Het Zeemonster van Na SKetmfiaal dag PRESTO 12, S aff'Gre^e De zorgen van Jimmy Berlijn 700 jaar DINSDAG 23 MAART 1937 De zeven Kruiswoorden Het zoutgebruik Een Ford-paradijs Sp^cia£e Altijd weer 4711 Wanneer en hoe de Duitsche hoofdstad is ontstaan, is onbekend Een fraai boekje Is het gevaarlijk? 4 Voor een ideale industrieele gemeenschap zeggen," ging Het avontuur van „dat ik 't laag I Camille Verger BOORDE SCHOONMAAK, i PAKKEN VOOR Matt-Creme". de heerlijke. "Terci" pezichtswater des DOOR P. C WODEHOUSE Een verjaardag is ten onzent een héél ding, maar bij onze Oosterburen is een „Geburtstag" stukken „kolossaler." En de fuif, die ons te wachten staat, nu ons lieve, goede, gezellige Berlijn zijn zeven-honderdsten verjaardag gaat vieren', belooft dan ook nicht von Pappe" te zullen worden. Berlijn zeven-honderd jaren oud? De zakenman, die per vliegtuig op Tempel hof arriveert en met een autobus naar de bin nenstad rijdt; de vreemdeling, die overdag door de breede straten doolt en 's avonds naar het deftige Westen trekt om zich te amuseeren; de tourist, die zich bij het plegen van sightseeing bepaalt tot wat rondhangen in de Wilhelm- strasse, in de hoop, dat hij Adolf Hitler te zien krijgt; de kunstliefhebber, die een precieus ba rok gebouwtje, een frivool rococo-paleisje en een eenigszins zuiver neo-klassiek monument als een heuschelijke ontdekking beschouwt, zij allen en bovendien niet weinige „met Spree- water gedoopte" Berlijners zullen ongeloovig opkijken, wanneer zij hooren, dat de stad, die onder de hoofdsteden van Europa nog meer dan Boekarest en zelfs dan het moderne Bel grado den indruk maakt van spiksplinternieuw te zijn, uit 'een zoo vèr verleden stamt. Berlijn zeven-honderd jaren oud? Maar wat voerde het dan uit in de dagen, dat het Plorenzen der vroegrenaissance ont stond? Dat Frankrijk zijn kathedralen bouw de? Dat Holland zijn grachten omzoomde met de gevels, die wij nu nog bewonderen? De antiquiteiten van Berlijn zijn dingen, wV^arvan vele grootvaders van vele Bcriijnsche jongens kunnen zeggen: „Kijk, dat daar heb ik nog zien bouwen!" En desondanks viert Berlijn dit jaar zijn zeven-honderdsten verjaardag. En zooals dat vcor de hoofdstad van Pruisen past, heeft men den datum voor dit feest met „preussische Ge- nauigkeit" vastgesteld. Wij fuiven op 28 Octo ber a.s. Wat echter nog geenszins zeggen wil, dat 28 October 1237 de eerste steen werd gelegd /oor de Duitsche hoofdstad. Berlijn dankt zijn ont staan niet aan een Romulus, die de archaeo- logen van een paar duizend jaar later verheug de met den datum van 21 April en ze alleen maar een beetje liet kijven over het jaar 753 of 754 voor Christus. Neen, wanneer Berlijn ontstaan is, hoe en dank zij wien of wat, dat alles is onbekend. Ja, het eenige, wat wij omtrent den genoem den datum van 28 October 1237 met absolute zekerheid weten, isdat Berlijn op dien dag in elk geval niet ontstond! De zaak zft zoo: In de stad Brandenburg, die zich, ongeveer even vèr van Berlijn als Den Haag van Amsterdam ligt, op beide oevers van den Havel verheft, staat een dom. Die dom bezit een oorkonde van 28 October 1237. Nu lijkt het geval natuurlijk plotseling veel eenvoudiger, maar het is dit desniettemin nog niet, daar genoemde oorkonde met Berlijn hoe genaamd niets uitstaande heeft en ook de na.a.m Berlijn er niet in voorkomt. De Brandenburger oorkonde is een contract, en om het kind maar bij zijn waren naam te noemen: een soort vredesverdrag tus- schen den bisschop van Brandenburg en de markgraf en Johann en Otto van Brandenburg. De markgraf en waren eigenaars geworden van uitgestrekte gebieden in het bisdom Branden burg. Zij wisten