Het Zeemonster van Na
SKetmfiaal dag
PRESTO
12,
S
aff'Gre^e
De zorgen van
Jimmy
Berlijn 700 jaar
DINSDAG 23 MAART 1937
De zeven Kruiswoorden
Het zoutgebruik
Een Ford-paradijs
Sp^cia£e
Altijd
weer
4711
Wanneer en hoe de Duitsche
hoofdstad is ontstaan,
is onbekend
Een fraai boekje
Is het gevaarlijk?
4
Voor een ideale industrieele
gemeenschap
zeggen," ging Het avontuur van
„dat ik 't laag I Camille Verger
BOORDE SCHOONMAAK,
i PAKKEN VOOR
Matt-Creme". de heerlijke.
"Terci" pezichtswater des
DOOR P. C WODEHOUSE
Een verjaardag is ten onzent een héél
ding, maar bij onze Oosterburen is een
„Geburtstag" stukken „kolossaler." En
de fuif, die ons te wachten staat, nu ons lieve,
goede, gezellige Berlijn zijn zeven-honderdsten
verjaardag gaat vieren', belooft dan ook nicht
von Pappe" te zullen worden.
Berlijn zeven-honderd jaren oud?
De zakenman, die per vliegtuig op Tempel
hof arriveert en met een autobus naar de bin
nenstad rijdt; de vreemdeling, die overdag door
de breede straten doolt en 's avonds naar het
deftige Westen trekt om zich te amuseeren; de
tourist, die zich bij het plegen van sightseeing
bepaalt tot wat rondhangen in de Wilhelm-
strasse, in de hoop, dat hij Adolf Hitler te zien
krijgt; de kunstliefhebber, die een precieus ba
rok gebouwtje, een frivool rococo-paleisje en
een eenigszins zuiver neo-klassiek monument
als een heuschelijke ontdekking beschouwt,
zij allen en bovendien niet weinige „met Spree-
water gedoopte" Berlijners zullen ongeloovig
opkijken, wanneer zij hooren, dat de stad, die
onder de hoofdsteden van Europa nog meer
dan Boekarest en zelfs dan het moderne Bel
grado den indruk maakt van spiksplinternieuw
te zijn, uit 'een zoo vèr verleden stamt.
Berlijn zeven-honderd jaren oud?
Maar wat voerde het dan uit in de dagen,
dat het Plorenzen der vroegrenaissance ont
stond? Dat Frankrijk zijn kathedralen bouw
de? Dat Holland zijn grachten omzoomde met
de gevels, die wij nu nog bewonderen?
De antiquiteiten van Berlijn zijn dingen,
wV^arvan vele grootvaders van vele Bcriijnsche
jongens kunnen zeggen:
„Kijk, dat daar heb ik nog zien bouwen!"
En desondanks viert Berlijn dit jaar zijn
zeven-honderdsten verjaardag. En zooals dat
vcor de hoofdstad van Pruisen past, heeft men
den datum voor dit feest met „preussische Ge-
nauigkeit" vastgesteld. Wij fuiven op 28 Octo
ber a.s.
Wat echter nog geenszins zeggen wil, dat 28
October 1237 de eerste steen werd gelegd /oor
de Duitsche hoofdstad. Berlijn dankt zijn ont
staan niet aan een Romulus, die de archaeo-
logen van een paar duizend jaar later verheug
de met den datum van 21 April en ze alleen
maar een beetje liet kijven over het jaar 753
of 754 voor Christus.
Neen, wanneer Berlijn ontstaan is, hoe en
dank zij wien of wat, dat alles is onbekend.
Ja, het eenige, wat wij omtrent den genoem
den datum van 28 October 1237 met absolute
zekerheid weten, isdat Berlijn op dien dag
in elk geval niet ontstond!
De zaak zft zoo: In de stad Brandenburg, die
zich, ongeveer even vèr van Berlijn als Den
Haag van Amsterdam ligt, op beide oevers van
den Havel verheft, staat een dom. Die dom
bezit een oorkonde van 28 October 1237.
Nu lijkt het geval natuurlijk plotseling veel
eenvoudiger, maar het is dit desniettemin nog
niet, daar genoemde oorkonde met Berlijn hoe
genaamd niets uitstaande heeft en ook de na.a.m
Berlijn er niet in voorkomt.
De Brandenburger oorkonde is een contract,
en om het kind maar bij zijn waren naam
te noemen: een soort vredesverdrag tus-
schen den bisschop van Brandenburg en de
markgraf en Johann en Otto van Brandenburg.
