uiterste spits, maar de groeizone bevindt zich
op eenigen afstand van het uiteinde. Normaal
wordt de celstrekking in deze groeizone geremd
door het auxine, dat van uit den worteltop
hierin dringt. Door Amlong is nu aangetoond,
dat de groeistof in zeer kleine hoeveelheden niet
een remming, maar een verspelling van den
wortelgroei veroorzaakt. Om een denkbeeld te
geven van de gevoeligheid der plantencellen
voor de groeistof, moge het feit dienen, dat de
remmende werking, die een auxine-oplossing op
den groei van een worteltop uitoefent, bij een
verdunning van 1 op 6 milliard in een groei-
bevordering omsloeg.
Het blijkt dus, dat de groeistof met recht een
hormoon kan worden genoemd, een naam, die
oorspronkelijk aan de producten van de klieren
met inwendige afscheiding der dieren werd
gegeven. Evenals het hormoon van de schild
klier in uiterst kleine hoeveelheden met het
bloed overal in het lichaam heengevoerd, op
de stofwisseling der dierlijke cellen invloed uit
oefent, zoo is ook het groeihormoon in uiterst
kleine hoeveelheden specifiek op de strekking
van jonge plantencellen werkzaam.
Langs chemischen weg is' dus de plant een
eenheid en heeft het eene deel op het andere
een invloed. Deze functioneele samenhang door
het transport van specifieke sterk werkzame
stoffen in uiterst kleine hoeveelheden verzorgd,
maakt ook een harmonische regulatie in het
plantaardig organisme en een aanpassing aan
gewijzigde omstandigheden mogelijk. Wat bij de
plant ontbreekt is het zenuwstelsel met zijn
zintuigen en bewegingsorganen, waardoor een
zich bewegen en een gewaar worden eerst mo
gelijk is. Al mist de plant de dierlijke signa
leering in het nerveuze verband der lichaams-
deelen, zij is toch meer dan alleen een som
van stengels, bladeren en bloemen; zij is een
organisme, een levende eenheid.
De rechtbank te Parijs zat met een moei
lijke affaire. Daarin is niets ongewoons;
de meeste affaires te Parijs zijn ingewik
keld, doch deze zaak had toch iets heel merk
waardigs.
Gaston Périn had een parfumfabriek, Marcel
Bercot had er ook een. Doch bovendien waren
Périn en Bercot felle concurrenten. Het slimste
was, dat deze concurrentie in zaken-nijd ont
aardde. Bercot bezat een parfum, dat geweldig
opgang maakte. Hoe Gaston Périn ook zocht,
analyseerde, probeerde, chemische verbindingen
uitdacht en scheikundige proeven nam, het
baatte hem niet; 't parfum-Bercot met de de
licate geur en de exquise kleur kon hij niet
imiteeren. Toen Périn tot de conclusie kwam,
dat hij er op die manier niet kwam, besloot hij
andere middelen aan te wenden, welke nóg
minder fair waren. Hij trachtte Bercot zijn za
kengeheim te ontfutselen door een chemiker
van hem om te koopen. Tot zijn geluk had Ber
cot betrouwbaar personeel; de aanval mislukte.
Daarop trachtte Périn inzage te krijgen van de
gedeponeerde stukken, waarop de patenten wa
ren verkregen. Na maanden tobben en allerlei
spitsvondigheden, bleek ook deze opzet mislukt
te zijn. Périn was intusschen reeds een .paar
jaren ouder geworden, doch niet wijzer. Hij zou
en moest het parfum-Bercoj; kunnen maken en
vergat dat zijn zaak zonder die specialiteit toch
uitermate marcheerde. Hij ondernam nieuwe
pogingen om achter het geheim te komen, het
waren alle vergeefsche moeiten.
Toen kreeg Gaston Périn een onzalig plan
in het hoofd. Périn was vrijgezel, wat lette hem
het hof te maken aan de privé-secretaresse
van Bercot?
Périn was even dertig, Anastase Bolère even
veertig. Gaston vond het vanzelfsprekend geen
bezwaar, evenmin gaf hij er veel om, dat Anas
tase behalve een behoorlijk salaris geen enkel
fortuin bezat. Anastase was een voorbeeldige
werkkracht, doch zonder eenige uiterlijke be
valligheid en oogenschijnlijk meer ouderwetsch
dan conservatief. Ook dat riskeerde Gaston
Périn, als hij maar achter het geheim van het
parfum-Bercot zou komen. Want, nietwaar,
eenmaal getrouwd, zou hij het geheim van zijn
vrouw weten, daar er geen geheimen tusschen
man en vrouw behooren te bestaan.