hun soevereiniteit niet beter tot uitdrukking te brengen dan door de ift heel de geschiedenis der middeleeuwen zoo be faamde „tienden" te annexeeren, welke voor dien aan den bisschop afgedragen werden. Een langdurige strijd eindigde daarmee, dat de markgrafen de begeerde „tienden" mochten in- casseeren, onder voorwaarde, dat zij den pas toor van elke kerk vier „Hufen" land afstan den, waaruit hij dan zoo veel halen kon als vroeger de hem toekomende „tienden" oplever den. Wat dit alles met den ouderdom van Berlijn te doen heeft? Men hoore: Eén der getuigen, die de oor konde onderteekenden, is „plebanus Symeon de Colonia." Deze plebaan Symon treedt in 1244 in een andere oorkonde op als „praepoeitus de Berlin." Hij was dus inmiddels van pastoor der stadswijk Cölln tot proost van Berlijn gepromo veerd. Oudere papieren, waarin van Berlijn sprake is, bestaan er niet en daarom viert Ber lijn 28 October 1937 zijn zeven-honderdsten verjaardag. Loc aalpatriotten trachten thans de situatie uit te buiten en de stadswijk Cölln tot „ürber- lin" te proclameeren. Doch deze opvatting wordt bestreden, niet alleen met een storm van protesten, doch ook met stevige argumenten. Cölln verrijst name lijk ter plaatse, waar vroeger de Spree het land regelmatig onder water zette en in een moeras herschiep. Zou daar iemand willen wo nen, zoo lang er een beter plekje te vinden was? Het ontstaan van Cölln zoo redeneert men, bewijst, dat de rest van het land al bewoond was en Cölln is niet de nestor, doch de baby onder de Berlijnsche stadsdeelen. De zeven „woorden", die de Heiland sprak toen Hij aan het kruishout hing, zijn steeds het voorwerp geweest van vrome overpeinzingen door christelijke schrijvers of onderwerp voor kunstbeoefenaars. Zij zijn in den meest verheven zin klassiek geworden en leven in de volksverbeelding. Daarom zal het fraai-verzorgde Duitsche boekje dat thans voor ons ligt, zeker opgang maken. Het draagt tot titel „Die sleben Worte Jesu am Kreuz" 1) en bevat de zeven kruiswoorden, voorzien van een korte overweging bij elk kruiswoord. Deze over wegingen zijn van de hand van den Jezuïeten pater Peter Lippert, thans overleden, door den uitgever genoemd „den groszen Beter". De tekst is in fraaie, strakke gothische letters met de trekpen uitgeschreven door Alfred Riedel, zoodat de bladspiegel een bekoring op zich-zelf biedt, en bij ieder kruiswoord staat een langs foto-technischen weg verkregen afbeelding van een Christus kop: sculpturen van verheven schoonheid, romaansch en gothisch, uit den dom te Naumburg, den dom te Braunschweig, uit S. Pedro in Vergara, uit het Schnütgen- museum te Keulen, uit het Ursulinenklooster te Erfurt en uit het Exerzitienhaus te Biesdorf. Op den omslag staat nog afgebeeld een oude houtsnede uit de 15e eeuw, Christus aan het kruis, uit het Grafisch Museum te München. Met dit mooi verzorgde boekje legt de uit- geverij Herder eer in. Wanneer alle devote uit gaven zoo goed verzorgd waren, kwamen wij spoedig uit de banaliteiten en de bondieuserie. 1) „Die sieben Worte Jesu am Kreuz" Verlag Herder, Freiburg im Breisgau. Er is een zekere propaganda tegen het zout gebruik gemaakt. Dit vindt zijn oorzaak in het verbod dat bij een aantal ziekten en ziekelijke toestanden gegeven wordt, maar meer nog in een „terug tot de natuur" bewe ging, die sterker dan ooit in populair genees kundige boeken en artikelen verbreid wordt. Het zoutgebruik zou onnatuurlijk zijn, omdat geen enkel dier extra zout aan zijn voedsel toevoegt, behalve die dieren, die, als de scha pen en geiten in het gebergte, door denmensch gedwongen zijn zich op onnatuurlijke wijze te voeden. Reeds een eeuw geleden