De markgraf en waren eigenaars geworden van
uitgestrekte gebieden in het bisdom Branden
burg. Zij wisten hun soevereiniteit niet beter
tot uitdrukking te brengen dan door de ift
heel de geschiedenis der middeleeuwen zoo be
faamde „tienden" te annexeeren, welke voor
dien aan den bisschop afgedragen werden. Een
langdurige strijd eindigde daarmee, dat de
markgrafen de begeerde „tienden" mochten in-
casseeren, onder voorwaarde, dat zij den pas
toor van elke kerk vier „Hufen" land afstan
den, waaruit hij dan zoo veel halen kon als
vroeger de hem toekomende „tienden" oplever
den.
Wat dit alles met den ouderdom van Berlijn
te doen heeft?
Men hoore: Eén der getuigen, die de oor
konde onderteekenden, is „plebanus Symeon de
Colonia." Deze plebaan Symon treedt in 1244
in een andere oorkonde op als „praepoeitus de
Berlin." Hij was dus inmiddels van pastoor der
stadswijk Cölln tot proost van Berlijn gepromo
veerd. Oudere papieren, waarin van Berlijn
sprake is, bestaan er niet en daarom viert Ber
lijn 28 October 1937 zijn zeven-honderdsten
verjaardag.
Loc aalpatriotten trachten thans de situatie
uit te buiten en de stadswijk Cölln tot „ürber-
lin" te proclameeren.
Doch deze opvatting wordt bestreden, niet
alleen met een storm van protesten, doch ook
met stevige argumenten. Cölln verrijst name
lijk ter plaatse, waar vroeger de Spree het
land regelmatig onder water zette en in een
moeras herschiep. Zou daar iemand willen wo
nen, zoo lang er een beter plekje te vinden
was?
Het ontstaan van Cölln zoo redeneert
men, bewijst, dat de rest van het land al
bewoond was en Cölln is niet de nestor, doch
de baby onder de Berlijnsche stadsdeelen.
De zeven „woorden", die de Heiland sprak
toen Hij aan het kruishout hing, zijn
steeds het voorwerp geweest van vrome
overpeinzingen door christelijke schrijvers of
onderwerp voor kunstbeoefenaars. Zij zijn in
den meest verheven zin klassiek geworden en
leven in de volksverbeelding. Daarom zal het
fraai-verzorgde Duitsche boekje dat thans voor
ons ligt, zeker opgang maken. Het draagt tot
titel „Die sleben Worte Jesu am Kreuz" 1) en
bevat de zeven kruiswoorden, voorzien van een
korte overweging bij elk kruiswoord. Deze over
wegingen zijn van de hand van den Jezuïeten
pater Peter Lippert, thans overleden, door den
uitgever genoemd „den groszen Beter". De
tekst is in fraaie, strakke gothische letters met
de trekpen uitgeschreven door Alfred Riedel,
zoodat de bladspiegel een bekoring op zich-zelf
biedt, en bij ieder kruiswoord staat een langs
foto-technischen weg verkregen afbeelding van
een Christus kop: sculpturen van verheven
schoonheid, romaansch en gothisch, uit den
dom te Naumburg, den dom te Braunschweig,
uit S. Pedro in Vergara, uit het Schnütgen-
museum te Keulen, uit het Ursulinenklooster
te Erfurt en uit het Exerzitienhaus te Biesdorf.
Op den omslag staat nog afgebeeld een oude
houtsnede uit de 15e eeuw, Christus aan het
kruis, uit het Grafisch Museum te München.
Met dit mooi verzorgde boekje legt de uit-
geverij Herder eer in. Wanneer alle devote uit
gaven zoo goed verzorgd waren, kwamen wij
spoedig uit de banaliteiten en de bondieuserie.
1) „Die sieben Worte Jesu am Kreuz" Verlag
Herder, Freiburg im Breisgau.
Er is een zekere propaganda tegen het zout
gebruik gemaakt. Dit vindt zijn oorzaak
in het verbod dat bij een aantal ziekten
en ziekelijke toestanden gegeven wordt, maar
meer nog in een „terug tot de natuur" bewe
ging, die sterker dan ooit in populair genees
kundige boeken en artikelen verbreid wordt.
Het zoutgebruik zou onnatuurlijk zijn, omdat
geen enkel dier extra zout aan zijn voedsel
toevoegt, behalve die dieren, die, als de scha
pen en geiten in het gebergte, door denmensch
gedwongen zijn zich op onnatuurlijke wijze te
voeden.