Gaston Périn begon zijn snoode plannen
enAnastase bleek niet ongevoelig voor den
overigens charmanten parfum-concurrent. Dat
spelletje duurde zoo een paar maanden; toen
gebeurde er iets absoluut onvoorziens, iets dat
alle plannen volkomen deed mislukken.
Gaston Périn, vrijgezel sinds dertig jaren, be
merkte dat de onaantrekkelijkheden van Anas
tase slechts uiterlijk waren en de secretaresse
een schat van een vrouw was met edel karak
ter en een fijn verstand.
De liefde is een vreemd evenement; zij be
werkt soms wonderlijke dingen. Périn werd ver
liefd op Anastase Bolère, daarna ging hij op
recht van haar houden en de liefde was weder-
keerig.
Gaston en Anastase gingen trouwen; zij wa
ren dol gelukkig en er werd niet gesproken, zelfs
niet gedacht over een zeker parfum-Bercot.
Doch het leven is vol moeilijkheden. Nu was
het Bercot, die zich uiterst verongelijkt gevoel
de. Dat gevoel, ontstaan door het verlies van
een prima secretaresse, groeide tot het waan
beeld, dat het geheim van het parfum-Bercot
thans in handen was van zijn concurrent. Mar
cel Bercot besloot zich te wreken en hij begon
een proces.
Een proces wegens „oneerlijke concurrentie"
en hij eischte 500.000 francs schadevergoeding.
Dat maakte het geval van het parfum-Bercot
weer acuut, ook bij Périn.
Périn noch zijn vrouw slaagden er in de
rechters te overtuigen van hun betrouwbaar
heid. Het verleden van Périn wreekte zich en
de rechters zagen niet achter de leelijkheid van
Anastase haar gouden hart en nobel karakter.
Dus werd het proces de rechtbank moest
ook uit de moeilijkheid verloren. Bercot ze
gevierde en Périn moest betalen.
Nieuwe moeilijkheden!
Piet werd door de huldiging zoo verwaand, dat hij dacht
dat het voor hem alleen was. „Ik vind jou een akeligen vent,"
zei Drein, terwijl hij kwaad naar Piet wees. „Dan moet je ver
der maar je eigen weg zoeken," zei Piet lachend.
„Goed," zei Drein, „dan ga ik maar" en heelemaal alleen
wandelde Drein door de straten van Nagasaki. De inwoners
dansten en hosten op straat, maar er was niemand, die den
eenzamen Drein herkende.
In den tuin van het paleis van den burgemeester van Naga
saki werd een groote muziekuitvoering gegeven. Het eerste
nummer van het programma heette: „De zeemonster-marsch"
en het slotnummer was het beginstuk van een opera „Pedro
Priccolo en Drino Drentelino" geheeten. Dat waren de Ita-
liaansche namen voor Piet Prikkel en Drein Drentel.
Want Périn redeneerde tegen zijn aandach
tig luisterende vrouw: „Kijk aan, lieve, nu moet
ik betalen voor hetgeen ik niet heb. Ik heb van
Bercot het parfum gekocht tegen zijn prijs en
dat ligt allemaal wettig beschreven. Ik heb dus
nu alle rechten op het parfum, dat ik betaal,
en acht het billijk dat ik tracht met mijn
kapitaal van 500.000 francs, dat ik in mijn zaak
onmogelijk missen kan, diezelfde zaak op poo-
ten te houden door mijn onvrijwillig aange
kocht parfum te gaan exploiteeren. Als je me
tot" hiertoe hebt kunnen volgen, vrouwtje, is
het derhalve vanzelfsprekend, dat jij nu, wat
ik nooit vroeg, mij alle over dat parfum-Ber
cot vertelt."
Aldus Périn. Doch Anastase, u wist het reeds,
had een scherp
verstand.
Hier volgt dus fjet zonderlinge
het „happy-end":
Anastase liep niet I
in het valletje j nuwelljH
van haar handi-
gen echtgenoot.
Zij vertelde hem heel iets anders:
„Luister, Gaston, denk niet meer aan dat
tweede-handsch parfum-Bercot. Ik weet ook
iets af van parfums en terwijl jij je stem schor
praatte voor de balie en je schoenen scheef
liep voor je proces en je hersens pijnigde om
die malligheid te winnen, heb ik geëxperimen
teerd in je laboratorium. Kijk, hier is het re
sultaat!" en Anastase liet den verbluften Périn
een parfum zien van een milde, diep wijnroode,
haast violette kleur en toen Périn, als een vak
man, het parfum opsnoof, voelde hij zich enkele
oogenblikken als van de aarde weggenomen.