was het zoutgebruik aanleiding tot levendige discussie. Men wees op de zoutbehoefte bij alle natuurvolken en meen de dat hieruit wel een echte zoutbehoefte van den mensch moest worden afgeleid en niet al leen maar een verlangen naar prikkels voor den smaak. In nieuweren tijd heeft men ontdekt, dat er tusschen de verschillende minerale be- standdeelen bepaalde wisselwerkingen bestaan. Zoo dacht men, dat ter compensatie van het hooge kaliumzoutgehalte der plantaardige voe ding een hoeveelheid keukenzout (natrium chlo ride) noodig was. Anderen, b. v. Prof. v. Noor den zagen de beteekenis van het zout meer in den invloed op de calcium-stofwisseling. In ver band hiermede staat zijn opvatting, dat een zoutarm dieet bij alle ontstekingstoestanden gunstig werkt, omdat hierdoor de goede .in vloed van het calcium op de ontstekingspro cessen beter tot zijn recht kan komen. Een andere veronderstelling oppert Glatzel. De zoutbehoefte, die vooral bij plantaardige voe ding zoo sterk is, zou haar oorsprong in den rijk dom aan koolhydraten vinden. Voor de opname der suikers in den darm is het zout onontbeer lijk en daarby is niet zoozeer het natrium als wel het chloor van het keukenzout werkzaam. Ook voor de opstapeling van de suikers in de lever en in de spieren is het chloor van betee kenis. Deze opstapeling geschiedt onder invloed van een hormoon, het insuline, dat door de inwendige afscheiding van de alvleeschklier in het bloed komt en daarmede naar de weefsels. De insulinewerking is nu, zooals uit dierproe ven blijkt, aan de aanwezigheid van chloor gebonden. Zoo zou verklaarbaar zijn, waarom bij sterk chloorverlies een verhooging van het bloedsuikergehalte plaats vindt en bij suiker ziekte vaak een tekort aan chloor in het bloed bestaat. De beteekenis van het zoutgebruik wordt dan ook door Glatzel gezocht in de gunstige wer king op de koolhydraatstofwisseling. Daar deze wederom met de waterstofwisseling samenhangt en bij vetzucht meestal ook water in de weefsels wordt vastgehouden is het verklaarbaar, dat bij sommige vormen van vetzucht zulk een gunsti ge invloed van een zoutarm dieet wordt waar genomen. Eindelijk hadden ze iets gevonden. De kapitein echter ver wees ze naar de directeuren der maatschappij, naar hij zelf niet duf de te beslissen. Drein ging er alleen op af, maar de directeur van de stoomvaartmaatschappij vroeg of hij gek was. Het schip moest met een lading Japansche theepotten naar Nederland. Toen zocht Drein een Chinees op, die een groote reedery had en ook de grootste schepen. Deze was wel bereid het zeemonster te vervoeren, echter alleen wanneer er een verzekeringsmaat schappij was te vinden om alles te betalen wanneer het ondier den boel kort en klein sloeg. De verzekeringmaatschappij stuurde iemand om naar het beest te gaan kijken, maar die keerde terug en zei, dat hij geen verstand van zeemonsters had. Op die manier kwamen Drein en Piet geen stap verder. Gaspedalen zijn gewillig! Maar als uw autosnelheid verdubbelt wordt uw remweg (afstand, noodig om te stoppen) 2 X 2 4 maal zoo groot! In Zuid-Georgia, aan den oever van de Ogee- chee-rivier, wil Henry Ford, aldus de Herald Tribune zijn droom: een ideale industrieele gemeenschap, omgeven door boerderijen, die haar van alles zullen voorzien, verwezenlijken. Als onderdeel van zijn uitgebreid programma voor deze kleine stad, die 18 mijl verwijderd ligt van Savanna, Georgia's voornaamste zee haven, heeft Ford aangekondigd een fabriek te zullen oprichten voor de fabricatie van auto- onderdeelen. „Wij zuilen daar een industrie vestigen", zoo zeiöe hij. Een bekwaam man is reeds met de voorbereidende plannen bezig. Er zullen