Reeds een eeuw geleden was het zoutgebruik
aanleiding tot levendige discussie. Men wees op
de zoutbehoefte bij alle natuurvolken en meen
de dat hieruit wel een echte zoutbehoefte van
den mensch moest worden afgeleid en niet al
leen maar een verlangen naar prikkels voor
den smaak. In nieuweren tijd heeft men ontdekt,
dat er tusschen de verschillende minerale be-
standdeelen bepaalde wisselwerkingen bestaan.
Zoo dacht men, dat ter compensatie van het
hooge kaliumzoutgehalte der plantaardige voe
ding een hoeveelheid keukenzout (natrium chlo
ride) noodig was. Anderen, b. v. Prof. v. Noor
den zagen de beteekenis van het zout meer in
den invloed op de calcium-stofwisseling. In ver
band hiermede staat zijn opvatting, dat een
zoutarm dieet bij alle ontstekingstoestanden
gunstig werkt, omdat hierdoor de goede .in
vloed van het calcium op de ontstekingspro
cessen beter tot zijn recht kan komen.
Een andere veronderstelling oppert Glatzel. De
zoutbehoefte, die vooral bij plantaardige voe
ding zoo sterk is, zou haar oorsprong in den rijk
dom aan koolhydraten vinden. Voor de opname
der suikers in den darm is het zout onontbeer
lijk en daarby is niet zoozeer het natrium als
wel het chloor van het keukenzout werkzaam.
Ook voor de opstapeling van de suikers in de
lever en in de spieren is het chloor van betee
kenis. Deze opstapeling geschiedt onder invloed
van een hormoon, het insuline, dat door de
inwendige afscheiding van de alvleeschklier in
het bloed komt en daarmede naar de weefsels.
De insulinewerking is nu, zooals uit dierproe
ven blijkt, aan de aanwezigheid van chloor
gebonden. Zoo zou verklaarbaar zijn, waarom bij
sterk chloorverlies een verhooging van het
bloedsuikergehalte plaats vindt en bij suiker
ziekte vaak een tekort aan chloor in het bloed
bestaat.
De beteekenis van het zoutgebruik wordt dan
ook door Glatzel gezocht in de gunstige wer
king op de koolhydraatstofwisseling. Daar deze
wederom met de waterstofwisseling samenhangt
en bij vetzucht meestal ook water in de weefsels
wordt vastgehouden is het verklaarbaar, dat bij
sommige vormen van vetzucht zulk een gunsti
ge invloed van een zoutarm dieet wordt waar
genomen.
Eindelijk hadden ze iets gevonden. De kapitein echter ver
wees ze naar de directeuren der maatschappij, naar hij zelf
niet duf de te beslissen. Drein ging er alleen op af, maar de
directeur van de stoomvaartmaatschappij vroeg of hij gek was.
Het schip moest met een lading Japansche theepotten naar
Nederland.
Toen zocht Drein een Chinees op, die een groote reedery had
en ook de grootste schepen. Deze was wel bereid het zeemonster
te vervoeren, echter alleen wanneer er een verzekeringsmaat
schappij was te vinden om alles te betalen wanneer het ondier
den boel kort en klein sloeg.
De verzekeringmaatschappij stuurde iemand om naar het
beest te gaan kijken, maar die keerde terug en zei, dat hij
geen verstand van zeemonsters had. Op die manier kwamen
Drein en Piet geen stap verder.
Gaspedalen zijn gewillig! Maar
als uw autosnelheid verdubbelt
wordt uw remweg (afstand, noodig
om te stoppen) 2 X 2 4
maal zoo groot!
In Zuid-Georgia, aan den oever van de Ogee-
chee-rivier, wil Henry Ford, aldus de Herald
Tribune zijn droom: een ideale industrieele
gemeenschap, omgeven door boerderijen, die
haar van alles zullen voorzien, verwezenlijken.
Als onderdeel van zijn uitgebreid programma
voor deze kleine stad, die 18 mijl verwijderd
ligt van Savanna, Georgia's voornaamste zee
haven, heeft Ford aangekondigd een fabriek
te zullen oprichten voor de fabricatie van auto-
onderdeelen.
„Wij zuilen daar een industrie vestigen", zoo
zeiöe hij. Een bekwaam man is reeds met de
voorbereidende plannen bezig. Er zullen auto-
onderdeelen worden vervaardigd, doch welke is
nog niet beslist, dit hangt er van af wat het
geschiktste is.