Toen hij uit zijn verten terugkwam en Anas
tase glimlachend voldaan voor zich zag, spron
gen hem twee tranen in zijn oogen.
Hij omhelsde zijn vrouw, gaf haar twee har
telijke zoenen op iedere wang één en
zeide: „Anasase, je bent meer dan mijn vrouw,
je bent ook mijn zaak!"
En Gaston gaf het product den naam: par
fum Anastase Périn; het werd een „dernier
cri", een fenomenaal succes en de Périns ver
dienden er dubbel zooveel aan als ze hadden
moeten betalen voor het geheim gebleven ge
heim van het parfum-Bercot.
„Soeng doolt naar de roovers"
door Schi Nai An, vertvolgens
de Duitsche versie van dr. Frans
Kuhn door P. Demaechere.
Uitg.: Boekengilde „Die Poorte
Oude God" Antwerpen. (In
expl. hij de N.W. Wereld-Biblio
theek, Amsterdam)
Onder dezen titel is het tweede deel thans
verschenen van „Het Wateroeververhaal", het
boeiende en suggestieve Chineesche volksepos
uit de 13e eeuw, zooals het werd teboek gesteld
door Schi Nai An. Het eerste deel van dit epos
verscheen reeds eerder, onder den titel „De
Roovers van het Liang Schan Moer", doch het
tweede deel, betreffende de avonturen van den
algemeen geachten griffier Soeng, staat geheel
los van het eerste. Behandelde het eerste boek
het ontstaan van de rooversbende, wier hoofden
zich speciaal tegen de corrupte bonzen keerden,
in dit vervolg zijn zij in volle actie, bestrijden
het onrecht en de verdrukkers en redden her
haalde malen den al te goedmoedigen Soeng
van een wissen dood. Na afloop van zijn ern
stigste avontuur, besluit hij zich voorgoed bi)
de roovers aan te sluiten, die hem meteen tot
hoofdman kiezen. Dan is echter de rust voor
den ex-griffier nog lang niet verzekerd en het
is maar door een kleinigheid dat zijn vrien
den er nog in slagen, hem dan voorgoed te ver
lossen uit den greep zijner vervolgers.
Deze eindelooze wisseling van de situatie voor
Soeng (want ook het begin en het midden van
't boek wemelen van zonderlinge lotgevallen, die
hem of zijn naaste omgeving raken) geeft aan
dit boek een zeldzaam sterke bewogenheid. Naar
de waarheid zal 't niet geschreven zijn, doch dit
is ook niet wat men van uit den volksmond te
boek gestelde overleveringen verlangen kan. Hier
heeft de schrijver fragmenten en motieven ver
bonden tot een geheel, dat vol leven en gloed
is gekomen. Religieuze folkloristische en legen
darische figuren zijn hierin ongetwijfeld door-
eengemengd, gedeeltelijk volgens de vrije fan
tasie, gedeeltelijk om als tendenz-verhaal te
dienen, als moraliseerende beschouwing der
menschen en hun deugden en gebreken. Het
boek is in vlot-Nederlandsch vertaald, met en
kele Vlaamsche zinswendingen, die op zichzelf
niet storen én zelfs de „couleur locale" verster
ken in 't verhaal, dat geen moreele bedenkin
gen tegen zich oproept.
Het zal zelfs den niet al te romantischen le
zer verwonderen, hoe de toestanden uit de 13e
eeuw en zooveel vroeger nog betrekkelijk sterk
overeenstemmen met wat men heden ten dage
nog van China te lezen krijgt. Alleen de titels
en namen zijn ietwat gewijzigd, een rooverhoofd-
man heet thans „generaal" en de roovers van
Liang Schan Moer zouden heden wellicht „com
munisten" heeten. Alzoo is er ook voor den
zoeker naar samenhang in China, in dit ver
haal van Soeng nog een hoopvolle aanwijzing
gelegen!
V. O.
ATT T"1 K D/^TVnVTE1'C °P dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 17 7 50 m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7 bij een ongeval met H 250
A I .1 .r, A 111 111 lil r, Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A wvi verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
•iifliiiiiitiimif iiuiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiifiltfiiiliiiiiiiiiiiiiiinii miiiilliiifiiiii
■«■iiiiMiiiiiiiiiiHiiiiimifiiiiiiiimniiaiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiamimiitiiiiitiiM
38
„Is dat de waarheid?"
„Om je te dienen
„Werk je dan voor je zelf?"
„Op het oogenblik werk ik heelemaal niet.
Men zegt, dat ik later het vak van asperges-
sorteerder zal aanpakken, met brieflessen, weet
je."