auto- onderdeelen worden vervaardigd, doch welke is nog niet beslist, dit hangt er van af wat het geschiktste is. De fabriek zal aan de bevolking van deze ge meenschap, die vroeger den landbouw, veeteelt, visscherij en houthakkerij als haar voornaam ste bronnen van inkomsten beschouwde, werk verschaffen en zal in nauwe verbinding staan met de onlangs door Ford aldaar opgerichte Ambachtsschool. Ons doel is, evenals in onze andere fa brieken, de juiste verhouding van menschen te verkrijgen van alle leeftijden, aldus verklaarde Ford, wiens eigen winterverblijf bij Richmond Plantation enkele dagen geleden is klaarge komen. Wij willen geen werklieden uit andere streken hierheen halen. Het volk hier zal voldoende bedreven zijn. Iedereen zal deelnemen aan den landbouw, hetzij hij een boerderij gemeenschap pelijk of op zijn eigen naam bezit. De school zal goed geschoolde arbeiders af leveren, die door andere fabrieken zullen wor den gezocht. Jongens en meisjes zullen op de Ambachtsschool zoowel den landbouw als de industrie als onderdeel van him schoolopleiding leeren. Op het oogenblik vinden reeds honder den menschen werk door de verschillende werkzaamheden, die Ford hier laat verrichten. Hij stelt zich dagelijks persoonlijk van het werk op de hoogte. Reeds is een gemeenschaps huis, dat twintig logeerkamers, 'n groote dans-, conversatie- en eetzaal bevat, voor gebruik van de schoolgaande kinderen en him ouders gereed gekomen. Wegen worden aangelegd, kanalen gegraven en verschillende bouwwerken aanbesteed. Het is een experiment, dat aandacht ver dient. Zullen de techniek en de natuur elkander verdragen? Opmerkelijk is in leder geval, dat Ford aan dacht gaat besteden aan het probleem van den leeftijd zijner arbeiders. Al te veel is de in dustrie er op uit slechts jonge, krachtige wer kers te gebruiken, die dan op een zekeren leef tijd, waarop men in de rustige bedrijven nog lang niet aan het eind van zijn Latijn is, als afgewerkt ter zijde worden gesteld. In menig be- Wanneer iemand reden had tevreden en dankbaar te zijn, dan was het Camille Verger. Hij was getrouwd met een uit stekende vrouw, die hem lief had en door z'n huwelijk was hij een eerlijk mensch geworden. De eigenaar van een groote parfumerie-fabriek had hem ondanks z'n lang niet vlekkeloos ver leden en z'n driejarig verblijf in de gevangenis, een eerlijke kans gegeven er weer boven op te komen. Dat was nu een jaar geleden. Hij was nu een jaar of vijf en dertig en chef van een der afdeelingen der fabriek. Het beviel hem goed, al kostte het hem dikwijls moeite z'n ouden hartstocht, de oorzaak van z'n on dergang, te overwinnen. Die hartstocht was 't openen van brandkasten. Zoo sterk was de hartstocht geweest, dat hij na z'n invrijheid stelling, direct toen z'n middelen 't hem veroor loofden, voor zich zelf een brandkast aanschaf te. Het was een gewoon model, zooals er dui zenden zijn. Meer dan eens had z'n vrouw, tot haar groot verdriet, hem geknield 'en aan het letterslot peuterend, voor dat ellendige ding ge vonden, tot hij den geheimzinnigen klik in z'n ooren opving. Dan had hij zich voldaan ge voeld, omdat z'n overigens niet zeer benijdens waardig talent nog altijd aanwezig bleek te zijn. De treurige, verwijtende oogen van z'n vrouw hadden hem dan weer beschaamd gemaakt en het was alleen ter wille van haar, dat hij nu al wekenlang z'n brandkast met geen vinger had aangeraakt. Dit alles liep Camille Verger in het bois de la Cambre te Brussel, op een mooien voorjaars dag, te overpeinzen, toen hij eensklaps tegen iemand opliep. Hardon," sprak hij, zonder op te zien. „Een oogenblik, mijnheer," zei de vreemde ling. Nu keek Camille den man vragend aan. 