De fabriek zal aan de bevolking van deze ge
meenschap, die vroeger den landbouw, veeteelt,
visscherij en houthakkerij als haar voornaam
ste bronnen van inkomsten beschouwde, werk
verschaffen en zal in nauwe verbinding staan
met de onlangs door Ford aldaar opgerichte
Ambachtsschool.
Ons doel is, evenals in onze andere fa
brieken, de juiste verhouding van menschen te
verkrijgen van alle leeftijden, aldus verklaarde
Ford, wiens eigen winterverblijf bij Richmond
Plantation enkele dagen geleden is klaarge
komen.
Wij willen geen werklieden uit andere streken
hierheen halen. Het volk hier zal voldoende
bedreven zijn. Iedereen zal deelnemen aan den
landbouw, hetzij hij een boerderij gemeenschap
pelijk of op zijn eigen naam bezit.
De school zal goed geschoolde arbeiders af
leveren, die door andere fabrieken zullen wor
den gezocht. Jongens en meisjes zullen op de
Ambachtsschool zoowel den landbouw als de
industrie als onderdeel van him schoolopleiding
leeren. Op het oogenblik vinden reeds honder
den menschen werk door de verschillende
werkzaamheden, die Ford hier laat verrichten.
Hij stelt zich dagelijks persoonlijk van het
werk op de hoogte. Reeds is een gemeenschaps
huis, dat twintig logeerkamers, 'n groote dans-,
conversatie- en eetzaal bevat, voor gebruik
van de schoolgaande kinderen en him ouders
gereed gekomen.
Wegen worden aangelegd, kanalen gegraven
en verschillende bouwwerken aanbesteed.
Het is een experiment, dat aandacht ver
dient.
Zullen de techniek en de natuur elkander
verdragen?
Opmerkelijk is in leder geval, dat Ford aan
dacht gaat besteden aan het probleem van den
leeftijd zijner arbeiders. Al te veel is de in
dustrie er op uit slechts jonge, krachtige wer
kers te gebruiken, die dan op een zekeren leef
tijd, waarop men in de rustige bedrijven nog
lang niet aan het eind van zijn Latijn is, als
afgewerkt ter zijde worden gesteld. In menig be-
Wanneer iemand reden had tevreden en
dankbaar te zijn, dan was het Camille
Verger. Hij was getrouwd met een uit
stekende vrouw, die hem lief had en door z'n
huwelijk was hij een eerlijk mensch geworden.
De eigenaar van een groote parfumerie-fabriek
had hem ondanks z'n lang niet vlekkeloos ver
leden en z'n driejarig verblijf in de gevangenis,
een eerlijke kans gegeven er weer boven op te
komen. Dat was nu een jaar geleden.
Hij was nu een jaar of vijf en dertig en chef
van een der afdeelingen der fabriek. Het beviel
hem goed, al kostte het hem dikwijls moeite
z'n ouden hartstocht, de oorzaak van z'n on
dergang, te overwinnen. Die hartstocht was 't
openen van brandkasten. Zoo sterk was de
hartstocht geweest, dat hij na z'n invrijheid
stelling, direct toen z'n middelen 't hem veroor
loofden, voor zich zelf een brandkast aanschaf
te. Het was een gewoon model, zooals er dui
zenden zijn. Meer dan eens had z'n vrouw, tot
haar groot verdriet, hem geknield 'en aan het
letterslot peuterend, voor dat ellendige ding ge
vonden, tot hij den geheimzinnigen klik in z'n
ooren opving. Dan had hij zich voldaan ge
voeld, omdat z'n overigens niet zeer benijdens
waardig talent nog altijd aanwezig bleek te zijn.
De treurige, verwijtende oogen van z'n vrouw
hadden hem dan weer beschaamd gemaakt en
het was alleen ter wille van haar, dat hij nu al
wekenlang z'n brandkast met geen vinger had
aangeraakt.
Dit alles liep Camille Verger in het bois de
la Cambre te Brussel, op een mooien voorjaars
dag, te overpeinzen, toen hij eensklaps tegen
iemand opliep.
Hardon," sprak hij, zonder op te zien.
„Een oogenblik, mijnheer," zei de vreemde
ling.
Nu keek Camille den man vragend aan. 't Was
een klein mannetje, dat naar de vijftig liep.