„O, houd toch op," zei Lord Wisbeach.
„Waarom moeten we op die manier doorgaan.
Waarom niet open kaart gespeeld? We zijn hier
beiden gekomen voor hetzelfde doel."
„Wil je me aan het verstand brengen," zei
Jimmy, „dat je niet mijn oude vriend Lord
Wisbeach bent?"
„Juist. En jij bent niet mijn oude vriend
Jimmy Crocker."
„Hoe kom je daarbij?"
„Als je dat wel was, zou je dan gedaan heb
ben, alsof je me herkende, daarstraks?"
Jimmy lachte.
„Het zou er leelijk voor je uitgezien hebban,
als ik werkelijk Jimmy Crocker was geweest,
nietwaar?"
„En voor jou zou het er evenmin prettig uit
gezien hebben, als ik werkelijk Lord Wisbeach
was, wat?"
„Wie ben je eigenlijk, als ik vragen mag?"
„De jongens noemen mü Gentleman Jack."
„Waarom?" vroeg Jimmy verbaasd.
Lord Wisbeach ging niet op dien steek in.
,Jk werk tegenwoordig met Burke's bende.
Maar laten we nu tot een accoord met elkaar
komen."
Lord Wisbeach ging naar de deur en keek
voor de tweede maal de gang op en af.
„Je schijnt zenuwachtig te zijn," zei Jimmy.
„Ik heb het niet begrepen op dien butler, hij
is wat van plan."
„Denk je, dat hij van Potter is?"
„Het zou me niets verwonderen. In ieder ge
val is het met hem ook geen zuivere koffie.
Waarom zou hij anders hebben voorgegeven, jou
als Jimmy Crocker te herkennen?"
„Mij als Jimmy Crocker te herkennen schijnt
geen aanbeveling voor iemand te zijn."
„Hij stond er net zoo voor als ik," zei Lord
Wisbeach. ,HÜ kon niet weten, dat je niet de
echte Jimmy Crocker was, totdat jij hem ge
ruststelde evenals je met mij deed, door te
doen, alsof je hem kende. Hij keek Jimmy met
oprechte bewondering aan. Jij hebt stalen
zenuwen, man. Je ondernam tenminste wat,
met hier zoo maar binnen te komen. Je kon
onmogelijk weten, dat hier niemand was, die
Jimmy Crocker werkelijk kent. Wat zou je ge
daan hebben, als die butler zuiver in zijn schoe
nen stond?"
„Ja.... dat is de risico van het beroep. Hoe
kwam jij ertoe, om voor Lord Wisbeach door
te willen gaan?"
„Ik wist, dat ik zulks nogal veilig doen kon.
Hij was met mij op de boot, toen we over
kwamen. Ik wist ook, dat hij een reis rond de
wereld maakte en niet langer dan een dag in
New York zou blijven. Burke zei me, dat ik con
tact met den ouden Chester moest zien te krij
gen voor een introductie. En nu kom jij hier
gewoon binnenvallen en vertelt hun, dat je hier
blijft! (Hij dacht na over de onrechtvaardige
verdeeling der kansen). Maar, eh, wat ben je nu
eigenlijk van plan, te doen?"
„Waarmee?"
„Nu we beiden hier zijn, meen ik. Wil je met
mij samenwerken of op je eigen houtje door
gaan, zoodat de boel misschien bedorven wordt?
Het kan nooit goed zijn, dat we elkander pro-
beeren de loef af te steken. Wij zijn hier allebei
voor hetzelfde doel. Jij wilt dat goedje in je
bezit hebben, dat Partridgite, en ik ook."
„Geloof jij dan in Partridgite?"
„Och, wel zeker," zei Lord Wisbeach beslist.
„Natuurlijk. Burke heeft er al meer dan een
jaar het oog op gevestigd. Je hebt misschien
wel gehoord van Dwight Patridge? Welnu, die
vent is zijn zoon. Iedereen weet, dat Dwight
Partridge met onderzoekingen naar een nieuwe
springstof bezig was, toen hij stierf, en nu
komt zijn zoon met 'n buisje vol met een goedje,
dat de stad in de lucht kan laten vliegen. Wat
concludeer jé daaruit? Heel eenvoudig: de zoon
heeft de proeven van zijn vader uitgewerkt. Ik
denk niet, dat hij er veel last mee heeft gehad.