't Was een klein mannetje, dat naar de vijftig liep. „Heeft u misschien een oogenblik voor mij?" vroeg hij beleefd; „een oogenblik slechts? Laten we dan even binnen gaan." Een paar minuten later zaten beide mannen aan een tafeltje in de uitspanning „Aux trois Clefs". „Luister eens," begon de vreemdeling, „ik weet wie u bent. U is Camille Verger; ik ben met uw verleden op de hoogte. Ik ken uw ca paciteiten. Mijn naam is Rumont, ik ben in diplomatieken dienst." „Zoo," zei Verger, om ook iets te zeggen. „Ja, en ik heb werk voor iemand van uw ondervinding. Ronduit gesproken, mijnheer Verger, ik moet een brandkast opengebroken hebben." Camille keek mijnheer Rumont met een ijs- drijf geldt tegenwoordig een veertigjarige als „oud". We zijn benieuwd wat Ford in deze aange legenheid beoogt. En of hij, wanneer hij idea listische plannen heeft in dit opzicht, het zal kunnen bolwerken tegen zijn concurrenten. kouden blik aan en antwoordde: „Stel dan mijn medewerking maar gerust uit uw hoofd." „Kom, kom...." „Nog niet lang geleden, heb ik m'n eerewoord gegeven om voortaan eerlijk door het leven te gaan. Ik heb een goede positie en ben ge trouwd." „Maar „En ik moet u Camille voort, i die zich opwond, TT van u vind, om trachten mij van m'n voornemen af te brengen." Mijnheer Rumont lachte geweldig. „IJ begrijpt me verkeerd. De brandkast' die ik op 't oog heb, behoort aan een spion. Hij heeft zich meester weten te maken van belangrijke regeerings- papieren. De veiligheid van den Staat staat op 't spel. We moeten die papieren absoluut weer in ons bezit krijgen. De man is voor eenige da gen afwezig en nu moeten we iemand hebben, die z'n safe kan openen, zonder een spoor na te laten. Dat kunt u. U bewijst daarmee 't land een dienst en krijgt 3000 francs als belooning. Er steekt geen kwaad in. 'tls, integendeel, eer vol. Neemt u 't aan?" Dat verandert de zaak," stemde Camille grif toe. „Dan is 't in orde. Aangenomen." Toen h(j een uurtje later thuis kwam, voelde hij zich geweldig opgewonden. Z'n oude harts tocht was met kracht ontwaakt. De afspraak Potjeö 0.80 en 0.90 Tuben 0.35 en 0.60 fl Flacons 0.60, 1.— en LTS Tuben 0.40 en 0.65 Halve doos 0.50 Heele doos 0. matteerende dagcrèmeUitstekend als onderlaag voor de fijne "4711" poeder, waardoor U er verzorgd, frisch en natuurlijk uitziet "4711" Cold Cream als de voedende crème voor de nacht, die de huid versterkt. Des avonds vóór de verzorging met Cold Cream, wordt de huid met "Terci" ge zichtswater goed gereinigd. morgens om de resten van de Cold Cream te verwijderen. "Terci" wekt op, versterkt en vernieuwt het buidweefsel. met Rumont was, dat hij direct bij 't vallen van den avond zou beginnen. Hij verzweeg ech ter alles voor z'n vrouw. Hij begreep dat zij aan die geschiedenis van Rumont niet gauw zou gelooven. Maar hij zelf dan? Nu ja, daar be hoefde hij zoo diep niet over te denken. „Heb je nu geen heerlijk gevoel van rust over je?" vroeg z'n vrouw hem na het eten. „Je hebt er geen idee van, Camille, wat het voor mij beteekent, dat je nu eerlijk goed je brood ver dient. Je zult toch nooit meer in je oude kwaal vervallen, is 't niet?" „Luister eens, Angèle," zei Camille, „ik wil daar niet meer van hooren. Je kunt op me rekenen." Verder ging dien avond alles naar wensch. Toen 't donker was, ontmoette hij mijnheer Rumont voor de uitspanning „Aux trois Clefs". Eenige meters verder stond een groote auto. De gordijntjes voor de raampjes waren neer gelaten, een chauffeur zat aan 't stuur en ter wijl ze door 't donker reden, wist Camille niet in welke richting. Kort daarna haalde Rumont een grooten zijden zakdoek te voorschijn en