„Heeft u misschien een oogenblik voor mij?"
vroeg hij beleefd; „een oogenblik slechts? Laten
we dan even binnen gaan."
Een paar minuten later zaten beide mannen
aan een tafeltje in de uitspanning „Aux trois
Clefs".
„Luister eens," begon de vreemdeling, „ik
weet wie u bent. U is Camille Verger; ik ben
met uw verleden op de hoogte. Ik ken uw ca
paciteiten. Mijn naam is Rumont, ik ben in
diplomatieken dienst."
„Zoo," zei Verger, om ook iets te zeggen.
„Ja, en ik heb werk voor iemand van uw
ondervinding. Ronduit gesproken, mijnheer
Verger, ik moet een brandkast opengebroken
hebben."
Camille keek mijnheer Rumont met een ijs-
drijf geldt tegenwoordig een veertigjarige als
„oud".
We zijn benieuwd wat Ford in deze aange
legenheid beoogt. En of hij, wanneer hij idea
listische plannen heeft in dit opzicht, het zal
kunnen bolwerken tegen zijn concurrenten.
kouden blik aan en antwoordde: „Stel dan mijn
medewerking maar gerust uit uw hoofd."
„Kom, kom...."
„Nog niet lang geleden, heb ik m'n eerewoord
gegeven om voortaan eerlijk door het leven te
gaan. Ik heb een goede positie en ben ge
trouwd."
„Maar
„En ik moet u
Camille voort, i
die zich opwond, TT
van u vind, om
trachten mij van
m'n voornemen af te brengen."
Mijnheer Rumont lachte geweldig. „IJ begrijpt
me verkeerd. De brandkast' die ik op 't oog heb,
behoort aan een spion. Hij heeft zich meester
weten te maken van belangrijke regeerings-
papieren. De veiligheid van den Staat staat op
't spel. We moeten die papieren absoluut weer
in ons bezit krijgen. De man is voor eenige da
gen afwezig en nu moeten we iemand hebben,
die z'n safe kan openen, zonder een spoor na
te laten. Dat kunt u. U bewijst daarmee 't land
een dienst en krijgt 3000 francs als belooning.
Er steekt geen kwaad in. 'tls, integendeel, eer
vol. Neemt u 't aan?"
Dat verandert de zaak," stemde Camille grif
toe. „Dan is 't in orde. Aangenomen."
Toen h(j een uurtje later thuis kwam, voelde
hij zich geweldig opgewonden. Z'n oude harts
tocht was met kracht ontwaakt. De afspraak
Potjeö 0.80 en 0.90
Tuben 0.35 en 0.60
fl
Flacons 0.60, 1.— en LTS
Tuben 0.40
en 0.65
Halve doos 0.50
Heele doos 0.
matteerende dagcrèmeUitstekend
als onderlaag voor de fijne "4711"
poeder, waardoor U er verzorgd,
frisch en natuurlijk uitziet
"4711" Cold Cream als de
voedende crème voor de nacht, die
de huid versterkt. Des avonds vóór
de verzorging met Cold Cream,
wordt de huid met "Terci" ge
zichtswater goed gereinigd.
morgens om de resten van de
Cold Cream te verwijderen. "Terci"
wekt op, versterkt en vernieuwt
het buidweefsel.
met Rumont was, dat hij direct bij 't vallen
van den avond zou beginnen. Hij verzweeg ech
ter alles voor z'n vrouw. Hij begreep dat zij aan
die geschiedenis van Rumont niet gauw zou
gelooven. Maar hij zelf dan? Nu ja, daar be
hoefde hij zoo diep niet over te denken.
„Heb je nu geen heerlijk gevoel van rust over
je?" vroeg z'n vrouw hem na het eten. „Je hebt
er geen idee van, Camille, wat het voor mij
beteekent, dat je nu eerlijk goed je brood ver
dient. Je zult toch nooit meer in je oude kwaal
vervallen, is 't niet?"
„Luister eens, Angèle," zei Camille, „ik wil
daar niet meer van hooren. Je kunt op me
rekenen."
Verder ging dien avond alles naar wensch.
Toen 't donker was, ontmoette hij mijnheer
Rumont voor de uitspanning „Aux trois Clefs".
Eenige meters verder stond een groote auto.
De gordijntjes voor de raampjes waren neer
gelaten, een chauffeur zat aan 't stuur en ter
wijl ze door 't donker reden, wist Camille niet
in welke richting. Kort daarna haalde Rumont
een grooten zijden zakdoek te voorschijn en
Camillie liet zich blinddoeken. Dat was een der
voorwaarden geweest.