Alles was blijkbaar al kant en klaar, ,Maar
niettemin heeft hij de stof. En nu willen wij ze
hebben. Mij komt 't het eenvoudigste voor, dat
we samen werken, en dan naderhand zien, hoe
wij de zaken regelen. Anders loopen we maar
kansen, die vermeden kunnen worden. We heb
ben er voordeel genoeg mee. Er is zeker wel
een dozijn markten, die tegen elkander op zullen
bieden om dat Partridgite te krijgen. Je hoeft
aan Burke niet te twijfelen. Ik sta voor hem
in."
Jimmy drukte het einde van zijn sigaret uit
tegen zijn bord.
„Ik ben geen redenaar, als Brutus. Maar,
zooals ge allen weet een heel eenvoudig man.
En, sprekend als heel eenvoudig man, 'moet ik
zeggen er komt niets van in."
„Wat? Doe je niet mee?"
Jimmy schudde het hoofd.
„Het spijt me, je te moeten teleurstellen,
Wizzy, als ik je nog zoo mag noemen, maar je
aanbod trekt me heelemaal niet aan. Ik wil niet
samenwerken, of apart werken of wat ook.
Integendeel, ik zal naar mevrouw Pett gaan en
haar zeggen, dat er een slang in haar Eden is
geslopen."
„Ga je me verraden?"
„Om je te dienen!"
Lord Wisbeach lachte onaangenaam.
„Best, ga je gang!" zei hij. „Hoe zul je
verklaren, dat je me voor de lunch herken
den als een oud kameraad en na den lunch
ontdekte, dat ik een boef was. Je kunt mij niet
verraden. Als ik niet Lord Wisbeach ben, dan
ben jij niet Jimmy Crocker."
Jimmy zuchtte „Ik snap je. Het leven is
nogal gecompliceerd, vind je niet?"
Lord Wisbeach stond op.
„Denk er liever nog maar eens over na," zei
hij. „Je zou met een dergelijke dwaasheid niets
bereiken. Je kunt niet beletten, dat ik alles in
het werk zal stellen, om die stof te bemachtigen.
En als je niet redelijk wordt en met me samen
werkt, vijftig tegen vijftig percent, dan heb
je niets."
Hij verliet het vertrek en Jimmy, die een
nieuwe sigaret opstak, overdacht bij zichzelf de
nieuwe complicaties, die zich in zijn zaken voor
deden. Er was wel iets van aan, wat die Gentle
man Jack gezegd had. Hem verloochenen, be-
teekende zichzelf verloochenen. Jimmy rookte
aandachtig.
ZESTIENDE HOOFDSTUK
Mevrouw Pett was van tafel opgestaan en had
zich naar den salon begeven, teneinde daar te
verwijlen naast het ziekbed van haar belaagde
kind. Zij maakte zich bezorgd over Ogden.
Het arme schaap was vandaag niet al te wel,
Een kommetje heldere soep, het middagmaal,
dat dokter Briginshaw had voorgeschreven,
stond nog onaangeroerd naast hem.
Zij ging het vertrek door en legde een koele
hand op het gemartelde voorhoofd van haar
zoon.
„Jandorie!" zei Ogden.
„Voel je je nog niet een beetje beter, lieve
Ogden?"
„Nee," zei Ogden op vasten toon, „een heelen
boel erger.
„Je hebt ook je lekkere soep niet opgedron
ken."
„Geef ze maar aan de kat."
„Zou je nu niet eeen kommetje brood met
melk kunnen eten, schat?"
„Nee, ik ben niks in orde!" antwoordde de
lijder.
Mevrouw Pett ging verdrietig zitten. Het viel
haar, als een vreemde samenloop, op, dat het
arme kind bijna altijd ziek was, des ochtends
nadat zij gasten had ontvangen. Zij schreef het
toe aan de reactie van al die opwinding, die
niet naliet invloed uit te oefenen op een fijn
besnaard temperament. Bovendien had onge
twijfeld het schandalige gedrag van Jerry
Mitchell nog tot deze ongesteldheid bijgedragen-
Iedere druppel van haar moederlijk bloed kookte
van woede en ontzetting, als zij aan Jerry's ge
drag ging denken. Zij had het eigenlijk nooit
bijzonder op dien man staan gehad. Zij had
zijn gezicht nooit erg sympathiek gevonden, niet
alleen op aesthetische gronden, maar ook,
omdat zij er steeds iets wilds, iets onbeschaafds
in had meenen te zien, dat den .een of anderen
dag zou kunnen losbarsten. Maar al te goed
waren deze voorgevoelens bewaarheid.
Vredig en rustig nestelde zich de vroege
achtermiddag in den salon. Mevrouw Pett had
een boek ter hand genomen. Op de sofa ademde
Ogden, snorkend.
(Wordt vervolgd)