Camillie liet zich blinddoeken. Dat was een der voorwaarden geweest. De auto stopte en Verger werd in een huis gebracht. Toen de blinddoek van z'n oogen werd Weggenomen, bevond hij zich in een kamer, die er uitzag alsof de bewoners op vacantie wa ren. Al de stoelen en meubels waren met witte lakens bedekt. Het licht van Rumont's zaklan taarn bleef in een ronden kring op de brand kast rusten, die in een hoek van de kamer stond. „Dat is 'm," fluisterde Rumont. „Je moet het slot alleen op je gehoor kunnen open krijgen, want 't is te gevaarlijk het licht langer te laten schijnen." „Doe het ding gerust uit," fluisterde Camille terug. Na een klein half uur draaien en rusten, met z'n oor tegen de brandkast gedrukt, sprong de zware deur open. „Prachtig," zei Rumont. „Verder zullen we u niet lastig vallen. Hier zijn de resteerende 1500 francs. De andere helft hebt u al op voorschot gehad. Onze chauffeur knapt de rest wel op. Nu moet ik u nog eens blinddoeken, vóór u naar den auto wordt teruggebracht." Een oogenblik daarna zat Camille weer in den wagen, de chauffeur ging weer aan 't stuur zitten en reed snel weg. Met het geld in z'n por tefeuille leunde Camille voldaan achterover in de kussens. Een groot kwairtier later stopte de auto weer bij de uitspanning „Aux trois Clefs", waar hem de doek voor z'n oogen werd afge nomen. „Je bent laat vanavond, Camille," zei z'n vrouw, die bij z'n thuiskomst zat te lezen. „Ja, ik heb langer gewandeld dan anders," antwoordde hij kalm. Gelukkig vroeg z'n vrouw niets meer en een kwartier later was alles in 't huis van Verger in diepe rust. Den volgenden morgen echter was Camille lang niet gerust. Nu de opwinding verdwenen was, begon hij in te zien hoe dwaas hij eigenlijk gehandeld had. Dat praatje over den diploma tieken dienst leek hem nu vry apocrief. Tien tegen één dat die Rumont en z'n chauffeur een paar dieven waren. Hij zat er den heelen dag over te piekeren. Hoe lang zou het nog duren, eer hij gearresteerd werd? Camille hield het niet langer uit en vertelde dien avond nog alles aan z'n vrouw. Ze was diep bedroefd en 't sneed Camille door de ziel. Hij had alles willen doen om 't gebeurde op dien avond van den vorigen dag ongedaan te maken. Plechtig en beslist besloot hij z'n vrouw nooit meer een brandkast te zullen aanraken. En hij hield woord. Wekenlang leefde Camille in angst, dat de politie aan z'n huwelijksgeluk een einde zou komen maken, omdat z'n misdrijf ontdekt was. Maar 't kwam niet uit. Want nooit heeft hij geweten dat z'n vrouw met iemand een over eenkomst had aangegaan, om hem in z'n eigen huis te laten inbreken en hem daardoor van z'n slechte neiging te genezen. De belooning voor z'n inbraak had hij met z'n eigen geld betaald. De Katholieke Universiteit steunen is een praktisch apostolaat en een ware Kruistocht voor weten schap en geloof. uturn it it mi if mum ii minimum ii minim ii mi it ii urn ti minim in mn iiitiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiimiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiim 40 zy had beslist een groote, geesteiyke genegen heid voor detectives en zy vond het afschuwe- iyk om er nu geen by te halen, nu er een practisch kon worden gebruikt. Vroeger, toen men Ogden geroofd had, was de eenige troost, die haar gebleven was, het herhaalde onder vraagd worden door detectitves. zy snakte er naar, er thans een op te bellen. zy werd alleen nog weerhouden door de ge dachte aan de wyze, waarop Lord Wisbeach het zou opvatten. Hy was zoo vriendelijk en voort varend geweest, dat het hulp halen van buiten al hem waarschynlyk wel zeer zou kwetsen. Maar toch, de omstandigheden eischten den dienst van