De auto stopte en Verger werd in een huis
gebracht. Toen de blinddoek van z'n oogen werd
Weggenomen, bevond hij zich in een kamer,
die er uitzag alsof de bewoners op vacantie wa
ren. Al de stoelen en meubels waren met witte
lakens bedekt. Het licht van Rumont's zaklan
taarn bleef in een ronden kring op de brand
kast rusten, die in een hoek van de kamer
stond.
„Dat is 'm," fluisterde Rumont. „Je moet het
slot alleen op je gehoor kunnen open krijgen,
want 't is te gevaarlijk het licht langer te laten
schijnen."
„Doe het ding gerust uit," fluisterde Camille
terug.
Na een klein half uur draaien en rusten, met
z'n oor tegen de brandkast gedrukt, sprong de
zware deur open.
„Prachtig," zei Rumont. „Verder zullen we u
niet lastig vallen. Hier zijn de resteerende 1500
francs. De andere helft hebt u al op voorschot
gehad. Onze chauffeur knapt de rest wel op.
Nu moet ik u nog eens blinddoeken, vóór u
naar den auto wordt teruggebracht."
Een oogenblik daarna zat Camille weer in
den wagen, de chauffeur ging weer aan 't stuur
zitten en reed snel weg. Met het geld in z'n por
tefeuille leunde Camille voldaan achterover in
de kussens. Een groot kwairtier later stopte de
auto weer bij de uitspanning „Aux trois Clefs",
waar hem de doek voor z'n oogen werd afge
nomen.
„Je bent laat vanavond, Camille," zei z'n
vrouw, die bij z'n thuiskomst zat te lezen.
„Ja, ik heb langer gewandeld dan anders,"
antwoordde hij kalm. Gelukkig vroeg z'n vrouw
niets meer en een kwartier later was alles in
't huis van Verger in diepe rust.
Den volgenden morgen echter was Camille
lang niet gerust. Nu de opwinding verdwenen
was, begon hij in te zien hoe dwaas hij eigenlijk
gehandeld had. Dat praatje over den diploma
tieken dienst leek hem nu vry apocrief. Tien
tegen één dat die Rumont en z'n chauffeur een
paar dieven waren. Hij zat er den heelen dag
over te piekeren. Hoe lang zou het nog duren,
eer hij gearresteerd werd?
Camille hield het niet langer uit en vertelde
dien avond nog alles aan z'n vrouw. Ze was
diep bedroefd en 't sneed Camille door de ziel.
Hij had alles willen doen om 't gebeurde op
dien avond van den vorigen dag ongedaan te
maken.
Plechtig en beslist besloot hij z'n vrouw nooit
meer een brandkast te zullen aanraken. En hij
hield woord.
Wekenlang leefde Camille in angst, dat de
politie aan z'n huwelijksgeluk een einde zou
komen maken, omdat z'n misdrijf ontdekt was.
Maar 't kwam niet uit. Want nooit heeft hij
geweten dat z'n vrouw met iemand een over
eenkomst had aangegaan, om hem in z'n eigen
huis te laten inbreken en hem daardoor van
z'n slechte neiging te genezen.
De belooning voor z'n inbraak had hij met
z'n eigen geld betaald.
De Katholieke Universiteit steunen
is een praktisch apostolaat en
een ware Kruistocht voor weten
schap en geloof.
uturn it it mi if mum ii minimum ii minim ii mi it ii urn ti minim in mn
iiitiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiimiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiim
40
zy had beslist een groote, geesteiyke genegen
heid voor detectives en zy vond het afschuwe-
iyk om er nu geen by te halen, nu er een
practisch kon worden gebruikt. Vroeger, toen
men Ogden geroofd had, was de eenige troost,
die haar gebleven was, het herhaalde onder
vraagd worden door detectitves. zy snakte er
naar, er thans een op te bellen.
zy werd alleen nog weerhouden door de ge
dachte aan de wyze, waarop Lord Wisbeach het
zou opvatten. Hy was zoo vriendelijk en voort
varend geweest, dat het hulp halen van buiten
al hem waarschynlyk wel zeer zou kwetsen.
Maar toch, de omstandigheden eischten den
dienst van een geoefend vakman. Lord Wisbeach
had gesproken, alsof hy er voor instond, dat hy
geheel alleen dat varkentje wel zou wasschen.
Maar, hoe bewonderenswaardig dat voornemen
van hem ook was, een beroeps-spion was hy
niet. Hy zou geholpen dienen te worden, trots
zichzelf.
Toen kreeg mevrouw Pett een goed idee. Hij
hoefde het immers ook niet eens te weten. Zy
kon een detective laten werken, zonder de ge
voelens van haar bondgenoot te kwetsen, zy kon
een detective engageeren, zonder dat Lord Wis
beach het behoefde te weten.
De telefoon stond vlak naast haar elleboog,
verborgen op uitdrukkelyke verlangen van
den stoffeerder, die al de kamers had ingericht,
in het binnenste van iets, dat oppervlakkig
beschouwd, een opgezette uil was. Op een ander
tafeltje in de nabyheid, lag mooi gebonden
in leer, om te kunnen doorgaan voor de com
plete werken van Shakespeare het telefoon
boek. Mevrouw Pett aarzelde niet meer. Zij wist
niet juist het adres meer van het detectiven-
bureau, waarvan zij gebruik had gemaakt, toen
Ogden indertijd ontvoerd was, maar zij herin
nerde zich den naam, en ook den naam van den
sympathieken directeur der onderneming, die
indertyd zoo gewillig naar het verhaal harer
zorgen had geluisterd.
zy nam den haak van het toestel en schakelde
het nummer in.
„Ik zou graag meneer Sturgis willen spreken,"
zei ze.
.Mijnheer Sturgis is hier."
„Oh, meneer Sturgis," zei mevrouw Pett, „ik
zou u willen vragen, of u even hier zou kunnen
komen aanloopen ja, nu U spreekt met
mevrouw Peter Pett. herinnert zich mis
schien, dat wij een paar jaren geleden reeds el
kaar ontmoet hebben, toen ik nog mevrouw Ford
was. Jaaa, ja.... de moeder van Ogden Ford.
Ik zou u willen vragen.... komt u dadeiyk?
O, dank u vriendeiyk. Goeden dag."
Zij hing den haak weer op.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK
Beneden, in de eetkamer zat Jimmy een siga
ret te rooken en overdacht de eigenaardig
heden van de situatie, toen Annie binnenkwam.
„O, ben je hier," zei Annie. „Ik dacht, dat je
naar boven gegaan was."
„Nee, ik heb een prettig onderhoud gehad met
mijn ouden kameraad Lord Wisbeach."
„Lieve hemel! Waarover?"
„Och, zoo van alles, koetjes en kalfjes."
„Toch niet over vroeger?"
„Nee, over vroeger hebben we niet gespro
ken."
„Gelooft hij nog altijd, dat je Jimmy Crocker
bent? Ik ben toch zoo zenuwachtig," zei Annie,
„ik kan bijna niet behoorlijk praten."
„Je moet niet zenuwachtig zijn," zei Jimmy
aanmoedigend, „ik vind, dat de zaken uit
stekend loopen."
„Dat maakt me juist zoo zenuwachtig. Het
loopt allemaal tè goed, om lang te kunnen
duren. We ondernemen wat, weet dat wel. Het
zou zónder Skinner en Lord Wisbeach al erg
genoeg zijn. Ieder oogenblik kun je de een of
andere noodlottige vergissing begaan. Gelukkig
is het wantrouwen van tante Nesta voorloopig
gesust, nu Skinner en Lord Wisbeach je als echt
herkend hebben. Maar je hebt hen ook nog maar
een paar minuten gezien. Wanneer je wat langer
hier bent, beginnen ze misschien verdenking
tegen je te krygen. Ik begrijp maar niet, hoe je
met Lord Wisbeach hebt kunnen opschieten.
Ik dacht toch vast, dat hy iets zeggen zou over
den tyd, toen jullie in Londen waren. Wy moe
ten de fortuin ook niet op de proef stellen. Ik
zou nu wel willen, dat je direct naar Tante
Nesta toeging en haar vroeg om Jerry te laten
terugkomen."
„Weiger je nog altyd, mij Jerry's plaats
te laten innemen?"
„Natuurlyk. Tante Nesta is nu boven."
„Best. Maar veronderstel nu eens, dat zy wei
gert Jerry terug te nemen?"
„Ik denk, dat ze alles doet, wat jij haar zult
vragen. Je hebt wel gezien, hoe vriendelijk ze
voor je was, aan tafel. Ik zou niet weten, wat
haar houding tegenover jou zou hebben moeten
veranderen."
„Goed, goed. Ik zal dadelijk naar haar toe
gaan."