een geoefend vakman. Lord Wisbeach had gesproken, alsof hy er voor instond, dat hy geheel alleen dat varkentje wel zou wasschen. Maar, hoe bewonderenswaardig dat voornemen van hem ook was, een beroeps-spion was hy niet. Hy zou geholpen dienen te worden, trots zichzelf. Toen kreeg mevrouw Pett een goed idee. Hij hoefde het immers ook niet eens te weten. Zy kon een detective laten werken, zonder de ge voelens van haar bondgenoot te kwetsen, zy kon een detective engageeren, zonder dat Lord Wis beach het behoefde te weten. De telefoon stond vlak naast haar elleboog, verborgen op uitdrukkelyke verlangen van den stoffeerder, die al de kamers had ingericht, in het binnenste van iets, dat oppervlakkig beschouwd, een opgezette uil was. Op een ander tafeltje in de nabyheid, lag mooi gebonden in leer, om te kunnen doorgaan voor de com plete werken van Shakespeare het telefoon boek. Mevrouw Pett aarzelde niet meer. Zij wist niet juist het adres meer van het detectiven- bureau, waarvan zij gebruik had gemaakt, toen Ogden indertijd ontvoerd was, maar zij herin nerde zich den naam, en ook den naam van den sympathieken directeur der onderneming, die indertyd zoo gewillig naar het verhaal harer zorgen had geluisterd. zy nam den haak van het toestel en schakelde het nummer in. „Ik zou graag meneer Sturgis willen spreken," zei ze. .Mijnheer Sturgis is hier." „Oh, meneer Sturgis," zei mevrouw Pett, „ik zou u willen vragen, of u even hier zou kunnen komen aanloopen ja, nu U spreekt met mevrouw Peter Pett. herinnert zich mis schien, dat wij een paar jaren geleden reeds el kaar ontmoet hebben, toen ik nog mevrouw Ford was. Jaaa, ja.... de moeder van Ogden Ford. Ik zou u willen vragen.... komt u dadeiyk? O, dank u vriendeiyk. Goeden dag." Zij hing den haak weer op. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK Beneden, in de eetkamer zat Jimmy een siga ret te rooken en overdacht de eigenaardig heden van de situatie, toen Annie binnenkwam. „O, ben je hier," zei Annie. „Ik dacht, dat je naar boven gegaan was." „Nee, ik heb een prettig onderhoud gehad met mijn ouden kameraad Lord Wisbeach." „Lieve hemel! Waarover?" „Och, zoo van alles, koetjes en kalfjes." „Toch niet over vroeger?" „Nee, over vroeger hebben we niet gespro ken." „Gelooft hij nog altijd, dat je Jimmy Crocker bent? Ik ben toch zoo zenuwachtig," zei Annie, „ik kan bijna niet behoorlijk praten." „Je moet niet zenuwachtig zijn," zei Jimmy aanmoedigend, „ik vind, dat de zaken uit stekend loopen." „Dat maakt me juist zoo zenuwachtig. Het loopt allemaal tè goed, om lang te kunnen duren. We ondernemen wat, weet dat wel. Het zou zónder Skinner en Lord Wisbeach al erg genoeg zijn. Ieder oogenblik kun je de een of andere noodlottige vergissing begaan. Gelukkig is het wantrouwen van tante Nesta voorloopig gesust, nu Skinner en Lord Wisbeach je als echt herkend hebben. Maar je hebt hen ook nog maar een paar minuten gezien. Wanneer je wat langer hier bent, beginnen ze misschien verdenking tegen je te krygen. Ik begrijp maar niet, hoe je met Lord Wisbeach hebt kunnen opschieten. Ik dacht toch vast, dat hy iets zeggen zou over den tyd, toen jullie in Londen waren. Wy moe ten de fortuin ook niet op de proef stellen. Ik zou nu wel willen, dat je direct naar Tante Nesta toeging en haar vroeg om Jerry te laten terugkomen." „Weiger je nog altyd, mij Jerry's plaats te laten innemen?" „Natuurlyk. Tante Nesta is nu boven." „Best. Maar veronderstel nu eens, dat zy wei gert Jerry terug te nemen?" „Ik denk, dat ze alles doet, wat jij haar zult vragen. Je hebt wel gezien, hoe vriendelijk ze voor je was, aan tafel. Ik zou niet weten, wat haar houding tegenover jou zou hebben moeten veranderen." „Goed, goed. Ik zal dadelijk naar haar toe gaan." „En als je met haar gesproken hebt, ga dan naar de bibliotheek en wacht daar op me. Het is de tweede kamer van die, waar zij zit. Ik heb Lord Wisbeach beloofd, hem naar zyn hotel te ryden met den auto. Ik ontmoette hem zoo juist buiten en hy vertelde me, dat tante Nesta hem heeft uitgenoodigd, hier te blyven logeeren. Daarom wil hy even naar zyn hotel gaan om een en ander in orde brengen. Ik blijf geen twintig minuten weg. Ik kom regelrecht hier naar toe." Zonder juist te weten waarom, vond Jimmy die mededeeling niet pretitg. „Blijft Lord Wisbeach hier logeeren?" „Ja, waarom?" „O, niets. Ik ga nu naar mevrouw Pett." Er was geen spoor meer te bekennen van de onrust, die eenigen tyd tevoren in het vertrek geheerscht had, toen Jimmy er binnentrad. De haak hing op 't telefoontoestel, mevrouw Pett zat weer in haar stoel, Aïda in het mandje. Mevrouw Pett, die nu heelemaal op haar ge mak was, nu zy zich de hulp van een beroeps detective had verzekerd, als een boek, een van haar zelf en was er heelemaal in verdiept. Aïda sluimerde. Toen Jimmy binnentrad, schrok mevrouw Pett echter op. Na wat Lord Wisbeach haar allemaal had verteld, zag zij iets sinisters in de manier, waarop Jimmy binnen kwam. Zy kreeg er kip penvel van. In „De Worger" een dollar vyf- en-dertig gebonden, alle rechten voor vertaling voorbehouden ook voor Scandinavië had zij precies zoo'n zelfde type uitgeteekend. Zij herinnerde zich, dien man te hebben geschil derd als iemand, die zich naar buiten heel aan genaam weet voor te doen en daardoor anderen des te hechter in zijn netten weet te vangen. En wijl Jimmy er heel prettig uitzag, werd hij een in haar oogen des te grooter monster. Zij kon beslist in geen slechter stemming verkeeren om juist van hem een verzoek te hooren. Wan neer hij haar gevraagd had, hoe laat het pre cies was, zou zij daar, wie weet welke ge heimzinnige motieven achter gezocht hebben. Jimmy had daar natuurlyk geen flauw ver moeden van. Hy zag wel, dat zy hem min of meer koel aankeek, maar hij dacht er geen oogenblik aan, dat dit een teeken van wan trouwen ten opzichte van hemzelf uitdrukte. Hy glimlachte daarom allerbeminnelykst. Maar hy kon werkelyk niets ergers gedaan hebben, om meer te Ih'ken op den hoofdpersoon uit „De Worger". Ook deze beschikte over een beminne- lyken glimlach als zijn zekerste wapen. Die glimlach had velen er toe gebracht, hem hun juweelen en wat niet al toe te vertrouwen. „Tante Nesta," zei Jimmy, „zou ik u om een bijzondere gunst mogen verzoeken?" Mevrouw Pett rilde van de zoetsappigheid, waarmee hij haar naam uitsprak. Dat was be slist „De Worger" zelf. Alleen 'n dergelijke schelm zou haar op zoo'n manier „tante Nesta' kunnen noemen. „Ja," zei ze tenslotte, alhoewel het spreken haar moeilyk viel. „Ik heb vanmorgen toevallig een ouden vriend van me ontmoet. Hij was er erg slecht aan toe. Het bleek me, dat u, ongetwyfeld om zeer gegronde redenen, hem had ontslagen. Ik be doel Jerry Mitchell." Mevrouw was nu bepaald geen mensch meer. De samenzwering scheen haar netten reeds strakker om haar heen gespannen te hebben, dan zy dacht. Het was dus op de eerste plaats de man, die voor haar zat, dan1 de butler en tenslotte de vroegere gymnastiek-leeraar van haar man. Waar was het einde van dat alles- Zij had het nooit goed begrepen op Jerry Mitchell, maar zij had toch nooit gedacht, dat hy lid van een dergelyke samenzweerdersbende zou zyn. Doch als deze man, die zich Jimmy Crocker noemde, een oude vriend van hem was, hoe kon het dan ook anders? (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10