„En als je met haar gesproken hebt, ga dan
naar de bibliotheek en wacht daar op me. Het
is de tweede kamer van die, waar zij zit. Ik
heb Lord Wisbeach beloofd, hem naar zyn hotel
te ryden met den auto. Ik ontmoette hem zoo
juist buiten en hy vertelde me, dat tante Nesta
hem heeft uitgenoodigd, hier te blyven logeeren.
Daarom wil hy even naar zyn hotel gaan om
een en ander in orde brengen. Ik blijf geen
twintig minuten weg. Ik kom regelrecht hier
naar toe."
Zonder juist te weten waarom, vond Jimmy
die mededeeling niet pretitg.
„Blijft Lord Wisbeach hier logeeren?"
„Ja, waarom?"
„O, niets. Ik ga nu naar mevrouw Pett."
Er was geen spoor meer te bekennen van de
onrust, die eenigen tyd tevoren in het vertrek
geheerscht had, toen Jimmy er binnentrad. De
haak hing op 't telefoontoestel, mevrouw Pett
zat weer in haar stoel, Aïda in het mandje.
Mevrouw Pett, die nu heelemaal op haar ge
mak was, nu zy zich de hulp van een beroeps
detective had verzekerd, als een boek, een van
haar zelf en was er heelemaal in verdiept.
Aïda sluimerde.
Toen Jimmy binnentrad, schrok mevrouw Pett
echter op. Na wat Lord Wisbeach haar allemaal
had verteld, zag zij iets sinisters in de manier,
waarop Jimmy binnen kwam. Zy kreeg er kip
penvel van. In „De Worger" een dollar vyf-
en-dertig gebonden, alle rechten voor vertaling
voorbehouden ook voor Scandinavië had zij
precies zoo'n zelfde type uitgeteekend. Zij
herinnerde zich, dien man te hebben geschil
derd als iemand, die zich naar buiten heel aan
genaam weet voor te doen en daardoor anderen
des te hechter in zijn netten weet te vangen.
En wijl Jimmy er heel prettig uitzag, werd hij
een in haar oogen des te grooter monster. Zij
kon beslist in geen slechter stemming verkeeren
om juist van hem een verzoek te hooren. Wan
neer hij haar gevraagd had, hoe laat het pre
cies was, zou zij daar, wie weet welke ge
heimzinnige motieven achter gezocht hebben.
Jimmy had daar natuurlyk geen flauw ver
moeden van. Hy zag wel, dat zy hem min of
meer koel aankeek, maar hij dacht er geen
oogenblik aan, dat dit een teeken van wan
trouwen ten opzichte van hemzelf uitdrukte. Hy
glimlachte daarom allerbeminnelykst. Maar hy
kon werkelyk niets ergers gedaan hebben, om
meer te Ih'ken op den hoofdpersoon uit „De
Worger". Ook deze beschikte over een beminne-
lyken glimlach als zijn zekerste wapen. Die
glimlach had velen er toe gebracht, hem hun
juweelen en wat niet al toe te vertrouwen.
„Tante Nesta," zei Jimmy, „zou ik u om een
bijzondere gunst mogen verzoeken?"
Mevrouw Pett rilde van de zoetsappigheid,
waarmee hij haar naam uitsprak. Dat was be
slist „De Worger" zelf. Alleen 'n dergelijke
schelm zou haar op zoo'n manier „tante Nesta'
kunnen noemen.
„Ja," zei ze tenslotte, alhoewel het spreken
haar moeilyk viel.
„Ik heb vanmorgen toevallig een ouden vriend
van me ontmoet. Hij was er erg slecht aan toe.
Het bleek me, dat u, ongetwyfeld om zeer
gegronde redenen, hem had ontslagen. Ik be
doel Jerry Mitchell."
Mevrouw was nu bepaald geen mensch meer.
De samenzwering scheen haar netten reeds
strakker om haar heen gespannen te hebben,
dan zy dacht. Het was dus op de eerste plaats
de man, die voor haar zat, dan1 de butler en
tenslotte de vroegere gymnastiek-leeraar van
haar man. Waar was het einde van dat alles-
Zij had het nooit goed begrepen op Jerry
Mitchell, maar zij had toch nooit gedacht, dat
hy lid van een dergelyke samenzweerdersbende
zou zyn. Doch als deze man, die zich Jimmy
Crocker noemde, een oude vriend van hem was,
hoe kon het dan ook anders?
(Wordt vervolgd)